BOEK EN TIJDSCHRIFT
36
Hout, door G. Kaptein en A. Bol. Uitgave: A3. E. Kluwer, Deventer. Deze uitgave, bevattende een serie van 48 perspectivische tekeningen op losse bladen van voorwerpen met een handleiding, is in de eerste plaats bestemd voor het buitengewoon lager en lager onderwijs. Enkele hoofdstukken in de handleiding zijn uitvoeriger behandeld voor hen, die zich voor akte R willen bekwamen. Door de perspectivische tekeningen en het aangeven van de maten der delen met houtsoort en gewenste kléur hebben de bewerkers getracht iets te geven, waardoor de leerlingen meer zelfstandig kunnen werken, zodra de l.l. een plankje volgens opgegeven maat op juiste lengte en breedte kunnen maken. De verscheidenheid van modellen is groot. De heer Kaptein is reeds zo lang bij het B. O. werkzaam, dat hij de eisen, welke aan onze jongens gesteld kunnen worden, nauwkeurig kent. De uitgever zorgde voor een uitstekende uitvoering. 't Geheel is een aanwinst voor onze scholen. De bewerkers zullen stellig door een ruim gebruik op de b. o.-scholen voldoening van hun arbeid smaken. P. H. S. Telraampje „Preciso". Uitgave N. Samson, Alphen a.d. Rijn. Dit stalen telraampje, rechts 20 schijfjes op 2 staafjes, links 10 tientallen en 1 honderdtal is stellig een verbetering, vergeleken hij de oude telraampjes. Leesboekjes 1-6, hij Hoogeveens leesmethode, door H. B. Hoogeveen, Jan Ligthart en H. Scheepstra. Uitg. j. B. Wolters, Groningen. Van deze bekende boekjes verscheen de nieuwe druk in de spelling 1934. Buurkinderen. 1-4, Pim en .Wier 1 Uitg. .1. B. Wolters, Groningen. Van deze boekjes voor 't leesonderwijs verschenen in de spelling 1934 nieuwe drukken. De plaatjes van Pim en Mien zijn gekleurd en tevens zijn de kleding en omgeving van de hoofdpersonen meer in overeenstemming gebracht niet de tegenwoordige toestanden. .
Van Dale's zakwoordenboekje der Nederlandse Taal, volgens de nieuwe spelling 1934. Uitg. Martinus Nijhoff, 's-Gravenhage. Van dit woordenboekje werd de nieuwe druk voor de gewijzigde spelling klaar gemaakt. De letter is duidelijk, het formaat handig, de 200 blz. dubbele kolom maakten uitvoerigheid mogelijk, een lijstje van titels en de nieuwe spelregels afzonderlijk opgenomen, zullen eveneens het gebruik ten goede komen. Het geslacht der woorden is daarbij nog aangegeven. De toepassing van de nieuwe spelling zal ook door dit handige woordenhoekje gemakkelijker worden. .14. .l. Koenen, Verklarend Zakwoordenboekje der Nederlandse Taal, verzorgd door Th. Lancée en W. K. D. Lustig. Uitg. J. B. Wolters, Groningen. Dit goed en goedkoop woordenboekje verschijnt nu in de spelling 1934.
16e JAARGANG
MAART 1935
No. 3
TIJDSCHRIFT VOOR
BUITENGEWOON ONDERWIJS Verschijnt maandelijks P. H. SCHREUDER
Abonnementsprijs f 5.-- per jaar Redactie : P. a SCHREUDER
Redactie-Adres: P. H. SCHREUDER Van Hogendorpstr. 89 — Den Haag
Dr. D. HERDERSCHEE
Administratie-Adres: N. V. UITGEVERS - MIJ. „H A G A" DEN HAAG — Giro No. 32990
HOOFDBESTUUR: P. H. SCHREUDER, Van Hogendorpstraat 89, Den Haag, Voorzitter Dr. D. HERDERSCEIÊE, Nic. Maesstraat 32boven, Amsterdam-Z., 2e Voorzitter P. v. D. WAALS, Valkenboschkade 135, Den Haag, le Secretaris C. DE jEU, Schepenstraat 86, Rotterdam, 2e Secretaris J. J. EDENS, Jan Luykenstraat 46boven, Amsterdam-Z., Penningmeester, Postrekening Hoofdbestuur No. 67181, Amsterdam K. DE BLOOTS, Stadhotiderslaan 16, Hillegersberg. A anvraag Bibliotheek: Mejuffrouw E. URAs, ljmuidenstraat 54, Scheveningen - Postrekening 129281.
INHOUD: Verslag van de toestand van het Buitengewoon Lager Onder. 38 wijs over het jaar 1933. Dr. A. van Voorthuijsen . Hoofdbestuur. (H. B. Verg., Voorst. v. d. Alg. Verg., Brochure, Federatie actie i.z. achtergebleven leerlingen, Actie buitenleerlingen, Richtlijnen voor de organisatie v. d. medischpaedagogische dienst aan de school voor buitengewoon onderwijs, Nieuwe leden) 62 67 Benoemingen 67 Onze Kolonie • • 68 Berichten . Boek en Tijdschrift 70 Bijdragen in te zenden vóór de 20'' te van de maand
VERSLAG BUITENGEWOON LAGF.R ONDERWIJS 1933
38
VERSLAG VAN DE TOESTAND VAN HET BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS OVER HET JAAR 1933 door Dr. A. VAN VOORTHUIJSEN
Over het geheel genomen is 1933 voor het buitengewoon onderwijs een goed jaar geweest. Dit mag worden gezegd in een tijd, die vol is van klachten over versobering van levensomstandigheden en van achteruitgang. Ofschoon het buitengewoon onderwijs niet geheel en al ongeschonden is gebleven, heeft het corps leerkrachten zijn taak niet alleen naar behoren vervuld, doch tevens blijken gegeven van een rusteloos pogen om het misdeelde kind te leren kennen en middelen te vinden, welke leiden tot een gelukkiger bestaan en tot betere maatschappelijke bruikbaarheid. Nederland is in deze periode van malaise trouw gebleven aan zijn plichten tegenover den minderwaardigen medemens. Het is bijzonder aangenaam deze waarheid te mogen vernemen uit de mond van buitenlanders, die door de gehele wereld als de meest gezaghebbende worden beschouwd. Professor Hanselmann uit Zürich begint zijn rede, die hij op 4 October 1933 te Utrecht heeft gehouden, met de opmerking, dat na al hetgeen hij in Holland heeft gezien, het moeilijk voor hem is iets nieuws uit Zwitserland mee te delen. Enkele wensen, welke hij reeds lang heeft gekoesterd, vindt hij in Nederland verwezenlijkt. Dr. Szondi uit Boedapest geeft van zijn bezoeken aan Nederlandse inrichtingen een geestdriftig verslag in een Hongaars tijdschrift en Mr. Mckec hnie, Secretaris van het Departement van Onderwijs in Schotland, spreekt zijn grote bewondering uit, als hem het onderwijs wordt getoond op enkele scholen voor zwakzinnigen te Utrecht en te Udenhout, op het Instituut voor doofstommen te St. Michiels Gestel en op het Instituut voor onderwijs aan blinden te Bussum. De moeilijke tijdsomstandigheden, waaronder de wereld gebukt gaat, hebben in het afgelopen jaar sterk op de voorgrond geplaatst de maatregelen, welke ten doel hebben het aantal misdeelden onder de bevolking te verminderen. In verschillende landen van Europa zijn wettelijke bepalingen in het leven geroepen, waardoor in het bijzonder de toepassing van het middel der sterilisatie wordt mogelijk gemaakt. De mannen en de vrouwen, die zich aan de zorg voor misdeelden wijden, zullen ongetwijfeld de voorschriften, die worden uitgevaardigd, bestuderen. Zij zullen tevens met grote belangstelling de ten uitOntleend aan het officiele verslag van het Onderwijs over 1933.
