Bijsluiter
versie 080221
ACTOSOLV 100 000 I.E., poeder voor oplossing voor intraveneuze injectie en infusie ACTOSOLV 600 000 I.E., poeder voor oplossing voor intraveneuze injectie en infusie Urokinase Lees de hele bijsluiter zorgvuldig door voordat u start met het gebruik van dit geneesmiddel. - Bewaar deze bijsluiter. Het kan nodig zijn om deze nog eens door te lezen. - Heeft u nog vragen, raadpleeg dan uw arts of apotheker. - Dit geneesmiddel is aan u persoonlijk voorgeschreven. Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen. Dit geneesmiddel kan schadelijk voor hen zijn, zelfs als de verschijnselen dezelfde zijn als waarvoor u het geneesmiddel heeft gekregen. - Wanneer één van de bijwerkingen ernstig wordt of als er bij u een bijwerking optreedt die niet in deze bijsluiter is vermeld, raadpleeg dan uw arts of apotheker.
In deze bijsluiter: 1. Wat is ACTOSOLV en waarvoor wordt het gebruikt 2. Wat u moet weten voordat u ACTOSOLV krijgt toegediend 3. Hoe wordt ACTOSOLV toegediend 4. Mogelijke bijwerkingen 5. Hoe bewaart u ACTOSOLV 6. Aanvullende informatie
1. WAT IS ACTOSOLV EN WAARVOOR WORDT HET GEBRUIKT Plasminogeenactivator, gebruikt voor het oplossen van bloedklonters. Actosolv kan enkel in een ziekenhuis toegediend worden. - Uitgebreide en acute longembolie gepaard gaande met een cardio-vasculaire onstabiele toestand, voornamelijk bij patiënten met een onderliggende hart- of ademhalingsaandoening. - Recente trombose van de vena poplitea of van meer proximale venen waarvan de eerste klinische symptomen in de eerste 5 dagen voor het begin van de trombolytische behandeling opgetreden zijn. - Acute arteriële embolie jonger dan 72 uur of trombose van de abdominale slagaders of de slagaders van de ledematen wanneer een chirurgische ingreep niet geïndiceerd is. - Getromboseerde centraal veneuze catheters.
1/8
Bijsluiter
versie 080221
2. WAT U MOET WETEN VOORDAT U ACTOSOLV KRIJGT TOEGEDIEND Gebruik Actosolv niet in de hiernavolgende omstandigheden : Absolute : - actieve of recente bloeding - ischemisch of hemorragisch cerebraal accident van < 2 maanden - evolutief intracraniaal proces - oncontroleerbare veranderingen in de hemostase - overgevoeligheid voor het werkzaam bestanddeel of voor één van de hulpstoffen Ernstige : - heelkundige ingrepen, orgaanbiopsieën inbegrepen, < 10 dagen geleden - zware verwonding met kans op inwendige letsels < 10 dagen geleden - punctie van een niet-samendrukbaar bloedvat < 10 dagen geleden - ernstige arteriële hypertensie die niet onder controle is - sinds < 2 maanden ingeplante dacron prothesen - hematurie of spijsverteringsbloeding < 10 dagen - pericarditis - hemorragische diabetische retinopathie Lichte : - hartmassage - trombocyten < 100.000/mm3, protrombinegehalte < 50% - ernstige lever- of nierinsufficiëntie Bij de indicatie restauratie van de permeabiliteit van veneuze catheters moet de toediening onder de vorm van infusie voorbehouden worden in geval meerdere pogingen om de catheter door middel van directe injectie te desobstrueren mislukken. Hoewel de toegediende infusiedosis veel lager zou moeten zijn als de dosissen die toegepast worden bij de andere indicaties, waar er sprake is van de toediening van een trombolyticum, bestaat er een potentieel risico op bloedingen en moeten de contraindicaties bij de toediening van urokinase gerespecteerd worden. Wees extra voorzichtig met Actosolv - De biologische controle kan bestaan uit de bepaling van de geactiveerde partiële tromboplastinetijd en van het fibrinogeengehalte tussen het 6de en het 12de uur. Het doel is een verlenging van de geactiveerde partiële tromboplastinetijd te bekomen van twee- tot driemaal gedurende de volledige duur van de behandeling. Bij hoge dosissen (4 000 tot 5 000 I.E./kg/uur) kunnen ook de lysistijd van de bloedklonter en eventueel het plasminogeen- en antiplasminegehalte worden bepaald. - Onverenigbaarheden : Indien heparine en urokinase samen in één infusie worden toegediend in dosissen van 2 000 I.E./kg/uur of lager, of in een bolus, moet zowel
