BIOLABO
Voorbereiding in de klas
INHOUD
1. Inleiding 2. Biodiversiteit in de schoolomgeving 2.1 materiaal 2.2 verloop 3. Biodiversiteit op aarde 3.1 materiaal 3.2 verloop 3.3 afsluiter
1. Inleiding Biolabo aan de poel in de Vlasroterbeek focust op de biodiversiteit van dit gebied. De spelers maken vooraf via 4 klasopdrachten kennis met: - biodiversiteit op aarde, - biodiversiteit in de schoolomgeving.
2. Biodiversiteit in de schoolomgeving 2.1 Materiaal - Zoekkaart vogels, insecten, zoogdieren, bomen, planten. (Gratis ontleenbaar in het documentatiecentrum van het Provinciaal Natuurcentrum, surf naar www.documentatiecentrum.be). - Voor elke leerling een papiertje met vogels, insecten, zoogdieren, bomen of planten. 2.2 Verloop Observeer de biodiversiteit in de schoolomgeving. - Geef elke leerling een papiertje met daarop één van volgende dier– en plantensoorten: vogels, insecten, zoogdieren, bomen, planten. Elke leerling neemt een leeg blad en een pen. - De leerlingen verdelen zich over de speelplaats of groene ruimte in de schoolomgeving. Ze kiezen een plek waar zij denken dat ze hun dier –of plantensoort kunnen observeren. - Leg determineertabellen voor de verschillende dier– en plantensoorten op een centrale plaats - De leerlingen noteren gedurende 15 minuten de namen van de dieren of planten die ze ontdekken met behulp van de determineertabellen. Bespreek na afloop de observaties van de spelers in de klas. - Van welke soort planten en dieren vonden we de grootste variatie? Van welke de kleinste? - Op welke plekken vond je jouw soort het meest? Wat heeft jouw soort nodig om gelukkig te kunnen leven? Benadruk bij deze laatste vraag dat biodiversiteit altijd samenhangt met de omgeving. In de woestijn, aan de kust, in het regenwoud of op de Noordpool leven telkens andere dier- en plantensoorten
3. BIODIVERSITEIT OP AARDE 3.1 Materiaal - 29 bonen of andere kleine materialen (dopjes, kurken, …). - 5 bladen met daarop schimmels, vissen, reptielen en amfibieën, vogels en zoogdieren. 3.2 Verloop Geef de leerlingen een idee van de biodiversiteit op aarde in de volgende oefening. - Geef de leerlingen 29 bonen. Leg in een cirkel in het midden van de klas 5 bladen met daarop geschreven: schimmels, vissen, reptielen en amfibieën, vogels en zoogdieren. - Vertel de leerlingen dat deze bonen alle schimmels, vissen, reptielen en amfibieën, vogels en zoogdieren voorstellen die er op aarde bestaan. 1 boon staat voor 4.000 soorten. Er zijn 29 bonen en dus 116.000 soorten van deze dieren en planten. - Geef de leerlingen 5 minuten tijd om de bonen te verdelen over de dier– en plantensoorten.
Dier– en plantencategorieën?
In bonen?
Verschillende soorten?
Insecten
237 bonen
950.000
soorten
Planten
67
bonen
270.000
soorten
Schimmels
18
bonen
72.000
soorten
5
bonen
19.000
soorten
Reptielen en amfibieën
3
bonen
10.500
soorten
Vogels
2
bonen
9.000
soorten
Zoogdieren
1
boon
4.000
soorten
Vissen
Bespreek de inschattingsoefening en koppel terug naar de echte cijfers. Vertel de leerlingen het onderstaande over insecten en planten die niet in de oefening zaten. - Verduidelijk dat je voor insecten 237 bonen nodig zou hebben in dit spel. Dat zijn 8 keer zoveel bonen als er in het spel zitten. - Verduidelijk dat je voor planten 67 bonen nodig zou hebben in dit spel. Dat zijn 2 keer zoveel bonen als er in het spel zitten. 3.3 Afsluiter Haal hier het begrip biodiversiteit aan. De cijfers uit de vorige oefening tonen aan dat de aarde een grote biodiversiteit kent. Dit wil zeggen dat er een grote verscheidenheid aan levensvormen is. Er zijn niet alleen veel dier– en plantencategorieën, binnen elke categorie zijn er opnieuw veel soorten. Zo bestaan er binnen de categorie insecten: spinnen, vliegen, slakken, … Ook binnen de soort slakken bestaan er enorm veel variaties. Gebruik het filmpje “Wat is biodiversiteit?” op www.biodiversiteit.com als afsluiter. Meer lesmateriaal over het thema vind je op www.ikgeeflevenaanmijnplaneet.indeklas.be.