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1)33
39
voerlegging van de maatregelen volgen. Er mag echter niet van hen worden verwacht, dat zij terstond bij de Regering op een wettelijke regeling zullen aandringen. Zolang de wetenschap niet op volkonten ondubbelzinnige wijze zich heeft uitgesproken omtrent de gevallen, die voor sterilisatie in aanmerking komen, is het ongeoorloofd het rigoureuse middel der sterilisatie toe te passen. In het bijzonder geldt dit laatste voor de zwakzinnigen. De erfelijkheid van sommige vormen van zwakzinnigheid kan niet worden bestreden. In een bepaald geval staat het echter allerminst vast of de kinderen van een zwakzinnige eveneens belangrijke verstandelijke tekorten zullen vertonen. Zonder aan het verschijnsel der erfelijkheid onverschillig voorbij te gaan, ligt onze taak voorlopig nog geheel in de hulp, die aan misdeelden moet worden geboden. De overweging, dat deze hulp een enkele maal de kans op het verkrijgen van nageslacht vergroot, mag nooit leiden tot het achterwege laten van steun. Het heil van de misdeelde is de hoogste wet. Gelukkig dat deze verklaring ook door de eugenetici ten volle wordt aanvaard. De algemene maatregel van bestuur ten behoeve van het buitengewoon onderwijs heeft bij K. B. van 31 October 1933, St.bl. no. 558 enkele wijzigingen ondergaan. Deze wijzigingen zijn aangebracht met de bepaalde bedoeling op de uitgaven voor het buitengewoon onderwijs te bezuinigen. De nieuwe voorschriften, die met 1 Januari 1934 in werking zijn getreden, moeten derhalve volstrekt niet worden beschouwd als pogingen tot verbetering van het buitengewoon onderwijs ; zij beogen alleen vermindering van kosten zonder dat daarbij tevens aan het onderwijs schade van betekenis wordt toegebracht. Het lag voor de hand de bezuiniging te verkrijgen door vergroting van het aantal leerlingen per leerkracht, en door verlaging van het bedrag, dat van Rijkswege aan de jaarwedden der leerkrachten van het buitengewoon onderwijs als extra toelage wordt toegevoegd. Gelukkig zijn geen van deze beide middelen aangewend. In het bedrag der Rijksmarge is geen verandering gebracht en ook de leerlingenschalen voor de verschillende groepen van het buitengewoon onderwijs zijn onaangetast gebleven. De bezuiniging is verkregen door maatregelen, welke de groei van het aantal leerlingen der scholen voor zwakzinnigen enigszins aan banden leggen. Hierbij is de wenselijkheid overwogen om eerst tot plaatsing op de scholen voor zwakzinnigen over te gaan, wanneer deze plaatsing in alle opzichten als gemotiveerd kan worden beschouwd. Deze overweging ontleent vooral haar betekenis aan het feit, dat het buitengewoon onderwijs veel hoger kosten meebrengt dan het gewoon lager onderwijs. De in Juni 1933 verschenen statistiek van de kosten van het onderwijs geeft vergelijkbare cijfers voor
V ER SLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1933
4( ►
de openbare scholen. Per leerling zijn de kosten van het openbaar lager onderwijs in 1929 geweest f 128.60, terwijl de kosten van het openbaar onderwijs aan zwakzinnigen per leerling en eveneens in 1929 hebben bedragen f 330.10. Men heeft hierbij tevens te bedenken, dat door de opname op de buitengewone school het kind als zwakzinnig wordt gesignaleerd. Deze omstandigheid, welke moet worden aanvaard, als de minderwaardigheid niet is te miskennen, dwingt tot een nauwkeurig onderzoek van elke candidaat-leerling en tot het afwegen van alle argumenten, die vóór en tegen de plaatsing pleiten. De nieuwe bepalingen, die een beperking van het aantal leerlingen tot gevolg zullen hebben, trachten dit doel op drie manieren te bereiken. Vooreerst is de minimum-leeftijd van toelating van zes jaar op zeven jaar gebracht; vervolgens is een leeftijdsgrens naar boven van 18 jaar vastgesteld en ten slotte zijn enige voorschriften gegeven, waaraan het medisch-paedagogisch onderzoek van candidaat-leerlingen moet voldoen. Door de verhoging van de minimum-leeftijd zal worden voorkomen, dat kinderen, die nog niet rijp zijn voor de school, naar het zwakzinnigen-onderwijs worden verwezen. De bepaling van de leeftijdsgrens van 18 jaar kan misschien in enkele gevallen enige moeilijkheden opleveren; in het algemeen zal men moeten toegeven, dat de schoolopvoeding bij zwakzinnigen op de leeftijd van 18 jaar --- en liefst nog wat eerder moet eindigen. Het derde punt betreft de strengere voorschriften omtrent het medischpaedagogisch onderzoek. Om tot een beperking bij de toelating van leerlingen te komen, was het nodig aan den inspecteur enige bevoegdheden te geven, ten einde eisen te kunnen stellen aan de wijze, waarop het opname-onderzoek voor de verschillende scholen moet geschieden. Het is hierbij de bedoeling strenger dan vroeger toe te zien, dat de school voor zwakzinnigen wordt bevolkt door leerlingen, die daar inderdaad thuis horen. Bij de candidaat-leerlingen moet derhalve zo goed mogelijk worden nagegaan of zij werkelijk zwakzinnig zijn. Om dit te constateren is het niet voldoende vast te stellen, dat de kinderen op de gewone school niet kunnen meekomen. Er moet waarschijnlijkheid zijn, dat zij in hun gehele geestelijke structuur een onvoldoendheid vertonen, welke het gehele leven door moeilijkheden zal veroorzaken. Hierdoor alleen krijgt de arbeid op de school voor buitengewoon onderwijs de betekenis van echt sociaal werk en hierdoor worden tevens de grotere uitgaven voor het buitengewoon onderwijs gerechtvaardigd. De achterstand in de gewone schoolvakken is vrij gemakkelijk aan te tonen; het werkelijke tekort in verstandelijke vermogens is dikwijls moeilijk te onderkennen. Om deze reden is een ernstig onderzoek bij elke toelating nodig. Een onderzoek door een paedagoog en een medicus samen, die beide zich hebben willen
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1933
41
inwerken in de methoden, welke voor het bedoelde onderzoek zijn aangegeven en die beide voor elk geval nauwkeurig willen overleggen of de plaatsing op de b. o. school gemotiveerd is. De geneesheer heeft bij het onderzoek meer te doen dan na te gaan of er een lichamelijke afwijking aanwezig is. Hij zal moeten trachten een indruk te krijgen van de geestelijke gesteldheid; hij zal zich steeds de vraag moeten voorleggen : mag in dit geval van zwakzinnigheid worden gesproken. De eis, opgenomen in het nieuwe artikel 45a eerste lid, dat de geneesheer „met het psychiatrisch onderzoek" van zwakzinnigen vertrouwd moet zijn, heeft de bedoeling de medici, die met de keuring zijn belast, te doordringen van de noodzakelijkheid zich in de materie in te werken. Dit zal voor iederen schoolarts ook voor den niet-psychiater — mogelijk zijn. De maatregelen, die opgelegd zijn door de moeilijke tijdsomstandigheden, zullen waarschijnlijk tot gevolg hebben, dat het gemiddelde peil van de leerlingen der scholen voor zwakzinnigen iets zal dalen en tevens dat de gewone school, nog meer dan tot nu toe het geval was, blijft zitten met een groot aantal zwakbegaafde kinderen. Naar mijn mening moeten de zwakbegaafden niet aan hun lot worden overgelaten. Het is echter niet de taak van de zwakzinnigenzorg om zich met het probleem van het onderwijs aan deze kinderen bezig te houden. Dit probleem dient door de gewone lagere school zelf te worden opgelost. De overige veranderingen, die in de algemene maatregel van bestuur zijn aangebracht, zijn op een enkele na van administratieve aard. Deze laatst bedoelde wijziging bevat de bepaling, dat de tweede leerkracht voor de klasse voor imbecillen (bezinkingsklasse) eerst voor rekening van het Rijk kan worden aangesteld, als het aantal leerlingen der klasse meer bedraagt dan 17. Verschillende gemeentebesturen hebben in het afgelopen jaar de bijzondere verhoging, welke van wege de gemeente aan het salaris der leerkrachten bij het buitengewoon onderwijs werd toegevoegd, ingetrokken of verlaagd. De gemeentelijke marge is te Amsterdam, te Delft, te Velsen en te Haarlem afgeschaft. Ik moge naar aanleiding van de gevallen besluiten er aan herinneren, dat het hogere salaris der leerkrachten van het buitengewoon onderwijs wordt gemotiveerd door de overweging, dat er na de gewone schooltijden nog veel valt te doen. De aard der leerlingen brengt mee, dat er dagelijks extra-werk is te verrichten op allerlei gebied. De onderwijzers moeten meer dan dit bij het gewoon lager onderwijs nodig is, bezoeken afleggen bij de ouders. Voorts is aan het buitengewoon onderwijs verbonden de noodzakelijkheid van het vervaardigen van leermiddelen en het bijhouden van de studie. Ook deze werkzaamheden moeten, zoals van zelf spreekt, geschieden in de vrije tijd.
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1933
42
Wanneer enerzijds met alle kracht voor de handhaving der marge wordt gepleit, moet anderzijds worden toegegeven, dat al het werk, dat op de school is te doen door de gewone leerkrachten dient te geschieden. In deze tijden van bezuiniging kan men geen vrede meer hebben met de aanwezigheid van vakonderwijzers en onderwijzeressen voor de gymnastiek of voor de vrouwelijke handwerken. Het zal moeilijk zijn van deze leerkrachten afscheid te nemen, daar velen uitstekende arbeid hebben verricht. De onderwijzeressen voor de nuttige handwerken hebben bij hare lessen steeds het persoonlijke stelsel toegepast en daardoor niet weinig bijgedragen om de individualisatie ook voor andere vakken ingang te doen vinden. De bezwaren, welke hier en daar zullen ontstaan, wanneer het handwerkonderwijs aan de gewone onderwijzeressen wordt opgedragen, kunnen voor een groot deel worden ondervangen door de vorming van afzonderlijke jongensklassen en meisjesklassen voor alle vakken. Niet gemakkelijk is het een oordeel te vellen over het spreekonderwijs, zoals dit op sommige scholen als afzonderlijke lessen aan spraakgebrekkige leerlingen door een of meer gewone leerkrachten of wel door speciale spraakleraren wordt gegeven. Ofschoon niet kan worden ontkend, dat het hier bedoelde onderwijs van veel nut is geweest voor de kinderen met ernstige stoornissen, moet tevens worden toegegeven, dat het verbeteren van spraakgebreken tot de eigenlijke taak van de gewone leerkrachten van het onderwijs aan zwakzinnigen behoort. In verband met de hier aanbevolen richting van behoud van marge en afschaffing van vakonderwijzers mag het als een verheugend verschijnsel worden begroet, dat in het afgelopen jaar zovele onderwijzers en onderwijzeressen zich hebben bekwaamd voor het examen, uitgaande van de Vereniging voor Logopaedie en Phoniatrie ter verkrijging van het getuigschrift voor spreekonderwijs. In de laatste jaren heeft het Nederlandse Padvindsters Gilde een bij uitstek mooi werk ter hand genomen, hetgeen bestaat in het onderbrengen van misdeelde kinderen in de groep der „blauwe vogels". Het is de bedoeling aan kinderen, die blind zijn of lichamelijk gebrekkig althans nu en dan liet gevoel te schenken „net te zijn als andere kinderen" en iets te kunnen genieten van het normale kinderleven. Lichamelijk gebrekkigen, die in eigen woning of in een inrichting de gehele dag in bed of op de ruststoel moeten doorbrengen, ontvangen elke veertien dagen een couvert met allerlei zaken, waarin de kinderen belang stellen en die aanleiding geven, dat zij niet voortdurend aan zich zelf denken. Op de brief, die in het couvert aanwezig is, wordt antwoord verwacht. Er zijn verhalen en tevens allerlei aanwijzingen voor spelletjes en vaardigheidsoefeningen of omtrent de wijze, waarop dieren kunnen worden verzorgd.
