ONDERWIJSVISITATIE
Bouw
Een onderzoek naar de kwaliteit van de professioneel gerichte bacheloropleiding Bouw aan de XIOS Hogeschool Limburg
Vlaamse Hogescholenraad
4 maart 2010
De onderwijsvisitatie Bouw
Ravensteingalerij 27, bus 3 1000 Brussel tel.: 02 211 41 90
[email protected]
Exemplaren van dit rapport kunnen tegen betaling verkregen worden op het VLHORA-secretariaat.
Het rapport is ook elektronisch beschikbaar op http://www.vlhora.be > evaluatieorgaan > visitatierapporten > huidige visitatieronde Wettelijk depot: D/2010/8696/1
2 | Onderwijsvisitatie Bouw
voorwoord De visitatiecommissie brengt met dit rapport verslag uit over haar oordelen en de daaraan ten grondslag liggende motivering, conclusies en aanbevelingen die resulteren uit het onderzoek dat zij heeft verricht naar de onderwijskwaliteit van de professioneel gerichte bacheloropleiding Bouw in Vlaanderen.
De visitatiecommissie heeft hierbij de visitatieprocedure Handleiding onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, februari 2005 gevolgd, waarbij zij niet enkel aanbevelingen en suggesties formuleert in het kader van de continue kwaliteitsverbetering van het hoger onderwijs, maar ook een oordeel geeft in het kader van de accreditatie van de opleiding.
De visitatie en dit rapport passen in de werkzaamheden van de hogescholen en van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in artikel 93 van decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs.
Met dit rapport wordt de bredere samenleving geïnformeerd over de wijze waarop de hogescholen en meer bepaald de betrokken opleiding omgaat met de kwaliteit van haar onderwijs. Toch is het rapport in de eerste plaats bedoeld voor de hogeschool die de opleiding aanbiedt. Op basis van de bevindingen van het rapport kan de hogeschool nu en in de nabije toekomst actie nemen om de kwaliteit van het onderwijs in de opleiding te handhaven en verder te verbeteren. De lezer moet er zich echter terdege bewust van zijn dat het rapport slechts een momentopname biedt van het onderwijs in de opleiding en dat de rapportering van de visitatiecommissie slechts één fase is in het proces van kwaliteitszorg.
De VLHORA dankt allen die meegewerkt hebben aan het welslagen van dit proces van zelfevaluatie en visitatie. De visitatie was niet mogelijk geweest zonder de inzet van al wie binnen de hogeschool betrokken was bij de voorbereiding en de uitvoering ervan. Tevens is de VLHORA dank verschuldigd aan de voorzitter, de leden en de secretarissen van de visitatiecommissie voor de betrokkenheid en deskundige inzet waarmee zij hun opdracht hebben uitgevoerd.
Marc Vandewalle secretaris-generaal
Toon Martens voorzitter
Onderwijsvisitatie Bouw | 3
4 | Onderwijsvisitatie Bouw
inhoudsopgave Voorwoord .......................................................................................................................................................... 3 Inhoudsopgave ................................................................................................................................................... 5 Deel 1 ................................................................................................................................................................. 7 Hoofdstuk 1
De onderwijsvisitatie Bouw ..................................................................................................... 9
1.1 Inleiding ............................................................................................................................................. 9 1.2 De visitatiecommissie ........................................................................................................................ 9 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.2.4
Samenstelling ......................................................................................................................... 9 Taakomschrijving ................................................................................................................. 10 Werkwijze ............................................................................................................................. 10 Oordeelsvorming .................................................................................................................. 12
1.3 Indeling van het rapport ................................................................................................................... 12 Hoofdstuk 2
Het domeinspecifiek referentiekader Bouw .......................................................................... 13
2.1 Inleiding ........................................................................................................................................... 13 2.2 Domeinspecifieke competenties ...................................................................................................... 13 2.3 Besluit ............................................................................................................................................. 15 Deel 2 ............................................................................................................................................................... 17 XIOS Hogeschool Limburg ................................................................................................... 19 Bijlagen ............................................................................................................................................................. 55
Onderwijsvisitatie Bouw | 5
6 | Onderwijsvisitatie Bouw
deel 1
algemeen deel
Onderwijsvisitatie Bouw | 7
8 | Onderwijsvisitatie Bouw
Hoofdstuk 1 De onderwijsvisitatie Bouw 1.1
Inleiding
In dit rapport brengt de visitatiecommissie verslag uit van haar bevindingen over de onderwijskwaliteit van de professioneel gerichte bacheloropleiding Bouw, die zij op 1, 2 en 3 april 2009 in opdracht van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) heeft onderzocht. Dit initiatief past in de werkzaamheden van de hogescholen en van de VLHORA met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in artikel 93 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen.
1.2
De betrokken opleidingen
De opleiding Bouw wordt door 1 hogeschool aangeboden. De visitatiecommissie bezocht op: -
1, 2 en 3 april 2009
1.3
1.3.1
XIOS Hogeschool Limburg
De visitatiecommissie
Samenstelling
De visitatiecommissie werd samengesteld conform de procedure van de Handleiding onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, februari 2005. Meer in het bijzonder werden de richtlijnen van de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs met betrekking tot de onafhankelijkheid van de commissieleden opgevolgd. De visitatiecommissie werd samengesteld door het bestuursorgaan van de VLHORA in zijn vergadering van 13 november 2008.
De visitatiecommissie: Voorzitter en domeindeskundige: Onderwijsdeskundige: Domeindeskundige: Domeindeskundige: Student:
Willy Patrick De Wilde Romain Hulpia Valère Cornelis Rob Lenaers Ignace Quintyn
Voor een kort curriculum vitae van de commissieleden, zie bijlage 1.
Onderwijsvisitatie Bouw | 9
Vanuit de VLHORA werden een projectbegeleider en een secretaris aangesteld. Voor de visitatie van de opleiding Bouw waren dit: Projectbegeleider:
Klara De Wilde
Secretaris: XIOS Hogeschool Limburg
Wim De Cleyn
1.3.2
Taakomschrijving
De commissie geeft op basis van het zelfevaluatierapport van de opleiding en de gesprekken ter plaatse: een oordeel over de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader van de NVAO; een integraal oordeel over de opleiding; suggesties om waar mogelijk te komen tot kwaliteitsverbetering.
1.3.3
Werkwijze
De visitatie van de opleiding Bouw aan de hogescholen gebeurde conform de werkwijze zoals die is vastgelegd in de Handleiding onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, februari 2005. Voor de beschrijving van de werkwijze van de visitatiecommissie worden vier fasen onderscheiden. -
fase 1, de installatie van de commissie; fase 2, de voorbereiding; fase 3, het visitatiebezoek; fase 4, de schriftelijke rapportering.
Fase 1
De installatie van de visitatiecommissie
Op 12 december 2008 werd de visitatiecommissie officieel geïnstalleerd. De installatievergadering stond in het kader van een kennismaking, een gedetailleerde bespreking van het visitatieproces aan de hand van de Handleiding onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, februari 2005 en een toelichting van het ontwerp van domeinspecifieke referentiekader. Daarnaast werden een aantal praktische afspraken gemaakt, onder meer met betrekking tot het bezoekschema, de bezoekdagen en de te lezen eindwerken en/of stageverslagen.
10 | Onderwijsvisitatie Bouw
Fase 2
De voorbereiding
De visitatiecommissie heeft een domeinspecifiek referentiekader voor de opleiding opgesteld en aan de opleiding bezorgd. Elk commissielid heeft het zelfevaluatierapport en de bijlagen bestudeerd, de geselecteerde eindwerken gelezen en haar/zijn argumenten, vragen en voorlopig oordeel vastgelegd in een checklist, waarvan de secretaris een synthese heeft gemaakt. De synthese werd uitvoerig besproken en beargumenteerd door de commissieleden. Op basis van de bespreking en de door de commissieleden opgestuurde vragenlijsten, inventariseerde de secretaris kernpunten en prioriteiten voor de gesprekken en het materialenonderzoek bij de visitatie.
Fase 3
Het visitatiebezoek
De VLHORA heeft een bezoekschema ontwikkeld dat desgevallend aangepast werd aan de specifieke situatie van de opleiding. Het bezoekschema werden opgenomen als bijlage 3. Tijdens de visitatie werd gesproken met een representatieve vertegenwoordiging van alle geledingen die bij de opleiding betrokken zijn. Tijdens de visitatie werd bijkomend informatiemateriaal bestudeerd en werd een bezoek gebracht aan de instelling met het oog op de beoordeling van de accommodaties en de voorzieningen voor de studenten. Tijdens de visitatie werd voor de verdere bevraging gebruik gemaakt van de synthese van de checklist en de vragenlijsten. Binnen het bezoekprogramma werden een aantal overlegmomenten voor de commissieleden voorzien om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen)oordelen. Na de gesprekken met de vertegenwoordigers van de opleiding hebben de visitatieleden hun definitief (tussen)oordeel per facet en per onderwerp gegeven. Op het einde van het visitatiebezoek heeft de voorzitter een korte mondelinge rapportering gegeven van de ervaringen en bevindingen van de visitatiecommissie, zonder expliciete en inhoudelijk waarderende oordelen uit te spreken.
Fase 4
De schriftelijke rapportering
De secretaris heeft in samenspraak met de voorzitter en de commissieleden, op basis van het zelfevaluatierapport, de checklisten en de motiveringen een ontwerp opleidingsrapport opgesteld. Het ontwerprapport geeft per onderwerp en per facet het oordeel en de motivering van de visitatiecommissie weer. Daarnaast werden - waar wenselijk en/of noodzakelijk - aandachtspunten en eventuele aanbevelingen voor verbetering geformuleerd. Het ontwerp opleidingsrapport werd aan de hogeschool gezonden voor een reactie. De reactie van de opleiding op het ontwerp opleidingsrapport werd door de commissie in een slotvergadering besproken. Het antwoord van de commissie op de reactie van de hogeschool wordt samen met het definitieve opleidingsrapport aan de hogeschool bezorgd. Daarna wordt het definitieve opleidingsrapprt samengebracht in het visitatierapport van de professioneel gerichte bacheloropleiding Bouw.
Onderwijsvisitatie Bouw | 11
1.3.4
Oordeelsvorming
De commissie legt in een eerste fase een oordeel per facet vast. Daarna legt de commissie een oordeel per onderwerp vast op basis van de oordelen van de facetten die van het onderwerp deel uitmaken. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een overzicht gegeven van de oordelen per facet. In geval van een compensatie van facetten, wordt het oordeel op onderwerpniveau gevolgd door een motivering en aangevuld met de weging die de commissie hanteerde in de oordeelsvorming op onderwerpniveau. In de overige gevallen wordt voor de motivering van het oordeel op onderwerpniveau verwezen naar de argumentatie bij de facetten. De oordelen per facet en per onderwerp hebben betrekking op alle locaties, afstudeerrichtingen en varianten. Daar waar er een onderscheid in het oordeel per afstudeerrichting en/of locatie en/of variant nodig is, wordt dit aangegeven in het rapport. De commissie houdt in haar beoordeling rekening met accenten die de opleiding eventueel zelf legt, met het domeinspecifieke referentiekader en met de benchmarking ten opzichte van de gelijkaardige opleidingen in andere instellingen van hoger onderwijs. Alle oordelen en wegingen volgen de beslisregels zoals geformuleerd in de Handleiding onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, februari 2005. Op het niveau van de facetten volgen de oordelen een vierpuntenschaal: “onvoldoende”, “voldoende”, “goed” en “excellent”. Op het niveau van de onderwerpen en op het niveau van de opleiding in haar geheel geeft de commissie een antwoord op de vraag of er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn. Hierbij kan het oordeel “voldoende” of “onvoldoende” luiden.
1.4
Indeling van het rapport
Het rapport bestaat uit twee delen. In het eerste deel beschrijft de visitatiecommissie in hoofdstuk 2 het domeinspecifiek referentiekader op basis waarvan zij de gevisiteerde opleiding heeft beoordeeld. In het tweede deel van het rapport brengt de commissie verslag uit over de gevisiteerde opleiding.
12 | Onderwijsvisitatie Bouw
Hoofdstuk 2 Het domeinspecifiek referentiekader Bouw 2.1
Inleiding
Voor iedere opleiding wordt een domeinspecifiek referentiekader ontwikkeld dat door de commissie gebruikt wordt bij de beoordeling van opleidingen. De visitatiecommissie is verantwoordelijk voor de opmaak van het domeinspecifiek referentiekader. De VLHORA als evaluatieorgaan geeft de procedure1 aan voor de opstelling ervan. Het referentiekader is niet bedoeld om een ideale opleiding te schetsen. Respect voor de eigenheid van een opleiding en voor de diversiteit binnen eenzelfde opleiding over de instellingen heen, veronderstelt immers dat in de eerste plaats wordt nagegaan of elke opleiding erin slaagt haar eigen doelstellingen te realiseren en dit zowel inhoudelijk als procesmatig. Dit belet niet dat wordt nagegaan of elke opleiding aan een aantal minimumeisen voldoet, die aan de betreffende opleiding worden gesteld vanuit het vakgebied en/of de relevante beroepspraktijk.
2.2
Domeinspecifieke competenties
Gehanteerde input -
Referentiekaders van de opleiding: XIOS Hogeschool Limburg
-
Domeinspecifiek referentiekader van de visitatiecommissie Bouw/Vastgoed
-
Brondocumenten onderschreven door werkveld: Beroepsprofiel VLOR Beroepsproefielen Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) en Cevora
Domeinspecifieke competenties -
Gemeenschappelijke domeinspecifieke competenties
De bachelor in de Bouw is een 'bouwtechnicus' die deskundig is in de verschillende disciplines en de verschillende deelaspecten bij het tot stand komen en de realisatie van bouwwerken van diverse aard en omvang en dit zowel voor nieuwbouw als voor renovatie. Voor de brede waaier van functies moet de bachelor communicatievaardig zijn evenals ICT-vaardig op het vlak van tekenen, het maken van berekeningen en planning. Hij heeft aandacht voor veiligheid, kwaliteit en milieu.
1
De procedure voor het opstellen van het domeinspecifiek referentiekader is beschikbaar op de website van de VLHORA www.vlhora.be onder de rubriek visitatie & accreditatie.
Domeinspecifiek referentiekader | 13
De bachelor in de Bouw 1.
2.
3.
4.
5.
6. 7. 8. 9. 10. 11.
12. 13. 14.
