BIJLAGENBUNDEL ONTWERPBESTEMMINGSPLAN SCHIEVEEN WONINGEN OUDE BOVENDIJK
Water Geluid Luchtkwaliteit Externe veiligehied Bodem Flora en Fauna
Ingenieursbureau
Waterplan Bestemmingsplan Polder Schieveen
Datum 24 november 2014
Versie Eindconcept
Projectmedewerker Erik Trouwborst SO P&E MRO
Projectleider Erica Koning SO P&E MRO
Inhoudsopgave Samenvatting waterplan
5
1.
Inleiding
14
1.1
Aanleiding en doel waterplan
14
1.2
Actualisatie waterplan 2005
15
1.3
Projectorganisatie
15
1.4
Proces
16
1.5
Opbouw waterplan
17
2.
Beleidskader water
18
2.1
Hoogheemraadschap van Delfland
18
2.2
Gemeente Rotterdam
20
3.
Huidige situatie waterhuishouding
21
3.1
Plangebied
21
3.2
Waterkwantiteit (voldoende water)
22
3.3
Waterkwaliteit (schoon water)
29
3.4
Riolering (gezuiverd afvalwater)
30
3.5
Waterkeringen en waterveiligheid (stevige dijken)
32
4.
Planbeschrijving polder Schieveen
34
4.1
Planbeschrijving en streefbeeld Natuur- en recreatiegedeelte
34
4.2
Ontwikkelingen langs de Oude Bovendijk
37
5.
Programma van Eisen
40
5.1
FER en natuurgebied
40
5.2
Waterkwantiteit (peilbeheersing)
42
5.3
Waterkwaliteit en ecologie
43
5.4
Veiligheid en Waterkeringen
43
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
2 van 85
6.
Toekomstige situatie waterhuishouding
45
6.1
Beschrijving toekomstig (hoofd)watersysteem
45
6.2
Theoretische bepaling maximale waterpeilen in broedseizoen
50
6.3
Toekomstige waterpeilen, peilgebieden en afwijkende peilvakken
53
6.4
Waterkwantiteit (voldoende water) en kunstwerken
61
6.5
Waterkwaliteit (schoon water) en ecologie
65
6.6
Riolering (gezuiverd afvalwater)
70
6.7
Waterkeringen en waterveiligheid (stevige dijken)
70
7.
Afsprakenkader
72
7.1
Beschrijving afspraken
73
7.2
Overzicht (proces)afspraken
81
8.
Bronnen
84
Bijlagen 1 Wettelijk- en beleidskader water 2 Notitie ‘Opbarstingsberekeningen t.b.v. uitdiepen sloten’ 3 Notitie ‘Opbolling freatisch grondwater’ 4 Notitie ‘Bouwrijpmaken nieuwbouwkavels langs Oude Bovendijk’ 5 Rapport NBW-berekening “Advies onderzoek waterkwantiteit polder Schieveen” 6 Notitie ‘Ecologische effecten beheerscenario’s broedpeilgebieden polder Schieveen’ 7 Verslag bespreking ministerie I&M en Rotterdam-The Hague Airport Kaartenatlas Kaart HS.1 Kaart HS.2 Kaart HS.3 Kaart HS.4 Kaart HS.5
Huidige situatie Huidig watersysteem Stromingsrichting en inlaten huidige situatie Kaart praktijkpeilen bij peilbesluit Delfland Maaiveldhoogte plangebied Inventarisatie ingesloten delen in maaiveld
Kaart TS.1 Kaart TS.2 Kaart TS.3 Kaart TS.4 Kaart TS.5
Toekomstige situatie Schematische waterstructuur toekomstige situatie Inventarisatie toekomstige situatie van bestaande afwijkende peilvakken Droogleggingskaart laagste waterpeil (winterpeil) Droogleggingskaart hoogste waterpeil buiten broedseizoen (zomerpeil) Droogleggingskaart hoogste waterpeil in broedseizoen (broedpeil)
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
3 van 85
Principe P.1 Principe P.2 Principe P.3 Principe P.4 Principe P.5 Principe P.6
Principedetails toekomstige situatie Scenario 1: Splitsing peilvak II in II-A en II-B (grond deel peilvak II van derden) Scenario 2: Splitsing peilvak II in II-A en II-B (peilvak II is gemeentegrond) Opheffen deel onderbemaling peilvak V-t Natuurvriendelijke oevers poldersloten Natuurvriendelijke oevers watergangen noord-zuid Scheiding natuurgebied en bebouwing Oude Bovendijk
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
4 van 85
Samenvatting waterplan Samenwerking met de waterbeheerder De beheerder van het oppervlaktewater in de polder Schieveen is het Hoogheemraadschap van Delfland. Op basis van de Keur verlenen de waterschappen vergunningen voor werken op, in en rond watergangen en waterkeringen en voor werken die de waterhuishouding beïnvloeden. Het waterplan Schieveen is in nauw overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland tot stand gekomen. In het waterplan is een afsprakenkader opgenomen met afspraken over de volgende aspecten: Beheer van de waterpeilen; Beheer en onderhoud van de watergangen en ontwateringsvoorzieningen; Het instellen van een aantal pilotjaren m.b.t. het waterbeheer; Het beschermingsniveau in de polder; Vermindering van het aantal afwijkende peilvakken; Inspanningsplicht voor de resterende wateropgave. Het waterplan met afsprakenkader is/wordt door het Hoogheemraadschap van Delfland bestuurlijk vastgesteld en door de gemeente Rotterdam middels de vaststelling van dit bestemmingsplan. Dit afsprakenkader is zowel in planontwikkelings-, als aanleg- en beheerfase geldend en richtinggevend voor beheer- en pachtcontracten.
Huidig watersysteem Bij het lezen van paragraaf 3 en 4 is de kaartenatlas (bijlage van het waterplan) ondersteunend. Door de ligging van Rotterdam The Haque Airport en de natuurdoelstellingen voor de polder is, naast waterberging- en waterkwaliteitsopgave, de grondwaterstand een belangrijk onderdeel van de watertoets. Oppervlaktewater De polder Schieveen bestaat uit 43 peilgebieden met daarbinnen meerdere peilafwijkingen. Door ontgravingen bestaan er in de polder Schieveen grote peilverschillen. Ten westen van de A13 hebben de peilgebieden relatief hoge peilen (van NAP -2,25 tot -4,75 m). Ten oosten van de A13 relatief lage peilen (van NAP -4,4 tot -6,04 m). Bijna alle peilgebieden wateren via de Binnenboezem af op de Delftse Schie. Overtollig water van de peilgebieden stroomt af op peilgebied II waarin het gemaal Hofweg ligt, welke het water naar de Binnenboezem uitslaat. Op de Binnenboezem wordt een peil van NAP -2,95 m gehandhaafd. Overtollig water van de Binnenboezem wordt via gemaal Delftweg op de Schie uitgeslagen. Figuur 1 toont het oppervlaktewatersysteem. Het zuidoostelijk deel van de polder is een grote onderbemaling (peilgebied III) in verband met een lager gelegen maaiveld. Daaruit wordt water door gemaal Oude Bovendijk ook op peilgebied II geloosd.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
5 van 85
Figuur 1 Overzicht peilgebieden huidige situatie met stromingsrichting Bij hevige regenval en een eventuele maalstop voor de polder Schieveen kan tijdelijk water vanuit de Binnenboezem in een bergboezem worden geborgen. De bergboezem bevindt zich tussen de Binnenboezem en de Hofweg. In de praktijk wordt de bergboezem nauwelijks als calamiteitenberging gebruikt, maar juist afgekoppeld van de bemaling. Waterberging NBW-opgave De functie van Schieveen is grasland. Conform de provinciale waterverordening Zuid-Holland dient grasland een beschermingsniveau tegen wateroverlast te hebben van T=10. Dit betekent dat er bij een hevige regenbui die statistisch gezien één keer in de 10 jaar valt er geen inundatie vanuit oppervlaktewater op mag treden die groter is dan 5% van het maaiveld. Het inundatiebeeld van de huidige situatie bij T=10 is weergegeven in Figuur 2. Er wordt niet aan de T=10 norm voor grasland voldaan. Bij een T=1 bui is geen inundatie berekend.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
6 van 85
Figuur 2 Inundatie T=10 huidige situatie Grondwater Polder Schieveen is een droogmakerij. De bodem van de polder Schieveen bestaat tot circa NAP -15 m uit klei en veen (menging) (deklaag), gevolgd door het 1e watervoerend pakket (tot NAP 37 m) en de 1e scheidende laag tot NAP -44 m. De stijghoogte in het eerste watervoerend pakket varieert tussen NAP -3,8 m in het westen tot NAP -5,8 m in het oosten van de polder. In bijna de gehele polder is er sprake van een kwelsituatie. De kwelstroom is maximaal 0,36 mm/dag. Deze kwelstroom is in vergelijking met andere kwelrijke polders niet heel groot. Het kan wel zijn dat de kwelstroom lokaal groter is. Dit is niet exact bekend. Alleen in het westelijk deel van de polder treedt (vanwege de relatief hoge peilen ten westen van de A13) infiltratie op naar de lager gelegen delen van de polder. De infiltratie is maximaal 0,24 mm/dag. De freatische grondwaterstand wordt voornamelijk beïnvloed door de verschillende ingestelde polderpeilen, de ligging van afwaterende sloten en het beheer en onderhoud van sloten en greppels. De kwel heeft een beperktere invloed op de freatische grondwaterstand en het geohydrologische systeem voor de polder in zijn geheel. Waterkwaliteit Oppervlaktewater – chemische waterkwaliteit Als gevolg van de bemesting van de landbouwgronden, lozingen vanuit de glastuinbouw en de nutriëntrijke kwel zijn de nutriëntenconcentraties in het oppervlaktewater hoog (metingen 2001/2002). Het peilbeheer is ook van invloed op de uiteindelijke waterkwaliteit van de polder (optreden van stikstof- of fosforlimitatie wordt bepaald door het peilbeheer). Het jaargemiddelde stikstofgehalte ligt op 6 mg/l en het jaargemiddelde fosfaatgehalte op 1,1 mg/l. Deze waarden liggen enkele malen hoger dan de MTR-normen. De concentraties in de Delftse Schie zijn een stuk lager, maar overschrijden ook de MTR-normen: het jaargemiddelde stikstofgehalte ligt in de Schie op 3,8 mg/l en het jaargemiddelde fosfaatgehalte op 0,5 mg/l. Het chloridegehalte van het oppervlaktewater in de polder is iets hoger dan het gehalte in de Schie,
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
7 van 85
respectievelijk jaargemiddeld 155 mg/l en 119 mg/l. Het chloridegehalte voldoet wel aan zowel de streefwaarde als de MTR-norm (200 mg/l). Grondwater Het gemiddelde fosfaatgehalte (2,15 mg/l) in het grondwater is in de polder Schieveen lager dan de landelijke streefwaarde (3 mg/l). Het gemiddelde chloridegehalte (305 mg/l) en stikstofgehalte (25 mg/l) daarentegen zijn aanzienlijk hoger dan de landelijke streefwaarde (100 mg/l respectievelijk 10 mg/l). Dit komt omdat we in dit gebied te maken hebben met brak grondwater. De metingen dateren van 1999. Ecologische waterkwaliteit Geen van de onderzochte wateren in de polder voldoet aan de norm voor de ecologische waterkwaliteit. Het voornaamste knelpunt is de voedselrijkdom van het water als gevolg van de nutriëntenlast. Er werd onvoldoende gescoord op het voorkomen van de gewenste karakteristieke soorten voor het veen/kleigebied. Voor wat betreft andere ecologische waterkwaliteitskarakteristieken, waaronder de toxiciteit werd in het algemeen wel voldaan aan de normen. Afvalwater en hemelwater Het plangebied valt binnen de rioleringsdistricten 13 (Schiebroek) en 8 (Overschie). Alle panden in het plangebied zijn gerioleerd of voorzien van een Individuele Behandeling Afvalwater (IBA). Al het regenwater van verhard oppervlak wordt geloosd op oppervlaktewater. Waterkeringen en waterveiligheid Langs de Zweth en Oude Bovendijk liggen veenkaden (respectievelijk een boezemkade en polderkade). Langs de Binnenboezem bevindt zich een boezemkade. Op basis van de risicokaart van de provincie Zuid-Holland blijkt dat er waterdieptes tot 2 meter kunnen ontstaan bij een overstroming.