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1933
43
In de Prins Alexanderstichting te Huis ter Heide en in de Adriaanstichting te Hillegersberg zijn groepen van deze blauwe vogels gevormd, die regelmatig onder leiding zich bezig houden met allerlei padvinderswerk. De naam blauwe vogels is overgenomen van Maeterlinck. In het verhaal zoeken twee kinderen lange tijd naar de blauwe vogel van het geluk, tot zij bespeuren, dat de vogel in de kooi der eigen woonkamer blauw is en kan dienen tot vertroosting van het zieke dochtertje der buurvrouw. De blauwè vogel is het symbool van hetgeen de gezonden kunnen brengen aan misdeelden, van de vreugde, welke de normale mens uit zijn overvloed kan schenken aan de gebrekkige, die hij op zijn weg ontmoet.
Scholen voor Doofstommen. Het totaal aantal leerlingen van alle scholen voor doofstommen bedroeg op 31 December 1933 835 — derhalve 8 minder dan op 31 December 1932. De vermindering is een gevolg van de afname van het aantal leerlingen der gewone klassen. De klassen voor jeugdige leerlingen vertonen — vergeleken bij het vorige jaar een toename van 3 leerlingen. Het feit, dat de bevolking der scholen voor doofstommen de laatste jaren de neiging vertoont te dalen, moet voornamelijk worden toegeschreven aan het meer uitsluitend toelaten van echte doofstom men. Dehorstmnkieralsgopdchenvr doofstom men, doch worden voor een deel geplaatst op de scholen voor zwakzinnigen en voor zover het de laatste tijd betreft op de school voor slechthorenden in den Haag. Het is niet te miskennen, dat in het onderwijs enige verandering begint te komen. In de ontwikkelingsgang van het doofstommenonderwijs valt waar te nemen, dat het beginsel om bij het leren spreken niet uit te gaan van klanken, doch van woorden, thans vrij algemeen is aanvaard. Hieraan moet terstond worden toegevoegd, dat de Belgische methode, waarbij de globalisatie op de meest stelselmatige wijze is doorgevoerd, volstrekt niet door alle leerkrachten wordt gevolgd. De invloed, welke van de Belgische methode is uitgegaan, kan echter door niemand worden ontkend. Nog meer dan door de wijze, waarop het spreken wordt geleerd, acht ik de Belgische methode van belang door de grotere aandacht, welke wordt besteed aan de vermeerdering van het passieve taalbezit door middel van het schrift. Dit mag ongetwijfeld als een voordeel worden beschouwd, daar tot voor betrekkelijk korte tijd het bijbrengen van taal zoo goed als geheel geschiedde door middel van het gesproken woord. De orale methode kan volkomen in wezen worden gelaten, wanneer daarbij enige tijd wordt besteed aan schriftelijke oefeningen. Deze laatste zullen vooral van grote betekenis zijn, wanneer zij
VERSLAG BUITENGEWOON L_1GE R UNUERWIJS 1933
44
geheel op de individuele krachten van de leerling worden ingesteld. De Belgische methode wordt op de meest consequente wijze toegepast op de meisjesschool te St. Michiels Gestel. Te Groningen en te Amsterdam heeft men thans de articulatie-klasse zodanig ingericht, dat de kinderen beurt voor beurt of in groepjes van twee of drie het eigenlijke articulatie-onderwijs ontvangen, terwijl de overigen aan schriftelijk werk worden gezet. Van deze wijze van handelen profiteert het articulatie-onderwijs, omdat de leerkracht niet meer als vroeger tegelijkertijd de rust moet bewaren onder een troepje woelige kinderen. Dit stelsel brengt een grote hoeveelheid passieve taal aan de kinderen. Het heeft tevens het enorme voordeel van het reeds vroeg gewennen aan het rustig en zelfstandig zich geven aan een taak, die aan de eigen vermogens is aangepast en in eigen tempo mag worden afgemaakt. Als een groot succes mag het worden vermeld, dat het mede door bemiddeling van de vereniging A. V. O. gelukte enkele doofstommen te plaatsen op de Philipsfabrieken te Eindhoven. Behalve het Tijdschrift voor doofstommenonderwijs, dat eenmaal in de drie maanden uitkomt, verschijnt maandelijks A. n. d. o. r., als orgaan van de Nederlandse Bond van Doofstommenverenigingen. Scholen voor Blinden. De merkwaardige toename van het aantal leerlingen der scholen voor blinden, welke gedurende de laatste jaren kon worden vastgesteld, heeft zich ook in 1933 voortgezet. Terwijl op 31 December 1932 258 kinderen op de scholen waren geplaatst, bedroeg het aantal leerlingen op 31 December 1933 287. Een vermeerdering derhalve van 29. Daar het aantal blinden van de schoolleeftijd zeker niet groter is geworden, moet men aannemen, dat in vorige jaren, vele blinde kinderen van onderwijs verstoken zijn gebleven. Er zijn drie redenen voor de toename aan te geven. In de eerste plaats mag men zeggen, dat Nederland op dit ogenblik is voorzien van schitterende inrichtingen voor het onderwijs aan blinden, waardoor de bezwaren der ouders tegen de plaatsing op de scholen voor een groot deel worden weggenomen. In de tweede plaats wordt thans niet alleen gezorgd voor de normaal begaafde blinden, maar worden tevens de zwakzinnige blinden op de instituten opgenomen. Ten slotte is er in de laatste jaren meer dan vroeger drang op de ouders uitgeoefend om de kinderen tijdig op de scholen te plaatsen. Een bijzonder woord van lof verdient hier te worden neergeschreven voor den heer Niezing, onderwijzer aan de Prins Alexander-Stichting te Huis ter Heide, voor de talloze bezoeken, die hij aan gezinnen van blinde kinderen heeft gebracht om geduldig, vriendelijk en hardnekkig bij de ouders de noodzakelijkheid van het onderwijs te bepleiten.
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1933
45
Door de verbouwing van een groot deel der inrichting heeft „de Wijnberg" te Grave een gehele vernieuwing ondergaan. De inrichting voldoet thans als internaat voor blinden aan zeer strenge eisen. De arbeidslokalen, de slaapzalen en de schoollokalen zijn alle ruim en fris; er is gezorgd voor een grote scheiding niet alleen van kinderen en volwassenen doch tevens voor de vorming van afzonderlijke groepen van oudere en jongere blinde vrouwen. In verband met de sterke toename van het aantal leerlingen der scholen voor blinden dient de vraag overwogen te worden of er in de inrichtingen voor blinden niet vele leerlingen worden geplaatst, die eigenlijk thuis horen op een school voor slechtzienden. In het afgelopen jaar heeft vooral A. J. Schreuder de vraag van het onderwijs aan deze zogenaamde halfblinden aan de orde gesteld en daarbij de wenselijkheid betoogd van de stichting van afzonderlijke afdelingen in de blindeninstituten voor de kinderen, die nog door middel van het gezicht kunnen worden onderwezen. Het kan niet worden ontkend, dat bij een belangrijk deel van de leerlingen der blindenscholen nog tamelijk veel resten van het gezichtsvermogen aanwezig zijn. Naar mijn ervaring leggen de onderwijzers op de blindenscholen zich er steeds op toe om partij te trekken van de aanwezigheid der gezichtsresten bij sommige leerlingen. De vorming van aparte klassen voor de thans op de scholen aanwezige kinderen is niet nodig, omdat met de individuele behoefte van elk der leerlingen zeer voldoende rekening wordt gehouden. Een andere vraag is het, of het wellicht aanbeveling verdient aan de scholen voor blinden klassen te verbinden voor kinderen, die thans op de scholen voor gewoon lager onderwijs zijn geplaatst en daar tengevolge van het slechte gezichtsvermogen niet kunnen meekomen. De ondervinding, in mijn vroegere functie als schoolarts opgedaan, heeft mij geleerd, dat vele zeer slechtziende kinderen zich op de school uitstekend weten te redden, als de onderwijzer van de klasse enige vrijheid aan deze leerlingen toestaat. Door geringe hulp van een vriendje of door uit de bank te lopen, om te kunnen zien wat op het bord staat geschreven, passen de kinderen zich geheel aan hun gebrek aan. Het is deze oefening in redzaamheid, welke voor de slechtziende leerling van grote waarde is en stellig veel vergoedt van hetgeen als gevolg van de afwijking aan het kind voorbijgaat. Naar mijn overtuiging moeten de slechtziende kinderen zoveel mogelijke blijven op de gewone school. Plaatsing op een blindeninrichting is aangewezen, wanneer de slechtziendheid zo'n graad bereikt, dat het lezen van gewoon gedrukt schrift onder geen omstandigheden en vooral ook na voldoende behandeling door den oogarts, niet mogelijk is.
