Boekmakerij & Uitgeverij Luyten. Aalsmeer
In't sjoelportaal
teksten van Herman Verbeek tekeningen van Sam Drukker
hl: 11.
CIP~GEGEVENS
KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG
Verbeek, Herman In 't sjoelportaal ! Herman Verbeek ; [ill.] Sam Drukker. ~
Aalsmeer: Luyten.
~
ill., tek.
Van de totale opl. zijn 100 ex. gebonden, genummerd en gesigneerd en voorzien van een litho.
ISBN
90~6416~159~3
SISO * 877 UDC
82~1
Trefw.: gedichten; oorspronkelijk.
Copyright © 1988 -
Boekmakerij & Uitgeverij Luyten,
Aalsmeer. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en! of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Inhoud
7
Voorwoord
8
In 'tsjoelportaal
10
Kleine huiszang
12
Sjabbatmaal
14
Sjabbatochtend
16
Sjabbat der eenvoudigen
18
Woord
20
En spreekt zich voort
22
Hoe lang heb jij gezworven
24
Sinaï
26
Voor goed geboren
28
Jordaan
30
Leraar
32
Rosj ha-Sjana
34
Tallith
36
In het leerhuis
38
Van de rabbijn
40
Stoel van Elia
42
Beracha
44
Schekinah
46
Chanoeka
48
Wel een vriend
50
Opstaan
52
Dat ik niet meer bidden kan
54
Troostvogel
56
Zang in de wolk
58
Iemand kleedt zich uit
60
Dank zeg dank
62
Avondhuis
Voorwoord
Een enkele synagoge is er nog maar in Nederland. Die in Groningen werd, eerst in 1981, gerestaureerd en heropend. Er staat nog een sjoel daar in de Folkingestraat.
De teksten in deze bundel zijn nabij de Groninger sjoel ontstaan. De tekenaar was de eerste die ze las. Hij maakte zijn tekeningen. De schrijver was de eerste die ze zag.
Wie deze bundel ter hand neemt, wordt genodigd tot dit tweevoudige, te lezen en te kijken. Niet om het geschrevene en getekende gaat het, maar om het gelezene en geziene.
Gedrieën, schrijver, tekenaar en vormgever, zijn wij de boekmakerij dankbaar dat zij ons voor haar 10-jarig bestaan de royale opdracht gaf deze bundel te maken.
Herman Verbeek Sam Drukker Rolf Toxopeus Groningen/ Amsterdam, december 1987
7
Mijn vader
In 't sjoelportaal
was veelvuldig met mij eraan voorbij gegaan zoals hij alle huizen van de stad mij wees pas vele jaren later was het dat langzaamaan in mij een sterk vermoeden rees
dat donker deel der stad waar alle verlorenheid van oud verhaal voorgoed begraven en vergeten leek daar was het dat voorzichtig een hand iets als herinnering mij op de ogen streek
niet dat ik alle eeuwen kende en uitgehouden had noch dat ik recht gedaan had aan die ik nu zag maar dat was juist wat bitter en zoet en onontkoombaar daar op mij te wachten lag
daar stond ik in het grote nieuwjaar de middag kwam achter mij aan bescheen de glazen schittering van kleur en open stond de arke zij droegen Hem met blijdschap in en ik stond in de deur
8
9
Kleine huiszang
Betreed dit huis betast de deurpost die u zeggen zal van wie wij zijn en zit onder de lamp van onze tafel en wat er is dat zal het uwe zijn
aanschouw het licht dat zevenvoudig deze avond ons gesprek verlicht ontvang ons sober woord wil ons aanhoren elk onzer draagt dit woord op het gezicht
het zoet gebak de thee de vruchten stilte als een koord door ons verhaal de lange eeuwen die wij met ons dragen en hun beproeving leerden ons de taal
wanneer ge straks het avond bidden met ons sluit en op uw wegen gaat de Vreugde van de Wet dat zij u blijve en dat ook ons de Vreugde niet verlaat
10
11
Door de zee ben ik gegaan
Sjabbatmaal
een avond lang en duizenden gezichten zegen zegen riep ik maar de zee bestond uit zeeën graan
heb het torenhuis gezien de schemering gedachtenis aan allen aren houd ik in mijn hand ik breng ze thuis de eerste tien
en herinner mij de Naam die allen voedt het deeg begint te gisten eenvoud zal mijn maaltijd zijn ik zet de kaarsen in het raam
12
__
~ ..._----~...-.....
