BINNENPRET MET IJSKRISTALLEN LandIdee kerstspecial 2014 Haal de sierlijke ijskristallen, tere sneeuwvlokjes en fraaie sneeuwballen met wol, brei- en haaknaalden als superzachte accessoires in huis. Deze winterse decoraties, gemaakt van grijs, wolwit en ijsblauw garen, zullen beslist niet smelten en zijn in tegenstelling tot hun echte voorbeelden niet ijskoud maar lekker warm.
WERKBESCHRIJVINGEN: I. Plaid met ijskristallen en sneeuwvlokken (pagina 51) Dit heb je nodig: - ongeveer 400 g Extra Merino Big van SMC in wolwit/kleur nr.102, ongeveer 400 g in middelgrijs/kleur nr. 192, 1 bol in ijsblauw, bijvoorbeeld Extra Merino Big in pool/kleur nr. 159 - breinaalden nr. 5, 1 haaknaald nr. 5, 1 smyrnanaald voor het borduren - Print, indien gewenst, het patroon voor de sneeuwvlok en pas het aan de gewenste grootte aan; 1 geodriehoek en kleermakerskrijt voor het overtrekken van de grote vlok. Ga als volgt te werk: De zachte circa 90 x 120 cm grote wollen plaid bestaat uit 12 gebreide vierkantjes van circa 30 x 30 cm. 1.Zet voor ieder vierkantje 48 steken (st.) op met breinaalden nr. 5 (= 30 cm) en brei 30 cm in het gewenste patroon. Brei in totaal 12 vierkantjes: 2 lapjes met middelgrijs in tricotsteek, 2 lapjes in ribbelsteek, 2 gestreepte lapjes met grijs en wit (per streep 7 toeren afwisselend) in tricotsteek, 3 lapjes met wit in tricotsteek en 3 lapjes met wolwit in parelsteek. Brei voor de parelsteek in de eerste naald afwisselend 1 re., 1 av. Brei de randsteken normaal. Brei in de tweede naald afwisselend 1 av., 1 re., brei dus de re. steken van de vorig nld. av. en de av. steken re. tot het einde van de naald. Herhaal steeds deze twee naalden. 2. Hecht de draden aan de achterkant van de lapjes af. 3. Borduur met restjes grijs, wit en ijsblauw garen kleine en grotere sneeuwvlokken in gekruiste spansteek op de vierkantjes. Borduur op de uiteinden van de grotere kristallen aftakkingen met kleine steekjes. Werk de draadeinden met kleine steekjes in de achterkant van de gebreide vierkantjes weg. 4. Borduur de grote sneeuwvlok naar wens op een grijs vierkantje in tricotsteek. 5. Bepaal met behulp van een diagonaal gespannen draadkruis het midden van het vierkantje. Trek met een geodriehoek en kleermakerskrijt een horizontale lijn en borduur twee gekruiste lijnen in een hoek van 60 graden. Trek de aftakkingen en uiteinden volgens de foto of het patroon over. Borduur de lijnen met een smyrnanaald en twee draden wolwit en lange spansteken. Borduur de aftakkingen volgens het patroon. Borduur de kleine stippen aan de uiteinden met een korte steek. 6. Haak de vierkantjes met haaknaald 5 en ijsblauw garen (voor een mooi contrast) aan elkaar. Of naai ze met de smyrnanaald aan elkaar. Patroon voor de grote sneeuwvlok op het grijze vierkantje
II. Wollig winterkussen met ijskristal (pagina 52) Dit heb je nodig voor het ca. 40 x 40 cm grote kussen: - Ongeveer 150 g Extra Merino Big van SMC in middelgrijs/kleur nr.192, ½ bol wollige Apiretto van SMC in wit/kleur nr. 8125 en een restje zachtgrijsblauw-aqua /kleur nr. 8152, breinaalden nr. 5, 1 hulpnaald voor de vlecht, 1 haaknaald nr. 5, 1 punnikklos (liefst wat dikker), 1 naainaald en wit naaigaren, 1 smyrnanaald voor het borduren en aan elkaar naaien, wasbare vulling voor het kissen Ga als volgt te werk: 1. Zet voor de voorkant van het zachte 40 x 40 cm grote winterkussen 68 steken op met breinaalden nr. 5 en middelgrijze Extra Merino Big en deel de steken als volgt in: 8 steken in tricotsteek, 6 st. voor de vlecht, 40 steken in tricotsteek, 6 steken voor de vlecht, 8 steken in tricotsteek. Leg voor de vlecht in iedere zesde naald 3 st. op de hulpnaald achter het werk, brei de volgende 3 steken normaal, brei dan de achter het werk gelegde 3 steken van de hulpnaald. Ga in deze indeling door tot je een lengte van 40 cm bereikt en kant de steken af. 2. Brei de achterkant van het kussen met 64 steken in tricotsteek en hecht alle draden van de voor- en achterkant af. 3. Punnik voor het ijskristal op de voorkant 2 kettingen van 10 cm lengte en één 15 cm lange ketting met witte Apiretto van SMC. Naai de lange ketting als midden van het kristal met de naainaald, het naaigaren en kleine steken op de voorkant van het kussen en de twee andere stukken gekruist daaroverheen.