VERSLAG I3i'ITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1933
46
Als bijzondere gebeurtenis moge in dit verslag worden vermeld, dat in het afgelopen jaar vier blinden in de gelegenheid zijn gesteld om te Vevey oefeningen te houden met geleidehonden. Het resultaat van deze uitzending is voorlopig zeer bevredigend. De blinden zijn in staat om zich met behulp van de hond veel vrijer door de straten te bewegen dan vroeger voor hen mogelijk was. Het is duidelijk, dat door de hond geen volledige bewegingsvrijheid wordt verkregen. Het is reeds een grote vooruitgang, dat de blinde een weg, die hem bekend is, zonder gevaar kan afleggen. De proef mag als geslaagd worden beschouwd. Er worden pogingen in het werk gesteld ook in Nederland een inrichting voor opleiding in het leven te roepen.
Scholen voor Zwakzinnigen. Het aantal scholen voor zwakzinnigen is in het afgelopen jaar gelijk gebleven. De vermindering van het aantal door de samenvoeging der beide scholen aan de Hooftskade te 's-Gravenhage is goed gemaakt door de oprichting van een nieuwe zelfstandige school verbonden aan het Paedologisch Instituut te Amsterdam. De bevolking der scholen is gestegen van 9638 leerlingen op 31 December 1932 tot 10074 leerlingen op 31 December 1933. Deze toename van 436 leerlingen is verdeeld over de verschillende groepen van scholen als volgt: openbare dagscholen . bijzondere dagscholen .. • • scholen verbonden aan internaten scholen verbonden aan gestichten
. 83 leerlingen . 279 . 60 . . 14 De vermeerdering op de bijzondere dagscholen wordt voor verreweg het grootste deel veroorzaakt door de toename van het leerlingen-aantal op de R. K. scholen. Het blijkt uit de cijfers der tabellen, dat de toename op de Protestants-Christelijke scholen heeft bedragen 57 leerlingen tegen 220 op de R. K. scholen. Het aantal buitenleerlingen op de dagscholen bedroeg op 31 December 1933 770 of 84 meer dan een jaar te voren. In overeenstemming niet de vermeerdering van het aantal leerlingen is ook het aantal klassen en het aantal leerkrachten toegenomen. De klassen in het bijzonder bestemd voor imbecillen hebben een vermeerdering ondergaan van 107 tot 115. Wanneer men deze cijfers overziet en daarbij opmerkt, dat het onderwijs aan zwakzinnigen regelmatig in omvang toeneemt, kan men het betreuren, dat de tijdsomstandigheden zich verzetten tegen een volledige voorziening in de behoefte aan buitengewoon onderwijs. Nu zullen alle werkers bij liet onderwijs aan zwakzinnigen zich kunnen neerleggen bij de ijzeren noodzakelijkheid van geen nieuwe scholen en van strenge eisen bij de toelating
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1933
47
van leerlingen. Zij zullen echter niet berusten in de helaas voorkomende gevallen van kinderen, die, hoewel zij duidelijk zwakzinnig zijn, op de gewone school worden gehouden, omdat zij op de bekende data meetellen. Deze handelwijze kan niet sterk genoeg worden veroordeeld. Het is een zwaar vergrijp, wanneer men ter wille van de belangen der eigen school zwakzinnige kinderen vasthoudt en daardoor een juiste en doelmatige opvoeding der misdeelden in de weg staat. De reeds genoemde nieuwe school, verbonden aan het Paedologisch Instituut te Amsterdam maakt deel uit van een inrichting, welke voor de zwakzinnigenzorg in Nederland van grote betekenis is. Door de vestiging van dit Instituut in het ruime gebouw aan de Vossiusstraat is een gelegenheid tot stand gebracht, waar zwakzinnigen in al de bontheid van hun afwijkingen rustig kunnen worden geobserveerd. Zonder iets af te doen van hetgeen in klinieken en in observatie-inrichtingen tot nu toe op dit gebied is geschied, moet het van bijzondere waarde worden geacht, dat er thans een instelling in den lande is, waar een speciale studie wordt gemaakt van de stoornissen, die bij zwakzinnigen worden aangetroffen. In practisch opzicht kan het Instituut zeer nuttig werk doel door het geven van adviezen op grond van nauwkeurige observatie. Voor de bestudering van de problemen der zwakzinnigenzorg is het Instituut onmisbaar. Op den duur kan een grote beweging als die der zwakzinnigenzorg niet buiten wetenschappelijke centra. De arbeid, die moet worden verricht, kan niet blijven staan bij een intuïtief aanvoelen en bij een liefderijk behandelen, van hoeveel waarde dit op zich zelf moge zijn. Wij moeten verder in de richting van het zuiver waarnemen en het objectief vaststellen der verschijnselen. Daarbij zal tevens moeten worden getracht nieuwe methoden van behandeling aan een onderzoek te onderwerpen. De school van het Instituut zal in verband niet dit laatste een belangrijke taak hebben te vervullen. Te Nijmegen is een aanvang gemaakt met de bouw van een tweede paedologisch instituut, dat onder de leiding zal komen te staan van Professor Rutten. Als de plannen tot uitvoering zijn gekomen, zal dit Instituut het middelpunt vormen van het vele, dat thans reeds door Katholiek Nederland ten behoeve van het misdeelde kind wordt verricht. In September van het afgelopen jaar is een schuchter begin gemaakt met een eigenlijke opleiding van leerkrachten bij het onderwijs aan zwakzinnigen. Deze opleiding is ter hand genomen door de „Stichting voor buitengewoon onderwijs", die vergunning heeft verkregen een deel der haar door het Rijk toegestane gelden te gebruiken voor het tot stand brengen van een seminarium, waar jonge onderwijzers zich kunnen bekwamen voor de taak, die hen bij het buitengewoon onderwijs wacht. Reeds zeer lang
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1933
48
is de behoefte aan een volledige opleiding gevoeld. Het moge waar zijn, dat vele leerkrachten zich langs de weg der zelfontwikkeling grote bekwaamheid hebben verworven ; men kan er geen vrede mee hebben, dat de onderwijzers der scholen voor zwakzinnigen voor hun eigenlijke vorming geheel op zich zelf zijn aangewezen. Het is te danken aan het doorzettingsvermogen van den Secretaris der Stichting, de heer P. H. Schreuder, dat het seminarium-plan tot uitvoering is gekomen. Met de hulp van de Leidse hoogleraren Casimir, Carp en Van Bemmelen, met de steun van het Haagse Gemeentebestuur en met de medewerking van de Haagse polikliniek der Vereniging voor Logopaedie en Phoniatrie heeft de heer Schreuder een opleiding weten samen te stellen, die voorlopig in alle opzichten voldoet. De duur der opleiding is 1' J 4 jaar of twee jaar, al naar mate de deelnemers wel of niet bij het buitengewoon onderwijs werkzaam zijn. De theoretische lessen worden door de genoemde hoogleraren en door enkele andere docenten gegeven ; er bestaat gelegenheid voor practische oefeningen in den Haag op de buitengewone school aan de Hooftskade, op de Chr. school voor b.o. aan de Prinsegracht en op de polikliniek voor spraakgebreken aan de Falckstraat. De moeilijkheden, die aan het volgen van de seminariumlessen zijn verbonden, vinden haar oorsprong voornamelijk in de omstandigheid, dat de deelnemers zich geheel vrij moeten maken en derhalve hun gewone bezigheden als onderwijzer tijdens de duur der opleiding niet kunnen vervullen. Deze bezwaren zijn voor enkele onderwijzers aanleiding geweest om zich te wenden tot hunne gemeentebesturen met het verzoek verlof te mogen hebben met behoud van salaris, onder voorwaarde dat de plaatsvervangers door de aanvragers zouden worden betaald. Een dergelijk verzoek is alleen door het Gemeentebestuur van Zwolle toegestaan, nadat de goedkeuring, bedoeld in het tweede lid van artikel 6 van het K. B. van 29 Januari 1924, St. bl. no. 23, was verkregen. Het aantal deelnemers aan de seminarium-opleiding heeft in de aanvang niet meer dan twee bedragen. Tegen het einde van het jaar is het echter gestegen tot vijf (vier onderwijzeressen, één onderwijzer). Het is de bedoeling, dat na de studietijd (voor één deelneemster 11 /4 jaar; voor de overigen 2 jaar) een eindexamen wordt afgenomen. Als bijdrage in de kosten wordt van eiken deelnemer f 300.— gevraagd. De vierde Zaterdagse cursus, uitgaande van de Stichting voor buitengewoon onderwijs, is op 8 Juli van het afgelopen jaar geëindigd met een voordracht van Professor Casimir over „de verbondenheid der mensen". Aan 14 deelnemers is een bewijs van het volgen van de leergang uitgereikt. Met het oog
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1933
49
