milieu- en natuurraad van vlaanderen
Briefadvies van 3 juni 2004 over het Voorontwerp van besluit tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen
2004 | 21
d/2004/7080/a21 Overname wordt verwelkomd, mits bronvermelding © 2004 Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen Kliniekstraat 25, 4de verdieping b-1070 Brussel tel. 02-558 01 30 fax 02-558 01 31 e-mail:
[email protected] internet: www.minaraad.be
Briefadvies besluit epb
|3
De heer Gilbert Bossuyt Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare werken en Energie Koning Albert ii-laan 20, bus 1 1000 Brussel
Datum: Uw ref. Ref. Betreft:
3 juni 2004 e1/50336 03.04/l2/04/509 Briefadvies van 3 juni 2004 over het voorontwerp van besluit tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen.
Mijnheer de minister, Uw adviesvraag betreffende het voorontwerp van besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen, hebben we in goede orde ontvangen op 5 april 2004. Het advies werd gevraagd binnen een termijn van 30 kalenderdagen. Het ontwerp van besluit kadert binnen het recent goedgekeurde decreet houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van energieprestaties en het binnenklimaat voor gebouwen en tot een energieprestatiecertificaat (epb-decreet). Vooreerst vindt de MiNa-Raad het positief dat de sinds enige tijd lopende wetgevende initiatieven inzake energieprestaties van gebouwen worden afgerond. Het decreet en het voorliggende besluit vormen immers een belangrijke stap voorwaarts in de realisatie van de klimaats- en nec-doelstellingen. Een betere isolatie voor nieuwbouw en energiezuinige en CO2-vriendelijke verwarming van gezinswoningen resulteert in een CO2-reductie van 1.783 kton in 2010. De Raad vindt dat het huidige voorstel slechts een eerste stap is. Met de invoering van een E-peil van 100 in 2006 zal Vlaanderen nog steeds iets minder energie-efficiënt zijn dan Nederland in 2000. Een gelijksoortig E-peil was immers in Nederland al in 2000 verplicht. De Raad pleit voor meer afgestemde en duidelijke procedures. Met het oog op administratieve vereenvoudiging en handhaving zou er, mede door opname van wijzigings- en overgangsbepalingen in het voorliggend besluit, meer afstemming of integratie moeten
4|
MiNa-Raad, zitting 3 juni 2004
zijn met de bestaande regelgeving 1, procedures en databanken. Zo is er een duidelijke link tussen het epb-voorstel dat ingediend moet worden en het reeds bestaande isolatieformulier. Een ander voorbeeld is het feit dat zowel de standaardvoorwaarden van een stedenbouwkundige vergunning als het epb-decreet de melding voorzien van de aanvang van de werken. Ook hier is dus afstemming vereist. Een laatste voorbeeld is de mogelijke overlapping tussen de epb-aangifte en het “as-built attest” dat voorzien wordt op het vlak van ruimtelijke ordening. De MiNa-Raad heeft ook ernstige vragen bij de voorgestelde administratieve afhandeling van de documenten. De MiNa-Raad vraagt om te onderzoeken of een databank (toegankelijk via webapplicatie) op gewestelijk niveau niet te verkiezen is boven de voorgestelde regeling. De informatiedoorstroming vanuit de gemeenten, bouwheren, architecten en verslaggevers kan dan éénduidiger en via elektronische weg geschieden. De gemeenten kunnen de databank raadplegen voor de afhandeling van de aan hen toegewezen administratieve taken. De MiNa-Raad gaat akkoord met vrijstelling voor kerken, beschermde monumenten en werken waarvoor de medewerking van een architect niet vereist is. De Raad meent wel dat deze gebouwen ook in aanmerking moeten komen voor financiële stimuli voor energiebesparende maatregelen. De Raad vraagt meer duidelijkheid inzake de vrijstellings- of afwijkingsmogelijkheden voor bv. kleine of grote industriële gebouwen met warmtevrijstellende processen (bakkerijen, ….) waar isolatie functioneel zelfs ongewenst is. Volgens het voorliggend besluit heeft het epb-voorstel een louter sensibiliserende bedoeling en bevat het voorstel geen berekeningen maar enkel een opsomming van de maatregelen die genomen zullen worden om tegemoet te komen aan de epb-eisen. De Raad vraagt zich af of dergelijke berekeningen niet opportuun zijn opdat de bouwheer er zich dan kan van vergewissen dat het geplande gebouw in overeenstemming is met de epbeisen. De Raad pleit ook voor meer transparantie en een gebruiksvriendelijke berekeningsmethode. Zo is het onduidelijk waarop de waarden van de constanten voor de bepaling van de referentiewaarde voor woongebouwen, kantoor- en schoolgebouwen gebaseerd zijn. Het voorstel van decreet van 24 oktober 2002 ging uit van andere waarden voor de constanten. Een verklaring waarom deze gewijzigd zijn is niet opgenomen. De berekening van de norm voor woongebouwen kan volgens Europese norm op jaarbasis of maandbasis gebeuren. In tegenstelling tot Nederland gaat het Vlaamse voorstel uit van een verplichte berekening op maandbasis. Voor gewone woongebouwen leidt dit tot onnodige complexe berekeningen. 1) Bijvoorbeeld het opheffen van
van 18 september 1991 houdende
inzake thermische isolatie van
besluit van de Vlaamse regering
het opleggen van minimumeisen
woongebouwen (K65).