2/8
Bijsluiter
-
-
-
versie 080221
rekening worden gehouden met de contra-indicaties en met de bijzondere voorzorgen van een heparinetherapie, als met de stollingscapaciteit van het bloed. Het risico op een bloeding moet afgewogen worden tegen het gevaar van de aandoening in volgende gevallen : goed verdragen arteriële hypertensie met een systolische druk boven 200 mmHg of een diastolische druk boven 100 mmHg. Oogfundus stadium III/IV. Verhoogde kans op bloeding door : een intramusculaire injectie, een blijvende blaascatheter, een intubatie, gastro-intestinaal lijden met een niet bloedende ulcus, een recent trauma, abortus, onmiddellijk post-partum, aandoeningen van het urogenitaal systeem. Bacteriële endocarditis. Mitraal lijden en voorkamerfibrillatie. Leveraandoeningen, cirrose zonder bloedingen. Nierbeschadiging onder meer door nierstenen. Caverneuze longziekten. Zware bronchitis. Acute pancreatitis. Vermoeden van arteriosclerotische veranderingen van de bloedvaten, vb. bij een leeftijd boven 70 jaar. Neoplasmen, prostaatcarcinoom, trombocytopenie na radio- of chemotherapie. Cardio-pulmonaire reanimatie met hartmassage. Ernstige infectieziekte, septische trombose. Diepe veneuze trombose, ouder dan 14 dagen. Chronische arteriële obstructies met gevaar voor emboolvorming, ouder dan 6 weken. Biologische anomalieën : de behandeling is gecontraïndiceerd bij een verlenging van de protrombinetijd of bij een verlenging van de geactiveerde partiële thromboplastinetijd (APTT) of van de geactiveerde stollingstijd (ACT), tenzij deze anomalieën te wijten zijn aan vroeger gebruikte anti-vitamine K of heparine. Dan volstaat het enkele uren te wachten of een behandeling aan te vatten om het tekort te compenseren of te neutraliseren.
Gebruik met andere geneesmiddelen Antifibrinolytica zoals aprotinine en tranexaminezuur inhiberen het effect van Actosolv. Een gelijktijdige of een voorafgaande behandeling met anticoagulantia of met geneesmiddelen die inwerken op de vorming of op de functie van de trombocyten (zoals inhibitoren van de plaatjesaggregatie, dextranen) kunnen het risico op een bloeding verhogen. Daarom wachten met een lysis-behandeling met Actosolv tot de werking van deze geneesmiddelen afgelopen is. Indien de patiënt voorheen heparine kreeg, kan de werking ervan geneutraliseerd worden door voor de trombolyse protaminesulfaat toe te dienen. De geactiveerde partiële tromboplastinetijd zal niet meer dan tweemaal de normale waarden zijn vooraleer de behandeling te beginnen.
3/8
Bijsluiter
versie 080221
Bij patiënten die voorheen behandeld zijn met coumarinederivaten, moet de protrombinetijd 50% zijn en een tendens tot stijgen vertonen vooraleer de Actosolvinfusie begonnen kan worden. Vertel uw arts of apotheker als u andere geneesmiddelen gebruikt of kort geleden heeft gebruikt. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt krijgen. Gebruik van Actosolv met voedsel en drank Niet van toepassing. Zwangerschap en borstvoeding Omwille van zijn farmacologische eigenschappen mag het product niet gebruikt worden tijdens de zwangerschap, vooral niet gedurende de 18 eerste weken. Er zijn geen gegevens beschikbaar over het gebruik van Actosolv tijdens de periode van de borstvoeding. Omwille van zijn farmacologische eigenschappen mag het product niet gebruikt worden tijdens de periode van de borstvoeding. Vraag uw arts of apotheker om advies voordat u een geneesmiddel inneemt. Rijvaardigheid en het gebruik van machines Niet van toepassing. Belangrijke informatie over enkele bestanddelen van Actosolv Niet van toepassing.