op de geldmiddelen is besloten voor het verdere gedeelte van het jaar alleen de vijfde cursus te laten doorlopen en de opening van de zesde cursus uit te stellen tot Januari 1934. Als opvolger van wijlen Ds. J. L. Pierson heeft Ds. J. Barbas te Hengelo (G.) het voorzitterschap van de Stichting aanvaard. De sluiting van de beide in 1931 begonnen R. K. cursussen heeft de 25ste Juni van het afgelopen jaar plaats gehad op een wijze, die lang in de herinnering van hen, die tegenwoordig waren, zal blijven voortleven. Ten einde aan de sluiting een feestelijk karakter te verlenen is gebruik gemaakt van de uitnodiging der Eerwaarde Broeders van Liefde te Gent om enkele dagen te komen doorbrengen op het St. Jozef Instituut te Zwijnaerde bij Gent met de bedoeling de uitreiking der diploma's hier te doen geschieden. Velen hebben genoten onder het gastvrije dak der prachtige instelling, waar alles op het ontvangen van grote gezelschappen is ingericht. Behalve de Leider der leergangen voor het b.o. Mgr. Prof. Dr. Th. Goossens en de 54 cursisten, waren aanwezig talrijke bekende persoonlijkheden uit de Nederlandse onderwijswereld. De goede stemmig is in deze omgeving vol van Vlaamse gemoedelijkheid, tot het einde toe bewaard gebleven. Het zijn dagen geweest van ontspanning, waarbij het echter volstrekt niet heeft ontbroken aan uren van aandachtig luisteren naar uitstekende voordrachten en waarbij vol bewondering is kennis genomen van al hetgeen, waaraan dit Gesticht zijn vermaardheid heeft te danken. Behalve de cursus over „moeilijke kinderen" in de winter van 1932-1933 is gedurende het winterseizoen 1933-1934 door het Bestuur der Groep van b.l.o. leerkrachten, georganiseerd in de Bond van Nederlandse Onderwijzers, een cursus over het onderwerp „psycho-pathologie" ingericht. Als leider van deze beide cursussen is opgetreden Dr. A. Querido. Van de voordrachten van Dr. Querido zijn verslagen samengesteld, welke als schriftelijke leergang aan hen zijn toegezonden, die niet in de gelegenheid waren persoonlijk bij de lessen tegenwoordig te zijn. De oprichting der paedologische instituten enerzijds en de voortgezette vakstudie anderzijds hebben nauwe aanraking gebracht en nuttige samenwerking in het leven geroepen tussen de theoretici en de mensen van de pracktijk. De gemeenschappelijke arbeid van deze verschillende groepen van werkers heeft gemaakt, dat de zwakzinnigenzorg is erkend als een belangrijk onderdeel der zorg voor de geestelijk minderwaardigen in het algemeen. Naast de zorg voor krankzinnigen en voor psychopathen, heeft de zwakzinnigenzorg haar eigen plaats veroverd. De zwakzinnigenzorg is niet meer een onder-onsje van enkele schoolmeesters ; zij is uitgegroeid tot een belangrijk stuk werk van
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1933
50
maatschappelijke steun aan kinderen en volwassenen, die ten gevolge van een tekort aan verstandelijke vermogens niet op eigen benen kunnen staan. In de beweging ten behoeve der geestelijke volksgezondheid speelt de zwakzinnigenzorg een belangrijke rol. Voor een deel is dit zonder twijfel toe te schrijven aan de omstandigheid, dat de zwakzinnigenzorg volkomen is aangepast aan de grote belangstelling, welke door de voormannen der psychische hygiëne wordt getoond voor de hulp der geestelijk misdeelden in de vrije maatschappij. Zich aansluitende bij deze gedachtengang heeft de Raad van Bestuur van het Antonia Wilhelminafonds als onderwerp voor de zevende conferentie gekozen : ,,de basis van de zich in Nederland ontwikkelende zwakzinnigenzorg". Daarbij heeft het Fonds het niet gelaten. Er is tevens belangrijke steun verleend bij' het tot stand brengen van enkele werkinrichtingen voor laagstaande zwakzinnigen. Van de Nederlandse geschriften, die in het afgelopen jaar over zwakzinnigenzorg zijn verschenen mag in de eerste plaats worden genoemd de dissertatie van Dr. J. H. M. Koenen getiteld : „Zwakzinnigheid bij kinderen". Dr Koenen heeft de betekenis der zwakzinnigheid in paedagogisch en sociaal opzicht uiteengezet en daarbij meegedeeld de resultaten van het onderzoek, dat hij in een vijftal plattelandsgemeenten van Noord-Brabant heeft verricht. Op een totaal aantal van 2944 kinderen van zeven tot veertien jaren vond Koenen 64 zwakzinnigen (2.2 %). Voorts wil ik hier vernielden de sociaal-psychiatrische studie van Dr. A. Querido over de bewoners van het Zeeburgerdorp te Amsterdam en het reisverhaal van P. de Boer over een bezoek aan verschillende scholen en inrichtingen voor zwakzinnigen in Duitsland, te Praag en te Wenen. Ten slotte is uitgekomen de Gids voor Maatschappelijk Hulpbetoon met een hoofdstuk over Zwakzinnigen. Bij al de arbeid, die ten bate der zwakzinnigenzorg als geheel geschiedt, gaat het werk op de scholen regelmatig zijn gang. Behalve op zeer enkele scholen, waar men in rustige onbewogenheid in hoofdzaak het klassikale systeem blijft volgen, wordt thans als regel de noodzakelijkheid ingezien van het stelsel: elk kind een groot deel van de dag bezig met arbeid, zo goed mogelijk aangepast aan eigen vorderingen en vermogens. Nog meer dan bij normalen geldt het van zwakzinnigen, dat vermeerdering van kennis volstrekt niet altijd voert tot verbetering van het denken. In overeenstemming met deze waarheid wordt niet alleen de leerstof beperkt, doch wordt vooral gestreefd naar liet leggen van verband tussen de aanwezige voorstellingen. De minderwaardigheid van de verstandelijke functies komt bij de zwakzinnigen steeds voor de dag in de ontoereikendheid van het overzicht ener bepaalde situatie en in de onvoldoend-
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1933
51
heid om uit een veelheid van feiten het eigenlijke, het voornaamste te kunnen aanwijzen. Het is niet juist om te trachten dit tekort te maskeren door inprenting van een menigte dingen, die door het los naast elkaar liggen het verstand niet verhelderen en het logisch denken niet bevorderen. Het spreekt vanzelf, dat op elke school zaken van buiten moeten worden geleerd. Op een school voor zwakzinnigen echter niet meer dan strikt noodzakelijk is. De meeste tijd, die niet aan de verbetering der motorische functies, aan de handvaardigheid en aan het zich evenwichtig bewegen wordt besteed, moet worden gewijd aan oefeningen, die de hogere intellectuele functies pogen tot ontwikkeling te brengen. De elementaire verstandsoefeningen, waarmede op zovele scholen het onderwijs wordt begonnen, zijn uiterst doelmatige bezigheden, wanneer uit de vele leermiddelen een juiste keuze wordt gedaan. Het herkennen van overeenkomsten en van verschillen, het sorteren, het identificeren en het uitzoeken van de legkaart dit alles is arbeid, waarbij niet in de eerste plaats wordt ingeprent, doch waarmede vooral wordt bedoeld het onderscheidingsvermogen, dat is het logisch denken, in gang te zetten. Een noodzakelijke voorwaarde om dit resultaat te bereiken is echter, dat zoveel mogelijk aan de zelfwerkzaamheid der kinderen wordt overgelaten. De oefening is gelegen in het voortdurend zoeken, in het ontdekken van de verkeerde weg, die is ingeslagen en in het vinden van de gevraagde oplossing. Vóórdoen en ook hulpverlening kunnen niet worden gemist; de winst, welke tenslotte wordt behaald, is steeds recht evenredig aan de eigen inspanning van het kind. Het is met deze. opvatting van het onderwijs aan zwakzinnigen geheel in overeenstemming, dat bij vakken als taal en rekenen het leren denken als het voornaamste resultaat van het onderwijs moet worden beschouwd. Vooral taaloefeningen lenen er zich in hoge mate toe de resten van verstand, die zwakzinnigen bezitten, te brengen tot de grenzen der ontwikkeling, die door de aanleg zijn gesteld. Het is op dit gebied, dat op sommige scholen in de laatste tijd ware triomfen zijn behaald. De moeilijkheid is hier een goede serie taaloefeningen in zo'n verscheidenheid beschikbaar te hebben, dat steeds een oefening voorhanden is, welke voor een bepaalde leerling nodig is. Met gebruikmaking van de zeer goede taalboekjes „Zelf doen", met behulp van lesjes uit talrijke taalboekjes van de gewone school en steeds ook met producten van eigen vinding hebben vele onderwijzers een uitgebreid materiaal weten saam te stellen, dat bijzonder geschikt is voor de zelfwerkzaamheid der kinderen. Dergelijk materiaal bevat een oneindig aantal taken op cartons geplakt of in doosjes in handige vorm bijeengebracht. Het voordeel van een serie, als hier wordt bedoeld, bestaat
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1933
52
