BIJZONDER PLAN VAN AANLEG "VILLAWIJK ROMEINSE WALLEN"- Partiële herziening + uitbreiding STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

PROVINCIE LIMBURG

63-32490

STAD TONGEREN BIJZONDER PLAN VAN AANLEG "VILLAWIJK ROMEINSE WALLEN"- Partiële herziening + uitbreiding Opgesteld volgens artikel 14 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996, gewijzigd bij decreet van 19 december 1998 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999, bij decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en bij de decreten van 26 april 2000 en 13 juli 2001.

STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN Opgesteld door TECHNUM N.V. Afdeling Ruimtelijke Planning Ilgatlaan 23 - 3500 HASSELT

Hasselt, 13 mei 2004 De stedenbouwkundige, Jean-Luc Schepmans, opgenomen in het openbaar register van stedenbouwkundig ontwerpers conform art 19.

Gezien en voorlopig goedgekeurd door de gemeenteraad in vergadering van De Secretaris,

De Burgemeester wnd.,

RIK VLIEGEN

JOSEPH SIMON

Het college van Burgemeester en Schepenen bevestigt dat onderhavig plan ter inzage van het publiek op het gemeentehuis werd neergelegd van tot De Secretaris,


RIK VLIEGEN

JOSEPH SIMON

Gezien en definitief aangenomen door de gemeenteraad in vergadering van De Secretaris,


RIK VLIEGEN

CARMEN WILLEMS

STAD TONGEREN B.P.A. “VILLAWIJK ROMEINSE WALLEN” partiële herziening + uitbreiding

TECHNUM NV Afdeling Ruimtelijke Planning

63-32490

2


63-32490

INHOUDSOPGAVE

1. VOORAFGAANDELIJKE BEPALINGEN .............................................................. 5 1.1. GRENS VAN HET BIJZONDER PLAN VAN AANLEG “VILLAWIJK ROMEINSE WALLEN” – HERZIENING + UITBREIDING .............................................................................................................. 5 1.2. VERORDENENDE KRACHT .......................................................................................................... 5 1.3. GELDIGHEID VAN DEZE VOORAFGAANDELIJKE BEPALINGEN................................................ 5 1.4. VERBOUWINGSWERKEN AAN CONSTRUCTIES DIE BESTONDEN VOOR HET KRACHT ZIJN VAN HUIDIG BPA............................................................................................................................... 5 1.5. UITBREIDINGSWERKEN AAN CONSTRUCTIES DIE BESTONDEN VOOR HET KRACHT ZIJN VAN HUIDIG BPA........................................................................................................................................ 5 1.6. BOUWVERGUNNINGEN.............................................................................................................. 5 1.7. AFSLUITINGEN............................................................................................................................. 6 1.8. BUITENRUIMTE ............................................................................................................................. 6 1.9. PUBLICITEIT .................................................................................................................................. 7 1.9. NUTSVOORZIENINGEN ............................................................................................................... 7 1.10. ALGEMEEN ARCHITECTONISCH VOORKOMEN...................................................................... 7 1.11. TEGENSTRIJDIGHEID GETEKENDE EN GESCHREVEN VOORSCHRIFTEN ................................. 7 1.12. TERMINOLOGIE......................................................................................................................... 7

2. BEPALINGEN PER ZONE................................................................................... 11 ART. 1. ZONES VOOR WONEN ........................................................................................................ 11 ART. 1.1. ZONE VOOR WONEN – gesloten bebouwing..............................................................11 ART. 1.2. ZONE VOOR WONEN EN HANDEL – gesloten bebouwing ........................................13 ART. 1.3. ZONE VOOR WONEN – half open en gesloten bebouwing .....................................14 ART. 1.4. ZONE VOOR WONEN - half open en open bebouwing............................................17 ART. 2. PROJECTZONE ..................................................................................................................... 20 ART. 2.1. PROJECTZONE VOOR WONEN 1 ....................................................................................20 ART. 3. ZONES VOOR NEVENBESTEMMINGEN ............................................................................... 24 ART. 3.1. ZONE VOOR AANHORIGHEDEN .....................................................................................24 ART. 3.2. ZONE VOOR GARAGES ....................................................................................................25 TECHNUM NV Afdeling Ruimtelijke Planning

3


63-32490

ART. 3.3. ZONE VOOR PARKEREN....................................................................................................27 ART. 4. ZONES VOOR OPEN RUIMTEN ............................................................................................ 28 ART. 4.1. ZONE NON-AEDIFICANDI .................................................................................................28 ART. 4.2. ZONE VOOR TUINEN..........................................................................................................28 ART. 4.3. ZONE VOOR VOORTUINEN ..............................................................................................30 ART. 4.4. ZONE VOOR PARKGEBIED................................................................................................31 ART. 4.5. ZONE VOOR SPECIFIEK PARKGEBIED .............................................................................32 ART. 5. ZONE VOOR GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN.............................................................. 33 ART. 5.1. ZONE VOOR OPENBAAR NUT ..........................................................................................33 ART. 6. ZONES VOOR OPENBAAR DOMEIN ................................................................................... 34 ART. 6.1. ALGEMEEN..........................................................................................................................34 ART. 6.2. ZONE VOOR WEGEN ........................................................................................................34 ART.6.3. ZONE VOOR OPENBAAR DOMEIN MET EEN WOONERFFUNCTIE ................................34 ART. 6.4. ZONE VOOR VOETPAD.....................................................................................................34 ART. 7. ZONE VOOR BESCHERMDE MONUMENTEN....................................................................... 35 ART. 7.1. ZONE VOOR BESCHERMDE GEBOUWEN .......................................................................35


4


63-32490

1. VOORAFGAANDELIJKE BEPALINGEN 1.1. Grens van het Bijzonder Plan van Aanleg “VILLAWIJK ROMEINSE WALLEN” – herziening + uitbreiding Deze grens duidt het gedeelte van het grondgebied aan, onderworpen aan de voorschriften van bijhorend plan.

1.2. Verordenende kracht Het plan bestaande toestand, het bestemmingsplan, een onteigeningsplan, een onteigeningstabel en deze voorschriften maken deel uit van het verordenend gedeelte van dit BPA.

1.3. Geldigheid van deze voorafgaandelijke bepalingen De hierna volgende bepalingen gelden slechts in zover ze niet tegengesproken worden in de bepalingen per zone.

1.4. Verbouwingswerken aan constructies die bestonden voor het kracht zijn van huidig BPA • Verbouwingswerken kunnen enkel aan “vergunde” constructies worden toegelaten. • Verbouwingswerken waardoor een bestaande hoofd- en/of nevenbestemming behouden blijft die niet overeenstemt (-stemmen) met de voorschriften van de betreffende zone, kunnen worden toegestaan indien zij gebeuren binnen het bestaande volume binnen de zone voor tuinen en de zone voor voortuinen. In de zone voor parkgebied en zone voor wegen worden geen verbouwingswerken toegelaten. • verbouwingswerken die niet voldoen aan de voorschriften qua volume en plaatsing kunnen slechts worden toegelaten indien: -

indien ze niet gelegen zijn in zone voor parkgebieden of in de zone voor wegen

-

indien het gebouw of gedeelte van het gebouw na de verbouwing wel beantwoordt aan de voorschriften

-

indien het gebouw of gedeelte van het gebouw na de verbouwing nog niet volledig beantwoordt aan de voorschriften, maar het er door de verbouwing in één of meerdere opzichten beter aan beantwoord dan voorheen. Er mogen wel geen nieuwe elementen ontstaan, die strijdig zijn met deze voorschriften.

1.5. Uitbreidingswerken aan constructies die bestonden voor het kracht zijn van huidig BPA Deze werken zijn slechts toegelaten indien door de uitvoering van deze werken de bestemming overeenstemt met de voorgeschreven bestemming en/of de bebouwingsen inrichtingsvoorschriften.

1.6. Bouwvergunningen Toelating tot bouwen zal slechts verleend worden op kavels die rechtstreeks palen aan of een rechtmatige aangelegde toegang hebben tot een openbare weg, waarvan de TECHNUM NV Afdeling Ruimtelijke Planning

5


63-32490

rooilijnen door het gemeentebestuur zijn vastgelegd en waarvan de aanleg der verharding en de algemene uitrusting worden uitgevoerd overeenkomstig de eisen, die hieraan door het gemeentebestuur kunnen gesteld worden, met een minimum aan vaste verharding tussen de boordstenen of tussen de watergreppels of wanneer de aanbesteding is gebeurd en de nodige financiële waarborgen zijn gegeven.