-
is in staat om de bouwtechnieken, uitvoeringsmethoden en installaties van residentiële gebouwen, gebouwen voor industrieel en commercieel gebruik of voor de openbare secrtoren, wegenbouw en bouw van kunstwerken te begrijpen en te verwerken. beheerst de kennis en vaardigheden op het vlak van tekenen, planlezen, materialen, stabiliteit, energiemanagement en bouwmethodes die nodig zijn voor de voorbereiding en uitvoering van een bouwproject en is in staat deze toe te passen binnen het kader van de toebedeelde opdrachten. is in staat de constructieve opbouw van bouwwerken grafisch voor te stellen, zowel in leesbare en overzichtelijke technische plannen als in aanschouwelijke 3D-voorstellingen en perspectieftekeningen. Hij beheerst het gebruik van de daartoe geëigende computerprogramma’s. Is in staat om bestekken, meetstaten, vorderingsstaten, eindafrekeningen en aannemingsovereenkomsten te lezen, kostenramingen te maken en prijsoffertes te vergelijken; hij kan daarbij de geëigende computerprogramma’s gebruiken. is op de hoogte van de bouwwetgeving, evenals van de technische normen en de juridische en praktische aspecten van aanbestedingsdocumenten voor bouwwerken en is in staat deze toe te passen binnen het kader van de toebedeelde opdrachten. kan meerdere samenhangende oplossingen en voorstellen uitwerken voor bouwtechnische en constructieproblemen en dit op een economisch verantwoorde manier en met aandacht voor esthetiek. heeft kennis van de organisatie van een bouwplaats, is in staat een werfplanning op te stellen ter opvolging van de verschillende uitvoeringstaken en een oplevering van de werken te organiseren. kan een bouwwerk exploiteren en het onderhoud plannen en de energie beheren. kent de maatschappelijke context (economisch, juridisch en sociaal) van hedendaags bouwen en kan de draagwijdte en de operationele consequenties ervan inschatten. heeft kennis van de vigerende wetgeving op het vlak van kwaliteit, veiligheid, duurzaamheid en milieu en kan deze permanent en structureel toepassen in het operationeel kader van een werf. is in staat om binnen een team van architecten, ingenieurs, aannemers en veiligheidscoördinatoren de uitvoering van bouwwerken te sturen en te begeleiden. Hij beschikt hiervoor over de nodige kennis, technische bagage en communicatie/onderhandelingsvaardigheden. kan vaktechnische literatuur in het Frans en Engels verwerken. kan communiceren in een professionele context in het Nederlands en ten minste één vreemde taal; hij kan hierbij de courante buroticapakketten vlot gebruiken. attitudes o teamgericht o interne en externe klantgerichtheid o flexibel o stiptheid o zelfstandig o oplossings- en resultaatsgericht o stressbestendig o bereidheid tot levenslang leren
Opleidingsgebonden competenties /
14 | Domeinspecifiek referentiekader
2.3
Besluit
De ‘werkomgeving’ van de professioneel gerichte bachelor Bouw kent de laatste jaren een voortdurende verandering. Het bouwproces wordt steeds meer complexer. De veiligheids-, kwaliteits- en milieuvoorschriften nemen toe. Een bouwproject wordt ook meer multidisciplinair aangepakt. Niet enkel de bouwtechnische aspecten zijn van belang maar ook de impact op milieu, mobiliteit ... wordt meegenomen in het bouwproces. Binnen de werkomgeving neemt automatisering en informatisering toe. Dit alles vereist uiteraard de nodige competenties maar ook een ingesteldheid tot levenslang leren. Internationalisering krijgt een steeds grotere impact en vraagt de nodige aandacht tijdens de opleiding voor teamgericht werken met anderen in een internationale en multiculturele beroepsomgeving.
Domeinspecifiek referentiekader | 15
16 | Opleidingsrapport Bouw
deel 2
opleidingsrapport
Opleidingsrapport Bouw | 17
18 | Opleidinsrapport Bouw
XIOS Hogeschool Limburg Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding Bouw aan de XIOS Hogeschool Limburg
De XIOS Hogeschool Limburg is ontstaan in 1995 na een Vlaamse fusieoperatie als gevolg van het Hogescholendecreet van juli 1994. Ze ontstond uit vier hogescholen van het gemeenschapsonderwijs, namelijk de Industriële Hogeschool van het Gemeenschapsonderwijs Limburg, de Normaalschool, het Hoger Instituut voor Handelswetenschappen en de Sociale School Demergouw van Diest. Bij de opstart telde ze circa tweeduizend studenten. Dit aantal groeide tot meer dan drieduizend studenten op dit ogenblik. De hogeschool telt vier departementen met campussen in Diepenbeek en Hasselt:
Handelswetenschappen en Bedrijfskunde (HWB) Industriële Wetenschappen en Technologie (IWT) Lerarenopleiding (LeO) Sociaal-Agogisch Werk (SAW)
Vanaf het academiejaar 2009-2010 wordt het departement Industriële Wetenschappen en Technologie opgesplitst in twee nieuwe departementen: N-Technologie en Toegepaste Ingenieurswetenschappen. De academisch gerichte opleidingen zullen deel uitmaken van het departement Toegepaste Ingenieurswetenschapppen. Het departement N-Technologie zal de professioneel gerichte opleidingen, waaronder de opleiding Bouw, groeperen. Er worden verschillende opleidingen aangeboden op het niveau van professioneel en academisch gerichte bacheloropleidingen en masteropleidingen. Deze departementen worden ondersteund door de centrale administratie, die opgedeeld is in verschillende diensten. De hogeschool maakt sinds het Structuurdecreet van 2003 deel uit van de Associatie Universiteit- Hogescholen Limburg (AUHL), met als medepartners de Universiteit Hasselt en de Provinciale Hogeschool Limburg. De associatie heeft, naast haar decretale opdracht, als belangrijkste maatschappelijke ambitie het hoger onderwijs in de provincie Limburg verder uit te bouwen. De professioneel gerichte bacheloropleiding Bouw werd nog maar recent opgestart in het academiejaar 20062007, nadat ze de erkenningsprocedure voor nieuwe opleidingen in Vlaanderen succesvol doorlopen had. Na een positief oordeel van de Erkenningscommissie op het vlak van macrodoelmatigheid (25 mei 2005), gaf de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) op 29 november 2005 een positief advies voor het opstarten van de opleiding. Het eerste bachelorjaar werd opgestart in 2006-2007. Het tweede bachelorjaar is voor de eerste maal ingericht in het academiejaar 2007-2008, het derde jaar in het academiejaar 2008-2009. De opleiding werd niet alleen bij het ontstaan, maar wordt ook nu nog actief ondersteund door het beroepenveld in de ruime zin van het woord. Op 1 februari 2008 telde de opleiding 213 studenten, van wie 130 in het eerste jaar en 83 in het tweede. Naast de XIOS Hogeschool Limburg wordt de opleiding Bouw ook nog aangeboden door de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven en de Sint-Lukas Hogeschool Brussel. De visitatie van deze twee bouwopleidingen vond plaats in de loop van 2007 en 2008. Het visitatierapport werd gepubliceerd op 4 september 2008. Sinds het academiejaar 2007-2008 wordt de opleiding ook aangeboden door de Katholieke Hogeschool Kempen; de visitatie van deze opleiding is voorzien in 2010.
Opleidingsrapport Bouw | 19
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstellingen van de opleiding
Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor
Beoordelingscriteria: De opleidingsdoelstellingen zijn erop gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken, en een ingesteldheid tot levenslang leren; het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk, en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid die samenhangt met de beroepspraktijk; het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar. Het oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding heeft haar opleidingsdoelstellingen in termen van competenties geformuleerd. De competenties beschrijven wat een beginnende werfleider, calculator en/of technisch-commercieel medewerker moet kennen en kunnen, en over welke attitudes hij moet beschikken. De opleiding heeft dertien hoofdcompetenties bepaald, die bijna allemaal in concretere deelcompetenties zijn uitgesplitst. Daarbij wordt telkens aangegeven of het om algemene, algemene beroepsgerichte of beroepsspecifieke competenties gaat (of een combinatie daarvan). Die te verwerven competenties zijn vastgelegd in een overzichtstabel. Deze kunnen als volgt worden samengevat: ‐ technische kennis kunnen opzoeken en interpreteren; ‐ de ingesteldheid hebben tot levenslang leren; ‐ kritisch kunnen reflecteren en projectmatig kunnen werken; ‐ goed kunnen denken en redeneervaardigheid hebben; ‐ blijk geven van verantwoordelijkheidsbesef ten aanzien van maatschappelijke, economische, milieuen veiligheidsaspecten en duurzame ontwikkeling van het bouwproces; ‐ een probleem op de werf kunnen identificeren en op een adequate en creatieve manier oplossen; ‐ een werf kunnen opstarten; ‐ een werf kunnen organiseren; ‐ een werf kunnen beheren; ‐ een werf kunnen leiden; ‐ de praktische uitvoering van een bouwsysteem kunnen ondersteunen (gebouwen, infrastructuur en afwerking van gebouwen); ‐ adequaat kunnen communiceren; ‐ op de hoogte zijn van de nationale, Europese en internationale voorschriften.
20 | Opleidinsrapport Bouw
In overleg met het werkveld werden vijf van deze competenties als beroepsspecifiek aangeduid, namelijk: ‐ een werf kunnen opstarten; ‐ een werf kunnen organiseren; ‐ een werf kunnen beheren; ‐ de praktische uitvoering van een bouwsysteem kunnen ondersteunen (gebouwen, infrastructuur en afwerking van gebouwen); ‐ op de hoogte zijn van de nationale, Europese en internationale voorschriften. De opleiding richt zich op drie sectoren van de bouw, namelijk gebouwen, infrastructuurwerken en afwerking gebouwen. De commissie vindt dat er een duidelijke omschrijving is van de te realiseren doelstellingen. Ze is tot het besluit gekomen dat de door de opleiding geformuleerde doelstellingen goed beantwoorden aan de verschillende competenties die worden aangegeven, enerzijds decretaal wat de algemene competenties en de beroepsgerichte competenties betreft, en anderzijds in het domeinspecifieke referentiekader van de commissie wat het beheersen van de beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar betreft. De hoofdcompetenties impliceren het autonoom functioneren van studenten, al of niet in teamverband. Deze worden goed gesitueerd in de opleiding. Ook de maatschappelijke relevantie en de internationale dimensie worden rechtstreeks in de doelstellingen benoemd. Attitudes zijn ingeschreven in de hoofdcompetenties (levenslang leren, kritische reflectie en projectmatig kunnen werken).
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
Beoordelingscriteria: De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroeps- of kunstpraktijk). Ze zijn, in het geval van gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake. Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante beroepenveld. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Gerichtheid van de opleiding op de praktische en specifieke dimensies van het beroepenveld Bij de opstelling van de doelstellingen is de opleiding vertrokken van de algemene doelstellingen, zoals opgenomen in artikel 58 van het Structuurdecreet. Daarnaast werd gebruikgemaakt van de volgende bronnen: ‐ Het ‘Onderwijsontwikkelingsplan XIOS Hogeschool Limburg’ (HOOP) ‐ Het ‘Departementaal OnderwijsOntwikkelingsplan’ (DOOP) ‐ De visietekst ‘Internationalisering XIOS’
Opleidingsrapport Bouw | 21
‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
Cevora – beroepsprofiel opzichter/werfleider VLOR – beroepsprofiel beroepencluster bouw Werkgroep Beroepsprofiel van de Vlaamse hogescholen, in opdracht van de Vlaamse Onderwijsraad VLOR – opleidingsprofiel bouwontwerp Sectorcommissie Hogeschoolonderwijs van de Vlaamse Onderwijsraad Cevora – onderzoek naar de beroepenstructuur - bouwsector vzw Bachelor (voorheen NUG) – competenties van de professionele bachelor HogerOnderwijsRegister Vlaanderen – uittreksel met betrekking tot de doelstellingen professionele bachelor Bouw Hogeschool Sint-Lukas Brussel; doelstellingen professionele bachelor Bouw Katholieke Hogeschool Sint-Lieven.
De doelstellingen werden uitgewerkt door de projectgroep ‘Nieuwe opleiding Bouw van XIOS Hogeschool Limburg’. De projectgroep telde personen uit diverse disciplines, zowel onderwijzend personeel als specialisten uit het beroepsleven. De commissie waardeert dat er nauw contact is met het werkveld, vanaf het opzetten van het concept. Verder vormde de ervaring die het departement heeft opgebouwd vanuit de academische bachelor- en masteropleiding Bouwkunde, ook een substantiële meerwaarde. In samenspraak met de bouwspecialisten werden uit die lijst vijf competenties als domeinspecifiek gekarakteriseerd: 1. werf opstarten; 2. werf organiseren; 3. werf beheren; 4. praktische uitvoering van een bouwsysteem ondersteunen; 5. op de hoogte zijn van de nationale, Europese en internationale voorschriften. Meer dan de helft van de personeelsleden die lesgeven in de opleiding, is daarnaast ook nog actief in de sector. Dat betekent dat de docenten goed op de hoogte zijn van de noden van het werkveld. De opleiding beschouwt dit als één van haar sterke punten. De opleiding heeft deze lectoren intens ingezet bij de ontwikkeling, evaluatie en actualisering van de onderwijsvisie en -doelstellingen. Verder leveren de veelvuldige contacten tussen docenten en het beroepenveld naar aanleiding van maatschappelijke dienstverlening, bedrijfsbezoeken, stages en eindwerkverdedigingen nuttige informatie over de evolutie in het werkveld. De opleiding genoot ondersteuning van ir. J. Wolthuis, onderwijsdeskundige, teamleider en docent van de opleiding bachelor civiele technieken en bachelor Bouwkunde aan de Hogeschool InHolland (Nederland). Verder hebben docenten een opleiding over projectonderwijs gevolgd aan de Technische Universiteit van Eindhoven, en werd een werkbezoek gebracht aan de universiteit van Aalborg (Denemarken). Deze instelling is bekend om haar expertise op het gebied van projectmatig onderwijs. De opleiding heeft zich vergeleken met de andere opleidingen bachelor Bouw in Vlaanderen, en onderscheidt zich door haar projectmatige aanpak. Elk project doorloopt het hele bouwproces van begin tot einde. Wekelijks blijven de studenten stilstaan bij een welbepaalde fase op de werf en krijgen ze concrete werfsituaties voorgeschoteld. De studenten lossen deze in groepjes op en verdedigen die oplossingen in wekelijkse werkvergaderingen. De kennis die nodig is om het probleem op te lossen, wordt in ‘conceptblokken’ aangereikt. Een ander verschil is dat de studenten in deze opleiding elk jaar op stage gaan, vanaf het eerste trimester van het eerste jaar. In de andere scholen staat de stage enkel in het laatste jaar geprogrammeerd. Uit de gesprekken met de docenten stelde de commissie vast dat het competentieprofiel bekend is bij de personeelsleden die betrokken zijn bij de opleiding. De studenten kunnen deze informatie raadplegen in de opleidingsgids en via intranet. Elke docent geeft in zijn cursus aan rond welke competenties er wordt gewerkt.
