Boekpresentatie
Boze geesten van Berlijn Philippe Remarque
Op 9 november 2005 organiseerden Uitgeverij Mets en Schilt en het Duitsland Instituut Amsterdam een presentatie van het boek ‘Boze geesten van Berlijn’ van Philippe Remarque, zes jaar lang correspondent van De Volkskrant in Berlijn. In zijn boek beschrijft Remarque de geschiedenis van Duitsland aan de hand van plekken in Berlijn. Tijdens de presentatie las Remarque drie fragmenten voor uit zijn boek. Onder leiding van George Lawson, directeur van de Stichting Internationale Culturele Activiteiten SICA en tot vorig jaar hoofd van de culturele afdeling van de Nederlandse ambassade in Berlijn, gingen de historici prof.dr. Maarten Brands, voormalig wetenschappelijk directeur van het DIA, en dr. Jacco Pekelder, onderzoekscoördinator van het DIA, met de auteur in discussie. Hieronder volgt een verslag van de bijeenkomst.
1
1. Inleiding: Boek en reacties van de panelleden Lawson Berlijn is niet mooi, maar boeiend, schrijft Philippe Remarque in zijn boek. De stad draagt de sporen van de geschiedenis en is vol met ‘plekken’ zoals Remarque de schrijver Armando citeert1. Philippe heeft bij zijn weggaan uit Berlijn in De Volkskrant 11 redenen gegeven waarom hij, tegen alle verwachtingen van zichzelf en zijn vrienden in, best had willen blijven. Die ontdekking deel ik en komt erop neer dat het heel aangenaam is om voor de verandering eens in een serieus land te wonen. Vandaag is het 9 november.Dat is geen toevallige datum in de Duitse geschiedenis. Waarom vandaag deze presentatie? Remarque De negende november is een historische datum in Duitsland. Het is vandaag precies zestien jaar geleden dat de Muur openging. Een heugelijke gebeurtenis, die de Duitsers niet kunnen vieren. Hun eenwording vieren ze op 3 oktober, de dag dat de beide Duitslanden één werden in 1990. Want 9 november is ook de dag waarop in 1939 de Reichskristallnacht plaatsvond. In 1918 werd op 9 november de keizer weggejaagd en de republiek uitgeroepen. En in 1923 vond op die datum een putschpoging van Hitler plaats. Maar natuurlijk hebben we ook voor vandaag gekozen omdat mijn boek af is. Wat betreft de reden of drijfveer om het boek te schrijven: Berlijn is een lelijke stad, maar wel fijn om in te wonen. Op iedere straathoek word je geconfronteerd met de geschiedenis. Deze stad moet zichzelf opnieuw uitvinden, een nieuwe rol in de wereld vinden en een manier vinden om met elkaar samen te leven. De stad is dus één groot experiment. Ik heb het boek geschreven dat ik zelf had willen lezen voor ik naar Berlijn ging. Het is geen geschiedenisboek, maar het is ook meer dan een reisboek. Het is makkelijk toegankelijk, vanuit een lichte entree gaat het naar de diepere achtergronden. Brands Het leest als een thriller. Remarque kan schrijven en is bovendien verliefd. Hij neemt je mee naar plaatsen waar ik nog nooit ben geweest en ook niet heen zou willen, en spreekt met mensen die ik door de brievenbus nog niet eens te woord zou staan. Berlijn barst van de tegenstellingen. Ik heb er een jaar gewoond en kwam vanuit New York naar Berlijn. Ik dacht dat het een afknapper zou worden. Maar als je het vergelijkt met Amsterdam is het een wereldstad. Terwijl ze dat niet eens willen zijn. Pekelder Berlijn is een fascinerende stad door de geschiedenis. Het boek van Remarque is rijk aan indrukken en verhalen. Hij heeft er heel veel in bijeen weten te vegen. De portretten van de mensen in het boek zijn heel afgewogen en steeds is hij op zoek naar wat er achter die verhalen zit. Wat ik verder heel spannend vond is de aandacht voor Rusland die Remarque heeft. Zo dichtbij het Oost-Europa vormt Berlijn echt de drempel daar naar het oosten.