BIOLABO
Voorbereiding in de klas
INHOUD
1. Inleiding 2. Biodiversiteit in de schoolomgeving 2.1 materiaal 2.2 verloop 3. Biodiversiteit op aarde 3.1 materiaal 3.2 verloop 3.3 afsluiter
1. Inleiding Biolabo aan de poel in de Vlasroterbeek focust op de biodiversiteit van dit gebied. De spelers maken vooraf via 4 klasopdrachten kennis met: - biodiversiteit op aarde, - biodiversiteit in de schoolomgeving.
2. Biodiversiteit in de schoolomgeving 2.1 Materiaal - Zoekkaart vogels, insecten, zoogdieren, bomen, planten. (Gratis ontleenbaar in het documentatiecentrum van het Provinciaal Natuurcentrum, surf naar www.documentatiecentrum.be). - Voor elke leerling een papiertje met vogels, insecten, zoogdieren, bomen of planten. 2.2 Verloop Observeer de biodiversiteit in de schoolomgeving. - Geef elke leerling een papiertje met daarop één van volgende dier– en plantensoorten: vogels, insecten, zoogdieren, bomen, planten. Elke leerling neemt een leeg blad en een pen. - De leerlingen verdelen zich over de speelplaats of groene ruimte in de schoolomgeving. Ze kiezen een plek waar zij denken dat ze hun dier –of plantensoort kunnen observeren. - Leg determineertabellen voor de verschillende dier– en plantensoorten op een centrale plaats - De leerlingen noteren gedurende 15 minuten de namen van de dieren of planten die ze ontdekken met behulp van de determineertabellen. Bespreek na afloop de observaties van de spelers in de klas. - Van welke soort planten en dieren vonden we de grootste variatie? Van welke de kleinste? - Op welke plekken vond je jouw soort het meest? Wat heeft jouw soort nodig om gelukkig te kunnen leven? Benadruk bij deze laatste vraag dat biodiversiteit altijd samenhangt met de omgeving. In de woestijn, aan de kust, in het regenwoud of op de Noordpool leven telkens andere dier- en plantensoorten
3. BIODIVERSITEIT OP AARDE 3.1 Materiaal - 29 bonen of andere kleine materialen (dopjes, kurken, …). - 5 bladen met daarop schimmels, vissen, reptielen en amfibieën, vogels en zoogdieren. 3.2 Verloop Geef de leerlingen een idee van de biodiversiteit op aarde in de volgende oefening. - Geef de leerlingen 29 bonen. Leg in een cirkel in het midden van de klas 5 bladen met daarop geschreven: schimmels, vissen, reptielen en amfibieën, vogels en zoogdieren. - Vertel de leerlingen dat deze bonen alle schimmels, vissen, reptielen en amfibieën, vogels en zoogdieren voorstellen die er op aarde bestaan. 1 boon staat voor 4.000 soorten. Er zijn 29 bonen en dus 116.000 soorten van deze dieren en planten. - Geef de leerlingen 5 minuten tijd om de bonen te verdelen over de dier– en plantensoorten.
Dier– en plantencategorieën?
In bonen?
Verschillende soorten?
