Brandveiligheid, taak of markt? notities over marktwerking en verzelfstandiging, bijvoorbeeld in Amsterdam
1 oktober 2002 Mr. ing. Ben Miedema
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
1
Voorwoord Deze afstudeerscriptie is geschreven in het kader van de studie Master of Crisis and Disaster Management (MCDM). De studie wordt gegeven door een samenwerkingsverband van het Nederlands Instituut voor Brand en Rampenbestrijding (NIBRA) en de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB). Scripties als deze worden geschreven door mensen zonder tijd. De tijd is gevonden door andere dingen, soms taken en verantwoordelijkheden achterwege te laten. De auteur kan alleen maar hopen dat hiervoor niet geldt, kleine fout groot gevolg. De theorie, zoals onderwezen in onderdelen van deze leergang, over oorzaken van rampen is wat dat betreft niet geruststellend. Wel lijkt ook dit weer een voorbeeld van de veiligheidsparadox. De studie naar rampen vergt zoveel tijd van de rampenbestrijders dat de voorbereiding op de rampenbestrijding in het nauw komt. De auteur hecht er aan hier op te merken dat deze scriptie nooit tot stand gekomen zou zijn zonder de bijstand van het thuisfront. Immers ook de weigering de scriptie te lezen of te becommentariëren is in het licht van de veiligheidsparadox een vorm van steun. Durgerdam, 22 september 2002.
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
2
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1. Inleiding 1.1 Probleemstelling 1.2 Achtergrond 1.2.1 Algemeen 1.2.2 Verzelfstandiging en marktwerking 1.3 De brandweer en de markt 1.4 Leeswijzer
4 5 5 5 6 6
Hoofdstuk 2. Marktwerking en verzelfstandiging 2.1 Algemeen 2.2 Het organiseren van concurrentie 2.3 Het verlies aan invloed 2.4 De hybride organisatie 2.5 Marktwerking en Europa 2.6 Samenvatting
8 8 9 10 11 11 11
Hoofdstuk 3. Wet Markt en Overheid 3.1 Historie 3.2 Het wetsvoorstel 3.2.1 De toetredingsregels 3.2.2 De gedragsregels 3.3 De wet en privatisering 3.4 Samenvatting
13 13 14 14 14 15 15
Hoofdstuk 4. De brandveiligheidsmarkt 4.1 Inleiding 4.2 De klant 4.3 De veiligheidsketen 4.4 De taak van de brandweer 4.4.1 Algemeen 4.4.2 De Brandweerwet van 1985. 4.4.3 De brandbeveilingsverordening 4.4.4 De woningwet 4.4.5 Samenvatting 4.5 Brandweer producten 4.5.1 Algemeen 4.5.2 Proactie 4.5.3 Preventie 4.5.4 Preparatie 4.5.5 Repressie 4.5.6 Nazorg 4.6 Samenvatting
16 16 16 17 18 18 19 20 20 21 21 21 22 23 24 24 25 26
Hoofdstuk 5. Samenvattende analyse en conclusies
27
Nawoord
29
Literatuurlijst
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
3
Hoofdstuk 1. Inleiding 1.1 Probleemstelling De organisatie van de verantwoordelijkheid voor de brandveiligheid zal in de komende jaren niet ontkomen aan de roep om “meer markt”. Met “markt” wordt bedoeld; een situatie van meerdere aanbieders die in onderlinge concurrentie strijden om de gunsten van meerdere afnemers van het product brandveiligheid. Met “meer markt” wordt bedoeld het proces dat leidt tot een situatie met zoveel als mogelijk met de ideale marktsituatie vergelijkbare kenmerken. Dit uitgangspunt staat centraal in deze scriptie en zal in het vervolg worden onderbouwd. De brandweer vervult momenteel (nog) een prominente rol in de organisatie van de verantwoordelijkheid voor de brandveiligheid. Deze rol is komt voort uit onder meer de in de Brandweerwet 1985 vastgelegde wettelijke taak. De vraag die nu gesteld kan worden is hoe die wettelijke taakopdracht zich verhoudt tot de roep om meer markt. Anders geformuleerd wat zijn de kansen en bedreigingen van de roep om meer markt voor de brandweer. Als de roep om meer markt handen en voeten krijgt wordt het wetsvoorstel Markt en Overheid relevant. De wet Markt en Overheid wordt, naar verwachting in 2003 van kracht, en stelt regels aan overheidsorganisaties die de markt opgaan. Kortom: Het toepassen van marktprincipes op de brandveiligheidssector zal leiden tot aantasting van de positie van een prominente aanbieder op deze markt, de brandweer. Voor wat betreft de aanpassingen zal de brandweer rekening moeten houden met door de wet Markt en Overheid gestelde regels. Concreet zal een antwoord moeten worden geformuleerd op de volgende deelvragen: Kunnen we de markt wel inschakelen (wat is het product van de brandweer en hoe ziet de brandveiligheidmarkt eruit)? Willen we de markt wel inschakelen (politiek besluitvormingsproces, veiligheid als kerntaak)? Wanneer moeten we de markt inschakelen en hoe ziet een dergelijke organisatie er dan uit (consequenties van de nieuwe wet Markt en Overheid)? De beantwoording van deze vragen zal plaatsvinden binnen de context van de Amsterdamse brandveiligheidsmarkt. Gekozen is voor de situatie in Amsterdam omdat de verhouding tussen gemeente en brandweer op dit moment nadrukkelijk aan de orde is rondom de organisatie van de gebruiksvergunningverlening. De probleemstelling wordt dan: Onder welke organisatorische voorwaarden en over welke door haar te leveren producten kan brandweer Amsterdam contracten afsluiten met bijvoorbeeld de stadsdelen.
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
4
1.2 Achtergrond 1.2.1 Algemeen De vraag naar een meer markt georiënteerde organisatie speelt niet alleen voor de brandweer. In Amsterdam is bijvoorbeeld de discussie gaande over het gemeentelijk vervoersbedrijf (GVB). Op 15 mei 2001 is in een referendum aan de Amsterdammer gevraagd zich uit te spreken over de verzelfstandiging van het GVB. Actiegroep “GVB geen NV” is tegen. Ook buiten het openbaar vervoer woedt de discussie. Tal van nutsbedrijven, kabel, gas, water, elektra heeft zich in meer of mindere mate weten los te maken van hun gemeentelijke roots. De burger merkt dit meestal aan de hand van de nieuwe naam en het nieuwe logo (GEB, Energie Noord West, NUON). Marktoriëntatie is niet alleen een thema in Amsterdam. Ook bijvoorbeeld de Nederlandse Spoorwegen zitten in een proces van privatisering en PTT-telecom is inmiddels geprivatiseerd. Het proces is al langer aan de gang en beperkt zich niet alleen tot Nederland (Bordewijk & Klaassen, 2001). De overheid moet niet roeien maar sturen (Osborne & Gaebler, 1993) is de gedachte achter dit proces. Over de resultaten van dit proces voor de burger verschillen de meningen. Op bijvoorbeeld de privatisering van de NS is veel kritiek. 1.2.2 Verzelfstandiging en marktwerking Hoewel de term privatisering in dit verband vaak gebezigd wordt, is de term niet de juiste om dit proces te beschrijven. Twee processen spelen een rol, namelijk: verzelfstandiging en introductie marktwerking. Onder verzelfstandiging kan worden begrepen het vergroten van de afstand tot de overheid, waarmee tevens de eenvoud van de mogelijkheid van ingrijpen door die overheid wordt verkleind. Onderscheiden worden (ten Heuvelhof, 2002) zelfbeheer, agentschap, zelfstandig bestuursorgaan, uitbesteding en taak afstoting. Uitbesteding en taakafstoting zijn vormen van privatisering. Sluitstuk van het proces van verzelfstandiging is veelal het verkopen van de staatsaandelen op de vrije markt (zie bijvoorbeeld de discussies over de NS, PTT en Schiphol), maar vaak komt het niet zover. Marktwerking betekent het organiseren van concurrentie. De vraag is hier welk coördinatiemechanisme gebruikt gaat worden om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. Daarbij staat het budgetprincipe voor taakorganisaties (overheidsorganisaties, non-profit organisaties) tegenover het concurrentieprincipe voor marktorganisaties (bedrijfsleven). De kenmerken van de markt bepalen of een dienst of product in concurrentie moet/kan worden geproduceerd. Voor sommige typen producten werkt het marktprincipe niet goed (Marketfailures, Groot & Helden, 1999) Momenteel overheerst het geloof (sinds de val van de Berlijnse muur bijna universeel) dat het marktprincipe superieur is aan het budgetprincipe. Uitvoering van taken via het marktprincipe zou een grotere efficiëntie geven. Uitvloeisel hiervan is het streven taken zo te organiseren dat zij zoveel mogelijk in concurrentie kunnen worden uitgevoerd. Daar waar de markt (nog) niet (volledig) is door gedrongen dient tenminste gewerkt te worden met marktconforme coördinatie. Voor zover overheden er al niet goed aan doen taken geheel aan de het bedrijfsleven over te laten dienen ze zelf op een meer
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
5