4. Borduur met een smyrnanaald en ijsblauwe Apiretto eerst een kruis en daarna de uiteinden van de stralen met witte en ijsblauwe restjes in spansteek. Werk de uiteinden van de draden aan de achterkant zorgvuldig weg. 5. Maak voor de hoeken van restjes van de twee kleuren vier kwastjes. Leg hiervoor enkele even lange draden op elkaar, vouw ze dubbel, omwikkel ze stevig, maak er een knoop in en knip de draden op dezelfde lengte af. 6. Naai de goede kanten van de kussendelen op elkaar, laat een opening voor de vulling, vul het kussen en naai het met het grijze garen dicht.
III. Zachte glinsterende sneeuwballen (pagina 52) De eenvoudige gehaakte ballen van zacht langharig zijde-mohair lijken net zwevende sneeuwballen. Als je het garen met pailletten gebruikt, glinsteren ze speels. Dit heb je nodig voor de kleine sneeuwballen: - Kidsilk Haze of Kidsilk Haze Glamour (= met pailletten) van Rowan, 1 bol in grijs en 1 bol in wolwit voldoen voor circa 7-8 sneeuwballen in verschillende groottes - 1 haaknaald nr. 3 (als je met 1 draad werkt), 1 haaknaald nr. 4 (als je met 2 draden werkt), 1 borduurnaald - watten voor de vulling en eventueel een kleine mohair-borstel (of borstel van dierenharen) A. Zo wordt de kleine witte sneeuwbal gemaakt: 1. Haak met haaknaald nr. 3 2 lossen (l.), sluit deze tot een ring en haak 8 vasten (v.) in de ring. 2. Eerste toer: verdubbel iedere v. (= 16 v.). Tweede toer: verdubbel iedere tweede v. (= 24 v.). Derde toer: verdubbel iedere derde v. (= 32 v.). Vierde toer: verdubbel iedere vierde v. (= 40 v.). 3. Haak vanaf de vijfde t/m elfde toer alle 40 steken in vasten. 4. Minder dan als volgt: twaalfde toer: haak iedere vierde en vijfde v. samen (= 32 v.). Dertiende toer: haak iedere derde en vierde v. samen (= 24 v.). Veertiende toer: haak iedere tweede en derde v. samen (= 16 v.). Vijftiende en zestiende toer: haak telkens 2 v. samen (= 8 v. resp. 4 v.). 5. Vul de sneeuwbal met witte watten, trek de draad met de borduurnaald door de laatste 4 v. en maak van het restje draad een ophanglusje. 6. Borstel ten slotte de sneeuwbal voorzichtig met een borstel op zodat de tere wolvezels mooi te zien zijn. B. Zo wordt de kleine grijze sneeuwbal gemaakt: 1. Haak de kleine sneeuwbal met haaknaald nr. 4 en grijs garen (met of zonder pailletten) volgens de vorige beschrijving. 2. Haak 7 v. in plaats van 8 v. in de 2 opgezette l. en haak na de vierde toer de 35 v. (in plaats van de vorige 40 v.). Vijfde t/m negende toer: zonder meerderingen. Minder en werk de sneeuwbal af volgens stap 4 t/m 6 van de vorige beschrijving. C. Zo wordt de grote gestreepte sneeuwbal gemaakt: 1. Haak de sneeuwbal met een draad en herhaal het kleurenpatroon om de twee toeren. 2. Haak met haaknaald nr. 3 en grijs garen 2 lossen (l.), sluit deze tot een ring en haak 10 vasten (v.) in de ring.