_ .:...-:--.
,----.)
.~
13
--->
Sjabbatochtend
Sjabbatochtend
voetspoor in de sneeuw wit de bomen in het park en uit de nevel daalt een meeuw
in de sneeuw de vijver met het wak stilte van het zwanen paar de meeuw die staat nu op het dak
even ben ik die ik wezen mag biddend in dit witte kleed een voetspoor in de sjabbatdag
14-
15
Een en twintig jaren al
Sjabbat der eenvoudigen
is hij van haar weggenomen maar nog elke sjabbatavond hoort zij hem de zegen zingen
steekt zij beide kaarsen aan brengt het brood en zout op tafel op het witte kleed de glazen vult zij vol met vreugdewezen
ziet zij hoe hij ziet naar haar hoofd gedekt met avondschaduw ogen glanzend in het kaarslicht eten drinken zij elkander
spreken zich in zwijgen uit handen die om handen vragen staan zij in het avondgloeien schuifelen het sjabbatdansen
is zij met hem een alleen over eeuwen heen verenigd zijn zij eindeloos gekomen in het eindeloos beminnen
16
Woord
Werd mij een woord gedaan die ochtend vroeg een woord uit helder glas van rood en groen ik had het op mijn hand en zag en woog maar wist nog niet wie heeft het mij gedaan
de lange weg gegaan van stee naar stee en huis aan huis gevraagd kent u dit woord lag jij maar op mijn hand zo koel als eerst jij sterk en rond en een blijf met mij gaan
heb ik jou wel verstaan na zoveel jaar ik sprak jou nog niet uit niet eenmaal niet maar hoor en vraag en wacht eerbiedig jou totdat jij opengaat en ik versta
jij wilt eerst een met mij ik sta voor jou ik geef jou ooit aan een die om jou geeft dan zul jij verder gaan van huis tot huis jij woord zo goed zo waar wees een met mij
18
19
En spreekt zich voort
Er komt een dag
veel later eerst
dat het gebeuren zal
de tranen zijn gestold
wanneer het is en waar
in een herinnering
daarvan kan niemand weten
zal iemand u herkennen
het woord zoekt zich een woord
en zelf opnieuw niet zien
en spreekt zich voort
moet ik misschien
dan op die dag
want taal is niet
wil het gedragen zijn
van ons ons eigendom
van mond op mond op mond
wij worden uitgezegd
misschien zijt gij de drager
wil toch de pijn verdragen
in uw ontvanklijkheid
gij zelf zult door de pijn
waaraan ge lijdt
gedragen zijn
wat het dan is
en hoe ge spreekt
dat gij te zeggen hebt
welk woord ge kiezen zult
het wordt u niet bekend
gij zult gekozen zijn
het wil in u gezegd zijn
wie hoorder is is antwoord
geen naam geen teken geen
bid dat het zo mag gaan
ge sprak alleen
het woord verstaan
20
Hoe lang heb jij gezworven
Hoe lang heb jij gezworven ik weet het niet van eeuw naar eeuw van volk naar volk van stem naar stem en altoos afgewezen blindelings gebruikt duizend maal gebezigd en nooit gehoord verstaan en nergens aangekomen
terwijl jij ooit geroepen hoe weet ik niet uit liefdesbron geboorteschreeuw begonnen bent gesleten als een ijssteen breuken in het lijf uit de tijd gestoten leek jij voorgoed voorbij in zoveel dood verdwenen
sta jij vanavond voor mij wie weet ik niet en raaktmij aan spreek je niet uit verklaar je niet jij straalt en raakt mijn mond aan ben jij die je bent woord teruggekomen je vindt mij sprakeloos en leert mij nog .te spreken
22
Toen donderde hij van de bergen
Sinaï
de tafels die braken beneden toen kwamen zij traag van verveling de rijken de vlezen gezwollen
en kwamen zij rechttoe en zeker de armen de ruggen gebroken toen raapten zij armen en rijken de stukken en lazen hun namèri
de armen zij lazen gij zult niet de rijken zij lazen slechts doden toen baden de bergen zij dwongen te dalen hem af uit hun wolken
hij vatte de armen hun handen en vroeg ze de stukken te voegen toen zei hij ze bouw van de stenen uw huizen met muren van woorden
zo moeten de armen de rijken het leren dat gij niet zult doden zo zijn van de bergen de woorden gekomen voor altijd en eeuwig
24
25
Voor goed geboren
Maak mij nog een beginneling zonet geboren gebarsten eierschaal weerloos sterk van onweerhoudbaar leven