1
Armando – Armando uit Berlijn. Amsterdam, 1982. Philippe Remarque schrijft: “Om de hoek ligt de Wielandstraße. Ik ben er honderden keren doorheen gelopen en gefietst. Laatst zag ik in een vitrine van het Joods Museum een koffer met persoonlijke bezittingen van een gedeporteerde vrouw. Op haar briefpapier stond in mooie letters haar laatste adres: Wielandstraße 12, Berlin-Charlottenburg. Sindsdien werp ik steeds een steelse blik op nummer 12. ‘Zo’n huis is een plek,’ schreef Armando twintig jaar geleden in een van zijn onnavolgbare Berlijn-columns. ‘Maandenlang loop je langs zo’n huis, best een aardig huis, hoor, en dan ineens is het een plek. Jammer. Prachtig.’ Bijna dwangmatig vroeg Armando de Berlijnse bejaarden die hij tegenkwam naar hun oorlogstijd. Het leverde geweldige verhalen op. Maar nu doet hij het niet meer, ook al woont hij de helft van de tijd nog in Berlijn. ‘Als ik ze aanspreek, blijken ze tegenwoordig jonger dan ik te zijn,’ zegt hij mismoedig. Toch kom je nog vaak genoeg Armando-oudjes tegen die je vertellen hoe het leven ‘unter Adolf ’ is geweest. Dat gebruik van de voornaam klinkt bijna vertederd, maar het is eerder een eufemisme, een poging om de boze geesten te vermijden die de naam Hitler oproept.” (Boze Geesten van Berlijn, pag. 13-14)
2
2. Oost-West-tegenstellingen Fragment uit Boze geesten van Berlijn: Remarque: Ach, dit is net de Lenin-prospekt2 “Ik moet mijn vriend Volodja op de trein naar Kiëv zetten. Hij heeft de vaste attributen van de Oost-Europese landverhuizer bij zich: drie grote, loodzware tassen en een kind van twee jaar. Nadat we even stil bijeen hebben gezeten – dat brengt volgens de Russen geluk voor de reis – laden we alles in de auto en gaan op weg. Voorbij de Siegessäule en de Brandenburger Tor, over Unter den Linden en de Alexanderplatz. Van west naar oost rijden in Berlijn is een vreemde gewaarwording. Het ene moment waan je je nog in Parijs, als je je ogen tenminste een flink stuk dichtknijpt. Het volgende moment, aan de andere kant van de inmiddels onzichtbare Muur, ben je in Moskou. Het bewijs levert Volodja, die zijn leven lang in Moskou heeft gewoond. Hij begint zich onderweg steeds meer thuis te voelen. ‘Ach, dit is net de Lenin-prospekt,’ zegt hij als we over de Karl-Marx-Allee rijden. Inderdaad bouwde de jonge DDR de Stalinallee in de door Moskou opgedragen stalinistische stijl - kitscherig-classicistisch – die hier Zuckerbäckerstil wordt genoemd. Van dit soort boulevards hebben ze er in Moskou wel vijf. Als ik over deze progressieve allee rijd en in het centrum de reusachtige televisietoren zie opdoemen, stel ik me altijd even voor hoe trots Honecker of Ulbricht op dit punt uit de donkere limousineraampjes moeten hebben gekeken, naar hun communistische wereldstad. Ulbricht had de televisietoren eigenhandig van de maquette gepakt – dit is een eigenaardigheid van communistische heersers, Chroesjtsjov brak met zijn dikke boerenhanden de gelijmde gebouwen gewoonweg van hun ondergrond af – en hem van het park Friedrichshain verder het centrum in gezet, op de Alexanderplatz. Daardoor staat de toren nu nog altijd mooi in de zichtas van de Karl-Marx-Allee, dat moeten we Ulbricht nageven. Gelukkig gaat Berlin-Hauptstadt der DDR niet helemaal verloren.Die toren, eens bedoeld om het Westen de ogen uit te steken, is door het herenigde Berlijn onbekrompen omarmd als zijn symbool. En de Karl-Marx-Allee staat op de Unesco-lijst van werelderfgoed. We rijden nog verder naar het oosten. Nu komen de flats van de jaren zeventig en tachtig. Een nog getrouwere kopie van Moskou, maar dan van de grote buitenwijken, die allemaal op elkaar lijken. In een van de populairste sovjetfilms, een romantische verwarringskomedie, komt de Moskouse hoofdpersoon op oudejaarsavond dronken terecht in zijn eigen straat en zijn eigen flat, maar dan in Leningrad. Het had ook Oost-Berlijn kunnen zijn. ‘Nu zijn we in Tsjerjomoesjki,’ stelt Volodja tevreden vast. ‘Eigenlijk hoef ik helemaal niet meer naar huis.’ Aangekomen op station Lichtenberg lijkt het Westen lichtjaren weg. De mensen in de gangen spreken Russisch of Oekraïens en slepen met wanhopig makende hoeveelheden bagage. Op het perron staat de Russische slaapwagen al klaar. De ruiten zijn smerig. Een dikke, kleine vrouw in spoorweguniform met een oorlogsvoorraad make-up op haar gezicht neemt Volodja’s ticket aan. Ze kijkt naar het kind. ‘En waar is de mama?’ vraagt ze. In haar stem klinkt die mengeling van misprijzen en warmte waar vrouwelijke sovjetbeambten het patent op hadden. In de wagon struikelen we over plunjezakken en koffers. De arme Volodja moet met zijn zoontje een slaapplaats delen. En de trein naar Kiëv doet er meer dan 26 uur over, het traject staat bekend als de langste treinverbinding in heel Europa. In het treinstel ruikt het alsof de reis al achter de rug is: naar onvervalst oostblokzweet en etenswaren die worden genuttigd van een op de schoot uitgespreide krant. Geuren brengen herinneringen door een zijdeur in je hoofd, plotseling en rechtstreeks. Ik zie weer voor me hoe de hele Transsiberië-expres na een stop plotseling omoel zat te 2
Boze geesten van Berlijn, pag 183-185
3