1.7. Afsluitingen Er wordt een onderscheidt gemaakt in afsluitingen te plaatsen op de perceelsgrenzen, voor of achter de voorgevelbouwlijn. Op vrijliggende en mandelige perceelsgrenzen achter de voorgevelbouwlijn mogen afsluitingen geplaatst worden tussen twee bebouwde of nog te bebouwen terreinen op de perceelsgrens, indien de aanpalende eigenaar hiermee akkoord is. De hoogte mag de 2.20 m niet overschrijden. Bij gebrek aan akkoord, kan de afsluiting tegen de perceelsgrens geplaatst worden wanneer het een niet-vegetatieve afsluiting betreft. Een muur in welgevormd metselwerk en houten panelen zijn toegelaten over een max. lengte van max. 1/3 van de totale lengte van de zijdelingse en achterliggende perceelsgrenzen achter de voorgevelbouwlijn. Vegetatieve afsluitingen worden geplaatst op 0.50 m van de perceelsgrens met een maximum hoogte van 2.20 m. Op perceelsgrenzen gesitueerd voor de voorgevelbouwlijn worden enkel vegetatieve afsluitingen en niet-vegetatieve afsluitingen in de vorm van draad met metalen en houten palen – al of niet met klimopbegroeiingen toegelaten. Afsluitingen kunnen op minimum 0.50 m van de rooilijn geplaatst worden en mogen de maximum hoogte van 2.20 m boven het peil van de as van de voorliggende weg niet overschrijden. Een muur in metselwerk of houten panelen zijn op de perceelsgrens in de zone voor de voorgevelbouwlijn niet toegestaan. Uitzonderingen Bij specifieke ruimtelijke situaties of omwille van de verkeersveiligheid kunnen steeds beperkingen in hoogte worden opgelegd. Materialen Afsluitingen kunnen in vegetatieve en niet-vegetatieve materialen worden uitgevoerd. •

Onder vegetatieve afsluitingen worden inheemse hagen, struiken en bomen bedoeld.

•

Onder niet – vegetatieve afsluitingen wordt draad met metalen of houten palen al dan niet met klimopbegroeiing, muur in metselwerk en houten panelen bedoeld. Betonplaten en metalen- en PVC-panelen zijn niet toegelaten.

Alle materialen, kleuren en vormen van de afsluitingen dienen in harmonie te zijn met de aanpalende gebouwen, de omgeving en/of met het straatbeeld. Desbetreffend kan niet verwezen worden naar bestaande afsluitingen die door hun materiaal, kleur of vormgeving de harmonische samenhang van het straatbeeld in het gedrang brengen.

1.8. Buitenruimte Iedere woongelegenheid moet over een private buitenruimte beschikken van tenminste 6 m², met een bruikbare diepte van min. 2.00 m.


6


63-32490

1.9. Publiciteit De bestaande wetten en reglementen zijn van toepassing.

1.9. Nutsvoorzieningen Oprichting van openbare nutsvoorzieningen zoals elektriciteitscabines, verdeelkasten, telefooncellen, buswachthokjes, publieke infopanelen mag mits voorafgaandelijk advies van de stedenbouwkundig ambtenaar in alle bestemmingszones met uitzondering voor de zone voor parkgebied en de zone voor specifiek parkgebied. Deze nutsvoorzieningen moeten zoveel mogelijk landschappelijk, ruimtelijk en vormelijk in de omgeving geïntegreerd zodat ze niet als storende objecten worden waargenomen. Schotelantennes mogen nooit tegen het voorgevelvlak of kopgevelvlak worden aangebracht. Ze mogen ook niet zichtbaar op een plat dak voorkomen.

1.10. Algemeen architectonisch voorkomen De architectuur van alle nieuwbouw zal waardig en eenvoudig zijn. Iedere constructie of groep constructies dient op architecturaal gebied in harmonie te zijn met de omgeving en tevens op zichzelf een harmonisch geheel te vormen o.a. door gepast gebruik van de aard en de kleur van de materialen, vormgeving en volume. Alle constructies, zowel hoofd – als bijgebouwen, moeten opgetrokken worden uit materialen die qua duurzaamheid en uitzicht verantwoord zijn. Ze moeten harmonisch passen in de omgeving en bovendien moeten ze binnen de eigen kavel onderling een samenhorend geheel vormen. Alle zichtbaar blijvende gevels, ook die op of tegen de perceelsgrenzen gelegen zijn, moeten in dezelfde of passende volwaardige gevelmaterialen afgewerkt worden als de overige gevels. In geval van geschakelde bouwvormen moet de afwerking van de zichtbaar blijvende blinde gevels uitgevoerd worden door de aanbouwende.

1.11. Tegenstrijdigheid getekende en geschreven voorschriften Wanneer de getekende en de geschreven voorschriften met elkaar in tegenspraak zijn, moet rekening gehouden worden met die welke de oogmerken van het plan het best verwezenlijken. In de regel zullen dit de meest beperkende bepalingen zijn.

1.12. Terminologie Voor de toepassing van de onderhavige voorschriften wordt verstaan onder : 1.

Aaneengesloten gebouw of bebouwing Gebouw of reeks opeenvolgende gebouwen waarvan beide zijgevels op of tegen de perceelsgrenzen zijn opgericht.

2.

Aanhorigheid Deel van een gebouw dat aansluitend met het hoofdgebouw er een geheel mee vormt, maar dat niet beantwoordt aan de voorschriften van de bouwstrook, maar aan deze van aanhorigheden.

3.

Achtergevellijn (achtergevelbouwlijn of achterbouwlijn) Lijn waarop de achtergevel van een gebouw (hoofdgebouw en/of aanhorigheid)


7


63-32490

effectief is opgericht. Deze lijn valt niet noodzakelijkerwijze samen met de uiterste grenzen voor hoofdgebouwen of aanhorigheden zoals op plan kunnen aangegeven zijn, maar wel met de op plan aangegeven verplichte bouwlijnen. 4.

Alleenstaand gebouw of bebouwing Gebouw waarvan geen enkele zijgevel op of tegen een perceelsgrens is opgericht.

5.

Bijgebouwen (bijbouw) Vrijstaand opgerichte gebouwen die niet beantwoorden aan de voorschriften van een bouwstrook, maar wel aan deze van de bestemmingszone waarin ze zijn opgericht.

6.

Bouwblok Groep van twee of meer gebouwen die aan beide uiteinden met kopgevels afgewerkt zijn.

7.

Bouwhoogte Hoogte van een bouwwerk, die indien niet anders is aangeduid, wordt gemeten vanaf het grondpeil, bestaand maaiveld of voorliggende stoep tot de bovenkant voorgeveldakrand (deksteen, kroonlijst of dergelijke).

8.

Bouwlaag Indeling van aaneensluitende volwaardige vertrekken boven elkaar in een gebouw, vertrekkend vanaf het maaiveld. - De 1° bouwlaag komt overeen met de gelijkvloerse vertrekken. - De 2° bouwlaag komt overeen met de vertrekken van de 1° verdieping, enz..

9.

Bouwlijn Uiterste lijn waarop een gevel van een gebouw (hoofdgebouw en/of aanhorigheid) kan opgericht worden. Deze lijn valt niet noodzakelijkerwijze samen met de uiterste grens voor hoofdgebouwen of aanhorigheden die op het plan kunnen aangegeven zijn, wel met een op het plan aangeduide verplichte bouwlijn.

10. Bouwstrook Strook die over haar gehele oppervlakte onder bepaalde bouwvoorschriften voor bebouwing in aanmerking komt als hoofdgebouw met eventuele aanhorigheden. 11. Bouwvrije strook Strook waar binnen de gehele oppervlakte geen gebouwd volume mag opgericht worden. 12. Constructie Elk bouwwerk, van hout, steen, beton, metaal of ander bouwmateriaal,dat met de grond verbonden is of erop geplaatst is. 13. Dakkapel Een uit het dakvlak uitgebouwd venster voorzien van een eigen dakkap. 14. Dakrand Bovenafwerking van een gevel waar deze de dakvlakken snijdt (deksteen, kroonlijst, goot, ...). 15. Dakterras In een hellend dak inspringend gedeelte of op een plat dak van een aanbouw gerealiseerde verblijfsruimte in open lucht die toegankelijk en rechtstreeks aansluit op de leefvertrekken en als kwalitatieve buitenruimte behorend tot de wooneenheid wordt vormgegeven.


8


63-32490

16. Directe omgeving Gemeten binnen een straal van 50 meter 17. Garage 1. Bijgebouw of aanhorigheid die geschikt is voor het stallen van 1 of meerdere auto's met uitsluiting van enig bedrijf. 2. In het hoofdgebouw opgenomen ruimte die geschikt is voor het stallen van 1 of meerdere auto's met uitsluiting van enig bedrijf. 18. Gebouw Een door de mens gemaakte, toegankelijke, overdekte en geheel of gedeeltelijk omsloten ruimte. 19. Gesloten bebouwing De bebouwingswijze waarvan, bij een onbepaalde reeks aaneensluitende gebouwen (normaal meer dan 6), de beide zijgevels opgericht zijn op of tegen de perceelsgrenzen en waarvan de uiteinden van de reeks afgewerkt worden als kopgevels. 20. Gevel Buitenmuur van een gebouw 21. Half-open bebouwing Bebouwingswijze waarbij minstens één zijgevel van maximum 2 aaneensluitende gebouwen opgericht is op of tegen de perceelsgrens en waarvan de vrijstaande zijgevels afgewerkt worden als kopgevels. 22. Harmonisch (zoals in harmonische samenhang, op harmonische wijze aansluiten op) of in harmonie Dit houdt in dat de gebouwen voor de meeste elementen die hun voorkomen bepalen (inplanting, hoogtes, voorgevelbreedte, dakvorm, materiaalgebruik, ea kenmerken) op elkaar dienen afgestemd te worden zodat een ruimtelijke inpassing en verantwoorde samenhang wordt bewerkstelligd zonder daarbij imiterend te werken. Daar waar ruimtelijk verantwoord kunnen op een bewust doordachte en stedenbouwkundig verantwoorde manier bepaalde accenten gelegd worden. 23. Hoofdgebouw (hoofdbouw) Deel van een gebouw dat zich door zijn maatschappelijke functie als dusdanig manifesteert ten opzichte van het openbaar domein en in een zone voor hoofdgebouwen gelegen is. 24. Mandelige perceelsgrenzen Het betreft een zijdelingse perceelsgrens waar op een deel hiervan een mandelige muur van een half-open of gesloten bebouwing kan worden geplaatst 25. Nevenbestemming Het betreft een bestemming die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming en max. 30% van de totale vloeroppervlakte mag bedragen. 26. Vrijliggende perceelsgrenzen Het betreft een zijdelingse of achterliggende perceelsgrens waarop geen mandelige constructie is toegelaten. 27. Open bebouwing Bebouwingswijze waarbij enkel vrijstaande bebouwing kan voorkomen.