3. HOE WORDT ACTOSOLV TOEGEDIEND? Volg bij het gebruik van Actosolv nauwgezet het advies van uw arts. Raadpleeg bij twijfel uw arts of apotheker. Actosolv mag enkel gebruikt worden in het ziekenhuis onder streng medisch toezicht. De eigenschappen van het product laten niet toe dat het in een spier wordt ingespoten. Om ontaarding van de werkzame stof te voorkomen, 2 ml water voor injectie als oplosmiddel gebruiken voor Actosolv 100 000 en 12 ml water voor injectie voor Actosolv 600 000. De aldus bekomen oplossing kan verder verdund worden in een 0,9% natriumchloride-oplossing of in 5% glucose of fructose. De dosering hangt af van de aard van de aandoening en van de toedieningsweg. Inspuiting in een ader : Lage dosis : 2 000 I.E./kg/uur gedurende 24 uren of langer bij trombusvorming in een ader en bij een plaatselijk tekort aan bloedtoevoer in een slagader van de benen. Bij het aanleggen van de infusie kan een begindosis worden gegeven van 2 000 I.E./kg urokinase in 20 minuten. Aan deze dosis kan onmiddellijk een normale dosis
4/8
Bijsluiter
versie 080221
heparine toegevoegd worden. Dit vergt echter een nauwkeurigere biologische controle. Hoge dosis : 4 000 tot 5 000 I.E./kg/uur gedurende 12 uren. Deze dosering werd toegepast bij longembolie, zonder toevoeging van heparine. De behandeling met heparine wordt gestart na de urokinase-infusie. Bepaalde auteurs bevelen bij het aanleggen van de infusie een begindosis van 4 400 I.E./kg urokinase in 20 minuten aan. Bij ernstige longembolie kan urokinase in zeer hoge dosissen worden gebruikt : 15 000 I.E./kg in één enkele inspuiting toegediend in 10 minuten. In bepaalde gevallen kan de urokinase-inspuiting worden gegeven in de nabijheid van de trombus of van de embolie : - inspuiting in de longslagader bij longembolie, - inspuiting in de slagader in de nabijheid van de trombus bij een acuut tekort aan bloedtoevoer in de ledematen, De toegediende doses en de duur van de behandeling variëren naargelang de auteurs : - ongeveer 2 000 I.E./kg/uur gedurende 24 uren bij longembolie, - ongeveer 1 000 I.E./kg/uur bij een acuut tekort aan bloedtoevoer in de ledematen. Getromboseerde centraal veneuze catheters : Twee schema’s zijn aanbevolen : - Inspuiting van een oplossing van 10 000 I.E./ml à 50 000 I.E./ml; de toe te dienen hoeveelheid is in functie van het volume van de catheter. De doorgankelijkheid van de catheter wordt na een minimum van 15 minuten getest. Deze handeling kan herhaald worden indien nodig. Bij blijvende obstructie wordt een infuus aangeraden zoals hieronder beschreven. - Infuus bij volwassenen : 20 000 I.E./u voor hemodialysecatheters en 40 000 I.E./u voor andere centraal veneuze catheters tot doorgankelijkheid zonder de maximale dosis van 250 000 I.E. te overschrijden. Infuus bij kinderen : 4 400 I.E./kg/u gedurende 4 uur of volgens echografische evolutie, maar niet langer dan 12 uur. Wat u moet doen als u meer van Actosolv heeft toegediend gekregen dan u zou mogen Verschijnselen bij te grote dosis : Bij toediening van een te grote dosis kunnen bloedingen optreden. In dit geval moet de trombolytische behandeling onmiddellijk onderbroken worden. Te nemen maatregelen : - de bloeding bestrijden met de gebruikelijke antitrombolytische middelen : proteaseinhibitoren en tranexaminezuur. Deze geneesmiddelen worden voorbehouden voor ernstige gevallen, aangezien urokinase een korte halfwaardetijd heeft. Slechts na deze neutralisatie kan een bloedtransfusie overwogen worden, - bloedtransfusie, - bij ernstige hypofibrinogenemie (lager dan 1 g/l) wordt vers plasma toegediend onder een strikte biologische controle en dit om het fibrinogeengehalte boven de 1,5 tot 2 g/l te brengen.