eten: de vis uit het Bajkalmeer stonk uren in de wind. Een nog krachtiger geurherinnering dient zich aan. Het was in de nachttrein naar Astrachan en ik moest heel stil liggen om niet over te geven. Er kwam niet eens vis aan te pas, de passagiers lagen er in de open ruimte gewoon onbeschrijflijk te stinken, een combinatie van goedkope tabak, voeten die uit plastic schoenen komen en oksels die een week niet zijn gewassen. Een krachtig verlangen komt in me op om weer deel uit te maken van die wereld. Me onder te dompelen in de liederlijkheid, de humor en de warmte van de Slaven. De wodka haar warme gloed te voelen verbreiden. Nachtenlange gesprekken te voeren met mensen die het niet erg vinden als hun haar vet is. Maar ik neem afscheid van Volodja en draai me om. Daar staat de lichtblauwe nachttrein naar München. Een trein om door een ringetje te halen. Door de heldere ruiten van de luxueuze restauratiewagen zie ik een ober klaarstaan met een keurig gevouwen servet over zijn arm. Slechts één Berlijns perron ligt tussen twee volstrekt verschillende werelden. Je vraagt je af hoe ze ooit naar elkaar toe moeten groeien.” Brands Dit is het mooiste stuk uit het boek. Je merkt dat Remarque correspondent in Moskou is geweest, er zit veel over het oosten in het boek. Lawson Zestien jaar na de val van de Muur zijn er nog steeds grote tegenstellingen tussen Oost en West. Er heerst verbittering in Oost-Duitsland, er bestaan nog steeds anti-Wessi en anti-Ossi-gevoelens. Is de Wiedervereinigung wel een succes? Remarque Ja, een groot succes. Oost-Berlijn en de huizen daar zijn enorm opgeknapt, maar de mensen die er wonen zijn er wel ongelukkig in. Dat is wel vreemd: het is toch hun eigen keus en ze zouden toch blij moeten zijn dat het kapitalisme naar hun dorre akkers is gekomen. Maar ik heb er ook wel begrip voor: als alles wegvalt en je hele land veranderd is, tast dat je in je trots aan. Toch er zijn ook veel Oost-Duitsers die zich wel goed staande houden. Het is een roll-over van het Westen over het Oosten geworden, maar dat kon ook niet anders. Dat is onvermijdelijk als je een groot rijk land met een klein arm land verenigt. Lawson: Ik vond het ook altijd indrukwekkend hoe ze die eenwording vieren: heel rustig en in stilte. Brands: Oost en West vormen geen eenheid, maar die eenheid zie je nergens. Kijk naar Frankrijk, kijk naar andere Europese landen. Dat wat in zestien jaar bereikt is, is heel erg goed. Wat is nationale eenheid? Ik las onlangs van Fukuyama3 de woorden dat wij de nationale identiteit niet kennen, omdat we de identiteit van zoveel medeburgers niet kennen. Pekelder: Wat ik in Duitsland heb gemist is een symbolische politiek om de nationale eenheid te smeden. De politiek heeft te weinig geprobeerd het debat daarover naar de eigen hand te zetten. Onder Kohl is dat heel klein gehouden, dat ging niet veel verder dan het veranderen van een aantal straatnamen. En bij de manier waarop dat ging kun je ook nog wel wat vraagtekens zetten. Zo kreeg in Berlijn de Clara Zetkin4 Straße een andere naam. De vraag is of dat nou nodig was. In de ‘grote stad’ Almelo werd midden jaren negentig nog een straat naar haar genoemd.
3 Francis Fukuyama is Professor International Political Economy aan de Paul H. Nitze School of Advanced International Studies (SAIS) van de Johns Hopkins University in de Verenigde Staten. Hij schrijft veel over politieke en economische onderwerpen. Zijn boek The End of History and the Last Man, uit 1992 baarde veel opzien en verscheen in meer dan twintig landen. 4 Clara Zetkin (1857-1933) was communiste van het eerste uur, leefde gedeeltelijk in de Sovjet-Unie, waar ze bevriend raakte met Lenin en was onder meer medeoprichtster van de Spartakusbond
4
Brands Maar als je de Karl Marx Strasse in Bonn vergelijkt met die in Berlijn, is-ie er toch enorm op vooruit gegaan. Lawson Kan Duitsland zoals het nu is functioneren als een goede scharnier tussen het Oosten en het Westen? Remarque Die rol ligt in de toekomst. Het rare is dat Duitsers zich voor het oosten afschermen. Toen ik aan mijn Duitse buurman vertelde dat ik op vakantie naar Polen ging, vond hij dat heel raar. En toen ik zei dat ik met mijn eigen auto ging, keek hij me nog vreemder aan. Duitsland benut ook niet de potentie die ligt in de toetreding van de nieuwe Oost-Europese lidstaten. Ze denken wel over Berlijn als de nieuwe hoofdstad van Europa, maar worden niet concreet. Pekelder Er liggen daar inderdaad wel mogelijkheden, maar het blijft een grote wensdroom. Er wordt niet op praktisch niveau mee begonnen, het blijven luchtkastelen. Brands Er is al zoveel geprobeerd wat geen succes geworden is. Vroeger kon Duitsland de middenpositie innemen, nu ligt het land aan de grens. Als je alleen al die luchthaven als voorbeeld neemt. Berlijn zou de grote luchthaven worden, maar dat is niet gelukt en die positie is toch weer teruggegaan naar Frankfurt. Duitsland is multicentrisch. Berlijn daarin een centrale positie laten veroveren is een hele grote opgave. Er is enorm veel ruimte in de stad, de nieuwe hoofdstad is leeg, er staat erg veel te huur en te koop. Het tweede punt is: er stapelen zich zoveel processen op. Het gaat ook om de Europese economie, niet alleen om de Europese eenwording. Duitsland zal nog heel veel industrie moeten opgeven, maar er is weinig wat daarvoor in de plaats kan komen, lijkt het en dat is droevig. Duitsland zou economisch een leidinggevende rol moeten innemen, maar kan of wil dat niet. Ze rommelen door met hun auto-industrie, die van de markt verdreven zal worden door andere landen.
