Van Mourik Broekmanweg 6 2628 XE Delft Postbus 49 2600 AA Delft
TNO-rapport
www.tno.nl
TNO 2013 R10877 | 1
Blauwdruk voor (juridische) afspraken voor samenwerking in projecten met BIM
Datum
01 juli 2013
Auteur(s)
dr. Rizal Sebastian (projectleider) dr. Esra Bektas Hendrik van Meerveld MSc ir. Freek Bomhof ir. Léon van Berlo
Exemplaarnummer Oplage Aantal pagina's Aantal bijlagen Opdrachtgever Projectnaam
TNO-060-DTM-2013-01520 n.v.t. 36 (incl. bijlagen) 3 n.v.t TNO-MKB Technologiecluster 'Blauwdruk Bedrijfssamenwerking met BIM' (TC BBB) 052.04001
Projectnummer
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, foto-kopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor opdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belang-hebbenden is toegestaan. © 2013 TNO
T +31 88 866 30 00 F +31 88 866 30 10
[email protected]
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
2 / 36
Samenvatting Het gebruik van een bouwinformatiemodel (BIM) is niet nieuw in de bouwsector; er zijn al veel ‘BIM-projecten’ uitgevoerd. Desondanks worden afspraken tussen de opdrachtgevende en opdrachtnemende partijen (al dan niet binnen en consortium) met betrekking tot BIM vaak op ad hoc basis gemaakt. In gevallen dat er bij aanvang van een bouwproject op ad hoc basis afspraken gemaakt worden, zijn de betrokken partijen vaak lang bezig om tot een overeenkomst te komen. Dit gebeurt meestal met behulp van juristen en neemt in de eerste stadia van een project veel tijd in beslag. Er bestaat dan nog steeds een risico dat sommige problemen over het hoofd gezien worden, welke vervolgens (te) laat aan het licht komen. In gevallen dat er geen BIMspecifieke afspraken gemaakt worden bij aanvang van het project, zijn partijen geneigd om de kosten van het bouwproject te verhogen wegens risico’s van onduidelijkheden van de BIMaanpak en eventueel meerwerk. In beide gevallen is er behoefte aan generieke richtlijnen waarbij (juridische) aspecten en keuzemogelijkheden met betrekking tot het samenwerken met behulp van BIM helder op een rij worden gezet. De generieke richtlijnen dienen daarmee de keuzemogelijkheden aan te geven én de consequenties van keuzes. Zodoende kunnen deze richtlijnen ondersteuning geven aan partijen bij het maken van (formele) afspraken voor samenwerking met behulp van BIM. In dit rapport worden deze richtlijnen beschreven in een ‘Blauwdruk voor (juridische) afspraken voor samenwerking in projecten met BIM’. De Blauwdruk bestaat uit twee delen: • Overzicht van de belangrijkste (juridische) aspecten voor samenwerking met BIM. In dit deel wordt ook ingegaan op keuzemogelijkheden die er zijn voor het omgaan met deze aspecten. • Identificatie van BIM-gerelateerde taken. Verder wordt in dit deel ook behandeld dat deze taken in huidige, reeds bestaande, functies geplaatst kunnen worden, of dat deze geplaatst kunnen worden in nieuw te contracteren functies. In de bijlagen wordt ingegaan op overwegingen die betrekking hebben op de uit- en aanbesteding van ‘BIM-projecten’ en overwegingen richting de uitwerking van een juridisch kader. Verder wordt er in de bijlagen ingegaan op de uitgevoerde literatuurstudie, praktische ervaringen en mogelijke discussiepunten. Deze Blauwdruk is de uitkomst van een TNO-MKB Technologiecluster-project. In dit project hebben het MKB, verschillende brancheorganisaties (BNA, NLingenieurs, Uneto-VNI, Bouwend Nederland), vertegenwoordigers van opdrachtgevers uit de sector, en het Instituut voor Bouwrecht geparticipeerd. In de totstandkoming van deze Blauwdruk zijn verschillende stappen doorlopen. De eerste stap betrof het uitvoeren van een literatuurstudie (inclusief internationale handleidingen op het gebied van BIM). In een tweede stap is een conceptversie van de Blauwdruk ontwikkeld, welke geverifieerd en verbeterd is met behulp van juridische adviseurs, brancheorganisaties, en het MKB. De derde stap betrof het uitvoeren van vier casusstudies om in de praktijk te zien welke principes –met bijbehorende juridische aspecten– omtrent het gebruik van BIM gevolgd werden. In een vierde stap is een tweede concept van de Blauwdruk geëvalueerd door een expertpanel van juristen en opdrachtgevers. In samenwerking met projectdeelnemers is een definitieve versie ontwikkeld.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
3 / 36
Inhoudsopgave
Samenvatting ........................................................................................................... 2 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Inleiding .................................................................................................................... 4 TNO-MKB Technologiecluster ................................................................................... 4 Achtergrond en probleemstelling ............................................................................... 5 Projectdoelstellingen –en aanpak .............................................................................. 6 Gebruiksaanwijzer van de Blauwdruk ....................................................................... 6 Aanpakken voor integraal samenwerken met behulp van BIM ................................. 7
2 2.1 2.2 2.3
Belangrijkste (juridische) aspecten voor samenwerking met BIM ................... 11 Eigendom van BIM-modellen / dataset.................................................................... 13 Zeggenschap en competenties bij selectie van BIM software, platform en/of standaarden. ............................................................................................................ 15 Het management van BIM werkprocessen.............................................................. 16
3 3.1 3.2
(Juridische) positionering BIM-gerelateerde taken ............................................ 18 Beschrijving van BIM-gerelateerde taken ................................................................ 18 Mogelijke keuzes voor (juridische) positionering BIM-taken ................................... 21
4
Conclusie ................................................................................................................ 22
A. Annex 1: Casestudie bevindingen ....................................................................... 23 Casus 1 (bijdrage Birgit Hopff – Bloeii Advies & Ontwikkeling) ............................................... 23 Casus 2 (bijdrage Wouter Zwerink – VDNDP) ......................................................................... 26 Casus 3 (bijdrage Erik Kooi – Spring Architecten) ................................................................... 28 Casus 4 (bijdrage Daniël De Witt – DWA) ............................................................................... 29 B.
Annex 2: Wet –en regelgevingsfactoren ............................................................. 30
C.
Annex 3: Internationale stand-van-zaken ........................................................... 33
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
1
Inleiding
1.1
TNO-MKB Technologiecluster
4 / 36
Dit rapport is het resultaat van het project TNO-MKB Technologiecluster ‘Blauwdruk Bedrijfssamenwerking met BIM’ (TC BBB), uitgevoerd in de periode van 1 december 2012 – 31 mei 2013. Het TC-project valt binnen het MKB Collectieve Kennisoverdrachtprogramma (met Rijksbijdrage). Dit programma heeft de missie om het midden- en kleinbedrijf (MKB) aan te zetten tot innovatie door unieke state-of-the-art kennis van TNO over te dragen. De MKB-deelnemers van dit TC-project zijn genoemd in de onderstaande tabel. Tabel 1: MKB-deelnemers TC-project
Organisatie Bloeii Advies en Ontwikkeling DWA Installatie -en energieadvies Hamilton Consult BV Hendriks Bouw en Ontwikkeling IAA Architecten - VDNDP Spring Architecten
Plaats Deil Bodegraven Doorwerth Oss Enschede- Amsterdam Rotterdam
Contactpersoon mvr. Dipl.-Ing. Birgit Hopff ir. Daniël de Witte ir. Jos Hamilton ir. Cyrille Pennavaire ir. Wouter Zwerink ir. Erik Kooij
Bij dit TC-project zijn juridische, aanbestedings-, en BIM-deskundigen betrokken als klankbordgroep. Deze staan vermeld in de onderstaande tabel. Tabel 2: Leden klankbordgroep
Expert prof. mr. dr. Monika Chao-Duivis mr. Rick van der Weerd mr. Hora Tjebbes mr. Margreet van Deurzen mr. Hans Smeekens drs. ing. Maarten Georgius ir. Jeroen Burger
Organisatie Instituut voor Bouwrecht ARCADIS Movares Uneto-VNI Hendriks Bouw en Ontwikkeling Aedes Rijksgebouwendienst
Hiernaast is er ook afstemming geweest met de stuurgroep van het TNO BrancheInnovatieContract ‘Virtueel Bouwen’ waarin de vertegenwoordigers van de brancheorganisaties (BNA, NLingenieurs, Uneto-VNI, Bouwend Nederland) zitting hebben.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
1.2
5 / 36
Achtergrond en probleemstelling
Het werken met zogenaamde Bouwwerk Informatie Model wordt in de huidige bouwpraktijk steeds gebruikelijker. Een Bouwwerk Informatie Model, of kortweg BIM, is een digitale representatie van functionele en fysieke karakteristieken van een bouwwerk. Een dergelijk model is een uitgangspunt voor, en ondersteunend aan activiteiten en besluitvorming in de levenscyclus van een bouwwerk. Ten 1 aanzien van het huidige gebruik kan verder het volgende gesteld worden : • BIM is zowel een technologie als een nieuwe manier van werken, d.w.z. hulpmiddelen die levering van resultaten en de wijze van het samenwerken verbeteren. • BIM gaat over informatie, communicatie en levering, waarbij de nadruk meer op het aspect 'informatie' ligt. • BIM is een digitale representatie van de fysieke en functionele karakteristieken van een bouwwerk met het doel om oplossingen uit te kunnen werken en de mogelijkheid te bieden om de effecten hiervan te simuleren en te analyseren. • BIM is een bron van gedeelde kennis zodat er gedurende de levenscyclus van het bouwwerk een betrouwbare basis voor de besluitvorming ontstaat. In principe vindt informatie-uitwisseling met verschillende betrokken partijen (bijv. architecten, adviseurs, bouwers, installateurs, opdrachtgevers, fabrikanten) digitaal plaats. Hierdoor kan het gebruik van BIM leiden tot veranderingen in bedrijfsprocessen en daarmee ook veranderingen in aansprakelijkheden, verantwoordelijkheden, mogelijkheden en bedrijfsrisico’s. Wanneer de wijze van samenwerken verandert, kunnen traditioneel gegroeide afsprakenkaders (zoals onder meer vastgelegd in algemene voorwaarden van huidige contractmodellen) wellicht niet langer volledig van toepassing zijn. Hoewel er al in verschillende projecten gewerkt is met BIM, blijken in de praktijk toch vaak problemen te ontstaan bij het maken van afspraken met betrekking tot BIM. Er zijn twee situaties in de huidige praktijk gesignaleerd. • Partijen, zowel opdrachtgevers als marktpartijen, zijn aan het begin van een project een lange tijd bezig (soms met inzet van externe juridische ondersteuning) om onderling afspraken te maken over de samenwerking in specifieke situaties. Omdat er geen sprake is van een gemeenschappelijke startsituatie of referentie, worden deze afspraken op een ad hoc wijze gemaakt. Zodoende herhaalt deze situatie herhaalt bij elke project. • In een andere situatie maken partijen géén afspraken in de aanname dat “het wel goed komt” (of: “BIM verandert toch niks of niet veel ten aanzien van juridische aspecten”). Dit alternatief wordt echter gezien als risicovol, omdat niet teruggevallen kan worden op (juridische) afspraken wanneer er problemen ontstaan. In het geval dat er problemen ontstaan, moet er op ad hoc basis afspraken gemaakt worden. Deze situatie herhaalt zich telkens weer wanneer een (nieuw) probleem ontstaat. Kortom, er is veel verwarring over de (juridische) aspecten van samenwerken met BIM: de ene zegt “let op grote risico’s”, het andere zegt “geen probleem, niet overdrijven”. Het feit is dat alle samenwerkende bouwpartijen –het MKB in het bijzonder– behoefte hebben aan meer zekerheid bij ‘BIM-projecten’.