22 | Opleidinsrapport Bouw
Het werkveld werd geïnformeerd via een rondetafelgesprek en een informatieavond (die samen met de Katholieke Hogeschool Kempen werd georganiseerd). Het opleidingsconcept in het algemeen en de stage in het bijzonder werden toegelicht. De competenties van de professionele bachelor Bouw zijn ook toepasbaar in het buitenland. Bovendien ontwikkelt de student een aantal attitudes en vaardigheden die hem in staat stellen om zich aan te passen aan wisselende omstandigheden, zowel in het buitenland als het binnenland.
Aanbevelingen ter verbetering: -
De commissie stelt voor aandacht te geven aan het waarborgen van de domeinspecifieke eisen in de toekomst door de op te richten Curriculumraad in te schakelen.
Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende
Op basis van de oordelen over: Facet 1.1: Niveau en oriëntatie: Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen:
goed goed
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Bouw | 23
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma
Beoordelingscriteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De werkgroep die het competentieprofiel heeft uitgewerkt, heeft ook een belangrijke inbreng gehad in de totstandkoming van de opleidingonderdelen. De projectgroep heeft het curriculum uitgewerkt, steunend op het onderwijsconcept van het departement. De aandacht voor de praktijkgerichtheid van de professionele bachelors, aangevuld met een stevige theoretische basis in de eerste jaren van de opleiding, krijgt hierin bijzondere aandacht. Het curriculum steunt op de volgende uitgangspunten: ‐ een ruime bouwtechnische kennis en inzicht in de thema’s infrastructuur, gebouwen en afwerking; ‐ vaardigheden en attitudes: leidinggeven, vergadertechnieken, projectmanagement; ‐ communicatieve vaardigheden: talen; ‐ praktijkgerichtheid; ‐ binding met het werkveld; ‐ stages, werf- en bedrijfsbezoeken; ‐ zelfwerkzaamheid van de studenten. Om dit te kunnen realiseren, werd ervoor gekozen het onderwijs projectmatig aan te pakken. Studenten werken aan realistische dossiers die door partners uit het beroepenveld en/of door de coaches worden aangebracht. Het programma is opgebouwd rond de drie thema’s: infrastructuur, gebouwen en afwerking. Zowel de theorie als de praktijk is een belangrijke component in de opleiding. In elk trimester staat één thema centraal: infrastructuur, gebouwen of afwerking. Elk thema wordt uitgediept in drie samenhangende entiteiten: de projecten, stages en ‘conceptblokken’. De kennis die nodig is om de projecten uit te voeren, moeten de studenten deels zelf opzoeken binnen de projecten en wordt voor het overige deel klassikaal aangeboden in de conceptblokken. Hierin komen als vakinhouden onder andere sterkteleer, bouwfysica, uitvoeringstechnieken, materialen en constructies, topografie en grondmechanica aan bod. Het doel van deze conceptblokken is de nodige informatie in een toegankelijke vorm aan te reiken, dat wil zeggen: geplaatst in de juiste context. Dit betekent dat ook in de conceptblokken vertrokken wordt van concrete (werf)situaties, zij het andere dan diegene die in het project aan bod komen. De studenten verwerken de informatie en vertalen ze naar hun concrete projectsituatie. Daarnaast komen de studenten via hun stage in reële werfsituaties terecht. Ze worden dus in elk van de drie grote entiteiten met praktijksituaties geconfronteerd. In het eerste jaar ligt de nadruk op wegenbouw en sociale woningbouw. De algemene conceptblokken behandelen de basis- en de toegepaste wetenschappen (wiskunde, bouwfysica en sterkteleer). Daarnaast verwerven de studenten een aantal organisatorische competenties en communicatieve vaardigheden.
24 | Opleidinsrapport Bouw
Halverwege elk trimester komen de studenten gedurende één week als arbeider op de werkvloer terecht, om kennis te maken met de sector en zijn werkzaamheden. De commissie vindt dat er meer aandacht mag gaan naar sommige hedendaagse terreinen die belangrijk zijn in deze sector, zoals het verzorgen van constructies om latere kosten van de woning (verwarming, onderhoud, renovatie, afbraak en recyclage) mee in rekening te brengen. In het tweede jaar ligt de nadruk op water- en industriebouw, inclusief de afwerking. De conceptblokken worden grotendeels rond deze thema’s ingevuld. Daarnaast bouwen de studenten verder aan de algemene, organisatorische en communicatieve vaardigheden van het eerste jaar. Halverwege het trimester komen de studenten gedurende twee weken terecht op de werkvloer, en krijgen ze de taken en verantwoordelijkheden toegewezen van een ploegbaas, weliswaar onder toezicht van een stagebegeleider. In het derde jaar handelt het eerste trimester over de thema’s gebouwen en afwerking, en het tweede trimester over het thema infrastructuur. De projecten zijn toegespitst op complexe problemen met een hogere moeilijkheidsgraad dan in de twee vorige jaren. De studenten gebruiken bij de realisatie van deze projecten de kennis die ze in de eerste twee jaren hebben vergaard. Daarnaast is er aandacht voor actuele onderwerpen, zoals duurzaam bouwen. Het derde trimester staat volledig in het teken van het doorgroeiproject, wat een combinatie is van stage en de bachelorproef. De student realiseert een eindwerk dat gekoppeld is aan een stage van negen weken. De stageplaats mag de student vrij kiezen binnen de thema’s infrastructuur, gebouwen of afwerking, en de stage kan in het binnen- of het buitenland plaatsvinden. De commissie vindt dat het programma van de opleiding een degelijke indruk maakt. Verschillende factoren geven aan dat de opbouw en uitwerking van het programma de doelstellingen adequaat ondersteunen. Het algemeen concept van de opleiding is origineel, heeft goede werkvormen en is geïnspireerd op het Nederlandse model. Attitudes komen in theorielessen en in de laboratoria voor. Zij zijn goed gedocumenteerd en worden sterk geactiveerd in stage en eindwerken. Nochtans vindt de commissie dat wiskunde een grotere aansluiting zou kunnen hebben met de finaliteit van de opleiding. Tevens stelt ze vast dat er in de cursus infrastructuur geen aandacht gaat naar kunstwerken, zoals bruggen (met aspecten als voorspanning, naspanning, soorten en kenmerken), maritieme werken, waterzuiveringsstations en spoorwegwerken. Gezien de nood in het werkveld vindt de commissie dat deze toepassingen meer aandacht verdienen. De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding ook veel aandacht schenkt aan talenkennis, die gericht is op praktische noden. In de taalleerlijn werkt de student aan de communicatieve vaardigheden in vreemde talen: luisteren, spreken, lezen en schrijven. De klemtoon ligt op de spreekvaardigheid. In het eerste jaar wordt de basiskennis van Frans en Duits opgefrist. In het tweede en het derde jaar kiezen de studenten een taal uit het aanbod Engels, Frans of Duits, en komt – behalve de nodige communicatieve vaardigheidstraining – ook vakspecifieke woordenschatuitbreiding aan bod. Hoewel andere talen belangrijk zijn, bijvoorbeeld voor het opzoeken van informatie of verwerving van internationale uitwisselingen, blijkt dat het werkveld niet zo sterk belang hecht aan de kennis van andere talen dan het Nederlands buiten het Frans. Ter bevordering van internationalisering en ter voorbereiding van het doorgroeiproject in het derde jaar, hebben de studenten van het tweede jaar in het derde trimester een opdracht gemaakt waarin niet alleen gepeild werd naar welk thema hun voorkeur uitgaat (infrastructuur, gebouwen of afwerking), maar ook of ze interesse hadden in een buitenlandse stage. De studenten zijn op zoek gegaan naar een geschikt onderwerp en binnen- en/of buitenlandse bedrijven die dit project zouden kunnen begeleiden. Studenten met interesse in een buitenlandse stage zijn ook op zoek gegaan naar een hogeschool of universiteit in de buurt van het geselecteerde buitenlandse bedrijf om de programma’s met elkaar te vergelijken. Van de 98 studenten waren er 13 geïnteresseerd. Een aantal van deze stages wordt via de Bouworde aangeboden. De studenten moeten hiervoor aan een selectie deelnemen.
Opleidingsrapport Bouw | 25
Om activiteiten in het kader van de internationalisering te ondersteunen, werd op centraal niveau het Stimuleringsfonds Projecten Internationalisering (Stipi) opgericht. De commissie ervaart de projectmatige en praktische aanpak als erg pragmatisch en verrijkend. Uit de gesprekken en de rondgang in de gebouwen stelde de commissie vast dat veiligheid en duurzaamheid in de opleiding goed aan bod komen, maar nog meer gericht kunnen worden naar de kwaliteit van de uitvoering en de levenscyclus. Aan de zorg van het werkveld voor het aspect veiligheid wordt tegemoetgekomen door het programmeren ervan en door de certificatie van de studenten volgens de VCA-norm. Er is binnen de opleiding bewust voor gekozen om geen keuzetrajecten in het programma op te nemen. Studenten noch het werkveld zijn hiervoor blijkbaar vragende partij. Zij vinden het belangrijker dat er een algemene bagage aangeleerd wordt die een brede onderbouwing waarborgt en nadien in specifieke werksituaties doelgericht kan vervolledigd worden met sectoriële kennis en vaardigheden. Het curriculum wordt overzichtelijk weergegeven in het CurriculumBeheerSysteem (CBS), dat een onderdeel is van het OnderwijsManagementSysteem (OMS) van XIOS. Het CBS bevat onder meer de competentiematrix en de ECTS-fiches. De competentiematrix geeft per opleidingonderdeel de competenties aan die worden geëvalueerd. Deze matrix verzekert de opleiding dat alle opleidingscompetenties over de drie jaren aan bod komen. De ECTS-fiches vermelden: ‐ feitelijke gegevens (onder meer coördinerend verantwoordelijke, aantal studiepunten, aantal studiebelastingsuren, aantal uren kennisoverdracht, begeleide kennisverwerking, zelfstudie); ‐ beschrijving begin- en eindcompetenties (doelstellingen); ‐ evaluatieregel (in geval van partims); ‐ inhoud; ‐ evaluatievormen en beoordelingscriteria; ‐ werkvormen; ‐ leermaterialen en achtergrondinformatie. Via de lectoren en de coaches die actief zijn in de bouwsector, wordt de inhoud van het programma doorlopend aan de actualiteit van het beroepenveld getoetst. De opleiding nodigt ook jaarlijks een delegatie van het beroepenveld uit om het curriculum aan de actuele noden te toetsen. Daarnaast luistert de opleiding naar de aandachtspunten die de studenten zelf aanbrengen. Curriculumherziening gebeurt via de procedure die is beschreven in het kwaliteitshandboek van de hogeschool.
26 | Opleidinsrapport Bouw
Aanbevelingen ter verbetering: -
-
-
-
Het zou goed zijn om het curriculum op een aantal terreinen te herzien en aan te passen, zodat de opleiding meer aandacht schenkt aan de levenscycluskosten van de woning (verwarming, onderhoud, renovatie, afbraak en recyclage). Gezien de nood in het werkveld vindt de commissie dat er in de cursus infrastructuur ook aandacht zou moeten gaan naar kunstwerken, zoals bruggen (voorspanning, naspanning, soorten, kenmerken), maritieme werken, waterzuiveringsstations en spoorwegwerken. De commissie stelt voor dat de opleiding voor wiskunde een grotere aansluiting verzorgt met de finaliteit van de opleiding. De commissie suggereert om dezelfde formulering van de competenties te hanteren in het opleidingsprofiel en de ECTS-fiches. Ze vraagt tevens om de ECTS-fiches toe te voegen aan het studiemateriaal. Dit zal de eenduidigheid en duidelijkheid van informatie bevorderen. De commissie vindt het toch raadzaam nog eens te onderzoeken of het aanbieden van keuzevakken zinvol zou kunnen zijn.
Facet 2.2
Eisen professionele/academische gerichtheid van het programma
Beoordelingscriteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroeps- en kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Eén van de sterke punten van de opleiding is de nauwe binding met het beroepenveld en de positieve effecten die hieruit voortvloeien. Voor de projecten maakt men gebruik van echte dossiers. Deze worden aangeleverd door de coaches of de bedrijven waarmee XIOS een samenwerkingsakkoord heeft. De coaches zijn professionals met een onderwijsopdracht die evenwel nog beroepsmatig actief zijn in de bouwsector. De integratie van de stages en werfbezoeken in het curriculum garandeert dat de studenten van in het begin de actuele ontwikkelingen kunnen volgen. De commissie drukt haar sterke waardering uit voor het opbouwen van de stages die gedurende de drie jaren geïntegreerd zijn in het onderwijsproject. Op die wijze krijgen de studenten stelselmatig een meer doorgedreven inzicht en praktische kennis van de beroepspraktijk. De kennis die opgebouwd wordt aan de hand van de ondervinding in de praktijk, is een sterk onderwijskundig concept en houdt de studenten erg gemotiveerd. Dit geldt ook voor het concept van de coaches, die onderverdeeld zijn in een ‘procescoach’, die het verloop van de activiteiten coördineert, en de vaktechnische coach, die de inhoudelijke duiding voor zijn rekening neemt. De commissie stelde vast dat er een laagdrempelige toegang is om coachbegeleiding te bekomen. Uit de gesprekken met het werkveld blijkt een tevredenheid over het onderwijsmodel, waardoor de studenten al snel mondig gemaakt worden om initiatief te kunnen nemen. Ook het aspect van de handenarbeid in de stage van het eerste jaar wordt sterk gewaardeerd. Gastdocenten en coaches met diverse specialisaties worden ingezet, zowel binnen de conceptblokken als de projecten. Bij de evaluatie van de projecten wordt een beroep gedaan op externe vertegenwoordigers van het beroepenveld.