behalve in uitgebreide mogelijkheden van zelfwerkzaamheid, in de samenvoeging van verschillende vakken tot een enkel geheel. Elke taaloefening kan zodanig worden ingericht, dat zij tevens is te beschouwen als oefening in lezen, schrijven, tekenen en zaakkennis. Op zeer enkele scholen wordt hierbij het stelsel toegepast, dat steeds een bepaald onderwerp — als de voeding, de kleding, de winter enz. — in het middelpunt der belangstelling wordt geplaatst. Het behoeft geen betoog, dat dit stelsel alleen kan worden uitgevoerd, als over een onbeperkte hoeveelheid leermiddelen kan worden beschikt. Een ogenblik komt bij de toepassing van het huidige stelsel de twijfel boven of bij het steeds maar weer de nadruk leggen op de arbeid niet iets te kort wordt gedaan aan het kinderleven. De arbeid is nuttig voor de ontwikkeling van het lichaam en van de geest ; de arbeid geeft voldoening en vreugde. Bij al dit heilzame blijft er in onze scholen het verlangen naar de uitgelatenheid van het spel, naar de bezigheid, waarbij niet slechts naar het doelmatige, maar naar het prettige wordt gevraagd. Talloze St. Nicolaasfeesten, Kerstmisvieringen en uitstapjes bewijzen, dat de ernstige arbeid voor een ogenblik op zij kan worden geschoven. Ik zou hieraan willen toevoegen, dat aan zang vele uren worden besteed. Heel jammer is het, dat niet alle leerkrachten in het bezit zijn van voldoende begaafdheid om door middel van de muziek op de zwakzinnigen invloed uit te oefenen. Want het is steeds weer het wonder om te beleven, hoe zelfs laagstaande zwakzinnigen zich overgeven aan de muziek, als deze op gevoelvolle wijze wordt voorgespeeld. Voor het eerst sedert vele jaren moet over 1933 melding worden gemaakt van een teruggang van het aantal kinderen, dat in gezondheidskolonies naar buiten werd gezonden. Deze uitzending moet als een wezenlijk deel der zorg voor zwakzinnigen van de schoolleertijd worden beschouwd. De vermeerdering van het gewicht in kilogrammen geeft volstrekt niet alleen de maatstaf van hetgeen met een verblijf van enige weken wordt bereikt. Er zijn tal van onweegbare resultaten, die in lichamelijk opzicht als groter weerstandsvermogen en in geestelijk opzicht als betere aanpassing en betere manieren voor de dag komen. In de Koloniehuizen der centrale vereniging voor gezondheidskolonies voor zwakzinnigen te Ede bedroeg het aantal verpleegdagen 23167 tegen 24055 in 1932. Het aantal verpleegden was 539 tegen 543 in 1932. Gedurende het jaar 1933 zijn naar de R. K. Vacantiekolonie .,don Bosco" te Eersel uitgezonden 75 kinderen met in totaal 3224 verpleegdagen.
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1933
53
Scholen voor Slechthorenden. Telken jare moet de klacht worden herhaald, dat de scholen voor slechthorenden niet tot de ontwikkeling komen, welke men bij de oprichting van deze scholen had mogen verwachten. Het leerlingen-aantal is op 31 December 1933 weliswaar slechts één minder dan op 31 December 1932 ; men heeft hierbij echter te bedenken, dat op de Haagse school een geheel nieuwe groep van hoorstomme kinderen is opgenomen, welke niet in de eigenlijke zin tot de slechthorenden kunnen worden gerekend. Het volgende staatje geeft een overzicht van de loop van het aantal leerlingen op de drie scholen gedurende het laatste tiental jaren. Aantal leerlingen der scholen voor slechthorenden over de jaren 1924-1933• 31 December '24 '25 '26 '27 '28 '29 '30 '31 '32 '33
Amsterdam • . . 78 69 78 76 74 75 70 77 79 71 's-Gravenhage . 92 100 113 109 102 94 28 93 82 96 Rotterdam . . 61 67 70 62 61 63 63 69 71 64 Totaal . . . . 231 236 261 247 237 232 231 239 232 231 In het algemeen kan men zeggen, dat de bestaande scholen ongeveer voorzien in de behoefte aan speciaal onderwijs in de drie grote steden. De aandrang om van elders kinderen op de scholen te plaatsen is echter bijzonder gering. In het geheel waren op 31 December 1933 slechts 21 buitenleerlingen aanwezig. Hoewel de Vereniging tot bevordering der belangen van slechthorenden steeds alle medewerking verleent, is er noch bij de betrokken ouders noch bij de leerkrachten van het gewoon lager onderwijs een voldoende mate van inzicht in de voordelen van het onderwijs op de school voor slechthorenden. De oorzL ak van de achteruitgang van het leerlingenaantal der scholen voor slechthorenden is zonder twijfel mede gelegen in het feit, dat het aantal slechthorenden van de schoolleeftijd vermindert onder de invloed van het geneeskundig schooltoezicht. Te Amsterdam heeft men duidelijk kunnen vaststellen, dat liet onderzoek naar het gehoor, dat driemaal gedurende de schooljaren plaats vindt, te zamen met de vereiste behandeling het aantal slechthorenden op de scholen sterk doet dalen. In het rapport van een der schoolartsen, Dr. Hamelberg, wordt meegedeeld, dat bij het onderzoek in 1912 verricht, van ruim 7000 kinderen van bepaalde scholen in 10.8 procent der gevallen slechthorendheid werd gevonden, terwijl bij het onderzoek in 1926 op dezelfde scholen slechts 4.9 procent der leerlingen slechthorend bleek te zijn. Als tweede resultaat van de vergelijking der beide onderzoekingen wijst Dr. Hamelberg op het merkwaardige verschijnsel, dat op de scholen, die onder het geregeld toezicht van de
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1933
34
schoolartsen staan, het aantal slechthorenden afneemt, naar mate de kinderen ouder worden. Dit kan moeilijk anders worden verklaard dan door de verbetering van het gehoor, welke optreedt na de behandeling, op aanwijzing van de schoolartsen toegepast. Dat deze verklaring de juiste is, blijkt uit het feit, dat de verbetering van het gehoor der oudere leerlingen in 1912 — dus in een tijd dat aan het gehoor weinig aandacht werd geschonken — in veel mindere mate kon worden vastgesteld. Op de scholen voor slechthorenden moet veel worden gesproken. De gebrekkige spraak, die bij vele leerlingen aanwezig is, kan door voortdurende oefening worden verbeterd. Het Hoofd der Haagse school merkt in zijn verslag over 1933 op, dat de resultaten van het onderwijs in de hoogste klasse, waar alle leerlingen verstaanbaar en behoorlijk gearticuleerd spreken, duidelijk zijn te constateren. Bij deze oefeningen van het spreken sluiten zich aan liet liplezen en de gehoorsoefeningen. Het blijkt dat het mogelijk is door veelvuldige oefening de nog aanwezige gehoorsresten te versterken. In het bijzonder dient melding te worden gemaakt van de vorming van een afzonderlijke klasse voor hoorstomme kinderen in Den Haag. Het kan een punt van overweging uitmaken of het geoorloofd is hoorstomme kinderen te rangschikken onder de slechthorenden. Men heeft hierbij te bedenken, dat de eigenschappen, welke hoorstommen bezitten, volstrekt niet steeds dezelfde zijn. Een bepaalde groep der hoorstommen vertoont zoveel overeenkomst met de doofstommen dat het onderwijs op een school voor doofstommen moet geschieden. Bij een volgend gedeelte gaat de hoorstomheid gepaard met zoveel intelligentiedefecten, dat de plaatsing in de klasse voor imbecillen als de meest juiste moet worden beschouwd. Met inachtneming van deze beide groepen blijven er echter vele hoorstommen over, voor welke de school voor slechthorenden aangewezen is, mits zij daar geplaatst worden in een aparte klasse. Hiermede is duidelijk uitgesproken, dat volstrekt niet alle hoorstommen geplaatst moeten worden op scholen voor doofstommen. Voor de meeste boorstommen dient men de voorkeur te geven aan een omgeving, waarin niet alleen door de onderwijzers doch tevens door de kinderen gebruik wordt gemaakt van de spreektaal. Scholen voor Lichamelijk Gebrekkigen. De school behorende bij de Adriaan Stichting te Hillegersberg telde op 31 December 1933 31 leerlingen, terwijl op de school van de Johanna Stichting te Arnhem 26 kinderen waren geplaatst. Deze cijfers vertonen niet het verschil, hetgeen valt op te merken bij de getallen, die aangeven, hoeveel kinderen in het gehele jaar 1933 een der beide scholen gedurende kortere of langere tijd hebben bezocht. Voor de Adriaan Stichting be-
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1933
55
draagt dit aantal 84, voor de Johanna Stichting 30. Dit grote verschil hangt samen met de omstandigheid, dat in de Adriaan Stichting niet alleen gelegenheid is voor het ontvangen van onderwijs, doch tevens voor een volledige orthopaedische behandeling in de inrichting. Het voordeel hiervan is, dat het onderwijs bijna voortdurend plaats kan hebben en niet telkens behoeft te worden afgebroken door een verblijf in het ziekenhuis. Bij het maken van plannen voor nieuwbouw, die er bij de Johanna Stichting bestaan, moge het Bestuur overwegen een moderne inrichting voor lichamelijk gebrekkigen tot stand te brengen met drie volledige afdelingen van : orthopaedische behandeling, onderwijs en vakopleiding. De hulp van het Koningin Emma Jubileum Fonds is in het afgelopen jaar een factor van betekenis geweest bij de zorg voor lichamelijk gebrekkigen. Onder de 57 leerlingen, die op 31 December op de scholen der beide inrichtingen waren geplaatst, waren 18 kinderen, voor welke de kosten van verpleging grotendeels door het Fonds werden betaald. Behalve deze belangrijke hulp is aan 14 gebrekkige kinderen steun verstrekt in de kosten voor het volgen van vakopleiding, voor het aanschaffen van een wagentje of van een apparaat, waardoor het mogelijk werd gemaakt onderricht te ontvangen.