1
Dit is een werkdefinitie van BIM zoals gebruikt in het TC-project
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
1.3
6 / 36
Projectdoelstellingen –en aanpak
In dit TNO-MKB Technologiecluster-project zijn er twee doeltellingen gedefinieerd: 1. Het ontwikkelen van een Blauwdruk als basis voor (juridische) afspraken voor samenwerking in projecten met BIM. 2. Het creëren van een brede draagvlak in Nederland –samen met het MKB, brancheorganisaties, en bouwopdrachtgevers– voor de implementatie van deze Blauwdruk en de respectievelijk te ontwikkelen algemene voorwaarden voor BIM-projecten. Hieronder is puntsgewijs aangegeven welke stappen doorlopen zijn in dit project. • Opstellen van de opzet van de Blauwdruk en afbakening van de onderwerpen, gebruikmakend van bestaande kennis in Nederland en het buitenland (recente BIM handleidingen in verschillende landen zoals beschreven in Annex 3 van dit rapport). • Verificatie van de concept Blauwdruk met behulp van de juristen in een expertworkshop, en afstemming met het MKB in een plenaire bijeenkomst. • Toetsing bij het MKB op basis praktijkervaringen en knelpunten in tweetal werksessies, met dank aan casestudie bijdragen van: Birgit Hopff (Bloeii), Wouter Zwerink (IAA Architecten VDNDP), Erik Kooij (Spring architecten), en Daniel de Witte (DWA). • Toetsing bij juristen en bouwopdrachtgevers in een tweede expertworkshop. • Bespreken van tussentijdse bevingen met brancheorganisaties en het MKB, gevolgd door het schrijven van het eindrapport.
1.4
Gebruiksaanwijzer van de Blauwdruk
Deze Blauwdruk gaat uit van een situatie waarin partijen de intentie hebben om integraal samen te gaan werken met BIM in een project. 1.4.1
Mogelijke gebruikers en gebruiksmogelijkheden
De Blauwdruk is te gebruiken door iedereen die betrokken is bij projecten waarbij gebruik gemaakt wordt van BIM, en die geconfronteerd worden met keuzes met betrekking tot de samenwerking op het gebied van BIM. De Blauwdruk is daarmee geschikt voor onder andere: opdrachtgevers; aannemers; ontwerp-, advies- en ingenieursbureaus; BIM-experts; projectmanagers. De Blauwdruk is te gebruiken als: • Een overzicht van de belangrijkste (juridische) aspecten die van toepassing zijn bij de samenwerking in een BIM-project, en de bijbehorende keuzemogelijkheden. • Een hulpmiddel en onderlegger voor het maken van BIM-gerelateerde afspraken tussen betrokken partijen, en evt. voor het opstellen van een projectgebonden BIM-protocol. • Een raamwerk voor de ontwikkeling van een set aan algemene BIM voorwaarden, eventueel als een annex voor de huidige contractmodellen (DNR, UAV, UAVgc, Bouwteamovereenkomst) naar de plannen van o.a. IBR, TNO en de brancheorganisaties. De Blauwdruk is NIET te gebruiken als: • Contractdocument. • Standaard advies (“zo moet je het doen”). • Benchmark tussen de (te maken) keuzes/afspraken of tussen verschillende contractmodellen. • Dichtgetimmerde of uitputtende opsomming over (juridische) aspecten van het werken met BIM.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
1.4.2
7 / 36
De opbouw van Blauwdruk en stappenplan voor gebruikers.
Deze Blauwdruk bestaat uit twee delen. • Deel I gaat in op de belangrijkste (juridische) aspecten voor samenwerking met BIM, inclusief keuzemogelijkheden per aspect. Deel I wordt behandeld in Hoofdstuk 2 van dit rapport. • Deel II gaat in op de (juridische) positionering van BIM-gerelateerde taken. Deel II wordt behandeld in Hoofdstuk 3 van dit rapport. Bij het maken van keuzes met betrekking tot samenwerking op het gebied van BIM zullen deze twee delen achtereenvolgens doorlopen worden. Tabel 3: Overzicht van delen Blauwdruk en te doorlopen stappen.
Onderdeel Deel I
Deel II
Stappen -
1.5
Stap 1: Bedenk op welke wijze partijen moeten samenwerken met behulp van BIM. Stap 2: Denk aan de (hoofd)aspecten zoals genoemd in hoofdstuk 2. Stap 3: Maak nadere keuzes voor de invulling per genoemd aspect. Stap 1: Bepaal de meest effectieve rolverdeling van BIM-actoren op basis van alle taken. Stap 2: Maak de keuze voor contractuele positionering van deze BIMactoren (BIM-taken als aanvulling van de functieomschrijving van de huidige contractpartijen; of aanstelling van een nieuwe contractpartij).
Aanpakken voor integraal samenwerken met behulp van BIM
Zoals is aangegeven in paragraaf 1.2 heeft BIM o.a. betrekking op de manier van werken. Er zijn echter verschillende manieren waarop er samengewerkt kan worden met behulp van BIM. Dit kan een BIM-aanpak genoemd worden. Met BIM-aanpak wordt in dit document bedoeld de wijze waarop partijen integraal samen willen werken met behulp van BIM. Er zijn verschillende aanpakken mogelijk, maar er zullen hieronder twee hoofdvormen behandeld worden. Deze kunnen het beste gezien worden als twee uitersten op een schaal, hoewel er ook veel overeenkomsten zijn. Het is mogelijk om een verdere opdeling te maken, of om gemengde vormen te definiëren. Dit zal in dit document niet verder aan bod komen. De twee hoofdvormen zijn: 1. “Central BIM”, alle partijen werken ‘live’ in éénzelfde dataset/model. 2. “Aggregate BIM”, alle partijen werken samen aan één dataset/model, welke (periodiek) geaggregeerd vanuit verschillende disciplinaire datasets/modellen. Deze methode typeert zich door integratie van data. Het hebben van duidelijkheid over de aanpak is belangrijk, omdat dit invloed kan hebben op (juridische) aspecten. Anderzijds kan ook gesteld worden dat keuzes bij bepaalde (juridische) aspecten kunnen bepalen wat voor aanpak het meest geschikt is. In de volgende twee paragrafen wordt verder ingegaan op de twee hoofdvormen. Er zal inzichtelijk gemaakt worden wat de eigenschappen zijn van deze twee hoofdvormen.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
1.5.1
8 / 36
“Central BIM”
De aanpak “Central BIM” gaat uit van één ‘centraal informatiemodel of centrale file/database’. In deze BIM-aanpak werken alle betrokken partijen tegelijk met eenzelfde bouwinformatiemodel en delen daarbij de database (zie Figuur 1). Een informatiemodel in softwareontwikkeling is een abstract model, waarin de (bouw/project)informatie die gebruikt wordt voor communicatie tussen teamleden en het ontwikkelingen van applicaties, gedocumenteerd en beschreven wordt. Hierin wordt specifiek beschreven hoe informatie opgeslagen en benaderbaar is. Een informatiemodel bepaalt expliciet de structuur van informatie of gestructureerde data. Het meest gebruikte informatiemodel in de bouwsector is het IFC-model (Industry Foundation Classes).
Central BIM
Figuur 1. Conceptueel figuur van de aanpak “Central BIM” waarbij verschillende partijen ‘live’ met éénzelfde bouwinformatiemodel werken.
Bij deze aanpak is er sprake van een centrale database die door elke discipline gelijktijdig gebruikt wordt om hun discipline-specifieke oplossingen te modelleren, visualiseren, etc. Deze aanpak met een “Central BIM” levert de mogelijkheid om alle informatie direct (‘live’) te synchroniseren met alle betrokken partijen en personen. Om dit te bereiken zijn er echter wel een aantal voorwaarden, namelijk: 1. een gestandaardiseerde structuur van alle databases; en als gevolgd daarvan; 2. dat teamleden gebruikmaken van dezelfde software (een homogene software omgeving). 1.5.2
“Aggregate BIM”
Net als bij de aanpak volgens “Central BIM” wordt in deze aanpak ook door partijen samengewerkt aan één bouwinformatiemodel. Een essentieel verschil is de manier waarop dit bouwinformatiemodel tot stand komt. Bij de aanpak volgens “Central BIM” werken partijen ‘live’ in hetzelfde ‘bouwinformatiemodel, bij de aanpak volgens “Aggregate BIM” is het bouwinformatiemodel het resultaat van het samenvoegen (aggregeren) van meerdere disciplinaire bouwinformatiemodellen. Disciplinaire bouwinformatiemodellen zijn modellen die gecreëerd zijn door iedere betrokken discipline (bijv. de architect, de constructeur, etc.). Een geaggregeerd bouwinformatiemodel wordt bijvoorbeeld gebruikt voor clash detection, het genereren van (gedeelde of gezamenlijke) kostendocumenten, planningen, etc.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
9 / 36
Deze aanpak is niet nieuw en andere benamingen worden ook gehanteerd (o.a. ‘Reference Models’, 2 ‘Discipline BIM’, of ‘Aspect Models’. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat deze methodiek 3 geprefereerd wordt door de Nederlandse bouwpraktijk . De BIM-aanpak “Aggregate BIM” is grafisch weergegeven in Figuur 2.
a
b
c
Figuur 2. Het principe van “Aggregate BIM” (Van Berlo e.a., 2012; Lundsgaard, 2008)
Aan de rechterzijde van Figuur 2 zijn de ‘native’ bouwinformatiemodellen weergegeven. Dit zijn modellen van individuele partijen zoals architecten, aannemers, installateurs, etc. of van specifieke personen in het project. Vanuit deze ‘native’ bouwinformatiemodellen kunnen analyses, data extracties, calculaties, etc. uitgevoerd worden. Indien nodig, maakt dezelfde partij/persoon (op een specifiek of willekeurig tijdstip) een disciplinair bouwinformatiemodel (bijv. in IFC datastructuur) en stuurt deze naar een afgesproken punt. Dit kan een andere partij/persoon zijn, een afgesproken dataopslag, een modelserver, of wat dan ook. Dit bouwinformatiemodel kan worden geaggregeerd met andere (één of meerdere) discipline bouwinformatiemodellen. Aan de linkerzijde van Figuur 2 (links van de stippellijn; aangegeven met een ‘a’) is een geaggregeerd bouwinformatiemodel te zien. Het maken van een dergelijk model is op verschillende manieren mogelijk. Er dient opgemerkt te worden dat ook ‘native’ modellen kunnen worden geaggregeerd 2
3
Lundsgaard, T. et al 2008, BIPS C102 CAD manual.