Toekomstig watersysteem Oppervlaktewater In het natuurgebied wordt de aanwezigheid van weidevogels en soorten van waterrijk milieu gestimuleerd. Eén van de stimuleringsmaatregelen hiervoor is het vernatten van peilgebied III, een deel van peilgebied II (II-A) en mogelijk in de toekomst ook peilvak V. Vernatting vindt alleen plaats in de broedperiode (15 maart t/m 15 juni) op de gronden in eigendom van de gemeente Rotterdam. Het eindbeeld is weergegeven in Figuur 3. De grenzen van het huidige bemalingsgebied blijven in de toekomstige situatie gehandhaafd.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
8 van 85
Figuur 3 Indeling peilgebieden toekomstige eindsituatie Randvoorwaarden en eisen aan vernatting Het toekomstig watersysteem sluit zoveel mogelijk aan bij de huidige polderstructuur en bij de huidige indeling van de peilgebieden en respecteert de verschillende belangen in de polder. De maximale waterpeilen in de te vernatten peilgebieden zijn gebaseerd op de optimale drooglegging waarbij (theoretisch) zoveel mogelijk wordt voldaan aan de volgende randvoorwaarden: Eisen vanuit de Fauna-effectrapportage ter voorkoming van aantrekkende werking van watervogels (belang luchthaven): o alleen lijnvormige watergangen, maximaal 5 m breed; o alleen lijnvormige natuurvriendelijke oevers, maximaal 5 m breed; o geen langdurige plasdrasvorming (maximaal 3-5 dagen). Alleen vernatting op gronden van de gemeente Rotterdam. Gewenste drooglegging voor de natuurdoeltypen: o weidevogels: in broedperiode zo nat mogelijk; o één derde van de poldersloten verdiepen en voorzien van natuurvriendelijke oevers; o erfbeplanting en ecologie Oude Bovendijk: huidig peil handhaven. Eisen en wensen van het Hoogheemraadschap van Delfland: o robuust watersysteem; o voldoen aan NBW-opgave (geen verslechtering t.o.v. huidige situatie en bijdragen aan verbetering waterbergingscapaciteit); o beperking aantal peilgebieden. Respecteren van bestaande functies in de polder (o.a. voortzettend agrarisch gebruik en bewoning). o Geen vernatting buiten broedseizoen; o Geen aanpassing van waterpeilen rondom bestaande bebouwing. Vernatting peilvakken II-A, III en V Vernatting vindt gefaseerd plaats in de peilvakken II-A, III en V.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
9 van 85
Peilvak III is volledig in eigendom van de gemeente. Het bestaande peilvak II wordt gesplitst in peilvak II-A en II-B. Het noordelijk deel van peilvak II is geen eigendom van de gemeente. De ligging van de peilvakscheiding is afhankelijk van het wel of niet verwerven van de gronden. In peilvak II-A vindt vernatting plaats, in peilvak II-B niet. Peilvak II-B blijft in open verbinding met de maalkom van gemaal Hofweg staan en is belangrijk als buffer voor de te kleine maalkom. Om deze buffer te vergroten worden enkele watergangen in peilgebied II-B vergroot. Ofwel in peilvak III en in peilvak II zal de vernatting het eerst plaatsvinden afhankelijk van wat het beste aansluit bij het uitvoeringsplan Polder Schieveen. Een deel van peilvak V is geen eigendom van de gemeente. Vernatting in geheel peilvak V zal pas plaats kunnen vinden na verwerving van de gronden of na toestemming van de huidige eigenaar. Wel wordt de huidige onderbemaling (V-t) in het westelijk deel van peilvak V deels opgeheven, in overleg met de huidige pachter. Nadere uitwerking zal volgen nadat de vernatting in de overige peilvakken voldoende positieve praktijkresultaten heeft laten zien. Ter hoogte van de bebouwing blijft de onderbemaling intact. Peilvak IV wordt om de volgende redenen niet vernat: 1) dit peilvak is het meest kritische als het gaat om aantrekkende werking van vogels bij plasdras situaties, omdat dit peilvak het dichtst gelegen is bij de start- en landingsbanen; en 2) omdat splitsing in meerdere peilvakken dan noodzakelijk is en het Hoogheemraadschap dit ongewenst vindt. Fysieke scheiding natuurgebied en zone Oude Bovendijk De randzone met bebouwing langs de Oude Bovendijk wordt fysiek van het natuurgebied gescheiden door een kade (circa 7 m breed) met bij voorkeur aan weerszijden een watergang (circa 3 m breed). Deze scheiding dient meerdere doelen: Bevorderen rust in natuurgebied door voorkomen onbevoegd betreden. Bebouwing in randzone beschermen tegen wateroverlast van uit natuurgebied en onbevoegd betreden vanuit de polder. Tegengaan beïnvloeding van de waterkwaliteit in het natuurgebied door water uit de randzone. De kade grenzend aan de peilvakken III, II-A en V keert water tussen de peilvakken, maar krijgt geen status als waterkering. De kade door peilvak II-B keert geen water. Door deze fysieke scheiding ontstaan twee nieuwe peilgebieden: A en C, zie Figuur 3. Waterberging NBW-opgave Het inundatiebeeld van de toekomstige eindsituatie bij T=10 is weergegeven in Figuur 4. Er wordt niet aan de T=10 norm voor grasland voldaan. Bij een T=1 bui wordt geen inundatie verwacht. Ten opzichte van de huidige situatie verbeterd de situatie jaarrond wel als gevolg van extra waterberging door de NVO’s en nieuwe watergangen. De waterberging neemt in de te vernatten peilvakken af in het broedseizoen bij instelling van de maximale waterpeilen.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
10 van 85
Figuur 4 Inundatie T=10 toekomstige situatie Onderzoek heeft uitgewezen dat plasvorming in het broedseizoen naar verwachting niet langer duurt dan 3 dagen. Het is van groot belang dat de ontwateringsvoorzieningen als greppels en duikers goed onderhouden worden. Mochten als gevolg van nieuwe ontwikkelingen of andere beheerafspraken in de toekomst minder oppervlak aan natuurvriendelijke oevers worden ontwikkeld dan heeft dit gevolgen voor de waterbergingscapaciteit van de polder en dus ook het peilbeheer en het afsprakenkader met het Hoogheemraadschap. Eerste jaren zijn pilotjaren Het theoretisch bepaalde optimum tussen vernatten en ‘geen plasdras’ moet in de praktijk getoets worden. Daarom wordt gestart met een pilot in peilvak II of peilvak III. Duur van de pilot is 2 tot maximaal 6 jaar. Voor de pilot wordt een aparte vergunning aangevraagd voor het verhogen van de waterpeilen in het broedseizoen gedurende de pilotjaren. Bij positieve resultaten wordt bepaald of ook in de andere peilvakken het peilbeheer aangepast kan worden. Op termijn kan dan het peilbesluit van het Hoogheemraadschap aangepast worden aan het nieuwe peilbeheer in de polder. In de pilot wordt bekeken of het beheerprotocol voldoende is en of aan de gewenste doelen en gestelde eisen voldaan kan worden voor zowel waterkwantiteit, waterkwaliteit als vogelaantrekkende werking (weidevogels en risicosoorten voor de luchthaven). Zonodig leidt dit tot aanpassing van de afsprakenkaders tussen de gemeente en de beheerders. Rptterdam The Haque Airport is betrokken bij deze evaluatie alsmede een onafhankelijk bureau voor vogelonderzoek.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
11 van 85
Waterkwaliteit Natuurvriendelijke oevers (NVO) en uitdiepen sloten De tochten van noord naar zuid worden aan de oostzijde voorzien van een NVO van maximaal 5 meter breed. De poldersloten worden om de drie sloten voorzien van een NVO aan de noordzijde van maximaal 2,5 meter breed. De poldersloten die voorzien worden van een NVO worden uitgediept tot 50 cm onder het winterpeil. Hierbij moet rekening gehouden worden met kans op opbarsting (uitdiepen tot maximaal 1 meter onder winterpeil). Als gevolg van uitdiepen wordt een verwaarloosbare toename van de hoeveelheid kwelwater verwacht. Over het gehele plangebied wordt hierdoor geen significante extra beïnvloeding van de waterkwaliteit verwacht. In de uitvoeringsfase is aanvullend lokaal onderzoek nodig naar het opbarstgevaar, alvorens te kunnen uitdiepen. Er wordt ingezet op ontwikkeling van terrassen binnen de NVO’s. Hierdoor zal zich een permanente drassige oevervegetatie ontwikkelen. Een goed beheer is noodzakelijk om ontwikkeling van brede rietzones (>40 cm) te beperken. Dit ter voorkoming van het aantrekken van in rietzones broedende ganzen, alsmede doorgroei van riet op de droge oevers van de weilanden. Beheerafspraken zijn onderdeel van de pachtcontracten met de beheerders en pachters in de polder. Natuurvriendelijke oevers in de sloot en de sloot zelf langs particuliere kavels zijn in beheer bij de eigenaren van de kavels. Adequaat onderhoud draagt bij aan goed natuur en watermanagement van de polder. Kwaliteit van het water Vasthouden van water in de winterperiode is niet mogelijk, in verband met het voorkomen van plasdras. Hydrologisch isoleren van het plangebied is dus niet mogelijk. Er zal water ingelaten en uitgemalen moeten worden. De ‘poldersloten’ zijn niet-circulerend, de ‘poldertochten’ zijn in de meeste gevallen wel circulerend. Het gebiedseigen water blijft dus het langst aanwezig in de ‘poldersloten’. Het instellen van de broedpeilen vraagt extra inlaatwater. Dit heeft geen significant effect op de huidige waterkwaliteit. Naar verwachting zal de hoeveelheid nutriënten in de polder in de toekomst afnemen door een aangepast mestbeleid en de komst van NVO’s. Onderhoud van de oevers en afvoeren van het maaisel uit de oeverzone is dan wel van belang. Het realiseren van een ecologische waterkwaliteit volgens de MTR normering zal echter moeilijk blijven (agv het broedpeilbeheer en de gebiedseigenschappen van de polder). Afvalwater en hemelwater Alle nieuwe panden moeten worden aangesloten op de riolering. Naar verwachting zal de afvalwaterproductie toenemen met circa 2,2 m 3 per uur. Al het regenwater van verhard oppervlak moet worden vastgehouden of geloosd op oppervlaktewater. Dit voorkomt de noodzaak van overstorten van de riolering op het open watersysteem van de polder en dus negatieve effecten op de waterkwaliteit. Bij de bouwplannen voor de nieuwbouw langs de Oude Bovendijk zal een rioleringsplan opgesteld worden.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
12 van 85
Waterkeringen en waterveiligheid De veenkade langs de Oude Bovendijk heeft een beschermingszone. Bebouwing en aanplant van bomen in de beschermingszone is niet gewenst en is vergunningplichtig (Hoogheemraadschap van Delfland). De ontwikkelingen hebben geen significante invloed op het veiligheidsrisico binnendijks.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
13 van 85
1.
Inleiding
1.1
Aanleiding en doel waterplan Stadsontwikkeling heeft aan het Ingenieursbureau van de gemeente Rotterdam opdracht gegeven om het waterplan uit 2005 [1] te herzien. Geschiedenis Het voornemen van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Rotterdam was om in de Polder Schieveen, het deel ten oosten van de Rijksweg A13, een combinatie van natuur/recreatiegebied en bedrijventerrein te realiseren. Sturend element bij deze inrichting was het element water. Hiervoor is in 2005 een waterplan opgesteld [1]. Nieuwe ontwikkeling Door diverse ontwikkelingen zijn er echter fundamentele aanpassingen nodig gebleken. De ontwikkeling van het bedrijventerrein gaat de eerste decennia niet door en maakt in die hoedanigheid geen onderdeel meer uit van de plannen. Ook zijn er aanpassingen gedaan betreffende de geplande nieuwbouwwoningen. De plannen zijn daarom bijgesteld en verwoord in een nieuw Natuur- en Recreatieplan [2]. Dit Natuur- en Recreatieplan dient als basis voor het opstellen van een bestemmingsplan voor de polder Schieveen. Projectbeschrijving Bestemmingsplan Polder Schieveen 1. Verbeteren leefmilieu voor weidevogels 2. Verbeteren ecologische verbinding tussen Rottemeren, Akerdijkse Plassen en Midden Delfland 3. Ontwikkelen van recreatieve mogelijkheden; polderpad, struinpaden, recreatief en educatief programma agrariërs 4. Faciliteren van economisch duurzame (agrarische) bedrijven a. Educatieve schapenboerderij aan de Oude Bovendijk b. Rundveehouderij/ Loonwerkbedrijf Hofweg c. Gemeenschapsgebouw stichting GCN Oude Bovendijk 5. Wijzigingsbevoegdheden a. Agrarische gronden met natuurwaarden (aankoop) b. Hofweg 163 bij beëindiging bedrijfsactiviteiten realisatie tweede woontitel c. Schieveensedijk verplaatsing agrarisch bedrijf van Vliet Doel actualisatie waterplan In dit plan wordt de te realiseren waterhuishoudkundige inrichting van de Polder Schieveen op hoofdlijnen beschreven. Het waterplan geeft de doelstellingen en randvoorwaarden aan voor de verdere uitwerking van de waterhuishouding in het op te stellen inrichtingsplan/uitvoeringsplan (verder inrichtingsplan). In dit inrichtingsplan kan met dit waterplan nader invulling worden gegeven aan de uitwerking van het watersysteem (zoals vormgeving en dimensionering van kunstwerken).
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
14 van 85
Daarnaast beschrijft dit waterplan de waterhuishoudkundige situatie ter hoogte van de woningen langs de Oude Bovendijk. Voor deze zone wordt een apart projectbestemmingsplan opgesteld, waarin ontwikkeling van een aantal nieuwe woningen mogelijk wordt gemaakt. De volgende doelstellingen zijn van belang: Inzicht geven in het beleidskader en de huidige waterhuishoudkundige situatie in de Polder Schieveen; Opstellen van een Programma van Eisen (PvE); Inzicht geven in de toekomstige waterhuishoudkundige situatie (kwantitatief en kwalitatief); Het doorlopen van de watertoetsprocedure voor de projectbestemmingsplannen natuurontwikkeling Schieveen en woningen Oude Bovendijk; Afsprakenkader tussen het Hoogheemraadschap van Delfland (verder Delfland) en de gemeente Rotterdam (verder Rotterdam).
1.2
Actualisatie waterplan 2005 Vertrekpunt van dit waterplan is het door de waterbeheerders goedgekeurde waterplan uit 2005 [1]. Zoveel mogelijk is gebruik gemaakt van de gegevens uit genoemd waterplan. Waar nodig heeft een actualisatie van de gegevens plaatsgevonden. De volgende ontwikkelingen hebben aanleiding gegeven voor aanpassingen in het waterplan: Nieuw Natuur- en Recreatieplan [2]: onder andere langdurig uitstel van het bedrijventerrein als ontwikkeling en het grotendeels vervallen van nieuwbouwwoningen; Nieuw Stedenbouwkundig Plan ‘Woningen Oude Bovendijk’ [3]; Er is een Fauna- Effectrapportage (FER) opgesteld in verband met de nabijheid van de luchthaven Rotterdam-The Hague Airport [3]. In de FER worden randvoorwaarden aan het watersysteem gesteld om de aantrekkingskracht van de Polder Schieveen op trekvogels (waaronder ganzen) te minimaliseren; Alle panden langs de Oude Bovendijk zijn inmiddels gerioleerd. Door het Hoogheemraadschap van Delfland zijn in de periode na 2005 de volgende producten opgesteld: Watersysteemanalyse Polder Schieveen, 2007 [4]; Waterparel Schieveen, 2007 [5] Peilbesluit Polder Schieveen, 2011 [6]; Watergebiedsstudie Berkel-Pijnacker, Actuele en gewenste situatie, 2008 [7].
1.3
Projectorganisatie De gemeente Rotterdam, cluster Stadsontwikkeling (SO) ontwikkelt het Natuur- en Recreatiegebied Polder Schieveen. SO heeft het Ingenieursbureau van Rotterdam opdracht gegeven om het waterplan uit 2005 te actualiseren. De volgende partijen zijn betrokken geweest bij het opstellen van het waterplan: Hoogheemraadschap van Delfland (HHD); Ministerie van Infrastructuur en Milieu; Rotterdam-The Hague Airport; Vander Helm advies (weidevogels);
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
15 van 85
1.4
Sovon Vogelonderzoek Nederland (FER-toets); Gemeente Rotterdam cluster Stadsontwikkeling: afdeling Stedelijke Inrichting, afdeling Planvorming en de afdeling Projectmanagement- en engineering; Gemeente Rotterdam cluster Stadsbeheer: afdeling Watermanagement; Tevens zijn er verschillende gesprekken met agrariërs in het gebied gevoerd en is informatie uitgewisseld met de bewoners van de polder Schieveen in de vorm van bewonersavonden.