dat ik naar storm en licht gekeerd met velen velen mij uit het nachtgetij onweerlegbaar leven's lief herinner
en niet de brede wegen wil van grote heren opzij de menigten juich en zwijg en weet niet wat je recht is
die door het water bent gegaan gebroken ketens met menig geestgenoot horen jullie liefdesstemmen dringen
tot open breekt het ogenblik dat je voor altijd aan oog en oor en mond blijft vernemen wees voor goed geboren
en engelen in de woestijn gezichten namen van die zijn doorgegaan dood zij leven zullen bij jou blijven
26
27
En rein is arm
Jordaan
en schoon is klein en door het water gaan is uit de klauwen van de draak het vuur aangaan
want geest is wel de ademschreeuw de vogelvlucht van die gekooid van die de mond gesnoerd luid wiekend op de wind van voren gaan
die strijken aan het heet gezicht van koppen die te splijten op raketten rompen staan ontploffend in een hel een stralen storm
die dalen neer op schedeldak bezetenheid van geld om geld de hersenader springt de ziel bloedt weg de vogels zijn te laat
maar die nog zijn ontvankelijk de armen wijd het hoofd gericht naar ach zo zachte stem een vleugel ruis bekent heb jou zo lief
28
29
Naar jou word ik gedragen
Leraar
op vocht en vezels van de nacht uit huis en huid en vreedzaamheid breek uit gemak van liefdes weg word in een draagstel aan de sterren naar jouw verlaten oord gebracht
wat is van jou de strekking is iemand onontkoombaar god? bejegent iemand jouw begin? jij houdt maar aan je vragen vast zeeft korrels moed uit duizend eeuwen leest in je handpalm het gebod
en gaat de dorpen binnen neemt aan de maaltijd zwijgend deel spreidt dromen in het slaapvertrek komt in de tempels van de stad scherp fluisteren ze de demonen de dood rijst langzaam in hun keel
ze hebben jou naakt voor zich maar wat jij in jouw zwijgen zegt er is niet één die jou verstaat en stervend sjouw jij achter hen of ik of iemand toch nog nadert en zich in jouw gelofte legt
30
31
Rosh ha-Sjana
Dag die donkerzwart is maar ik zie de ogen branden alom schreeuwen wilden blijf maar horen met mijn handen
op de straten vuilnis raap het op als zijn het bloemen maak van scherven nog een mozaïek van visioenen
zoveel woorden sterven zie ze opstaan in mijn zingen zielen die bevriezen breng ik kleine lieve dingen
heet en koud de stenen ga ze op mijn blote voeten kom wij nieuwjaarmensen vormen vrolijk brede stoeten
is jouw lijf vergeten voel het mijne naast jou komen vreugde die ons aansteekt en de huizen hoge bomen
midden in de winter zijn wij samen zijn wij zomer doen de grote dromen van de oude wijze dromer
32
33
Tallith
Niet zelf spreiden wij het op onze vaste steen in onze eigen uren het oud geërfd gebedskleed
het ligt op iemands Naam de draden zijn van licht van stem in vuur gesponnen het ons vermaakt gebedskleed
het ligt op deze dag in uitgestorven straat in niet bezochte huizen het zoekgeraakt gebedskleed
het ligt op onze huid om onze huivering met hard gemis doorweven ons opgelegd gebedskleed
maar hoor en word verhoord er raakt een zacht bezoek een onvermoede vreugde u aan in dit gebedskleed
34
Met groot verlangen
In het leerhuis
heb ik mij vanmorgen als zovele dagen in het leerhuis neergezet ik boog en voelde aandacht komen en ademde de vreugde in van het gebed
het is de feestdag van het groot gedenken van het vragen om het niet verlaten van de Wet een volk dat zonder recht en rechten om wille van de kleinen is wordt niet gered
met groot verplichten richt ik mij nu naar het boek dat rijk belegd met edel::;teen daar op mij let ik hoor het zachte lang bevochten en diep gegroefde spreken en verzamel het
36
37
Van de rabbijn
Hij rolt de boekrol open en begint van voren af aan te leren
vroeg in de morgen staat hij op strekt zijn handen naar het licht
laat water over zijn handen lopen een paar druppels maar bang voor het teveel
zet zich neer buigt zijn hoofd wordt verenigd zo vroeg al met alles wat is