Van Berlo, L.A.H.M., Beetz, J., Bos, P., Hendriks, H. and van Tongeren, R.C.J. 2012. "Collaborative engineering with IFC : new insights and technology." In Gudnason, G. and Scherer, R.(eds.): 9th European Conference on Product and Process Modelling, July 25-27, 2012. Reykjavik, Iceland. Routledge Taylor & Francis Group. 811-818.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
10 / 36
indien het projectteam daarvoor kiest. Het geaggregeerde bouwinformatiemodel is dan hetzelfde als het ‘native’ bouwinformatiemodel. Projectleden kunnen de informatie die zij nodig hebben voor het project op verschillende manieren verkrijgen. a. De informatie kan uit een geaggregeerd bouwinformatiemodel gehaald worden. b. De informatie kan uit een disciplinair bouwinformatiemodel gehaald worden. c. De informatie kan uit een native bouwinformatiemodel gehaald worden. Disciplines voeren hun eigen taken uit binnen de grenzen van elke desbetreffende discipline, en leveren daarnaast een oorspronkelijke informatiemodel (dit is aangegeven met ‘c’ in Figuur 2). Elke discipline produceert een discipline bouwinformatiemodel (aangegeven met een ‘b’ in Figuur 2) welke geschikt is om een geaggregeerd bouwinformatiemodel te genereren. Om het discipline bouwinformatiemodel geschikt te maken voor het generen van een geaggregeerd bouwinformatiemodel, is het noodzakelijk om dezelfde datastructuur te gebruiken (bijv. IFC). Wanneer het nodig blijkt om het oorspronkelijke bouwinformatiemodel te wijzigen (bijv. na het vinden van problemen bij clash detection bij het geaggregeerd bouwinformatiemodel) kunnen projectleden dit doen in het ‘native’ bouwinformatiemodel. 1.5.3
Ter samenvatting
De BIM-aanpak “Aggregate BIM” is gebaseerd op een concept waarbij gewerkt wordt in verschillende disciplinaire bouwinformatiemodellen welke geaggregeerd/geïntegreerd worden. Deze BIM-aanpak staat toe dat partijen gebruikmaken van verschillende softwareapplicaties, en zowel synchroon als asynchroon kunnen werken. Een geaggregeerd bouwinformatiemodel kan ook duplicaten van objecten bevatten –indien het projectteam dit prefereert– die volgen uit de samenvoeging van verschillende bouwinformatiemodellen. De twee vormen die in de laatste twee paragrafen zijn beschrijven zijn twee uiterste vormen. Wel is het belangrijk om te erkennen dat er verschillende vormen zijn. Bovendien kan dit invloed hebben op de keuzes die gemaakt worden bij (juridische) aspecten. In het volgende hoofdstuk zal ingegaan worden op de belangrijkste (juridische) aspecten voor samenwerking met BIM. Wanneer van toepassing, zal er gerefereerd worden naar de twee BIMaanpakken die hier behandeld zijn.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
11 / 36
2 Belangrijkste (juridische) aspecten voor samenwerking met BIM Ongeacht de keuze voor een bepaalde BIM-aanpak, zijn er altijd een aantal belangrijke (juridische) aspecten die aan bod komen wanneer partijen samen willen werken met behulp van BIM. Er zijn drie (juridische) hoofdaspecten te benoemen, waar verschillende aspecten onder vallen: 1. Eigendom van BIM modellen / dataset. 2. Zeggenschap en competenties bij selectie van BIM software, platform en/of standaarden. 3. Management van BIM werkprocessen. In Tabel A is een overzicht gegeven van de belangrijkste (juridische) aspecten. Deze aspecten zijn in principe bij elke BIM-aanpak van toepassing. Soms is er echter sprake van een uitzondering, en dit wordt dan ook aangegeven. Per aspect wordt bovendien aangegeven welke keuzemogelijkheden er zijn. De (juridische) aspecten worden vervolgens verder toegelicht. Daarbij wordt ingegaan op de verschillende keuzemogelijkheden en de consequenties die verbonden zijn aan deze mogelijkheden.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
12 / 36
Tabel 4: Overzicht van (juridische) aspecten en keuzemogelijkheden per aspect.
(Juridisch) hoofdaspect 3: ‘Management van BIM werkprocessen'
(Juridisch) hoofdaspect 2: ‘Zeggenschap en competenties bij selectie van BIM software, platform en/of standaarden’
(Juridisch) hoofdaspect 1: ‘Eigendom van BIM modellen / dataset’
Rechten op intellectuele kennis die zich bevindt in het bouwinformatiemodel Partijen dragen specifieke intellectuele kennis bij. Wanneer partijen samenwerken, komt het aspect aan bod wie de rechten heeft op deze intellectuele kennis. Een toepasbare optie voor het detecteren van intellectuele eigendommen en de bijdrage die deze leveren, is gebaseerd op intellectuele eigendomsrechten (Intellectual Property Rights / IPR). Aandachtspunten: - Vooral bij een aanpak volgens “Central BIM” kan dit lastig zijn. Doordat er sprake is van ‘live’ synchronisatie kan het lastig zijn om (specifieke) intellectuele kennis te identificeren en/of los te koppelen. - Het juridische aspect met betrekking tot de eigendom van intellectuele kennis zijn minder ‘problematisch’ bij een BIM-aanpak volgens “Aggregate BIM”. Immers, bij deze is het gemakkelijker te achterhalen uit welk disciplinair model de kennis afkomstig is. Eigendom van het bouwinformatiemodel (als virtueel gebouw / eindproduct) Bij een project met BIM kan er een ‘virtueel eindproduct’ gemaakt worden. Het (juridische) aspect dat hierbij naar voren komt is wie eigenaar is of wordt van dit bouwinformatiemodel of ‘virtueel eindproduct’. Keuzemogelijkheden of combinatie daarvan: - Het bouwinformatiemodel wordt eigendom van de opdrachtgever. - Het bouwinformatiemodel blijft eigendom van de aannemende partij(en). Zeggenschap bij de selectie van BIM software, platform en/of standaarden Wanneer partijen gaan samenwerken, zullen afspraken gemaakt moeten worden over welke BIM-software platform en/of standaarden gebruikt gaan worden. Keuzemogelijkheden of combinatie daarvan: - De opdrachtgever stelt de keuze vast. - De projectpartijen stellen, evt. samen met de opdrachtgever, de keuze vast. - De BIM-manager stelt de keuze vast, als gedelegeerde van de opdrachtgever. Competenties van de betrokken partijen met betrekking tot de gekozen software, platform en/of standaarden Wanneer partijen (samen) willen werken met behulp van BIM, is het van belang dat deze partijen over de juiste competenties beschikken. Keuzemogelijkheden of combinatie daarvan: - Individuele training, waarbij elke partij verantwoordelijk wordt voor de training van het personeel dat gaat werken aan/met het BIM. - Gezamenlijke training, waarbij alle betrokkenen van partijen gezamenlijk training ondergaan. Hierbij is er sprake van een gezamenlijke kostenpost. Aansprakelijkheden gedurende het samenwerkingsproces en daarna’ Wanneer partijen samenwerken zijn zij individueel of gezamenlijk verantwoordelijk voor de behaalde resultaten. Bij verantwoordelijkheid hoort ook aansprakelijkheid. Keuzemogelijkheden of combinatie daarvan: - Individuele aansprakelijkheden - Gezamenlijke aansprakelijkheden - Waarschuwingsverplichtingen. Sturing van de samenwerkingsprocessen die gepaard gaan met de inzet van BIM Wanneer partijen samenwerken, is er vaak behoefte aan sturing en management. Naast dat er keuzes gemaakt worden over wie deze taak uit gaat uitvoeren (zie hiervoor ook hoofdstuk 3), heeft een (juridisch) aspect betrekking op het soort sturing. Keuzemogelijkheden of combinatie daarvan: - Productgeoriënteerde sturing (het eindproduct hier is een virtueel gebouw / BIM-model). - Procesgeoriënteerde sturing. De invulling van de sturing is verschillend bij “Central BIM” en “Aggregate BIM”-aanpakken.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
2.1
13 / 36
Eigendom van BIM-modellen / dataset
Er zijn twee aspecten die horen bij de eigendom van het BIM modellen / dataset. • De rechten op de intellectuele kennis die zich in het bouwinformatiemodel bevindt. • De eigendom van de het uiteindelijke bouwinformatiemodel (‘virtueel eindproduct’). Als het gaat om de eigendom van BIM modellen / dataset, dan hangen de (juridische) aspecten vaak samen met: • Gebruiksrechten van BIM modellen / dataset. • Eigendomsrechten van BIM modellen / dataset. • Intellectuele eigendomsrechten van de kennis die in de modellen zich bevindt. Met betrekking tot de rechten dient er een onderscheid gemaakt te worden tussen een 4 gemeenschappelijk werk en een combinatie van werken . Van een gemeenschappelijk werk is sprake indien de bijdragen geen voorwerp van afzonderlijke beoordeling kunnen zijn. Kan het werk wel gescheiden worden -bijvoorbeeld bij tekst en muziek in geval van een opera of een geïllustreerd boek bestaand uit tekst en illustraties- dan is er sprake van een combinatie van werken. Deze kwalificatie is van groot belang want in geval van een gemeenschappelijk werk komt het exploitatie-auteursrecht op het geheel toe aan de auteurs gezamenlijk én behoeft de exploitatie de instemming van alle auteurs (zie art. 26 Aw en art. 3:166 BW). Gaat het daarentegen om een combinatie van werken, dan kan in beginsel iedere auteur zijn exploitatierecht zelfstandig uitoefenen. Van belang is voorts dat het hier om aanvullend recht gaat en dat er op wordt gewezen dat de auteurs van een combinatie van werken de redelijkheid en billijkheid naar de maatstaven van het BW in acht dienen te nemen. Met betrekking tot het bepaalde in art. 26 Aw, dat gewijd is aan gemeenschappelijk auteursrecht, geldt eveneens dat dit van aanvullend recht is en dat de auteurs zich hebben te gedragen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. In de volgende paragrafen zal specifieker ingegaan worden op de (juridische) aspecten en de keuzemogelijkheden die partijen hebben bij deze aspecten. 2.1.1
De rechten op de intellectuele kennis die zich in het bouwinformatiemodel bevindt
Het eerste juridische aspect dat aan bod komt is de rechten op de intellectuele kennis. Partijen dragen specifieke intellectuele kennis bij wanneer er samengewerkt wordt met behulp van BIM. Bij deze samenwerking, kan het aspect aan bod komen wie de rechten heeft op deze intellectuele kennis. Het is van belang dat bepaald wordt welke achtergrondkennis aan het project geleverd wordt door partijen, en welke kennis door partijen ontwikkeld wordt gedurende het proces. Vervolgens moeten partijen expliciete afspraken maken hoe deze informatie direct/indirect gebruikt mag worden (in andere projecten). Er kan bijvoorbeeld afgesproken worden dat de kennis die door een bepaalde partij ontwikkeld wordt gedurende het proces, ook eigendom blijft van deze partij. 2.1.2
De eigendom van het uiteindelijke bouwinformatiemodel (het virtuele gebouw)
Bij een project met BIM kan er een ‘virtueel eindproduct’ gemaakt worden. Het (juridische) aspect dat hierbij naar voren komt is wie eigenaar is of wordt van dit bouwinformatiemodel of ‘virtueel eindproduct’. Let op, het gaat hier om (een) eindproduct(en). Bij een aanpak volgens “Aggregate BIM” zijn de verschillende bouwinformatiemodellen in beginsel in eigendom van de individuele partijen.
4
Chao-Duivis, M. (2009), Juridische implicaties van het werken met BIM, Tijdschrift voor Bouwrecht TBR, vol.44.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
14 / 36
Wanneer het gaat om een bouwinformatiemodel als een virtueel eindproduct, dan zijn er twee keuzemogelijkheden. • Het bouwinformatiemodel wordt eigendom van de opdrachtgever. Het bouwinformatiemodel wordt daarmee gezien als een virtueel eindproduct wat onderdeel is van de projectoplevering. De opdrachtgever, krijgt alle rechten om dit bouwinformatiemodel te gebruiken gedurende de levenscyclus van het project. De opdrachtgever mag het ontwerp in het bouwinformatiemodel echter niet gebruiken. De opdrachtgever is dus wel eigenaar van het digitale bestand, maar niet van de intellectuele rechten met betrekking tot het ontwerp. In principe dit is dezelfde situatie als bij een ontwerp gemaakt zonder bouwinformatiemodel: de opdrachtgever wordt eigenaar van de tekeningen en hij mag het ontwerp uitvoeren en bijvoorbeeld de tekeningen benutten voor onderhoud. De opdrachtgever mag het ontwerp echter niet herhalen. De opdrachtgever is dus rechthebbende op het model (lees onder traditionele manier van werken: eigenaar van de tekening), en hij mag het ontwerp (dat gedragen wordt op de tekening/in de software) éénmalig realiseren. • Het bouwinformatiemodel blijft eigendom van de aannemende partij(en). De eigendom van de disciplinaire bouwinformatiemodellen blijft meestal bij de individuele partijen tenzij dit overgedragen wordt aan de opdrachtgever of een andere partij. Wanneer het een totaal virtueel eindproduct betreft (resultaat bij “Central BIM” of een geaggregeerd bouwinformatiemodel bij “Aggregate BIM”), dan is het bouwinformatiemodel het resultaat van gemeenschappelijk werk. Dit betekent ook dat de eigendom gecombineerd/gedeeld wordt. De eigendom is gebaseerd op separate evaluaties van het werk.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
2.2
15 / 36
Zeggenschap en competenties bij selectie van BIM software, platform en/of standaarden.