bedrijfsmatige manier te werk te gaan. Onder de term New Public Management is de afgelopen 15 jaar de toepassing van in het bedrijfsleven gebruikelijke middelen en stijlen in de overheidssector sterk toegenomen. Deze trend is internationaal. Praktisch betekent het veelal dat het gaat om zaken als een productbegroting en min of meer zelfstandige diensten die via contracten afspraken maken over tegen een bepaalde prijs te leveren producten. De politieke besluitvorming gaat over de vraag, de gemeentelijke diensten verzorgen het aanbod. In de begroting staat niet langer de besteding van de middelen voorop maar de hoeveelheid product. Geen input maar output. Ook binnen de brandweerwereld wordt het belang van de trend inmiddels onderkend. Zo is er onlangs onder verantwoordelijkheid van het College van Commandanten van Regionale Brandweren (CCRB) een publicatie verschenen met als titel “Model product begroting voor de brandweer “ (CCRB, 2001). 1.3 De brandweer en de markt Als de brandweer zich meer op de markt moet begeven, welke markt is dat dan? Bestaat er een markt voor brandveiligheid? En zo niet, is een dergelijke markt dan te organiseren? Wie zijn de aanbieders en afnemers op deze markt en hoe passen de activiteiten van de traditionele brandweer hierin? Uitgaande van de veiligheidsketen (o.a. te Boekhorst, 2002; CCRB, 2001) levert de brandweer verschillende producten, paraatheid (of branden blussen?), vergunningen, adviezen, etc. aan de gemeente maar ook aan burgers. Die producten hangen samen. Betere preventie betekent immers minder blussen en misschien ook beter blussen. Bepaalde producten van de veiligheidsketen, bijvoorbeeld brandveiligheidsadviezen worden ook door anderen dan de brandweer geproduceerd. Blijkbaar is er geen sprake van één brandveiligheidsmarkt, maar zijn er verschillende deelmarkten met per deelmarkt verschillen in afnemers, producten en producenten. De formele brandweertaak wordt beschreven in de brandweerwet. De brandweer is immers in het leven geroepen om uitvoering te geven aan de in de wet genoemde taken. Hoe verhoudt zich de wettelijke opdracht met het hierboven geschetste proces van marktwerking en verzelfstandiging? De wet Markt en Overheid zal naar verwachting volgend jaar in werking treden. De wet ziet toe op eerlijke concurrentie tussen particuliere ondernemers en overheden die zich op de markt begeven. Op sommige markten mogen overheden zich niet begeven (toetredingsregels) en als ze zich wel op de markt mogen begeven dan dienen ze bepaalde gedragsregels in acht te nemen. Wat is de betekenis van deze wet voor het uitvoeren van de brandweertaak? 1.4 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt het proces van marktwerking en verzelfstandiging verder toegelicht en wordt ingegaan op een aantal consequenties van dit proces. In
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
6
hoofdstuk 3 worden de consequenties van het wetsvoorstel Markt en Overheid voor dit proces beschreven. In hoofdstuk 4 wordt de brandveiligheidsmarkt beschreven. Welke producten en deelmarkten zijn te onderscheiden en hoe verhouden deze zich tot dit proces? In deze drie hoofdstukken zullen steeds delen van de vraag kan het, willen we het en wat betekent het voor de brandweerorganisatie worden beantwoord. In hoofdstuk 5 wordt een poging gedaan een antwoord te geven op de geformuleerde probleemstelling.
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
7
Hoofdstuk 2. Marktwerking en verzelfstandiging 2.1 Algemeen Meer marktwerking betekent het organiseren van concurrentie. Het wegnemen van barrières in de markt zodat de onzichtbare hand (Adam Smith) zijn werk kan doen. Het marktmechanisme is gebaseerd op ruil. Prijzen openbaren de voorkeuren van partijen en geven informatie over schaarste, kosten en concurrentieverhoudingen (Groot e.a., 1999). Onder verzelfstandiging kan worden begrepen het vergroten van de afstand tot de overheid, waarmee tevens de eenvoud van de mogelijkheid van ingrijpen door die overheid wordt beperkt. In de reeks zelfbeheer, agentschap, zelfstandig bestuursorgaan, uitbesteding, taakafstoting neemt de invloed steeds meer af (ten Heuvelhof, 2002). De verhouding tussen beide begrippen en de productieve efficiëntie wordt weergegeven in figuur 2.1. De marktwerking zorgt voor een “survival of the fittest”, immers de bedreiging van de positie door de concurrent zet aan tot beter functioneren. De verzelfstandiging is voor de organisatie noodzakelijk om zich adequaat aan de markt aan te kunnen passen, zich flexibel te kunnen opstellen. volledige concurrentie productieve efficiëntie
marktwerking
geen concurrentie overheid
privaat verzelfstandiging
Figuur 2.1 Verhouding marktwerking, verzelfstandiging en productieve efficiëntie
De voordelen van een toename van de productieve efficiëntie zijn evident. Zelfs in tijden van hoogconjunctuur dient de overheid de belastingmiddelen effectief en efficiënt te besteden. Taken kunnen door het organiseren van concurrentie in combinatie met een zekere mate van verzelfstandiging efficiënter worden uitgevoerd. De vragen waar de overheid zich voor gesteld ziet zijn dan: - kan de concurrentie worden georganiseerd, en - is het verlies aan invloed acceptabel? Overigens moet er op gewezen worden dat het organiseren van een activiteit in concurrentie ook een aantal extra kosten met zich meebrengt. De kosten van marketing zullen moeten worden betaald, het concentreren op rendabele activiteiten betekent dat er een voorziening moet komen voor de onrendabele activiteiten, etc.
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
8
In dat verband moet er op gewezen worden dat van Damme (1998) concludeert dat de pogingen om de welvaartsverliezen te kwantificeren tot nog toe wat hem betreft niet overtuigend zijn. Oudshoorn en Hoogendijk (Oudshoorn e.a., 2000) geven nog een extra argument voor het toepassen van marktwerking en verzelfstandiging. Zij stellen dat de verandering van een statische verzuilde maatschappij naar een dynamische geïndividualiseerde samenleving noopt tot een institutionele vernieuwing. Deze noodzakelijke vernieuwing impliceert een heroverweging van de bestaande verhouding tussen overheid en markt. Blijven deze uit dan zullen de systeemkosten sterk toenemen. Het niet toepassen van marktwerking en verzelfstandiging betekent dus niet alleen het laten liggen van efficiëntievoordelen maar door huidige maatschappelijke trends zullen de kosten bij een gelijkblijvende organisatie ook nog eens sterk toenemen. 2.2 Het organiseren van concurrentie Groot (1999) geeft een aantal redenen waarom in bepaalde typen markten concurrentie niet leidt tot een optimum. Bij het behandelen van de brandveiligheidsmarkt (zie hoofdstuk 4) zal op deze problematiek worden ingegaan. ten Heuvelhof (2002) noemt drie mogelijkheden om de concurrentie te organiseren. Hij onderscheidt: - concurrentie om de markt (bv. verlenen van exploitatierecht voor bepaalde periode (Hogesnelheidslijn), veilen frequenties mobiele telefonie) - concurrentie op de markt (bv. groenten op de Albert Cuyp) - benchmarking met incentives De vroegere NS is gesplitst in een aantal bedrijven. Het bedrijf NS-Reizigers vervoert publiek tussen bepaalde stations. Het recht om de reizigers te mogen vervoeren wordt periodiek in concurrentie met andere vervoersorganisaties verkregen. Voor een concessie van de HSL-Zuid (Brussel/Amsterdam) bleek een consortium van KLM en NS-reizigers het hoogste bod te willen uitbrengen (3.3 miljard voor 15 jaar). Arriva/DB en Connexxion/SJ/CGEA hadden het nakijken (Railnieuws, 2001). Concurrentie op de markt is de traditionele vorm van concurrentie waarbij meerdere aanbieders gelijktijdig vergelijkbare producten aanbieden. De aanbieder met de beste prijs / kwaliteit verhouding zal marktaandeel winnen ten koste van minder presterende aanbieders. Vrije toetreding tot de markt is hierbij een belangrijke voorwaarde voor een goede marktwerking. Mocht om wat voor reden dan ook het organiseren van concurrentie onmogelijk zijn dan is benchmarking een middel om de prestaties van een organisatie te beoordelen door deze te vergelijken met een standaard (Hakvoort, 1999). Met behulp van deze techniek kunnen niet-marktactiviteiten vergeleken worden met elkaar. De techniek bestaat er in dat er kengetallen worden ontwikkeld die iets zeggen over de prestatie van de organisatie. Zo is brandweer Amsterdam een van de duurste brandweren op basis van het kengetal kosten per hoofd van de bevolking.