voelt zich uit hemel en aarde geroepen om mensen te zijn die gemeenzame weg
weet zich geen raad weet heel zeker dat achter water en licht geen woord woont
voelt zich dagelijks meer bezwaard dat hemel en aarde zoveel van hem verwachten
dat alle liefde die onderweg is door een mensenwoord stromen wil
ik ben te klein mompelt hij zijn baard beeft boven tafel
de tranen lopen hem over de wangen hij kan niet hij heeft niets te zeggen
voor hem ligt de boekrol gesloten hij knoopt de linten los
hij zoekt de profeten te lezen het is al gezegd zucht hij goddank
hij legt een jonge roos op de regels en glimlacht
t \
\
Stoel van Elia
Hij staat hier klaargezet voor eeuwen het hout gesleten door de duur tegen de muur geduwd teruggevonden buiten rag en mos eraa n vandaag hier weergekeerd en iedereen verheugt het
hij staat hier klaargezet vanwege omdat wij wachten popelen wij zwijgen zingen luid verhalen wat verhaald is vragen vragen maar elk zet zich neer en schouwt en iedereen vervult het
hij staat hier klaargezet behoudt ons bij al het tronen onbeschaamd over de hoofden gaan hoe voller stoel hoe leger hand en oog en woord zijn zetel van het recht gerechtigen verstaan het
hij staat hier klaargezet voor hoelang zolang profeten moeten gaan van deur naar deur gestuurd en nergens thuis en nimmer heeft er een va n hen het laatste woord gehad en deze stoel verwacht hem
40
41
8eracha
Bij het ontwaken staan grote gestalten om mij heen van ver gekomen goud met stof bedekt en ik ken er geen
het zijn de. tekens van spreken verzameld tot gebed naar u gerangschikt woord van eeuwen her en ik adem het
een heining zijn ze mij bomen als wakers rond het huis in hitte schaduw vruchten voor het feest en een zacht geruis
ik luister maar en schouw langzaam geraak ik in hun taal gewordt mij zegen elk der tekens buigt zegent zeven maal
42
)
Mijn handen kunnen ijzer breken
Schekinah
mijn handen kunnen water buigen mijn handen kunnen bomen tillen mijn handen kunnen massa's splijten mijn handen kunnen god beloven
mijn handen nooit zijn ze verlegen door niemand ooit nog toegelaten geen huidplooi hoofdpijn mond bestrekén geen tranen strelend opgeroepen de waanzin niet meer te bezweren
o open open nu mijn handen en wees daar in hun zachte leegte wees tussen bloeden en bevriezen wees tussen opstaan en volharden wees tussen mijn gebroken vuisten
als vleugels aan een uur van huiver als venster in een huis van wachten als engel bij een graf van liefde
o open open nu mijn handen en wees daar in hun zachte leegte
44
I
45
Chanoeka
Waar de ochtend binnentreedt
waar de nacht u overvalt
groet het grote ochtendlicht
alle wereld valt u aan
zozeer tot u ingegaan
angsten huizen in uw hoofd
dat het in uw groeten ligt
wil nog naar de tafel gaan
dank dit heilig komen
leg de boeken open
't jaagt de doodsnacht ver van hier
lees het licht in ieder woord
doe het recht doe het woord
lees en wacht wacht en bid
't licht gaat wetend u vooruit
't licht herinnert zich uw naam
houd geen vrees mijd het kwaad
hoor de stem in uw pijn
't licht gaat met uw daden voort
't licht der eeuwen fluistert dit
waar de middag u ontmoet
waar de zeven nachten zijn
zie de volheid van de dag
steek daar de acht lichten aan
als het zwoegen u verschroeit
gord u voor de lange reis
u een schaduw vinden mag
roep het licht moet met u gaan
neem maar van de vruchten
ga het grote reizen
in de holte van de dag
vrijheid komt u tegemoet
leg uw hand aan uw hoofd
ieder jaar zeg elkaar
't licht raakt zacht aan uw gezicht
en toch gaat het licht ons voor
regen valt op de stad
zwarte dood hangt ons aan
heeft het ergste vuur gedoofd
't licht toch leven wij ernaar
waar de avond zich ontvouwt hul u in haar vochtig kleed dank nog eenmaal 't grote licht dank de kracht die het u deed vraag het licht te waken dat de boze niet kan slaan sluit uw deur eet uw maal laat de kaarsen in het raam ken de wind haar gerucht hoor de schemer haar verhaal