5/8
Bijsluiter
versie 080221
Wanneer u te veel van Actosolv heeft toegediend gekregen of ingenomen, neem dan onmiddellijk contact op met uw arts, apotheker of het Antigifcentrum (070/245.245). Wat u moet doen wanneer u bent vergeten Actosolv te gebruiken Niet van toepassing. Als u stopt met het gebruik van Actosolv Niet van toepassing. Als u nog vragen heeft over het gebruik van dit geneesmiddel, vraag dan uw arts of apotheker.
4. MOGELIJKE BIJWERKINGEN Zoals alle geneesmiddelen kan Actosolv bijwerkingen veroorzaken, hoewel niet iedereen deze bijwerkingen krijgt. Onmiddellijke reacties : Koortsopstoten : koorts kan door koortswerende middelen worden onderdrukt. In zeldzame gevallen kunnen allergische reacties optreden met warmte-opwellingen, netelroos, kortademigheid en bloeddrukdaling. Bloedingen : Lichte bloedingen, gewoonlijk ter hoogte van de injectieplaats. Ernstige inwendige bloedingen : van het maag-darm kanaal, van de lever of van het urinestelsel en van het geslachtsapparaat. Ook kunnen bloedingen ter hoogte van de hersenen en ter hoogte van het buikvlies optreden. Bij ernstige bloedingen moet de behandeling onderbroken worden en moet een proteïnase-inhibitor toegediend worden in volgende doses : beginnen met 500 000 KIE 1 daarna 200 000 KIE om de 4 uren. Daarbij is het aan te bevelen synthetische antifibrinolytica toe te dienen. Indien het nodig is zullen de bloedstollingfactoren gesubstitueerd worden. Andere reacties : In uitzonderlijke gevallen kunnen de serumtransaminasen tijdelijk verhogen.
1
KIE: Kininogenin Inactivator Eenheden
6/8
Bijsluiter
versie 080221
Opmerkingen : Wanneer een acute of een terugkerende longembolie optreedt, zal de urokinasebehandeling niet onderbroken worden, om zo de embolie op te lossen. Gedurende de lysis in de verstopte perifere arteriën kan distale embolisatie niet worden uitgesloten. Het risico op overdracht van besmettelijke stoffen, dat nooit volledig uitgesloten kan worden bij de toediening van geneesmiddelen van menselijke oorsprong, wordt door het extractie- en zuiveringsproces zeer sterk beperkt. Het bereidingsproces bevat stappen waarin virussen uitgeschakeld en geïnactiveerd worden. De steriliteit van Actosolv werd gevalideerd, in het bijzonder voor wat betreft het HIV1- en HIV2-virus, het herpesvirus en het papillomavirus. Bovendien wordt de afwezigheid van antistoffen tegen hepatitis B en hepatitis C routinematig gecontroleerd. Een geval van virale besmetting werd nooit gemeld bij de toediening van urokinase, geëxtraheerd uit menselijke urine. Meld aan uw arts of apotheker elk ongewenst of vervelend effect dat niet in deze bijsluiter vermeld wordt. Wanneer één van de bijwerkingen ernstig wordt of als er bij u een bijwerking optreedt die niet in deze bijsluiter is vermeld, raadpleeg dan uw arts of apotheker.
5. HOE BEWAART U ACTOSOLV? Buiten het bereik en zicht van kinderen houden. Gebruik Actosolv niet meer na de vervaldatum die staat vermeld op de doos na “EXP”. De vervaldatum verwijst naar de laatste dag van die maand. Bewaren in de koelkast (2 °C – 8 °C). Na oplossen in de voorgeschreven hoeveelheid water voor injectie kan Actosolv maximum 12 uren bewaard worden bij 20° C. Geneesmiddelen dienen niet weggegooid te worden via het afvalwater of met huishoudelijk afval. Vraag uw apotheker wat u met medicijnen moet doen die niet meer nodig zijn. Deze maatregelen zullen helpen bij de bescherming van het milieu.
6. AANVULLENDE INFORMATIE Wat bevat Actosolv Het werkzaam bestanddeel van Actosolv 100 000 is urokinase 100 000 I.E. Het werkzaam bestanddeel van Actosolv 600 000 is urokinase 600 000 I.E. De andere bestanddelen zijn: Glycine – Natriumacetaat voor 1 dosis. Hoe ziet Actosolv er uit en wat is de inhoud van de verpakking Poeder voor oplossing voor intraveneuze injectie en infusie. Doosje met 1 flesje.