Proces Voor het realiseren van het natuur- en recreatiegebied en de ontwikkelingen van nieuwe woningen in de polder Schieveen wordt een proces doorlopen dat op hoofdlijnen bestaat uit drie fasen: de ontwerpfase, bestemmingsplanfase, uitvoeringsfase en beheerfase. Ontwerpfase Voorafgaand aan het opstellen van de projectbestemmingsplannen zijn een Natuur- en Recreatieplan (N&R-plan) en een stedenbouwkundig plan opgesteld. Dit N&R-plan en het stedenbouwkundig plan voor de nieuwbouwwoningen aan de Oude Bovendijk vormen samen met onderhavig waterplan (en samen met de andere noodzakelijke milieuonderzoeken) de basis voor de op te stellen projectbestemmingsplannen. Bestemmingsplanfase In deze fase worden twee projectbestemmingsplannen opgesteld: 1) projectbestemmingsplan natuur- en recreatie en 2) projectbestemmingsplan nieuwbouwkavels langs Oude Bovendijk. Onderhavig waterplan bevat tevens het wateradvies voor dit bestemmingsplan. De waterparagrafen in beide bestemmingsplannen worden opgesteld op basis van onderhavig waterplan. Het waterplan is, als onderdeel van de watertoetsprocedure, meerdere malen in concept ter goedkeuring aangeboden aan en besproken met de waterbeheerder. De waterbeheerder van het gebied is Hoogheemraadschap van Delfland. De rioolbeheerder van het gebied is de gemeente Rotterdam (cluster Stadsbeheer, afdeling Watermanagement). De opmerkingen van de beheerders zijn in het waterplan verwerkt. Het laatste hoofdstuk (hoofdstuk 7) van dit waterplan bevat een afsprakenkader tussen Delfland en Rotterdam. Uitvoeringsfase In de uitvoeringsfase is een nadere uitwerking nodig van het waterplan. Het op hoofdlijnen beschreven watersysteem moet in deze fase gedetailleerd worden uitgewerkt. Voor alle waterhuishoudkundige werkzaamheden dient een watervergunning te worden aangevraagd bij het Hoogheemraadschap van Delfland. Er zijn vergunningen nodig voor onder andere het opzetten van de peilen, het aanbrengen van kunstwerken, het graven en/of dempen van watergangen, etc.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
16 van 85
In deze fase is het van belang het afsprakenkader tussen Delfland en Rotterdam te volgen. Beheerfase (en pilotjaren) In de beheerfase zijn meerdere partijen betrokken. De gemeente Rotterdam is eigenaar van een groot deel van de gronden in de polder. Rotterdam verpacht deze gronden aan de hoofdbeheerder van Polder Schieveen (natuur en agrarische natuur). De hoofdbeheerder verpacht deze gronden onder aan agrariërs. Delfland is de waterbeheerder in het gebied. De gemeente Rotterdam blijft in de beheerfase de verantwoordelijke partij (Stadsontwikkeling, afdeling gebiedsontwikkeling). De eerste twee jaren van de beheerfase vormen pilotjaren. Na deze twee jaren volgt een evaluatie tussen de betrokken partijen. Zie hiervoor ook het afsprakenkader. Het resultaat kan zijn dat e.e.a. geactualiseerd moet worden.
1.5
Opbouw waterplan Het waterplan Polder Schieveen kent de volgende opbouw. Hoofdstuk 2 schetst het beleidsmatige kader waarin dit waterplan tot stand is gekomen. Hoofdstuk 3 brengt de inventarisatie van het huidige watersysteem in beeld. In hoofdstuk 4 wordt een beschrijving gegeven van de streefbeelden voor de toekomstige waterhuishoudkundige situatie. In hoofdstuk 5 wordt hierop aansluitend het programma van eisen voor het toekomstige watersysteem beschreven. Hoofdstuk 6 beschrijft het toekomstige watersysteem in de Polder Schieveen. Hierin komt de inrichting van de hoofdwaterstructuur, de verwachte waterkwaliteit en waterkwantiteit, de berging en gemaalcapaciteit, het rioleringsconcept en de ecologische functie ter sprake. Hoofdstuk 7 sluit het waterplan af met het afsprakenkader tussen Delfland en Rotterdam.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
17 van 85
2.
Beleidskader water In dit hoofdstuk wordt kort het beleidskader geschetst dat voor dit wateradvies relevant is. Het gaat hierbij met name om het beleid van het hoogheemraadschap en gemeente. In bijlage 1 is een uitgebreid overzicht van het overkoepelend beleid (rijksbeleid en provinciaal beleid) opgenomen. Daarnaast is de volgende wetgeving van belang: Luchtvaartwet. Deze wet stelt het opstellen van een Fauna Effect Rapport (FER) in de directe nabijheid van een luchthaven verplicht. Deze verplichting geldt momenteel alleen voor de luchthaven Schiphol, maar wordt naar verwachting binnen enkele jaren uitgebreid voor onder andere Rotterdam The Hague Airport. Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet. Hiervoor wordt verwezen naar een beschrijving in de Flora- en Faunatoets die is opgesteld ten behoeve van de projectbestemmingsplannen [16].
2.1
Hoogheemraadschap van Delfland Keur Delfland 2010 Voor iedereen in het beheergebied van Delfland gelden de regels van de Keur Delfland 2010. De regels gaan onder andere over: - gedoogplichten, zoals de verplichting voor perceeleigenaren om Delfland toe te laten voor onderhoudswerkzaamheden; - geboden, zoals de verplichting om watergangen en waterkeringen te onderhouden; - verboden, zoals het verbod om watergangen of -keringen te veranderen. Waterbeheerplan 2010-2015 ‘Keuzes maken en kansen benutten', Hoogheemraadschap van Delfland, 2009 Het Hoogheemraadschap van Delfland (HHD) is de waterbeheerder voor de rechtermaasoever ten westen van de Schie. Het Waterbeheerplan 2010-2015 is het document waarin HHvD de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De ambities zijn in het plan als volgt verwoord: - Naar een robuust en veerkrachtig watersysteem: Dit is een watersysteem dat sterk wisselende weersomstandigheden goed kan opvangen en na extreme weersomstandigheden zijn functies goed blijft vervullen. - Blijven voldoen aan alle wettelijke eisen voor het transporteren en zuiveren van afvalwater en het verwerken van zuiveringsslib. Het beheer van de afvalwaterketen is doelmatiger, transparanter en duurzamer geworden. - Verdieping van kennis van het watersysteem, zowel in reguliere situaties als bij extreem nat of droog weer. HHvD weet nog beter hoe te anticiperen op veranderende extremen en in te spelen op calamiteiten. Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen, 2012
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
18 van 85
De handreiking Watertoets biedt gemeenten, adviesbureaus en projectontwikkelaars handvatten voor de invulling van proces en inhoud van de watertoets voor ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau in Delflands gebied. De handreiking is gebaseerd op bestaand beleid en is erop gericht ruimtelijke functies en waterhuishoudkundige mogelijkheden optimaal op elkaar aan te laten sluiten. De handreiking is ten opzichte van de versie van 2007 geactualiseerd en op een aantal punten gewijzigd. Waterparel Schieveen, 2007 [bron 5] De Provincie Zuid-Holland wil (in potentie) ecologisch waardevolle wateren tegen achteruitgang beschermen door deze een aparte beschermde status te geven. Hiertoe is een inventarisatie uitgevoerd naar het voorkomen van gebieden met bijzondere watergebonden natuurwaarden (zoals moeras(vogel)waarden, natte duinvalleien of weidevogelwaarden) of grote potentie om die te ontwikkelen. Afhankelijk van de aanwezige watergebonden natuurwaarden en de mate waarin oppervlaktewater aanwezig is in het gebied, is hieraan de status Waterparel (vooral aquatisch) dan wel Natte natuurparel (vooral (semi-)terestrisch) toegekend. Delfland heeft voor de waterparel Schieveen een waterparelprofiel opgesteld. Een waterparelprofiel is een karakteriseringsrapportage waarin een beschrijving van AGOR 1, OGOR 2, de huidige waterkwaliteitsproblemen en de belangrijkste hydrologische, chemische en ecologische aspecten wordt opgenomen. 0F
1F
Peilbesluit polder Schieveen, 2011 [bron 6] In peilbesluiten wordt het oppervlaktewaterpeil vastgelegd op basis van een afweging van alle belangen. Zo wordt er bij de afweging rekening gehouden met de bestemmingen, ruimtelijke ontwikkelingen, wensen vanuit het waterbeheer en de aanwezige belangen. Het doel van het peilbesluit is om peilen vast te leggen. Dit biedt rechtszekerheid aan de belanghebbenden. In het najaar van 2011 is door Delfland voor de polder Schieveen een nieuw peilbesluit vastgesteld. Peilbesluiten worden in principe eenmaal in de tien jaar vastgesteld. Als gevolg van planontwikkelingen kunnen wijzigingen in waterpeilen middels een watervergunning worden aangevraagd. Bij het vaststellen van een nieuw peilbesluit worden alle afgegeven vergunningen verwerkt. Voor voorgestelde wijzigingen in waterpeilen in het plangebied moeten dus vergunningen worden aangevraagd. In het recent vastgestelde peilbesluit zijn voor de peilgebieden in het plangebied de praktijkpeilen vastgesteld. Dit omdat ten tijde van het vaststellen van het peilbesluit de toekomstige inrichting van de Polder Schieveen nog niet concreet genoeg was.
1
Actueel Grond- en Oppervlaktewaterregime
2
Optimaal Grond- en Oppervlaktewaterregime
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
19 van 85
2.2
Gemeente Rotterdam Waterplan 2 Rotterdam De gemeenteraad van Rotterdam heeft in 2007 het Waterplan 2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de stad. In het Waterplan zijn lange termijn streefbeelden en kwaliteitsdoelstellingen geformuleerd die een beeld geven van de gewenste situatie voor het watersysteem in heel Rotterdam. De streefbeelden hebben een integraal karakter, niet alleen waterkwaliteit en -kwantiteit, maar ook natuurwaarden en belevingswaarden spelen een rol. Ten tijde van het opstellen van dit waterplan ondergaat Waterplan 2 Rotterdam een herijking. Deelgemeentelijk waterplan Overschie De polder Schieveen valt binnen de deelgemeente Overschie. Ten tijde van het opstellen van dit waterplan wordt gewerkt aan een deelgemeentelijk waterplan voor Overschie. Dit deelgemeentelijk waterplan gaat vooral in op het stedelijk gebied en gaat niet in op de polder Schieveen.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
20 van 85
3.
Huidige situatie waterhuishouding Dit hoofdstuk beschrijft het plangebied (eerste paragraaf) en het huidige watersysteem. Paragraaf 2 gaat in op het functioneren van het watersysteem. Beschreven wordt hoe de percelen worden ontwaterd op de polderwatergangen, hoe de afwatering van de diverse peilgebieden functioneert met de bijbehorende inlaten en gemalen, hoe het gebied geohydrologisch functioneert en tenslotte wordt ingegaan op de waterbalans en de bergingscapaciteit. De derde paragraaf beschrijft de waterkwaliteit van het huidige watersysteem. Hierbij wordt ingegaan op de kwaliteit van het oppervlaktewater, het grondwater, de waterbodems en de riolering.
3.1
Plangebied Het plangebied (zie Figuur 5) bevindt zich ten noorden van Rotterdam Airport en wordt begrensd door de Doenkade (die zuidelijk van het plangebied ligt), de A13 (ligt aan de westzijde van het plangebied), de Oude Bovendijk (aan de oostzijde) en de Zwethkade (is de noordelijke grens van het plangebied). Het studiegebied heeft een omvang van 455 ha. De omvang van het studiegebied voor het aspect water is groter dan het plangebied. Dit omvat het bemalingsgebied van de polder, weergegeven met de rode lijn met uitzondering van de begraafplaats Hofweg. Het aspect geohydrologie omvat een gebied met een straal van enkele kilometers rondom het plangebied.
Begraafplaats Hofweg
Figuur 5 Plangebied en studiegebied polder Schieveen
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
21 van 85
3.2
Waterkwantiteit (voldoende water) De gehele polder Schieveen bestaat uit 43 gebieden met een eigen polderpeil. Binnen deze peilgebieden zijn nog verschillende peilafwijkingen aanwezig. Kaart HS.1 en kaart HS.2 geven een overzicht van de huidige peilgebieden, peilen, constructies, inlaten en stromingsrichtingen. Alle gebieden wateren af via de Binnenboezem die via een gemaal zijn overtollige water kwijt kan op de Delftse Schie. Uitzondering hierop vormt de begraafplaats die is voorzien van een eigen gemaal naar de Schie. De begraafplaats fungeert hierdoor als een eigen ‘sub’-polder en wordt daarom verder geheel buiten de studie gehouden. In 2011 is door Delfland een nieuw peilbesluit voor de polder Schieveen vastgesteld. In eerste instantie wilde Delfland bij het opstellen van dit peilbesluit het peilenvoorstel uit het eerder opgestelde Natuur & Recreatieplan volgen. Toen dit N&R plan in 2009 strandde besloot Delfland de huidige praktijkpeilen vast te stellen. Met als achterliggend idee dat er in de toekomst een nieuw N&R plan voor het gebied zou worden opgesteld. Het overzicht van de praktijkpeilen en peilgebieden in de polder zijn door Delfland weergegeven op Kaart 2 behorende bij het peilbesluit. Deze kaart is opgenomen als kaart HS.3 in dit waterplan.