Insecten
237 bonen
950.000
soorten
Planten
67
bonen
270.000
soorten
Schimmels
18
bonen
72.000
soorten
5
bonen
19.000
soorten
Reptielen en amfibieën
3
bonen
10.500
soorten
Vogels
2
bonen
9.000
soorten
Zoogdieren
1
boon
4.000
soorten
Vissen
Bespreek de inschattingsoefening en koppel terug naar de echte cijfers. Vertel de leerlingen het onderstaande over insecten en planten die niet in de oefening zaten. - Verduidelijk dat je voor insecten 237 bonen nodig zou hebben in dit spel. Dat zijn 8 keer zoveel bonen als er in het spel zitten. - Verduidelijk dat je voor planten 67 bonen nodig zou hebben in dit spel. Dat zijn 2 keer zoveel bonen als er in het spel zitten. 3.3 Afsluiter Haal hier het begrip biodiversiteit aan. De cijfers uit de vorige oefening tonen aan dat de aarde een grote biodiversiteit kent. Dit wil zeggen dat er een grote verscheidenheid aan levensvormen is. Er zijn niet alleen veel dier– en plantencategorieën, binnen elke categorie zijn er opnieuw veel soorten. Zo bestaan er binnen de categorie insecten: spinnen, vliegen, slakken, … Ook binnen de soort slakken bestaan er enorm veel variaties. Gebruik het filmpje “Wat is biodiversiteit?” op www.biodiversiteit.com als afsluiter. Meer lesmateriaal over het thema vind je op www.ikgeeflevenaanmijnplaneet.indeklas.be.
BIOLABO
Voorbereiding in de klas
INHOUD
1. Inleiding 2. Biodiversiteit in de schoolomgeving 2.1 materiaal 2.2 verloop 3. Biodiversiteit op aarde 3.1 materiaal 3.2 verloop 3.3 afsluiter
1. Inleiding Biolabo aan de poel in de Vlasroterbeek focust op de biodiversiteit van dit gebied. De spelers maken vooraf via 4 klasopdrachten kennis met: - biodiversiteit op aarde, - biodiversiteit in de schoolomgeving.
2. Biodiversiteit in de schoolomgeving 2.1 Materiaal - Zoekkaart vogels, insecten, zoogdieren, bomen, planten. (Gratis ontleenbaar in het documentatiecentrum van het Provinciaal Natuurcentrum, surf naar www.documentatiecentrum.be). - Voor elke leerling een papiertje met vogels, insecten, zoogdieren, bomen of planten. 2.2 Verloop Observeer de biodiversiteit in de schoolomgeving. - Geef elke leerling een papiertje met daarop één van volgende dier– en plantensoorten: vogels, insecten, zoogdieren, bomen, planten. Elke leerling neemt een leeg blad en een pen. - De leerlingen verdelen zich over de speelplaats of groene ruimte in de schoolomgeving. Ze kiezen een plek waar zij denken dat ze hun dier –of plantensoort kunnen observeren. - Leg determineertabellen voor de verschillende dier– en plantensoorten op een centrale plaats - De leerlingen noteren gedurende 15 minuten de namen van de dieren of planten die ze ontdekken met behulp van de determineertabellen. Bespreek na afloop de observaties van de spelers in de klas. - Van welke soort planten en dieren vonden we de grootste variatie? Van welke de kleinste? - Op welke plekken vond je jouw soort het meest? Wat heeft jouw soort nodig om gelukkig te kunnen leven? Benadruk bij deze laatste vraag dat biodiversiteit altijd samenhangt met de omgeving. In de woestijn, aan de kust, in het regenwoud of op de Noordpool leven telkens andere dier- en plantensoorten
3. BIODIVERSITEIT OP AARDE 3.1 Materiaal - 29 bonen of andere kleine materialen (dopjes, kurken, …). - 5 bladen met daarop schimmels, vissen, reptielen en amfibieën, vogels en zoogdieren. 3.2 Verloop Geef de leerlingen een idee van de biodiversiteit op aarde in de volgende oefening. - Geef de leerlingen 29 bonen. Leg in een cirkel in het midden van de klas 5 bladen met daarop geschreven: schimmels, vissen, reptielen en amfibieën, vogels en zoogdieren. - Vertel de leerlingen dat deze bonen alle schimmels, vissen, reptielen en amfibieën, vogels en zoogdieren voorstellen die er op aarde bestaan. 1 boon staat voor 4.000 soorten. Er zijn 29 bonen en dus 116.000 soorten van deze dieren en planten. - Geef de leerlingen 5 minuten tijd om de bonen te verdelen over de dier– en plantensoorten.