7/8
Bijsluiter
versie 080221
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant Houder van de vergunning voor het in de handel brengen Eumedica N.V. Winston Churchilllaan 67 BE-1180 Brussel Fabrikant BBT Biotech GmbH DE – 52499 Baesweiler Registratienummer :
- Actosolv 100 000 : 860 IS 141 F 12 - Actosolv 600 000 : 860 IS 142 F 12
Op medisch voorschrift. Deze bijsluiter is voor de laatste keer goedgekeurd in mei 2008.
8/8
Notice
version 080221
ACTOSOLV 100 000 U.I., poudre pour solution pour injection intraveineuse et perfusion ACTOSOLV 600 000 U.I., poudre pour solution pour injection intraveineuse et perfusion Urokinase Veuillez lire attentivement l’intégralité de cette notice avant d’utiliser ce médicament. • Gardez cette notice, vous pourriez avoir besoin de la relire. • Si vous avez d’autres questions, si vous avez un doute, demandez plus d’informations à votre médecin ou à votre pharmacien. • Ce médicament vous a été personnellement prescrit. Ne le donnez jamais à quelqu’un d’autre, même en cas de symptômes identiques, cela pourrait lui être nocif. • Si l’un des effets indésirables devient grave ou si vous remarquez un effet indésirable non mentionné dans cette notice, parlez-en à votre médecin ou votre pharmacien.
Dans cette notice: 1. Qu’est ce que ACTOSOLV et dans quel cas est-il utilisé? 2. Quelles sont les informations à connaître avant d’administrer ACTOSOLV? 3. Comment administrer ACTOSOLV? 4. Effets indésirables éventuels. 5. Comment conserver ACTOSOLV? 6. Informations supplémentaires.
1. QU’EST CE QUE ACTOSOLV ET DANS QUEL CAS EST-IL UTILISE? Activateur du plasminogène, utilisé pour la dissolution des caillots sanguins. Actosolv ne peut être administré qu'en milieu hospitalier. - Embolie pulmonaire aiguë massive accompagnée d'un état cardio-vasculaire instable, en particulier chez des patients atteints d'une affection cardiaque ou pulmonaire sous-jacente. - Thrombose récente de la veine poplitée ou d'une veine profonde plus proximale pour autant que les premiers symptômes cliniques soient apparus dans les 5 jours précédant le traitement thrombolytique. - Embolie artérielle aiguë de moins de 72 heures ou thrombose des artères abdominales ou des membres quand une intervention chirurgicale n'est pas indiquée. - Cathéters veineux centraux thrombosés.
2. QUELLES SONT LES INFORMATIONS A CONNAITRE AVANT D’ADMINISTRER ACTOSOLV? N’utilisez pas Actosolv dans les situations suivantes :
1/7
Notice
version 080221
Absolues : - manifestations hémorragiques en cours ou hémorragies récentes - accident ischémique ou d’hémorragie cérébrale, datant de moins de 2 mois - processus intracrânien évolutif - changements incontrôlables dans l’hémostase - hypersensibilité au principe actif ou à un des excipients Sévères : - interventions chirurgicales, y compris des biopsies d’organes, datant de moins de 10 jours - plaie grave avec possibilité des lésions internes, datant de moins de 10 jours - ponction de vaisseaux sanguins non accessibles à la compression, datant de moins de 10 jours - hypertension artérielle sévère non contrôlée - implant d’une prothèse en dacron, datant de moins de 2 mois - hématurie ou hémorragie gastrique, datant de moins de 10 jours - péricardite - rétinopathie hémorragique diabétique Légères : - massage cardiaque - thrombocytes < 100.000/mm3, taux de prothrombine < 50 % - insuffisance hépatique ou rénale sévère L’administration sous forme d’infusion en cas de restauration de la perméabilité des cathéters veineux doit être réservée aux cas où plusieurs essais pour déboucher le cathéter par injection directe ont échoué. Bien que la dose administrée en infusion devrait être beaucoup plus faible que les doses administrées dans les autres indications, où il est question d’administration d’un thrombolytique, un risque potentiel d’hémorragie existe et les contre-indications à l’administration d’urokinase doivent être respectées. Faites attention avec Actosolv - La surveillance biologique pourra comporter la détermination du temps de thromboplastine partielle activée et du dosage du fibrinogène entre la 6e et la 12e heure. Un allongement du temps de thromboplastine partielle activée de 2 à 3 fois doit être obtenu pendant toute la durée du traitement. En cas de posologies élevées (4 000 à 5 000 U.I./kg/h), on pourra également déterminer le temps de lyse du caillot et éventuellement le dosage du plasminogène et des antiplasmines. - Incompatibilités : l'administration simultanée d’héparine et d’urokinase dans une perfusion à des doses égales ou inférieures à 2 000 U.I./kg/h., ou en bolus, implique que soient prises en considération les contre-indications et précautions d'emploi spécifiques à l'héparinothérapie ainsi que l'état de la coagulation sanguine. - Le risque d'hémorragie doit être évalué par rapport au risque inhérent à l'affection dans les cas suivants : hypertension artérielle bien supportée avec tension systolique supérieure à 200 mmHg ou tension diastolique supérieure à 100 mmHg. Fond d’œil stade III/IV. - Risque accru d'hémorragies suite à : injection I.M., cathéter vésical à demeure, intubation, douleurs gastro-intestinales avec ulcère ne saignant pas, traumatisme récent, avortement, post-partum immédiat, affections du système urogénital. - Endocardite bactérienne.