9


63-32490

28. Plat dak Dak dat een gebouw afdekt onder een helling die lager is dan 10 %, eventueel ook als dakterras uit te bouwen. 29. Rooilijn Grenslijn van het openbaar wegdomein. 30. Scheidingsmuur Zijgevel van een gebouwen die op of tegen de gemeenschappelijke perceelsgrens is opgericht. 31. Schuin dak (hellend dak) Dak dat een gebouw afdekt onder hellingen die hoger zijn dan 10 %. 32. Venster in het dakvlak Venster gelegen in de helling zelf van een schuin dak. 33. Verdieping Indeling van aaneensluitende volwaardige vertrekken boven elkaar in een gebouw, vertrekkend vanaf de bovenkant van gelijkvloerse bouwlaag. 34. Voorgevellijn (voorgevelbouwlijn of voorbouwlijn) Uiterste lijn waarop de voorgevel van een gebouw (hoofdgebouw) effectief kan worden opgericht. 35. Voortuin Strook gelegen tussen de voorgevel en de rooilijn 36. Vrijstaande bebouwing Bebouwingswijze waarbij geen enkele gevel van een gebouw als een mandelige muur op een perceelsgrens wordt opgericht. 37. Vrijstaande gevel ( open zijgevel) Zijgevel of gedeelte van een zijgevel waartegen niet is of wordt gebouwd 38. Zadeldak Schuin dak, gevormd door twee nagenoeg gelijkhellende dakvlakken. 39. Zijgevellijn (zijgevelbouwlijn of zijbouwlijn) Lijn waarop de zijgevel van een gebouw (hoofdgebouw en/of aanhorigheden) effectief kan worden opgericht. Deze lijn valt voor kopgevels niet noodzakelijkerwijze samen met de uiterste grens voor hoofdgebouwen of aanhorigheden die op plan kunnen aangegeven zijn, wel met de op plan aangeduide verplichte bouwlijnen. 40. Zijtuin Strook gelegen tussen de zijgevel en de laterale perceelsgrens.


10


63-32490

2. BEPALINGEN PER ZONE ART. 1. ZONES VOOR WONEN

ART. 1.1. ZONE VOOR WONEN – gesloten bebouwing

Bestemmingsvoorschriften Hoofdbestemming

Wonen

Nevenbestemming

Diensten en vrije beroepen in zoverre de woonbestemming is gerealiseerd en niet wordt gehinderd. Enkel toegelaten op het gelijkvloers binnen het bouwvolume.

Er zal gestreefd worden naar een verscheidenheid aan woningtypes (bij voorbeeld: galerijwoningen, duplex-appartementen, appartementen, woningen met privé-tuin, enz.). Bij het ontwerp van de woningen dient bijzondere aandacht besteed te worden aan de privacy van de bewoners en de buurt. Een maximale bezonning en lichtinval per woongelegenheid staan eveneens voorop.

Bebouwings- en inrichtingsvoorschriften

Verkaveling Enkel appartementen en woningen in gesloten verband mogen opgericht worden. Inplanting De inplanting van de gebouwen dient te gebeuren binnen de grafisch aangeduide zone op het plan. Achtergevelbouwlijn

• maximum tot uiterste grens voor hoofdgebouw

Voorgevelbouwlijn

• uiterste bouwlijn voor hoofdgebouwen

Peil gelijkvloers

•

maximum 0.60 m boven het peil van de voorliggende weg. Men dient ervan uit te gaan dat aan het bestaande maaiveld zo weinig mogelijk wordt veranderd en dat het peil van het gelijkvloers van de woning t.o.v. dit maaiveld tot een minimum wordt beperkt.

Garagetoegangen

•

de inplanting van garagetoegangen moet verantwoord zijn zowel vanuit verkeerstechnisch als stedenbouwkundig oogpunt.

De niet bebouwde gedeelten van deze zones (o.a. in geval uiterste grenzen worden aangegeven) zullen zich richten naar de voorschriften van de overeenstemmende zone (o.a. die van de zone voor voortuinen aan de voor- en zijgevelzijde en die van de zone voor tuinen aan de achtergevelzijde). TECHNUM NV Afdeling Ruimtelijke Planning

11


63-32490

De kopgevel en achtergevel van een gebouwenreeks moeten met dezelfde zorg als de voorgevel worden afgewerkt. Er mag alleen gebouwd worden in gesloten orde (gemeenschappelijke zijgevels) en met een minimum breedte van 6.00 m. Alternatieve aanpassingsmogelijkheden zijn afhankelijk van plaatselijke situaties. Volume Hoogte

• Z: 2 volwaardige bouwlagen zijn verplicht. In het dakvolume wordt max. 1 bijkomende bouwlaag toegestaan. De maximum hoogte zal variëren tussen 5.20 m en 6.00 m vanaf het niveau van het aanpalende voetpad (of bestaande maaiveld) tot de bovenkant van de dakrand. • 3P: drie volwaardige bouwlagen verplicht met een bouwhoogte tussen de 7,80 m en 8,50 m tussen maaiveld en dakrand. • 4P: vier volwaardige bouwlagen verplicht met een bouwhoogte tussen de 10 m en 11 m tussen maaiveld en dakrand. • De zichtbaar blijvende blinde zijgevels zullen harmoniserend met de omgeving met esthetisch verantwoorde gevelmaterialen afgewerkt worden

Bouwdiepte

• maximale bouwdiepte op gelijkvloers zoals aangeduid op plan • maximale bouwdiepte op verdiep: 12 m

Dak Dakvorm

zone Z: schuine daken is verplicht. De daknok kan evenwijdig of loodrecht met de voorgevel worden geplaatst

Dakhelling

tussen de 30° en de 45° (indien er reeds een belendend bouwvolume aanwezig is dient dezelfde dakhelling van één van beide belendende bouwvolumes te worden aangehouden). Ingeval het hoofdvolume niet met één enkele dakkap kan worden afgedekt moet het resterende gedeelte met een analoog hellend dak worden afgedekt.

Dakterrassen

Op min. 0.60 scheidingsmuur dakvorm.

m afstand van het midden van de of buitengevels en geïntegreerd in de

Borstweringen en andere uitstekende elementen dienen binnen hetzelfde gave dakvlak aangebracht te worden Schouwen

Op min. 2.00 m afstand van de voorgevel Bijvoorkeur te paard op de daknok

Uitsprongen Gevelvlakken

tot max. 15 cm

Kroonlijst/ dakrand

tot max. 50 cm

Op verdiep van open

Open uitbouw of luifel van max. 60 cm diep maar op min. 2,50


12


63-32490

zijgevels in hoofdvolume

m van de laterale perceelsgrens

Op verdiep aan de voorgevel

Losstaande uitbouwen of luifels van max. 60 cm diep maar op min. 1.50 m van de rand van het rijvlak, over een breedte van max. 2/3 van de voorgevelbreedte.

Op verdieping aan de achtergevel

Open uitbouw van max. 0,90 m diep op min. 1,90 m van de gemeenschappelijke muren en de breedte is beperkt tot 2/3 van de gevelbreedte

Materialen • Alle zichtbare geveldelen dienen naar materiaal en kleur aangepast te zijn aan de architectuur van de gebouwen in de directe omgeving. • Als bijmateriaal is één ander soort bouwmateriaal toegelaten per bouwperceel en dit voor max. 10% van de geveloppervlakte per gebouw indien esthetisch verantwoord in het kader van het gebouw en van de omgeving. • De daken zullen worden afgedekt met pannen of leien in natuurlijke kleur en in horizontaal verband. De keuze van het dakmateriaal zal per bouwblok op elkaar worden afgesteld. • De gebruikte materialen voor schrijnwerkerij, beglazing en buitenschilderwerk dienen esthetisch verantwoord te zijn en in harmonie te zijn met de omgeving. Overgangsbebouwing Algemeen zal voor de gebouwen die een overgang vormen tussen 2 verschillende bouwhoogten of dakvormen volgende principes worden toegepast in afwijking van de voorziene voorschriften : •

Vrijblijvende delen van de gemeenschappelijke muren zullen door de vorm en het volume van het op te richten gebouw een harmonisch geheel vormen en met een zelfde gevelsteen als de voorgevel van het betreffende bouwvolume worden afgewerkt.

•

De verspringingen van de kroonlijsthoogte bij twee bouwvolumes bedraagt maximum 0,80 m.