3.2.1
Oppervlaktewater Ontwatering De ontwatering van de graslandpercelen vindt plaats door middel van greppels of drainage die direct op de polderwatergangen afvoeren. De ontwatering van de glastuinbouwpercelen gebeurt door drainage. Meestal loost de drainage via een verzameldrain onder vrij verval in een put waarna het overtollige water via een pompje naar het oppervlaktewater wordt afgevoerd. Hierdoor zijn deze percelen minder afhankelijk van de polderwaterstand. Afwatering peilgebieden De Binnenboezem is de watergang die loopt van het hoofdgemaal aan de Delftweg naar het tussengemaal aan de Hofweg. Dit is de hoofdwaterafvoer van de hele Polder Schieveen. Het waterpeil in deze watergang bedraagt NAP -2,95 meter. Het gemaal Hofweg dient om water vanuit peilgebied II te pompen naar de Binnenboezem. Op de instroom van het gemaal Hofweg (Peilgebied II) lozen de peilgebieden IV,V en VIII via (automatische) stuwen en peilgebied III via een gemaal (onderbemaling). Hierna volgt een beschrijving van de waterlopen in de polder Schieveen. Zie ook kaart HS.2 en Figuur 6 voor de stromingsrichtingen.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
22 van 85
Figuur 6 Afwatering peilgebieden huidige situatie (kaart HS.2)
1. Peilgebied XIII, de droogmaking westblok XI en de nieuwe droogmaking V. Peilgebied XIII (ten noorden van de begraafplaats Hofweg) heeft een zomer en winterpeil van respectievelijk NAP -3,01 meter en NAP -3,08 meter. Peilgebied XIII loost via een stuwput op peilgebied XI. De droogmaking westblok heeft een zomer en winterpeil van respectievelijk NAP -5,30 meter en NAP -5,34 meter. Dit gebied loost via een regelbare stuw langs de Hofweg op de Nieuwe droogmaking, peilgebied V (NAP -5,50 / -5,73 meter). Ten noorden van het gemaal Hofweg ligt onder de Hofweg de automatisch afsluitbare afvoerduiker voor de lozing van deze droogmaking naar het gemaal in peilgebied II. Wateraanvoer kan worden geregeld via 3 inlaatpunten langs de Zweth. 2. De Bergboezem west X en Bergboezem oost IX en peilgebied VIII (gebied dat wordt ingeklemd door de binnenboezem, Hofweg en A13). De Bergboezem west (NAP -4,86 / -5,16 meter) loost via een regelbare stuw op de Bergboezem oost (NAP -5,38 / -5,47 meter). De noordoosthoek van de Bergboezem oost is een apart peilgebied VIII (NAP -5,53 / -5,75 meter) waarop Bergboezem oost via een regelbare stuw loost. Dit deelgebied dient tevens als afvoer van de Bergboezem naar het gemaal Hofweg. Wateraanvoer kan onder ander worden geregeld via 2 inlaatpunten langs de Binnenboezem. 3. Droogmakerijen rondom De Tempel (peilgebied VII) en de Oude Droogmaking West (peilgebied IV). De droogmakerijen ten noorden en ten zuiden van Tempel (respectievelijk NAP -4,75 meter en NAP – 4,65 meter) lozen beide via een duiker met vaste stuw onder de
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
23 van 85
A13 af op De Oude Droogmaking West (peilgebied IV: NAP -5,48 / -5,61 meter). De Oude Droogmaking loost via een automatische stuw op Peilgebied II. Wateraanvoer kan worden geregeld via 1 inlaatpunt langs de Binnenboezem in peilgebied VI en 1 inlaatpunt langs de Delftse Schie op de droogmakerij ten zuiden van Tempel. De peilbeheerder van Delfland heeft aangegeven dat het inlaatpunt langs de Doenkade vanuit de Overschiese Plasjes niet wordt gebruikt. 4. De Oude Droogmaking (peilgebied III) en Oude Droogmaking Oost (peilgebied II). De onderbemaling Oude Droogmaking (NAP -5,87 / -6,04 meter) loost via een gemaal op de Oude Droogmaking Oost (peilgebied II NAP -5,76 / -5,84 meter). Dit gemaal bestaat uit één automatische pomp met een capaciteit van 5 m 3 per minuut. De Oude Droogmaking Oost wordt via een afsluitbare duiker ten oosten van het gemaal Hofweg door dit gemaal bemalen. (deze afsluitbare duiker is overigens recent (2012) door Delfland vervangen door open water en een brug). Voor wateraanvoer in peilvak II en III is per peilvak een inlaatpunt beschikbaar vanuit de Oude Bovendijk. Tevens loost peilvak IV op peilvak II. Inlaatpunten Op de tekeningen van het huidig watersysteem zijn meerdere inlaatpunten weergegeven vanuit de Schie, Zweth, Binnenboezem en langs de Oude Bovendijk. Door de peilbeheerder van Delfland 3 is per inlaat aangegeven of deze veel gebruikt wordt, niet gebruikt wordt of dat deze onbekend is. De situatie is per inlaat op Kaart HS.2 weergegeven. 2F
3.2.2
Grondwater: Geohydrologie De ondergrond varieert erg sterk. Bovenin het bodemprofiel is een dikke kleilaag aanwezig met lokaal een tussenzandlaag. De ondergrond in Schieveen wordt gekenmerkt door een veelvuldig voorkomen van zandige kleilagen met een volumiek gewicht van 16 tot 17 kN/m³. De veenlagen komen voor in het diepere grondpakket vooral in het oosten van de polder en de basisveenlaag net boven het Pleistocene zand dat aangetroffen wordt tussen NAP -12,00 m en NAP -18,00 m. Verder is er een oude geul in de diepe ondergrond aanwezig boven de pleistocene zandgrond. Deze geul slingert over het plangebied Schieveen globaal van zuidoost naar noordwest. Dit is goed te zien op de maaiveldhoogtekaart, kaart HS.4. Aan deze geul zijn vele smallere zijtakken ontsproten, die plaatselijk in de ondergrond terug te vinden zijn als zandtussenlagen. Deze staan meestal wel in verbinding met de top van de geul en dus met het watervoerend pakket. De top van het eerste watervoerend pakket varieert tussen NAP -11,50 m en NAP -12,70 m ter plaatse van de geulen. Waar de geul ontbreekt ligt de top van het eerste watervoerend pakket op een peil van NAP 15,50 m tot NAP -18,00 m. (bron: notitie opbarstgevaar, zie ook bijlage 2). Gemiddelde stijghoogte in het eerst watervoerend pakket varieert tussen NAP -4,80 m aan de oostelijke rand en NAP -3,80 m (aan de zuidwestelijke hoek).
3
Peilbeheerder dhr. A.C. Boele, bespreking 13 oktober 2011
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
24 van 85
Voor bijna de gehele polder bestaat een kwel situatie, waarbij water van het 1e Watervoerende pakket langzaam omhoog stroomt. Slechts aan de westelijke kant tussen de Delftse Schie en de Schieveensedijk treedt infiltratie op, hier ligt het polderpeil hoog t.o.v. de rest van de polder. Voorts in de tijd treedt variatie in kwel/ infiltratie per seizoen op door het opzetten van het polderpeil gedurende droge maanden. De freatische grondwaterstand wordt voornamelijk beïnvloed door de verschillende, ingestelde polderpeilen die variëren tussen NAP – 2,61 m en NAP – 6,04 m binnen Polder Schieveen. Maar ook kwel, neerslag/verdamping en de ligging van afwaterende sloten hebben een invloed op de freatische grondwaterstand en het geohydrologische systeem voor de polder in zijn geheel (zie Figuur 7). Aangezien bijna de gehele polder een kwelgebied is, kwelt het water op van het eerste watervoerende pakket naar het freatisch grondwater. Slechts aan de westelijke kant tussen de Delftse Schie en de Schieveensedijk treedt infiltratie op, met maximaal 0,24 mm/dag. In het plangebied varieert de kwel in de zomer tussen 0,24 mm/dag en 0,34 mm/dag en in de winter tussen 0,22 mm/dag en 0,36 mm/dag. Deze variatie wordt veroorzaakt door de verschillen in de hoogteligging binnen het gebied, en verschillen in polderpeil. In de hoger gelegen gebieden is de freatische grondwaterstand hoger. Ook in de tijd treedt variatie op door het opzetten van het polderpeil gedurende droge seizoenen en door variatie in stijghoogte. Berkelse Zweth
neerslag
NAP -0,40 m
verdamping Polderpeil NAP -5,60 m
Holocene deklaag
Eerste watervoerend pakket
Z
N
180 m
Figuur 7 Schematisatie van het geohydrologische systeem van Polder Schieveen Indicatieve theoretische opbolling/onderbolling freatische grondwaterstand In aanvulling op het waterplan uit 2005 is onderzocht wat de theoretische opbolling van de freatische grondwaterstand is in de verschillende perioden in het jaar, waarbij is uitgegaan van de genoemde kwelsituatie, één greppel per perceel (waarbij aangenomen is dat de onderkant van de greppel zich zo’n 20 cm boven het waterpeil bevindt) en een gemiddelde afstand van 40 meter tussen twee poldersloten. De verwachte indicatieve theoretische grondwaterstanden zijn weergegeven in Figuur 8. De notitie waarin deze theoretische beschouwing nader wordt onderbouwd is opgenomen in bijlage 3.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
25 van 85
Figuur 8 Verwachte opbolling freatisch grondwater door het jaar in polder Schieveen. 3.2.3
Waterbalans Alle diepe peilgebieden (lager dan de Binnenboezem NAP -2,95) in Schieveen zijn aan elkaar gekoppeld bij het gemaal Hofweg en lozen uiteindelijk via dit gemaal op de Binnenboezem. Van de onderlinge verdeling is echter niets bekend. Over de jaren 1998-2001 zijn reeksen beschikbaar met de draaiuren van het gemaal aan de Hofweg. Op basis van de bekende kwel-, neerslag- en verdampingscijfers, is per peilgebied een waterbalans opgesteld. De totale waterbalans is weergegeven in Figuur 9.
UIT
IN
807586
-3526200
m3/jaar 4799320 inlaat neerslag kw el verdamping uitlaat(gemaal)
-2530609 449903
Figuur 9 Waterbalans Polder Schieveen op basis van werkelijke metingen over 1998-2001 Het verschil tussen het wateroverschot in de polders dat op basis van deze gegevens is berekend en het werkelijk afgemalen volume water (draaiuren gemaal x capaciteit) levert voor het totale
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
26 van 85
gebied een indicatie op van de inlaat. Bij gebrek aan nader inzicht is dit evenredig verdeeld over de polder. De linkerzijde van de figuur geeft de uitlaat weer, rechts geeft aan wat er in komt. Dominerend voor de post ‘IN’ is de neerslag, die voor circa 80% van het totaal zorgt. Inlaat vanuit de Schie en kwel leveren de overige 20% van de input voor de waterbalans. 3.2.4
Waterberging: Bergboezem en functie automatische stuw Bergboezem Het boezemstelsel van het Hoogheemraadschap van Delfland had bij hevige en langdurige neerslag regelmatig te kampen met een capaciteitsprobleem. Wanneer dit zich voordeed kon worden besloten om het gemaal van de polder (gemaal Delftweg) tijdelijk stop te zetten om verdere belasting van het boezemstelsel te verminderen. Het gevolg van deze maatregel is dat het water dat via neerslag en kwel de polder instroomt niet wordt afgevoerd. Dit water kon via de Binnenboezem in de oostelijke en de westelijke Bergboezem (peilgebied IX en X) worden geborgen. Het wateroverschot, afkomstig uit de rest van de Polder Schieveen, werd dan via dit stelsel tijdelijk geborgen in de Bergboezem. In de natte jaren 1998 en 1999 is het overtollige water tijdens een maalstop geborgen in de Bergboezem. Functie automatische stuw De peilgebieden IV en V wateren beiden via een automatische stuw af op peilgebied II. Om bij het bergen van water te voorkomen dat de bergingscapaciteit in de peilgebieden IV en V onbenut blijft en dat peilgebied II overloopt, worden de automatische stuwen omhoog gezet, waardoor er meer water vastgehouden kan worden in de peilgebieden IV en V. Teveel water in peilgebied II zal uiteindelijk namelijk leiden tot overstroming van water uit dit peilgebied naar peilgebied III, het laagst gelegen deel van de polder Schieveen.
3.2.5
Waterberging: toetsing aan NBW-werknorm De berging is afhankelijk van de maximale toelaatbare peilstijging. Het Hoogheemraadschap van Delfland schrijft voor onbebouwd gebied een minimale berging van 275 m3/ha voor agrarisch gebruik (bouwland), 170 m3/ha voor natuur en gras (grasland) en 325 m3/ha voor stedelijk gebied. De huidige functie is grasland, zodat de berging minimaal 170 m3/ha dient te zijn. In 2008 heeft Delfland een Watersysteemanalyse opgesteld voor de polder Schieveen [4]. De nadruk in deze systeemanalyse lag vooral in het deel van de polder ten westen van de A13. Het oostelijk deel is globaal beschouwd. De systeemanalyse gaf aan dat er op basis van de ABC-normen (statisch) voldoende berging in alle peilvakken in het plangebied aanwezig is. De inundatiekaart op basis van de NBW-berekening in dezelfde systeemanalyse liet echter een ander beeld zien. Dit is opvallend. Dit komt waarschijnlijk doordat de NBW-methodiek (dynamisch) een betere benadering is van de werkelijkheid. Op basis van deze berekening is recent de te krappe duiker van peilvak II naar de maalkom door Delfland vervangen door een brug met open water. Verder is gebleken dat het gemaal aan de Hofweg niet voldoet aan de maatgevende capaciteit. In opdracht van de gemeente Rotterdam heeft Witteveen en Bos een nieuwe watersysteemanalyse opgesteld ter onderbouwing van de in dit waterplan voorgestelde waterhuishoudkundige inrichting van het plangebied, zie bijlage 5. De huidige situatie is hierbij ook beschouwd. Op basis van deze NBW-berekening kan gesteld worden dat in de huidige situatie niet voldaan wordt aan de NBW-werknorm (hierbij is rekening gehouden met +10% kusteffect en +10% klimaateffect). Het inundatiebeeld bij de NBW-werknorm voor grasland met
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
27 van 85
een herhalingstijd van 10 jaar (T=10) is weergegeven in Figuur 10. Het inundatiebeeld bij T=100 is weergegeven in Figuur 11.