Zeggenschap en competenties bij selectie van BIM software, platform en/of standaarden. 1. De zeggenschap bij de selectie van BIM-software, platform en/of standaarden. 2. De competenties van de betrokken partijen met betrekking tot de gekozen , platform en/of standaarden. 2.2.1
De zeggenschap bij de selectie van BIM-software, platform en/of standaarden
Wanneer partijen gaan samenwerken, zullen afspraken gemaakt moeten worden over welke BIMsoftware, platform en/of standaarden gebruikt gaan worden. In principe zal elke partij gebruik willen maken van software, platformen en standaarden waar reeds ervaring mee is. Echter is dit niet altijd een mogelijk. Het eerste (juridische) aspect heeft betrekking op welke partij(en) het zeggenschap hebben bij de selectie van BIM-software, platform en/of standaarden. Hoewel dit aspect bij elke BIM-aanpak van toepassing is, zijn er wel verschillen. In de meeste gevallen bij een “Central BIM”-aanpak maakt iedereen gebruik van dezelfde software. Bij een aanpak volgens “Aggregate BIM” is dit niet van toepassing, omdat partijen met hun eigen software kunnen werken. Typerend voor deze aanpak is dat er dan extra aandacht moet zijn voor afspraken over welke informatie gedeeld wordt, op welke manier dit gedaan wordt en de manier waarop geaggregeerde bouwinformatiemodellen worden gegenereerd gedurende het proces. Er zijn drie mogelijkheden als het gaat om welke partij(en) zeggenschap hebben: • De opdrachtgever stelt de keuze vast. • De projectpartijen stellen, evt. samen met de opdrachtgever, de keuze vast. • De BIM-manager stelt de keuze als gedelegeerde van de opdrachtgever. De keuze die uiteindelijk door deze partijen gemaakt wordt, kan ook beïnvloed worden. Een voorbeeld is dat een softwareleverancier de keuze beïnvloedt, omdat deze extra services kan/zal 5 leveren gedurende het project . Dit (juridische) aspect houd sterk verband met het (juridische) aspect dat betrekking heeft op de competenties van betrokken partijen. Immers, het kan zo zijn dat bepaalde partijen niet bekend zijn met de voorgeschreven software, platformen en/of standaarden. 2.2.2
De competenties van de betrokken partijen met betrekking tot de gekozen software, platform en/of standaarden
Wanneer partijen (samen) willen werken met behulp van BIM, is het van belang dat deze partijen over de juiste competenties beschikken. Zoals vermeld, is dit sterk afhankelijk van of partijen bekend zijn met de gekozen software, e.d. In gevallen dat de beschikbare competenties niet in evenwicht zijn met de benodigde competenties, is training noodzakelijk. Als gevolg hiervan kunnen punten aan bod komen op het gebied van training en de financiering van deze training. Hierbij zijn er twee opties. • Individuele training, waarbij elke partij zelf verantwoordelijk is voor de training van het personeel dat gaat werken met BIM. • Gezamenlijke training, waarbij alle betrokkenen van partijen gezamenlijk training ondergaan. Hierbij is er sprake van een gezamenlijke kostenpost.
5 Een voorbeeld is de ontwikkeling van Integrated Project Delivery (IPD) en de betrokkenheid van Autodesk bij het pilotproject.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
2.3 2.3.1
16 / 36
Het management van BIM werkprocessen Aansprakelijkheid gedurende het samenwerkingsproces en daarna
Wanneer partijen samenwerken zijn zij individueel of gezamenlijk verantwoordelijk voor het behalen van resultaten. Hierbij komt het (juridische) aspect naar voren van aansprakelijkheid gedurende het samenwerkingsproces en daarna. Tot een bepaalde hoogte is er een verband met dit punt en het de aansprakelijkheidsverzekeringen van de betrokken partijen van het gehele project. Er zijn twee opties beschikbaar voor het omgaan met dit juridische punt: • Individuele aansprakelijkheid. Deze optie heeft als uitgangspositie dat partijen verantwoordelijk zijn voor hun eigen fouten en de gevolgen van deze fouten. Het is waarschijnlijk dat de individuele aansprakelijkheid gedekt worden door de aansprakelijkheidsverzekering van de desbetreffende partij. • Gedeelde aansprakelijkheid. Deze optie heeft als uitgangspositie dat partijen afspreken om de gezamenlijk aansprakelijk te zijn en daarmee gezamenlijk verantwoording af te dragen richting de opdrachtgever. Het is waarschijnlijk dat partijen hier ondersteuning bij nodig hebben in de vorm van een (gedeelde) aansprakelijkheidsverzekering. • Daarnaast hebben partijen meestal een waarschuwingsplicht. Met betrekking tot waarschuwingsverplichtingen zijn er zijn twee vormen van inlichtingen: • Waarschuwingsplicht oftewel de verantwoordelijkheid dat een partij andere partijen in moet lichten of op de hoogte moet stellen wanneer geconstateerd wordt dat deze één of meerdere fouten maken. In het eerste geval draait het om het bewustzijn van, en de verbondenheid tussen partijen gedurende het samenwerkingsverband. Hiervoor is zelfmotivering nodig van partijen om anderen op de hoogte te stellen van zaken en om aanwijzingen te geven (wanneer nodig), ook al zijn er geen directe consequenties verbonden aan de fout voor de partij die de fout constateert. Kortom, het gaat om het gedrag van partijen. • Een systematische inlichting van partijen, bijvoorbeeld op het moment dat een geaggregeerd BIM wordt gegenereerd. Dit punt draait om de afspraken die gemaakt worden voor momenten dat er problemen gevonden worden (bij de aggregatie van modellen). Wanneer te weinig informatie beschikbaar is, ontstaan problemen omdat partijen informatie missen. Bij teveel informatie wordt het steeds waarschijnlijker dat partijen de informatie gaan negeren. Het is dus van belang dat partijen vooraf duidelijk definiëren wat voor informatie zij nodig hebben om hun werk adequaat te kunnen doen. Bij een aanpak volgens “Central BIM” (met een centrale database), is er behoefte aan het zorgvuldig bijhouden welke wijzigingen projectleden maken in het bouwinformatiemodel. Bij gesynchroniseerde werkzaamheden is het moeilijk, maar essentieel, om vast te stellen welke partij de oorzaak is van een probleem en wie dit probleem vervolgens dient op te lossen in het bouwinformatiemodel (en hoe). Bij de BIM-aanpak volgens een “Central BIM” is het belangrijk dat partijen afspraken maken over het bouwinformatiemodel als een ‘virtueel eindproduct’, de structuur van de bouwinformatiemodel, het detailniveau van het bouwinformatiemodel, en de tools/functionaliteiten van het bouwinformatiemodel. Het bepalen van aansprakelijkheden gedurende het samenwerkingsproces is in de aanpak “Aggregate BIM” relatief gemakkelijk, omdat aansprakelijkheid voor een bepaald discipline bouwinformatiemodel in eerste instantie ook rust bij de desbetreffende discipline. Er kunnen wel complicaties ontstaan met betrekking tot aansprakelijkheden/verantwoordelijkheden wanneer dubbele objecten gegenereerd zijn. Het is belangrijk om te stimuleren dat partijen elkaar inlichten als/wanneer deze fouten ontdekt worden, ook als deze fouten geen consequenties hebben voor de partij die de fout ontdekt. Partijen kunnen akkoord bereiken op een ‘collectieve verplichting’ om gedurende het genereren van het geaggregeerde bouwinformatiemodel expliciet fouten aan te geven in het eigen
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
17 / 36
bouwinformatiemodel, of het bouwinformatiemodel van andere partijen. Hier gaat het over het inlichten van partijen, oftewel een waarschuwingsplicht. 2.3.2
Sturing van de samenwerkingsprocessen
Wanneer partijen samenwerken, is er vaak behoefte aan sturing en management. Naast dat er keuzes gemaakt worden over wie deze taak zal gaan uitvoeren (zie hiervoor hoofdstuk 3), heeft een (juridisch) aspect betrekking op welke manier gestuurd gaat worden. Ongeacht welke aanpak gekozen wordt, zijn er twee opties met betrekking tot management en sturing. - Productgeoriënteerde sturing. - Procesgeoriënteerde sturing. Het verschil komt vooral voort uit het feit dat BIM partijen kan ondersteunen bij het realiseren van het product (virtueel eindproduct), en/of het proces dat beïnvloed wordt door het gebruik van BIM. Hieronder wordt verder ingegaan op verschillende varianten. • Productgeoriënteerde sturing. Deze optie draait om het management van bouwinformatiemodellen als product, en richt zich op de kwaliteit van de informatie/data in relatie tot het detailniveau. Hierover worden afspraken gemaakt met de betrokken partijen. Management van het ‘product’ is gebaseerd op de functionaliteiten en het gebruik van het bouwinformatiemodel en BIM-gerelateerde tools (bijv. functionaliteiten van de BIM-server). Het management van de structuur van het bouwinformatiemodel is gebaat bij een actor met expertise op het gebied van bestand- en informatie-uitwisseling, toegangsrechten tot het bouwinformatiemodel, en de gedefinieerde standaarden die in het bouwinformatiemodel gebruikt worden. • Procesgeoriënteerde sturing. Deze optie richt zich op het managen van het project en projectprocessen, welke – uiteindelijkbeïnvloed worden door de geselecteerde BIM-aanpak. Deze optie is gebaat bij een actor die een rol vervult van het managen en coördineren van zowel project- als BIM-werkzaamheden, en de autoriteit heeft om samenwerkende partijen aan te sturen richting projectdoelstellingen en BIM-gerelateerde doelstellingen. Deze rol kan vervuld worden door een partij welke continu betrokken is en ook verantwoordelijk is voor het management van BIM-werkprocessen gedurende het gehele project. Het is ook mogelijk dat partijen de verantwoordelijkheid nemen voor het managen van BIM-werkprocessen gedurende een projectfase, op basis van hun verantwoordelijkheden gedurende die projectfase (bijv. dat een ontwerper verantwoordelijkheid draagt gedurende de conceptuele ontwerpfase, of een aannemer gedurende de realisatiefase). Bij de procesgeoriënteerde sturing van BIM-projecten is het belangrijk dat projectfases en mijlpalen bepaald worden, ongeacht welke soort sturing van toepassing is. Partijen kunnen hier kiezen om traditionele projectfases en mijlpalen te kiezen, of om BIM-specifieke projectfasen en BIM-mijlpalen te kiezen (deze laatste kunnen gebaseerd zijn op Level of Detail (LoD) die afgesproken wordt voor elke fase).