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
9
De doelmatigheid en de kwaliteit van de ambulancezorg heeft Van der Veen e.a. (2001) vergeleken op basis van een systeem van kengetallen. Het project “Kerngegevens voor het openbaar bestuur “ van het Instituut voor Overheidsuitgaven en het Sociaal en Cultureel Planbureau richtte zich op het verzamelen gegevens over een reeks van jaren van personeel, kosten en prestaties van de publiek bekostigde dienstverlening (Kerngegevens Openbaar bestuur, 1995). Bij een vergelijking zal het bevoegd gezag uiteindelijk consequenties moeten verbinden aan - in vergelijking met anderen - slecht scorende diensten. 2.3 Het verlies aan invloed Verlies van invloed van het bevoegd gezag ten aanzien van de publieke taak kan om tal van redenen ongewenst zijn. Genoemd kunnen worden de controleerbaarheid, de veiligheid, rechtsgelijkheid, het democratisch gehalte, etc. De besluitvorming en de argumentatie rondom de voorgenomen verzelfstandiging van de GVB in Amsterdam zijn mijns inziens typerend. In Amsterdam is een referendum afgedwongen over de verzelfstandiging van het GVB. In een uitgebrachte referendumkrant worden door voor- en tegenstanders de volgende argumenten genoemd. (Referendumkrant, 2002), De voorstanders: - S. Patijn (oud-burgemeester) “ook oudere mensen hebben recht op een goed, veilig en schoon openbaar vervoer. Daar ontbreekt het heden ten dage nog wel eens aan bij het huidige GVB. Een zelfstandig GVB biedt de beste kans op een betere dienstverlening, ook voor oudere reizigers; - P.F. van der Heijden (rector magnificus UvA): “ Het GVB is een vervoersbedrijf dat mensen van A naar B moet brengen. Een dergelijk bedrijf moet natuurlijk bedrijfsmatig en niet ambtelijk worden gerund. Daar word ik als klant alleen maar beter van”. Ook de mate van verzelfstandiging is een argument. - H. Maij (wethouder): ”Nu verzelfstandigen is het enige middel tegen later verplicht privatiseren”, of - E. van Thijn (oud-burgemeester): ”Een geslaagde verzelfstandiging is de beste barrière tegen een eventuele privatisering”. De tegenstanders: - Het GVB is van ons allemaal, daarom is de GVB onderdeel van de gemeente - D. Balak (ex-gemeenteraadslid):” Voor een geprivatiseerd bedrijf telt alleen de winst en niet het publiek belang”; - P. Irik (bedrijfspastor):”Geen enkele privatisering van welk nutsbedrijf dan ook heeft de afgelopen jaren iets opgeleverd voor de arme kant”.
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
10
2.4 De hybride organisatie Veel overheidsorganisaties hebben naast de hen opgedragen publieke taak tal van marktactiviteiten ontwikkeld (ontstatelijking). Er ontstaat een hybride organisatie. Daarnaast bestaan er ook bedrijven die overheidstaken uitvoeren (verstatelijking). Aan het ontplooien van marktactiviteiten door overheidsorganisaties worden door bijvoorbeeld in ’t Veld positieve neveneffecten toegeschreven (Cornielje & van der Putten, 2002; In ’t Veld, 1998)). Toegenomen kostenbewustzijn, grotere klantvriendelijkheid, etc. Ten Heuvelhof (2002) noemt een aantal argumenten die pleiten voor een dergelijke ondernemende overheid: - Uitvoering kerntaken wordt beter; - Besparing gemeenschapsgeld en verlichting van financiële nood; - Ontwikkeling van een meer klant- en marktgerichte oriëntatie; - Betere benutting van expertise en menskracht in tijd van overcapaciteit; - Gemotiveerder en beter beloond personeel; - Risicospreiding over meer producten en diensten. Hij wijst bovendien op een aantal kenmerkverschillen tussen taak- en marktoriëntaties: - strategie en organisatie op basis van beleidsdoelstellingen in plaats van marktmogelijkheden; - beleids- in plaats van afnemers georiënteerd management; - streven naar maximale samenwerking in plaats van maximale vrijheid; - openheid over kosten en opbrengsten in plaats van geslotenheid en inbouw van financiële zekerheden; - goede financiële resultaten niet acceptabel in plaats van teken van gezondheid; - beleidsorgaan verantwoordelijk voor continuïteit in plaats van het management. De genoemde kenmerkverschillen leiden voor de hybride organisaties tot niet te onderschatten problemen. Is het management nu beleids- of markt georiënteerd en hoe verhouden de marktmogelijkheden zich tot de beleidsdoelstellingen? In concrete gevallen zal voor de genoemde kenmerkverschillen door het management van de hybride organisatie een goed evenwicht gezocht moeten worden. De hybride organisatie zal zich ook moeten verweren tegen de klacht van oneerlijke concurrentie. Zie hiervoor hoofdstuk 3.
2.5 Marktwerking en Europa Voorgaande doet vermoeden dat het een eigen keus is om activiteiten via een taakorganisatie of via de markt uit te voeren. Op sommige gebieden echter verplicht Europese regelgeving tot openbare aanbesteding van bepaalde activiteiten. In een dergelijk geval is er geen sprake meer van vrijblijvendheid (Referendumkrant, 2002). In dit verband kan ook gewezen worden op het voornemen van aanscherpen van de Transparantie richtlijn (80/723/EEG) aldus Gradus (1998).
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
11
2.6 Samenvatting Het streven naar marktwerking en verzelfstandiging is een breed gedragen ontwikkeling in bestuurlijk Nederland. Maatschappelijke ontwikkelingen onder invloed van technische ontwikkelingen nopen zelfs mogelijk tot een institutionele verandering. De afweging die gemaakt moet worden, is of de mogelijke efficiëntiewinst en toename van flexibiliteit opweegt tegen het verlies aan invloed op het betreffende deelterrein en daarbij moet worden vastgesteld of het product kenmerken heeft, die het organiseren van concurrentie (on)mogelijk maakt. Dit maakt de besluitvorming rondom verzelfstandiging politiek gevoelig. (en daarmee de uitkomst onzeker).
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
12
Hoofdstuk 3. Wet Markt en Overheid 3.1 Historie Dit hoofdstuk is vooral gebaseerd op publicaties van Lankhorst, het Ministerie van Economische Zaken en Cornielje en van der Putten (Lankhorst 2002; Ministerie van Economische Zaken, 2002; Cornielje & van der Putten, 2002). In het begin van de jaren tachtig waren forse bezuinigingen in de overheidsuitgaven noodzakelijk. Naast bezuinigingen, werden ook overheidstaken heroverwogen. Bovendien kwam de trend op om naast de publieke taak marktactiviteiten te ontwikkelen, ten dele voor de winst, ten dele als compensatie voor voorheen uit collectieve middelen gefinancierde taken. Deze hybriditeit heeft voor- en nadelen. In het begin van de jaren negentig namen de klachten van ondernemers die moesten concurreren met overheidsorganisaties onder ongelijke concurrentie voorwaarden toe. Bij het ministerie van Economische Zaken zijn klachten ingediend over groenvoorzieningen, verhuur van congreszalen, brandweerkorpsen (de klacht had betrekking op de organisatie van brandweer opleidingen), etc. Dit leidde tot de vraag welke marktactiviteiten overheden onder welke voorwaarden zouden mogen verrichten. Als uitvloeisel van deze discussie heeft het 2de paarse kabinet in zijn Regeerakkoord besloten dat er wettelijke spelregels dienden te komen voor eerlijke concurrentie tussen markt en overheid. Sinds 15 oktober 2001 ligt dit wetsvoorstel bij de Kamer ter beoordeling. Op 21 november 2001 heeft een hoorzitting over het wetsvoorstel plaatsgevonden in de Tweede Kamer. De Kamer heeft 28 februari 2002 verslag uitgebracht over het wetsvoorstel. De nota naar aanleiding van het verslag verscheen 26 april. Wanneer de wet in het Staatsblad zal verschijnen is nu nog niet te zeggen. Het traject startte in 1995 met de instelling van de werkgroep Markt en Overheid, de werkgroep Cohen. Deze werkgroep nam het standpunt in dat overheden in principe geen markt activiteiten mogen verrichten en dat overheidsactiviteiten juridisch, operationeel - en zo mogelijk qua eigendom van elkaar moeten worden gescheiden (“nee, tenzij”) Begin 1997 heeft het toenmalige kabinet een kabinetsstandpunt en implementatieplan bij het eindrapport van deze commissie vastgesteld. Op basis van het zogenaamde Cohen–kader zijn een groot aantal organisaties en sectoren doorgelicht als een soort pilot voor wetgeving. Vervolgens heeft het kabinet de SER advies gevraagd over de modaliteiten voor wetgeving. De SER stelde voor om niet alleen marktactiviteiten, naast de activiteiten die voortvloeien uit de publieke taak, maar alle activiteiten van overheden op de markt onderwerp van wetgeving te maken. De SER stond tevens op het standpunt dat de overheden marktactiviteiten mogen verrichten mits zij zich aan bepaalde voorwaarden houden (“ja, mits”). Daartoe zijn toetredingsregels - voorafgaand aan het betreden van de markt - en gedragsregels - als eenmaal de markt betreden is geformuleerd. Het wetsvoorstel dat 13 oktober 2001 naar de Kamer is gestuurd volgt het SER advies.