Figuur 10 Inundatie in huidige situatie bij T=10
Figuur 11 Inundatie in huidige situatie bij T=100
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
28 van 85
3.3
Waterkwaliteit (schoon water)
3.3.1
Oppervlaktewater In het waterplan van 2005 zijn de waterkwaliteitsgegevens beschreven op basis van metingen in de jaren 2000 tot en met 2002. De door Delfland in 2007 opgestelde rapportage ‘Waterparel Schieveen’ [2] geeft ook inzicht in de waterkwaliteitsgegevens van de jaren 2005 en 2006. Uit deze rapportage blijkt dat de waterkwaliteit niet significant is verandert ten opzichte van de beschrijving in het waterplan van 2005. In de rapportage ‘Waterparel Schieveen’ zijn de waterkwaliteitsgegevens weergegeven voor de ‘Oude Droogmaking’ en de ‘Nieuwe Droogmaking’ en niet als gemiddelde voor de gehele polder. Deze paragraaf is hierop aangevuld. Beschrijving waterkwaliteit uit Waterplan 2005 [1] De kwaliteit van het oppervlaktewater wordt regelmatig gemonitoord door de waterbeheerder Delfland. Van drie meetpunten in de polder en twee meetpunten in de Schie wordt maandelijks een watermonster genomen en geanalyseerd op een groot aantal parameters. In deze studie wordt de nadruk gelegd op de nutriënten stikstof (N) en fosfor (P) en het zoutgehalte (chloride), welke bepalend zijn voor de ecologie. Van alle metingen is voor het poldergebied en de Schie het gemiddelde bepaald over de jaren 2000 tot en met 2002. Voor N en P zijn zowel het jaargemiddelde als het zomergemiddelde weergegeven. Voor Chloride het jaargemiddelde en de 90 percentielwaarde (P90 = waar 90% van de gemeten waarden onder ligt). Deze gemiddelden zijn weergegeven in Tabel 1. Tabel 1 Gemiddelde gemeten oppervlaktewaterkwaliteit
Schiea Polderb
Chloride mg/l gem. / P90 119 / 192 155 / 181
Ntotaal Ptotaal mg N/l mg P/l jaargem / zomergem 3.85 / 3,34 0.51 / 0,47 6.35 / 3,63 1.11 / 1,51
MTR streefwaarde
200 200
2.2 1.0
locatie
a b
0.15 0.05
gemiddelde over 2001-2002 van twee meetpunten (OW062-02,OW062-08) gemiddelde over 2000-2002 van drie meetpunten (217-00,217-16,217-17)
Zowel het water van de Schie als het water in de polder bevat hogere concentraties van de nutriënten dan de maximaal toelaatbare concentraties. De gemiddelde nutriënten-concentraties in de polder zijn hoger dan de concentraties van het water in de Schie. De nutriëntenlast van de polder is aanzienlijk hoger dan het boezemstelsel van Delfland door bemesting van de landbouwgrond, lozingen vanuit kassen en uitwerpselen van het vee dat in de polder graast. Het zoutgehalte van het oppervlaktewater in de polder is iets hoger dan het gehalte in de Schie. Waterkwaliteitsgegevens afkomstig uit ‘Waterparel Schieveen’ [5]
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
29 van 85
De gemiddelde waterkwaliteitsgegevens, op basis van meetgegevens van 2005 en 2006, zijn voor de Oude droogmaking (peilgebied IV, II en III) en Nieuwe droogmaking (peilgebied V) weergegeven in Tabel 2. Tabel 2 Waterkwaliteit Oude en Nieuwe Droogmaking [bron: 2] Parameter Ntotaal
Eenheid mg N/l
Huidige situatie
Opmerkingen
Oude droogmaking
Nieuwe droogmaking
2–6
3 – 14
Seizoensfluctuatie: laag in zomer, hoog in winter
Ptotaal
mg P/l
0,2 – 1,3
< 3,5
Seizoensfluctuatie: hoog in zomer/najaar, laag in winter/voorjaar
Chloride
mg/l
100 – 160
120 - 150
-
Ecologische potentie Het ecologisch functioneren is door Witteveen en Bos kwalitatief beschouwd, zie de notitie in bijlage 7. Geconcludeerd kan worden dat het huidig ecologisch functioneren matig is door een grotere nutriëntenbelasting dan het ecologische systeem aankan. De belasting ligt over het algemeen hoger dan de kritische belasting. 3.3.2
Grondwater Ten behoeve van het onderzoek ‘Water en Ecologiestudie Noordrand’, zijn eind 1999 grondwatermonsters geanalyseerd op de aanwezigheid van nutriënten. De peilbuizen nr. 5 en nr. 6 staan in de polder Schieveen, respectievelijk in poldergebied III, de oude droogmaking en deelgebied V, de nieuwe droogmaking. In Tabel 3 zijn de concentraties weergegeven. Tabel 3 Grondwaterkwaliteit december 1999 Chloride Ntotaal Ptotaal [mg/l] [mgN/l] [mgP/l] Peilbuis 5 Onderbemaling Oude bovendijk 480 28 1.3 Peilbuis 6 Nieuwe Droogmakerij 130 22 3 Gemiddelde 305 25 2.15 1 1 2 Landelijke streefwaarde (NW4) 100 10 en 3 in gebieden met mariene invloeden komen van nature hogere concentraties voor (zout en brak grondwater) 2 norm voor ammoniumverbindingen
Uit de tabel blijkt dat het gemiddelde fosfaatgehalte in het grondwater lager is dan de landelijke streefwaarde. Het gemiddelde chloride- en stikstofgehalte is aanzienlijk hoger dan de landelijke streefwaarde. Dit komt omdat we in dit gebied te maken hebben met brak grondwater.
3.4
Riolering (gezuiverd afvalwater) Ten tijde van het opstellen van het waterplan in 2005 bevonden zich in het studiegebied circa 45 panden en 4 glastuinbouwbedrijven die niet waren aangesloten op een afvalwaterriool. Lozing
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
30 van 85
van vuil huishoudwater en proceswater gebeurde direct op het oppervlaktewater of wordt geborgen in septictanks. Door Stadsbeheer (afdeling Watermanagement) van de gemeente Rotterdam is aangegeven dat inmiddels alle panden aangesloten zijn op een rioleringsstelsel of voorzien van een individuele behandeling van afvalwater (IBA’s). Het plangebied valt binnen de rioleringsdistricten 13 (Schiebroek) en 8 (Overschie). De woningen langs de Oude Bovendijk vallen binnen district 13 en de rest van het plangebied in district 8. De panden in het plangebied die vallen binnen district 8 zijn voorzien van een Individuele Behandeling Afvalwater (IBA). De panden langs de Oude Bovendijk zijn aangesloten op het rioleringsstelsel. Door de grote afstanden zijn meerdere onderbemalingen noodzakelijk, waarmee het afvalwater trapsgewijs wordt afgevoerd. Langs de Oude Bovendijk is één riooloverstort aanwezig. Het rioleringssysteem is weergegeven in Figuur 12.
Gemeentegrens
District 13
District 8 Districtgrens
Figuur 12 Overzicht rioleringssysteem plangebied Schieveen Het afvalwater vanuit district 13 wordt uiteindelijk, via meerdere tussengemalen, getransporteerd naar de afvalwaterzuivering Kralingse Veer. In Figuur 12 staat ook een overstort aangegeven. Door de riooladviseurs is aangegeven dat deze niet nodig is omdat het hemelwater is afgekoppeld. Het hemelwater in het gehele plangebied wordt niet via de riolering afgevoerd, maar infiltreert in de bodem of stroomt af naar het oppervlaktewater.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
31 van 85
3.5
Waterkeringen en waterveiligheid (stevige dijken) Waterkeringen In en rondom het plangebied zijn verschillende boezem- en polderkades aanwezig. Een overzicht van de keringen is weergegeven in Figuur 13. De dijken langs de Zweth en langs de Oude Bovendijk zijn veendijken. Rondom de waterkeringen worden verschillende beschermingszones gehanteerd. In hoofdstuk 6 wordt verder ingegaan op deze zones in de buurt van de verwachte ontwikkelingen.
Figuur 13 Ligging waterkeringen Waterveiligheid Het plangebied ligt geheel binnen de primaire waterkering (dijkring 14 met een beschermingsniveau van 1/10.000 per jaar). De gevolgen van een overstroming binnendijks zijn afhankelijk van meerdere aspecten, zoals de locatie waar de overstroming plaatsvindt, de afstand tot de waterkering en de maaiveldhoogtes in het gebied. Om een indicatie van de risico’s te krijgen heeft de provincie Zuid-Holland voor de gehele provincie berekend welke delen van de provincie in de huidige situatie bij een doorbraak van de primaire kering onder water lopen en welke overstromingsdiepte er op de kwetsbare locaties bereikt kan worden. In Figuur 14 is dit voor het plangebied weergegeven.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
32 van 85
Figuur 14 Potentiële waterdiepte bij doorbraak primaire kering 4 3F
Uit de figuur blijkt dat bij een dijkdoorbraak het plangebied vrijwel volledig onder water komen te staan. Er zijn waterdieptes mogelijk tot 2 meter.
4
Bron: Risicokaart, Provincie Zuid-Holland: http://nederland.risicokaart.nl/?prv=zuid-holland
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
33 van 85
4.
Planbeschrijving polder Schieveen In de onderstaande paragrafen worden voor zowel voor het natuurgebied als voor de ontwikkelingen (woningbouw en gemengde bestemming) langs de Oude Bovendijk de streefbeelden beschreven. Deze streefbeelden geven een beeld waarin het watersysteem ontwikkelt wordt en dient zo als kader voor het Programma van Eisen, welke in het volgende hoofdstuk beschreven wordt.
4.1
Planbeschrijving en streefbeeld Natuur- en recreatiegedeelte Deze paragraaf geeft een korte schets van de historie en een planbeschrijving en streefbeeld van het Natuur- en recreatiegedeelte. Voor een complete planbeschrijving wordt verwezen naar het N&R-plan. Beknopte historie Voor de ontwikkeling van de polder Schieveen is reeds op 28 april 2005 door de gemeenteraad een bestemmingsplan vastgesteld. Dit plan heeft echter nooit een onherroepelijke status bereikt omdat het goedkeuringsbesluit op 9 mei 2007 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is vernietigd. Redenen hiervoor waren dat de periode van de gebiedsontwikkeling een periode van meer dan 10 jaar (de planperiode van een bestemmingsplan) betreft, niet duidelijk genoeg was verwoord waaruit het hoogwaardige karakter van de te vestigen bedrijven zou moeten blijken en dat de hoeveelheid woningen die zouden kunnen worden bijgebouwd te groot is in verhouding tot de verkeerscapaciteit van de Oude Bovendijk ter plaatse. Het college van Burgemeester en Wethouders heeft op 18 juni 2007 het besluit van de Raad van State aan de orde gesteld en besloten om, met inachtneming van de uitspraak, de oorspronkelijk ingezette koers te blijven volgen. Het opstellen van een nieuw bestemmingsplan ‘Natuur- en Businesspark Schieveen’ en een nieuw Stedenbouwkundig Plan was daarop het logisch vervolg. Het voorontwerp van het bestemmingsplan ‘1e fase Natuur en businesspark Schieveen’ is vervolgens in de zomer van 2009 ter visie gelegd. Parallel aan deze ontwikkeling is gewerkt aan een Natuur- en Recreatieplan. Hierin moest de invulling van het groengebied worden gegeven. Dit plan is wederom nooit vastgesteld omdat de uitgangspunten van dit plan voorafgaand aan de vaststelling sterk zijn gewijzigd. Door de economische situatie heeft het college in 2010 besloten de ontwikkeling van het businesspark Schieveen door te schuiven tot na 2030. In dat jaar ook hebben alle provincies een brief van staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie ontvangen over het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) waarin hij aan de provincies niet meer garandeerde. En als derde reden heeft nader onderzoek naar het risico van vogelaanvaringen met vliegtuigen – in de vorm van een Fauna Effect Rapportage (FER) – tot een wijziging van het Natuur- en Recreatieplan geleid. Om het risico van vogelaanvaringen met vliegtuigen niet te laten toenemen moet het gebied minder ‘nat’ in te richten dan oorspronkelijk beoogd. In 2011 is gestart met het opstellen van een nieuw Natuur- & Recreatieplan en een nieuw Stedenbouwkundig Plan Oude Bovendijk.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
34 van 85
N&R plan anno 2012 Het nieuwe Natuur- en Recreatieplan Schieveen heeft betrekking op de ontwikkeling van ruim 200ha natuur- en recreatiegebied in de polder Schieveen (ten oosten van de A13 ongeveer 400 ha). De doelstelling van dit Natuur- en Recreatieplan is niet om de huidige kwaliteiten te vervangen door nieuwe, maar om deze kwaliteiten juist te versterken en meer beleefbaar te maken. In het Natuur- en Recreatieplan Schieveen zijn daartoe de volgende doelstelling geformuleerd: verbeteren van Schieveen als leefmilieu voor weidevogels verbeteren leefomstandigheden van Schieveen voor diersoorten en planten versterken van de beleving van de polder vergroten van de toegankelijkheid gefaseerd ontwikkelen van de polder Een overzicht van de natuurontwikkeling is weergegeven in Figuur 15.
Figuur 15 Overzicht natuurontwikkeling (bron: Natuur- en recreatieplan, december 2012) Het waterpeil zal in delen van de polder en in een deel van het jaar worden opgezet en zal er een meer extensief agrarisch gebruik gaan plaatsvinden. Het Hoogheemraadschap van Delfland zal ook de nieuwe peilen beheren als onderdeel van het beheer van het gehele poldersysteem. De hoofdbeheerder van Polder Schieveen (natuur en agrarische natuur) gaat de gronden die in eigendom zijn van de gemeente, pachten en beheren. De hoofdbeheerder besteed de grond vervolgens uit aan agrariërs uit het gebied. Om te zorgen dat duurzame voortzetting van agrarische bedrijven mogelijk is, maakt de gemeente hierover beheerafspraken met de hoofdbeheerder. Ook voor andere diersoorten en planten worden de leefomstandigheden in
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
35 van 85
Schieveen verbeterd. Belangrijkste maatregelen zijn de aanleg van natuurvriendelijke oevers, het verdichten van de erfbeplanting langs de Oude Bovendijk en het verbeteren van de waterkwaliteit. Zo vormt Schieveen een schakel in de ecologische verbinding tussen Rottemeren en Midden-Delfland. Met de aanleg van een fietspad (het polderpad) dat door Schieveen loopt, krijgen recreanten de mogelijkheid om door de polder te fietsen en de natuur en het agrarische leven van dichtbij te beleven. Naast de fietspaden zullen er struinpaden, zitplekken en een vogelhut worden aangelegd, die buiten het broedseizoen toegankelijk zijn voor wandelaars. De agrariërs uit de polder hebben het afgelopen jaar tal van initiatieven ingediend waarmee zij eveneens invulling willen geven aan het versterken van de recreatieve beleving van de polder. Streefbeeld natuur- en recreatie Het huidige karakter van de polder als droogmakerij blijft behouden. Het karakteristieke ritme van de poldersloten en de hoofdvaarten eveneens. Lijnen in het landschap als Hofweg, Landscheiding, Oude Bovendijk, Binnenboezem en de wateren worden waar mogelijk geaccentueerd met beplanting. In de soortkeuze en de groepering van de beplanting wordt rekening gehouden met mogelijkheden voor een gericht beheer voor behoud van weidevogels en voorkomen van aantrekkende werking van risicovolle vogels voor de luchthaven. Hoogopgaande beplanting zal zich concentreren langs de Oude Bovendijk. Ook daar zal het aandeel struweel toenemen als begeleiding van kleine zoogdieren en vlinders door de Noordrand. Het watersysteem van Polder Schieveen heeft een dubbele natuurdoelstelling. Enerzijds zal het peilbeheer een deel van het jaar gericht zijn op het bieden van meer voedsel aan weidevogels. Anderzijds bieden de watergangen met natuurvriendelijke oevers paai- en leefplekken aan vissen, kleine zoogdieren en vlinders & insecten alsmede schuilplekken aan kuikens van weidevogels (oevers). Het beheer van de watergangen en weilanden zal erop gericht zijn de nutriëntenlast op het water te verminderen waardoor de waterkwaliteit ook zal kunnen verbeteren. Met het langer vasthouden en hoger opzetten van water en de aanleg van brede natuurvriendelijke oevers in de polder worden ook klimaatdoelstellingen gediend. De ondergrond zal minder inklinken en de waterbergingscapaciteit door het jaar heen zal verbeteren. Voor de plankaart (verbeelding) met legenda wordt verwezen naar de plankaart van het projectbestemmingsplan. Figuur 16 geeft een indruk van de plankaart met natuur en agrarische bestemmingen.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
36 van 85
Figuur 16 Plankaart Polder Schieveen (groen=natuur; lichtgroen=agrarisch met natuurwaarden) (versie: 14 februari 2013)
4.2
Ontwikkelingen langs de Oude Bovendijk De polder biedt ruimte voor een uitbreiding van het landelijk wonen aan het woningbouwlint Oude Bovendijk. Hiervoor wordt een apart projectbestemmingsplan opgesteld. Tevens is er ruimte voor een gemengde bestemming (kerkgebouw). Deze gemengde bestemming valt binnen het plangebied van het projectbestemmingsplan ‘Natuurpark Schieveen’. Gezien de veranderde context van het nieuwe ‘Natuur- en Recreatieplan’ en de bezwaren van bewoners bleek een herziening van het reeds in 2008 vastgestelde Stedenbouwkundige Plan gewenst. Een betere inpassing van de woningbouw is mogelijk door de harde westelijke grens (bij de waterscheiding) los te laten en meer bebouwing aan de Hofweg en aan het zuidelijke deel van de Oude Bovendijk toe te staan. Omdat de dichtheid van de bebouwing langs het noordelijk deel van de Oude Bovendijk hiermee lager wordt kan aan bezwaren van bewoners tegemoet worden gekomen. Het uitzicht en de privacy van huidige bewoners van de Oude Bovendijk zullen minder worden beperkt omdat de nieuw te bouwen woningen over het algemeen een grotere afstand tot de bestaande bebouwing zullen hebben. Een minder intensieve bebouwing van het noordelijk deel zal tevens betekenen dat er minder verkeer over dit (smalle) deel van de Oude Bovendijk zal komen te rijden. Bovendien wordt met het nieuwe plan de relatie tussen Oude Bovendijk en de polder Schieveen versterkt ten opzichte van het in 2008 vastgestelde plan. Het aantal kavels dat ontwikkeld zal worden is totaal 28 kavels, deze kavels zijn onderverdeeld in 7 particuliere kavels en 21 kavels van de gemeente Rotterdam. De 28 nieuwe kavels worden binnen de huidige ruimtelijke structuur langs de Oude Bovendijk ingepast. Het bebouwingsveld wordt voorzien van een bouwvlak en biedt - in relatie tot de grootte van de betreffende kavel - de mogelijkheid voor het oprichten van één woning met bijbehorende bouwwerken. De hoeveelheid bebouwing is gebonden aan een maximum inhoud en hoogte. Alles wat buiten het bouwvlak is gelegen is tuin en erf. Hier mogen alleen vergunningsvrije bouwwerken worden gerealiseerd, zoals berg- en stallingsruimten. Ook het parkeren van auto’s is hier toegestaan.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
37 van 85
Het verkavelingsplan van de nieuwbouwwoningen is weergegeven in Figuur 17. De locatie van de gemengde bestemming is weergegeven in Figuur 18. Voor de plankaart (verbeelding) wordt verwezen naar de plankaart van het projectbestemmingsplan.