Dier– en plantencategorieën?
In bonen?
Verschillende soorten?
Insecten
237 bonen
950.000
soorten
Planten
67
bonen
270.000
soorten
Schimmels
18
bonen
72.000
soorten
5
bonen
19.000
soorten
Reptielen en amfibieën
3
bonen
10.500
soorten
Vogels
2
bonen
9.000
soorten
Zoogdieren
1
boon
4.000
soorten
Vissen
Bespreek de inschattingsoefening en koppel terug naar de echte cijfers. Vertel de leerlingen het onderstaande over insecten en planten die niet in de oefening zaten. - Verduidelijk dat je voor insecten 237 bonen nodig zou hebben in dit spel. Dat zijn 8 keer zoveel bonen als er in het spel zitten. - Verduidelijk dat je voor planten 67 bonen nodig zou hebben in dit spel. Dat zijn 2 keer zoveel bonen als er in het spel zitten. 3.3 Afsluiter Haal hier het begrip biodiversiteit aan. De cijfers uit de vorige oefening tonen aan dat de aarde een grote biodiversiteit kent. Dit wil zeggen dat er een grote verscheidenheid aan levensvormen is. Er zijn niet alleen veel dier– en plantencategorieën, binnen elke categorie zijn er opnieuw veel soorten. Zo bestaan er binnen de categorie insecten: spinnen, vliegen, slakken, … Ook binnen de soort slakken bestaan er enorm veel variaties. Gebruik het filmpje “Wat is biodiversiteit?” op www.biodiversiteit.com als afsluiter. Meer lesmateriaal over het thema vind je op www.ikgeeflevenaanmijnplaneet.indeklas.be.
BIOLABO
Voorbereiding in de klas
INHOUD
1. Inleiding 2. Biodiversiteit in de schoolomgeving 2.1 materiaal 2.2 verloop 3. Biodiversiteit op aarde 3.1 materiaal 3.2 verloop 3.3 afsluiter
1. Inleiding Biolabo aan de poel in de Vlasroterbeek focust op de biodiversiteit van dit gebied. De spelers maken vooraf via 4 klasopdrachten kennis met: - biodiversiteit op aarde, - biodiversiteit in de schoolomgeving.
2. Biodiversiteit in de schoolomgeving 2.1 Materiaal - Zoekkaart vogels, insecten, zoogdieren, bomen, planten. (Gratis ontleenbaar in het documentatiecentrum van het Provinciaal Natuurcentrum, surf naar www.documentatiecentrum.be). - Voor elke leerling een papiertje met vogels, insecten, zoogdieren, bomen of planten. 2.2 Verloop Observeer de biodiversiteit in de schoolomgeving. - Geef elke leerling een papiertje met daarop één van volgende dier– en plantensoorten: vogels, insecten, zoogdieren, bomen, planten. Elke leerling neemt een leeg blad en een pen. - De leerlingen verdelen zich over de speelplaats of groene ruimte in de schoolomgeving. Ze kiezen een plek waar zij denken dat ze hun dier –of plantensoort kunnen observeren. - Leg determineertabellen voor de verschillende dier– en plantensoorten op een centrale plaats - De leerlingen noteren gedurende 15 minuten de namen van de dieren of planten die ze ontdekken met behulp van de determineertabellen. Bespreek na afloop de observaties van de spelers in de klas. - Van welke soort planten en dieren vonden we de grootste variatie? Van welke de kleinste? - Op welke plekken vond je jouw soort het meest? Wat heeft jouw soort nodig om gelukkig te kunnen leven? Benadruk bij deze laatste vraag dat biodiversiteit altijd samenhangt met de omgeving. In de woestijn, aan de kust, in het regenwoud of op de Noordpool leven telkens andere dier- en plantensoorten
3. BIODIVERSITEIT OP AARDE 3.1 Materiaal - 29 bonen of andere kleine materialen (dopjes, kurken, …). - 5 bladen met daarop schimmels, vissen, reptielen en amfibieën, vogels en zoogdieren. 3.2 Verloop Geef de leerlingen een idee van de biodiversiteit op aarde in de volgende oefening. - Geef de leerlingen 29 bonen. Leg in een cirkel in het midden van de klas 5 bladen met daarop geschreven: schimmels, vissen, reptielen en amfibieën, vogels en zoogdieren. - Vertel de leerlingen dat deze bonen alle schimmels, vissen, reptielen en amfibieën, vogels en zoogdieren voorstellen die er op aarde bestaan. 1 boon staat voor 4.000 soorten. Er zijn 29 bonen en dus 116.000 soorten van deze dieren en planten. - Geef de leerlingen 5 minuten tijd om de bonen te verdelen over de dier– en plantensoorten.