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
13
3.2 Het wetsvoorstel Het wetsvoorstel (Ministerie van Economische Zaken, 2002) stelt regels aan het verrichten van marktactiviteiten door overheidsorganisaties. Het doel van de wet is een eerlijke uitgangssituatie te creëren zodat zowel overheid als ondernemers met gelijke kansen de markt kunnen betreden in concurrentie met elkaar. Overheidsorganisaties zijn hier volgens publiekrecht ingestelde rechtspersonen (bijv. gemeenten en stadsdelen). Van marktactiviteiten is sprake indien goederen of diensten aan derden worden geleverd voor zover daarmee in concurrentie wordt getreden met private ondernemingen. Dit betekent: - Er moet daadwerkelijk concurrentie zijn. Indien er geen ondernemer is die de dienst aanbiedt speelt de wet Markt en Overheid niet. Als concurrentie aanstaande is, is de wet wel van toepassing. Als de overheid al op de markt is en een ondernemer wil ook toetreden, dan kan de ondernemer vragen een besluit te nemen over voortzetting van de marktactiviteiten door die overheidsorganisatie; - De regels gelden niet voor overheidsorganisaties onderling; - Leveringen binnen een organisatie gelden als zelfvoorziening. Het drukwerk kan bijvoorbeeld verzorgd worden door de eigen drukkerij ook al is er in de omgeving een private drukkerij. Naast toetredingsregels zijn gedragsregels geformuleerd waaraan overheden zich hebben te houden als zij daadwerkelijk de markt opgaan. De wet stelt een commissie Markt en Overheid in, die bedoeld is om overheden te ondersteunen bij het in kaart brengen van de gevolgen van voorgenomen marktactiviteiten. 3.2.1 De toetredingsregels De toetredingsregels zijn spelregels voor de overheid als zij een markt wil betreden. In de eerste plaats dient er een formeel besluit genomen te worden door een bevoegd orgaan. Het betreft in ieder geval een politiek besluit en is dus democratisch controleerbaar. Het formele besluit moet aan wettelijke regels voldoen. Het voornemen om marktactiviteiten te gaan verrichten moet van tevoren bekend gemaakt worden in een openbare voorbereidingsprocedure. Dit houdt in dat: - De marktactiviteiten zo nauwkeurig mogelijk omschreven moeten worden; - Publicatie in dag – en nieuwsbladen; - Inspraak voor belanghebbenden. Inhoudelijk dient het besluit een belangenafweging te maken. Duidelijk moet zijn dat de marktactiviteiten de aangewezen weg zijn om het publieke belang te waarborgen. De gevolgen voor de burgers en ondernemers op die markt moeten bij de afweging worden betrokken. Het is verboden marktactiviteiten te verrichten uitsluitend met het doel inkomsten te verwerven of als derden onevenredig zwaar worden benadeeld. 3.2.2 Gedragsregels De op de markt toegetreden overheidsorganisatie moet zijn marktactiviteiten afscheiden van zijn overige activiteiten, dat wil zeggen:
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
14
-
-
-
Kosten die voor marktactiviteiten gemaakt worden dienen op objectieve en eenduidige wijze aan die activiteiten te worden toegerekend; Overheden mogen overheidsbedrijven niet onevenredig bevoordelen, zij mogen bijvoorbeeld geen mensen of middelen tegen niet marktconforme tarieven beschikbaar stellen; Ten behoeve van een publieke taak verkregen gegevens mogen niet voor marktactiviteiten beschikbaar worden gesteld; Er dient een organisatorische scheiding te worden aangebracht bij de uitoefening van publiekrechtelijke bevoegdheden en het verrichten van marktactiviteiten; Geld voor de publieke taak mag niet gebruikt worden voor activiteiten op markten.
De gedragsregels zullen worden gehandhaafd door de Nederlandse mededingings autoriteit (Nma). De burgerlijk rechter zal toezien op de toetredingsregels. Indien bijvoorbeeld een overheidsorganisatie zonder formeel besluit marktactiviteiten ontplooit, zal de kwestie bij de burgerlijk rechter aanhangig moeten worden gemaakt. 3.3 De wet en privatisering De situatie waar de wet op doelt is die waarbij de overheid een markt betreedt of wil betreden. In geval van privatisering (marktwerking en verzelfstandiging) worden stappen ondernomen om van een van oorsprong overheidsactiviteit een marktactiviteit te maken. Dit is in feite een omgekeerde beweging. De toetredingsregels zullen in deze situatie niet van toepassing zijn, daar zal immers min of meer automatisch aan zijn voldaan. Voor een geprivatiseerde overheidsdienst zullen de gedragsregels wel van toepassing zijn. De taak is immers tot marktactiviteit bestempeld en de dienst voert nu een marktactiviteit uit waarvoor de gedragsregels gelden. De gedragsregels zijn pas van toepassing als er in voldoende mate is verzelfstandigd. De wet is immers niet van toepassing op situaties van zelfvoorziening. De wet is wat minder principieel in de scheiding van markt- en overheidsactiviteiten dan de oorspronkelijke opzet van de werkgroep Cohen. Van nee, tenzij naar ja, mits. De voordelen van de hybride organisaties (paragraaf 2.4) zullen ten gevolge van gedragsregels van de wet Markt en Overheid maar zeer ten dele kunnen ontstaan. 3.4 Samenvatting De wet Markt en Overheid stelt naar verwachting vanaf 2003 regels voor het optreden van overheden in marktsituaties. Mag de overheid op die markt optreden en, als deze vraag positief is beantwoord, hoe moeten deze marktactiviteiten organisatorisch en administratief worden afgescheiden? De Nma handhaaft de regels. Bij de privatisering van overheidstaken zullen op enig moment de gedragsregels een rol gaan spelen. Het dienstonderdeel dat de geprivatiseerde taak uitvoert zal voldoende afgescheiden moeten zijn van de onderdelen die de publieke taken uitvoeren.
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
15
Hoofdstuk 4. De brandveiligheidsmarkt 4.1 Inleiding Een markt wordt gekenmerkt door producten of diensten en door aanbieders en afnemers. Tussen aanbieders en afnemers vindt ruil plaats. De verhouding tussen de afnemers en de aanbieders zegt iets over het type markt. Er kunnen één of meerdere aanbieders zijn, één of meerdere afnemers, men kan gedwongen zijn producten af te nemen (gedwongen winkelnering) of vrij zijn in zijn keuze voor een afnemer. Insteek hier zal zijn een beschrijving van de markt waarbij de binnen de visie van de brandweer passende producten het uitgangspunt vormen. Vanuit het product wordt gekeken naar (overige) aanbieders van deze producten en de afnemers. Bovendien wordt per product gekeken in hoeverre zij past binnen de wettelijke taak van de brandweer. Daarbij worden de taken op het gebied van de rampenbestrijding buiten beschouwing gelaten. Vooraf zullen eerst een aantal algemene opmerkingen over de brandveiligheidmarkt worden gemaakt betreffende de afnemers (4.2), de soorten producten (4.3) en de wettelijke taak van de brandweer (4.4). In paragraaf 4.5 zullen de deelmarkten worden beschreven. 4.2 De klant De afnemer van de brandveiligheid is uiteindelijk de burger. Vaak is de directe afnemer de gemeente die een bepaald product of dienst wenst voor haar burgers. De gemeente heeft zich voor sommige producten te houden aan door ministeriele regels en verordeningen vastgestelde kwaliteit (bijvoorbeeld brandweerauto’s moeten binnen 3 minuten ter plaatse zijn). In een aantal situaties heeft de brandweer de individuele burger direct als klant. Dit is bijvoorbeeld het geval als een individuele burger zich laat adviseren over te nemen brandveiligheidsmaatregelen. In de jurisprudentie is vastgesteld dat voor de uitvoering van wettelijke taken geen rekening kan worden gestuurd. Bij een woningbrand krijgt de bewoner geen rekening voor de blusactiviteiten, ook niet als hij de woning zelf heeft aangestoken. Het bergen van het huisraad is ook een wettelijke brandweertaak, het dichttimmeren van de woning en het tijdelijk opbergen van dat huisraad wordt over het algemeen niet als brandweertaak beschouwd. De verzekeraars hebben het instituut Salvage opgericht om in deze fase hulp te bieden. De Salvagecoördinator schakelt voor de uitvoering van die werkzaamheden veelal derden in. Soms wordt tegen betaling de brandweer ingehuurd voor een deel van de beredderingsactiviteiten. De gemeente is afnemer van het product bluswerkzaamheden. Zij heeft opdracht gegeven aan een organisatie om in een bepaald gebied de feitelijke bluswerkzaamheden uit te voeren binnen een bepaalde tijd en met een bepaalde kwaliteit. De Salvagecoördinator is afnemer van beredderingsactiviteiten, hij kiest uit verschillende aanbieders en betaalt per geval een overeengekomen prijs. In Amsterdam bestaat naast de burger en de gemeente nog een derde type afnemer voor brandveiligheidproducten, het stadsdeel. De gemeentelijke taken en
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
16