Figuur 17 Verkaveling met poldersloot (Bron: stedenbouwkundig plan, november 2012)
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
38 van 85
Figuur 18 Locatie gemengde bestemming (kerkgebouw)
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
39 van 85
5.
Programma van Eisen Ten behoeve van het toekomstig watersysteem in Polder Schieveen zijn in dit hoofdstuk de eisen en wensen geformuleerd waar het watersysteem aan moet voldoen. De eisen zijn tot stand gekomen uit onder andere het beleid van het Hoogheemraadschap van Delfland, regelgeving en eisen van de betrokken partijen en randvoorwaarden vanuit de Fauna Effect Rapportage (FER). Daarnaast zijn er wensen geuit die formeel gezien niet zijn vastgelegd in wet- en regelgeving. Om dit inzichtelijk te maken is onderscheid gemaakt in eisen of regelgeving, randvoorwaarden, uitgangspunten en wensen. In de hierna volgende hoofdstukken is bij ieder onderwerp een R (eis, regelgeving, randvoorwaarde), U (uitgangspunt) of een W (Wens) aangegeven. Eisen en randvoorwaarden zijn niet onderhandelbaar. De uitgangspunten zijn opgesteld om de gewenste eindsituatie te bereiken voor het watersysteem, maar ook voor het meervoudig ruimtegebruik (natuur en agrarisch gebruik). Deze uitgangspunten vormen samen met de eisen en randvoorwaarden de basis voor het ontwerp van het toekomstig watersysteem. Het is belangrijk bij de verdere uitwerking van de plannen vast te houden aan de gestelde uitgangspunten. De wensen zijn aspecten waarvan het mooi meegenomen is als deze passen binnen de ontwikkeling en mogelijkheden van het watersysteem. Uiteraard moet bij de inrichting, het beheer en onderhoud van het watersysteem voldaan worden aan de algemene regels van Delfland, zoals beschreven in de verschillende beleidsstukken. Deze algemene eisen zijn niet opgenomen in dit hoofdstuk.
5.1
FER en natuurgebied Deze paragraaf geeft een opsomming van de randvoorwaarden vanuit de Fauna effectrapportage, de uitgangspunten en de wensen voor het behalen van de gewenste natuurdoeltypen.
5.1.1
Eisen R Eisen vanuit de Fauna Effect Rapportage [bron 8]: Om vogelaanvaringen met vliegtuigen van en naar de nabijgelegen luchthaven zoveel mogelijk te voorkomen zijn randvoorwaarden voor de inrichting van het gebied opgesteld. Deze luiden als volgt: beperk de habitattypen, die als meest risicovol worden gezien, en situeer deze zo ver mogelijk van het luchthaventerrein. Dit kan worden gedaan door in de bestemming de natuurdoeltypen "moeraslandschap" en "nat grasland" aan te passen naar drogere natuurtypen, zoals weidevogelgrasland of droog struweel; Langdurige plasdras situaties dienen jaarrond te worden voorkomen. Langdurig is in de FER niet nader gespecificeerd. De opsteller van de FER heeft aangegeven: maximaal 5 dagen; Waterpartijen dienen smal en lijnvormig te zijn met een maximale breedte van 5 meter (dichtbij de luchthaven) en 10 meter verder weg. Tevens dienen moeras- en watervegetaties niet aaneengesloten voor te komen. Voorkomen dient te worden dat zich grote aaneengesloten oppervlaktes met (nat) struweel of boompartijen ontstaan (niet groter dan 0,5 meter).
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
40 van 85
In het zuidelijk deel van Schieveen (van de Doenkade tot de binnenboezem) mag
5.1.2
maximaal 5% van de bestemming natuur uit watergangen bestaan (exclusief de natuurvriendelijke oevers). In het middendeel van Schieveen mag de wateroppervlakte oplopen tot 10% van het bestemmingsvlak natuur. In het noordelijk deel mag het wateroppervlak toenemen tot 20% van het bestemmingsvlak natuur. In de huidige situatie is in het zuiden 5%, in het midden 4% en in het noorden 5% water aanwezig. Dit betekent dat in het zuidelijk deel de totale hoeveelheid oppervlaktewater in principe niet mag toenemen. In het middendeel en het noordelijk deel is nog wel ruimte voor extra water. Door de FER-opstellers is aangegeven dat het aanleggen van de poldersloten als fysieke scheiding tussen het natuurgebied en de bebouwing langs de Oude Bovendijk wel mogelijk is. Het is belangrijker dat de watergangen lijnvormig zijn, dan dat er in totaal iets meer wateroppervlak wordt gemaakt.
Uitgangspunten U Gedurende het broedseizoen wordt het waterpeil in een aantal peilvakken (II en III) gestuurd tot het maximaal vergunde peil (zie paragraaf 6.1.1). Afhankelijk van de weersomstandigheden kan besloten worden om het peil niet tot het maximum op te zetten. Er mogen geen langdurige plasdras situaties voorkomen. U Periode van het broedseizoen: half maart tot half juni. U Na het broedseizoen wordt gestuurd op het huidige zomerpeil om maaien en begrazing mogelijk te maken. Het zomerpeil gaat vervolgens overeenkomstig het geldende peilbesluit over op het minimale peil (september) om bemesting mogelijk te maken en om plasdras situaties te voorkomen. Het (theoretisch) maximaal peilverloop is schematisch weergegeven in Figuur 19. Maximaal peil (broedseizoenpeil) Zomerpeil (huidig zomerpeil) Minimaal peil (huidig winterpeil) Jan
Maart
Juni
Sept
Dec
Figuur 19 Schematisch (theoretisch) peilverloop U Aanpassingen van het waterpeil alleen op de gronden in eigendom van de gemeente. Verhogen van het waterpeil op gronden in eigendom van derden is alleen mogelijk na toestemming van de eigenaar. In dit waterplan behouden de gronden van derden het huidige waterpeil jaarrond. U Voor het aantrekken van weidevogels zijn de volgende ontwateringsdiepten gewenst: Periode eind maart/begin april: 0 – 20 cm. Beperking vanuit de FER: hiervoor minimaal 10 cm aanhouden i.v.m. plasdras vorming. Periode half mei tot en met juni: 20 – 40 cm (en niet dieper uitzakken dan 60 cm). U Gewenste ontwateringsdiepte ter plaatse van natuurvriendelijke oevers: variërend van 20 cm onder water tot 40 cm ontwateringsdiepte.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
41 van 85
5.1.3
Inrichtingswensen W Zoveel mogelijk vasthouden van gebiedseigen water (door peilbeheer binnen de grenzen van het minimale en maximale peil en de randvoorwaarde ‘geen plasdras’). W Verhogen van het waterpeil op gronden van derden is alleen mogelijk na toestemming van de desbetreffende agrariër, zie de uitgangspunten. (geldt niet voor bebouwingsgebieden, hier blijft het huidige waterpeil gehandhaafd). Als agrariër op eigen grond een ander peil wil instellen, dan heeft het de voorkeur om het peil vast te stellen op basis van de uitgangspunten van dit waterplan.
5.2
Waterkwantiteit (peilbeheersing)
5.2.1
Regelgeving, eisen en randvoorwaarden R Totaal aantal peilvakken mag niet toenemen [bron: beleidsnota peilbesluiten]. R Huidige waterpeilen (conform peilbesluit) mogen niet worden verlaagd (veen mag niet uitdrogen). [bron: beleidsnota peilbesluiten]. R Bestaande bebouwing mag geen hinder ondervinden van een verandering in waterpeil [bron: beleidsnota peilbesluiten]. R Berging: Het Hoogheemraadschap van Delfland schrijft een minimale berging voor van 170 m3/ha voor het natuurgebied en 325 m3/ha het stedelijk gebied. Deze normen gelden per waterhuishoudkundige eenheid [bron: nota normering wateroverlast]. R Het beschermingsniveau met betrekking tot wateroverlast mag niet verslechteren als gevolg van de ontwikkelingen. R Nieuwe bebouwing moet voldoen aan de norm van 325 m3/ha waterberging. Het gebied langs de Oude Bovendijk moet minimaal blijven voldoen aan het huidige beschermingsniveau van 170 m3/ha (T=10) en het is wenselijk dat deze gaat voldoen aan het beschermingsniveau van 325 m3/ha (T=100). [bron: nota normering wateroverlast] R Voor de gebieden met bestemming natuur of agrarisch moet voldaan worden aan de bergingsnorm van 170 m3/ha (of aan de situatie T=10). R Inlaten en stuwen moeten goed bereikbaar zijn voor de beheerder. R Bij demping van oppervlaktewater dient minimaal een zelfde volume vervangend oppervlaktewater te worden aangelegd, binnen hetzelfde peilgebied. R Natuurvriendelijke oevers langs de hoofdwatergangen buiten het bestaande profiel aanbrengen. [bron: algemene regels natuurvriendelijke oevers]. R Op basis van de notitie in bijlage 4 is een uitgiftepeil voorgesteld van: voor de oprijlaan NAP 4,20 m en voor de kavels minimaal NAP -4,70 m. Voor de definitieve uitgiftepeil dient een aanvraag door de stedenbouwkundige ingediend te worden bij de werkgroep uitgiftepeilen van de gemeente Rotterdam. R Bij het ophogen van kavels rekening houden met de gestelde eisen in de notitie in bijlage 4. R Waterpeil rondom bestaande bebouwing handhaven conform het peilbesluit.
5.2.2
Uitgangspunten U Streven naar een eenvoudig watersysteem met zo min mogelijk peilvakken. U Uitgangspunt bij het ontwerp van het toekomstig watersysteem (zie hoofdstuk 6) is dat elk perceel (circa 40 meter breed) in het midden voorzien is van een duurzame greppel of drainage, waarmee de opbolling van het freatisch grondwater wordt beperkt.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
42 van 85
U Ontwateringsdiepte ter hoogte van de Oude Bovendijk: huidige situatie handhaven.
5.3
Waterkwaliteit en ecologie
5.3.1
Regelgeving, eisen en randvoorwaarden R De huidige waterkwaliteit in de polder mag niet verslechteren. R De bebouwingsstrook langs de Oude Bovendijk mag geen negatief effect hebben op de waterkwaliteit van het natuurgebied. R Voordat overgegaan wordt tot uitdiepen van de sloten is nader onderzoek nodig naar het lokale opbarstgevaar.
5.3.2
Uitgangspunten U Zodanig peilbeheer dat de inlaat van gebiedsvreemd water zoveel mogelijk wordt geminimaliseerd (binnen de randvoorwaarde van de FER). U Inlaat en uitlaat van de te vernatten peilgebieden zodanig aanbrengen dat minimaal de hoofdwatergang circuleert. De poldersloten (van west naar oost) hoeven niet te circuleren. U De sloten met natuurvriendelijke oevers worden uitgediept, gericht op het paaimilieu voor vissen en de waterspitsmuis. Maximaal uitdiepen tot 1 meter onder winterpeil. U De poldertochten (Noord / Zuid) worden aan één zijde (oostzijde) voorzien van een natuurvriendelijke oever met een breedte van maximaal 5 meter. U De poldersloten (Oost / West) worden aan één zijde (noordzijde) voorzien van een natuurvriendelijke oever met een breedte van maximaal 2,5 meter.
5.3.3
Inrichtingswensen W Bij voorkeur zoveel mogelijk oevers van watergangen natuurvriendelijk inrichten. W Bij voorkeur geen of weinig bomen plaatsen langs de waterkant, met oog op bladval en schaduw. De minimale breedte van de vrij te houden strook is afhankelijk van boomsoort, boomhoogte en overheersende windrichting. In sommige gevallen is 10 m voldoende. Eiken, essen en naaldbomen scoren meestal slechter dan wilgen. W Bij voorkeur overgedimensioneerde watergangen aanleggen.
5.4
Veiligheid en Waterkeringen
5.4.1
Regelgeving, eisen en randvoorwaarden R Boezemwaterkeringen en polderkades, in beheer bij Delfland, zijn qua dimensionering en ligging vastgelegd in een Legger. Ze bestaan uit een kernzone (feitelijke dijk, waterstaatswerk) en zones aan weerszijden te bescherming hiervan (beschermingszone en profiel van vrije ruimte). Zie Figuur 20.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
43 van 85
Figuur 20 Dwarsprofiel waterkering (bron: Delfland) R Voor veendijken gelden aanvullende eisen. In het plangebied zijn de keringen langs de Zweth en de Oude Bovendijk veenkaden. Zie hiervoor de ‘beleidsregel veendijken, 2008’ van Delfland [9]. De kernzone van een veendijk is weergegeven in Figuur 21.