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
18 / 36
3 (Juridische) positionering BIM-gerelateerde taken Uiteindelijk moeten er bij elk project bepaalde taken uitgevoerd worden. Bij BIM-projecten zijn er, naast gebruikelijke taken, ook BIM-gerelateerde taken. Het is belangrijk dat alle taken ondergebracht worden, en dat het duidelijk is wat de taakverdeling is. Immers, bij taken horen verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden. Als taken over het hoofd worden gezien, zal de opdrachtgever daar waarschijnlijk uiteindelijk aansprakelijk voor zijn. Dit betekent dat afspraken gemaakt moeten worden over welke taken bij welke partij neergelegd worden. Het ligt voor de hand hiervoor te kijken naar bestaande algemene voorwaarden. Juridisch is 6 dit niet ingewikkeld . In paragraaf 3.1 wordt eerst aangegeven welke BIM-gerelateerde taken er zijn. Hoewel deze taken niet altijd van toepassing hoeven te zijn, en de opsomming niet als volledig moet worden beschouwd, wordt er wel een goed overzicht gegeven van aan welke taken gedacht moet worden. Taken kunnen uitgevoerd worden door reeds bestaande functies (bijv. architecten, adviseurs, projectmanagers). Als gevolg van de juridische implicaties gerelateerd aan het gebruik van BIM, is het soms mogelijk dat bepaalde zaken niet gedekt zijn door reeds bestaande functies. Daarom is het soms beter, of zelfs noodzakelijk, dat taken uitgevoerd worden door nieuw te definiëren functies en functieprofielen. Dit wordt verder behandeld in paragraaf 3.2. 3.1
Beschrijving van BIM-gerelateerde taken
Er is een inventarisatie gemaakt van BIM-gerelateerde taken, welke genoemd worden in tabellen B1, B2 en B3. Ten behoeve van overzichtelijkheid, zijn de BIM-gerelateerde taken gegroepeerd. • Een eerste groep taken heeft betrekking op ‘het creëren van een bouwinformatiemodel’. Met andere woorden taken die direct gerelateerd zij aan het genereren van een bouwinformatiemodel op basis van ontwerpen en bouwinformatie (‘het vullen van het bouwinformatiemodel’’). • Een tweede groep taken heeft betrekking hebben op de ICT-infrastructuur van BIM wat zowel hardware als software kan betreffen. Bijvoorbeeld: het configureren van de BIM-server, faciliteren van import-export en het gebruik van open standaarden. Hier hoort ook bij het combineren, samenvoegen of integreren van verschillende modellen. • Een derde groep taken betreft het bezig houden met project- en procesmanagement, voor zover deze beïnvloed worden door het gebruik van BIM. Zoals vermeld wordt deze groepering alleen gebruikt ten behoeve van overzicht. Daarnaast moet vermeld worden dat deze lijsten van taken niet altijd van toepassing hoeven te zijn, of dat de takenlijsten volledig zijn. Wel geven de tabellen een goede indicatie van welke taken er allemaal (kunnen) zijn bij projecten met BIM. Verder is per groep ook een rangorde aangegeven waarbij belangrijke taken eerst genoemd worden. De rechter twee kolommen van elke tabel illustreren de twee keuzemogelijkheden die partijen hebben als het gaat om de positionering van de taken. 1. De taak wordt ondergebracht bij een reeds bestaande functie (bijv. een architect, constructeur) waarbij de taak wordt toegevoegd aan het functieprofiel van de desbetreffende functie; of 2. De taak wordt ondergebracht bij een nieuwe functie wat betekent dat een nieuwe partij bij het project betrokken wordt.
6
Gulijk, S. van, & Muller, L.H. (2011). Het belang van coördinatie bij nevenaanneming: Een aantal specifieke problemen met betrekking tot de coordinatieovereenkomst en een pleidooi voor multilaterale communicatie. Tijdschrift voor Bouwrecht, 2011(4), 315-321.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
19 / 36
Ter illustratie: een belangrijke taak is het maken van een model en contact houden met andere actoren. Een architect, constructeur of installatieadviseur zou deze taak op zich kunnen nemen (naast zijn ‘traditionele taken’) of een nieuwe partij kan ingeschakeld worden om deze taak op te pakken. In paragraaf 3.2. zal ingegaan worden op de twee keuzemogelijkheden. Tabel B1. Overzicht van taken met betrekking op ‘het creëren van een bouwinformatiemodel’.
Taken met betrekking op ‘het creëren van een bouwinformatiemodel’. Met andere worden taken die direct gerelateerd zij aan het genereren van een BIM op basis van ontwerpen en bouwinformatie (‘het vullen van het BIM’). 1 Maken van het model en contact houden met andere actoren. 2 Modelleren van complexe geometrieën. 3
Modelleren van additionele, niet-standaard componenten.
4
Identificeren belangrijke elementen van het model.
5
Gebruiken van objecten die geleverd worden door leveranciers in bouwinformatiemodel. Verzamelen van informatie van andere partijen of modellen om het eigen bouwinformatiemodel te maken. Creëren van een standaard structuur voor het modelleren van bibliotheek-objecten. Voorbereiden van 2D-documenten vanuit eigen bouwinformatiemodel.
6 7 8
Keuze: ‘In bestaande functies onderbrengen’
Keuze: ‘Onderbrengen in een nieuwe functie’
Dit is een voorbeeld invultabel. De keuzes voor positionering van iedere taak of combinatie van taken dienen gemaakt te worden als onderdeel van de samenwerkingsafspraken tussen de actoren in het projectteam. Bij het invullen van de tabel, de namen van de bestaande of nieuwe functies dienen ook vermeld te worden.
Tabel B2. Overzicht van taken die betrekking hebben op de ICT-infrastructuur van BIM wat zowel hardware als software kan betreffen.
Taken die betrekking hebben op de ICT-infrastructuur van BIM wat zowel hardware als software kan betreffen.
1
Beheren van bestandsoverdracht (site) en toegangsrechten.
2
Controleren van de accuraatheid van het volledige bouwinformatiemodel, doorvoeren van de clash controls. Bepalen van ontwerptemplates.
3 4 5
6 7 8 9
Het up-to-date houden van BIM-structuur, infrastructuur en tools. Bepalen van de mechanismen voor bestandsuitwisseling en het beheren van projectdata. Tevens het bepalen van afspraken die nagekomen moeten worden met betrekking tot het controleren en beheren van verschillende versies van de bouwinformatiemodellen. In kaart brengen van uitwisselingseisen (Exchange Requirements) en IFC-klassen. Ontwikkelen en aanpassen van software ten behoeve van de BIM-integratie en BIM-proces. Omzetten en combineren van modellen van verschillende disciplines. Definiëren van de BIM-structuur en het detailniveau.
Keuze: ‘In bestaande functies onderbrengen’
Keuze: ‘Onderbrengen in een nieuwe functie’
Dit is een voorbeeld invultabel. De keuzes voor positionering van iedere taak of combinatie van taken dienen gemaakt te worden als onderdeel van de samenwerkingsafspraken tussen de actoren in het projectteam. Bij het invullen van de tabel, de namen van de bestaande of nieuwe functies dienen ook vermeld te worden.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
20 / 36
Tabel B3. Overzicht van taken met betrekking tot project- en procesmanagement.
Taken met betrekking tot project- en procesmanagement.
1 2 3 4
5 6
7
8
9
10
Adviseren opdrachtgever over het nut van BIM inclusief voor- en nadelen. Definiëren van lange termijn verantwoordelijkheden, inclusief de eigendom van het bouwinformatiemodel. Managen van mensen in het implementeren en/of beheren van het BIM-werkproces. Coördineren van het team gedurende het proces, door middel van het onderzoeken en evalueren van de doelstellingen met betrekking tot het BIM-werkproces. Vergaren van informatie van verschillende stakeholders Bepalen van de mechanismen voor bestandsuitwisseling en het beheren van projectdata. Tevens het bepalen van afspraken die nagekomen moeten worden met betrekking tot het controleren en beheren van verschillende versie van de BIM-modellen. Organiseren en houden van overleggen met opdrachtgevers andere relevante partijen om te bepalen welke modellen nodig zijn en welke partij verantwoordelijk zijn voor, en eigenaar zijn van individuele modellen. Verdelen van het projectwerkzaamheden over verschillende (groepen) modelleurs en het retourneren van modellen richting de modelleurs met gewenste aanpassingen. Het plannen van trainingen voor medewerkers zodat deze op de hoogte zijn van huidige en toekomstige versies van BIM-software. Nemen van besluiten bij definitieve review en goedkeuring van de bouwinformatiemodellen.
Keuze: ‘In bestaande functies onderbrengen’
Keuze: ‘Onderbrengen in een nieuwe functie’
Dit is een voorbeeld invultabel. De keuzes voor positionering van iedere taak of combinatie van taken dienen gemaakt te worden als onderdeel van de samenwerkingsafspraken tussen de actoren in het projectteam. Bij het invullen van de tabel, de namen van de bestaande of nieuwe functies dienen ook vermeld te worden.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
3.2
21 / 36
Mogelijke keuzes voor (juridische) positionering BIM-taken
In deze paragraaf wordt ingegaan op de mogelijke positionering van taken. Opdrachtgevers hebben, ongeacht de gekozen BIM-aanpak, twee opties om taken toe te wijzen. De opdrachtgever kan kiezen om de taak toe te kennen aan reeds bestaande functies (bijv. architect, ingenieursfuncties, projectmanagers, adviseur, etc.) of een nieuwe partij te contracteren om deze taak uit te voeren (bijv. softwareontwikkelaar, modelleurs, CAD-engineer, etc.). De laatste optie is bijvoorbeeld noodzakelijk als de benodigde expertise niet geleverd kan worden door reeds gecontracteerde partijen. Het is goed mogelijk dat partijen graag verantwoordelijk willen zijn voor meerdere, gerelateerde taken. Ook kan het voor de hand liggen dat opdrachtgevers bepaalde (soorten) taken graag bij specifieke partijen willen leggen. 3.2.1
Keuzeoptie 1: Positionering binnen huidige functie
Met het ‘positioneren binnen huidige functie’ wordt bedoeld dat taken als aanvullende verantwoordelijkheden toegevoegd kunnen worden aan partijen die al gecontracteerd zijn binnen een traditioneel project (bijv. architect, ingenieursbureau, aannemer, etc.). Er wordt dan geen extra partij gecontracteerd specifiek voor het vervullen BIM-gerelateerde taken. Wanneer gekeken wordt naar de verschillende taken (zie paragraaf 3.1), kan ook al gekeken worden hoe bepaalde rollen gepositioneerd kunnen worden. De taken die gegroepeerd zijn in Tabel B1, kunnen uitgevoerd worden door al bestaande ontwerp- en engineeringfuncties. Deze taken hebben betrekking op het ontwerpen en visualiseren in een 3Domgeving. Deze taken zijn in principe een uitbreiding op taken die normaliter onder de verantwoording vallen van ontwerp en engineering. Hiermee kan gesteld worden dat het mogelijk is om deze taken onder te brengen bij al bestaande functies in het ontwerp/engineering domein. Vergelijkbaar kunnen de taken van die gegroepeerd zijn in Tabel B3 ook ondergebracht worden bij al bestaande projectmanagementfuncties. Tot op bepaalde hoogte hebben de taken met betrekking tot project- en procesmanagement van BIM overlap met bestaande projectmanagementfuncties. Deze taken kunnen derhalve dus ondergebracht worden bij de partij die ook verantwoordelijk is voor projectmanagement. 3.2.2
Keuzeoptie 2: Positionering in nieuwe functie
Met het onderbrengen van taken in nieuwe functies wordt bedoeld dat sommige taken uitbesteed worden aan een nieuwe partij in aanvulling op de al gecontracteerde partijen (bijv. een BIM-specialist die door de opdrachtgever gecontracteerd wordt om betrokken te zijn gedurende verschillende fasen van het project). Het komt vaak voor dat taken die genoemd zijn in Tabel B2 uitbesteed worden aan een partij, die (nog) niet op andere wijze betrokken is bij het project.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
22 / 36
4 Conclusie In dit project binnen het TNO-MKB technologiecluster zijn twee doelstellingen gedefinieerd. De eerste doelstelling betrof het ontwikkelen van een Blauwdruk als basis voor (juridische) afspraken voor samenwerking in projecten met BIM. De tweede doelstelling betrof het creëren van een breed draagvlak in Nederland. Uit het project is verder gebleken dat de problemen die spelen in projecten met BIM, in essentie niet heel anders zijn dan de problemen die spelen in ‘traditionele’ projecten. Een verschil is wel dat deze problemen veel eerder aan het licht komen. Hiervoor moeten partijen nieuwe/andere afspraken maken. Hierbij is de Blauwdruk van toegevoegde waarde, omdat deze aan het begin van een project inzicht kan bieden in de aspecten waarop het maken afspraken wenselijk is. Deze Blauwdruk is ontwikkeld en vervolgens getoetst door TNO, MKB-deelnemers, en juridische experts. Met betrekking tot de eerste doelstelling, er is geconcludeerd dat de Blauwdruk een belangrijke stap is richting een basis voor (juridische) afspraken. De Blauwdruk dekt de belangrijkste juridische aspecten af, en maakt inzichtelijk welke belangrijke aspecten een rol spelen wanneer het gaat om samenwerking in projecten met BIM. Let wel, deze Blauwdruk is geen juridisch document is. In de Blauwdruk worden aandachtspunten benoemd, maar geen juridische oplossingen aangereikt, wat ook niet de bedoeling is. De Blauwdruk kan op dit moment al gebruikt kan worden door partijen die aan de slag willen gaan met BIM in projecten. Het kan namelijk dienen als onderlegger voor het maken van werkafspraken, bijvoorbeeld in de vorm van BIM-protocollen. Wel is in het project bevonden de dat verdere doorontwikkeling van de Blauwdruk wenselijk is. Het maken van werkafspraken, bijvoorbeeld in de vorm van BIM-protocollen, is bijzonder nuttig voor partijen. Het is echter wel van belang om te beseffen dat dergelijke afspraken nog geen ‘juridische status’ hebben zolang deze afspraken niet zijn opgenomen in een contract. Voor het oplossen van geschillen (juridische conflicten) is dit wel van belang. De doorontwikkeling van deze Blauwdruk tot een document met juridische status is daarmee een belangrijke vervolgstap. Een van de eerste stappen richting dit doel is om te bepalen elke route het meeste geschikt is. Er zijn verschillende opties mogelijk. Een eerste optie is om te kijken naar de koppeling tussen Blauwdruk en bestaande contracten. Een tweede optie is om een BIM-addendum voor bestaande contracten te ontwikkelen. Een derde optie is om bestaande contracten te herzien. Het betrekken van ICT-recht naast Bouwrecht is hierbij van belang. In dit project is gewerkt aan het creëren van een breed draagvlak in Nederland, dit was dan ook de tweede doelstelling van dit project. Het aantal (verschillende) partijen dat betrokken is geweest in dit project is al een teken van dit brede draagvlak. Ditzelfde draagvlak biedt bovendien de basis voor de verdere ontwikkeling en implementatie van deze Blauwdruk, en de te ontwikkelen juridisch document zoals de algemene voorwaarden voor projecten met BIM.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
23 / 36
A. Annex 1: Casestudie bevindingen Casus 1 (bijdrage Birgit Hopff – Bloeii Advies & Ontwikkeling) Het project in deze casus betreft een nieuw gezondheidscentrum. Enkele kenmerken van dit project 2 3 zijn een vloeroppervlak van 560 m en een volume van ongeveer 1800 m . Het project geldde ook als een pilot-project voor werken met BIM, wat geïnitieerd werd door Bloeii Advies & Ontwikkeling. Dit advies en ontwikkelbureau trad in dit project op als gedelegeerd opdrachtgever en contracteerde naast een aannemer ook een modelbeheerder.