46
/
47
Hij sprak
Wel een vriend
ik heb geen adem daarom spreek ik niet ik heb geen voeten daarom kom ik niet ik heb geen vingers daarom tel ik niet ik heb geen kamer daarom woon ik niet ik heb geen naam want zo besta ik niet
maar zoveel adem zoveel voeten zoveel vingers zoveel kamers zoveel naam als jullie hebben mensen misschien wil je wel een vriend mensen misschien wil je wel een vriend
48
\
\
I ~
..
\
Opstaan
Opstaan
zal in" de nacht gebeuren want nacht is midden op de dag als leven wordt gewekt en dromen jou bekrachtigen op de weg te gaan
opstaan is op de grond gesmakt zijn is bloed van op je bek gegaan en daarin overeind is weggehoond en neergetrapt stem die roepen blijft
opstaan is eenzaam al die nachten met velen ben je, maar alleen alleen in jouw besluit dan komt de kracht van een te zijn moet de Ene zijn
opstaan is schreeuwen hard ontredderd wie worden op het spel gezet is klagen pleiten slaan is echo van jouw eigen schreeuw laatste woord van jou
opstaan is nog opnieuw beginnen is neergaan nochtans verder gaan als levend water zijn dat vallend vallend kracht opwekt levend water valt
50
51
Dat ik niet meer bidden kan
Dat ik niet meer bidden kan
in het grote huis met het groot vertoon voor de menigten komt daar grootspraak van?
dat ik niet meer bidden kan op die hoge toon en zo hoog gesteld dat spreekt maar van God maar wie huivert dan?
dat ik niet meer bidden kan met een ruime blik toch zo ruim van hart ieder wordt bedacht hoor hier zwijgt een man
dat ik niet meer bidden kan viermaal roep ik dit spreek mij spreek mij aan in de zwijgenden horen komt daarvan
dat ik nog niet bidden kan veel te vlug gedaan handen vallen af woorden vallen stuk wie weet gaat het dan
52
I
~ \
\
~
I
53
Wanneer er niets meer is te horen
Troostvogel
niemand luistert niemand spreekt ga dan in uw herinnering daar moet een vogel zijn die door uw doodsuur breekt
wanneer er niets dan botte koppen stalen ogen lippen zijn ga dan in uw herinnering een vogel op een tak van goud verstaat uw pijn
wanneer er niets dan blinde stomheid grimmig zwijgen u omringt wil gaan in uw herinnering de vogel heeft een zacht verhaal dat hij u zingt
een oud verhaal aan bloed vergoten stille zielen recht gedaan dat dit geschiede nu en hier de witte vogel heeft u zeker wel verstaan
en in dit laatst onmooglijk gaan de weg van uw verlorenheid de vogel hoort u, niemand die hem doden kan zoals hij u naar vrede leidt
waar niets u nog gelaten wordt geen hand geen woord geen laatste zin vind hem in uw herinnering ga niet alleen de troost der troosteloze in
54
~~
\' ~'\~\
~
~) yJV
Zang in de wolk
Over dit huis is nu een grote wolk gekomen het wonen is tot harde zwarte pijn verstomd vuur verwarmt niet, licht geeft geen gehoor het is maar beter dat er nu geen vriend komt
over het hoofd spant zich een strakke doek van zwijgen de ziel verstaat de eigen vragen al niet meer kleuren bleken, bloed wordt koud en welk geluid ook uitgebracht, het komt op angst neer
er is in mijn herinnering een vingerwijzing ze hangt als een ikoon diep in een kleine nis diep in mijn verlorenheid verstopt misschien dat hier een laatste rest van licht is
ik zit hier neer bij dit verhaal in mijn geheugen er trekt aan mij een lang gestorven volk voorbij vuur verschroeit het, licht is zijn bevel om voort te gaan, is achter mij is voor mij
ik kus het hout van wat vergeten en vergaan leek ik vat het niet, dit lange wachten van de geest adem wekt mij. woord stroomt door mij heen het wachten is het dat men in de wolk leest
56
57
Iemand kleedt zich uit
Iemand kleedt zich uit
zijn jas hangt aan de muur de bril ligt op de plank het kamerlicht wacht nog een ogenblik
niemand die het ziet het licht kleedt nu zijn borst te weinig voor de nacht hij heeft zijn handen om zijn hals gelegd
heel alleen staat hij en niet, het is of in het licht en in het zich omarmen even allen om hem zijn
58
)
~~~,
...