Figuur 21 Opbouw kernzone en beschermingszone veendijk (bron: Delfland) R Als ruimtelijke plannen een ontwikkeling binnen de keurzone beogen of mogelijk maken, dan is overleg met Delfland over randvoorwaarden van te voren noodzakelijk. Voor de meeste ontwikkelingen is een watervergunning nodig. Vrijwel altijd wordt daarbij om een technisch onderzoek gevraagd naar de effecten op de stabiliteit van de kering. R Watergangen in, (bouw)werken en beplanting binnen het keurgebied zijn in principe niet toegestaan. Bij vergunning kan Delfland echter ontheffing verlenen. R In het bestemmingsplan staat de waterkering (inclusief zones) vermeld. Aan de Bovendijk ligt deze onder de bestemming woningen. Ongeacht dat hier de bestemming woningen ligt zijn werkzaamheden niet toegestaan. Vergunning dient aangevraagd te worden. R Eventuele subbestemmingen van de waterkeringen mogen niet in conflict zijn met de waterkerende functie. 5.4.2
Inrichtingswensen W Voorkeur voor groene herkenbare dijken. W Bij waterkeringen binnen ecologische verbindingszones een flauw talud toepassen met een natuurvriendelijke inrichting.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
44 van 85
6.
Toekomstige situatie waterhuishouding Dit hoofdstuk beschrijft het toekomstige watersysteem in het plangebied: het gedeelte van de polder Schieveen ten oosten van de A13. De eerste paragraaf geeft op hoofdlijnen een beschrijving van de werking van het toekomstige watersysteem. De tweede paragraaf beschrijft de indeling van de toekomstige peilgebieden. In de derde paragraaf wordt nader ingegaan op de totstandkoming van de nieuwe broedpeilen en het noodzakelijke peilbeheer in het natuurgebied. De paragrafen vier en vijf gaan in op de waterkwantiteit (voldoende water) en de waterkwaliteit (schoon water). Paragraaf zes gaat in op de verandering van de hoeveelheid afvalwater en hemelwater als gevolg van de nieuwbouwwoningen langs de Oude Bovendijk (gezuiverd afvalwater). De laatste paragraaf beschrijft de situatie rondom waterkeringen en waterveiligheid (stevige dijken).
6.1
Beschrijving toekomstig (hoofd)watersysteem De grenzen van het huidige bemalingsgebied blijft in de toekomstige situatie gehandhaafd. Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Zweth, in het zuiden door de Doenkade, in het oosten door de Oude Bovendijk en in het westen door de Schie. De peilgebieden veranderen in de toekomstige situatie in aantal en in omvang. Kaart TS.1 geeft het principe van het toekomstige watersysteem. Zie ook Figuur 22 voor een vereenvoudigde weergave van de peilgebieden (het rode kader in de figuur betreft het plangebied).
Figuur 22 Indeling peilgebieden toekomstige situatie
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
45 van 85
De gemeentegronden binnen de peilgebieden II, III, IV en V krijgen de bestemming ‘natuur’, met uitzondering van de zone gereserveerd voor het toekomstig bedrijventerrein (zie de plankaart bij het bestemmingsplan), deze krijgt de bestemming ‘agrarisch’. Het huidige peilgebied II wordt gesplitst in peilgebied II-A en II-B gedurende het broedseizoen (half maart tot en met half juni). De randzone langs de Oude Bovendijk wordt fysiek van het natuurgebied gescheiden door middel van minimaal één watergang van noord naar zuid. De overige gebieden in het plangebied behouden hun huidige functie (dit zijn de peilgebieden XI en de Bergboezem (peilgebieden VIII, IX en X). 6.1.1
Het natuur- en recreatiegebied Aanpassingen watersysteem In het natuur- en recreatiegebied is een watersysteem ontworpen, waarbij de huidige polderstructuur zoveel mogelijk intact is gelaten. Ook is zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige indeling van de peilgebieden. Om een nog aantrekkelijker weidevogelgebied te worden is het wenselijk om op meerdere plaatsen in het gebied te vernatten, dat wil zeggen: het waterpeil verhogen. Deze vernatting is vooral belangrijk in het broedseizoen van half maart tot en met half juni. Vernatting vindt alleen plaats op (een aantal) gebieden die in eigendom zijn van de gemeente Rotterdam. Voor de percelen van derden blijven de huidige waterpeilen gehandhaafd, tenzij de eigenaar akkoord gaat met vernatting. Het watersysteem is zo ontworpen, dat vernatting van percelen die in de toekomst verworven worden door de gemeente Rotterdam of wanneer de eigenaar later akkoord gaat, met relatief eenvoudige aanpassingen kan plaatsvinden. Dit geldt met name voor peilvak V en de splitsing van peilvak II. Gestreefd is naar een minimum aantal peilgebieden. Te vernatten peilgebieden De nieuwe waterpeilen zijn gebaseerd op de optimale drooglegging waarbij (theoretisch) wordt voldaan aan de volgende randvoorwaarden, zoals (zie ook hoofdstuk 5): de eisen vanuit de Fauna-effectrapportage (belang luchthaven); alleen op gronden van de gemeente Rotterdam; de gewenste drooglegging voor de natuurdoeltypen; de eisen en wensen van het Hoogheemraadschap van Delfland; het respecteren van bestaande functies in de polder (o.a. voortzettend agrarisch gebruik en bewoning). De te vernatten gebieden zijn weergegeven op de kaart van het toekomstige watersysteem, kaart TS.1 en Figuur 23. Het verhogen van het waterpeil in het voorjaar vindt plaats in de peilgebieden II-A en III. In de toekomst wordt mogelijk ook peilgebied V vernat. Ter plaatse van peilvak V-t wordt een deel van de onderbemaling opgeheven, waardoor dit gebied dezelfde peilen krijgt als peilgebied V. Daarnaast worden op verzoek van Delfland een aantal peilafwijkingen opgeheven, waardoor het waterpeil hier weer op gelijke hoogte wordt gesteld met het omringende peilgebied. De ligging van de toekomstige peilscheiding tussen peilvak II-A en II-B is afhankelijk van het wel of niet kunnen verwerven van de grond van derden in het noordelijk deel van peilvak II door de gemeente Rotterdam.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
46 van 85
Figuur 23 Toekomstig watersysteem (kaart TS.1) Peilgebieden die niet vernat worden In de peilgebieden waar het waterpeil niet wordt aangepast blijft het huidige peilbesluit gelden. Hier wordt, volgens het peilbesluit, het zomerpeil rond eind maart ingesteld en wordt rond september overgegaan op het winterpeil. Peilbeheer in te vernatten peilgebieden In de te vernatten peilgebieden geldt het hoogste waterpeil als maximum peil (broedpeil) in de periode half maart tot en met half juni, het laagste peil geldt hier als minimum (winterpeil), zie paragraaf 6.3. Het waterpeil mag hiertussen fluctueren en zal vooral bepaald worden door de kans op plasdras situaties. Buiten deze periode blijven de huidige zomer- en winterpeilen van kracht, zie de schematische weergave in Figuur 24. Dit in verband met het agrarische gebruik. Vóór het broedseizoen moet het land berijdbaar zijn om te kunnen bemesten. Na het broedseizoen moet het land berijdbaar zijn om te kunnen maaien en voor begrazing.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
47 van 85
Maximaal peil (broedseizoenpeil) Zomerpeil (huidig zomerpeil) Minimaal peil (huidig winterpeil) Jan
Maart
Agrarisch (huidig
Juni
Broedseizoen (vernatten)
Winterpeil)
Sept
Dec
Agrarisch
(huidig
(huidig
winterpeil)
zomerpeil)
Jaarrond geen langdurige plasdras
Figuur 24 Schematische weergave verloop waterpeilen in peilgebieden II-A en III In de huidige situatie wordt door de peilbeheerder gestuurd op het vastgestelde waterpeil door water in te laten of water uit te malen. Dit blijft zo gebeuren voor de zomer- en winterpeilen. Echter, bij het vast te stellen maximale broedpeil in het broedseizoen is een ander peilbeheer noodzakelijk. In het broedseizoen staat het peilbeheer ten dienste aan de volgende belangen (in volgorde van belangrijkheid in de broedperiode): belang luchthaven: geen plasdras toegestaan; belang weidevogels: kleine ontwateringsdiepte (nat grasland); belang agrariër. Hier geldt dat het aan te houden waterpeil afhankelijk is van het weertype en kan stijgen tot het maximum waterpeil. Bij aanhoudend nat weer zal dit niet mogelijk zijn in verband met de dan toenemende kans op plasdras op maaiveld. Kortstondige plasdras situaties als gevolg van piekbuien zullen naar verwachting niet te voorkomen zijn. Deze komen in de huidige situaties ook voor. De peilbeheerder van Delfland heeft aangegeven dat het in zulke situaties circa 1 tot 2 dagen duurt voordat het juiste peil weer is ingesteld en de plassen verdwenen zijn. Overigens ontstaan er in andere polders dan ook plasdras situaties. Actief peilbeheer in het broedseizoen en goed onderhoud van de greppels en watergangen moet ervoor zorgen dat het aantal plasdras situaties wordt geminimaliseerd en de graslandpercelen toch optimaal nat gehouden worden. De weersomstandigheden zijn aan het begin van het broedseizoen bepalend voor het moment waarop de peilen worden opgezet en niet de datum 15 maart. Bij aanhoudend nat en koel weer (zoals in voorjaar 2012) zal het waterpeil later omhoog kunnen dan in het geval het al vroeg warm en droog is (zoals in voorjaar 2011). Het waterpeil kan bijvoorbeeld ook in stapjes opgezet worden tot aan het maximumpeil, afhankelijk van het weer. Hiervoor zijn duidelijke beheer- en onderhoudsafspraken nodig met de peilbeheerder (zie ook paragraaf 6.3 en het afsprakenkader in hoofdstuk 7). Ten behoeve van het peilbeheer worden grondwaterpeilbuizen geplaatst in de peilvakken II-A en III met data uitlezing op afstand. Er kan dan gezocht worden naar een relatie tussen de grondwaterstand en het waterpeil.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
48 van 85
Afwatering percelen Naast een goed peilbeheer is het van belang om de afwatering van de percelen goed te laten verlopen. Bij regen ontstaan immers plassen op het grasland. Hoe lang deze plassen op maaiveld staan is afhankelijk van meerdere factoren: de mate van verdamping, de infiltratiecapaciteit van de bodem en de mogelijkheid tot oppervlakkige afvoer naar de sloten. Bij infiltratie wordt het regenwater toegevoegd aan het freatisch grondwater. De mate van opbolling en de doordringbaarheid van de bodem bepaald hoe snel het water afstroomt naar de sloten. Bij oppervlakkige afstroming stroomt het regenwater via het maaiveld naar de sloten of naar de greppels. De greppels lozen hun water vervolgens op de sloten. Hoe beter deze afwatering functioneert, des te sneller stromen de plassen af naar de sloten. Goed onderhoud van de greppels en duikers zijn belangrijk. Kaart HS.5 laat zien waar zich in de huidige situatie op de percelen ingesloten gebieden bevinden. Dit zijn gebieden waar niet al het water kan wegstromen als gevolg van omliggend hoger maaiveld. Te zien is dat het kleine gebiedjes betreft met een enkele uitzondering. In de inrichtingplanfase moet nader bekeken worden of bepaalde gebieden voorzien worden van een voorziening (drain, greppel) om het water te kunnen laten afwateren of opgehoogd worden. Bij de afwatering van de verschillende peilgebieden is rekening gehouden met de functie van de verschillende deelgebieden. Zo moet voorkomen worden dat er wateroverlast optreedt vanuit het natuurgebied richting de bebouwde zone langs de Oude Bovendijk, vooral in de periode dat het broedpeil aangehouden wordt. In paragraaf 6.2 volgt een beschrijving per peilgebied van de toekomstige situatie. De volgende subparagraaf 6.1.2. geeft een algemene beschrijving van de scheiding tussen de randzone en het natuurgebied. 6.1.2
Bebouwing langs Oude Bovendijk De bebouwingsstrook langs de Oude Bovendijk dat grenst aan de peilgebieden III en V (gebieden A en C, zie Kaart TS.1) wordt middels een kade en een watergang hydrologisch gescheiden van het natuurgebied. Deze scheiding heeft de volgende doelen: Fysieke scheiding natuurgebied en bebouwd gebied. Dit voorkomt oneigenlijke toetreding van het natuurgebied en/of particulier eigendom; In de randzone mag niet vernat worden en blijven de huidige zomer- en winterpeilen gelden; Vóórkomen dat er wateroverlast optreedt vanuit het natuurgebied naar de bebouwde strook langs de Oude Bovendijk. Gebied B, dat grenst aan peilvak II, maakt in de toekomst onderdeel uit van peilgebied II-B. Dit omdat peilgebied II-B niet vernat wordt en omdat het water van de watergangen in de randzone randzone (peilgebied A en C) wordt afgevoerd via peilvak II-B naar het gemaal aan de Hofweg. Gebied B wordt wel fysiek gescheiden van het natuurgebied met een watergang. Het fysiek scheiden van het natuurgebied van de bebouwingsstrook kan op meerdere manieren:
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
49 van 85
Optie1: aanbrengen van één watergang. Deze watergang is onderdeel van de peilgebieden A, II-B (B) en C. Tussen deze watergang en de poldersloten in het natuurgebied wordt een kade aangelegd, waarmee de poldersloten worden afgedamd. Optie 2: aanbrengen van twee watergangen met daartussen een kade. De eerste watergang behoort tot de (peil)gebieden A, II-B en C. De tweede watergang behoort tot de peilgebieden V, II-A, II-B en III. Een definitieve keuze volgt uit het Natuur- en Recreatieplan of het definitieve inrichtingsplan. Optie 2 is in dit waterplan gebruikt op de kaarten van het toekomstig watersysteem. De hoogte van de “kade” tussen de watergangen/peilgebieden moet zodanig zijn, dat geborgen water in de aangrenzende peilgebieden (V, II-A en III) niet over de kade richting de bebouwingsstrook kan stromen. Een principedoorsnede van optie 2 is weergegeven in Figuur 25. (Zie ook kaart P.6).
Figuur 25 Principedoorsnede scheiding natuurgebied en bebouwingsstrook (kaart P.6) Zolang niet alle gronden ter hoogte van de nieuwe watergangen verworven zijn, moet de aanleg van de scheiding in fasen plaatsvinden. Het belangrijkste deel kan wel worden aangelegd, namelijk de scheiding tussen peilvak III en C. De scheiding in peilvak II tussen peilvak V en A kan volledig na verwerving van de gronden worden aangelegd.