Opleidingsrapport Bouw | 27
Small business projects zijn een aantrekkelijke werkvorm voor het aanleren van bedrijfsbeheer, communicatieve vaardigheden en attitudes. De studenten worden hierdoor gemotiveerd om creatief en ondernemend met projecten bezig te zijn, wat belangrijk is voor het beroepsleven. De commissie stelde tijdens de gesprekken vast dat er in de opleiding een grote aandacht is voor het meegeven van adequate kennis aan de studenten op het vlak van de relevante regelgeving en wetgeving. Sterk is ook dat de opleiding voorziet in een VCA-opleiding en -certificatie, een competentie die eigen is aan het vakgebied en de studenten onmiddellijk toegang biedt tot het werkveld. De opleiding verzorgt ook een aantal aspecten op het vlak van topografie die verder gaan dan het strikt nodige, zoals gesteld in het DSR van de commissie. Er is aandacht voor communicatieve vaardigheden en presentatietechnieken, ook voor het doelgericht solliciteren. De aanpak van de taalcursussen, gericht op de praktijk, is erg positief. Mensen uit het beroepenveld leveren de informatie voor het opbouwen van de talencursussen. De optie om in de negen trimesters van de drie opleidingsjaren stages te voorzien, wordt sterk gewaardeerd door de commissie. De stages zijn gestructureerd op drie niveaus (opeenvolgend in de verschillende jaren zijn dit het kennismaken met het werkveld, het mee coördineren en opnemen van verantwoordelijkheden) en drie arbeidsvelden (het opdoen van ervaring met betrekking tot de technische werkdynamiek onder begeleiding van een mentor in het bedrijf, het leren organiseren van een eigen opdracht onder begeleiding van een procescoach, en het opdoen van verdere theoretische kennis onder begeleiding van een vaktechnische coach). De coaches komen uit het werkveld, en hebben daardoor een sterk toegevoegde waarde in het projectwerk en bij de evaluatie van de stages. Er is een kritische aanpak ten opzichte van de stage-inhoud en de stagebedrijven. Vermits de coaches veelal betrokken zijn in het werkveld, kunnen zij onderhevig zijn aan wisselende beschikbaarheid. De opleiding zal daarom de nodige zorg moeten besteden aan de voortdurende bewaking van de kwaliteit van de coachwerking. Studenten meldden dat ze nogal eens aan hun lot werden overgelaten door coaches. Maar uit de gesprekken van de commissie met de lectoren en coaches bleek dit een pedagogische doelstelling te hebben, opdat de studenten leren eigen initiatief nemen en zelfstandigheid opbouwen. Deze doelstelling zou men beter aan de studenten uitleggen, zodat er op dat vlak geen misverstanden en ongenoegen ontstaan. De commissie heeft de indruk dat de stageplaatsen nu goed voorzien zijn door de intensieve netwerking en de levendige interesse van het werkveld. De vraag rijst of dit zal blijven duren. Een goede organisatie is hiervoor noodzakelijk. e Het doorgroeiproject in het 3 jaar telt 20 studiepunten en bestaat uit de realisatie van de bachelorproef e (eindwerk), die gekoppeld is aan een stage van 9 weken gedurende het volledige 3 trimester. De commissie vindt de aanpak van het eindwerk, waarin studenten kunnen genieten van individuele begeleiding door proces- en vaktechnische coaches, positief. De algemene aanpak van de bachelorproeven is goed voorbereid, met inbegrip van het informeren van de studenten en de juryleden.
Het inrichten van een internationale dag om de beleidsdoelstellingen rond de internationale dimensie te bevorderen, wordt door de commissie erg gewaardeerd. Er zijn slechts enkele studenten die hun stage in het buitenland doen. Wel zijn er die stage lopen in het Franstalige landsgedeelte, waardoor ze hun kennis van het Frans aanscherpen. Anderzijds waardeert het werkveld de internationale studentenuitwisseling als middel tot persoonlijkheidsvorming. Stipi is een stimuleringsfonds van de hogeschool dat werd opgericht om de internationalisering te bevorderen. De opleiding beschikt over een goed uitgeruste en georganiseerde bibliotheek, waar up-to-date vakliteratuur beschikbaar is.
28 | Opleidinsrapport Bouw
Er is duidelijk de wil om zich in te schakelen in technologisch onderzoek, in samenwerking met de academische opleiding, de KHLIM en de nijverheid. Er is een eerste PWO-project ingediend bij de hogeschool, in samenwerking met de academisch gerichte opleiding.
Aanbevelingen ter verbetering: -
De commissie vraagt om de opzet en het doel van de stagebegeleiding door de coaches te verduidelijken voor de studenten. De commissie vraagt om de kwaliteit van de coachwerking te blijven bewaken. De commissie vraagt de opleiding om te blijven investeren in een intensief netwerk met het werkveld om het aanbod aan interessante stageplaatsen voldoende groot te houden.
Opleidingsrapport Bouw | 29
Facet 2.3
Samenhang van het programma
Beoordelingscriterium: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie waardeert de coherentie en geïntegreerde samenhang van het opleidingsconcept, waarbij de begeleiding van de praktische stages en de theoretische kennisonderbouwing volledig op elkaar zijn afgestemd. Binnen een trimester zijn er de projectgerelateerde conceptblokken, de stages, de werf- en bedrijfsbezoeken en de projectopdracht, afgestemd op het thema van het trimester: infrastructuur, gebouwen of afwerking. De lessen constructie, materialen, uitvoeringstechnieken enzovoort zijn zo opgebouwd en samengesteld, dat de student voldoende technische kennis heeft om zijn project en de stage tot een goed einde te kunnen brengen. Wat de samenhang over de drie trimesters heen betreft, werken de studenten in de projecten gebouwen en afwerking aan hetzelfde dossier (ruwbouw, gevelsluitingen, binnenafwerking en technische installaties). De communicatie- en (project)managementvaardigheden kennen een graduele opbouw over de drie trimesters. Voor de internationale communicatie werken de technische en taaldocenten samen. De verticale samenhang wordt geconcretiseerd in de verschillende leerlijnen. Naast de thematische leerlijnen (gebouwen, infrastructuur en afwerking) zijn er de leerlijnen rond projecten, stages, communicatie en (project)management en internationale communicatie. Door de opbouw van het curriculum is er een goede samenhang tussen theorie en praktijk. Uit gesprekken blijkt dat de stagementoren voor de begeleiding tijdens de stage concrete voeling missen met het opleidingstraject dat de student doorloopt. Meer overleg tussen de coaches en de mentor zou dit verhelpen. Uit sommige gesprekken bleek dat er in een aantal gevallen te weinig overleg was tussen de coaches onderling, zodat een begeleider al weleens zaken aanbracht die niet in het verlengde lagen van wat anderen aanbrachten.
Aanbevelingen ter verbetering: -
De commissie wenst een grotere aandacht voor een nog betere en meer coherente samenwerking en afstemming tussen de coaches. De volgtijdelijkheid van projecten op theorie is aan het begin van het trimester niet steeds evident. De commissie vraagt hier meer aandacht aan te besteden.
30 | Opleidinsrapport Bouw
Facet 2.4
Studieomvang
Beoordelingscriterium: De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: ten minste 180 studiepunten. Oordeel van de visitatiecommissie: OK
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding professioneel gerichte bachelor bouw omvat 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma georganiseerd van 180 studiepunten, en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen met betrekking tot de minimale studieomvang van een professionele bachelor.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.5
Studietijd
Beoordelingscriteria: De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet. Het programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Op hogeschoolniveau werd een procedure voor studietijdmeting uitgewerkt. De begrote studietijd wordt in de opleiding opgevolgd via de methode van absolute meting. De student bepaalt per opleidingsonderdeel de studietijd op basis van deelvragen. De deelvragen dekken alle mogelijke studietijd die de student kan besteden. De meting gebeurt trimesterieel. Alle gegevens worden verwerkt in een SPSS-programma. De commissie waardeert dat op basis van de begrote studietijd minimale en maximale actiedrempelgrenzen werden bepaald waarbinnen de gerapporteerde studietijd van de student zich moet bevinden. Opleidingsonderdelen die deze drempels overschrijden, krijgen bijzondere aandacht. De resultaten van de metingen worden in de Opleidingsraad besproken. Gezien de opleiding pas recent is opgestart, zijn er nog maar twee metingen gebeurd. De resultaten gaven een gemiddelde studielast van 1.300 uren. Op basis van deze resultaten werden aanpassingen doorgevoerd, onder meer het verminderen van de studiepunten voor stage en meer aandacht voor de werkhouding en inzet van studenten. Gezien het recente opstarten, vindt de commissie het noodzakelijk om de studietijd nauwkeurig te blijven opvolgen. Het trimestersysteem werkt studiebevorderend. De overige studiebevorderende elementen situeren zich op het vlak van studiebegeleiding.
Opleidingsrapport Bouw | 31
De studenten vinden de studielast aanvaardbaar en zien over het algemeen het extra werk buiten de schooluren als een uitdaging om het vakgebied beter te leren kennen en als een mogelijkheid om hun persoonlijkheid te ontplooien.
Aanbevelingen ter verbetering: -
De commissie stelt vast dat de gemiddelde studielast eerder beperkt is (1.300 uren) en adviseert om deze nauwkeurig op te volgen.
Facet 2.6
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Beoordelingscriteria: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Zoals in de onderwijsvisie van de opleiding vermeld, is de opleiding praktijkgericht en gestoeld op een stevige theoretische onderbouwing. De commissie vindt een erg gefundeerde afstemming tussen vormgeving en inhoud door een heel gedifferentieerd aantal werkvormen, die aangepast worden naargelang de doelstelling van de opleidingsonderdelen. Alle opleidingsonderdelen vallen onder één van de entiteiten conceptblok (C), project (P) en stage (S). Elke entiteit kent zijn eigen werkvormen. Daarnaast is er het doorgroeiproject in het derde traject Bouw, een combinatie van projecten en stage. Een ander element uit de onderwijsvisie is de studentgerichtheid, waarbij de student gaandeweg zijn leerproces zelf in handen neemt. De opleiding realiseert dit door naast de kennisoverdracht (KO) in de conceptblokken begeleide kennisverwerking (BKV) te voorzien. Een groot deel van de BKV zit vervat in de projecten. In het curriculum worden hiervoor per jaar achttien studiepunten gereserveerd, bijna één derde van het totaal. In het eerste jaar krijgen ze een duidelijke structuur mee met een aantal werkthema’s die een realistische werkvolgorde weergeven. Op die manier hebben de studenten een houvast binnen de toch wel complexe structuur van de volledige case, en leren ze de te volgen stappen zelf plannen en uitvoeren. Project- en groepswerk staan centraal in deze opleiding. Bij het projectwerk werken de studenten in groepjes van maximaal zes studenten aan een bestaande case uit de praktijk. Tijdens de projectdagen worden de studenten begeleid door professionele coaches uit de bouwsector. De commissie ervaart deze projectmatige aanpak van het onderwijs als erg sterk. Daardoor verwerven studenten ook competenties als mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid, vergadertechnieken, conflictbeheersing, contact leren leggen met externen enzovoort. De theoretische colleges rond communicatie en projectmanagement worden onmiddellijk toegepast in het project: het maken van een plan van aanpak, het houden van een goede vergadering, het omgaan met conflicten in een groep… Door de complexiteit en de omvang van de opdracht is goede samenwerking binnen de groep noodzakelijk. Om gedurende de projectperiode zicht te houden op de vooruitgang, houden de projectgroepen een projectmap bij. Ze maken afspraken rond het inleveren van de gevraagde resultaten. De studenten houden een persoonlijke portfolio bij, waarin ze de eigen afgelegde weg beschrijven en hun vooruitgang en prestaties bewijzen. De projectgroep houdt wekelijks een werkvergadering, samen met één of meerdere coaches die feedback geven en
32 | Opleidinsrapport Bouw
bijsturen. Studenten geven aan wat ze de afgelopen week hebben gedaan en hoe ze verder te werk zullen gaan. Bij gelijklopende vragen licht men onderwerpen klassikaal toe tijdens de projectdagen. Begeleide kennisverwerking (BKV) komt niet alleen voor in de projecten, maar ook in labo’s, stages, werf- en bedrijfsbezoeken, casestudy’s, computeropdrachten, oefeningen enzovoort, die zowel in groep als individueel kunnen uitgevoerd worden. De gehanteerde werkvormen staan beschreven in de ECTS-fiches. Om deze werkvormen in de praktijk optimaal tot hun recht te laten komen, stelt het departement talrijke hulpmiddelen ter beschikking, zoals een bord en overheadprojector, een vaste pc en lcd-projector in elk lokaal en een USB-stick voor de personeelsleden, projectlokalen met de noodzakelijke uitrusting om de projecten vlot te kunnen uitvoeren, Blackboard, tv, video, dvd, radio, en net support school. Om de verschillende werkvormen te ondersteunen, wordt gebruikgemaakt van diverse leermiddelen zoals cursusmateriaal van de docent, commerciële handboeken, transparanten, PowerPoint-presentaties, internet, informatie uit officiële documenten (normen, wetteksten…), dossiers (plannen, meetstaat, lastenboek), catalogi, tijdschriften, softwarepakketten en Blackboard. De studenten beschikken voor elk opleidingonderdeel over een zelfgeschreven cursus of een handboek met Nederlandstalige of internationale vakliteratuur. Deze gegevens zijn te raadplegen in de ECTS-fiches in het CurriculumBeheersingsSysteem (CBS). Over het algemeen beantwoorden de cursussen aan de eisen van de studeerbaarheid en zijn ze actueel van inhoud. Studenten evalueren het cursusmateriaal onder meer via de schriftelijke bevraging ‘opleidingonderdelen’.
Aanbevelingen ter verbetering: -
De commissie zou het waarderen dat voor bepaalde opleidingsonderdelen de ruimtes en de groepsgrootte aangepast worden aan de noden van een degelijk educatief proces.