In het project werkten partijen met disciplineafhankelijke software en deelmodellen. Deze deelmodellen werden regelmatig samengevoegd tot een integraal bouwinformatiemodel. Dit gebeurde op basis van het IFC uitwisselingsformaat (en volgt de filosofie van de “Open BIM”). Voor het managen van het project werd uitgegaan van projectfases. De fases die onderscheiden werden waren As-wished, As-promised, As-ordered, en As-built. Per fase werd een integraal gebouwmodel opgeleverd. Enkel uit het integraal gebouwmodel afgeleide stukken werden gebruikt voor het verkrijgen van bouwvergunningen, het maken van kostenberekeningen en het uitvoeren van clash detection, etc.
(Juridische) aspecten met betrekking tot samenwerking met behulp van BIM De tabel op de volgende pagina heeft dezelfde structuur/opbouw als de Blauwdruk in het hoofdrapport. In de tabel is per (juridisch) aspect aangegeven hoe er omgegaan is met dit aspect in dit specifieke project.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
24 / 36
(Juridisch) hoofdaspect 2: ‘Zeggenschap en competenties bij selectie van BIM software, platform en/of standaarden’
(Juridisch) hoofdaspect 1: ‘Eigendom van BIM modellen / dataset’
Table A-Case 1 Overzicht van afspraken gemaakt in casus 1.
Rechten op intellectuele kennis die zich bevindt in het bouwinformatiemodel Dit aspect vormde geen (juridisch) probleem in dit project, omdat partijen met een eigen Aspect-modellen werkten. Eigendom van het bouwinformatiemodel (als virtueel gebouw / eindproduct) In het project werd een integraal gebouwmodel gecreëerd als resultaat van het aggregeren van Aspect-modellen. Dit integrale gebouwmodel was eigendom van de opdrachtgever. De opdrachtgever was dus verantwoordelijk voor het integrale gebouwmodel dat gebruikt werd voor formele documenten. Dit hield niet in dat de opdrachtgever de rechten bezat om de intellectuele kennis in dit geaggregeerde BIM te (her)gebruiken. Zeggenschap bij de selectie van BIM software, platform en/of standaarden In de gekozen aanpak waren partijen vrij om gebruik te maken van de software die zij zelf prefereerden. Voor de informatieoverdracht ten behoeve van het genereren van een integraal bouwinformatiemodel werd gebruik gemaakt van IFC standaard. De verantwoordelijkheid voor het aanleveren van volledig bruikbare en uitwisselbare informatie op basis van IFC is contractueel nadrukkelijk vastgelegd en vormt een belangrijk onderdeel van de verplichting van de partijen, op basis hiervan is de keuze vooreigen software vrijgesteld SOLIBRI software werd gebruik om de kwaliteit van het integrale gebouwmodel te controleren. Dit werd gedaan door de modelbeheerder die gekozen was door de opdrachtgever. Competenties van de betrokken partijen met betrekking tot de gekozen software, platform en/of standaarden Dit aspect vormde geen (juridisch) probleem in dit project omdat partijen met een bekende software konden werken.
(Juridisch) hoofdaspect 3: ‘Management van BIM werkprocessen'
Aansprakelijkheden gedurende het samenwerkingsproces en daarna’ De aansprakelijkheid met betrekking tot de vakkundige inhoud (gebouw) was hetzelfde als in een traditioneel proces. Wel werd er gezamenlijk per fase (zie ook het aspect sturing hieronder) formeel een integraal gebouwmodel opgeleverd. Met betrekking tot problemen in het integraal bouwinformatiemodel werd geacht dat partijen tijdens overleggen deze zouden bespreken en gezamenlijk zouden besluiten wie het probleem zou gaan oplossen. Wanneer hier geen consensus over werd gevonden, had de opdrachtgever het recht om een partij te kiezen die vervolgens verantwoordelijk werd om het probleem op te lossen. De modelbeheerder was verantwoordelijk om fouten in het integrale gebouwmodel te signaleren en probleemeigenaren aan te wijzen. Deze zouden het probleem vervolgens bespreken en oplossen. Wanneer het ging om fouten binnen het geaggregeerde BIM, dan was de opdrachtgever verantwoordelijk om deze problemen op te lossen. Sturing van de samenwerkingsprocessen die gepaard gaan met de inzet van BIM In dit project is gekozen voor proces georiënteerde sturing, hoewel er duidelijk (tussen)resultaten waren per fase in de vorm van een formeel opgeleverd integraal gebouwmodel. Er was een BIM-protocol voor de manier waarop informatie in het integrale gebouwmodel komt en hoe informatie uit het integrale gebouwmodel gehaald mocht worden. De verschillende deelmodellen werden op regelmatig basis geaggregeerd (elke 1 á 2 weken).
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
25 / 36
(Juridische) positionering BIM-gerelateerde taken Taken met betrekking tot het creëren van Aspect-modellen werden in ondergebracht bij de partijen die reeds verantwoordelijk waren voor ontwerp en engineering. Hiervoor werd geen nieuwe partij betrokken bij het project. Wat te zien is dat bepaalde taken ondergebracht zijn bij een nieuwe functie. In dit project betrof dit de BIM-beheerder. In het project was een afzonderlijke partij hiervoor ingeschakeld die bij alle fases van het project betrokken was. Dit hield o.a. de volgende taken in: • Integreren van verschillende deelmodellen van architect, constructeur en installateur. • Clash detection met het integrale bouwinformatiemodel. Na voltooiing van het integrale gebouwmodel, werd het integraal bouwinformatiemodel (als IFC bestand) gestuurd naar leveranciers voor uiteindelijke productie. Bloeii Advies & Ontwikkeling trad in dit project op als (BIM) projectmanager. Naast de traditionele projectmanagementtaken, werd Bloeii Advies & Ontwikkeling ook verantwoordelijk voor de implementatie van BIM. Belangrijke lessen • In het project is afgestapt van gebruikelijke faseringen. In plaats daarvan werd gebruik gemaakt van de fasering volgens : As-wished, As-promised, As-ordered, en As-built. • Het gebruik van IFC bij de gekozen aanpak waarbij partijen met deelmodellen werken. Het gebruik van IFC hielp de integratie van deelmodellen en zorgde dat de juiste informatie uit het integrale bouwinformatiemodel gehaald kon worden. • Er was sprake van een duidelijke rol- en taakverdeling tussen de BIM-projectmanager en de BIM-beheerder.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
26 / 36
Casus 2 (bijdrage Wouter Zwerink – VDNDP) De tweede casus betreft een gebouw voor een geestelijke gezondheidszorginstelling. In het gebouw worden flexibele kantoren, therapieruimten, dagbesteding en de open- gesloten klinische afdeling 2 ondergebracht. Het gebouw heeft een vloeroppervlak van circa 11.000 m op een kavel van circa 2 7000 m .
De ontwikkelingscombinatie heeft diverse partijen gecontracteerd die de diverse disciplines behartigen. Dat wil zeggen elektra, werktuigbouwkundig, constructief en bouwkundig. De bouwkundige partij had als aanvullende taak om BIM-coördinatie te verzorgen. In het begin van het project is een document opgesteld met BIM-gerelateerde afspraken. Hierin zijn vooraf zoveel mogelijk zaken vast te leggen om eenduidigheid bewerkstellingen m.b.t. de uitwerking (bijv. niveau van detaillering, naamgeving, tekenafspraken, vergadercyclus etc.). Wekelijks (op donderdag) wordt verwacht dat modellerende partijen de modellen op een centraal document managementsysteem (Docstream) plaatsen. De volgende dag worden alle modellen getoetst zowel op technische als visuele clashes. Daarnaast word er getoetst of de uitwerking conform vastgelegde afspraken geschiedt. Op maandagen is er een sessie met de modelleurs waarin alles gezamenlijk bekeken en besproken wordt. Er wordt een prioritering vastgesteld ten aanzien van het oplossen van eventuele clashes. Dit gebeurt ‘live’ waarbij het model zichtbaar is op televisieschermen. Zodoende kunnen zaken direct bekeken worden en kunnen oplossingen voorgesteld worden. Aansluitend vindt er een overleg met het projectteam plaats. Het eerste deel van de vergadering wordt het model met gezamenlijk bekeken. De eventuele onoplosbare punten uit het voorgaande overleg worden hier besproken. Binnen deze setting kunnen deze punten in gezamenlijkheid worden afgehandeld. In eerste instantie heeft de opdrachtgever aangegeven dat men nog niet wist hoe om te gaan met het model in de beheerfase. Inmiddels zijn de gesprekken hierover gestart om het model toch een functie te geven met betrekking tot beheer en onderhoud. (Juridische) aspecten met betrekking tot samenwerking met behulp van BIM De ontwikkelingscombinatie heeft in dit project het initiatief genomen om een bepaalde BIM-aanpak te kiezen. Deze aanpak werd in het project een ‘gecoördineerd model’ genoemd, en is vergelijkbaar met de “Aggregate BIM”-aanpak. De ontwikkelingscombinatie schakelde een onafhankelijke partij in welke verantwoordelijk werd voor deelmodellen en het integrale bouwinformatiemodel. Op wekelijkste basis werden de deelmodellen geïntegreerd naar een integraal bouwinformatiemodel welke gebruikt werd voor clash detection. Formele deliverables voor bouwvergunningen, kostenschattingen, e.d. werden gebaseerd op deelmodellen. De aannemer had niet de intentie om het integraal bouwinformatiemodel voor de gehele levenscyclus van het project te gebruiken.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
27 / 36
(Juridisch) hoofdaspect 2: ‘Zeggenschap en competenties bij selectie van BIM software, platform en/of standaarden’
(Juridisch) hoofdaspect 1: ‘Eigendom van BIM modellen / dataset’
Table A-Case 2 Overzicht van afspraken gemaakt in casus 2.