Publiek in de Amstelkerk tijdens de boekpresentatie van ‘Boze geesten van Berlijn’
5
3. Duitsland en zijn duistere verleden Fragment uit Boze geesten van Berlijn: Remarque: With God on our side5 “Stel je voor, je krijgt opdracht het nieuwe Kanzleramt in Berlijn te bouwen: de zetel van de macht in het herenigde Duitsland, het achtergronddecor voor ontelbare opgewonden televisieverslagen van acute politieke crises, het gebouw dat in de loop van de tijd wereldwijd een icoon van Duitsland zal worden, zoals het Witte Huis dat is van de Verenigde Staten of 10 Downing Street van Groot Brittannië. Een grotere eer bestaat er niet voor een Duitse architect. De gelukkige is Axel Schultes. Samen met zijn partner Charlotte Frank heeft hij schuin tegenover de Rijksdag een speels maar kloek gebouw neergezet. Gezien de bescheiden traditie in de Bondsrepubliek is het zelfs gigantisch. De dag van de opening, 2 mei 2001, zou zijn gloriemoment moeten worden. Maar de architect, een enigszins nerveus type met een dun gezicht, waaronder de kraag van zijn overhemd altijd negentiende-eeuws rechtop staat, kijkt vandaag bedrukt. ‘Denkt u dat Frankrijk de nieuwe zetel van zijn president op deze manier zou inwijden?’ zegt hij bitter, om vervolgens weg te dromen hoe ‘een Pompidou zoiets aan zou pakken’. Schultes heeft gelijk. Het is een stralende lentedag, Duitsland krijgt een nieuw machtscentrum en de verhuizing naar Berlijn wordt bezegeld. Maar de ceremonie is zo onopvallend gehouden dat het opvalt. Op de ontvangsthof voor de ingang speelt nog wel een orkest, van de Bundesgrenzschutz, maar in plaats van het volkslied of desnoods Ode an die Freude klinkt swingende Amerikaanse big bandmuziek, als om te benadrukken dat de Duitse leiders ook in het nieuwe gebouw nationaal denken verre van zich zullen houden. In zijn toespraak raadt bondskanselier Schröder dringend aan: ‘Laten we de bal laag houden.’ Meteen na de ceremonie gaat het ‘an die Arbeit’ met een heel normale kabinetsvergadering, terwijl de genodigden nog net een glaasje sekt en een Brezel krijgen en dan ook weer snel weg moeten. Schröder legt uit waarom het zo bescheiden moet en refereert daarbij aan twee pronkpaleizen van de Beierse en Pruisische koningen: ‘Wij trekken hier niet in een Neuschwanstein of een Sanssouci . Van hieruit wordt niet geheerst, maar geregeerd. Dat is heel wat anders.’ Hij zegt dat het gebouw ‘massief ’ op hem overkomt, en ‘al met al misschien een beetje te groot is voor zijn plaats in het midden van de hoofdstad’. Hij vertelt over het centrum van de hoofdstad Germania dat Hitlers architect Albert Speer op deze plek wilde bouwen. Dan volgt de verzekering aan de wereld dat in dít gebouw slechts de opdracht van de kiezers wordt uitgevoerd. Het Bundeskanzleramt is daarom geen pathetisch oord en geen plaats van het grote gebaar, zegt Schröder. ‘Ons zelfbewustzijn als volwassen natie, die niet boven, maar ook niet onder andere volken wil staan, hoeven we niet in steen te beitelen.’ Ik kan mijn oren niet geloven. Denken de Duitsers nu echt dat ze geen gebouw voor hun kanselier mogen neerzetten zonder dat het buitenland onmiddellijk aan Blitzkrieg denkt? Inderdaad, de Amerikaan die achter in zijn fietstaxi langs het nieuwe Kanzleramt wordt gereden, vindt het gebouw groot. ‘Groter dan ons Witte Huis,’ zegt hij verbaasd, maar slechte gedachten verbindt hij daar niet aan. Daarvoor moet je bij de Duitsers zelf zijn, zoals de Spiegel-journalist die het gebouw een ‘blok aan het been van de republiek’ heeft genoemd. Bondskanselier Schröder heeft hem speciaal opgebeld om hem te complimenteren met deze uitdrukking, vertelt hij, en tuurt omhoog, naar het hoge middenstuk van het gebouw waar Duitslands kanseliers voortaan zullen tronen, hoog boven de stad. ‘Schröder is natuurlijk een nette man, daar verwacht ik niets slechts van,’ zegt hij, ‘maar wie garandeert dat een van zijn opvolgers het niet hoog in de bol krijgt van deze pompeuze architectuur?’
5
Boze geesten van Berlijn, pag. 237-239
6
Architect Schultes denkt daar heel anders over. We treffen hem binnen, in het mooiste gedeelte van zijn creatie: de zogeheten sky-lobby, een ingenieus ensemble van sierlijke trappen en ruimtes die, door toedoen van de grote glazen buitenwanden, in de lucht boven de stad lijken te zweven. Aan weerszijden ervan liggen de werkkamers van de kanselier en zijn naaste medewerkers. Schultes heeft het gebouw in zijn openingstoespraak een ‘bevrijding na een periode van architectonische zelfkastijding’ genoemd. Hij heeft afkeurend gesproken over ‘de ziekte van de Duitsers, het vasthouden aan de angst voor zichzelf ’. Tegenover de Spiegel-journalist en mij filosofeert hij verder: ‘Dat zou ik nou zo graag eens zien, dat de Duitsers eens wat ontspannener met zichzelf omgaan, dat ze iets van de vanzelfsprekendheid krijgen waarmee de Amerikanen in de wereld staan, with God on our side.’ De Spiegel journalist, die wantrouwend heeft geluisterd, onderbreekt Schultes. ‘Gott mit uns,’ zegt hij met een grafgezicht. ‘Dat hadden we al eens in Duitsland.’ Hij doelt op de inscriptie die de soldaten van de Wehrmacht op hun koppelriemen droegen. De geschiedenis doet ook vandaag weer dienst als spelbreker. En als iemand haar uit het oog dreigt te verliezen, staat er wel een criticus klaar om de onverlaat op te vingers te tikken.” Lawson Die angst voor dat grotere Duitsland komt ook naar voren in een citaat van de Amerikaanse talkshowhost Jay Leno na de hereniging: “Hebben jullie het gehoord? Duitsland is weer bij elkaar. De vraag is nu: wanneer gaan ze weer op tournee?” Berlijn heeft meer geschiedenis dan goed is voor een stad. Geldt dat ook voor Duitsland? Geeft Duitsland zich meer rekenschap van de duistere kanten van zijn geschiedenis dan goed is voor het land? Remarque Ja, zeker. Het komt overal terug. Er is veel te veel geschiedenis in Duitsland. Kinderen worden op Duitse scholen langs alle concentratiekampen gesleept omdat ze in Oldenburg zijn geboren en niet in Bolsward. Een tekenende uitspraak vond ik die van een meisje dat zei dat ze hoopte dat het haar vergeven kon worden dat ze bij de zoveelste berg lijken alvast aan haar boterham begon, omdat ze honger had. Maar ik begrijp het ook wel. Het is niet niks wat er is gebeurd en er leven nog steeds mensen die het hebben meegemaakt. Er was heel veel angst voor het herenigde Duitsland, bv. bij Thatcher en Lubbers, die vreesden dat het dominante Duitsland weer terug zou komen. Duitsers vragen zich voortdurend af: vindt het buitenland dit wel goed? Als het gaat om architectuur of wat dan ook. Maar die angst voor de eigen kracht is wel begrijpelijk. Pekelder Het wordt een soort self-fullfilling prophecy. Duitsers lezen veel meer in uitingen van het buitenland dan het buitenland ermee bedoelt. Lubbers zei in 1989 dingen over de eenwording omdat hij mee wilde praten, niet omdat hij per se tegen een herenigd Duitsland was. Maar hij vond dat het Nederland ook aanging. Duitsland vatte dat op alsof Nederland de Duitse eenwording probeerde tegen te houden. Brands En dan treedt de grote staatsman Kohl op. Die heeft het toch voor elkaar gekregen dat de euro kon worden ingevoerd en Duitsland de suprematie van de Deutsche Bundesbank in Frankfurt bereid was op te geven. Thatcher en Mitterand bejegenden Kohl in 1989 ijskoud, en daar kregen ze de euro voor terug. Het is als met een vaccin: als je er teveel van krijgt, heeft het een omgekeerd effect. Het lukt Duitsland niet een evenwicht tussen heden en verleden te vinden. Dat speelt een rol bij de eenwording maar ook bij de economie. Een onderwerp als gentechnologie bijvoorbeeld, dat doet toch nog veel aan de nazi-tijd denken en daar zijn ze huiverig voor. Het is de verdienste van Joschka Fischer dat hij zijn partij Die Grünen ervan heeft weten te overtuigen dat je niet ver komt met ‘Nie wieder Krieg’, en dat je soms wel militair moet ingrijpen. In 1989 was men bang voor een te machtig Duitsland, nu zijn we juist bang voor een te onmachtig Duitsland, dat geen beslissingen kan nemen en waarvan de economie stagneert. Lawson Komt dat voort uit het duistere verleden?
7
Remarque Niet alleen maar, het komt ook door de zegeningen van het Rijnlandse model6. Het is heel moeilijk daar afstand van te doen, als dat niet meer werkt. Mensen zijn in Duitsland toch verwend, als je kijkt naar het aantal vrije uren dat ze hebben of de sociale voorzieningen. Het is moeilijk de Duitsers ervan te overtuigen dat ze flexibeler moeten zijn. Hier zal de wal het schip moeten keren. Dat zie je bijvoorbeeld al gebeuren bij Siemens, waar de directeur zegt: of jullie nemen genoegen met minder loon, of wij gaan naar Tsjechië. Lawson Is Duitsland op weg een normaal land te worden? Als je kijkt naar de veranderingen, de hereniging, de hervorming van het federalisme, de inzet van het Duitse leger in wereldconflicten, het boek van Jörg Friedrich, ‘Der Brand’7 waarin Duitsers voor het eerst slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog worden genoemd. Brands ‘Normaal’ is een term dat je voor dit land nooit in de mond moet nemen. Daar is het land veel te bijzonder voor. Wat betreft het boek ‘Der Brand’: dat is teveel doorgeslagen, maar dat zie je vaak bij taboes. Er zijn ook andere tekenen voor de normalisering van Duitsland. Pekelder De auteur van ‘Der Brand’ is inderdaad te ver doorgeslagen. Daar speelt schuldgevoel een rol: alsof hij het leed herontdekt en overcompenseert, ten opzichte van de vorige generatie. Remarque Dat heeft hij ook gezegd, dat hij een schuldgevoel ten opzichte van zijn vader had. Lawson In Oost-Duitsland zie je nu ook meer aandacht voor de verkrachtingen van Duitse vrouwen door de Russische troepen die Duitsland kwamen bevrijden. Is er een verschil tussen Oost-Duits en West-Duits slachtofferschap? Remarque De toon van die Friedrich deugt niet, die is te verontwaardigd. Maar met elkaar vormt de aandacht voor beide vormen van slachtofferschap een evenwicht, dus ik vind het wel een mooi verschijnsel. Lawson Wat is dan het waarom van de Duitse geschiedenis? Brands (Stilte. Zucht) … Nee. Remarque Dat vraagstuk zal nooit worden opgelost. 6 'Rijnlandse model': een sociale markteconomie, genoemd naar het Duitse Rijnland. Het ontstond na de Tweede Wereldoorlog en kenmerkt het Duitse overleg tussen werkgevers en werknemers, zonder tussenkomst van de staat, zoals bij het Nederlandse poldermodel. 7 Friedrich beschrijft de bombardementen op Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Vanuit het perspectief van de slachtoffers geeft hij een beklemmend relaas van de vernietiging van honderdduizenden levens en in eeuwen opgebouwd cultuurgoed in Duitsland. De zinledigheid van de meeste bombardementen, ook vanuit militair oogpunt, grijpt de lezer naar de keel - en dat is ook precies Friedrichs bedoeling. Het boek past in een patroon van versterkte aandacht voor het Duitse slachtofferschap tijdens de oorlogsjaren en de nasleep ervan. Sterker dan ooit tevoren bestrijdt Friedrich de stelling dat alle Duitsers schuldig waren aan de Holocaust en andere gruweldaden van nazi-Duitsland. Daarmee vervalt ook de oude dooddoener dat de Duitsers het leed van de bommenoorlog zelf over zich hadden afgeroepen. Opvallend is dat de voortrekkers in dit debat publicisten zijn die getekend zijn door de jaren zestig. Friedrich zelf was tussen '67 en '77 trotskist. Het is de zogenaamde generatie van '68 die rond het revolutiejaar 1968 hun ouders de wandaden van nazi-Duitsland aanwreven, maar het nu voor hen opnemen.