bevoegdheden zijn verdeeld tussen de centrale stad en de stadsdelen. E.e.a. is geregeld in de Verordening op de Stadsdelen (in werking 10/02/1994). Daarin wordt bepaald (artikel 28) dat de Gemeenteraad haar eigen bevoegdheden, de bevoegdheden van het college van B&W en de bevoegdheden van de Burgemeester overdraagt aan respectievelijk de stadsdeelraad, het dagelijks bestuur van het stadsdeel en de stadsdeelvoorzitter, met uitzondering van de bevoegdheden genoemd in de bij deze verordening behorende bijlage, lijst A Stedelijke bevoegdheden. Op deze lijst staat onder openbare orde en veiligheid (XVIII) benoemd: Brandbestrijding (2). De overige brandweertaken zijn niet vermeld en vallen daarmee onder de bevoegdheid van de het stadsdeel. Feitelijk is op dit moment in vrijwel geen van de begrotingen van de stadsdelen geld opgenomen voor de bekostiging van brandweerdiensten, terwijl zij voor de nietbrandbestrijding taken wel bevoegd/verantwoordelijk zijn. De centrale stad daarentegen is niet bevoegd/verantwoordelijk voor niet-brandbestrijdingsactiviteiten maar in de begroting van de brandweer worden wel middelen daarvoor vrijgemaakt. Met andere woorden of het stadsdeel of de centrale stad afnemer is van bepaalde brandweerproducten is niet duidelijk. De formele en de feitelijke verantwoordelijkheid/bevoegdheid zijn dus ten aanzien van de brandbestrijding niet geheel congruent. 4.3 De veiligheidsketen Ook in de brandweerwereld wordt het begrip veiligheidsketen gebruikt. Het begrip is geïntroduceerd in 1993 in de Integrale Veiligheidsrapportage 1993 (Ministerie van Binnenlandse zaken, 1993). Brandveiligheid is een complexe materie. Het ministerie heeft brandbeveiligingsconcepten opgesteld om inzicht te krijgen in de vele krachten die invloed hebben op de brandveiligheid en om hun onderlinge verband aan te geven. Deze concepten zijn opgesteld langs de lijn van de hierboven genoemde veiligheidsketen. De relatie tussen brandpreventie en de blus- en redkracht van de brandweer is uitgangspunt van de brandbeveiligingsconcepten. In “De brandweer en integrale veiligheid” (Ministerie van Binnenlandse Zaken, 1995) formuleert men het als volgt: “ Oorspronkelijk was de brandweer uitsluitend gericht op het bestrijden van brand. Bij brand werd steeds de hulp van de brandweer ingeroepen. Bijgevolg verkreeg het brandweerpersoneel een unieke kennis over en ervaring met brand en brandgevaar. Vanuit die kennis bleek dat de noodsituaties vaak hadden kunnen worden voorkomen, als vooraf enige (eenvoudige) maatregelen zouden zijn genomen. Doordat de slachtoffers onbekend waren met brandrisico’s lieten ze zulke maatregelen eenvoudigweg na.” Het belang van de relatie tussen brandpreventie en blus- en redkracht (repressie) wordt in de Model Verordening Brandveiligheid en Hulpverlening (VNG, 1996) onderstreept. In dat model wordt in art. 4 een beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening verplicht gesteld. In dit plan leggen B&W aan de gemeenteraad periodiek een plan voor op welke wijze aan de inhoud van de repressieve en preventieve taken inhoud wordt gegeven. De meeste gemeenten hebben deze organisatie verordening overgenomen (Nibra, 1996)
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
17
De veiligheidsketen bestaat uit de schakels: - proactie, - preventie, - preparatie, - repressie en - nazorg. In de proactie-fase wordt getracht ruimtelijke ordeningsmaatregelen en projecten zo te beïnvloeden dat deze bijdragen aan de brandveiligheid. Een gevaarlijk bedrijf liever niet in een woonwijk. De preventie ziet toe op de juiste toepassing van de brandveiligheidsregelgeving in de bouw. Op bouwvergunningaanvragen die niet voldoen zal afwijzend geadviseerd worden. In de preparatieve fase worden activiteiten ontplooid ter voorbereiding op een calamiteit. Genoemd kunnen worden voorbereide inzetplannen, opleidingen etc. De repressieve fase handelt over het optreden tijdens de calamiteit terwijl in de nazorg de activiteiten plaatsvinden om na de calamiteit de draad weer op te pakken. De visie van brandweer Amsterdam (te Boekhorst, 2001) bestaat daarin dat zij zich ziet als de adviseur van het gemeentebestuur en de stadsdelen op het gebied van de fysieke veiligheid. Het doel is het bieden van optimale fysieke veiligheid tegen een maatschappelijk aanvaardbare prijs. De brandweer staat voor een integrale benadering van veiligheid en is op alle onderdelen van de veiligheidsketen actief. Het streven is, in een zo vroeg mogelijk stadium van de veiligheidsketen in te grijpen (voorkomen is beter dan blussen). 4.4 De taak van de brandweer 4.4.1 Algemeen In de vorige paragraaf is omschreven wat de brandweer vanuit haar visie als haar werkpakket beschouwt (of zou willen beschouwen). In deze paragraaf zal nagegaan worden in hoeverre dit werkpakket een op regelgeving gestoelde taakopdracht betreft. Daarvoor zullen verschillende wettelijke regelingen nader onder de loep worden genomen. Naast de vraag of het een op regelgeving gestoelde taak betreft is van belang na te gaan of er iets geregeld is over de uitvoering van de feitelijke werkzaamheden. Is de taak exclusief toegewezen aan de brandweerorganisatie? Tot slot is het van belang welke regelgever de taakopdracht heeft gegeven. Formeel wettelijke regels leggen een groter gewicht in de schaal dan een gemeentelijke verordening. De opdrachtverstrekking, de wettelijke taak, bepaalt mede wat de mogelijkheid is voor het invoeren van een zekere marktwerking en verzelfstandiging. In de eerste plaats geldt dat indien er sprake is van een wettelijke taak, er een verplichting bestaat die de overheid op zich genomen heeft en waarvoor de burger in principe niet behoeft te betalen (Hof ’s Hertogenbosch). Is er sprake van een wettelijke taak dan is dus niet de burger klant maar het gemeentebestuur of de stadsdeelbesturen. Ten tweede geldt dat een harde wettelijke opdrachtverstrekking een drempel kan zijn voor de invoering van een zekere mate van marktwerking en verzelfstandiging. In zo'n geval zal eerst de wet moeten worden aangepast (maar vrijwel elke privatiseringsoperatie van enige omvang vraagt om wetsaanpassingen).
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
18
4.4.2 De Brandweerwet van 1985 Artikel 1 luidt: Artikel 1. 1. Er is in elke gemeente een gemeentelijke brandweer, behoudens indien ingevolge samenwerking met andere gemeenten een regeling ter zake tot stand gekomen is. 2. De gemeenteraad regelt de organisatie, het beheer en de taak van de gemeentelijke brandweer bij verordening. 3 De regels inzake de organisatie betreffen in elk geval de personeels- en materieelssterkte. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voor de minimum sterkte voorschriften worden gegeven. 4. Burgemeester en wethouders hebben de zorg voor: a. het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt. b. .. 5. .. 6. De taak van de brandweer bestaat in elk geval uit de feitelijke uitvoering van werkzaamheden ter zake van de in het vierde lid genoemde onderwerpen….. De formeel wettelijke taakomschrijving is erg breed. Alle in de veiligheidsketen genoemde schakels met uitzondering van de nazorg kunnen op basis van dit artikel als wettelijke taak worden aangemerkt Bovendien is expliciet aangegeven dat de brandweer de feitelijke uitvoerder dient te zijn en dat er een gemeentelijke brandweer moet zijn. Echter de gemeenteraad wordt geacht in de brandweer verordening (art. 1 lid 2) e.e.a. nader uit te werken. Aan het niveau, de kwaliteit of intensiteit waarop de genoemde taken ter hand genomen moeten worden zijn geen eisen gesteld. Wel zijn door de minister richtlijnen uitgevaardigd waarin bepaald wordt voor welke risico’s de brandweer met welk materieel en binnen welke termijn ter plaatse moet zijn (de zorgnorm). Combineren we dit artikel van de Brandweerwet met de verordening op de stadsdelen dan wordt de interpretatie van het begrip brandbestrijding uit die verordening van belang, immers alleen de brandbestrijding is een bevoegdheid van de gemeente. Wordt brandbestrijding eng geïnterpreteerd (brandbestrijding = bestrijden van brand) dan is het voorkomen en beperken van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt een bevoegdheid van het stadsdeel. Wordt brandbestrijding ruim geïnterpreteerd (ook de voorbereiding, etc.) dan vallen alle brandweeractiviteiten onder de bevoegdheid van de centrale stad. Geargumenteerd kan worden dat op grond van de verordening op de stadsdelen de bevoegdheid tot het opstellen van de organisatie verordening (art.1 lid 2 Brandweerwet) overgaat naar de stadsdelen. Geen van de stadsdelen heeft echter een eigen organisatie-verordening opgesteld. Zoals we al zagen stellen de stadsdelen feitelijk ook geen middelen beschikbaar voor de brandweer. De huidige organisatieverordening dateert van voor het instellen van de stadsdelen. De
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
19
verordening is verouderd en in onbruik geraakt. De brandweer wordt uit centrale middelen (middelen van de centrale stad) gefinancierd. Uit deze middelen worden niet alleen de repressie maar ook de overige kosten van de brandweer gedekt. 4.4.3 De brandbeveiligingsverordening De brandbeveiligingsverordening is gebaseerd op artikel 12 van de Brandweerwet. Daarin staat dat de gemeenteraad (in Amsterdam dus een stadsdeelraad) bij verordening regels opstelt voor kort gezegd het voorkomen beperken en bestrijden van brand en brandgevaar en ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt voor zover hierin niet door de Woningwet of andere wet is voorzien. In de praktijk staan in die verordening preventieve regels voor tijdelijke bouwsels en evenementen. De meeste gemeenten hanteren een door de VNG aangeleverd model. Het afgeven van en adviseren over vergunningen in het kader van de brandbeveiligingsverordening is een overheidstaak. De aanvrager betaalt voor de vergunning leges. De hoogte is gebaseerd op werkelijk gemaakte kosten. In Amsterdam is de uitvoering van de brandbeveiligingsverordening een taak van de stadsdelen. Er bestaan ook stadsdelen die een eigen brandbeveiligingsverordening hebben aangenomen met daarin afwijkende bepalingen. 4.4.4 Woningwet De Woningwet is de belangrijkste regeling met betrekking tot de brandveiligheid van gebouwen. De wet verwijst naar het bouwbesluit waarin de belangrijkste bouwkundige preventieve regels zijn geformuleerd en de bouwverordening waarin het bouw- en gebruiksvergunningenstelsel staat beschreven alsmede de niet bouwkundige preventieve eisen en tenslotte de gebruiks- en gedragsregels. De gemeente geeft op basis van deze regelgeving bouw- en gebruiksvergunningen af. In Amsterdam geven de stadsdelen deze vergunningen af. De vergunning wordt pas afgegeven indien deze voldoet aan o.a. de voorschriften uit bouwbesluit en bouwverordening, bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. De feitelijke uitvoering van de toets of een vergunning aan de voorschriften uit bouwbesluit en bouwverordening voldoet is niet geregeld. In de memorie van toelichting bij artikel 100 van de Woningwet wordt gesteld dat de gemeente voorziet in het bouw- en woningtoezicht. Als voorbeelden worden genoemd: een gemeentelijke dienst bouw- en woningtoezicht, een bouw- en woningtoezicht op basis van een gemeenschappelijke regeling dan wel anderszins, waarbij gedacht kan worden aan een geprivatiseerde vorm van toezicht. Als gevolg van de ruime uitleg van “het voorzien in het bouw- en woningtoezicht” kunnen ten aanzien van bijvoorbeeld de brandveiligheidsvoorschriften brandweerfunctionarissen worden aangewezen. (TK vergaderjaar 1986-1987, 20066, nr. 3.) In veel gemeenten geeft de brandweer een advies aan de vergunning afgevende dienst over het al dan niet afgeven van de bouw- en gebruiksvergunning, voor zover het de brandveiligheidsaspecten betreft. Indien bouwwerken voldoen aan de brandpreventieve regelgeving draagt dit bij tot verhoging van het niveau van brandveiligheid. Het voldoen aan die