•

Het architectonisch voorkomen van de overgangsbebouwing dient als een harmonisch geheel bekeken te worden met de belendende bebouwing.

ART. 1.2. ZONE VOOR WONEN EN HANDEL – gesloten bebouwing


Wonen Kantoren Diensten Vrije beroepen

Nevenbestemming

Op het gelijkvloers zijn bijkomend horeca en handel toegelaten in zoverre de woonfunctie binnen het bouwvolume is verzekerd

Er zal gestreefd worden naar een verscheidenheid aan bouwtypes die een harmonisch samenhangend geheel vormen binnen de aaneengesloten bestemmingszone. TECHNUM NV Afdeling Ruimtelijke Planning

13


63-32490

Bij het ontwerp van wooneenheden dient bijzondere aandacht besteed te worden aan privacy, bezonning en lichtinval. Bij het invullen van kantoren, diensten, vrije beroepen, horeca en handel dient specifieke aandacht besteed te worden aan het verzekeren van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Een gemeenschappelijk gebruik van parkings kan ingebracht worden in functie van elkaar ondersteunende functies. Binnen de zones aangeduid met een blauwe lijn ten midden van de bestemmingszone worden geen meergezinswoningen toegelaten. Hier wordt de bestaande structuur van gesloten bebouwing in de vorm van ééngezinswoningen behouden.


Verkaveling Enkel bouwvolumes in gesloten verband mogen opgericht worden. De voorschriften voor inplanting, volume, dak, uitsprongen, materialen en overgangsbebouwing zijn dezelfde als deze van art. 1.1. zone voor wonen – gesloten bebouwing.

ART. 1.3. ZONE VOOR WONEN – half open en gesloten bebouwing


• Wonen

Nevenbestemming

• Kantoren, diensten en vrije beroepen worden toegelaten op het gelijkvloers op voorwaarde dat de hoofdbestemming is gerealiseerd en deze bestemming de woonomgeving niet hindert • Bestaande bestemmingen binnen het bouwvolume kunnen behouden blijven


Verkaveling In deze zone zijn enkel gebouwen in halfopen en gesloten orde toegelaten. Perceelsbreedte voor halfopen percelen

minimum 10m maximum 15m

voor percelen voor gesloten bebouwing

minimum 7m maximum 12m


14


63-32490

Inplanting De inplanting van de gebouwen dient te gebeuren binnen de grafisch aangeduide zone op het plan. achtergevelgrens

uiterste grens van zone voor aanhorigheden op gelijkvloers uiterste grens van bestemmingszone op verdiep

voorgevelgrens

uiterste grens voor bestemmingszone met een minimum voorgevelbreedte van 6 m

zijgevelgrens

Aan minstens één zijde op de laterale perceelsgrens gebouwd. Aan de andere zijde wordt in overleg met de belendende eigenaar al of niet op de laterale perceelsgrens gebouwd. Indien niet op de laterale perceelsgrens gebouwd dient de afstand minimum 3 meter te bedragen. Het bouwen op de laterale perceelsgrens is verplicht wanneer het betreffende belendende perceel minder dan 10 meter breed is

peil gelijkvloers

maximum 0.60 meter boven het peil van de voorliggende weg; wanneer het terrein (maaiveld) meer dan 0.40 meter hoger of lager ligt dan het wegpeil, dienen bijzondere maatregelen genomen opdat de inplanting van het hoofdgebouw, qua hoogteligging, op een esthetisch en stedenbouwkundig verantwoorde manier gebeurt t.o.v. het straatbeeld in het algemeen

In de gevel ingebouwde garages

- enkel toegelaten indien de gevel tenminste 7m breed is. - maximaal 40% van de gevellengte mag ingenomen worden door garagepoorten

De niet bebouwde gedeelten van deze zones (o.a. in geval uiterste grenzen worden aangegeven) zullen zich richten naar de voorschriften van de overeenstemmende zone (o.a. die van de zone voor voortuinen aan de voor- en zijgevelzijde en die van de zone voor tuinen aan de achtergevelzijde). Volume Hoogte

Z : max. 2 volwaardige bouwlagen. De hoogte varieert tussen de 3,60 m en 6,00 m vanaf maaiveld tot dakrand. P: twee volwaardige bouwlagen verplicht met een bouwhoogte tussen maaiveld en dakrand tussen de 5,20 m en 6,00 m.

dakrandhoogte

aansluitingen tussen twee panden moeten op een esthetisch verantwoorde manier gebeuren, blinde gevelvlakken moeten met zelfde gevelsteen als voorgevel worden afgewerkt

Diepte

gelijkvloers: max. zoals aangeduid op plan verdiepingen : max. 12 m

Dak dakvorm

Z: hellende daken, bij voorkeur zadeldaken met de nok evenwijdig aan de voorgevel of loodrecht op de voorgevel, variërend tussen min. 30° en max. 45° met een nokhoogte van max. 6 m boven de dakrand. Ingeval het hoofdvolume o.w.v. de vorm niet door één enkele dakkap kan worden afgedekt moet het resterende gedeelte met een analoog hellend dak worden afgedekt. De meerdiepte van het gelijkvloers ten opzichte van de verdiepingen, mag plat


15


63-32490

afgedekt worden, mits een verantwoord geheel bekomen wordt. P: platte daken is verplicht. dakterassen

toegelaten op min. 1m afstand van het midden van de scheidingsmuur of buitengevels en indien geïntegreerd in de dakvorm.

Schouwen



tot max. 15 cm

Kroonlijst/ dakrand

tot max. 50 cm

Op verdiep van open zijgevels in hoofdvolume

Open uitbouw of luifels van max. 60 cm diep maar op min. 2,50 m van de laterale perceelsgrens


Losstaande uitbouwen of luifels van max. 60 cm maar op min. 1.50 m van de rand van het rijvlak en over een breedte van max. 2/3 van de gevelbreedte



Materialen • Alle zichtbare geveldelen dienen naar materiaal en kleur aangepast te zijn aan de architectuur van de gebouwen in de directe omgeving. • Als bijmateriaal is één ander soort bouwmateriaal toegelaten per bouwperceel en dit voor max. 10% van de geveloppervlakte per gebouw indien esthetisch verantwoord in het kader van het gebouw en van de omgeving. • De daken zullen worden afgedekt met pannen of leien in natuurlijke kleur en in horizontaal verband. De keuze van het dakmateriaal zal per bouwblok op elkaar worden afgesteld. • De gebruikte materialen voor schrijnwerkerij, beglazing en buitenschilderwerk dienen esthetisch verantwoord te zijn en in harmonie te zijn met de omgeving. Overgangsbebouwing Vrijblijvende delen van de gemeenschappelijke muren zullen door de vorm en het volume van het op te richten gebouw een harmonisch geheel vormen en met een welgevormde gevelsteen afgewerkt worden.


16


63-32490

ART. 1.4. ZONE VOOR WONEN - half open en open bebouwing


• Wonen

Nevenbestemming

• diensten en vrije beroepen toegelaten op het gelijkvloers indien de hoofdbestemming is gerealiseerd en in zoverre de woonkwaliteit in de directe omgeving niet wordt gehinderd


Verkaveling Enkel alleenstaande woningen of tweewoonsten (al of niet met praktijkruimte) mogen opgericht worden. Perceelsbreedte Tweewoonst

minimum 11 m maximum 16 m

alleenstaande woning

minimum 16 m maximum 22 m

Van deze maatvoering kan afgeweken worden in geval van bestaande percelen op voorwaarde dat geen herverkaveling mogelijk is. Deze maatuitvoering dient steeds in de gevelgeleding tot uiting te komen, ongeacht de eigendomstructuur. Inplanting De inplanting van de gebouwen dient te gebeuren binnen de grafisch aangeduide zone op het plan. achtergevelgrens

uiterste grens voor hoofdgebouwen

voorgevelgrens

uiterste grens voor hoofdgebouwen of gelijk met rooilijn, ingeval van verplichte bouwlijn of rooilijn

zijgevelgrens

afstand van een niet gemeenschappelijke zijgevel tot de laterale grens van de kavel dient minimum 3 meter te bedragen De breedte van de voorgevel bedraagt minimum 7 m en max. 2/3 van de kavelbreedte bij open bebouwing

peil gelijkvloers

maximum 0.60 m boven het peil van de voorliggende weg. Wanneer het terrein (maaiveld) meer dan 0.40 m hoger of lager ligt dan het wegpeil, dienen bijzondere maatregelen genomen opdat de inplanting van het hoofdgebouw, qua hoogteligging, op een esthetisch en stedenbouwkundig verantwoorde manier gebeurt t.o.v. het straatbeeld in het algemeen. Men dient er van uit te gaan dat aan het bestaande maaiveld zo weinig mogelijk wordt veranderd en dat het peil van het gelijkvloers van de woning t.o.v.


17


63-32490

dit maaiveld tot een minimum wordt beperkt. In de gevel ingebouwde garages

- enkel toegelaten indien de gevel tenminste 7m breed is. - maximaal 40% van de gevellengte mag ingenomen worden door garagepoorten.