2/7
Notice -
version 080221
Maladie mitrale et fibrillation auriculaire. Affections hépatiques, cirrhose sans hémorragie. Affections rénales, notamment dues à des calculs rénaux. Maladies pulmonaires caverneuses. Bronchite sévère. Pancréatite aiguë. Suspicion de modifications artériosclérotiques des vaisseaux sanguins, par exemple après 70 ans. Néoplasmes, carcinome de la prostate, thrombocytopénie après radiothérapie ou chimiothérapie. Réanimation cardio-pulmonaire avec massage cardiaque. Infections sévères, thrombose septique. Thrombose veineuse profonde, datant de plus de 14 jours. Obstructions artérielles chroniques avec risque de formation d’emboles, datant de plus de 6 semaines. Anomalies biologiques : le traitement est contre-indiqué en cas d'allongement du temps de prothrombine ou en cas d'allongement du temps de thromboplastine partielle activée (APTT) ou du temps de coagulation activé (ACT) à moins que ces anomalies ne soient dues à l'utilisation antérieure d'antivitamines K ou d'héparine. Il suffit alors d'attendre quelques heures ou d'instaurer un traitement pour compenser ou neutraliser le déficit.
Utilisation d’autres médicaments Des antifibrinolytiques comme l'aprotinine et l'acide tranexamique inhibent l'activité d'Actosolv. Un traitement simultané ou préalable avec des anticoagulants ou des médicaments agissant sur la formation ou la fonction des thrombocytes (inhibiteurs de l'agrégation plaquettaire, dextrans) peut augmenter le risque d'hémorragies. Il faut donc attendre que l'action de ces produits soit terminée avant d'entreprendre un traitement de lyse avec Actosolv. Si le patient a reçu de l'héparine antérieurement, on peut neutraliser l'activité de celle-ci en administrant du sulfate de protamine avant la thrombolyse. Le temps de thromboplastine partielle activée ne sera pas supérieur au double des valeurs normales avant de commencer le traitement. Chez des patients traités au préalable avec des dérivés coumariniques, le temps de prothrombine doit être de 50 % et montrer une tendance à la hausse avant que l'on n'instaure la perfusion d'Actosolv. Si vous prenez ou avez pris récemment un autre médicament, y compris un médicament obtenu sans ordonnance, parlez-en à votre médecin ou à votre pharmacien. Utilisation d’Actosolv en association avec des aliments ou des boissons Pas d’application. Grossesse et allaitement Vu ses propriétés pharmacologiques, le produit ne sera pas utilisé en cas de grossesse, surtout pendant les 18 premières semaines. On ne dispose d’aucune donnée concernant l’utilisation d’Actosolv durant la période d'allaitement. Vu ses propriétés pharmacologiques, le produit ne sera pas utilisé en cas d’allaitement.
3/7
Notice
version 080221
Veuillez demander conseil à votre médecin ou à votre pharmacien avant de prendre tout médicament. Conduite d’un véhicule et utilisation de machines Pas d’application. Informations importantes concernant certains composants d’Actosolv Pas d’application.