3. Eerste toer: verdubbel iedere v. (= 20 v.). Tweede toer: verdubbel iedere tweede v. (= 30 v.). Derde toer: verdubbel iedere derde v. (= 40 v.). Vierde toer: verdubbel iedere vierde v. (= 50 v.). 4. Haak vanaf de vijfde t/m zestiende toer alle 50 vasten zonder meerderingen. 5. Minder dan als volgt: zeventiende toer: haak iedere vierde en vijfde v. samen (= 40 v.). Achttiende toer: haak iedere derde en vierde v. samen (= 30 v.). Negentiende toer: haak iedere tweede en derde v. samen (= 20 v.). Twintigste en eenentwintigste toer: haak telkens 2 v. samen (= 10 v. en ten slotte 5 v.). 6. Werk de sneeuwbal af zoals bij de witte bal beschreven. C. Zo wordt de grote grijze sneeuwbal gemaakt: [Even vooraf: Er klopt iets niet: stap 3.: ze werkt de vijfde t/m de dertiende toer zonder meerderingen en begint dan in de twaalfde toer (stap 4.) met de minderingen???] 1. Haak de sneeuwbal met haaknaald nr. 4 en twee grijze draden (met of zonder pailletten), zet 2 l. op, sluit deze tot een ring en haak 8 v. in de ring. 2. Eerste toer: verdubbel iedere v. (= 16 v.). Tweede toer: verdubbel iedere tweede v. (= 24 v.). Derde toer: verdubbel iedere derde v. (= 32 v.). Vierde toer: verdubbel iedere vierde v. (= 40 v.). 3. Haak vanaf de vijfde t/m dertiende toer alle 40 vasten zonder meerderingen. 4. Minder dan als volgt: twaalfde toer: haak iedere vierde en vijfde v. samen (= 32 v.). Dertiende toer: haak iedere derde en vierde v. samen (= 24 v.). Vertiende toer: haak iedere tweede en derde v. samen (= 16 v.). Vijftiende en zestiende toer: haak telkens 2 v. samen (= 8 v. en ten slotte 4 v.). 5. Werk de sneeuwbal af zoals boven beschreven.
IV. Waakzame sneeuwgans (pagina 53) Dit heb je nodig: Voor de gans: - 1 bol Apiretto in wit van SMC, een restje Soft Wool in middelgrijs/kleur nr. 90 van SMC, een restje in zachtblauw voor de ogen - 1 haaknaald nr. 4, 1 haaknaald nr. 2,5-3, 1 smyrnanaald zonder punt met een groot oog voor het aan elkaar naaien, 1 borduurnaald met een groot oog, vulwatten, restje lint in zachtblauw Voor de houten sokkel: -1 3,5 cm dikke houten plaat met een doorsnede van circa 8 cm, 1 0,8 cm dikke en 16 cm lange tak of ronde stok, 1 kwast, ijsblauwe acrylverf, een hetelijmpistool, een dikke houtboor Zo wordt de sneeuwgans gemaakt: Het lichaam van de gans bestaat uit één stuk, de vleugeltjes, snavel en het staartje worden apart gehaakt en dan aangenaaid. Lichaam 1. Begin onder aan de buik, zet met haaknaald nr. 4 en het dikke garen 2 l. op, sluit deze tot een ring en haak 6 v. in de ring. 2. Eerste toer: verdubbel iedere v. (= 12 v.). Tweede toer: verdubbel iedere tweede v. (= 18 v.). Derde toer: verdubbel iedere derde v. (= 24 v.). 3. Vierde toer: verdubbel iedere vierde v. (= 30 v.). Vijfde toer: verdubbel iedere vijfde v. (=36 v.). 4. Haak vanaf de zesde t/m dertiende toer alle 36 vasten zonder meerderingen. 5. Minder dan voor de hals als volgt: veertiende toer: haak iedere vijfde en zesde v. samen (= 30 v.). Vijftiende toer: haak de 30 v. zonder minderingen. Zestiende toer: haak iedere vierde