De niet bebouwde delen van deze zones (o.a. in geval uiterste grenzen worden aangegeven) zullen zich richten naar de voorschriften van de overeenstemmende zone (o.a. die van de zone voor voortuinen aan de voor- en zijgevelzijde en die van de zone voor tuinen aan de achtergevelzijde). Volume Hoogte

Z : 2 volwaardige bouwlagen. De hoogte van één bouwlaag bedraagt 3m, met een marge van 0,60 meter. De bouwhoogte van de gebouwen zal variëren tussen de 4,50 m en 6,60 m vanaf maaiveld tot bovenkant dakrand. Bestaande vergunde bouwvolumes met 1 of 1,5 bouwlaag mogen verbouwd worden met behoud van het aantal bouwlagen.

dakrandhoogte

Aansluitingen tussen twee panden moeten op een esthetisch verantwoorde manier gebeuren, blinde gevelvlakken moeten degelijk afgewerkt worden

Diepte

gelijkvloers : maximum zoals aangegeven op plan verdiepingen : maximum 14 m in zoverre alle leefvertrekken van voldoende natuurlijk daglicht zijn voorzien (min. Raamoppervlakte 1/7 van de vloeroppervlakte).

Dak Dakvorm

• hellend dak, in hoofdzaak zijn zadeldaken gewenst, variërend tussen min. 30° en max 45° met een nokhoogte t.o.v. de dakrand van max. 6 meter (in functie van de bouwdiepte), rekening houdend met aansluitende daken. De nok kan loodrecht of evenwijdig met de voorgevel gesitueerd worden. • de meerdiepte van het gelijkvloers te opzichte van de verdiepingen, mag plat afgedekt worden, mits een verantwoord geheel bekomen wordt • indien het hoofdgebouw omwille van de vorm niet door één enkel dakkap kan worden afgedekt moet het resterende gedeelte met een analoog hellend dak worden afgedekt.

dakterrassen

Zijn slechts toegelaten op min. 1m afstand van het midden van de scheidingsmuur of buitengevels of buitengevels en indien geïntegreerd in de dakvorm. Borstweringen en andere uitstekende elementen dienen binnen hetzelfde gave dakvlak aangebracht te worden.

Schouwen



tot max. 15 cm

Kroonlijst/ dakrand

tot max. 50 cm


18


63-32490

Op verdiep van open zijgevels in hoofdvolume

Open uitbouw of luifels van max. 60 cm diep maar op min. 2,50 m van de laterale perceelsgrens


Losstaande uitbouwen of luifels van max. 60 cm maar op min. 1.50 m van de rand van het rijvlak en over een breedte van max. 2/3 van de gevelbreedte



Materialen • Alle zichtbare delen van het gebouw dienen naar materiaal en kleur aangepast te zijn aan de architectuur van de gebouwen in de directe omgeving; als bijmateriaal zijn andere gevelmaterialen toegelaten op voorwaarde dat het slechts één soort per bouwblok betreft met een max. van 10 % van het geveloppervlakte • De hellende daken dienen afgedekt te worden met pannen , natuurleien of kunstleien in horizontaal verband , of in esthetisch verantwoorde kleinschalige materialen. Voor een tweewoonst is éénzelfde dakbedekking verplicht. • De schrijnwerkerij, beglazing en buitenschilderwerk dienen esthetisch verantwoord te zijn en in harmonie met de omgeving. • Het gebruik van nabootsende en camouflerende materialen is niet toegelaten Overgangsbebouwing Vrijblijvende delen van de gemeenschappelijke muren zullen door de vorm en het volume van het op te richten gebouw een harmonisch geheel vormen en met een geschikte gevelsteen afgewerkt worden.


19


63-32490

ART. 2. PROJECTZONE

ART. 2.1. PROJECTZONE VOOR WONEN 1 Dit is een zone voor een centrumgericht verdichtingsproject met woonbestemming.

1.0. De uitgangspunten en doelstellingen De uitgangspunten die gehanteerd worden bij de inrichting van de zone kunnen als volgt worden samengevat: −

Een optimaler grondgebruik realiseren van min. 12 en max. 33 wooneenheden in functie van een gerichte verdichting aansluitend aan het centrum van Tongeren.

−

Respect voor de privacy van de belendende bewoning langs de Koninksemsteenweg.

−

Diensten, vrije beroepen en handel zijn toegelaten op maaiveldniveau.

1.1. Bestemmingen Zone bestemd voor wonen, diensten, vrije beroepen en handel. Het wonen vindt plaats in een gedifferentieerd aanbod; bejaarden, jonge gezinnen, ... en telt richtinggevend 12 tot 33 wooneenheden in de vorm van geschakelde woningen of appartement. Deze zone moet minimum aan de eigen parkeerbehoefte voldoen van 1 wagens per wooneenheid.

1.2. Opvatting 1.2.0.

Algemeen

De architectuur van alle nieuwbouw moet een ruimtelijke overgang vormen van de bebouwing langs de Koninksemsteenweg en de flats langs de Sint- Servaasstraat en vormt een representatief bouwvolume langs de Cottalaan tegenover de Romeinse muur. Het bouwvolume dient als één geheel te worden gerealiseerd. De bestaande gebouwen mogen in stand gehouden worden. Het nieuwbouwvolume dient de schaal van de omgeving te respecteren en dient aan de Koninksemsteenweg aan te sluiten op het gabariet van het belendend appartementsgebouw. Het concept moet zodanig opgevat worden dat er een ruimtelijke en vormelijke overgang bewerkstelligd wordt tussen de bebouwing langs de Koninksemsteenweg en de bebouwing langs de Sint –Servaasstraat. De daken vormen een samenhangend geheel van hellende of platte daken of een combinatie van beide. De privacy naar de ingegroende private achtertuinen dient verzekerd te zijn; men dient dan ook bijzondere aandacht te schenken aan de visuele afscherming. Het inrichtingsvoorstel is indicatief bij de invulling van de zone en geeft een voorstel van inrichting weer.


20


1.2.1.

63-32490

De zone op zich

De architectuur dient opgevat als een architecturaal samenhangend geheel van geschakelde entiteiten die een hoekoplossing bewerkstelligen tussen de Koninksemsteenweg en de Sint-Servaasstraat langs de Cottalaan, die in interactie gaan met de parkzone en de restanten van de Romeinse muur aan de overzijde van de Cottalaan. Het bouwvolume vormt een aaneengesloten straatwand die ter hoogte van de hoek van de Koninksemsteenweg met de Cottalaan een specifieke hoekoplossing krijgt. 1.2.2.

Begroening

De niet bebouwde zone dient voorzien te worden als gemeenschappelijke tuinzone die ruimtelijk aansluit op de belendende gemeenschappelijke tuinzone, dit bewerkstelligd dient te worden door het gebruik van een natuurlijke overgang. Een gedetailleerd groeninrichtingsplan dient ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde overheid waaruit de ruimtelijke en landschappelijke overgang wordt aangegeven. De belendende voortuinstrook wordt als een gemeenschappelijk tuinzone aangelegd en bewerkstelligt een landschappelijke overgang naar de parkzone met Romeinse tuin.

1.3. Bebouwing 1.3.0.

Terreinbezetting

- Terreinoppervlakte van de zone T

± 1650 m2

- Max. bebouwingsindex B/T

0,8

- Maximale vloerindex V/T

2,4

T = Terreinoppervlakte van de zone op het bestemmingsplan. B = De bebouwde en/of overdekte terreinoppervlakte binnen de betreffende zone V = Bruto-vloeroppervlakte van de gebouwen, bovengronds gemeten, binnen de betreffende zone 1.3.1.

Bouwhoogte

De hoogte wordt gemeten vanaf de stoepniveau langs de Cottalaan en de Koninksemsteenweg ter hoogte van de aansluiting van het bestaande appartementsgebouw tot aan de bovenzijde van de voorgeveldakrand. Een max. van 2 bouwlagen wordt toegelaten. Om een ruimtelijk accent te geven op de hoek van de Cottalaan met de Koninksemsteenweg en een ruimtelijke aansluiting op de bestaande bebouwing aan de Sint –Servaasstraat mogelijk te maken wordt op deze plaatsen een 3de bouwlaag toegelaten. Hellende en/of plat daken of en samenspel van beide wordt toegestaan voor zoverre een samenhangend geheel ontstaat in harmonie met en op schaal van de omliggende bebouwing. Ingeval van twee bouwlagen is de dakrand gesitueerd tussen 5,20 m en 6,00 m, gemeten vanaf het niveau van het bestaande stoep. Ter hoogte van de aansluiting met het TECHNUM NV Afdeling Ruimtelijke Planning

21


63-32490

appartementsgebouw aan de Koninksemsteenweg wordt het gabariet van het betreffende appartementsgebouw gerespecteerd. Ingeval van drie bouwlagen is de dakrand gesitueerd tussen 7,80 m en 9,00 m, gemeten vanaf het niveau van het bestaande stoep ter hoogte van het accent. Ter hoogte van de aansluiting op de losstaande bebouwing aan de Sint-Servaasstraat wordt een max. hoogteverschil van 0,60 m in de kroonlijst toegelaten en dient een ruimtelijk verantwoorde aansluiting op het bestaande platte dak te worden verzekerd. 1.3.2.