Dier– en plantencategorieën?
In bonen?
Verschillende soorten?
Insecten
237 bonen
950.000
soorten
Planten
67
bonen
270.000
soorten
Schimmels
18
bonen
72.000
soorten
5
bonen
19.000
soorten
Reptielen en amfibieën
3
bonen
10.500
soorten
Vogels
2
bonen
9.000
soorten
Zoogdieren
1
boon
4.000
soorten
Vissen
Bespreek de inschattingsoefening en koppel terug naar de echte cijfers. Vertel de leerlingen het onderstaande over insecten en planten die niet in de oefening zaten. - Verduidelijk dat je voor insecten 237 bonen nodig zou hebben in dit spel. Dat zijn 8 keer zoveel bonen als er in het spel zitten. - Verduidelijk dat je voor planten 67 bonen nodig zou hebben in dit spel. Dat zijn 2 keer zoveel bonen als er in het spel zitten. 3.3 Afsluiter Haal hier het begrip biodiversiteit aan. De cijfers uit de vorige oefening tonen aan dat de aarde een grote biodiversiteit kent. Dit wil zeggen dat er een grote verscheidenheid aan levensvormen is. Er zijn niet alleen veel dier– en plantencategorieën, binnen elke categorie zijn er opnieuw veel soorten. Zo bestaan er binnen de categorie insecten: spinnen, vliegen, slakken, … Ook binnen de soort slakken bestaan er enorm veel variaties. Gebruik het filmpje “Wat is biodiversiteit?” op www.biodiversiteit.com als afsluiter. Meer lesmateriaal over het thema vind je op www.ikgeeflevenaanmijnplaneet.indeklas.be.
BIOLABO
Voorbereiding in de klas
INHOUD
1. Inleiding 2. Biodiversiteit in de schoolomgeving 2.1 materiaal 2.2 verloop 3. Biodiversiteit op aarde 3.1 materiaal 3.2 verloop 3.3 afsluiter
1. Inleiding Biolabo aan de poel in de Vlasroterbeek focust op de biodiversiteit van dit gebied. De spelers maken vooraf via 4 klasopdrachten kennis met: - biodiversiteit op aarde, - biodiversiteit in de schoolomgeving.