Rechten op intellectuele kennis die zich bevindt in het bouwinformatiemodel Dit aspect vormde geen (juridisch) probleem in dit project, omdat partijen met eigen Aspect-modellen werkten. Eigendom van het bouwinformatiemodel (als virtueel gebouw / eindproduct) Dit aspect vormde geen (juridisch) probleem in dit project, omdat er geen ‘virtueel eindproduct’ opgeleverd diende te worden. Zeggenschap bij de selectie van BIM software, platform en/of standaarden De aannemer bepaalde dat partijen gebruik moesten maken van hetzelfde softwareprogramma (Autodesk Revit). Voor informatieoverdracht werd gekozen om dit te doen met behulp van IFC-standaarden, maar Revit werd wel als een alternatieve oplossing gezien wanneer er problemen zouden ontstaan met de uitwisseling op basis van IFC. Autodesk Navisworks werd gebruikt voor het uitvoeren van clash detection. Competenties van de betrokken partijen met betrekking tot de gekozen software, platform en/of standaarden Er is aandacht gegeven aan de competenties van gebruikers in het BIM-protocol.
(Juridisch) hoofdaspect 3: ‘Management van BIM werkprocessen'
Aansprakelijkheden gedurende het samenwerkingsproces en daarna’ Er zijn geen speciale afspraken gemaakt met betrekking tot aansprakelijkheden. Formele documenten werden in 2D voorbereid, welke voortkwamen uit de verschillende disciplinaire modellen. Partijen waren aansprakelijk voor hun eigen disciplinaire modellen, en de (formele) stukken die gebaseerd waren op deze modellen. Sturing van de samenwerkingsprocessen die gepaard gaan met de inzet van BIM Het integreren van Aspect-modellen werd op wekelijkse basis uitgevoerd. Omdat er in het project (in eerste instantie) geen behoefte was aan een bouwinformatiemodel als ‘virtueel eindproduct’, bleef het management van dit integrale bouwinformatiemodel een probleem gedurende het proces. Voor de taakverdeling in dit project is een deel van de DNR (standaard taak beschrijving) opgenomen.
(Juridische) positionering BIM-gerelateerde taken In dit project heeft de ontwikkelingscombinatie een externe partij ingeschakeld als ‘BIM-coördinator’, welke taken op zich nam gerelateerd aan beheer en projectmanagement. De BIM-coördinator was verantwoordelijk voor het BIM-protocol en voor het uitvoeren van clash detection gedurende het proces. Verder was de BIM-coördinator verantwoordelijk voor het controleren of alle ontwerpelementen gemaakt waren. De taken die gerelateerd waren aan het creëren van de disciplinaire deelmodellen lagen bij de partijen die ook verantwoordelijk waren voor het ontwerp. Deze taken werden dus niet aan een nieuwe partij uitbesteed, maar ondergebracht binnen bestaande functies. Belangrijke lessen • Gebruik van native bouwinformatiemodel (Revit) bij een BIM-aanpak volgens “Aggregate BIM”aanpak. • Gecombineerde rol van de BIM-projectmanager en de BIM-ICT specialist, welke uitgevoerd werd door een onafhankelijke partij ( ‘BIM-coördinator’). • De aannemer was de ‘klant’ en dit betekende dat het doel vooral gericht was op oplevering van het bouwproject.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
28 / 36
Casus 3 (bijdrage Erik Kooi – Spring Architecten) In deze derde cases word niet ingegaan op een specifiek project, maar op de ervaringen van een architectenbureau vanuit een aantal verschillende projecten. Hieronder wordt puntsgewijs ingegaan op de belangrijkste bevindingen de betrekking hebben op de belangrijkste (juridische) aspecten. -
-
-
Het bedrijf maakt gebruikt van een BIM-protocol zodat de verschillende betrokken partijen een gezamenlijke basis hebben en het over dezelfde zaken hebben. Hierbij worden geen juristen betrokken. Het bedrijf maakt gebruik van BIM ten behoeve van de het verbeteren van de kwaliteit die zij leveren, zelfs als er niet door de klant gevraagd wordt om BIM. Het bedrijf werkt met “Aggregate BIM”-aanpak en elke discipline werkt met een eigen Aspectmodel. Partijen die bij het project betrokken zijn zelden even ervaren met het gebruiken van BIM. Er is prake van duidelijke niveauverschillen met betrekking tot competenties en dit is een barriere voor de (verdere) implementatie van BIM en leidt tot fragmentatie. Er is nog steeds behoefte aan beroepsaansprakelijkheidsverzekeringen om financiële, juridische consequenties gevolg van fouten in het bouwinformatiemodel af te dekken. Het bedrijf schakelt geen onafhankelijke partij in maar verdeeld BIM-gerelateerde taken over de verschillende medewerkers binnen het project (het bedrijf initieert ook de implementatie van BIM). De andere projectpartijen doen hetzelfde. Er is geen formele taakverdeling van BIM-gerelateerde taken maar desalniettemin is de organisatiestructuur als goed bevonden.
Belangrijke lessen • In de praktijk worden veel zaken ‘natuurlijk’ geregeld, zonder dat er juristen bij betrokken worden. Het BIM-protocol in de projecten is hier een voorbeeld van. • Er is nog steeds sprake van fragmentatie tussen verschillende disciplines waar sommige nog steeds het werken met 2D tekeningen prefereren terwijl anderen met BIM willen werken. • De competenties binnen projectteams verschillen in termen van vaardigheden en kennis. Dit verhindert de mogelijkheid om BIM maximaal te benutten. • Gebrek aan bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeringen zorgt ervoor dat partijen terughoudend zijn om BIM te gebruiken in projecten. • Ook al is BIM een concept om virtueel samen te werken en te samen te ontwerpen, er is nog steeds een behoefte de mogelijkheid om fysiek (face-tot-face) met mensen te kunnen overleggen.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
29 / 36
Casus 4 (bijdrage Daniël De Witt – DWA) Net als in de derde casus, beschrijft de vierde casus ook de algemene praktijkervaringen met BIM. In dit geval de ervaringen van een adviesbureau dat diensten levert voor het ontwerp van duurzame concepten en advies op het gebied van installaties, constructie en beheer en onderhoud van gebouwen. Hieronder wordt puntsgewijs ingegaan op de belangrijkste bevindingen de betrekking hebben op de belangrijkste (juridische) aspecten. -
-
-
-
Het bedrijf is op zoek naar een goed BIM-protocol waarmee officiële afspraken gemaakt kunnen worden met de verschillende projectpartijen. Het BIM-protocol om echter wel dynamisch zijn, zodat het bij elk project aangepast kan worden. Momenteel is er geen sprake van juridische afspraken waarmee partijen contractueel gebonden zijn aan punten op het gebied van BIM. Het bureau ziet zowel de voordelen van beide BIM-aanpakken (“Central BIM” en “Aggregate BIM”). Echter, in de huidige praktijk wordt er eigenlijk alleen gewerkt met 3D modellen en clash detection. Er is behoefte om verder te gaan dan alleen ‘little BIM’ en en de gehele keten te betrekken. Daarmee wordt er meer gebruik gemaakt van de mogelijkheden van het werken met BIM. Er wordt gebruik gemaakt van verschillende software in verschillende projectfases. Er is bovendien sprake van een slechte schakel tussen deze software (bijvoorbeeld BriefBuilder en Revit). De projectfasering zou gewijzigd moeten worden zodat alle fases van een project (initiatie, ontwerp, realisatie en onderhoud) voldoende aandacht krijgen met betrekking tot systems engineering en samenwerking van partijen. Het bedrijf neemt verschillende managementtaken voor haar rekenen met betrekking tot de implementatie van BIM in project (het bedrijf neemt de rol aan als BIM-manager). Bij projecten waar het bedrijf niet betrokken is als energieadviseur, levert het bedrijf ook onafhankelijke BIMmanagementdiensten.
Belangrijke lessen • • •
•
Er is vraag naar een checklist voor de implementatie van BIM in projecten, waarmee officiële overeenkomsten tussen projectpartijen gesloten kunnen worden. De kwaliteit van de output (juistheid van kostenschattingen) is nog steeds een probleem dat het breder gebruik van BIM tegengaat. Er moet niet een specifiek focus zijn op ‘little BIM’ (eigen deelmodellen), omdat partijen veel meer voordelen kunnen behalen door te werken met “Central BIM” of “Aggregate BIM” welke gebruikt kan worden gedurende verschillende projectfases. Voor projecten met BIM moet gebruik gemaakt worden van een andere fasering dan de fasering die traditioneel wordt gebruikt. Er moet gebruik gemaakt worden van specifieke software die aan elkaar verbonden is, ongeacht de fase.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
30 / 36
B. Annex 2: Wet –en regelgevingsfactoren Onderstaande lijst geeft een (niet uitputtend) overzicht van de publieksrechtelijke regelgeving op het gebied van informatiebeheer waaraan de partijen –met name bij aanbesteding en contractering waar publieke partijen betrokken zijn– moet voldoen (bijvoorbeeld in relatie tot de vraag: “Hoe zit het als ik van de opdrachtgever moet voldoen aan een bepaalde norm?”). Hoewel de onderscheiding publiek- en privaatrecht enigszins te hard aangezet wordt, is het toch zinnig om onder het kopje publiekrechtelijk de wet- en regelgeving op het gebied van informatiebeheer kort aan de orde te stellen en te beschouwen in welke mate dat implicaties heeft voor het werken met BIM-men. Denk hier bijvoorbeeld aan de kwestie van de betrouwbaarheid van de uit te wisselen informatie . Er zitten verschillende kanten aan de vraag naar de juridische implicaties van het werken met BIM. De verschillende kanten hebben betrekking op de publieksrechtelijke kant van informatiebeheer (macro), regelgeving van contractuele aard op projectniveau (micro), en project-overstijgende aspecten (meso). Op publiekniveau (macroniveau): •
Algemene Rijksvoorwaarden voor het verstrekken van opdrachten tot het verrichten van diensten. − http://wetten.overheid.nl/BWBR0030119/geldigheidsdatum_21-03-2013
•
NEN-ISO 15489 `Informatie- en archiefmanagement' biedt een algemeen overkoepelend kader, waarop organisaties hun informatiehuishouding kunnen baseren.