Inplanting van de gebouwen

De bouwvolumes worden op minstens 10 meter van de begrenzing van de projectzone met de zone voor tuinen gesitueerd. Indien de bouwvolumes dwars op de begrenzing van de projectzone worden ingeplant mag de afstand tot de begrenzing van de projectzone teruggebracht worden tot min. 3 meter op voorwaarde dat de privacy van de belendende achtertuinen is verzekerd. Aan de zijde van de Koninksemsteenweg dient het bouwvolume aan te sluiten op de bestaande blinde gevel op de zijdelingse perceelsgrens. 1.3.3.

Daken

De dakvorm is vrij: platte daken, hellende dakvormen of combinaties van verschillende dakvormen zijn toegelaten voor zover ze architecturaal passen in de omgeving. Gebogen dakvormen worden niet toegelaten. 1.3.4.

Materialen

De gebruikte materialen zoals gevelmaterialen, dakbedekking, schrijnwerkerij, beglazing en buitenschilderwerk dienen wat voorkomen en kleur betreft esthetisch en constructief verantwoord te zijn en in harmonie met de reeds gerealiseerde bouwvolumes binnen de projectzone. Binnen de totale projectzone wordt een max. van 4 verschillende gevelmaterialen toegelaten. Een grootschalig volume wordt voorkomen door een gevelgeleding langs de Cottalaan van minstens 4 geschakelde entiteiten. Een ruimtelijke en architecturale harmonie tussen de verschillende entiteiten onderling wordt door de materiaalkeuze ondersteund. Van deze harmonieregel kan enkel bewust en positief afgeweken worden, om een eigen antwoord te geven op de omgeving en de reeds bestaande bouwvolumes. Bij afwijken van de harmonieregel zal bij de vergunningsaanvraag een degelijk onderbouwde verantwoording van het materiaalgebruik gevoegd worden. De aard, de toepassing en de kleur van de materialen van zij- en achtergevels moeten harmoniëren met deze van de voorgevel. De keuze van het dakmateriaal zal binnen de projectzone harmoniëren. 1.3.5.

Lichten en zichten, privacy en veiligheid

Bij het ontwikkelen van de architectuur dient in het algemeen rekening gehouden met privacy, lichtinval, toegankelijkheid voor gehandicapten en brandveiligheid. De leefbaarheid staat voorop, het moet er aangenaam wonen zijn. Om de basis voor de leefbaarheid in ieder leefvertrek te verzekeren dient de som van de verschillende raamvlakken, voor de natuurlijke lichttoetreding tot de leefvertrekken, per leefvertrek minimaal 1/6 van de vloeroppervlakte van het desbetreffende leefvertrek te zijn.


22


63-32490

1.4. parkeren De projectzone voorziet in de eigen parkeerbehoeften van gemiddeld 1,0 parkeerplaats per wooneenheid. Het parkeren dient geïntegreerd te worden in het hoofdvolume. Ondergronds parkeren wordt enkel toegelaten in de vorm van een geclusterde parkeergarage onder het hoofdbouwvolume. Het bezoekersparkeren kan landschappelijk geïntegreerd in de voortuin op minstens 50 meter van het kruispunt Cottalaan - Koninksemsteenweg.

1.5. Realisatie De realisatie kan gefaseerd uitgevoerd worden met prioriteit van de ontwikkeling ter hoogte van het kruispunt Cottalaan- Koninksemsteenweg, elke bouwaanvraag dient echter te kaderen in een globaal inrichtingsplan voor de projectzone. Gezien de gekende rijkdom van het bodemarchief net buiten de Romeinse stadsmuren dient voor het ontwikkelen van deze zone een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

1.6. Procedure 1.6.1. Gelet op de nagestreefde woonverdichting en de ruimtelijke situering binnen het stadsweefsel wordt de ontwikkeling van het project begeleid door de deskundigheid binnen de GECORO. 1.6.1.1. In toepassing van artikel 9 § 5 van D.R.O. goedgekeurd op 18 mei 1999 en in toepassing van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 19 mei 2000 tot vaststelling van nadere regels van de samenstelling, de organisatie en de werkwijze van de provinciale en gemeentelijke commissie van R.O. richt de GECORO een specifieke werkgroep op aangevuld met externe deskundigen voor de begeleiding van het project. 1.6.1.2. De samenstelling van de specifieke werkgroep wordt als volgt bepaald: -

3 leden van de GECORO (waarvan minstens twee deskundigen)

-

1 extern deskundige

-

2 leden van het College van Burgemeester en Schepenen

1.6.1.3. De taakstelling van de werkgroep bestaat er in de ontwerpers te begeleiden bij de voorbereiding van het project. 1.6.1.4. De verslagen van de werkgroep worden verstuurd naar de leden van de werkgroep en naar de voorzitter van de GECORO. Het eindverslag van de werkgroep wordt overgemaakt aan de leden van de werkgroep en de voorzitter van de GECORO en wordt in de eerst volgende GECORO ter goedkeuring voorgelegd. 1.6.2. In afwijking van de normale procedure wordt een dossier in twee fasen opgebouwd. 1.6.2.1. De opdrachthouder stelt een omgevingsrapport op gecombineerd met een aanvraag stedenbouwkundig attest. Het omgevingsrapport geeft inzicht in: -

de ruimtelijke context waarbinnen het project zich situeert;

-

het project naar zijn gebruik en voorkomen;

-

de effecten en de kwaliteitsverhoging van het project van de omgeving.

Het geeft uitsluiting over volgende aspecten van het project: TECHNUM NV Afdeling Ruimtelijke Planning

23


63-32490

1. de bestaande toestand, met een analyse van het perceel zelf en alle percelen in een straal van 50 m er rond wat betreft de aanwezige bestemmingen en activiteiten, de verschijningsvorm, inplanting van gebouwen, bouwvolumes met hoogte, diepte en dakvorm, gevelcomposities met kenmerken en materiaalgebruik, de aanwezige natuurlijke elementen, open ruimten, zichten en relaties; 2. een interpretatie van deze kenmerken naar kwaliteiten en gebreken, naar mogelijkheden en randvoorwaarden voor het project; 3. het geplande project, met een duidelijke voorstelling van de verschijningsvorm en een omschrijving en kwantificering van de functionele invulling; 4. het beantwoorden van het project aan de harde eisen (inzake bestemmingen, parkeerplaatsen, maximaal gabariet, ...) uit de stedenbouwkundige voorschriften van dit B.P.A. en de verantwoording voor de eventuele afwijking van het project van de situatie die in de voorschriften als normaal wordt vooropgesteld; 5. een evaluatie van de effecten die het project op de omgeving zal hebben, van de kwaliteitsverhoging die het project voor perceel en omgeving zal meebrengen en van de ingrepen die voorzien worden om negatieve effecten op de omgeving te milderen. Deze evaluaties hebben betrekking op: de natuurlijke en functionele draagkracht van de plaats en van de omgeving (verkeersdruk, ruimtelijke verweving en landschappelijk morfologische ondersteuning, ...); het totaalbeeld in relatie met de omgeving qua inplanting, volume, gevelcompositie en materialengebruik; de belevingsaspecten (belevingswaarde, comfortverhoging voor bewoners, interactie met de Romeinse muur en de parkzone, gezelligheid, sfeerschepping); Het stedenbouwkundig attest omvat de wettelijk voorziene documenten. Het definitief advies wordt afgeleverd binnen de wettelijk vastgestelde termijn. 1.6.2.2. Na het bekomen van een positief advies wordt de bouwvergunningsaanvraag ingediend.

ART. 3. ZONES VOOR NEVENBESTEMMINGEN

ART. 3.1. ZONE VOOR AANHORIGHEDEN

Bestemmingsvoorschriften Aanhorigheden zijn enkel toegelaten als een geïntegreerd onderdeel achter het hoofdgebouw hoofdbestemming

• idem als de bestemming binnen het hoofdvolume op het gelijkvloers • autobergplaatsen en andere berging • diensten en vrije beroepen als geïntegreerd onderdeel van


24


63-32490

het hoofdvolume met een max. van 50 m² binnen de betreffende bestemmingszone


Volume hoogte

Gelijk aan de gelijkvloerse bouwlaag in het belendende hoofdvolume met een max. tot 3,50 m.

dakrandhoogte

Aansluitingen tussen twee bouwvolumes moeten op een esthetisch verantwoorde manier gebeuren, blinde gevelvlakken moeten met volwaardige gevelmaterialen afgewerkt worden. De kroonlijst maximum 0,30 meter uit gevelvlak.

diepte

Binnen de grafisch aangeduide zone (geïntegreerd onderdeel van het hoofdvolume binnen de voorliggende bestemmingszone) op het plan

Dak Dakvorm

• platte daken of hellende daken die een harmonieus geheel vormen met het hoofdvolume. Een dakterras kan worden toegelaten voor zover de privacy van de belendende percelen niet wordt verstoord. Het dak wordt als vijfde gevelvlak behandelt.

Materialen • Alle zichtbare geveldelen dienen naar materiaal en kleur een geïntegreerd onderdeel te vormen met de architectuur van het hoofdvolume binnen de belendende bestemmingszone (zone voor wonen – “gesloten bebouwing”, zone voor wonen en handel “ gesloten bebouwing” of zone voor wonen “ half open en gesloten bebouwing”). De materiaalkeuze van het hoofdvolume in de belendende bestemmingszone wordt doorgetrokken binnen deze bestemmingszone. • Maximaal één ander soort materiaal wordt toegelaten indien esthetisch verantwoord in samenhang met het hoofdvolume. • De gebruikte materialen voor schrijnwerkerij, beglazing, buitenschilderwerk en dakbedekking dienen wat voorkomen en kleur betreft esthetisch en constructief verantwoord te zijn en in harmonie te zijn met het materiaalgebruik binnen het hoofdvolume in de belendende bestemmingszone op het betreffende eigendomsperceel. Platte dakconstructies wordt voorzien van een grasdak, een absorptiemat met keien, voor buffering van hemelwater, of dakterrasmaterialen.