3. COMMENT ADMINISTRER ACTOSOLV? Respectez toujours la posologie indiquée par votre médecin. En cas de doute, consultez votre médecin ou votre pharmacien. Actosolv ne peut être utilisé qu'en milieu hospitalier et sous contrôle médical strict. Les propriétés du produit ne permettent pas de l'injecter par voie intramusculaire. Afin d'éviter la dénaturation de la substance active, utiliser 2 ml ou 12 ml d'eau pour injection pour Actosolv 100 000 et Actosolv 600 000 respectivement. La solution obtenue peut encore être diluée dans une solution de chlorure de sodium à 0,9 %, de glucose ou de fructose à 5 %. La dose administrée dépend de la nature de l'affection et du mode d'administration. Injection intraveineuse : Dose faible : 2 000 U.I./kg/heure durant 24 heures ou plus en cas de formation de thrombus dans une veine et d’insuffisance locale de la circulation artérielle au niveau des jambes. Au moment de la mise en place de la perfusion, une dose initiale de 2 000 U.I./kg pourra être administrée en 20 min. A cette dose, une dose normale d'héparine peut être ajoutée d'emblée. Ceci nécessite cependant une surveillance biologique plus stricte. Dose élevée : 4 000 à 5 000 U.I./kg/heure pendant 12 heures. Cette posologie a été utilisée en cas d'embolie pulmonaire, sans adjonction d'héparine. L'héparinothérapie a commencé après la perfusion d'urokinase. Lors de la mise en place de la perfusion, certains auteurs préconisent l'injection d'une dose initiale de 4 400 U.I./kg d'urokinase en 20 minutes. En cas d'embolie pulmonaire grave, on peut utiliser l'urokinase à des doses très élevées : 15 000 U.I./kg administrées en 10 minutes en injection unique. Dans certains cas, l'injection d'urokinase peut être pratiquée près du lieu du thrombus ou de l'embolie : - injection dans l'artère pulmonaire en cas d'embolie pulmonaire, - injection intra-artérielle près du thrombus dans les ischémies aiguës des membres. Les doses administrées et la durée du traitement varient selon les auteurs : - environ 2 000 U.I./kg/heure pendant 24 heures en cas d'embolie pulmonaire, - environ 1 000 U.I./kg/heure pour les ischémies aiguës des membres.
4/7
Notice
version 080221
Cathéters veineux centraux thrombosés : Deux schémas sont recommandés : - Injection d’une solution de 10 000 U.I./ml à 50 000 U.I./ml ; la quantité à administrer est en fonction du volume du cathéter. La reperméabilisation du cathéter est testée après un minimum de 15 minutes. Cette manipulation peut être répétée si nécessaire. En cas d’obstruction persistante, une perfusion selon le schéma ci-dessous est recommandée. - Perfusion chez les adultes : 20 000 U.I./h pour des cathéters d’hémodialyse et 40 000 U.I./h pour les autres cathéters veineux centraux jusqu’à reperméabilisation sans dépasser la dose maximale de 250 000 U.I. Perfusion chez les enfants : 4 400 U.I./kg/h pendant 4 heures ou selon l’évolution échographique, mais pas pendant plus de 12 heures. Si vous avez pris plus d’Actosolv que vous n’auriez dû Symptômes consécutifs à un surdosage : L’administration d’une trop forte dose peut provoquer des saignements. Dans ce cas, le traitement thrombolytique doit être arrêté immédiatement. Mesures à prendre : - l'hémorragie sera combattue à l'aide des agents anti-thrombolytiques habituels : inhibiteurs de protéases et acide tranexamique. Ces médicaments seront réservés aux cas graves, compte tenu de la demi-vie brève de l'urokinase. C'est seulement après cette neutralisation que pourront être envisagées des transfusions sanguines, - transfusion sanguine, - en cas d’hypofibrinogénémie (inférieure à 1 g/l), du plasma frais sera administré sous surveillance biologique de manière à ramener le taux de fibrinogène au-dessus de 1,5 à 2 g/l. Si on vous a administré ou si vous avez pris trop d’Actosolv, prenez immédiatement contact avec votre médecin, votre pharmacien ou le Centre Anti-poison (070/245.245). Si vous avez oublié d’utiliser Actosolv Pas d’application. Si vous arrêtez d’utiliser Actosolv Pas d’application. Si vous avez d’autres questions sur l’utilisation de ce médicament, demandez plus d’informations à votre médecin ou à votre pharmacien.