•
Burgerservice code. − Met name het artikel met betrekking tot: Digitale betrouwbaarheid (vertrouwelijkheid gegevens en zorgvuldige archivering)
•
Algemene wet bestuursrecht − Verkeer tussen burgers en overheid (bestuursorganen). − Een zeer uitputtende wet: http://www.st-ab.nl/awb-inhoud.htm
•
Wet elektronisch bestuurlijk verkeer − Versie 29 april 2004. http://www.st-ab.nl/1-04214.htm
•
Archiefwet 1995 − Revisie 13-5-2010 ( heel vers). http://wetten.overheid.nl/BWBR0007748/geldigheidsdatum_1305-2010
•
Auteurswet − Hier bedoeld de auteurswet van 1912. http://www.wetboek-online.nl/wet/Aw.html
•
Databankenwet − wet van 8 juli 1999. http://www.ivir.nl/wetten/nl/databankenwet.html
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
31 / 36
•
VIR-BI − 1 maart 2004: alles over beveiligen van documenten. http://www.erfgoedinspectie.nl/archieven/wet-en-regelgeving/overigeinformatiewetgeving/besluit-voorschrift-informatiebeveiliging-rijksdienst-bijzondere-informatievir-bi
•
Compatibiliteitswet − Vervangen door de wet beheer financiën van het Rijk. http://www.stab.nl/wetten/0063_Comptabiliteitswet_2001.htm
•
Wet bescherming persoonsgegevens − Omgaan met gegevens van en over personen. http://www.justitie.nl/onderwerpen/opsporing_en_handhaving/wbp/
•
Wet elektronische handtekening − Wat mag wel en niet met een handtekening in digitale verwerking. https://www.pinkroccadecsp.nl/docs/030521weteh.pdf
•
Wet openbaarheid van bestuur − Wat mag het bestuur en wat niet als het publiek informatie wil. http://wetten.overheid.nl/BWBR0005252/geldigheidsdatum_30-05-2010
•
Inrichtingsafspraken Digitale Informatievoorziening − Digitale informatieverwerking. http://www.gemeentearchief.rotterdam.nl/docs/informatie_en_archiefbeheer/presentaties/versla g_ozobijeenkomst_091107.pdf
•
Richtlijn metadata van het Rijksarchief − http://www.archief.nl/informatiebeheer-archiefvorming/metadata
Op projectniveau (microniveau) en project-overstijgend niveau (mesoniveau) speelt het contractenrecht en vragen naar aanbestedingsrecht voor zover betreffende een specifieke aanbestedingsprocedure, een specifieke uitvraag. Door de contractuele aspecten spelen vervolgens nog de verschillende bouwcontractmodellen, evenals de relatie van opdrachtnemers met onderopdrachtnemers. BIM is bedacht en ontwikkeld ter ondersteuning van de samenwerking. Het is daarom heel belangrijk om samenwerkingsvormen, bouworganisatievormen en contractvormen goed te definiëren en te plaatsen in de strategische context van het bouwproces. Wat de chronologie van projecten betreft, is het van belang een onderscheid te maken in de precontractuele fase (valt samen met de aanbestedingsrechtelijke fase), de contractuele en de postcontractuele fase. •
•
Zodra de opdrachtgever beslist de ketenpartijen te betrekken bij het bouwproces ontstaat samenwerking. Deze samenwerking kan verschillende vormen nemen, bijvoorbeeld: opdrachtgever – opdrachtnemer relatie, alliantierelatie waaronder co-makership en andere consortiumvarianten, en partnering waaronder publiek-private samenwerking (PPS). De gekozen samenwerkingsvorm vertaalt zich in de organisatievorm van het bouwproject. De meest bekende bouworganisatievormen zijn: Traditioneel, Bouwteam, Design-and-Build (DB), Design-Build-Maintain (DBM), Design-Build-Finance-Maintain (DBFM), Design-Build-FinanceMaintain-Operate (DBFMO), en Integrated Project Delivery (IPD).
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
•
32 / 36
Afspraken voor de samenwerking volgens de gekozen bouworganisatievorm worden formeel vastgelegd in het contract. RWS maakt meestal gebruik van de standaard contractmodellen en 7, 8 voorwaarden zoals DNR, UAVgc of Bouwteam.
In het kort, de implicaties van een BIM-aanpak voor de verschillende bouworganisatievormen 9 kunnen als volgt beschouwd worden . • BIM is toepasbaar voor alle bouworganisatievormen. Verschillende functionaliteiten van BIM zijn op verschillende manieren inzetbaar en bieden meerwaarde voor iedere bouworganisatievorm. • De huidige aanbestedingsregelgeving, vooral met betrekking tot openbare aanbesteding, is niet helemaal geschikt voor het vormen van een BIM-gebaseerde open en integrale samenwerking tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers, doordat er altijd harde scheidingen zijn van rollen en verantwoordelijkheden tussen partijen. Zo dient, bij geïntegreerde vormen zoals Design-and-Build de opdrachtgever het werk ‘los te laten’ na gunning; geïntegreerd betekent hier dus geen opdrachtgever-opdrachtnemer-integratie, maar de integratie tussen de ketenpartijen terwijl de opdrachtgever ‘erbuiten’ staat na aanbesteding. IPD en Bouwteam waarbij de opdrachtgever en de ketenpartijen wel integraal samenwerken, zijn echter wellicht minder geschikt voor openbare aanbesteding volgens de huidige aanbestedingsregelgeving.
7
Bruggeman, E.M., Chao-Duivis, M.A.B., Koning, A.Z.R. (2007). Praktijkboek Contracteren in de Bouw, Den Haag: Instituut voor Bouwrecht 2007
8
Chao-Duivis, M.A.B. (2009). Designing Ways to Involve the Contractor, in: Proceedings of International Conference on Changing Roles, Noordwijk aan Zee – The Netherlands. 9
Sebastian, R. (2011). Procurement Methods for BIM based Projects, in: Proceedings of Joint International Conference CIB W078 and W102, Sophia Antipolis – France.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
33 / 36
C. Annex 3: Internationale stand-van-zaken The literature review primarily focused on national and international BIM guidelines. We selected the countries and their guidelines based on the extensive degree of knowledge and/or practical experiences of the countries regarding their BIM implementations. Below, the list of the guidelines is presented. Country/institutions The Netherlands
Nordic countries
USA
Other countries
buildingSMART
Guidelines IPC report, 2012 Rgd BIM Norm 2012 RWS BIM verkenning en concept roadmap 2011 Finland: Senaatti BIM Requirements 2007/2009 en COBIM 2012 Denmark: BIPS 3D Working Method 2006 Norway: Statsbygg BIM Manual 2009 NBIMS 2009 IPD + IPD case books 2007/2009 US Army 2006 BIM Guides for general contractors 2006 ConsensusDOCS 2007 Australia: CRC National Guidelines for digital modelling and case book 2009 Singapore: CORENET planning and design submission and approvals 2012 Handbook 2010- under construction Various guidelines from BuildingSMART regional Chapters
The contexts of the guidelines reviewed differed such as focusing on certain actors (i.e. as RIBA Overlay 2012 for mainly architects), certain clients (i.e. Senaatti BIM Requirements 2007/2009 en COBIM 2012, BIPS 3D Working Method 2006, Statsbygg BIM Manual 2009 focused on public clients, or US Army 2006), certain projects (US Army 2006), or certain construction sectors (i.e. RWS for infrastructure projects, etc.). The steps taken during the literature research were as follows. Initially, we reviewed the Dutch guidelines due to two reasons. First, the TNO-MKB Technologiecluster-project was a Dutch SMEoriented project. Therefore, understanding the state-of-the-art of Dutch practice through examining national guidelines and the authorities were essential. Secondly, there were two guidelines developed by public authorities Rgd and RWS. These guidelines have been very recently released (dated 2011 and 2012) and encompassed more elaborated BIM practices with some indications of the associated legal issues. Afterwards, we reviewed the guidelines of the selected Nordic countries (i.e. Finland, Norway, and Denmark) due to the awareness of their longer experience in BIM practices. Since several years ago, the use BIM has been endorsed by the governments of these countries for building projects whose values exceed a certain level. The Norwegian government mandated the BIM practice with a budget over a certain amount in 2005 through Statsbygg. The Finnish government did this in 2007 through Senate Properties, and the Danish government similarly in 2007. Additionally, in 2012 publication series titled as “Common BIM Requirements 2012″ were released, which were the results of a broadly-based development project entitled COBIM.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
34 / 36
Then we looked into the BIM guidelines from the US, as this country has extensive BIM developments and implementations (i.e. mandatory use in US Army), Integrated Project Delivery method (IPD and IPD case book) by AIA California Council, and also certificate programs developed around BIM (i.e. Virtual Design and Construction VDC). More importantly, the ConsensusDOCs, a BIM legal protocol (addendum to contract), was also an US-based development. Next to the US, we also considered the BIM guidelines for architects by RIBA from the UK. Outside Europe and US, since recently, Australia and Singapore have been taking a structured approach to adopt BIM nation-wide. As Australia adopted and adapted the US approach, we took Australian guidelines into consideration in order to see differences and similarities that would help us to clarify the legal issues associated with BIM. We also included Singapore due to their practical experience in BIM projects and their recently published guidelines. The guidelines were released in 2012 and particularly focused on planning, design submission and approvals with BIM implementations. Singapore also has a government-initiated certified training program given by BCA Academy (the education and research arm of Singapore’s Building and Construction Authority). In addition to the national guidelines, we scanned the regional chapters of buildingSMART, the international platform for BIM IFC open standard. Based on literature review, the preliminary findings regarding BIM are represented in the next table. In this review, issues such as ownership of the BIM, costs and tasks related to BIM, and knowledge (competence) and qualification of BIM became important. The technical considerations such as model integration, level of details, tools and software, open standards were extensively defined in each guideline. As seen in table 3, we evaluated the guidelines/countries based on their degree of covering the issues and we graded them from 0 (not defined/included) to 5 (extensively identified). The first issue emerged in the literature review was the BIM ownership. The Nordic countries, US extensively focused on the ownership issue. In Nordic context, the guidelines emphasize the client ownership due to that public clients lead the BIM initiatives. In US context, there were different views regarding ownership due to the perspective of parties whom the guidelines refer to. (i.e. Contractors, US Army etc.). Since Australia adopted IPD, the implementations and guidelines were similar. In Nordic guidelines, as public clients lead the BIM initiatives, the guidelines did emphasize the client ownership. The second issue that became crucial to be defined was the costs related to BIM. The Nordic countries, the Netherlands, and Building Smart guidelines organization had no emphasis on cost issue. The Building Smart is an international consortium; therefore their guidelines might exclude the costs issue, as this is rather country-specific. The third issue emerged in the literature review was BIM-related tasks. These tasks in each guideline were extensively defined. However, we found that the roles that undertake the BIM-related tasks were not very clearly distinguished. In other words, the additional roles of existing functions and the new roles that arose with BIM implementations, but that could not be covered by the existing functions were not well-distinguished in any guideline. There were multiple terms used for similar roles as BIM modeller, BIM specialist, BIM coordinator, BIM manager. We realized that distinguishing the roles, responsibility areas and clear tasks was important to avoid any unforeseen conflicts between project parties. The fourth issue during the review was BIM knowledge and qualification. This issue had a strong relation with the roles and tasks mentioned earlier. During the literature review, we found that there was an imbalance among the guidelines regarding the user competences for BIM software and modelling tasks. The US Army 2006 defined BIM maturity levels; Nordic guidelines intensively defined BIM coordinator. Singapore became an advanced BIM country due to serious BIM qualification and
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
35 / 36
education, as organized by BCA and its partnering universities, polytechnics, and institutes of technical education, to include BIM training in their architecture and engineering curricula. BCA also has conducted seminars, talks and guest lectures on BIM throughout the year. BCA also involves in organizing intensive BIM training to equip graduating students with the BIM skills before they enter the industry. Through the government body, Singapore elevates the knowledge in BIM practice and introduces different kinds of qualification for students, fresh graduates or professionals want to use BIM in their projects. The existing BIM guidelines from the Netherlands do not elaborate a curriculum or introduce such a degree of knowledge or qualification program.
TNO-rapport | TNO 2013 R10877 | 1
36 / 36
Table Annex 3-1. Summary of the findings of the international/national BIM guidelines [graded from 0 (not defined/included) to 5 (extensively identified)].
NL
Nordic (FI, DK, NO)
US
Building Smart
Other Countries (AU, SG)
1
4
4
1
3 [AU]
b. BIM related cost
1
1
3
1
2 [AU]
c. BIM related tasks
4
5
5
4
4 [AU]
d. BIM Knowledge & Qualification
1
2
3
2
4
2 a. Procurement (tendering) method
3
2
5
1
4
2
4
1
1
4 [SG]
3 3
5 4
5 4
5 5
4 4
Organizational / Collaboration Aspects
1 a. BIM ownership
Techical Aspects
Quick Literature Scan
Background Considerations 3 a. Model Integration & Level of Details b. Tools, Software, and Open Standards
b. Relation with Laws & Regulations (especially for public bodies)
GUIDELINES
RGD (2011) [FI] Senati (2008), RWS COBIM (2012) IPC [DK] 3D Manual (2006)
BIM Roadmap US Army (2010) IPD (2007) NBIMS (2007) BIM Contractor's Guide (2006)
IFC 2x Edition 3 Model Implementation Guide (2009) and Current Updates
[AU] BIM Guidelines, Case Studies (2009) [SG] B.Smart Issues and Practice, RIBA Overlay (2012)