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
20
brandveiligheidsregelgeving is een van de schakels van de veiligheidsketen. De advisering over de bouwvergunning is onderdeel van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand. Op basis van de Brandweerwet kan worden geargumenteerd dat de feitelijke uitvoering dient te geschieden door de brandweer. Naar mijn overtuiging heeft wetgever zover niet willen gaan. In de Woningwet is dit niet opgenomen en er zijn geen richtlijnen uitgevaardigd door de wetgever op basis van artikel 1 lid 3 Brandweerwet. B&W kunnen voor dit aspect dus zelf bepalen hoe zij invulling geeft aan haar verantwoordelijkheid voor de brandweerzorg. Een betrokkenheid bij de feitelijke uitvoering, in dit geval advisering bouwvergunning, heeft positieve effecten op de brandveiligheid. Het maakt een integrale afweging van brandveiligheidsaspecten mogelijk. In de meeste Nederlandse gemeenten is de brandweer dan ook betrokken bij de bouwvergunning advisering. In Amsterdam bestaat in zoverre een bijzondere situatie dat de stadsdelen de vergunning afgeven terwijl de advisering gebeurt door functionarissen van de brandweer. In feite worden op centraal niveau middelen beschikbaar gesteld voor de advisering van bouwvergunningen die afgegeven worden door de stadsdelen. 4.4.5 Samenvatting De wettelijke taak van de brandweer is ruim geformuleerd. De taak is niet exclusief, ook andere diensten of private ondernemingen kunnen een rol vervullen. De bestuurlijke zorg voor de brandveiligheidketen is door de verordening op de stadsdelen verdeeld tussen stadsdeel en centrale stad. Daarbij lijkt er een discrepantie te bestaan tussen de feitelijke en de formele situatie. De repressie is een bevoegdheid van de centrale stad, de repressieve tak van de brandweer geeft hieraan uitvoering. De uitvoering wordt beschouwd als een wettelijke taak van de overheid en kan niet worden verhaald op derden. De preventie is een bevoegdheid van het stadsdeel. Het stadsdeel is niet verplicht de brandweer bij de uitvoering ervan te betrekken. De brandweer levert het preventieve product niet exclusief. De kosten van advisering kunnen in principe middels leges of tarieven verhaald worden op de aanvrager. De noodzaak van een geïntegreerde aanpak van preventie en repressie is staand (rijks-)beleid. 4.5 Brandweerproducten 4.5.1 Algemeen De verschillende te onderscheiden producten worden per schakel van de veiligheidsketen behandeld waarbij alleen gekeken wordt naar de basis brandweerzorgproducten (dus niet bijvoorbeeld in het kader van de rampenbestrijding te definiëren producten). Van de basis brandweerzorgproducten zullen uitsluitend de belangrijkste worden beschreven. Voor een meer uitputtende lijst wordt verwezen naar de publicatie van de CCRB (2001). 4.5.2. Proactie In het brandweerveld is geen eenduidigheid over de inhoud van de schakel proactie.
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
21
De veiligheidsketen suggereert dat proactie voorafgaat aan preventie. In die uitleg betekent het sturen op brandveiligheid voordat er te toetsen bouwplannen zijn. Het beïnvloeden van de inhoud van het bestemmings- en structuurplannen, meepraten over hoofdwegenstructuren, etc. Ook is de uitleg mogelijk dat er niet alleen pro-actieve preventie bestaat maar ook pro-actieve repressie en zelfs pro-actieve nazorg. Immers voor iedere schakel van de veiligheidsketen kan ter voorbereiding van die activiteit reeds over randvoorwaarden worden gesproken waarbinnen die taak of schakel moet worden uitgevoerd. In de pro-actieve repressie wordt nagedacht over de ontwikkeling van nieuwe blusmethoden, in de schakel van de pro-actieve nazorg laat men weten wat men moet weten als een brand heeft plaatsgehad, etc. Het product pro-actie bestaat dan uit adviezen over de invloed van allerhande maatschappelijke en planologische ontwikkelingen op de brandveiligheid. De adviezen kunnen gericht zijn aan de brandweer, de interne proactie (aanpassen repressieve acties in verband met toegenomen gebruik van dubbele beglazing) als aan de gemeente, de externe proactie (invoering 30 km gebieden geeft verlenging aanrijtijd, het ondergronds bouwen vergt een fundamenteel andere filosofie voor het optreden van de brandweer). De mate waarin de brandweer op dit terrein succesvol is hangt af van de vraag in hoeverre de brandweer ingewerkt is in het politiek bestuurlijke netwerk van de gemeente. Bij mijn weten heeft de brandweer nergens een formele rol als adviseur ten behoeve van de genoemde processen. Voor zover bekend zijn er geen particuliere ondernemers actief op deze markt. Hoewel het niet onmogelijk zou zijn voor de brandweer om een lobbyist in te huren Tabel 4.1 Afnemers van preventieve producten per vergunning type
Preventieve producten ---------------------------------------------------------------------------------------Type voorlichting voorlichting toetsing opleverings periodieke vergunning Algemeen Specifiek controle controle ---------------------------------------------------------------------------------------------------------Bouwaanvrager/ vergunning gemeente gemeente gemeente gemeente gemeente Gebruiksaanvrager/ vergunning gemeente gemeente gemeente gemeente gemeente Brandbeveilig aanvrager/ vergunning gemeente gemeente gemeente gemeente gemeente Milieuaanvrager/ Vergunning Milieudienst milieudienst milieudienst milieudienst milieudienst ---------------------------------------------------------------------------------------------------------om de externe proactie te promoten lijkt het inhuren van die lobbyist door een ander dan de brandweer een brug te ver vanuit haar verantwoordelijkheid voor brandweerzorg.
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
22
4.5.3 Preventie De volgende preventieve producten kunnen binnen deze schakel worden onderscheiden. Zie tabel 4.1 (op de vorige bladzijde). Per vergunningenstroom kunnen een aantal producten onderscheiden worden: - De algemene voorlichting heeft betrekking op aanvraagprocedure, de kosten, de voorwaarden, etc. - De algemene voorlichting gaat over in specifieke voorlichting als de burger (inhoudelijke) vragen heeft over zijn specifieke situatie. In het kader van een vergunningaanvraag wordt soms intensief voor-overlegd. Specifieke voorlichting kan een product zijn dat de gemeente (stadsdeel) haar burgers biedt, de specifieke voorlichting kan ook onder de naam advisering door de brandweer bij de aanvrager in rekening worden gebracht. - De toetsing van de vergunning aan de preventieve regelgeving mondt uit in een positief of negatief advies aan de vergunningverstrekker om de vergunning te verstrekken. Klant is hier dus de gemeente (het stadsdeel). - De opleveringscontrole behelst een bezoek ter plaatse om na te gaan of het vergunde daadwerkelijk is gebouwd. - De periodieke controle is noodzakelijk om enerzijds de naleving van de gedragsregels te bevorderen (bijv. de nooduitgangen mogen niet op slot zijn als het gebouw in gebruik is, het aantal bezoekers moet binnen de vergunde norm blijven, etc. Echter ook de bouwkundige voorzieningen zullen periodiek gecontroleerd moeten worden. Heeft een interne verbouwing de bestaande preventieve voorzieningen niet aangetast. Met de controles beginnen de handhavingsactiviteiten. Als uitvloeisel van de zorg voor de integriteit en de kwaliteit wordt een scheiding voorgestaan tussen de adviserings/- toetsingsactiviteiten en de controle -activiteiten (o.a. Gemeente Haarlemmermeer 2002). Ook de combinatie van advisering aan de aanvrager tegen betaling en vervolgens toetsing van dezelfde aanvraag ten behoeve van de vergunning verstrekking door de gemeente is niet gelukkig. Het vergunningsverleningsproces is nog niet genoemd als product. Vanuit de veiligheidsketen geredeneerd heeft de brandweer voornamelijk belang bij een inhoudelijk inbreng. Echter ook de verstrekking van de vergunning zelf, de administratieve afhandeling, kan als een product worden beschouwd. Binnen de visie van brandweer Amsterdam behoort administratieve dienstverlening niet tot de “corebusiness”. Op dit moment levert de brandweer aan de meeste stadsdelen vrijwel alle genoemde preventieve producten. De specifieke voorlichting aan aanvragers wordt niet in rekening gebracht bij de aanvragers. Het administratieve proces voor de gebruiksvergunning en de vergunning in het kader van de brandbeveiligingsverordening wordt voor een aantal stadsdelen verzorgd. Een deel van de stadsdelen verzorgt dit proces zelf. Het bouwvergunningsverleningsproces en de afstemming met andere diensten in het kader van de bouwvergunning verlening wordt in Amsterdam altijd door de stadsdelen zelf uitgevoerd.