59
Dank zeg dank dit liefdeslicht
Dank zeg dank
reikend naar uw mooi gezicht dank zeg dank haar volle dag dat zij u vervullen mag wie kan zoveel zegen aan wie kan zoveel komst weerstaan dank dit licht dat zij u richt
voel aan u haar eeuwen duur voel haar handen hemelvuur hebben zacht u geboetseerd het boetseren u geleerd niet te meten moedergeest niemand die haar voorraad leest van vooraf het vroegste uur
schrei en strijd om liefdes goed om die het de dood aandoet schrei en strijd de blinde daad die de dood doet aan het zaad die de kiemen levenskracht alzozeer heeft omgebracht vrees het komt al niet meer goed
geef en houd uw laatste woord weet waarachtig wie het hoort opgericht toch tot verweer vorm uw veler tegen keer die het geven eerst begon die niets aan zich houden kon geeft zich in uw geven voort
60
~
\
~
.',c
n .
r-
~._
I/ '
Avondhuis
Komen er bezoekers dan ruim ik graag de kamer in zet de stoelen en de bekers klaar groet elke gast met goede zin en vreugde wordt ontleend aan elk gebaar
savonds echter ben ik weer in mijn ziel en huis alleen niemand kent de grootheid van dit uur als in dè hoek der kamer een betoverende gloed verschijnt een vuur
kleine beeldenaren die uit de nis getreden zijn oude planten die op bloeien staan en op het kleed de druppels wijn voor wie er morgen weer door leed moet gaan
bruiloft heet de avond en alom is de bruidegom wanden lamp en tafel melk en brood een tent van licht waarin ik ben en buig en zing en dank en zegen groot
62
-
-\~ ~ "CF'" ,
'
~
----:;:,
~--
.~-",-
63
Colofon
In 't sjoelportaal verscheen bij Boekmakerij & Uitgeverij Luyten te Aalsmeer op 9 april 1988. De teksten zijn van Herman Verbeek, de gewassen inkt tekeningen van Sam Drukker, de vormgeving is van Rolf Toxopeus. De tekst werd gezet uit de Univers door Meboprint bv te Amsterdam. Amstelprint bv te Uithoorn drukte het boek en gebruikte daarbij voor de omslag 250 grams Granada ivoor en voor het binnenwerk 120 grams Granada ivoor. Het bindwerk werd verzorgd door boekbinderij Epping bv te Woerden. Van de oplage werden door boekbinderij Van Waarden bv te Amsterdam honderd exemplaren gebonden in linnen band en voorzien van stofomslag. Deze exemplaren werden genummerd en gesigneerd door de schrijver en de tekenaar. Bij elk van deze honderd exemplaren werd een litho van Sam Drukker gevoegd. In 't sjoelportaal is het eerste van de drie bijzondere uitgaven die verschijnen in het jaar dat de boekmakerij tien jaar bestaat.
Van Herman Verbeek verschenen eerder bij de boekmakerij:
- MENSEN VAN GROND EN LICHT, tachtig zangen; - DE DAG DAT IK GEZONGEN HEB, tachtig zangen; - VASTEN VOOR VREDE, ervaringen en overwegingen bij een vasten voor Nicaragua.