School voor Psychopathen. De August Hermann Francke School te Rotterdam heeft haar zegenrijk werk in het afgelopen jaar voortgezet. Zij neemt alleen leerlingen op, die uitgesproken psychopathische karaktertrekken vertonen en dient voor de Rotterdamse kinderen in hoofdzaak als dagschool. De inrichting heeft twee internaten voor jongens en één internaat voor meisjes. Bij de oprichting der school in 1915 werd uitgegaan van het beginsel, dat de opvoeding van het karakterzwakke kind ter hand moet worden genomen, zonder het kind aan de invloed van het gezin te onttrekken. Het is gebleken, dat dit beginsel niet voor elk geval kan worden gehandhaafd. Het gebeurt niet zelden, dat de invloed der eigen omgeving de opname in een der tehuizen noodzakelijk maakt. Alle kinderen worden vóór de toelating door het Hoofd der school en door Dr. van der Spek, Geneesheer-Directeur van „Maaloord" onderzocht. Dit onderzoek vindt als regel plaats op liet consultatie-bureau dat met de school één geheel uitmaakt. Op de school wordt vóór alles een sfeer van vertrouwen gekweekt. Dit geschiedt behalve door duizend kleine maatregelen door de strenge toepassing van het stelsel der individualisatie, dat ook hier zijn morele betekenis ten volle toont. Met uitsluiting van het tegen elkaar opwerken, arbeidt ieder aan de taak, die hem of haar past en daardoor rust brengt in het gemoed van
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1933
5(3
het jeugdige boefje, dat reeds veel te veel in de wereld heeft meegemaakt. De ervaring leert, dat door een goede behandeling van kinderen en ouders beide, in 60 0/0 van de gevallen resultaten worden bereikt. Onderwijs aan Schipperskinderen. De grote gebeurtenis voor het onderwijs aan schipperskinderen in 1933 is geweest het besluit van den Minister van Onderwijs, waarbij wordt bepaald, dat voor de opgave van het aantal leerlingen op de in de Wet genoemde teldata het aantal tijdelijk aanwezige schippers- en kramerskinderen afzonderlijk dient te worden beoordeeld en dat als grondslag moet worden genomen het gemiddelde van het aantal dezer leerlingen, dat inderdaad aanwezig is geweest op de schooldagen van het afgelopen kwartaal. In mijn vorig jaarverslag heb ik aangetoond, dat de wijze, waarop de schipperskinderen op verschillende scholen werden geteld, aanleiding gaf tot het opgeven van veel meer leerlingen dan inderdaad deze scholen hadden bezocht. Het besluit van den Minister is per circulaire van 22 Augustus 1933 aan de inspecteurs van het lager onderwijs meegedeeld. De voorschriften omtrent de telling moeten worden toegepast niet alleen op de scholen en de klassen, in het bijzonder bestemd voor varende schipperskinderen, doch eveneens op de scholen voor gewoon lager onderwijs, waar nu en dan varende schipperskinderen worden toegelaten. De invloed der nieuwe bepaling blijkt duidelijk door een vergelijking van de opgaven der 7 scholen voor schipperskinderen te Rotterdam. Op 16 Juni 1933 werden volgens de oude telling opgegeven 2092 kinderen en op 16 September volgens de nieuwe telling 755 kinderen. Deze cijfers, die nog maar alleen voor Rotterdam gelden, spreken zo voor zich zelf, dat er niets aan behoeft te worden toegevoegd. Door de maatregel is verkregen, dat in plaats van fantastische gegevens voortaan betrouwbare inlichtingen zullen worden ontvangen. Hiermede is de eerste stap gezet op de weg naar verbetering van het onderwijs aan schipperskinderen. Het is de vraag, welke maatregel thans moet volgen. De wijze, waarop men deze vraag zal beantwoorden, hangt af van het standpunt, dat men inneemt ten opzichte van het probleem ligplaatsonderwijs-continuonderwijs. In mijn vorig jaarverslag heb ik uiteengezet, waarom het continu-onderwijs verre de voorkeur verdient. De oplossing van het vraagstuk van het onderwijs der schipperskinderen is slechts te vinden door de huisvesting van een zo groot mogelijk aantal kinderen aan de wal en daarmede verbonden de plaatsing van deze kinderen op scholen met driejarige leertijd. Deze twee maatregelen behoren
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1933
57
bij elkaar. De uitgaven van Rijkswege aan de huisvesting besteed, zijn eerst ten volle verantwoord, wanneer de kinderen zoveel mogelijk een school bezoeken, welke waarborgen biedt, dat in de tijd van drie jaren een voldoende mate van algemene ontwikkeling wordt bijgebracht. Over 1933 heeft het Rijk aan de Verenigingen, die zich met de huisvesting van schipperskinderen bezig houden, betaald een bedrag van f 261.550.—. In het geheel is een bijdrage verleend ten behoeve van niet minder dan 3303 kinderen. Van dit aantal hebben slechts 308 kinderen een school met driejarigen leertijd bezocht. (Vreeswijk, Zwartsluis en Sneek). Deze gegevens wijzen duidelijk op liet tekort aan scholen met beperkte leertijd. Er zijn vele honderden van schipperskinderen, die voor een groot deel op kosten van het Rijk aan de wal zijn gehuisvest en die veel meer kunnen profiteren, wanneer zij het onderwijs ontvangen, dat voor hen als het meest doelmatige wordt aangemerkt. In verband hiermede kan het raadzaam worden geacht te trachten het aantal scholen met beperkte leertijd uit te breiden. Dit kan zonder veel bezwaar geschieden op plaatsen, waar reeds een voldoend aantal schipperskinderen aan de wal is gehuisvest. Het is aangewezen, dat b.v. te Rotterdam drie scholen (een Protestants-Christelijke, een Rooms-Katholieke en een Neutrale) met driejarige leertijd worden tot stand gebracht, of, wat nog beter is, bestaande scholen of klassen voor schipperskinderen in scholen met beperkte leertijd worden veranderd. Naar mijn mening zal voor de leerlingen, die deze scholen zullen bevolken, per hoofd volstrekt niet meer worden uitgegeven, dan thans het geval is, nu zij op de scholen zijn geplaatst te zamen met de kinderen, die op het schip hunner ouders een zwervend bestaan voeren en slechts nu en dan onderwijs kunnen ontvangen. De tweede stap zal derhalve moeten bestaan in het tot stand brengen van scholen met beperkte leertijd, uitsluitend bestemd voor schipperskinderen, die ter wille van het volgen van continuonderwijs aan de wal zijn geplaatst. De eisen, waaraan deze scholen moeten voldoen zijn in het verslag over 1932 opgenoemd. Volledig kan worden toegegeven, dat met deze tweede maatregel nog niet het gehele onderwijs aan schipperskinderen is geregeld. In het bijzonder zal het ligplaatsonderwijs bepaalde voorzieningen vereisen. Bij een moeilijk vraagstuk is het echter aangewezen niet alles tegelijk onder handen te nemen, doch telkens de maatregelen te nemen, welke duidelijk als verbeteringen zijn te beschouwen. Hoofdzaak is, dat de richting, welke men wil gaan, hierbij steeds in het oog wordt gehouden. Deze richting kan niet anders zijn dan : zoveel mogelijk schipperskinderen huisvesten aan de wal en tevens hen plaatsen op scholen met beperkte leertijd.
VFBS1,:1(;
ENGE WOON L A GER ONDERWIJS 1933
58
rtn.
j.