2. Biodiversiteit in de schoolomgeving 2.1 Materiaal - Zoekkaart vogels, insecten, zoogdieren, bomen, planten. (Gratis ontleenbaar in het documentatiecentrum van het Provinciaal Natuurcentrum, surf naar www.documentatiecentrum.be). - Voor elke leerling een papiertje met vogels, insecten, zoogdieren, bomen of planten. 2.2 Verloop Observeer de biodiversiteit in de schoolomgeving. - Geef elke leerling een papiertje met daarop één van volgende dier– en plantensoorten: vogels, insecten, zoogdieren, bomen, planten. Elke leerling neemt een leeg blad en een pen. - De leerlingen verdelen zich over de speelplaats of groene ruimte in de schoolomgeving. Ze kiezen een plek waar zij denken dat ze hun dier –of plantensoort kunnen observeren. - Leg determineertabellen voor de verschillende dier– en plantensoorten op een centrale plaats - De leerlingen noteren gedurende 15 minuten de namen van de dieren of planten die ze ontdekken met behulp van de determineertabellen. Bespreek na afloop de observaties van de spelers in de klas. - Van welke soort planten en dieren vonden we de grootste variatie? Van welke de kleinste? - Op welke plekken vond je jouw soort het meest? Wat heeft jouw soort nodig om gelukkig te kunnen leven? Benadruk bij deze laatste vraag dat biodiversiteit altijd samenhangt met de omgeving. In de woestijn, aan de kust, in het regenwoud of op de Noordpool leven telkens andere dier- en plantensoorten
3. BIODIVERSITEIT OP AARDE 3.1 Materiaal - 29 bonen of andere kleine materialen (dopjes, kurken, …). - 5 bladen met daarop schimmels, vissen, reptielen en amfibieën, vogels en zoogdieren. 3.2 Verloop Geef de leerlingen een idee van de biodiversiteit op aarde in de volgende oefening. - Geef de leerlingen 29 bonen. Leg in een cirkel in het midden van de klas 5 bladen met daarop geschreven: schimmels, vissen, reptielen en amfibieën, vogels en zoogdieren. - Vertel de leerlingen dat deze bonen alle schimmels, vissen, reptielen en amfibieën, vogels en zoogdieren voorstellen die er op aarde bestaan. 1 boon staat voor 4.000 soorten. Er zijn 29 bonen en dus 116.000 soorten van deze dieren en planten. - Geef de leerlingen 5 minuten tijd om de bonen te verdelen over de dier– en plantensoorten.
Dier– en plantencategorieën?
In bonen?
Verschillende soorten?
Insecten
237 bonen
950.000
soorten
Planten
67
bonen
270.000
soorten
Schimmels
18
bonen
72.000
soorten
5
bonen
19.000
soorten
Reptielen en amfibieën
3
bonen
10.500
soorten
Vogels
2
bonen
9.000
soorten
Zoogdieren
1
boon
4.000
soorten
Vissen
Bespreek de inschattingsoefening en koppel terug naar de echte cijfers. Vertel de leerlingen het onderstaande over insecten en planten die niet in de oefening zaten. - Verduidelijk dat je voor insecten 237 bonen nodig zou hebben in dit spel. Dat zijn 8 keer zoveel bonen als er in het spel zitten. - Verduidelijk dat je voor planten 67 bonen nodig zou hebben in dit spel. Dat zijn 2 keer zoveel bonen als er in het spel zitten. 3.3 Afsluiter Haal hier het begrip biodiversiteit aan. De cijfers uit de vorige oefening tonen aan dat de aarde een grote biodiversiteit kent. Dit wil zeggen dat er een grote verscheidenheid aan levensvormen is. Er zijn niet alleen veel dier– en plantencategorieën, binnen elke categorie zijn er opnieuw veel soorten. Zo bestaan er binnen de categorie insecten: spinnen, vliegen, slakken, … Ook binnen de soort slakken bestaan er enorm veel variaties. Gebruik het filmpje “Wat is biodiversiteit?” op www.biodiversiteit.com als afsluiter. Meer lesmateriaal over het thema vind je op www.ikgeeflevenaanmijnplaneet.indeklas.be.
BIOLABO
Voorbereiding in de klas
INHOUD
1. Inleiding 2. Biodiversiteit in de schoolomgeving 2.1 materiaal 2.2 verloop 3. Biodiversiteit op aarde 3.1 materiaal 3.2 verloop 3.3 afsluiter
1. Inleiding Biolabo aan de poel in de Vlasroterbeek focust op de biodiversiteit van dit gebied. De spelers maken vooraf via 4 klasopdrachten kennis met: - biodiversiteit op aarde, - biodiversiteit in de schoolomgeving.