Facet 2.7
Beoordeling en toetsing
Beoordelingscriterium: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De examenregeling is duidelijk terug te vinden in het examenreglement. De docenten en studenten krijgen aan het begin van iedere examenperiode via e-mail en Blackboard informatie betreffende de verplichtingen en instructies over het inleveren en het bespreken van de examens en een lijst met aandachtspunten. Deze tips moeten de studenten, examinatoren en de toezichters in staat stellen het examen vlot te laten verlopen. De verschillende onderwijsvormen vereisen een aangepaste evaluatie en toetsing. Voor de concrete invulling van de juiste evaluatievorm houdt de individuele lesgever rekening met de gehanteerde werkvormen, gebruikte
Opleidingsrapport Bouw | 33
leermiddelen, nieuwe inzichten in evaluatietechnieken, het studiecomfort en de studievordering. De belangrijkste factor bij de bepaling van de evaluatiemethode vormen evenwel de na te streven competenties. Verder primeert een praktijkgerichte evaluatie op de toetsing van reproductieve kennis. De volgende toetsvormen bestaan: schriftelijk examen, permanente evaluatie en praktisch examen. De traditionele evaluatie (schriftelijk of mondeling examen) heeft in vergelijking met het verleden voor een groot deel plaatsgemaakt voor alternatieve evaluatievormen, die vrijwel allemaal onder de gemeenschappelijke noemer ‘permanente evaluatie’ vallen. De commissie vindt de permanente evaluatie gedurende de opleiding een sterk element. Ze maakt integraal deel uit van het leerproces. Die permanente evaluatie wordt ook positief ervaren door de studenten. Er is tevens een erg omzichtige aanpak van de peer-assessments, om een subjectieve beoordeling te vermijden. De conceptblokken worden via een mix van schriftelijke examens en permanente evaluatie getoetst. De stages worden integraal permanent geëvalueerd. De stageportfolio en de evaluatie door de bedrijfsmentor vormen hierin belangrijke elementen. Maar uit gesprekken heeft de commissie vastgesteld dat de evaluatie door de stagementoren in de bedrijven soms coherentie mist. In de loop van de stage geven de stagementoren de indruk kritisch te staan ten opzichte van de prestaties van de studenten terwijl hun eindbeoordelingen duidelijk positiever zijn. Bij de beoordeling van projecten wordt een onderscheid gemaakt tussen de individuele en de groepsevaluatie. De groepsevaluatie gebeurt tussentijds en op het einde van het project. De tussentijdse beoordeling geeft een indicatie waar de projectgroep staat en welke punten nog verbeterd kunnen worden. Bij de eindbeoordeling licht de projectgroep het project toe, waarbij elk lid van de groep aan het woord komt. De beoordeling is in handen van de coaches en externe juryleden. De individuele evaluatie wordt opgesplitst in proces- en productevaluatie. Bij de productevaluatie worden de inbreng van de student in het project, zijn kennis over het project en zijn communicatievaardigheden beoordeeld. Bij de procesevaluatie staat het verloop van het project centraal, waarbij de studenten via zelf- en peerassessment reflecteren over hun rol in het project. Via de studentenbevragingen peilt de opleiding naar de percepties over de beoordeling en toetsing. Door deze metingen en de daaropvolgende besprekingen binnen de evaluatiecommissies worden bijsturingen doorgevoerd. Voor elk opleidingonderdeel ligt een exemplaar van de meest recente examenopgaven ter inzage in de hogeschool bij het visitatiebezoek. Voor elk opleidingonderdeel worden ook beoordelingscriteria geformuleerd. De studenten zijn op de hoogte van de examenvorm, de beoordelingscriteria en -methode via de ECTS-fiches. Verder stelt het departement elke examenperiode ook een ombudspersoon aan, die de studenten begeleidt in geval van betwisting en die ook optreedt als neutraal persoon wanneer er zich een onregelmatigheid voordoet tijdens het examen. Om de deskundigheid van de lectoren op het vlak van examineren te verhogen, worden in het postgraduaatprogramma DOC.PROF opleidingsonderdelen over examineren ingericht. Verder zijn in het kwaliteitshandboek een aantal richtlijnen over het efficiënt examineren opgenomen. De commissie heeft een aantal examenvragen ingekeken en vastgesteld dat het niveau overeenstemt met het niveau van de professionele bachelor. De commissie heeft een aantal eindwerken ingekeken en heeft vastgesteld dat de competentiematrix niet gehanteerd wordt als evaluatie-instrument. De commissie stelt zich vragen over het feit dat de externe stagebegeleiders aan de studenten bij de beoordeling van de stage in de eerste twee jaren (volgens het ZER) een hoog niveau toekennen. De hoge nood aan afgestudeerden voor het werkveld zou een tendens in het leven kunnen roepen waarbij het werkveld graag snel afgestudeerden bij hen aan het werk zet en daardoor hoge scores toekent. Hoe deze scores nagetrokken worden ten opzichte van objectieve criteria, is niet duidelijk.
34 | Opleidinsrapport Bouw
Aanbevelingen ter verbetering: -
Het is de zorg van de commissie dat er criteria zouden gemaakt worden om de relevantie van de kwaliteitseisen en -criteria voor de beoordeling aantoonbaar te maken en integer te houden. De commissie zou het sterker vinden indien de competentiematrix voor de beoordeling van verschillende stages en het doorgroeiproject zorgvuldig en coherent als evaluatie-instrument zou gebruikt worden.
Facet 2.8
Masterproef
Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bachelor.
Facet 2.9
Toelatingsvoorwaarden
Beoordelingscriteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor: diploma secundair onderwijs, diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie, of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend; door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan de bovengenoemde voorwaarden voldoen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De toelatingsvoorwaarden zijn duidelijk beschreven in het onderwijs- en examenreglement. Het grootste aantal inschrijvingen komt uit het TSO en in mindere mate uit het ASO. Een beperkt aantal studenten komt uit het BSO en KSO. Ongeveer 70 procent van de studenten komt uit het TSO, ongeveer 20 procent uit ASO. Meer dan 20 procent van de studenten heeft een vooropleiding bouw/hout. Ook de studenten met een technische achtergrond (elektromechanica, elektriciteit enzovoort) zijn met meer dan 30 procent goed vertegenwoordigd. In het XIOS-beleidsplan staat als prioritair aandachtspunt voor de professionele bachelor ‘de naadloze aansluiting met de vooropleiding’. Er zijn tal van initiatieven en concrete maatregelen genomen om dit in de praktijk om te zetten. Allereerst worden er voorbereidingscursussen georganiseerd om de studenten al op voorhand kennis te laten maken met het snellere tempo in het hoger onderwijs en de nieuwe omgeving. In de voorgaande jaren werden er in september meestal één à twee voormiddagen wiskunde georganiseerd, en een halve dag ‘studeren in het hoger onderwijs’. Vanaf het academiejaar 2008-2009 zou er een volwaardige voorbereidingscursus wiskunde (vijf halve dagen) georganiseerd worden, omdat deze basiskennis voor vele studenten een struikelblok blijft voor het verder slagen in het hoger onderwijs. Om de studenten met een zwakkere vooropleiding wiskunde te helpen, wordt ook een gedifferentieerd uur wiskunde georganiseerd. Het gedifferentieerde uur is toegankelijk op vrijwillige basis. Aan de hand van bevragingen over hun vooropleiding en resultaten worden instromende studenten aangespoord om dit gedifferentieerde uur te volgen.
Opleidingsrapport Bouw | 35
Studenten kunnen op basis van eerder verworven kwalificaties en eerder verworven competenties vrijstellingen krijgen. In dit laatste geval wordt de procedure gevolgd die in de schoot van de Associatie UniversiteitHogescholen Limburg (AUHL) werd ontworpen. Een trajectbegeleider of de EVC-coach begeleidt de studenten bij hun aanvraag. De nieuwe mogelijkheden via deze EVC-EVK-procedure vergemakkelijken de doorstroming vanuit de bouwopleidingen uit het hoger onderwijs van de sociale promotie (bijvoorbeeld bouw- en houtconstructies van CVO-STEP). Binnen XIOS worden alle bachelor- en masteropleidingen als modeltraject aangeboden volgens een voltijds en halftijds regime. Zo bestaat het halftijdse modeltraject voor de bacheloropleiding bouw uit zes opeenvolgende structurele programmadelen van elk (ongeveer) dertig studiepunten met een zekere flexibiliteit. Personen die werken in de bouwsector, kunnen een ‘alternatief project’ krijgen, wat hen de mogelijkheid geeft het project uit te voeren in een concrete werksituatie. Studenten kunnen zich ook inschrijven voor aparte opleidingsonderdelen. Ze sluiten dan een ‘creditcontract’ af met de hogeschool. Daarnaast is het ook mogelijk om voor sommige opleidingsonderdelen in te schrijven met een ‘examencontract’. Tot slot kunnen studenten met een sportstatuut en studentenvertegenwoordigers eveneens een aangepast programma volgen voor hun opleidingen.
Aanbevelingen ter verbetering: -
De commissie onderschrijft het initiatief om een volwaardige voorbereidingscursus wiskunde te organiseren.
Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende
Op basis van de oordelen over: Facet 2.1: Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma Facet 2.2: Eisen professionele gerichtheid van het programma Facet 2.3: Samenhang van het programma Facet 2.4: Studieomvang Facet 2.5: Studielast Facet 2.6: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Facet 2.7: Beoordeling en toetsing Facet 2.8: Masterproef Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden
voldoende goed voldoende oké voldoende goed voldoende niet van toepassing voldoende
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
36 | Opleidinsrapport Bouw
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van het personeel
Kwaliteit van het personeel
Beoordelingscriterium: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie waardeert de inzet, betrokkenheid, teamgerichtheid en professionele competentie van de verschillende teams. Het team docenten voor algemene vakken geeft blijk van een erg sterke cohesie en positieve geest, waardoor het een grote ondersteuning biedt om het succes van de opleiding neer te zetten. Zij zorgen ervoor dat de algemene vakken degelijk afgestemd worden op de technische professionele opleidingsonderdelen. Wat de waarborging van de competenties bij het OP betreft, noteerde de commissie dat de opleiding bij het opstellen van een vacatureprofiel een beleid heeft dat uitgaat van de vereiste domeindeskundigheid en van de onderwijskundige bekwaamheden. Het te realiseren curriculum bepaalt de domeindeskundigheid. Hieruit worden de diplomavereisten en de vereiste praktijkervaring afgeleid. De onderwijskundige bekwaamheden worden bepaald op basis van het onderwijsconcept van de hogeschool, het departement en de opleiding. Hieruit volgen de gevraagde vaardigheden. De opleiding hecht belang aan de didactische kwaliteiten van de nieuwe OP-leden, en eist dat ze openstaan voor vernieuwende werkvormen. De profielen voor nieuw aan te werven personeelsleden komen tot stand door overleg tussen het departements- en het opleidingshoofd. De selectie van kandidaten bestaat uit twee delen, waarbij men de vakbekwaamheid en de onderwijskundige competenties test. In een interview peilt men naar de motivatie, ervaring, verwachtingen enzovoort. De criteria voor benoeming werden vastgelegd in het ‘Reglement betreffende benoeming van statutair personeel’. De bevorderingsprocedure en de criteria waaraan men moet voldoen, zijn vastgelegd in het bevorderingsreglement. Voor nieuwe personeelsleden wordt aan het begin van elk academiejaar een introductiemoment voorzien. Ze kunnen kennismaken met de centrale diensten, de structuren en het onderwijsconcept van de hogeschool. Er is zowel op het departementaal secretariaat als op intranet een map beschikbaar die alle noodzakelijke en nuttige informatie bevat: het organogram, documenten, procedures, extramurale activiteiten enzovoort. Binnen het departement IWT is er een EHBX-team (Eerste hulp bij XIOS): een aanspreekpunt voor de beginnende personeelsleden voor praktische regelingen binnen het departement. Nieuwe personeelsleden krijgen een EHBX-bundel bij aanvang van hun opdracht en informatie met contactgegevens van een persoonlijke coach, zodat zij ook makkelijker antwoord vinden op opleidingsspecifieke vragen. Ze worden uitgenodigd op de introductiedag van de studenten, zodat ze beschikken over alle informatie van de opleiding. Bij vervangingsopdrachten is het de verantwoordelijkheid van de titularis om het vervangende personeelslid zo goed mogelijk wegwijs te maken binnen de cursussen in kwestie. Een personeelslid wordt om de drie jaar geëvalueerd. De evaluatie vormt het eindpunt van een cyclus die bestaat uit een planningsgesprek en één of meerdere functioneringsgesprekken. De basis voor de
Opleidingsrapport Bouw | 37
functioneringsgesprekken en dus ook het evaluatiegesprek vormt de onderwijsportfolio die het onderwijzend personeel moet bijhouden. De evaluatie mondt uit in een eindbeoordeling ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘zeer goed’. De evaluaties gebeuren door het departementshoofd. Het opleidingshoofd is hier niet bij betrokken en ontvangt ook geen informatie over de werking van de lectoren die via de studentenbevragingen worden verzameld. De onderwijskundige vorming wordt zowel intern (instelling of associatie) als extern aangeboden. De laatste jaren lag de nadruk op competentiegericht onderwijs. In oktober 2005 startte een postgraduaatopleiding ‘Leren en doceren in het hoger onderwijs (DOC.PROF)’, die voor personeelsleden gratis is. Uit de beschikbare gegevens kon de commissie vaststellen dat in 2007 de OP-leden van de professioneel gerichte bacheloropleiding Bouw in totaal 23 bijscholingen hebben gevolgd, waarvan 6 vakspecifieke, 8 didactische en 9 algemene. De commissie stelde vast dat er continu naar wordt gestreefd om een zo groot mogelijke betrokkenheid van het personeel te realiseren bij de opleiding. Het onderwijzend personeel richt zich daarbij niet enkel op zijn eigen opleidingsonderdeel, maar wordt bij alle aspecten van de opleiding betrokken. Dit wordt gewaarborgd door de volgende overlegorganen: ‐ de Opleidingsraad onder leiding van het opleidingshoofd (OH), waarin alle personeelsleden die een opdracht hebben binnen de opleiding, vertegenwoordigd zijn; ‐ stuurgroepen die elk rond een bepaald thema werken; ‐ vakgroepen om het overleg tussen vakgenoten te bevorderen en de versnippering van de opdrachten in eenzelfde opleiding te verminderen; ‐ overlegvergaderingen van de opleidingshoofden en de ‘depco’s’ onder leiding van het departementshoofd. Het onderwijs wordt ondersteund door de digitale leeromgeving Blackboard. Bijna elk leslokaal is uitgerust met een pc en lcd-projector, en er komen elk jaar pc-klassen bij. Op de meeste plaatsen in de hogeschool is er draadloos internet. De ICT-cel van de hogeschool maakt personeelsleden wegwijs in de digitale media. Het departement IWT beschikt over drie administratieve personeelsleden. Het departement en dus ook de opleiding kunnen een beroep doen op ondersteuning vanuit de centrale diensten: het studentensecretariaat, de cursusdienst, de dienst Onderwijs, de personeelsdienst, de dienst Financiën; de campusdienst, de bibliotheek en de dienst Preventie & Techniek.
Aanbevelingen ter verbetering: -
-
De commissie vindt dat aan het opleidingshoofd de mogelijkheid moet geboden worden om functioneringsgesprekken te voeren. Het opleidingshoofd zou over de informatie moeten beschikken die afkomstig is van studentenenquêtes. Niettegenstaande er een aantal functionerings- en evaluatiegesprekken plaatsgevonden hebben, vindt de commissie dat die systematischer, regelmatiger en frequenter kunnen georganiseerd worden.