Briefadvies besluit epb
|5
De Raad hecht veel belang aan de ontwikkeling van een softwareprogramma voor de berekening van de epb-waarden en de terugverdientermijnen van de investeringen 2. Dit programma moet vrij verkrijgbaar en gebruiksvriendelijk zijn met het oog op: - Het sensibiliseren van de bouwheren (voor particuliere woningen). - Het zelf kunnen uitvoeren van simulaties (inclusief de berekening van terugverdientermijnen) door de bouwheer met het oog op het behalen van de epb-norm. - Het indienen van een geloofwaardig epb-voorstel. - De vorming van een voldoend aantal verslaggevers. - Een beheersing van de kosten omwille van een beperkte tijdsbesteding (en gelijkaardige kosten) voor het invullen van de epb-aangifte door de verslaggever. - Handhaafbaarheid van de regeling. De MiNa-Raad heeft ook vragen bij de voorgestelde berekeningsmethode die uitgaat van een vast ventilatiedebiet. Dit vast debiet is in conflict met het ventilatieconcept van de lage energie woning en de recente norm en 13790 en/of nbn en 832. Een lage energiewoning werkt met lage voorverwarmde debieten in de winter en hoge afkoelende debieten in de zomer. De Raad vraagt een bijzondere aandacht voor communicatie, vorming en stimulerende maatregelen. De epb-eisen worden begin 2006 van kracht. De ervaring leert dat dergelijke ingrijpende maatregelen (bv. keuring gasolietanks) slechts kunnen slagen indien dit gepaard gaat met een doordacht flankerend beleid op het vlak van communicatie en vorming. Communicatie is onontbeerlijk om de bouwheer te informeren over de nieuwe regelgeving, te overtuigen dat de meerkost in de aanvangsfase snel terugverdiend wordt en te zorgen voor een maatschappelijk draagvlak. Vanuit verschillende hoeken wordt aangedrongen op het invoeren van een overgangsperiode met lagere epb-eisen. De Raad is echter een voorstander om de voorgestelde epb-eisen onverkort door te voeren. Het inlassen van een overgangsperiode is volgens de MiNa-Raad een slecht en verwarrend signaal. De indruk wordt immers geschapen dat de voorgestelde epb-eisen technisch moeilijk haalbaar zijn, terwijl net het tegenovergestelde het geval is (bv. Nederland). Het invoeren van een overgangsperiode zal er ook toe leiden dat bouwheren omwille van de lagere epb-eisen woningen zullen bouwen met een lagere woonkwaliteit en een hoger energieverbruik. Om te vermijden dat in de aanvangsperiode de bouwheren tijdelijk geconfronteerd worden met hogere prijzen omwille van de grotere vraag naar nieuwe producten en het 2) In Nederland is via de website
(inclusief een module ivm de kos-
troleprogramma (nagaan of de
van novem (http://www.novem.nl/
ten), handboek handhaving voor
epc-berekening voor woning- of
default.asp?documentId=13500)
de gemeenten, normwijzigingen
utiliteitsbouw geen grote fouten
o.a. volgende informatie beschik-
en het effect op de epc (opname
bevat), voorbeeldberekening
baar: het berekeningsprogramma
lineaire koudebruggen), een con-
woningbouw en utiliteitsbouw.
6|
MiNa-Raad, zitting 3 juni 2004
beperkt aantal opgeleide deskundigen zijn er volgens de MiNa-Raad bijzondere inspanningen nodig op het vlak van communicatie, opleiding en financiële stimuli. Gezien de eisen reeds begin 2006 van kracht worden, is het van groot belang dat op korte termijn architecten (in opleiding), aannemers en installateurs opgeleid worden op het vlak van nieuwe berekeningsmethoden, technieken en materialen. Om de mogelijk hogere prijzen enigszins te verzachten zou men tijdens de aanvangsperiode financiële stimuli kunnen verlenen, zelfs voor bepaalde investeringen die nodig zijn om tegemoet te komen aan de epb-eisen. Deze stimuli zouden in de eerste plaats gericht moeten zijn op isolatie- en ventilatietechnieken die in Vlaanderen nog weinig toegepast worden. In een tweede fase zouden de subsidievoorwaarden verstrengd kunnen worden. In dit kader merkt de MINaRaad op dat er momenteel verschillende subsidiekanalen bestaan (federale overheid, netbeheerders, provincie, ..). Met het oog op de nieuwe eisen in 2006 is een afstemming van deze kanalen meer dan ooit nodig. De MiNa-Raad dringt er op aan dat er met alle betrokken partijen nauwer overleg gepleegd wordt. Dit moet de uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en het maatschappelijk draagvlak vergroten. Ten slotte vraagt de MiNa-Raad dat snel werk gemaakt wordt van het uitvoeringsbesluit m.b.t. het energiecertificaat voor de verkoop of verhuur van gebouwen zodat de implementatie van de Europese richtlijn terzake geen vertraging oploopt. Het abvv, het acv, de aclvb, de Boerenbond, de unizo en het voka-Vlaams Economisch Verbond onthouden zich bij het voorliggende briefadvies. Zij hebben dezelfde materie immers ook in de serv behandeld. Met de meeste hoogachting,
Prof. dr. R. F. Verheyen Voorzitter MiNa-Raad