2. Biodiversiteit in de schoolomgeving 2.1 Materiaal - Zoekkaart vogels, insecten, zoogdieren, bomen, planten. (Gratis ontleenbaar in het documentatiecentrum van het Provinciaal Natuurcentrum, surf naar www.documentatiecentrum.be). - Voor elke leerling een papiertje met vogels, insecten, zoogdieren, bomen of planten. 2.2 Verloop Observeer de biodiversiteit in de schoolomgeving. - Geef elke leerling een papiertje met daarop één van volgende dier– en plantensoorten: vogels, insecten, zoogdieren, bomen, planten. Elke leerling neemt een leeg blad en een pen. - De leerlingen verdelen zich over de speelplaats of groene ruimte in de schoolomgeving. Ze kiezen een plek waar zij denken dat ze hun dier –of plantensoort kunnen observeren. - Leg determineertabellen voor de verschillende dier– en plantensoorten op een centrale plaats - De leerlingen noteren gedurende 15 minuten de namen van de dieren of planten die ze ontdekken met behulp van de determineertabellen. Bespreek na afloop de observaties van de spelers in de klas. - Van welke soort planten en dieren vonden we de grootste variatie? Van welke de kleinste? - Op welke plekken vond je jouw soort het meest? Wat heeft jouw soort nodig om gelukkig te kunnen leven? Benadruk bij deze laatste vraag dat biodiversiteit altijd samenhangt met de omgeving. In de woestijn, aan de kust, in het regenwoud of op de Noordpool leven telkens andere dier- en plantensoorten
3. BIODIVERSITEIT OP AARDE 3.1 Materiaal - 29 bonen of andere kleine materialen (dopjes, kurken, …). - 5 bladen met daarop schimmels, vissen, reptielen en amfibieën, vogels en zoogdieren. 3.2 Verloop Geef de leerlingen een idee van de biodiversiteit op aarde in de volgende oefening. - Geef de leerlingen 29 bonen. Leg in een cirkel in het midden van de klas 5 bladen met daarop geschreven: schimmels, vissen, reptielen en amfibieën, vogels en zoogdieren. - Vertel de leerlingen dat deze bonen alle schimmels, vissen, reptielen en amfibieën, vogels en zoogdieren voorstellen die er op aarde bestaan. 1 boon staat voor 4.000 soorten. Er zijn 29 bonen en dus 116.000 soorten van deze dieren en planten. - Geef de leerlingen 5 minuten tijd om de bonen te verdelen over de dier– en plantensoorten.
Dier– en plantencategorieën?
In bonen?
Verschillende soorten?
Insecten
237 bonen
950.000
soorten
Planten
67
bonen
270.000
soorten
Schimmels
18
bonen
72.000
soorten
5
bonen
19.000
soorten
Reptielen en amfibieën
3
bonen
10.500
soorten
Vogels
2
bonen
9.000
soorten
Zoogdieren
1
boon
4.000
soorten
Vissen
Bespreek de inschattingsoefening en koppel terug naar de echte cijfers. Vertel de leerlingen het onderstaande over insecten en planten die niet in de oefening zaten. - Verduidelijk dat je voor insecten 237 bonen nodig zou hebben in dit spel. Dat zijn 8 keer zoveel bonen als er in het spel zitten. - Verduidelijk dat je voor planten 67 bonen nodig zou hebben in dit spel. Dat zijn 2 keer zoveel bonen als er in het spel zitten. 3.3 Afsluiter Haal hier het begrip biodiversiteit aan. De cijfers uit de vorige oefening tonen aan dat de aarde een grote biodiversiteit kent. Dit wil zeggen dat er een grote verscheidenheid aan levensvormen is. Er zijn niet alleen veel dier– en plantencategorieën, binnen elke categorie zijn er opnieuw veel soorten. Zo bestaan er binnen de categorie insecten: spinnen, vliegen, slakken, … Ook binnen de soort slakken bestaan er enorm veel variaties. Gebruik het filmpje “Wat is biodiversiteit?” op www.biodiversiteit.com als afsluiter. Meer lesmateriaal over het thema vind je op www.ikgeeflevenaanmijnplaneet.indeklas.be.