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
23
Het preventieve advies dat de brandweer levert aan de stadsdelen vormt een situatie waarop naar mijn mening de komende wet Markt en Overheid van toepassing is. In de eerste plaats geldt dat er sprake is van marktactiviteiten. De brandweer is ten opzichte van de stadsdelen een derde, de advisering kan niet worden beschouwd als een interne levering of zelfvoorziening. Daarnaast zijn er particuliere ondernemingen die dezelfde dienst leveren en op dit moment reeds feitelijk actief zijn op de Amsterdamse markt. Indien brandweer Amsterdam zich dus op deze markt wil blijven manifesteren zal zij moeten voldoen aan de toetredings- en gedragsregels van de komende wet. Dit betekent dat er een formeel besluit genomen moet worden waarin men na de openbare voorbereidingsprocedure een belangenafweging moet maken over toetreding tot de markt. Het belang van toetreding door de brandweer is gelegen in het feit dat de preventieve schakel van invloed is op de fysieke veiligheid en dat de fysieke veiligheid de hoofdtaak van de brandweer is. Als dit toetredingsbesluit genomen wordt kan de brandweer het product preventieadvies aanbieden aan de stadsdelen. Het organisatieonderdeel dat deze advisering uitvoert zal wel overeenkomstig de gedragsregels moeten worden ingericht. Het volledige traject van gebruiksvergunningverlening, inhoudelijke advisering, administratieve afhandeling en controles wordt ook door particuliere ondernemers aangeboden. De prijs voor deze verleende dienst is vergelijkbaar met de voor de vergunning ontvangen leges. Wil de brandweer deze dienst aan blijven bieden dan dient rekening gehouden te worden met de voorwaarden uit de wet Markt en Overheid. 4.5.4 Preparatie De preparatieactiviteiten worden voornamelijk uitgevoerd ten behoeve van het eigen repressieve optreden (interne preparatie). Als product zou kunnen worden genoemd het ondersteunen van derden met hun eigen preparatie (externe preparatie). Hierbij kan gedacht worden aan het ontwikkelen van ontruimingsplannen voor bedrijven en instellingen, het trainen van bedrijfshulpverleningsorganisaties, en dergelijke. Deze diensten worden ook door de markt geleverd en worden niet als “core-business” beschouwd. Mocht de brandweer deze markt willen betreden dan zal voldaan moeten worden aan de voorwaarden van de komende wet Markt en Overheid. In het kader van de preparatie worden door de brandweer potentieel risicovolle en/of complexe situaties bezocht. Deze bezoeken kunnen worden gecombineerd met het uitvoeren van vergunningencontroles en/of voorlichting. Deze combinatie is één van de activiteiten die in het kader van het project “Rood op straat” binnen brandweer Amsterdam wordt onderzocht. Het product controles is echter reeds benoemd in de paragraaf preventie. 4.5.5 Repressie Er bestaat geen eenduidigheid over het product repressie. De CCRB (2001) beschouwt het optreden in acute situaties, de brandbestrijding en de hulpverlening als het product. Wordt er jaarlijks 200 maal een incident gemeld dan rukt de brandweer 200 maal uit. Het product gaat dan 200 maal over de toonbank. Eerder is
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
24
reeds gememoreerd dat dit een optreden in opdracht van de gemeente betreft, de ontvanger van het product krijgt geen rekening van de brandweer gepresenteerd. Naar mijn mening is niet het optreden, maar het kunnen optreden het product. De mogelijkheid om binnen een bepaalde tijd personeel en materieel ter plaatse te kunnen krijgen. De overheid koopt voor haar burgers het product, het verzekerd zijn van hulp op ieder moment van de dag (en nacht). Productie-omvang moet dan niet worden uitgedrukt in aantallen uitrukken, maar in uren paraatheid per etmaal. Veel uitrukken betekent verminderde paraatheid, immers tijdens een uitruk is het voortuig niet meer beschikbaar voor een (tweede) calamiteit. Als het product paraatheid is, is ook weer de vraag relevant of dit product past binnen de brandbestrijdingsdefinitie waarmee de bevoegdheden tussen stadsdeel en centrale stad worden geduid. Is paraatheid brandbestrijding en daarmee de verantwoordelijkheid van de centrale stad? Naast brandbestrijding valt onder repressie ook het optreden bij verkeersongevallen, assistentie van de ambulancedienst (afhijsen en defibrilleren van patiënten), het redden van mensen te water en het optreden bij chemische calamiteiten. De patiënt wordt door de brandweer gratis (want wettelijke taak) uit zijn voertuig gezaagd, maar ambulancedienst stuurt wel een rekening voor het ritje van de plaats des onheils naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis. De kwaliteit van de brandbestrijding is deels gewaarborgd middels de zogenoemde zorgnorm. Deze richtlijnen van de rijksoverheid geven normen voor de beschikbaarheid van mensen en materieel. Voor niet-bluswerkzaamheden zijn dergelijke normen nog niet bekend gemaakt. Momenteel zijn er geen ondernemers die repressieve activiteiten in Nederland aanbieden (wel in Denemarken). Wel kan op basis van het hebben van een bijzonder risico een bedrijf verplicht worden een bedrijfsbrandweer op te richten met een bepaalde repressieve capaciteit. In Rotterdam werken een aantal van deze bedrijven samen en verzorgen een deel van de repressieve zorg in het havengebied. Het organiseren van meer markt voor repressie-activiteiten is niet eenvoudig. De concurrentie lijkt van het type concurrentie om de markt (Heuvelhof, 2002). 4.5.6 Nazorg Nazorg in de vorm van een taak in de wederopbouw wordt niet als brandweertaak beschouwd. De brandweer ontplooit ook geen activiteiten op dit terrein. De nasleep van de rampenbestrijding staat maatschappelijk in de belangstelling. De Bijlmerenquête, de Herculesramp, de vuurwerkramp in Enschede en de Cafébrand in Volendam zijn in relatief kort bestek achter elkaar in het nieuws geweest. Niet zozeer het operationele optreden maar wel de afhandeling van de ramp, de ramp na de ramp en de vraag naar hoe het zover heeft kunnen komen vergt van de brandweerorganisatie een grote inspanning. Deze inspanningen zijn veelal niet als marktproducten te definiëren. Na een forse brand kan in de buurt de behoefte bestaan om e.e.a. nog eens door te spreken. Veelal neemt de gemeente hierin het voortouw waarbij de brandweer vaak een rol in de uitvoering op zich neemt. Een deel van de activiteiten in de nazorg is onlosmakelijk verbonden met de activiteiten in de repressie.
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
25
4.6 Samenvatting De brandweer heeft geen exclusief recht op de organisatie van de verantwoordelijkheid op de uitvoering van de zorg voor de brandveiligheid. Het rijksbeleid onderschrijft wel het belang van samenhang tussen de schakels van de veiligheidsketen. De brandweer heeft voor brandweerproducten die als wettelijke taak worden aangemerkt de gemeentelijke overheid als klant. Voor overige producten kunnen soms ook bedrijven, instellingen of individuele burgers als klant worden aangemerkt. Binnen de schakels proactie en de nazorg zijn eigenlijk geen marktproducten te definiëren. De preparatieactiviteiten als het opleiden van derden en het maken van (ontruimings-)plannen is een volwaardige marktactiviteit die door brandweer niet (meer) wordt uitgevoerd en ook niet als “core-business” wordt beschouwd. Het preventie-advies lijkt ten minste op onderdelen, te definiëren als een product waarop “meer markt” zou kunnen worden toegepast. Delen vallen mogelijk onder de regels van de komende wet Markt en Overheid. De controle en handhaving, als onderdelen van de schakel preventie, worden als een kerntaak van de overheid beschouwd. Dit betekent dat deze taken in principe door de overheid dienen te worden uitgevoerd. De taak wordt momenteel in Amsterdam door de brandweer gezamenlijk met andere gemeentelijke diensten uitgevoerd. De repressie is van oudsher de brandweertaak. In Nederland doen zich vrijwel geen situaties voor waar deze taak niet door een gemeentelijke brandweer wordt uitgevoerd. Er zijn momenteel geen marktpartijen die dit product leveren.