en vijfde v. samen (= 24 v.). Zeventiende en achttiende toer: haak de 24 v. zonder minderingen. 6. Negentiende toer: haak voor de hals iedere derde en vierde v. samen (= 18 v.). Twintigste t/m vijfentwintigste toer: haak de 18 v. zonder minderingen. 7. Meerder voor de ronding van de kop als volgt: zesentwintigste toer: verdubbel iedere derde v. (= 24 v.). Zevenentwintigste toer: verdubbel iedere vierde v. (= 30 v.). Achtentwintigste t/m tweeëndertigste toer: haak zonder meerderingen. 8. Minder voor de bovenkant van de kop als volgt: drieëndertigste toer: haak iedere vierde en vijfde v. samen (= 24 v.). Vierendertigste toer: haak iedere derde en vierde v. samen (= 18 v.). Vijfendertigste toer: haak iedere tweede en derde v. samen (= 12 v.). Zesendertigste toer: haak altijd 2 v. samen zodat er 6 v. over zijn. 9. Vul de gans stevig op met vulwatten, trek de draad aan de bovenkant van de kop door de resterende vasten en hecht hem af. De vleugels 1. De twee vleugeltjes worden wigvormig gehaakt. Zo lijken ze, eenmaal opgenaaid, net echt. 2. Zet voor iedere vleugel met haaknaald nr. 4 en wolwit 2 l. op, sluit deze tot een ring en haak 4 v. in de ring. 3. Eerste toer: verdubbel iedere v. (= 8 v.). Tweede toer: verdubbel iedere tweede v. (= 12 v.). 4. Derde toer: verdubbel iedere derde v. (= 16 v.). Haak de vierde t/m zesde toer alle 16 vasten zonder meerderingen. 5. Minder dan als volgt: zevende toer: haak iedere derde en vierde v. samen (= 12 v.). Achtste toer: haak iedere tweede en derde v. samen (= 8 v.). Negende toer: haak de 8 v. zonder minderingen. 6. Tiende toer: haak altijd 2 v. samen, zodat er 4 v. over zijn. Trek de draad door de resterende v., werk hem aan de achterkant van de vleugel weg en laat een circa 15 cm lange draad hangen voor het opnaaien. 7. Haak de tweede vleugel op dezelfde wijze. Het staartje 1.Zet voor het witte staartje met haaknaald nr. 4 en wolwit 2 l. op, sluit deze tot een ring en haak 4 v. in de ring. 2. Eerste toer: verdubbel iedere v. (8 v.). Tweede toer: haak alle 8 v. zonder meerderingen. Derde toer: verdubbel iedere tweede v. (= 12 v.). Vierde toer: haak de 12 v. zonder meerderingen. 3. Trek de draad door de resterende v. en laat een circa 15 cm lange draad hangen voor het opnaaien. Het snaveltje 1. Zet voor het snaveltje met haaknaald nr. 2,5-3 en een grijs restje (bijv. Soft Wool) 2 l. op, sluit deze tot een ring en haak 6 v. in de ring. 2. Eerste toer: verdubbel het aantal v. (= 12 v.). Tweede toer: haak de 12 vasten zonder meerderingen. Derde toer: Verdubbel ieder tweede v. (= 18 v.). Vierde toer: haak zonder meerderingen. 3. Vijfde toer: verdubbel iedere derde v. (= 24 v.). Zesde t/m tiende toer: haak zonder meerderingen. Trek de draad door de vasten en laat een circa 15 cm lange draad hangen voor het opnaaien. Afwerking van de gans: 1. Naai de vleugeltjes en het staartje zonder vulling met een smyrnanaald op het opgevulde lichaam van de gans. Vul het snaveltje op en naai het op de opening van de kop van de gans. Borduur de iets schuin staande ogen met zachtblauw garen in dubbele spansteek. Leg het lintje om de hals en knoop het vast.
2. Zaag de houten sokkel uit een circa 3,5 cm dikke houten schijf met een doorsnede van circa 8 cm. Boor in het midden van de schijf een passend gat (waarin dan een ongeveer 0,8 cm dikke tak of ronde stok wordt gestoken en met lijm uit een heetlijmpistool wordt vastgelijmd). Schilder de sokkel met ijsblauwe acrylverf en laat hem drogen. Maak het uiteinde van de tak of stok die in de sneeuwgans wordt gestoken wat puntig, maak de opening onderaan de gans met behulp van het uiteinde van een haaknaald wat wijder en prik de gans voorzichtig op de tak resp. stok.