38 | Opleidinsrapport Bouw
Facet 3.2
Eisen professionele gerichtheid
Beoordelingscriterium: De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte opleiding: het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie vindt dat de coherente relatie tussen de docenten technische vakken en de docenten algemene vakken aanleiding geeft tot het opbouwen van een opleiding die sterk gericht is op haar finaliteit. Het coachconcept en het eigenaarschap van de docenten speciale vakken is uitstekend. De meeste docenten zijn nog steeds verbonden aan een professionele rol in het werkveld. Vijfentwintig van de 48 personeelsleden binnen de opleiding zijn nog steeds actief in de bouwsector. Het onderwijs wordt dus voor een belangrijk deel verzorgd door personeelsleden die een verbinding leggen tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Zij worden zowel voor de coaching van de projecten als voor de kennisoverdracht of begeleide kennisverwerking van een aantal opleidingsonderdelen ingezet. Deze personeelsleden brengen recente kennis en ontwikkelingen van het werkveld binnen, waardoor zij ook ruim tegemoetkomen aan de domeinspecifieke eisen die verbonden zijn aan de opleiding. Wat de coaches betreft, meent de commissie echter te moeten vaststellen dat het niet helemaal duidelijk is op welke wijze hun kwaliteit geborgd wordt. Voor vakinhoudelijke vorming wordt een beroep gedaan op externe cursussen en studiedagen. Contacten met collega’s en met het beroepenveld, en het actief uitvoeren van projectmatig wetenschappelijk onderzoek dragen bij tot de permanente vakinhoudelijke vorming van de personeelsleden. Aangezien een groot deel van de OPleden van de opleiding bouw nog deeltijds actief is in de bouwsector, is de vakinhoudelijke kennis ruim aanwezig. De commissie heeft vastgesteld dat het personeel een waaier aan uiteenlopende specialisaties heeft. De meeste personeelsleden volgen jaarlijks nog één of meerdere vakspecifieke bijscholingen. In sommige gevallen resulteren de bijscholingen in een extra getuigschrift. De commissie ondervond dat verschillende personeelsleden internationale contacten hebben, die hun nut al bewezen hebben of zullen bewijzen in de toekomst. Ze stelde vast dat de opleiding er een punt van maakt om internationalisering verder vorm te geven en te versterken, iets wat opgenomen is in het verbeterplan van de opleiding. Een aantal voorbeelden van bestaande internationale contacten zijn: ‐ contacten met de Technische Universiteit Eindhoven, Hogeschool InHolland (Nederland) en de universiteit van Aalborg (Denemarken) bij het opstarten van de opleiding; ‐ contacten met internationale stagebedrijven; ‐ gastsprekers op de internationale tweedaagse in april 2008 van Hogeschool Zuyd; ‐ contacten via de academische opleiding Bouwkunde met de Université Claude Bernard – Lyon 1 (Frankrijk) en Ceske Vysoke Uceni Tecnicke v Praze – Praag (Tsjechië).
Aanbevelingen ter verbetering: -
Teneinde de kwaliteit van de coaches te waarborgen, adviseert de commissie om ook voor hen functioneringsgesprekken te organiseren.
Opleidingsrapport Bouw | 39
Facet 3.3
Kwantiteit personeel
Beoordelingscriterium: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Over het algemeen vindt de commissie dat de docenten en de studenten tevreden zijn, zonder hier een uitschieter te noteren. De werkdruk is hoog, maar tot nu toe ervaart men dit als een gevolg van het feit dat deze opleiding nog in haar opbouwfase is. De commissie noteerde ook dat bij personeelstekorten de opleiding kan genieten van een soepele werking binnen de hogeschool en het departement IWT. Personeelsleden worden flexibel ingezet en werken daarbij indien nodig in verschillende opleidingen, wat de betrokkenheid en duurzaamheid van de opleiding binnen het departement ook ten goede komt. Niettemin is het niet helemaal duidelijk op welke wijze de opleiding zich zal organiseren bij de blijvende groei, zoals die nu te zien is. Het beschikbare onderwijzend personeel wordt voor het begin van elk academiejaar toegewezen over de vier departementen. Dit gebeurt door middel van een allocatiemodel, waarbij het aantal studenten de basis vormt en een aantal criteria vastgelegd is voor de toewijzing van personeel. Zeventien contacturen per week gedurende 28 weken komen overeen met een voltijdse opdracht. Naast de onderwijstaken wordt ook rekening gehouden met andere taken, zoals kwaliteitszorg, internationalisering enzovoort. Niettegenstaande het allocatiemodel ook een voorstel tot verdeling van het aantal voltijdse equivalenten (VTE’s) over de opleidingen inhoudt, behoort het tot de autonomie van het departement om het beschikbare personeel te verdelen over de opleidingen. De departementen bepalen hiermee hun eigen criteria, die kunnen afwijken van die van het allocatiemodel. Voor administratieve ondersteuning krijgt elk departement, onafhankelijk van het aantal studenten, een aantal administratieve krachten toegewezen. Voor het departement IWT, waaronder deze opleiding valt, gaat het om drie personeelsleden. Voor het academiejaar 2007-2008 heeft de centrale administratie 55,89 VTE’s toegewezen aan het departement, van wie 41,40 VTE’s voor onderwijs en 14,49 VTE’s voor andere taken. Voor deze andere taken bracht het departement via andere kanalen in surplus 35 VTE’s aan. Dit brengt het totale aantal personeelsleden van het departement IWT op ongeveer 91 VTE’s. Binnen het departement IWT worden de VTE’s niet verdeeld op basis van het aantal studenten per opleiding, maar op basis van taken (100 procent = 1 VTE). De volgende taken worden in rekening genomen: onderwijs, onderzoek, en binnen omkadering: alumni – public relationsen werving, coaching nieuwe personeelsleden, eindwerken en stages, internationalisering kwaliteit, logistiek en diversen, onderwijsontwikkeling, onderzoek opleidingshoofden, postinitieel onderwijs, wetenschapspopularisering, studie- en studentenbegeleiding en taalbeleid. De opleiding Bouw telt 5,10 lesgevers voor 130 studenten in het eerste jaar (ratio 1/25) en 2,78 lesgevers voor 83 studenten in het tweede jaar (ratio 1/30). Bij deze berekening is enkel rekening gehouden met de organisatie van het onderwijs en niet met onderzoek en omkadering. Deze omkadering telt 19 docenten: 30 deeltijdse, die administratief ondersteund worden door 3 voltijdse personeelsleden en 1 deeltijds personeelslid.
40 | Opleidinsrapport Bouw
Aanbevelingen ter verbetering: -
-
De commissie heeft geen duidelijk beeld gekregen omtrent de organisatieontwikkelingsplannen voor de taakbelasting en -verdeling bij een blijvende groei van deze opleiding, zoals die nu te zien is. Ze wil de opleiding hierop attent maken en adviseren hiervoor oog te hebben naar de toekomst. Dit is ook het geval voor het verzekeren van voldoende docenten die verbonden zijn aan deeltijds praktijkverbonden professionele activiteiten buiten de opleiding. Het is voor de commissie niet duidelijk op welke wijze hier opleidingszekerheid wordt gewaarborgd.
Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende
Op basis van de oordelen over: Facet 3.1: Kwaliteit personeel: Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid: Facet 3.3: Kwantiteit personeel:
goed goed voldoende
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Bouw | 41
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Beoordelingscriterium: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie heeft een goede indruk van de faciliteiten van de opleiding. De hogeschool heeft ook op een voldoende soepele wijze de noden van de opleiding kunnen opvangen, ondanks de achterlopende financiering. De gebouwen zijn in erg goede staat en adequaat voor de opleiding. Het hele schoolgebouw is aantrekkelijk en studentvriendelijk. Het grote succes van de opleiding en de grote stijging van het aantal geïnteresseerden dwong de hogeschool om erg flexibel alle noden te beantwoorden. Tijdens het academiejaar 2006-2007 zijn extra projectlokalen met internetvoorzieningen gecreëerd, waarin studenten in groep kunnen werken. Systematisch wordt ook airconditioning aangebracht in de computerlokalen. Binnen het departement is er aandacht voor het multifunctioneel gebruik van de verschillende lokalen. De studenten die de commissie gesproken heeft, zijn ook positief over de faciliteiten. Er zit een gezonde visie en logica in de ICT-benadering, en er is een adequate beschikbaarheid van de ICTapparatuur. Hierin heeft men oog voor de flexibilisering van het ter beschikking stellen van noodzakelijke laptops, pc’s, (shared) software en toegang tot internetapplicaties. De commissie heeft een goede indruk gekregen van het beheer van deze faciliteiten. De labo’s zijn goed uitgerust en er is een degelijke en up-to-date uitrusting ter beschikking, ook voor de topografie. Op de groeiende vraag naar onderzoek speelt de opleiding in door de continue vernieuwing van bestaande labo’s en het verder uitbouwen van onderzoeksruimte, zowel binnen XIOS als in het Technologiecentrum. Dit laatste is een samenwerking met de Katholieke Hogeschool Limburg, ten behoeve van de technologische innovatie in de regio. Het Technologiecentrum zal eveneens gebruikt worden voor demonstraties aan de studenten. Door de projectgerichte onderwijsvorm is er een toenemende vraag naar project- en computerlokalen, en is het uitbouwen van technische en wetenschappelijke labo’s een absolute must. De labo’s vereisen een constante uitbreiding en modernisering. Naast deze twee belangrijke drijfveren werken de opleiding en het departement eraan om snel en efficiënt in te spelen op concrete vragen. Ook streven ze ernaar om de beschikbare materiële voorzieningen zo multifunctioneel mogelijk in te zetten. Hieraan komt volgens de commissie de opleiding goed tegemoet. Het atrium en de uitbreiding daarvan zijn multifunctioneel inzetbaar als ontvangst-, ontmoetings- en symposiumruimte. Tot de zelfstudielokalen behoren de bibliotheek (16 computers), de ruimte achter het atrium (16 computers) en de ruimte bij StuvoX (12 computers). Alle computers zijn aangesloten op internet en uitgerust met de nodige relevante softwarepakketten (CAD, SolidWorks…). Deze ruimtes zijn permanent toegankelijk van 8 tot 17 uur.
42 | Opleidinsrapport Bouw
De mediatheek is goed uitgebouwd, goed ingericht en degelijk gestructureerd. De campus beschikt over een nieuwe bibliotheek met een duidelijk reglement. De bibliotheek heeft een groot gamma aan informatiedragers (boeken, eindwerken, tijdschriften, aanvullingen van naslagwerken, cd-roms, dvd’s, videocassettes enzovoort). XIOS is een partner in het bibliotheeknetwerk Anet, samen met de bibliotheken van de Universiteit Antwerpen, de bibliotheken van de Antwerpse hogescholen en de bibliotheek van de Universiteit Hasselt. Deze virtuele bibliotheek is een webgebaseerde ‘brocadetoepassing’, en biedt behalve de catalogus en de elektronische bronnen nog andere mogelijkheden: ‐ interbibliothecair leenverkeer tussen de voornaamste bibliotheken van Vlaanderen; ‐ aanwinstenlijsten per maand en per onderwerp; ‐ leensoftware die tal van mogelijkheden biedt om de gebruiker zo goed mogelijk van dienst te kunnen zijn (reservaties, leengeschiedenis, attenderingsdienst enzovoort). De Bibliotheekcommissie van XIOS komt twee tot driemaal per jaar samen om alle facetten van de bibliotheekwerking te bespreken. Deze commissie bestaat uit het diensthoofd, de vier departementshoofden en de bibliothecarissen van de vestigingen in Diepenbeek en Hasselt. Op korte termijn zal de bibliotheek heringericht worden, zodat de ruimte efficiënter kan worden gebruikt. De cursusdienst is goed gehuisvest en zorgt ervoor dat de verschillende cursussen van het onderwijzend personeel gekopieerd worden tegen democratische prijzen. Zowel het onderwijzend personeel als studenten kunnen op de cursusdienst terecht om kopies, kleurenkopies en transparanten te maken, om documenten om te zetten in PDF-formaat en om cursussen te laten inbinden. Elk jaar evalueert de Bibliotheekcommissie de handboekenverkoop. Het studentensecretariaat is gehuisvest op de gelijkvloerse verdieping en beschikt over een ruim lokaal waar vier leden van het administratief personeel permanent aanwezig zijn. Het departementssecretariaat beschikt over een ruim lokaal voor drie leden van het administratief personeel. Er is een docentenkamer, en elke docent heeft een vakkastje waarin hij zijn post terugvindt. Terwijl informatie vroeger uitsluitend te vinden was in de mededelingenmappen in de docentenkamer, wordt informatie nu vooral verstrekt via Blackboard en intranet. Er zijn zes bureaus ter beschikking van de docenten. Verder zijn nog dertien ruimtes naast praktijklokalen ingericht als bureauruimte. Elke ruimte biedt plaats aan meerdere leden van het onderwijzend personeel, zodat elk OP-lid een vaste plaats heeft en over computervoorzieningen met internetaansluitingen en printer, telefoon en kastruimte beschikt. Eenentwintig personeelsleden beschikken over een laptop van de hogeschool en 46 personeelsleden hebben een USB-stick gekregen van 1 gigabyte. Dit laatste initiatief ondersteunt het gebruik van de pc’s met internetaansluiting en de vaste lcd-projector, die in de meeste onderwijsruimtes aanwezig zijn. De docenten kunnen ook gebruikmaken van het studentenrestaurant.
Aanbevelingen ter verbetering: -
De commissie vraagt om ervoor te zorgen dat de projectlokalen voldoende groot zijn om alle studenten vlot te laten werken, mee in het licht van de voorziene groei van de opleiding.