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
26
Hoofdstuk 5. Samenvattende analyse en conclusies Onder welke organisatorische voorwaarden en over welke door haar te leveren producten kan brandweer Amsterdam contracten afsluiten met bijvoorbeeld de stadsdelen. Voor de reactie op de probleemstelling gaan we terug naar de drie deelvragen: Kunnen we de markt wel inschakelen? (Wat is het product van de brandweer en hoe ziet de brandveiligheidmarkt eruit?) - Voor de taken proactie en nazorg lijken geen producten of markten te definiëren. - Op het gebied van preventieve adviezen lijken er geen belemmeringen meer. Er zijn meerdere aanbieders en door de instelling van de stadsdelen kan het brandweeradvies niet meer als interne dienstverlening worden beschouwd. - In de preparatie fase zijn door de brandweer marktproducten te produceren. Deze markt heeft veel kenmerken van de ideale markt. De activiteiten worden niet als “core-business” beschouwd. - Voor het repressieve product geldt dat de organisatie van de concurrentie van het type “concurrentie om de markt” moet zijn. De markt voor repressie is weinig ontwikkeld. Er zijn geen particuliere aanbieders voor paraatheid. Voor die onderdelen waarvoor geen markt kan worden ingeschakeld zal naar verwachting de benchmarkanalyse de bestuurder handvaten geven om de prestaties van brandweeronderdelen te beoordelen. Willen we de markt wel inschakelen? (politiek besluitvormingsproces, veiligheid als kerntaak) - Gaat men er toe over om voor delen van de veiligheidsketen de markt in te schakelen dan zal nadrukkelijk aandacht geschonken moeten worden aan de samenhang met voor en na liggende schakels van de veiligheidsketen. Het op afstand zetten van onderdelen van de veiligheidsketen is een nadeel voor die keten en in strijd met het rijksbeleid zoals dit sinds 1993 is vormgegeven. - Het belang dat aan de veiligheidsketen wordt gehecht zal ook een rol spelen in de afweging van het stadsdeel om al dan niet met de brandweer in zee te gaan voor de dienstverlening in het kader van de vergunningverlening. - De keuze voor de instelling van de stadsdelen en de daarbij behorende bevoegdhedenverdeling heeft in Amsterdam tot gevolg gehad dat er een markt voor preventief advies is ontstaan waarop brandweer Amsterdam een van de aanbieders is. - Voor wat betreft de invoering van marktwerking op het gebied van de controle en handhaving geldt dat dit proces wordt gecompliceerd door de notie dat controleren en handhaven gezien wordt als een kerntaak van de overheid. Wel bestaat er op dit terrein een zekere mate van concurrentie tussen de verschillende gemeentelijke diensten onderling Wanneer moeten we de markt inschakelen en hoe ziet een dergelijke organisatie er dan uit (consequenties van de nieuwe wet Markt en Overheid)?
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
27
-
-
Door de instelling van de stadsdelen kan de dienstverlening van brandweer Amsterdam in het kader van de vergunningverlening niet meer worden beschouwd als een interne levering. Omdat ook particuliere aanbieders vergelijkbare diensten leveren is er sprake van een markt waarop de wet Markt en Overheid van toepassing is. Brandweer Amsterdam zal het taak onderdeel dat zich richt op deze dienstverlening moeten inrichten overeenkomstig de gedragsregels van de wet. Vooraf moet echter de vraag worden beantwoord of brandweer Amsterdam zich op deze markt mag begeven. Daartoe is een formeel besluit nodig van het bevoegd gezag (de centrale stad). In het besluit moet een inhoudelijke afweging gemaakt worden over de vraag waarom de overheid die markt betreedt. Inhoudelijke argumenten kunnen gevonden worden in het belang van de schakel preventie als deel van de brandveiligheidsketen Mochten delen van de schakels worden uitbesteed aan derden dan zullen voorwaarden moeten worden geformuleerd voor informatie-uitwisseling. De keten mag niet worden verbroken. Deze zelfde voorwaarden zullen ook gelden voor de interne informatie uitwisseling. Immers de gedragsregels van de wet Markt en Overheid vereisen een duidelijke scheiding tussen markt- en taakactiviteiten.
Het antwoord op de probleemstelling wordt nu simpel. Voor de preventieve producten zal met de stadsdelen een overeenkomst gesloten moeten worden. Daarbij wordt geconcurreerd met andere aanbieders. Daarmee wordt de brandweer een hybride organisatie. De afdeling preventie zal zich aan de in de nieuwe wet Markt en Overheid geformuleerde gedragsregels moeten houden en de organisatie zal er op moeten zijn ingericht. De wet Markt en Overheid verplicht tot een zekere scheiding tussen de marktonderdelen en de overige delen van de organisatie. De vanuit de veiligheidsketen gewenste sterke banden tussen de verschillende schakels van die keten kunnen hiermee op gespannen voet staan. Het ideaal van de overdag preventief adviserende, ’s nachts controlerende en bij brand blussende brandweerman (te Boekhorst, 2002) staat op gespannen voet met de organisatorisch/administratief afgescheiden, met de markt concurrerende preventieve dienstverlener.
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
28
Nawoord Een blik op de toekomst. Het doorredeneren op het adagium van Osborne en Gaebler, de overheid moet niet roeien maar sturen, betekent voor de brandweer - als organisatie verantwoordelijk voor de fysieke veiligheid - dat alle uitvoerende taken zullen moeten worden weggezet in de markt. Aan de verantwoordelijkheid voor de veiligheid kan dan invulling worden gegeven middels (1) het afsluiten van contracten voor elk van de te onderscheiden schakels van de veiligheidsketen, (2) het toezien op de uitvoering en (3) de zorg voor de samenhang. Het competentieprofiel van de bijbehorende toekomstige brandweermens zal dan een mix moeten zijn van: - een inkoper, Immers per schakel zullen op de markt de producten moeten worden ingekocht. Voor bijvoorbeeld de repressieve schakel zal een periodieke veiling moeten worden georganiseerd waardoor de laagste inschrijver het contract krijgt. - een controleur Immers de controleren/handhavende taak wordt als een kerntaak van de overheid beschouwd die naar haar wezen niet voor uitbesteding in aanmerking komt. - een onderzoeker Immers alleen onderzoek kan bepalen of de verschillende schakels van de veiligheidsketen in de juiste verhouding zijn ingezet voor een optimale fysieke veiligheid.
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
29
Literatuurlijst Boekhorst, te, C.; Meerjarenvisie brandweer Amsterdam, Amsterdam 2002. Bordewijk, P. & Klaassen, H.L.; Afrekenen met de productbegroting. In: B+G, januari 2001. CCRB: Model productbegroting voor de brandweer, CCRB - Bulletin no. 12, Nibra, Arnhem, 2001. Cornielje & van der Putten (2002); Cornielje, O.J.C., Putten, M. van der; Wet markt en overheid: transparantie en zorgvuldigheid staan voorop. Site: Ministerie van Economische Zaken, 2002. Damme, van, E.E.C.; Concurrentie vervalsing door de overheid? In: Openbare Uitgaven, 30-ste jaargang 1998, nr 4. Stichting Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven, Den Haag, 1998. Gemeente Haarlemmermeer; Kadernota Handhaving, Haarlemmermeer 2002. Gradus, R.H.J.M.; Het rapport markt en overheid en zijn implicaties. In: Openbare Uitgaven, 30-ste jaargang 1998, nr 4. Stichting Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven, Den Haag, 1998. Groot, T.L.C.M. & Helden, G.J. van; Financieel management van non-profit organisaties, Wolters Noordhoff, 3de druk, Groningen, 1999. Hakvoort, J.L.M. & Klaassen, H.L.; Benchmarking in non-profit organisaties. In: Beleidsanalyse, 1999/3. Heuvelhof, E.F., ten: Presentatie hulpverleningsorganisaties in de markt op afstand, Presentatie NIBRA, februari 2002. In ’t Veld, R.J.: Samenballen of scheiden: een bestuurlijk dilemma. In: Openbare Uitgaven, 30 ste jaargang 1998, nr 4. Stichting Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven, Den Haag, 1998. Kerngegeven Openbaar Bestuur, IOO/SCP, Den Haag, 1995. Lankhorst, G.J.; Nieuw wettelijk kader Zelfstandige bestuursorganen, presentatie 11/04/2002. Site: Ministerie van Economische Zaken, 2002. Ministerie van Binnenlandse Zaken; De brandweer en integrale veiligheid, een verkenning, Den Haag, 1995. Ministerie van Binnenlandse zaken, Integrale veiligheidsrapportage, Den Haag 1993. Ministerie van Economische Zaken, directie marktwerking, Informatie over het wetsvoorstel Markt en Overheid, Den Haag, 2002.
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
30
Nibra, Module organisatie onderbrandmeester, 2de druk, Arnhem, juli 1996. Osborne, D. & Gaebler, T.; Reinventing Government: How the entrepreneural spirit is transforming the public sector, Plume, New York, 1993. Oudshoorn, C. & Hoogendijk; F.A., Keuzevrijheid in de verzorgingsstaat. In: Research Memorandum 2000-5, Ministerie van Economisch zaken, Den Haag, 2000. Railnieuws, 2001; NS (en KLM) verwerven HSL-Zuid met superbod.In: Railnieuws, juli 2001. Referendumkrant; speciale uitgave AMSTERDAM.NL. Uitgave directie concern communicatie van de gemeente Amsterdam, mei 2002. Veen, van der, A.A., Zwakhals, S.L.N., Hazelzet-Crans, B. & Manen, van, J.W.; Niet zonder zorg, Bohn,Stafleu van Loghum, Houten, 2001. Vereniging van Nederlandse gemeenten, Model verordening brandveiligheid en hulpverlening nr 122, VNG, Den Haag, 1996.
Ben Miedema, Brandveiligheid, taak of markt? 01102002, 4de leergang MCDM, Nibra, Arnhem.
31