ART. 3.2. ZONE VOOR GARAGES

Bestemmingsvoorschriften hoofdbestemming

• garages en bergplaatsen • max. 50% van de totale terreinoppervlakte van de


25


63-32490

bestemmingszone nevenbestemming

• waterdoorlatende verharding


Inplanting De inplanting van de gebouwen dient te gebeuren binnen de grafisch aangeduide zone op het plan. achtergevelgrens

uiterste grens van de bestemmingszone indien afgewerkt in volwaardige gevelsteen in aansluiting op de bestaande bebouwing in de directe omgeving

zijgevelgrens

Uiterste grens van de bestemmingszone indien afgewerkt in volwaardige gevelsteen in aansluiting op de bestaande bebouwing in de directe omgeving

vloerpeil

maximum 0.30 m boven het bestaande maaiveld. Wanneer het terrein (maaiveld) onderhevig is aan overvloedig oppervlaktewater dienen bijzondere maatregelen genomen te worden opdat de inplanting van de bouwvolumes, qua hoogteligging, op een esthetisch en stedenbouwkundig verantwoorde manier worden ingepast t.o.v. van de bestaande bebouwing in de directe omgeving

De niet bebouwde gedeelten van deze zones zullen zich richten naar de voorschriften van de zone voor tuinen of mogen verhard worden met een waterdoorlatende verharding in dien ze landschappelijk gebufferd worden ten opzichte van de belendende percelen dmv een natuurlijk groenscherm.

Volume Hoogte

Maximum 1 volwaardige bouwlaag De hoogte van deze volwaardige bouwlaag bedraagt max. 3,5 m ten opzichte van het bestaande maaiveld. De aansluiting van de bouwhoogte van de bouwvolumes onderling mogen max. een hoogteverschil van 0,50 meter hebben.

dakrandhoogte

Aansluitingen tussen twee bouwvolumes moeten op een esthetisch verantwoorde manier gebeuren, blinde gevelvlakken moeten met volwaardige gevelmaterialen afgewerkt worden.

Diepte

maximum 7m

Dak Dakvorm

• platte daken

Dakkoepels

• Deze dienen kleinschalig te zijn en mogen max. 20% van het dakvlak per bouwvolume bedragen. Ze worden in een harmonische compositie binnen de aaneengeschakelde dakvormen ingepast.


26


63-32490

Materialen • De gebruikte materialen zoals gevelmaterialen, dakbedekking, schrijnwerkerij, beglazing en buitenschilderwerk dienen wat voorkomen en kleur betreft esthetisch en constructief verantwoord te zijn en een harmonisch geheel te vormen met de reeds gerealiseerde bouwvolumes binnen de bestemmingszone. • Voor alle zichtbare gevels dienen volwaardige gevelstenen gebruikt te worden. Het buitenschrijnwerk dient in hout, metaal, PVC of gemoffeld aluminium te worden uitgevoerd. Buitenschilderwerk dient op een esthetisch verantwoord in harmonie met de gebruikte kleuren in de omgeving te zijn. • Platte dakconstructies wordt voorzien van een grasdak of een absorptiemat met keien, voor buffering van hemelwater.

ART. 3.3. ZONE VOOR PARKEREN


• Parkeren

Nevenbestemming

• Zone voor voortuinen • Parkaanleg

Inrichtingsvoorschriften

Inplanting Binnen de zone worden geen bouwvolumes toegelaten. Constructies in de vorm van een bushalte, schuilhok of infobord worden binnen deze zone wel toegelaten op voorwaarde dat ze ruimtelijk ingepast worden binnen de bestemmingszone. Bij de heraanleg dient een totaal inrichtingplan te worden voorgelegd waarbij minstens 20% van de bestemmingszone met inheems groen dient aangeplant te worden (de totale kruinprojectie mag voor max. 50% in rekening gebracht worden) en gerealiseerd dient te worden binnen het plantseizoen na het opleveren van de werken. Materialen • De gebruikte materialen zowel naar verharding als groenvoorziening dienen een harmonisch geheel te vormen met de materialisering van de zone voor wegen en de belendende zone voor voortuinen.


27


63-32490

ART. 4. ZONES VOOR OPEN RUIMTEN

ART. 4.1. ZONE NON-AEDIFICANDI

Strook voorbehouden voor de aanleg van een afschermende groenbeplanting , ten opzichte van de aangrenzende bebouwing. Geen enkele bebouwing is toegelaten.

ART. 4.2. ZONE VOOR TUINEN

Bestemmingsvoorschriften Deze zone is uitsluitend bestemd voor de inrichting van privaat tuinen. Het oprichten van bijgebouwen, aanvullend op de hoofdbestemming van het hoofdgebouw (bergplaatsen en stallingen) is toegelaten, voor zover zij de bestemming van de zone niet schaden.


Beplanting Verplicht conform een beplantingsplan bijgevoegd bij de bouwaanvraag. Bijgebouwen Inplanting

Nergens minder dan 6 meter achter de achtergevellijn van de gebouwen, tenzij de perceelsdiepte dit niet toelaat. De afstand tot de laterale perceelsgrens moet min. 2 m bedragen ofwel op de perceelsscheiding mits akkoord van de belendende eigenaar. In de zijtuinen mag een bijgebouw opgericht worden ofwel op minstens 3 m van de laterale perceelsgrens, mits een verantwoord geheel bekomen wordt met het hoofdbouwvolume ofwel gekoppeld met een bestaande bijgebouw of blinde gevel van een belendende eigendom.

Volume

• de globale oppervlakte van alle bijgebouwen is beperkt tot max. 10% van het perceel met een max. 40 m2 • max. 3 m hoogte tot dakrand.

Materialen

• Alle zichtbare geveldelen dienen naar materiaal en kleur gerelateerd te zijn aan het bestaande hoofdgebouw op het eigendomsperceel, hout wordt tevens toegelaten. • De gebruikte materialen voor daken, schrijnwerkerij,


28


63-32490

beglazing en buitenschilderwerk dienen esthetisch verantwoord te zijn en in harmonie te zijn met de bestaande bebouwing op het eigendomsperceel Dak

• dakvorm is vrij • voor gekoppelde bijgebouwen moet éénzelfde bedaking voorzien worden • platte en licht hellende daken van garages en bergingen, gesitueerd binnen deze bestemmingszone worden als groendaken uitgevoerd

Uitzonderingsbepalingen

• Voor de hoekpercelen kunnen losstaande achtergebouwen toegelaten worden mits een verantwoord geheel bekomen wordt met het hoofdgebouw en de inplanting ook esthetisch te verantwoorden is t.o.v. de belendende woning. • In zone B is geen nieuwe bebouwing van welke aard ook toegelaten. • In de zone voor tuinen behorend bij de zone voor gesloten bebouwing mogen bijkomend autobergplaatsen worden opgericht onder volgende voorwaarden: • Oppervlakte beperkt tot 30% van de oppervlakte van het perceel • Inplanting op minimum 3 m van de perceelsscheiding • Materialen esthetisch verantwoord, betonplaten zijn verboden • Hoogte tot dakrand maximum 3 meter, nok max. 4,5 m


29


63-32490

ART. 4.3. ZONE VOOR VOORTUINEN

Bestemmingsvoorschriften Het oprichten van gebouwen is niet toegelaten. In de voortuinstrook bij de Gewestwegen wordt max. 15% van de oppervlakte verhard in functie van het realiseren van één ontsluiting van het perceel op de uitgeruste weg.

Inrichtingsvoorschriften beplanting

Verplicht, daarbij horen eveneens streekeigen bomen

verharding

max. 35% max. 85% indien deze zone direct aansluit op een zone voor wonen en handel

afritten naar garages

• afritten onder het peil van weg zijn mogen een helling van 4% voor de eerste 5,00 m vanaf de rooilijn niet overschrijden. • Deze inritten zijn langs rijkswegen niet toegelaten.

Uitgravingen en aanvullingen

• het bestaande maaiveld wordt zoveel mogelijk behouden. Niveauverschillen > 0,45 m worden niet toegelaten. • uitgravingen in de zijdelingse strook ten opzichte van de weg t.b.v. garages in het achtergevelgebied moeten min. 1m van de perceelsgrens blijven.