Opleidingsrapport Bouw | 43
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Beoordelingscriteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie stelde een uitgebreid gamma vast van studenten- en studiebegeleiding. De opleiding kan genieten van de infrastructuur en de ervaring, en van het personeel dat al aanwezig was voor de andere opleidingen. De algemene studentenvoorzieningen zijn goed uitgebouwd, en goed gelokaliseerd en toegankelijk in het gebouw. De opleiding besteedt erg veel aandacht aan de tevredenheid en begeleiding van de student. De werking van de coaches ondersteunt volgens de commissie de goede werking van de studie- en studentenbegeleiding. De relatie tussen studenten en het onderwijzend personeel verloopt erg vlot en geeft voldoening. De werkgroep Studiebegeleiding – die bestaat uit de algemene studiebegeleiders van elk departement, de maatschappelijk assistent van StuvoX en de coördinator Studentenbegeleiding vanuit de dienst Onderwijs – heeft de voorbije jaren gewerkt aan een gemeenschappelijk referentiekader voor alle aspecten van studentenbegeleiding. Er is een duidelijk onderscheid tussen studiebegeleiding, die zich vooral in het eerste jaar concentreert, en studieloopbaanbegeleiding, die op elk moment tijdens de studieloopbaan nodig kan zijn. De opleiding kiest ervoor om de drempel tussen onderwijzend personeel en de studenten zo laag mogelijk te houden. De lector vormt het eerste aanspreekpunt voor vakinhoudelijke begeleiding. Daarnaast wordt voor elk opleidingsonderdeel in het eerste programmadeel vakspecifieke studiebegeleiding (VSB) ingeroosterd. Naast het onderwijzend personeel zijn er twee mentoren aangesteld als bijkomende aanspreekpunten voor de projecten. Voor specifieke problemen zoals faalangst, assertiviteit, vragen rond de studiemethode, -planning en -attitude, en voor vragen in verband met blok en examens wordt de student doorverwezen naar de algemene studiebegeleider. Studenten die moeilijkheden ondervinden in hun sociaal functioneren, kunnen bij de maatschappelijk assistent terecht. Desgevallend wordt doorverwezen worden naar CAW Sonar. Om de studenten te volgen bij hun studieloopbaan, heeft de werkgroep Studiebegeleiders een ‘digitale fiche studentenbegeleiding’ ontworpen. Deze fiche peilt naar elementen als verwachtingen, studiemotivatie enzovoort. De resultaten van deze aanpak zijn nog niet echt trendmatig interpreteerbaar. Toekomstige studenten worden geïnformeerd via studie-informatiedagen (SID-In), infodagen, een infomarkt, brochures en de XIOS-website. Bij de start van het academiejaar wordt voor de instromende studenten een introductiedag georganiseerd. Zij maken kennis met de hogeschool, worden wegwijs gemaakt in de verschillende diensten en worden geïnformeerd over de werking van Stuvox (Studentenvoorzieningen XIOS Hogeschool Limburg). Zij ontvangen een studiegids, een agenda en een examenplanner. Voor de eerstejaarsstudenten wordt in de loop van de maand september een aantal voorbereidingscursussen georganiseerd. Voor anderstalige studenten met specifieke problemen met de Nederlandse taal voorziet men begeleiding. Een kleine maand na de start van het academiejaar neemt de studiebegeleider aan de hand van bijgehouden afwezigheden contact op met studenten die systematisch afwezig blijven, om de oorzaken te achterhalen en
44 | Opleidinsrapport Bouw
eventuele oplossingen te zoeken. Bij de beslissing van de student om zich uit te schrijven of van richting te veranderen, wordt informatie daarover bijgehouden. Van de gesprekken tussen de studiebegeleider en studenten houdt men een dossier bij. Het aantal studenten dat gebruikmaakt van de begeleidingsmogelijkheden, stijgt elk academiejaar. Studenten kennen steeds beter de weg naar de studiebegeleider. Het item ‘studiebegeleiding’ is opgenomen in het aspect ‘kwaliteitszorg’. Tijdens de evaluatiecommissies kunnen studenten opmerkingen doorgeven. Deze opmerkingen (positief en negatief) worden doorgegeven aan de verantwoordelijke in kwestie. De bevraging over organisatorische onderwijsaspecten in het eerste jaar leverde voor het academiejaar 2006-2007 enkele aandachtspunten op rond de communicatie van lesroosters en roosterwijzigingen. Daarop werd de structuur van de Blackboardcursus van het IWT-secretariaat verbeterd.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende
Op basis van de oordelen over: Facet 4.1: Materiële voorzieningen: Facet 4.2: Studiebegeleiding:
goed goed
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Bouw | 45
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Beoordelingscriterium: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mee aan de hand van toetsbare streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie is van mening dat deze opleiding een gedegen aanpak heeft om de kwaliteit ervan stevig te onderbouwen en de duurzaamheid te waarborgen. Dit weerspiegelt zich in de opbouw van het beleid, de methodologie, de uitwerking en de remediëringen van bevonden insufficiënties. Het beleidsplan KZ is opgesteld in samenwerking met het hogeschoolbestuur, de departementen en de centrale diensten, en is geconcretiseerd in een kwaliteitshandboek onderwijs. Hierin staan de organisatorische onderwijsaspecten voor het verstrekken van kwalitatief hoogstaand onderwijs. Doel is de didactische kwaliteiten ten volle tot hun recht te laten komen, wat in een raamtekst uitvoerig wordt beschreven. De opvolging van de procedures wordt beschreven door de ‘planner kwaliteitszorg’. XIOS opteerde om de kwaliteitsverbetering op het niveau van de opleidingen te realiseren via een systeem van zelfevaluatie. Hiervoor werden in het kwaliteitshandboek procedures opgenomen die vastleggen hoe de verschillende opleidingen van de departementen komen tot een zelfevaluatie, gevolgd door de formulering van verbeterdoelen, afgewisseld met meetmomenten volgens goed gekozen criteria. Er werd geopteerd voor het zelfevaluatiesysteem TRIS (Transnationale Institutionele Samenwerking). De leden van de opleiding voeren de zelfevaluatie uit. De negen TRIS-criteria worden verdeeld, zodat elk lid van de opleiding in een werkgroep zit die één of meerdere criteria behandelt. Er is een gestructureerde gegevensverzameling als gevolg van de schriftelijke en mondelinge bevragingen op geregelde tijdstippen: Bevragingen bij de studenten (waardering opleidingsonderdelen en organisatorische onderwijsaspecten). Vanaf het academiejaar 2007-2008 heeft de opleiding ervoor gekozen om de diverse schriftelijke bevragingen bij studenten trimestrieel te organiseren. Voor de opleiding Bouw werden de bevragingen afgenomen tijdens de projectdagen. Op die manier was de respons maximaal, aangezien de studenten op deze dagen verplicht aanwezig moeten zijn. Studietijdmetingen Evaluatiecommissies: overleg tussen een aantal studenten van een klasgroep en twee leden van het onderwijzend personeel (OP) om de belangrijkste bevindingen uit de schriftelijke bevragingen te bespreken. Maar het is ook een middel om positieve en negatieve zaken binnen de opleiding te detecteren. Deze commissies worden jaarlijks georganiseerd: tweemaal in het eerste jaar (trimester twee en drie) en eenmaal in de hogere jaren (trimester drie). Wat de evaluatie van de individuele lesgever betreft, wordt uitgegaan van zelfevaluatie. Ieder OP-lid stelt een onderwijsportfolio op rond kernprocessen. Op die manier wordt de aansluiting tussen de opleidingsvisie en de persoonlijke doelstellingen bevorderd. De onderwijsportfolio vormt de basis voor plannings-, functionerings- en beoordelingsgesprekken, en wordt ook meegenomen in het dossier vaste benoeming of bevordering.
46 | Opleidinsrapport Bouw
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Beoordelingscriterium: De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen tot de realisatie van de streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: excellent
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De resultaten van de bevragingen en de zelfevaluatie worden besproken tijdens een bijeenkomst met alle leden van de opleiding. In onderling overleg worden de verbeterpunten gekozen. Het verbeterplan wordt opgesteld op basis van een sjabloon, zodat de opbouw van elk verbeterpunt volgens het SMART-principe gewaarborgd is. De werkgroepen binnen de opleiding maken voortgangs- en afsluitende rapporten over het verbeterplan op de afgesproken tijdstippen. Opleidingen die een zelfevaluatie uitvoeren en een verbeterplan opstellen, stuiten ook op verbeterpunten waarvoor zij medewerking van anderen nodig hebben. Deze verbeterpunten formuleren ze als ‘aandachtspunten voor het beleid’. Op basis daarvan wordt per centrale dienst een actieplan opgesteld. De resultaten worden teruggekoppeld naar de departementen en de opleidingen. Ook de bevraging van de organisatorische onderwijsaspecten levert informatie op over faciliteiten die aangestuurd worden door de centrale diensten: het studentenrestaurant, de bibliotheek, de cursusdienst enzovoort. De commissie nam kennis van het verbeterplan voor het jaar 2008 met de volgende aandachtspunten: Aandacht voor het curriculum, het cursusmateriaal en de evaluatiemethodes. De nadruk lag begin 2008 op het uitbouwen van het curriculum van het derde jaar. Voor de stage werd gewerkt aan een nieuw evaluatieformulier, voor de projecten werkt men aan de uitbreiding van de procesevaluatie. Om dit laatste te bekijken en hierrond adviezen te formuleren, werd in het academiejaar 2007-2008 een onderwijskundige (20 procent) aangesteld. Ook de verdere uitwerking van een gestructureerde methodiek rond evaluatie blijft voor het academiejaar 2008-2009 een aandachtspunt. Ten slotte werd in het curriculum gezorgd voor een betere integratie van communicatie en projectmanagement in de projecten. Aandacht voor internationalisering: de organisatie van een internationale tweedaagse en de aandacht voor internationalisering in het kader van het doorgroeiproject. Aandacht voor contacten met het secundair onderwijs en contacten met het beroepenveld: voor de opleiding PBA Bouw werden bekendmakings- en bewustwordingsinitiatieven genomen op het vlak van contacten met het secundair onderwijs. In de toekomst zullen leden van de Opleidingsraad ook zitting hebben in de jury’s van de verdedigingen van de geïntegreerde proeven (GIP) in het secundair onderwijs. De commissie komt tot de bevinding dat de kwaliteitsaanpak tot voorbeeld strekt. Er worden correctieve acties genomen wanneer substantiële gebreken genoteerd worden bij bevragingen. Verbeterplannen worden snel en effectief opgevolgd, en verbeteringen geïmplementeerd. Er is een goede methodiek en integratie, wat blijkt uit de voortgang van de verbeteringen die periodiek op de OR worden besproken. Een verbeterplan krijgt procesmatige feedback van de dienst Onderwijs, wordt na verwerking van die feedback goedgekeurd door de Departementsraad en vervolgens bezorgd aan de dienst Onderwijs.
Opleidingsrapport Bouw | 47
Er is al een geplande verbeteringsaanpak voor de stages van de eerste twee trimesters voor het volgend jaar om tekortkomingen van de huidige aanpak te remediëren. De resultaten zijn te zien in een verbetering van de kwaliteit van de opleiding, het enthousiasme van het werkveld en de succesvolle tewerkstelling van studenten op stageplaatsen.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Beoordelingscriterium: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemende beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het viel de commissie op dat het gebruikte inspraakmodel van studentenfora erg succesvol is. Dit wordt geleid door twee mensen die niet rechtstreeks betrokken zijn, waardoor het laagdrempelig is. Dit inspraakmodel werpt zijn vruchten af en wordt ook door alle betrokken partijen sterk gewaardeerd. Dit maakt dat er een enthousiaste samenwerking is tussen partijen om de opleiding tot een succes te maken. De studenten worden in de hele aanpak als volwaardige partners beschouwd in het verbeterproces van de opleiding. De democratisering is een aanpak die ook bij het personeel in een erg positieve werking resulteert. De commissie stelde vast dat de opleidingsverantwoordelijken sterk geëngageerd zijn om de opleiding continu te verbeteren. Hier vermeldt de commissie speciaal de positieve weerklank van het personeel over de feedback en alerte opvolging van het departementshoofd. Er is een onderbouwende structuur die de laagdrempeligheid en informele werking schraagt, en de doelgerichtheid van de werking toch formeel ondersteunt. Deze goed uitgebouwde procedure van interne kwaliteitszorg is gebaseerd op het EFQM-model (TRIS). Samengevat is de commissie van mening dat de medewerkers, de studenten, het beroepenveld en in de toekomst de alumni worden betrokken bij de interne kwaliteitszorg, door middel van raden en commissies. Hierna volgt een opsomming ter verduidelijking. De Departementsraad is samengesteld uit het departementshoofd, zes vertegenwoordigers van het personeel, drie studenten en drie vertegenwoordigers uit sociaaleconomische en culturele milieus. De Opleidingsraad adviseert de Departementsraad. Alle leden van het onderwijzend personeel met opdracht in de opleiding maken deel uit van de OR. Het opleidingshoofd (OH) is voorzitter van de OR en coördineert de taken. Waar van toepassing worden andere betrokkenen uitgenodigd op de OR, zoals personen van de centrale administratie of studenten. Tijdens de OR worden opleidingsgerelateerde onderwerpen besproken, zoals de opbouw van het curriculum, de ontwikkeling van een visie en een strategie voor de opleiding, de groepsindeling van studenten, de resultaten van bevragingen en tal van andere zaken. Het accent ligt sterk op curriculumvernieuwing en onderwijsevaluatie. Er zijn diverse thematische stuurgroepen, bestaande uit één departementale coördinator (‘depco’), één secretaris en de opleidingscoördinatoren (‘opco’s’). De stuurgroep komt regelmatig samen om mogelijke acties en
48 | Opleidinsrapport Bouw
aandachtspunten te bespreken en uit te werken rond een centraal thema. Op deze wijze zijn de verantwoordelijkheden in iedere opleiding beter verdeeld, en worden zoveel mogelijk collega’s betrokken bij de werking van het departement. Studenten worden betrokken bij het verbeterproces van de opleiding via verschillende commissies en bevragingen. Er is een studentenraad op hogeschoolniveau en een departementale studentenraad, die vertegenwoordigers heeft in de Studentenraad en de bestuursorganen van vzw Stuvox. De departementale studentenraden kunnen adviezen formuleren ten aanzien van de departementsraden. De verslagen van de Studentenraad geven input voor kwaliteitsverbetering binnen de opleiding. Jaarlijks krijgen de studenten minstens eenmaal formeel de gelegenheid om – via een evaluatiecommissie – opmerkingen te formuleren rond de opleiding, de organisatie, huisvesting enzovoort. De resultaten van het overleg worden door het departementshoofd aan de betrokken instanties of personen doorgegeven. Op die manier kan er snel en vrij informeel bijgestuurd worden. Vermits de opleiding nog geen afgestudeerden heeft, kon er nog geen bevraging georganiseerd worden. Het is de bedoeling om afgestudeerden via een schriftelijke enquête te bevragen over de kwaliteit van de voorbereiding die ze gekregen hebben tijdens hun opleiding. Eén van de sterke punten van de opleiding is de binding met het beroepenveld. De opleiding maakt gebruik van diverse kanalen om de contacten met het beroepenveld te onderhouden, zoals lectoren die deeltijds in de bouwsector actief zijn, via stagebedrijven, via de projectgroep die meegewerkt heeft aan het uitbouwen van de opleiding, de organisatie van contactmomenten met het beroepenveld en deelname aan evaluaties van projecten.
Aanbevelingen ter verbetering: -
De commissie adviseert om de communicatiekanalen tussen de opleiding en het werkveld te verankeren en te systematiseren (bijvoorbeeld in een curriculumraad).
Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende
Op basis van de oordelen over: Facet 5.1: Evaluatie resultaten Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering Facet 5.3: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
goed excellent goed
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Bouw | 49
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Beoordelingscriterium: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie heeft kennis genomen van een erg goede maar niettemin beginnende opleiding, die haar stevigheid in de toekomst nog moet bewijzen. Nochtans vindt ze de aanzet van de eerste jaren erg sterk en goed onderbouwd. De resultaten van deze eerste jaren, het enthousiasme en ownership van de inrichtende partijen en het personeel geven vertrouwen dat deze opleiding een sterke toekomst tegemoetgaat. De commissie stelde ook vast dat de vertegenwoordigers van het werkveld die de commissie gesproken heeft, in het bijzonder de wegenbouw, tevreden zijn met de opleiding en de kwaliteit van de studenten-stagiairs. De opleiding bevraagt het werkveld over onderwerpen als de organisatie van de stage, de tevredenheid over de ontvangen informatie en de ondersteuning bij specifieke vragen of problemen. Het valt op dat de evaluaties positief zijn. Van alle criteria krijgt het criterium ‘zelfstandigheid’ in het eerste en tweede bachelorjaar Bouw gemiddeld de laagste score, wat niet echt abnormaal is. In het derde bachelorjaar zouden de studenten op dit criterium beter moeten scoren. De bijkomende opmerkingen die de stagementoren aan het einde van het stageformulier invulden, waren erg positief. Door de veelvuldige stages in het programma zijn de studenten meer dan behoorlijk voorbereid op de instap in het werkveld. Bij de evaluaties van de projecten worden eveneens externen betrokken. Hun oordeel over de kwaliteit van het afgeleverde werk geeft eveneens een zicht op het gerealiseerde niveau na het eerste jaar, en in de toekomst na het tweede en het derde jaar. Zo waren bij de evaluatie van de projecten infrastructuur van het eerste jaar twee leidinggevende personen van twee grote aannemers van infrastructuurwerken aanwezig met internationale wortels (Frankrijk en Nederland). Heel wat studenten hebben hun stage in het buitenland of in het anderstalige deel van ons land uitgevoerd. De opleiding heeft de intentie om na afloop van de drie jaren te toetsen of de gerealiseerde eindkwalificaties in overeenstemming zijn met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Ze stelt een aantal criteria voorop om dit na te gaan: kwaliteit van het doorgroeiproject (bachelorproef en eindstage); tevredenheid van het beroepenveld en de afgestudeerden; realisaties op het vlak van internationalisering.
50 | Opleidinsrapport Bouw
De commissie heeft een aantal eindwerken doorgenomen en heeft geconstateerd dat de kwaliteit sterk wisselend is. Een aantal werken kunnen dienen als goede voorbeelden, maar een belangrijk deel overstijgt niet het niveau van een stageverslag. Van bij de start moet meer aandacht besteed worden aan de keuze van het onderwerp, in functie van de mogelijkheden om de vooropgestelde competenties te realiseren. Van verscheidene werken is niet zichtbaar hoe deze nagestreefde competenties gerealiseerd en geëvalueerd zijn. De commissie vindt een betere kwaliteit van de eindwerken belangrijk, met onder andere meer aandacht voor reflectie en kritische zin van de student.
Aanbevelingen ter verbetering: -
De commissie vindt het belangrijk dat de internationale uitwisseling van studenten en docenten in de toekomst substantieel toeneemt. De commissie wil dat de opleiding meer aandacht besteedt aan de kwaliteit van de eindwerken.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Beoordelingscriteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebied en/of opleiding over de jaren heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45 en 50 procent liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, noch de situatie per opleiding of studiegebied wordt opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere opleidingen. De opleiding heeft een aantal kengetallen die het succes van de opleiding weergeven: 1. Rendement van het eerste bachelorjaar: het percentage instromers dat binnen één academiejaar slaagt voor het eerste structureel programmadeel moet minstens 50 procent bedragen; 2. Gemiddelde studieduur: het aantal jaren en maanden dat een student gemiddeld nodig heeft om de volledige opleiding te voltooien, bedraagt 3,5 jaar; 3. Tewerkstellingsrendement: het percentage afgestudeerden dat binnen drie maanden werk vindt, bedraagt minstens 70 procent. Over de laatste twee kengetallen zijn nog geen cijfergegevens beschikbaar. De slaagcijfers van het eerste bachelorjaar Bouw bedragen 59 en 54 procent, wat hoger ligt dan het streefcijfer.
Aanbevelingen ter verbetering: -
De commissie vraagt om de rendementsgegevens verder op te volgen.
Opleidingsrapport Bouw | 51
Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende
Op basis van de oordelen over: Facet 6.1: Gerealiseerd niveau Facet 6.2: Onderwijsrendement
voldoende voldoende
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
52 | Opleidinsrapport Bouw
Globaal oordeel De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen: -
het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen, de gevoerde gesprekken met de betrokkenen, de documenten ter inzage tijdens het bezoek, de opgevraagde documenten, de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.
Het ZER is van een erg degelijke kwaliteit, en kan dienstdoen als aanzet tot het opmaken van een kwaliteitshandboek voor de opleiding. Op basis van de oordelen over: Onderwerp 1: Niveau en oriëntatie: Onderwerp 2: Programma: Onderwerp 3: Personeel: Onderwerp 4: Voorzieningen: Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg: Onderwerp 6: Resultaten:
voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende
is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.
In haar reactie op het eerste terugmeldingsrapport geeft de opleiding aan de volgende acties of verbeteringen gepland of uitgevoerd te hebben: Het PWO-project ‘Nanotechnologie in beton’ is goedgekeurd en is in het begin van het academiejaar 20092010 van start gegaan. Op 3 september 2009 is een curriculumraad samengekomen om het huidige competentieprofiel (waaronder de domeinspecifieke eisen) en het curriculum te bespreken. Dit zal in de toekomst op regelmatige basis gebeuren. In het academiejaar 2009-2010 zijn meerdere coaches aangesteld als lector in een deeltijdse opdracht. Hierdoor doorlopen zij de standaardevaluatieprocedures en is er een sterkere verbondenheid met de opleiding, wat de opleidingszekerheid ten goede komt. De commissie heeft op basis hiervan geen aanpassing in de oordelen doorgevoerd.
Opleidingsrapport Bouw | 53
Overzichtstabel van de oordelen2 score facet
Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Facet 1.1: Niveau en oriëntatie Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen Onderwerp 2: Programma Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud Facet 2.2: Eisen professionele en academische gerichtheid Facet 2.3: Samenhang Facet 2.4: Studieomvang Facet 2.5: Studielast Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud Facet 2.7: Beoordeling en toetsing Facet 2.8: Masterproef Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1: Kwaliteit personeel Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 3.3: Kwantiteit personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1: Materiële voorzieningen Facet 4.2: Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1: Evaluatie resultaten Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering Facet 5.3: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1: Gerealiseerd niveau Facet 6.2: Onderwijsrendement
score onderwerp
voldoende goed goed voldoende voldoende goed voldoende oké voldoende goed voldoende niet van toepassing voldoende voldoende goed goed voldoende voldoende goed goed voldoende goed excellent goed voldoende voldoende voldoende
De oordelen zijn van toepassing voor: XIOS XIOS Hogeschool Limburg professioneel gerichte bacheloropleiding Bouw
2
Indien in de tabel één enkel oordeel vermeld staat, geldt dit oordeel voor alle afstudeerrichtingen, locaties en varianten die vermeld staan bij de betreffende opleiding. Indien één of meer afstudeerrichtingen/locaties/varianten een verschillende beoordeling hebben gekregen, zijn al deze oordelen opgenomen in de tabel.
54 | Opleidinsrapport Bouw
bijlagen
Bijlagen | 55
56 | C.V. van de visitatieleden
bijlage 1
Curriculum vitae van de commissieleden
-
Patrick De Wilde (1946) is doctor in de Toegepaste Wetenschappen en werkt sedert 1986 als gewoon hoogleraar aan de Vrije Universiteit Brussel. Hij is in deze functie vooral bezig met elasticiteit en sterkteleer, spanningsanalyse, numerieke analyse, eindige elementenmethodes en stabiliteit der bouwwerken. Hij geeft tevens regelmatig lezingen over numerieke methodes in civiele techniek. Hij is voorzitter van de opleidingsraden Burgelijke bouwkunde en architectuur aan de VUB en lid van diverse expertisecommissies.
-
Valére Cornelis (1949) is burgerlijk bouwkundig ingenieur. Hij werkte voor het Ministerie van volksgezondheid als ingenieur met betrekking tot waterzuiveringsinstallaties en huisvuilverwerkingsinstallaties, bij het Ministerie van binnenlandse zaken als ingenieur inzake brandveiligheidsvoorschriften voor gebouwen en bij de provincie Limburg als adjunct-directeur van de wegendienst en als inspecteur-generaal van de directie Infrastructuur, Ruimtelijke ordening en Milieu. Hij is lid van diverse werkgroepen en voorzitter van de provinciale milieuvergunningscommissie en de provinciale commissie voor Ruimtelijke Ordening.
-
Romain Hulpia (1946) heeft pedagogische en psychologische wetenschappen gestudeerd aan de Universiteit Gent. Hij heeft gedurende lange tijd gewerkt als wetenschappelijk medewerker aan de UGent en verwierf een gelijkwaardigheidattest aan een doctoraat. Sinds 1991 was hij adviseur voor het hoger onderwijs binnen de inspectiedienst. Hij werkte mee aan de opstart van de opleidingsdoorlichtingen van het één-cyclusonderwijs en was voorzitter van een honderdtal doorlichtingcommissies. Momenteel is hij op TBS. Hij heeft reeds meegewerkt aan diverse visitaties.
-
Rob Lenaers (1940) is burgerlijk bouwkundig ingenieur. Hij is voorzitter van de Vlaamse confederatie Bouw, WTCB en Cobonet en nationaal voorzitter van de Confederatie Bouw. Hij is tevens gedelegeerd bestuurder van meerdere bouwbedrijven en ondervoorzitter van de Hogeschool voor Wetenschap en Kunst te Brussel.
-
Ignace Quinteyn (1984) studeerde bouw aan de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven.
C.V. van de visitatieleden | 57
58 | Onafhankelijkheidsverklaringen
bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaringen van de commissieleden
Onafhankelijkheidsverklaringen | 59
60 | Bezoekschema
Onafhankelijkheidsverklaringen | 61
62 | Bezoekschema
Onafhankelijkheidsverklaringen | 63
64 | Bezoekschema
Onafhankelijkheidsverklaringen | 65
66 | Bezoekschema
Onafhankelijkheidsverklaringen | 67
68 | Bezoekschema
Onafhankelijkheidsverklaringen | 69
70 | Bezoekschema
bijlage 3
Bezoekschema
Dag 1 09.00 - 12.30 12.30 - 13.30 13.30 - 14.30 14.30 - 15.00 15.15 - 16.45 17.00 - 17.45 18.00 - 19.00 19.00 Dag 2 08.30 - 09.00 09.00 - 09.45
voorbereidende vergadering en inzage werkdocumenten lunch voor de commissie voorbereidende vergadering en inzage werkdocumenten kennismaking met de algemeen directeur, het departementshoofd opleidingsverantwoordelijke opleiding, opstellers ZER en een student betrokken bij het onderwijskundig overleg (onder meer bespreking referentiekader) kwaliteitsverantwoordelijke(n), verantwoordelijke(n) van de opleiding, het departement en/of de hogeschool informeel ontmoetingsmoment avondmaal voor de commissie
18.00 – 18.30 19.00
intern werkoverleg studenten eerste en tweede jaar: maximum 12, representatief samengesteld, inclusief studentenvertegenwoordigers studenten derde jaar: maximum 12, inclusief studentenvertegenwoordigers rondgang lunch voor de commissie lectoren algemene vakken: maximum 12, representatief samengesteld, inclusief de personen 1 betrokken bij onderwijskundig en/of beleidsoverleg lectoren specialisatievakken: maximum 12, representatief samengesteld, inclusief de personen betrokken bij onderwijskundig en/of beleidsoverleg intern werkoverleg en inzage van de documenten vertegenwoordigers werkveld: maximum 12, gedifferentieerd samengesteld, personen die afgestudeerden in dienst hebben of fungeren als begeleiders of promotoren van bachelorproeven en die niet ingeschakeld zijn in het opleidingsprogramma intern werkoverleg avondmaal voor de commissie.
Dag 3 08.30 - 09.00 09.00 - 09.30 09.30 - 10.15 10.30 - 11.00 11.15 – 12.00 12.00 - 12.30 12.30 - 13.30 13.30 - 14.00 14.00 – 15.00 15.00 - 17.00 17.00
intern werkoverleg; adminstratief-technisch personeel ombudspersonen, vernantwoordelijken studiebegeleiding- en –advies verantwoordelijke internationalisering van de opleiding, het departement en/of de hogeschool; begeleiders bachelorproeven: maximum 12, representatief samengesteld intern werkoverleg; lunch voor de commissie; opleidingsverantwoordelijke opleiding 2 vrij spreekuur voorbereiding mondelinge rapportering mondelinge rapportering.
10.00 - 10.45 11.00 – 12.30 12.30 - 14.00 14.00 - 14.45 15.00 - 15.45 15.45 - 17.00 17.00 - 17.45
1
2
Indien de opleiding dit wenst, kunnen de gespreksgroepen van de lectoren specialisatievakken en algemene vakken samengevoegd worden De commissie vraagt om het vrij spreekuur op ruime schaal binnen de hogeschool aan te kondigen. Aanmelding geschiedt rechtstreeks bij de secretaris van de visitatiecommissie tijdens het bezoek (cf. pag 54 van de handleiding onderwijsvisitaties VLIR-VLHORA)
Bezoekschema | 71
72 | Afkortingenlijst
bijlage 4
Lijst van afkortingen en letterwoorden
ABA
academische bacheloropleiding
ASO
algemeen secundair onderwijs
ATP
administratief en technisch personeel
AUHL
Universiteiten-Hogescholen Limburg
BKV
begeleide kennisverwerking
BSO
beroepssecundair onderwijs
C
concept
CBS
curriculumbeheersysteem
Depco
departementale coördinator
DSR
domeinspecifiek referentiekader
DOOP
departementaal onderwijsontwikkelingsplan
EFQM
European Foundation for Quality Management
EHBX-team
eerste hulp bij XIOS
EVC
elders verworven competenties
EVK
eerder verworven kwalificaties
FWO
Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen
HOOP
onderwijsontwikkelingsplan XIOS Hogeschool Limburg
HWB
Handelswetenschappen en bedrijfskunde
IWT
Industriële wetenschappen en technologie
KHLIM
Katholieke Hogeschool Limburg
KO
kennisoverdracht
KSO
kunstsecundair onderwijs
LeO
lerarenopleiding
NVAO
Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie
OH
opleidingshoofd
Afkortingenlijst | 73
OP
onderwijzend personeel
Opco
opleidingscoördinator
OMS
onderwijsmanagementsysteem
OR
opleidingsraad
P
project
PBA
professionele bacheloropleiding
PDCA
letterwoord voor: ‘Plan Do Check Act’
PWO
projectmatig wetenschappelijk onderzoek
SAW
Sociaal-agogisch werk
SID-in
studie- informatiedagen
Stipi
stimuleringsfonds projecten internationalisering
TRIS
Transnationale Institutionale Samenwerking (een instrument van kwaliteitszorg)
TSO
technisch secundair onderwijs
VLHORA
Vlaamse Hogescholenraad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLOR
Vlaamse Onderwijsraad
VTE
voltijds equivalenten
XIOS
XIOS Hogeschool Limburg
ZER
zelfevaluatierapport
74 | Afkortingenlijst
bijlage 5
Erkenningscommissie
Erkenningscommissie | 75
76 |
Erkenningscommissie | 77
78 |
Erkenningscommissie | 79
80 |