V. Aangekleed koekjesblik Mooi ‘jasje’ en lekkere vulling (pagina 54) Dit heb je nodig voor een gebreid ‘jasje’ met een doorsnede van 12 cm en een hoogte van 16 cm: - elk 1 bol Soft Wool van SMC in wit/kleur nr. 01 en lichtgrijs/kleur nr. 90, restjes zachtblauw en middelgrijs, 1 sokkenset nr. 3,5, 1 dikke borduurnaald zonder punt - eventueel glittertjes om in het midden van de ijskristallen op te plakken, 1 stuk dubbelzijdig plakband, goede schaar - koekjesblik in ijsblauw of crème met een doorsnede van circa 12 cm (of pas bij een andere doorsnede het breipatroon aan, zie tip) Tip: Als de grootte van het blik afwijkt: Het aantal opgezette lossen (totaal 104 l.) past bij het beschreven koekjesblik. Mocht je een blik in een andere grootte of hoogte gebruiken, pas dan het aantal opgezette lossen en toeren aan. Meet de omvang van het blik en bereken door middel van een proeflapje het aantal lossen dat je nodig hebt. Let er op dat je het totale aantal lossen precies over vier naalden kunt verdelen. Maak de afstanden tussen het patroon, afhankelijk van de verandering, groter of kleiner. Brei voor de strepen bij een afwijkende hoogte van het ‘jasje’ meer of minder grijze toeren. Of brei bij een kortere hoogte enkele toeren minder boven het ingebreide ijskristalpatroon. Zo wordt het jasje voor het koekjesblik gemaakt: 1. Eerste t/m vijfde toer: Het jasje wordt rond in tricotsteek gebreid. Zet op elke naald van de sokkenset 26 steken op met lichtgrijs (totaal = 104 st.) en brei vijf toeren in tricotsteek. 2. Brei met de vijfde naald de eerste toer re. Brei nog vier toeren met lichtgrijs. 3. Zesde en zevende toer: brei deze toer en laat de donkergrijze draad aan de achterkant gewoon meelopen. Brei afwisselend 1 st. in lichtgrijs, 1 st. in donkergrijs, kruis de draden aan de achterkant en beëindig de toer in het patroon. 4. Knip de grijze draad af en ga door met wit. Brei in de volgende toer afwisselend 1 st. met donkergrijs, 1 st. met wit. Knip de donkergrijze draad af. 5. Achtste t/m elfde toer: brei 4 toeren met witte wol. 6. Twaalfde t/m vierentwintigste toer: in de volgende 13 toeren worden de ijskristallen volgens het breipatroon (zie de patroontekening) met wit en lichtgrijs ingebreid. Hier bedraagt de afstand tussen de ijskristallen 13 steken. Kruis tijdens het breien steeds de draden aan de achterkant. 7. Vijfentwintigste t/m achtentwintigste toer: brei weer 4 toeren met wit. 8. Negentwintigste en dertigste toer: brei het patroon met de donkergrijze wol (zie stap 3-4), de volgende 5 toeren (eenendertigste t/m vijfendertigste toer) met lichtgrijs en kant de steken af.
9. Werk voor de afwerking van het jasje de draden aan de achterkant weg. Borduur met de borduurnaald en twee ijsblauwe draden aan de boven- en onderkant van het jasje, telkens 1 cm vanaf de rand, een rij rijgsteken en sluit met een strikje. 10. Je kunt de ijskristallen mooi laten glinsteren door in het midden telkens een glittertje te plakken. 11. Wikkel ten slotte restjes witte en ijsblauwe wol voor een pompon over drie vingers, bind de draden goed af, snijd ze aan de zijkanten open en knip ze met een scherpe schaar mooi in vorm. 12. Plak de pompon met dubbelzijdig plakband op het midden van het deksel. Werktekening voor het inbreien van de ijskristallen:
1 vakje = 1 steek VI. Warm winterlicht in een gebreid omhulsel (pagina 54) Dit heb je nodig: -1 bol Extra Merino Big van SMC in wit/kleur nr. 8125, een restje ijsblauw, breinaalden nr. 5, 1 smyrnanaald voor het borduren en dichtnaaien, crèmekleurig lint met pompons in de lengte van de omvang van het glas, 1 naainaald en crèmekleurig naaigaren, enkele spelden en een circa 10 cm hoog windlicht of ander glas waaraan je een hengsel van draad kunt bevestigen.
Zo word het omhulsel gemaakt: 1. Brei het ‘jasje’ in ribbelsteek (dus alle st. re. breien) en leg het zo om het glas dat de ribbels verticaal lopen. 2. Zet voor een 20 cm hoog omhulsel (inclusief de omslag) met breinaalden nr. 5 circa 45 steken op en brei in ribbelsteek tot je de omvang van het winddicht resp. glas bereikt. 3. Speld met wat spelden het crèmekleurige lint met pompons op de bovenste rand vast en naai het met de naainaald en naaigaren op. 4. Vouw de omslag om en zet hem met witte wol en enkele steekjes vast. Borduur met een dikke borduurnaald en een restje ijsblauw drie kruissteken mooi verdeeld – kleine sneeuwvlokjes. (Zorg er in verband met brandgevaar wel voor dat de glazen rand van het windlicht boven het wollen jasje uitkomt.)