Afsluitingen

• op de rooilijn mogen deze in metselwerk of enig ander esthetisch verantwoord materiaal uitgevoerd worden. De hoogte is beperkt tot 0,75 m . een haagbeplanting in streekeigen groen tot een max. van 1,70 m hoogte wordt toegelaten. • Op de vrijblijvende perceelsscheidingen worden de afsluitingen in een haagbeplanting met een max. hoogte van 1,70 m , een afsluiting in degelijk siermateriaal (oa. hout) is eveneens toegelaten. • Afsluitingen op de gemeenschappelijke perceelsgrenzen gaande van de voorgevellijn tot de achtergevellijn in geval van gekoppelde of aaneengesloten bebouwing, mogen uitgevoerd worden in het verlengde van de mandelige muur der gebouwen, in metselwerk tot een maximum hoogte van 2,60 m en een lengte van 6,00 m. De meerdiepte wordt uitgevoerd in een haagbeplanting met streekeigen soorten met een max. hoogte van 1,70 m . In voorkomend geval kan eveneens een afsluiting in degelijk siermateriaal toegelaten worden

Uitzondering

• In deze strook is langs de gewestwegen een voorgaandelijke vergunning van de afdeling wegen en verkeer noodzakelijk voor het realiseren van verharde oppervlakten > 15%.


30


63-32490

ART. 4.4. ZONE VOOR PARKGEBIED

Bestemmingsvoorschriften Stroken voorbehouden voor de aanleg van openbare groene ruimten binnen een verstedelijkt gebied. Waarbij de Romeinse muur als cultuurhistorisch monument een belangrijke leidraad vormt voor de inrichting en het beheer van dit parkgebied.

Inrichtingsvoorschriften Afhankelijk van de ligging, heeft deze zone een sierfunctie of afschermende functie en doet zij dienst als publieke buitenruimte. Max. 20% van de totale bestemmingszone kan landschappelijk ingericht worden voor rust- en spelfuncties op voorwaarde dat er voor de aaneensluitende percelen binnen de betreffende bestemmingszones een totaalplan wordt opgemaakt. Bebouwing is niet toegelaten, uitgezonderd beperkte en lichte constructies is functie van de uitbouw van de beperkte spelaccommodatie. De uitbouw van de zone zal gebeuren met streekeigen beplanting op basis van een bij de eerst volgende bouwvergunning gevoegd landschapsplan worden ingericht in het eerst volgende plantseizoen volgend op de oplevering van de vergunde werken. Binnen deze zone kan infrastructuur voor fietsers en voetgangers geïntegreerd worden op voorwaarde dat de verharding max. 10% van de bestemmingszone betreft en de ruimtelijke inpassing aangetoond wordt conform landschapsplan.


31


63-32490

ART. 4.5. ZONE VOOR SPECIFIEK PARKGEBIED

Bestemmingsvoorschriften Naast haar functie als parkgebied wordt tevens de inpassing van een archeologische site of een laagdynamische toeristische uitbouw toegelaten in functie van de visualisering van het Tongers verleden.

Inrichtingsvoorschriften Deze zone maakt een ruimtelijk en landschappelijk geïntegreerd onderdeel uit van de zone voor parkgebied. Ze vormt er een harmonisch en ruimtelijk samenhangend geheel mee. De aanleg zal zodanig geschieden dat de constructies opgericht binnen het gebied een ondersteuning vormen voor het visualiseren en het verduidelijken van het Romeins verleden binnen Tongeren. De ruimtelijke en landschappelijke inpassing dient gekaderd te worden in een sterk ingegroend gegeven. Een max. verharding van max. 40 % van de totale oppervlakte is toegelaten met waterdoorlatende materialen. Een beperkte oppervlakte van 20% mag bijkomend verhard worden in anderssoortige verharding. Het allergrootste belang zal besteed worden aan het bestaande bomenbestand, dat oordeelkundig zal onderhouden en aangevuld worden. De beplanting zal ondersteunend functioneren aan het educatieve doel van de site. Max. 20% van de bestemmingszone mag bebouwd worden met een bouwvolume met een publiek karakter. Bij iedere bouwaanvraag binnen deze zone zal een inrichtingsplan voor gans de bestemmingszone door Monumenten en landschappen en de GECORO geadviseerd worden.


32


63-32490

ART. 5. ZONE VOOR GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN

ART. 5.1. ZONE VOOR OPENBAAR NUT

Bestemmingsvoorschriften In deze zone zijn enkel openbare constructies, gebouwen en gebouwencomplexen van openbaar nut toegelaten.

Bebouwings- en inrichtingsvoorschriften De uitbreidingen van de bebouwing dienen een geïntegreerd en harmonisch samenhangend geheel te vormen met de reeds bestaande bebouwing in de bestemmingszone en met de omgeving. Bij de uitbreidings- en verbouwingswerken zullen de bestaande gabarieten en materialen als uitgangspunt genomen worden. In principe is de afstand tot de zijdelingse perceelsscheiding gelijk aan de hoogte van het gebouw. De bestaande nokhoogte mag niet overschreden worden. Voor specifieke maar beperkte uitbreidingen kan om technische redenen een uitzondering worden toegestaan indien uit een omgevingsrapport blijkt dat de ruimtelijke inpasbaarheid geen negatieve impact heeft op het wonen in de directe omgeving. De privacy naar de belendende woonkavels dient ten aller tijden te worden verzekerd. 01 Kerk- Parochiecentrum Beperkte uitbreiding van max. 10% toegestaan 02 Basisschool Maximale terreinbezetting van 50% Binnen deze zone wordt de ontsluiting voor fietsers en voetgangers geïntegreerd conform het aangeduide tracé op het bestemmingsplan. Een vlotte doorgang voor fietsers en voetgangers wordt binnen een uitwijkzone van 3,00 m aan beide zijde uit de aslijn van het tracé verzekerd. 03 Jeugdcentrum Maximale terreinbezetting 30% 04 en 05 electriciteitscentrale Maximale terreinbezetting 90% indien landschappelijk geïntegreerd binnen een groenstructuur of gerealiseerd in volwaardige gevelmaterialen in harmonie met de directe omgeving.

Groenaanplanting Afgezien van de randbeplanting dienen de vrije ruimten conform een bij de bouwaanvraag gevoegd beplantingsplan te worden aangelegd binnen het plantseizoen volgend op de definitieve oplevering van de (ver)bouw(ing). Hierbij zal veelvuldig gebruik gemaakt worden van streekeigen beplanting.


33


63-32490

ART. 6. ZONES VOOR OPENBAAR DOMEIN

ART. 6.1. ALGEMEEN Deze stroken in het bijgevoegd bestemmingsplan aangeduid als wegen, pleinen en voetpaden zullen in zoverre zij nog niet tot het openbaar domein behoren, hierbij ingelijfd worden door afstand of door onteigening. Binnen de projectzones en de zones voor openbaar nut kunnen delen van het semi-openbaar domein in overleg met de betrokken eigenaars ingelijfd worden tot het openbaar domein door afstand.

ART. 6.2. ZONE VOOR WEGEN Deze wegen dienen om het bestemmingsverkeer op een vlotte manier af te wikkelen, te sturen en daar waar noodzakelijk geacht wordt door bijkomend onderzoek beperkingen in te bouwen in functie van het versterken van de belevingswaarde en het verzekeren van een verkeersveilige verkeersafwikkeling. De normale wegkode is hier van toepassing. Een differentatie in inrichting en ruimtelijk voorkomen kan afgedwongen worden op basis van gerichte sfeerbeelden en ondersteunende motivering. Grote herinrichtingswerken zullen voorgelegd worden aan de GECORO + verkeerscommissie. Er zal in de aanleg aandacht geschonken worden aan de kwetsbare verkeersdeelnemers, de materialisering en de belevingswaarde.

ART.6.3. ZONE VOOR OPENBAAR DOMEIN MET EEN WOONERFFUNCTIE Binnen deze zones primeert de verblijfsfunctie op de verkeersfuncties. Het zijn plekken ingericht in functie van bestemmingsverkeer. Doorgaand verkeer wordt door de inrichting ontmoedigd. Naast de ontsluitingsfunctie kan de zone tevens een parkeerfunctie of spelfunctie krijgen indien landschappelijk geïntegreerd. Min. 20% van de totale oppervlakte van de bestemmingszone dient op basis van een inrichtingsplan met groenelementen te worden ingericht (Max. 50% van de kruinprojectie kan in rekening gebracht worden (vb. 250 m² kruinprojectie = 125 m² groenelementen)). De aanleg van deze gebieden dient te gebeuren in materialen kaderend in de omgeving.

ART. 6.4. ZONE VOOR VOETPAD Binnen deze zone wordt een openbaar domein voor fietsers en voetgangers ingericht. Ander verkeer is enkel in uitzonderlijke omstandigheden toegelaten (voor onderhoud, ...). Een minimaal wegprofiel van 2,60 m wordt afgedwongen om een vlotte doorgang van fietsers en voetgangers te verzekeren. Het resterend deel van de bestemmingszone richt zich naar de voorschriften van de zone voor voortuinen.


34


63-32490

ART. 7. ZONE VOOR BESCHERMDE MONUMENTEN

ART. 7.1. ZONE VOOR BESCHERMDE GEBOUWEN Deze zones in het bijgevoegd bestemmingsplan aangeduid als monument beschermd bij decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads – en dorpsgezichten gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995 worden optimaal in stand gehouden. Bijkomende doorbrekingen in de resterende muurdelen worden niet toegelaten. Werken of vergunningen uitgevoerd in een straal van 50 meter ten opzichte van de beschermde zone dienen geadviseerd te worden door de afdeling Monumenten en Landschappen.


35

BIJZONDER PLAN VAN AANLEG "VILLAWIJK ROMEINSE WALLEN"- Partiële herziening + uitbreiding STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

Recommend Documents