8
4. Berlijn als wereldstad Fragment uit Boze geesten van Berlijn Remarque Gezakt voor de metropolentest8 “Joggen in Tiergarten kan ik iedereen aanraden, zeker als in mei de rododendrons bloeien, de sappige weiden lonken en cruisende homo’s de bosjes weer bevolken. Het is een groot, rechthoekig park tussen het oude centrum en het westen van Berlijn in. Sinds de wederopbouw van de Potsdamer Platz zie je vanaf sommige punten de moderne torens door het jonge groen heen schemeren. Ik doe de ogen half dicht en waan me heel even in New York, waar je de wolkenkrabbers zo mooi kunt zien liggen vanuit Central Park. Dat soort associaties wekt de Potsdamer Platz wel vaker. Hier droomt Berlijn ervan New York te zijn. Kijk maar naar het hotel Ritz-Carlton: een soort miniwolkenkrabber, ook nog gebouwd door Berlijns eigen Donald Trump. Zijn naam prijkt in vette gouden letters bovenaan de zijkant: Beisheim-Center. Otto Beisheim is grondlegger van het cash & carry-imperium Metro en een van de rijkste mannen van Europa, een teruggetrokken levende miljardair, die niet op foto’s staat en nog nooit een interview heeft gegeven. Hij heeft uit eigen zak 450 miljoen euro geïnvesteerd in een heel blok aan de Potsdamer Platz: twee luxehotels, appartementen en kantoorgebouwen. Bij nadere beschouwing zijn we hier toch in Duitsland. De torens mochten van het stadsbestuur niet te hoog uitvallen. En bij de opening in januari 2004 draagt Beisheim een Beiers Trachtenjasje. Oorverdovend echoën de saluutschoten van de Gebirgsschützenkompanie Tegernsee tussen het nieuwe steen. Het is een Beierse schuttersvereniging met korhaanveer op de groene hoedjes. Beisheim, die er erelid van is, drukt de mannen na hun exercitie enthousiast de hand. Maar hoe Duits ook, vandaag hangt een zweem van Rockefeller in de lucht: een egomane rijkaard die zijn naam vereeuwigt met een centrum op een prestigieuze plek in de stad. Vanavond zal hij onder de Swarovski-kroonluchters van de nieuwe balzaal zijn tachtigste verjaardag vieren. Nu wordt het plein in het midden van het centrum vernoemd naar Beisheims overleden vrouw Inge, die met het geld van haar man veel aan liefdadigheidswerk heeft gedaan. Is het makkelijk om een plein naar je vrouw vernoemd te krijgen, vraag ik de wethouder van Bouwzaken, die ook is gekomen. ‘Als u een half miljard in de stad investeert, kunnen we praten,’ zegt hij. In zijn toespraak spreekt de wethouder namens Berlijn bijzondere dank uit aan Beisheim, die al eerder een lintje van de burgemeester kreeg. Berlijn heeft het helaas een halve eeuw moeten stellen zonder dit soort ‘privéstadsburgerdom’, zegt hij. De nieuwbouw straalt ‘wereldstad’ uit, vindt de wethouder. Het w-woord valt niet te vermijden aan de Potsdamer Platz. Het klinkt om de paar minuten op de openingsfeesten van de verschillende gebouwen. Het woord staat in de lokale kranten als duizenden meisjes Leonardo Di Caprio toejuichen op de Marlene-Dietrich-Platz. Het wordt met ontzag uitgesproken door bezoekers uit de provincie die zich aan de nieuwe architectuur vergapen. Wat is dat toch met Berlijn? Vanaf het moment dat de stad iets ging betekenen, maten haar inwoners zich met de oude wereldsteden. ‘Rome, Parijs, Londen waren de steden van gisteren. Berlijn is de wereldstad van de toekomst,’ klonk het kort nadat in 1871 het keizerrijk was gesticht. Zo snel ging het natuurlijk niet. ‘De glorie van Parijs bezorgt de Berlijners slapeloze nachten,’ stelde Wilhelm II in 1896, toen Berlijn in navolging van de andere hoofdsteden een wereldtentoonstelling wilde, iets waar de keizer het nog te vroeg voor vond. ‘Berlijn is een grote stad, een wereldstad (misschien?)...