4. EFFETS INDESIRABLES EVENTUELS Comme tous les médicaments, Actosolv peut provoquer des effets indésirables, mais ils ne surviennent pas systématiquement chez tout le monde. Réactions immédiates : Episodes fébriles : la fièvre peut être abaissée par des médicaments antipyrétiques.
5/7
Notice
version 080221
Dans des cas isolés, des réactions allergiques peuvent survenir avec bouffées de chaleur, urticaire, dyspnée et hypotension. Hémorragies : Légers saignements, en général au niveau du site d'injection. Hémorragies internes sévères, affectant par exemple le système gastro-intestinal, hépatique ou uro-génital. Des hémorragies cérébrales et rétropéritonéales peuvent également survenir. En cas d'hémorragies sévères, interrompre le traitement et administrer un inhibiteur de protéinase, aux doses suivantes : commencer avec 500 000 KIU1 puis administrer 200 000 KIU toutes les 4 heures. Il est conseillé d'administrer également des antifibrinolytiques synthétiques. Si nécessaire, substituer les facteurs de coagulation sanguine. Autres réactions : Dans des cas exceptionnels, le taux de transaminases sériques peut augmenter temporairement. Remarques : S'il se produit une embolie pulmonaire aiguë ou récidivante, ne pas interrompre le traitement à l'urokinase, afin de dissoudre les emboles. Durant la lyse dans des artères périphériques obstruées, une embolisation distale ne peut être exclue. Le risque de transmission d’agents infectieux, qui ne peut jamais être totalement exclu lors de l’administration de médicaments d’origine humaine, est extrêmement limité grâce aux procédés d’extraction et de purification. Le procédé de fabrication comporte des étapes au cours desquelles les virus sont éliminés et désactivés. La stérilité d’Actosolv a été validée, en particulier en ce qui concerne les virus HIV1 et HIV2, le virus de l’herpès et le papillomavirus. De plus, l’absence d’anticorps contre les hépatites B et C est contrôlée systématiquement. Aucun cas d’infection virale n’a jamais été rapporté suite à l’administration d’urokinase extraite d’urine humaine. Signalez à votre médecin ou à votre pharmacien tout autre effet non désiré et gênant qui ne serait pas mentionné dans cette notice. Si vous constatez un effet indésirable non mentionné dans cette notice ou que vous considérez comme grave, veuillez en informer votre médecin ou votre pharmacien.
5. COMMENT CONSERVER ACTOSOLV? Tenir hors de portée et de la vue des enfants. N’utilisez plus Actosolv après la date de péremption mentionnée sur la boîte après « EXP ». La date d’expiration fait référence au dernier jour du mois. A conserver au réfrigérateur (entre 2° C et 8° C). Après dissolution dans le volume prescrit d'eau pour injection, Actosolv peut être conservé à 20° C pendant maximum 12 h. 1
KIU : Kininogenin Inactivator Units
6/7
Notice
version 080221
Les médicaments ne doivent pas être jetés au tout à l’égout ou avec les ordures ménagères. Demandez à votre pharmacien ce qu’il faut faire des médicaments inutilisés. Ces mesures permettront de protéger l’environnement.
6. INFORMATIONS SUPPLEMENTAIRES Que contient Actosolv La substance active d’Actosolv 100 000 est l’urokinase 100 000 U.I. La substance active d’Actosolv 600 000 est l’urokinase 600 000 U.I. Les autres composants sont: glycine – acétate de sodium pour une dose. Qu’est ce que Actosolv et contenu de l’emballage Poudre pour solution pour injection intraveineuse et perfusion. Boîte contenant un flacon. Titulaire de l’autorisation de mise sur le marché et fabricant Titulaire de l’autorisation de mise sur le marché Eumedica S.A. Avenue Winston Churchill 67 BE-1180 Bruxelles. Fabricant BBT Biotech GmbH DE – 52499 Baesweiler Numéro de l’autorisation de mise sur le marché:
- Actosolv 100 000: 860 IS 141 F 12 - Actosolv 600 000: 860 IS 142 F 12
Sur prescription médicale. La dernière date à laquelle cette notice a été approuvée est mai 2008.
7/7