Dagscholen 1. Alkmaar 2. Almelo 3. Amersfoort 4. Amsterdam 1 5. Amsterdam 2 6. Amsterdam 3 7. Amsterdam 4 8. Amsterdam 5 9. Amsterdam 6 10. Amsterdam 7 11. Amsterdam 8 12. Apeldoorn 13. Arnhem 14. Assen 15. Beverwijk 16. Delft 17. Deventer 18. Dieren 19. Dordrecht 1 20. Dordrecht 2 21. Gouda 22. 's-Gravenhage 1 23. 's-Gravenhage 2 24. 's Gravenhage 3 25. 's-Gravenhage 4 26. 's-Gravenhage 5 27. 's-Gravenhage 6 28. 's-Gravenhage 7 29. Groningen 30. Haarlem I 31. Haarlem 2 32. Den Helder 33. Hengelo 34. Hilversum 35. Leeuwarden 36. Leiden 37. Nijmegen 38. Rotterdam 1 39. Rotterdam 2 40. Rotterdam 3 41. Rotterdam 4 42. Rotterdam 5
Aant. klassen
Leerl. der bezinkingsklassen
Be zin k. klasse n
Scholen
Leerlingen der gewone klassen
ct to te (1 ) a) te o LL __ --
m.
j
Aan ta l le erkra chten
Scholen voor Zwakzinnigen naar de toestand op 31 Dec. 1933
Openbare
-
Overbrengen
50 42 53 1 18 113 68 101 118 115
21 18 23 37 • 48 24 57 52 41
56 105 31 34 47 66 23 1()2
25 ; 47 • 24 16 18 24 8 47
47 86 51 64 121
27 28 23 28 52
66 91 100 78 75 ! 71 37 68 74 ^ 781 30 117, 139 120 110 86
^
'
. i 2951
5 12
7 9
12 52 36 17 12 6
9 39 27 ' 9 6 11
10
3
7
4
22 10
15 14
33
32
23 7 6 15 11 5 17
18 9 6 6 4 18 12, 4 4 4 , 18 18 14 15 1
35 36 38 43 38 18 31 35 32 35 20 51 61 65 41 40
9 9 10 9 17 17
1307
399
,
71 72 97 155 161 92 158 170 177 91 63 107 170 72 50 78 90 42 149 37 98 114 74 92 173 67 101 127 179 137 125 110 83 126 135 125 63 181 228 212 182 158
14 4 4 1
1
3 2 1 22 31 3 14 8
4 4 4 10 10 6 9 11 10 5 9 3 :3 4 6 3 9
5' 20! 4 2 6 5 4i 6 10 2 6 8 15 9 6 7 21 , 7 11 5 6, 4 39 7 6 6 ^ 3 10 1 12 11 9 1 7
4 1 2
2 7 5 2 2 1 1 1 2 2
5 3 2 1 2 1 2 2 1 1 1 2 2
2 2
6 10 10 6 9 11 12 7 5 7 11 4 3 5 6 4 9 2 6 6 5 6 10 5 6 8 12 9 8 7 5 9 8 8. 1 4 11 14 13 11 9
4 5 6 10 10 6 9 11 12 7 5 7 11 4 :3 5 7 4 9 2 6 6 5 6 10 5 6 8 12 9 8 7 5 9 8 8 4 12 15 13 11 9
335 4992 258 259 57 316 ;319
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1933
Leert. der bezin kings klassen
C ^ cC U
bc cll
(2)
.1. Overgebracht 43. Schiedam 44. Utrecht . 45. Velp . . . 46 Vlaardingen . 47. IJmuiden . . 48. Zaandam . . 49. Zwolle .
m.
^
m
J.
2951 1307 399 81 36 9 101 35 25 27 15 22 74 11 51 20 8 32 29 4 20 47 14
.
Bu iten leerlingen
Scholen
Leerlingen der gewone klassen
59
Aant. klassen a.) ^
7t:
0
^
á C7
0 N
4.)
cc)
335 5 11
3 9 2 5
4992 258 259 57 316 319 1 131 3 6 7 7 172 14 9 3 12 12 42 2 3 3 • 3 110 40 6 8 8 88 5 6 6 67 25 4 5 5 86 3 4 6 6
Bijz. Dagscholen
50. Alphen a. d. Rijn, Chr. 51. Amsterdam, Chr. 52. Amsterdam, R.K. 53. Amsterdam, R.K. 54. Bergen op Zoom, R.K. 55. Breda, R.K.. . 56. Breda, R.K.. . 57. Delft, R.K. . 58. Dordrecht, Chr. 59. Eindhoven, R.K. 60. Eindhoven, R.K. . 61. 's-Gravenhage, Chr. 62. 's-Gravenhage, R.K. 63. 's-Gravenhage, R.K. 64. 's-Gravenhage, Neutr. 65. Haarlem, R.K. . . 66. Helmond, R.K. . . 67. 's-Hertogenbosch, R.K. 68. 's-Hertogenbosch, R.K. 69. Leiden, R.K. . . 70 Maastricht, R.K. . 71. Nijmegen, R.K. . 72. Roosendaal, R.K. . 73. Rotterdam 1, Chr. . 74. Rotterdam 2, Chr. . 75. Rotterdam, R.K. 76. Rotterdam, R.K. 77. Tilburg, R.K. . 78. Tilburg, R.K. . 79. Utrecht, Chr. . 80. Utrecht, R.K. . Overbrengen
'41 54 122 45 120 47 39 106 101 86 53 32 93 66 89 32 63 54 47 69 94 75 60 43 72
12 38 93 I 22 96 18 20 100 64 55 30 8 35 20 55 47 56 28 39 39 89 75 20 27
11 7
9 9 24 6
I
13 6
18
17
11 17
9
20 26
25 19 15
12 10 15 5 11 6 14 14
13 17 9 18 14 8 19
22 16
5067 2570 735
18 13 621
73 108 146 106 79 120 131 65 79 123 125 204 182 83 40 153 96 104 72 93 148 102 47 108 155 89 108 60 93 98 115
^
3 2 13 18 19 22 53
1 7 69 16 32 3 20 21 20 1 3 6 22 8 4 4 3 7 23 18
3 6 7 5 4 7 5 4 3 6 5 10 8 4 3 7 4 5 4 4 7 4 3 6 7 4 5 4 5 4 5
2 2 2
1 1
2
5 8 9 6 5 7 7.
5 8 9 6 5 7 7
4 4
2 2 2 2 2 2
1 1 2 1 2 1
2 1 2 2 2 2
5 5 8 8 7 7 12 12 10 10 4 5 3 3 9 10 5 5 6 6 6 6 5 5 9 9 5 5 3 3 6 6 9 10 5 6 7 7 4 5 7 7 6 6 7 7
8993 770 454 108 562 570
60
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1933
Scholen
c^
exo 0
Ca
ó m.
j.
Overgebracht . Scholen met Internaat 81. Amsterdam, Chr. 82. Arnhem, Chr. . 83. Boxtel, K.K. . . 84. Ermelo, Chr. 85. Hilversum, Isr. . 86. Oosterbeek, Neutr.. 87. Rhenen, Chr. . . 88. Udenhout, R.K.. . Scholen aan Gestichten 89. Apeldoorn, Isr. . . 90. Druten, R.K. . 91. Ermelo, Chr. . . 92. Noordwijk, Chr. Openb. Oegstgeest, 93. 94. Udenhout, R.K.. . Totaal
5067 2570
621
10 14 9 7
6 2 7 19
16 66 41 33 16
91 94 21 63
5682 2962
.
735
22 16 12 5 158
27
•
m.
4 3
24 21 109 91 21 30 23
•
j.
775
CU ■
Aant. klassen E, :5U y
Buitenleerl ingen
Leer!. der bezin kings klassen
Leerlingen der gewone klassen
c,)
a) 0
^
^NCU
^ Q
8993 770 454 108 562 570 28 24 119 133 48 56 28 177
2 2 1 6 2 7 3 1 3 1 3 2 9
43 66 132 127 37 63
3 4 8 7 3 4
2 2 7 9 4 4 3 11
2 2 7 9 4 4 3 11
3 4 8 7 3 4
3 4 8 8 3 4
655 10074 770 518 115 6331642
Scholen voor Slechthorenden naar de toestand op 31 Dec. 1933 Aantal leerlingen
Scholen
1•
1. Amsterdam, Neutraal . • 2. 's-Gravenhage, Openbaar • 3. Rotterdam, Neutraal
• •
Totaal
c án
Totaal
m.
Q)
^ ....
^
45 61 38
26 35 26
71 96 64
1 14
87
231
t-• 4) ^
0 ^
^
^ Q
^
c
^
17 2
6 6 5
7 7 5
21
17
19
2
School voor Psychopathen naar de toestand op 31 Dec. 1933 Scli01
Aantal leerlingen
H
Rotterdam, Chr.
.
"Pota al
.
100
Totaal
99
122
20
6
7
22
122
20
6
7
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWLJS 1933
61
Scholen voor Doofstommen naar de toestand op 31 Dec. 1933 Leert.
CZ
gen der
klassen
gewone
voor
klassen
jeugdigen
Scholen
Aantal klassen
der
CZ c
Voor jeugdige n
Leerlin-
a,
ó
°) E-^ — J•
►n .
j.
57 80 157
39
14
m.
•
1. Amsterdam, Neutr. . 2. Groningen, Neutr. . . 3. St. Mich. Gestel, R.K. . 4. St. Mich. Gestel, R.K. . 5. Rotterdam, Neutr. 6. Voorburg, Chr. . . Totaal
5
83
1
12 13 17 i 18 18 15 16 17 16 17 13 14
7
89 I 97
2
157
10 17 15
3 1
115 163
116
15
11
142
13
77 50
56
10
4
147
54
5
2
111
15 12
421
348
44
22
835
82
Scholen voor Blinden naar de toestand op 31 December 1933 I Aantal leerlingen Totaal
Scholen
m
J•
1. 2. 3. 4.
Grave, R.K. . Grave, R.K. . Huizen, Neutr. Zeist, Chr. .
.
5
5
3 10 )
3
98 43
28 48 19
-1 28 146 62
11
192
95
287
23
24
51
Totaal
Aantal leerkrachten
Aantal klassen
:)
Scholen voor Lich. Gebrekkigen naar de toestand op 31 Dec. 1933 Aantal leerlingen
Scholen
1. Arnhem, Prot. Chr. . 2. Hillegersberg, Neutr.
. Totaal
Totaal
b4 c ...
^^yy.^
j.
m
16 17
111
33
.
0) a%
14
26 31
3 3
3 3
24
57
6
6