8
Boze geesten van Berlijn, pag. 123-125
9
Maar Berlijn is niet Parijs. Parijs is het grootste bordeel van de wereld. Dat is een attractie, onafhankelijk van welke tentoonstelling ook. In Berlijn is er niets dat de buitenlander kan boeien, behalve een paar musea, paleizen en soldaten. Na zes dagen met het rode boek in de handen vertrekt hij opgelucht, met het gevoel dat hij zijn plicht heeft gedaan. De Berlijner ziet deze dingen niet helder. Hij zou erg ontsteld zijn als het hem werd verteld.’ Scherpe woorden, die ook de frustratie van de keizer zelf weergeven. Hij deed er alles aan om met zijn nieuwe hoofdstad Londen en Parijs naar de kroon te steken, en de hele stad deed mee, zoals het tijdschrift Innendekoration, dat in 1908 schreef dat het grote nieuwe luxehotel aan de Pariser Platz, het Adlon, ‘alle andere in de schaduw stelt, niet alleen in Berlijn en Duitsland, maar zelfs in New York, Parijs en Londen’. Om te vervolgen: ‘Het Adlon is groot en belangrijk, omdat het luidkeels aan de wereld verkondigt dat Duitsland rijk is.’ Toen Berlijn kort voor de Eerste Wereldoorlog op grote schaal elektrische verlichting invoerde, noemden de kranten de stad vol trots ‘Elektropolis’. Maar bovenal stelden ze vast dat Berlijn Parijs had ingehaald als elektrische hoofdstad van de wereld. In de jaren twintig, toen Berlijn echt uitgroeide tot de derde stad in de wereld na New York en Londen, luidde een krantenkop: ‘Wij hebben 1,5 miljoen mensen meer dan Parijs.’ Het valt te begrijpen. Als hoofdstad was Berlijn een nieuwkomer in vergelijking met Parijs en Londen, al eeuwen de onbetwiste centra van hun land. Parijs gold als de wereldhoofdstad van de kunst, vanuit Londen werd een rijk bestuurd waar de zon nooit onderging, en New York was de financiële hoofdstad van de wereld. Daar kon Berlijn nog niet aan tippen. Het is wel verbijsterend dat diezelfde combinatie van trots en jaloezie er in het nieuwe, herenigde Berlijn nog steeds is, of eigenlijk opnieuw na de lange winterslaap in de Koude Oorlog. ‘Berlijn, de Duitse metropool, wordt weer gemeten aan Londen, Parijs, New York’ kun je dezer dagen uit de mond van een wethouder horen. De lokale pers juicht bij ieder bezoek van een president of grote popster. Gretig stellen de journalisten dan weer eens vast dat Berlijn toch wel een echte metropool is. Ik denk niet dat je een dergelijke redenering gauw tegenkomt in een Londense krant. En publiceert The New York Times het zoveelste stuk over het fascinerende nieuwe Berlijn, dan drukt Berlijns grootste krant de, B.Z., trots een vertaling af. Eindeloos worden in de Berlijnse media tijdens de eerste hoofdstadjaren de wederwaardigheden uitgemeten van de ‘betoverende ambassadeursvrouw’ Shawne Borer-Fielding, een ex-miss Texas die is getrouwd met de ambassadeur van Zwitserland. Als je haar in het echt tegenkomt, blijkt ze een volkomen stupide, Texaans knauwend heksje met opgebonden gemoed te zijn, hoogstens glamoureus voor een provinciegat. Met groot feestgedruis wordt in 2001 de Lufthansa-vlucht naar Washington ingewijd. Burgemeester Eberhard Diepgen en andere prominenten reizen mee op deze eerste rechtstreekse vlucht sinds jaren. Ze worden op luchthaven Tegel uitgeleide gedaan door dansende Amerikaanse cheerleaders. Dit wordt de ‘metropolentest’, stelt de Berliner Zeitung. Nu moet blijken of het terecht was dat de lokale politici zo aandrongen op deze verbinding. Een blamage vonden ze het al die jaren om op weg van de hoofdstad naar de VS te moeten overstappen in Frankfurt, ’s lands grootste luchtverkeersknooppunt. Lufthansa heeft zich laten overhalen en vliegt zes keer per week, maar ziet de bui al hangen. De luchtvaartmaatschappij doet een oproep aan de Berlijners om de nieuwe mogelijkheid ook daadwerkelijk te gebruiken. Tevergeefs. De business-class, die bij de exploitatie de doorslag geeft, zit maar voor tien procent vol. Na een halfjaar staakt Lufthansa de nieuwe lijnverbinding weer. Berlijn is gezakt voor de metropolentest.” Lawson Berlijn is dus geen wereldmetropool. Remarque Maar dat geeft niet. Lawson Waarom willen ze dat wel zijn?
10
Remarque Uit onzekerheid over de eigen ontstaansgeschiedenis. De hereniging van Duitsland doet ze de borst zwellen, maar er zijn veel bedrijven weggetrokken. Er is nu 20 procent werkloosheid in de stad en een schuld van 60 miljard euro. Als ik dat schrijf, word ik door de redactie van de krant gebeld: “Zeg moet dat niet 60 miljoen zijn?” Maar het gaat echt om miljarden. Er is veel ruimte voor kunstenaars. Die hoeven toch niet te werken omdat er geen werk is dus ze hebben de tijd. Het is dus niet zo erg dat Berlijn geen New York is, dat maakt het juist heel leuk. Brands Dit is de auteur op zijn best: hij vindt alles mooi! Veel Berlijners willen helemaal geen wereldstad zijn. Ze waren maar heel kort het centrum van de wereld, aan het einde van de Wilhelminische periode en tijdens de Republiek van Weimar, maar dan komt er een groot gat in de geschiedenis. Hitler heeft voor een grote bloei van de wetenschap in de Verenigde Staten gezorgd9. Berlijn liep leeg en het is voor de stad heel moeilijk dat weer goed te maken. Maar voor het dagelijks leven heeft Berlijn een grote aantrekkingskracht. Lawson Maar Berlijn heeft wel de culturéle infrastructuur van een wereldstad, na de vereniging. Je hebt er drie operahuizen… Brands Die elkaar allemaal bevechten… Lawson Maar opgeteld hebben ze wel heel veel aan theaters, opera… Brands Maar dat is een proces van uitsterven. Ze laten die instellingen elkaar wegconcurreren. Dat zie je ook bij de universiteiten. Er is heel weinig budget, dat leidt tot een proces van Verelendung en de sterkste blijft over. Dat is heel naargeestig. Lawson Maar je kunt in Berlijn wel ’s middags bedenken dat je naar de opera wil en dan nog een kaartje krijgen. Wat betreft de besluiteloosheid van de stad: dat is al vijftien jaar zo. Het is net de achterkant van de Titanic, die niet zinkt en omhoog blijft steken. Berlijn is al drie of vier keer failliet gegaan, geloof ik. Remarque Nou, het probleem van Berlijn is juist, heeft de senator10 van Financiën van Berlijn mij uitgelegd, dat de stad helemaal niet failliet kán gaan. Lawson Was de verhuizing van de regering van Bonn naar Berlijn een goed idee? Remarque Het is te vroeg om dat nu al te zeggen. De mensen die bang zijn voor de grote stad moeten vooral in Bonn blijven. Maar er zijn geen tekenen dat die verhuizing een fout is geweest. Aan de andere kant zijn er ook geen tekenen dat het een heilzame werking heeft gehad.
9 Veel Duitse wetenschappers, kunstenaars en intellectuelen vluchtten vanwege de opkomst van Hitler in de jaren dertig naar de Verenigde Staten. 10 De regering van de deelstaat Berlijn met aan het hoofd de Oberbürgermeister, noemt zijn ministers senatoren.
11
Pekelder Er is meer circus rond de politiek gekomen door de verhuizing naar Berlijn, en dat is voor de eenheid wel goed. Bonn was slaperig en meer voor de vaklieden, dat is in Berlijn veel minder geworden. Brands Het debat in de Bondsdag over de verhuizing, destijds in Bonn, dat was heel erg mooi. Het kon ook niet anders. Maar ik ben pessimistischer over die verhuizing dan jullie. Als je de politieke debatten op TV volgt, is dat circus nog niet aangekomen. Het zijn dezelfde discussies, die al jaren worden gevoerd, met dezelfde uitkomst. Veel te veel woorden en veel te weinig daden. Pekelder Maar dat zijn twee verschillende dingen. Door de verhuizing is de focus meer op de politiek gericht. Maar dat heeft de oplossingscapaciteit van het systeem niet veranderd. Die is nog hetzelfde. Maar door die veranderde focus zou die oplossingscapaciteit ook kunnen veranderen. Lawson Zelf heb ik het gevoel dat het pleidooi voor de combinatie van culturele en politieke hoofdstad door Berlijn gewonnen is. Brands Maar er bestaan daarnaast veel andere centra, neem München… Lawson Maar er wordt voor de politiek en cultuur gekeken naar Berlijn. Wat maakt Berlijn tot Berlijn, als het geen wereldstad is? Remarque Berlijn is iets wat geweest is en iets wat in wording is. Pekelder Het vertegenwoordigt de spanning tussen Oost en West en de spanning tussen heden en verleden. Lawson Is Berlijn anders dan Duitsland? Remarque Ja, net als New York anders is dan de Verenigde Staten en Amsterdam anders dan Nederland. Het is vrijer, gemoedelijker, internationaler. Lawson Wat maakt Duitsland tot Duitsland? Remarque Duitsland is een land met enorme kracht en enorme onzekerheid. Brands In woorden zijn ze allemaal voor hervormingen maar ze zijn te star om die daadwerkelijk door te voeren. Dat heeft veel met angst te maken, maar het boek over de rol van angst in de Duitse geschiedenis moet nog geschreven worden. Er staat nog steeds veel spanning op de zaak. Dat is waarom ze Nederlanders zo bewonderen, tenminste, voor de verwarring hier uitbrak, dat wij daar veel losser mee om kunnen gaan. Voor mijn collega’s van het instituut in Berlijn waar ik werkte moest ik een lampje dragen dat ik aan moest doen als ik ironisch was. Ze konden totaal niet uit de voeten met mijn ironie.
12
Ze wilden het allemaal zo anders doen na 1945. Dus kwam er een federalistisch systeem, dat de macht moest spreiden. En dat is dan nu opeens weer een nadeel, dat de politiek remt. Dat geldt ook voor de inzet van militaire middelen. Het land is in de war sinds 2003: antimilitarisme, anti-Amerikanisme. Door de manier waarop Schröder de oorlog in Irak afwees, heeft hij Europa veel schade toegebracht. Remarque De angst voor oorlog zat er wel in. Het is goed dat Fischer heeft weten te overtuigen dat je soms oorlog moet voeren. Dat dat nodig is. Dat is een normalisering. Maar dat heeft Schröder weer weggegooid om de verkiezingen te winnen. Desalniettemin is het een diepgevoelde emotie in Duitsland dat ze die oorlog tegen Irak niet wilden. Maar je kunt als Nederlander toch moeilijk tegen Duitsers zeggen dat ze te pacifistisch zijn.
Philippe Remarque signeert na afloop van de presentatie zijn boek ‘Boze geesten van Berlijn’
Verslag: Marja Verburg, medewerker voorlichting en projecten bij het Duitsland Instituut Amsterdam. Foto’s: Mareile Zuber, student Europese Studies aan de Universiteit van Amsterdam, momenteel stagiair bij het Duitsland Instituut Amsterdam
13