6.2
Theoretische bepaling maximale waterpeilen in broedseizoen In paragraaf 6.1 is het toekomstig watersysteem op hoofdlijnen beschreven. Deze paragraaf beschrijft de totstandkoming van het maximale (theoretisch) waterpeil in de te vernatten peilgebieden. Gehanteerde uitgangspunten In hoofdstuk 5 ‘Programma van Eisen’ zijn alle randvoorwaarden en uitgangspunten weergegeven. Bij het zoeken naar het juiste waterpeil zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: Elk perceel is of wordt in het midden voorzien van een greppel of drainage, parallel aan de poldersloot. De onderkant van de greppel heeft een maximale afstand van circa 20 cm tot het maximale waterpeil in de poldersloot (zie ook Figuur 8 in hoofdstuk 3). De huidige indeling van peilgebieden wordt zoveel mogelijk gehandhaafd. Gewenst is zoveel mogelijk flexibel peilbeheer binnen het natuurgebied. Langdurige plasdras situaties moeten worden voorkomen in het natuurgebied.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
50 van 85
De percelen in het broedseizoen zo nat mogelijk maken. Gecombineerd gebruik: agrarisch en natuur (weidevogelgebied).
De verschillende randvoorwaarden versterken elkaar niet altijd. Daarom is zoveel mogelijk gezocht naar een (theoretisch) optimum. Flexibel peilbeheer versus plasdras en meervoudig grondgebruik Over het algemeen is in natuurgebieden een flexibel peilbeheer gewenst, want hiermee wordt het inlaten van gebiedsvreemd water zoveel mogelijk beperkt en fluctueert het waterpeil op natuurlijke wijze mee met de hoeveelheid neerslag en verdamping. Een echt flexibel peil kent ook geen boven- en ondergrens. In de praktijk geldt er meestal wel een maximum waterpeil en een minimum waterpeil: de bandbreedte waarbinnen de fluctuaties kunnen en mogen optreden. In natte periodes kan het waterpeil stijgen tot het maximale waterpeil. In drogere periodes kan het waterpeil uitzakken tot het minimale waterpeil. Voor het natuurdoeltype ‘weidevogels’ is het belangrijk dat de graslandpercelen van het natuurgebied met name in de periode 15 maart tot en met 15 juni zo nat mogelijk zijn. Dit impliceert in deze periode een zo hoog mogelijk waterpeil, om de grondwaterstand zo hoog mogelijk te maken. De drooglegging (drooglegging is afstand tussen waterpeil en maaiveld) en de grondwaterstand (ontwateringsdiepte) zijn vrijwel nooit aan elkaar gelijk. In natte periodes treedt er ‘opbolling’ van de grondwaterstand op (zie ook Figuur 8, hoofdstuk 3). Dit betekent dat de grondwaterstand in het midden van de percelen tussen twee watergangen hoger is dan langs de slootkant. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de vertraagde afvoer van neerslag door de bodem naar de sloot. In droge periodes kan het omgekeerde optreden: ‘onderbolling’. De grondwaterstand in het midden van de percelen is dan lager dan aan de slootkant. In deze situatie is de verdamping groter dan de som van kwel en neerslag. Eén van de gestelde randvoorwaarde is dat er geen langdurige plasdras situaties mogen ontstaan. Dit is een beperking voor flexibel peilbeheer, omdat de opbolling van de grondwaterstand het grootst is in de natte periode (veel neerslagoverschot). Een hoog waterpeil in de natte periode en een grote opbolling geeft plasdras. In de natte periode moet het waterpeil dus beperkt blijven tot een hoogte waarbij er geen plasdras situaties ontstaan. In het broedseizoen is het gewenst om het natuurgebied zo nat mogelijk te maken. Deze periode kan een droge periode zijn (zoals het jaar 2011). Dit kan voor onderbolling zorgen en is het gewenst om het waterpeil dus maximaal te laten stijgen. Deze periode kan ook nat zijn (zoals het jaar 2012), waardoor er sprake is van opbolling van de grondwaterstand. Het waterpeil kan dan niet langdurig stijgen tot het maximale waterpeil. Bovenstaande geeft aan dat flexibel peilbeheer in de polder Schieveen niet mogelijk is. Flexibel peilbeheer geeft aan: peil laten oplopen bij nat weer, terwijl de randvoorwaarde vanuit de Fauna effectrapportage dit juist niet toelaat vanwege de vorming van plasdras. Flexibel peilbeheer geeft aan: peil laten uitzakken bij droog weer, terwijl weidevogelbeheer vraagt om een hoog waterpeil in de periode maart/juni.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
51 van 85
Daarnaast is het noodzakelijk dat de percelen buiten het broedseizoen niet te nat zijn, omdat deze dan berijdbaar moeten zijn voor bemesting en om te kunnen maaien. Ook moet begrazing mogelijk zijn. Met Delfland is afgesproken dat er een maximaal waterpeil wordt vergund voor de periode in het broedseizoen (half maart t/m half juni). De peilbeheerder stuurt in het broedseizoen het waterpeil binnen het minimum en maximum waterpeil, waarbij het uitgangspunt is: zo nat mogelijk, maar geen plasdras. (zie ook afsprakenkader, hoofdstuk 7). Bepaling te vergunnen maximale waterpeilen in de te vernatten peilgebieden Op basis van de theoretische opbolling per maand (zie Figuur 8, hoofdstuk 3) is de gemiddelde gewenste drooglegging als volgt bepaald (zie ook het schema in Figuur 26): Wens ontwateringsdiepte voor weidevogels: o Periode eind maart/begin april: 0 – 20 cm. o Periode half mei tot en met juni: 20 – 40 cm (en niet dieper uitzakken dan 60 cm). Ter voorkoming van plasdras is, per te vernatten peilgebied, een minimale gemiddelde ontwateringsdiepte van ongeveer 10 cm aangehouden. Deze 10 cm is een aanname. In de praktijk zal moeten blijken of dit voldoende is. Uit Figuur 8 blijkt dat de theoretische opbolling in maart ongeveer 25 cm is. (afhankelijk van een droog of nat voorjaar is dit meer of minder). Daarna zakt de theoretische opbolling tot 0 cm en in mei/juni tot een onderbolling van ongeveer 10 cm. Op basis van bovenstaande 3 uitgangspunten is voor het bepalen van het maximale waterpeil uitgegaan van een minimale drooglegging van een theoretische opbolling van 25 cm in maart en een minimale ontwateringsdiepte van 10 cm. De minimale drooglegging komt daarmee op: 25 + 10 = 35 cm. In juni geeft dit, met een theoretische onderbolling van 10 cm, een ontwateringsdiepte van 45 cm.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
52 van 85
Wens ontwateringsdiepte weidevogels: -maart/april: 0-20 cm -Mei/juni: 20-40 cm Drooglegging maximaal peil is gemiddeld gehouden op 35 cm (25 cm opbolling in maart en minimaal 10 cm ontwateringsdiepte maakt 35 cm drooglegging).
Eis luchthaven (FER): -Geen plasdras: minimaal 10 cm (aanname)
Grep
pel
Maaiveld
Maximaal peil (broedseizoen)
Theoretische opbolling in Schieveen: -maart: 25 cm Minimaal peil
-Juni: -10 cm (onderbolling) Zomerpeil (15 juni t/m eind sept)
Watergang Winterpeil (eind sept t/m 15 maart) en minimaal peil in broedseizoen
Figuur 26 Schema bepaling theoretisch gemiddelde gewenste drooglegging Op basis van droogleggingskaarten bij verschillende waterpeilen is een waterpeil geselecteerd, waarbij de drooglegging in het desbetreffende peilgebied gemiddeld ongeveer 35 cm is. Hierbij is tevens uitgegaan van de wens om de percelen niet tot zeer minimaal op te hogen. De drooglegging bij het minimale peil (winterpeil), zomerpeil en het maximale peil in het broedseizoen (broedpeil) is weergegeven in de kaarten TS.3, TS.4 en TS.5. Uit de laatstgenoemde kaart is op te maken dat er een aantal risicogebieden zijn, waar plasdras kan ontstaan bij het maximale waterpeil. Deze lokale plekken kunnen opgehoogd worden of voorzien worden van een drain. Dit wordt in de inrichtingsplanfase bepaald. De volgende paragraaf geeft per peilvak de beschrijving van de toekomstige situatie en op kaart TS.1 staan de toekomstige waterpeilen op kaart aangegeven. Voor het bepalen van de waterberging in het gebied en om meer ‘gevoel’ te krijgen bij de kans op plasdras is een NBW-berekening uitgevoerd. Zie hiervoor paragraaf 6.5. Pilotjaren Om meer grip te krijgen op de relatie tussen de grondwaterstanden, de waterpeilen, de vorming van plasdras en de effecten op het aantal vogels wordt de eerste twee jaren gemonitoord. Hierover zijn afspraken gemaakt tussen Delfland en Rotterdam, zie afsprakenkader hoofdstuk 7.
6.3
Toekomstige waterpeilen, peilgebieden en afwijkende peilvakken Deze paragraaf beschrijft de toekomstige situatie per peilgebied. Er is onderscheid gemaakt in de peilgebieden in het natuur- en recreatiegebied en in de randzone met de bebouwing langs de Oude Bovendijk.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
53 van 85
6.3.1
Natuur- en recreatiegebied Peilgebied IV De inlaat en afwatering van peilgebied IV wijzigt niet ten opzichte van de huidige situatie. In de toekomst wordt dit peilvak doorsneden door de nieuwe A13/A16. Peilgebied IV maakt wel onderdeel uit van het natuurgebied. Om de volgende redenen is ervoor gekozen om in dit peilgebied niet verder te vernatten dan de huidige situatie: In het gebied zijn meerdere percelen niet in eigendom van de gemeente Rotterdam. Het is de verwachting dat dit ook in de toekomst zo blijft. Vernatting van een deel van het peilgebied vraagt een splitsing van peilgebied IV in minstens drie peilgebieden. Dit is niet wenselijk. Op termijn zal een deel van peilgebied IV afgesneden worden door de komst van de A13/A16. Op de beheerkaart van de polder Schieveen in de beheerrapportage van Van der Helm advies [8] staan de gewenste te vernatten percelen. In peilgebied IV gaat het om een beperkt aantal percelen. De nadruk ligt op een deel van de percelen in de peilgebieden II, III en V. In peilgebied II en III wordt daarentegen ingezet op meer vernatting dan de gewenste percelen. Per saldo vindt dus meer vernatting plaats dan volgens het beheerplan. Peilgebied IV is het dichtst gelegen bij het einde/begin van de start/landingsbaan van Rotterdam-The Hague Airport. Risico’s op een toename van plasdras vorming moet hier zoveel mogelijk worden voorkomen. Bovengenoemde punten maakt dat in dit waterplan niet ingezet is op vernatting binnen peilvak IV. In de verre toekomst is vernatting van een deel van peilvak IV niet uitgesloten. Dit is onder andere afhankelijk van de ontwikkeling A13/A16, mogelijke veranderingen in eigendomssituatie van percelen en de resultaten van de monitoring van vogels (effectbepaling als gevolg van vernatting in andere peilgebieden). Peilgebied II-A en II-B Peilgebied II wordt gesplitst in twee peilgebieden: II-A (vernatting in broedseizoen) en II-B (huidige waterpeilen). De exacte locatie van de peilscheiding is afhankelijk van: wel of geen verwerving van de grond van derden door de gemeente (in noordelijk deel van peilgebied II); een deel van peilgebied II moet in open verbinding blijven met de te kleine maalkom; de variaties in maaiveldhoogte binnen peilgebied II; In Figuur 27 en de kaarten P.1 en P.2 zijn twee varianten weergegeven: Scenario 1: Noordelijk deel peilgebied II is grond derden; Scenario 2: Alle grond binnen peilgebied II is gemeentegrond. Tijdens de inrichtingsplanfase moet de te kiezen variant verder uitgewerkt worden.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
54 van 85
Scenario 1: gearceerde deel is grond derden. (kaart P.1)
Scenario 2: Alle grond in peilgebied II-A en II-B is gemeentegrond (kaart P.2). Figuur 27 Scenario's scheiding peilgebied II-A en II-B (zie voor legenda kaart P.1 en P.2) In beide scenario’s watert peilgebied IV af op peilgebied II-B en peilgebied II-A krijgt een nieuwe regelbare inlaat vanuit de Binnenboezem (gestuurde boring) en watert af op peilgebied II-B.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
55 van 85
Scenario 2 is de voorkeursvariant voor de definitieve situatie. De beschrijving in dit rapport is hierop verder gebaseerd. Als de grond in het noordelijk deel van peilgebied II niet door de gemeente wordt verworven, dan zal de scheiding op gemeentegrond plaatsvinden, waarbij het huidige waterpeil op de grond van derden niet wijzigt (scenario 1). Bij verwerving van de grond kan de peilscheiding meer naar het noorden verschuiven. De grens wordt dan bepaald door de variaties in maaiveldhoogte (vooral een laag deel in de westhoek van peilgebied II-B), maar ook door de minimale grootte van het peilvak dat in open verbinding staat met de maalkom en het in verbinding blijven van peilvak II-B met gebied B (scenario 2). De huidige maalkom is in de huidige situatie al te klein, waardoor een deel van peilgebied II als maalkom functioneert. Peilgebied II-B blijft daarom hetzelfde peil als de maalkom houden. Door Delfland wordt op korte termijn (2012) de te krappe duiker tussen de maalkom en peilgebied II-B vervangen door een open watergang met brug. De te krappe duiker was een van de knelpunten uit de Watersysteemanalyse van 2008 [4]. Peilgebied II-A krijgt een nieuwe inlaat vanuit de Binnenboezem. Hiermee wordt peilgebied II-A onafhankelijk van het waterpeil in peilgebied IV. Vernatting van peilgebied II-A kan dan desgewenst plaatsvinden wanneer voor peilgebied IV het zomerpeil nog niet is ingesteld. Peilgebied II-A watert onder vrijverval af op peilgebied II-B. In peilgebied II-A geldt als minimumpeil NAP -5,84 meter (huidig winterpeil) en wordt voor het broedseizoen een maximumpeil van NAP -5,48 meter voorgesteld (gelijk aan zomerpeil van peilvak IV). Het huidige zomerpeil is NAP -5,76 meter. Het waterpeil kan hiermee in het broedseizoen zo’n 28 cm hoger komen te staan. De maximale fluctuatie tussen maximum en minimumpeil is daarmee zo’n 36 cm. Peilgebied II-B vormt met gebied B en de maalkom één peilgebied. Dit peilgebied ontvangt het water van de peilgebieden II-A, III, IV, V, A en C en watert af via gemaal Hofweg op de Binnenboezem. Peilgebied II-B behoud de huidige waterpeilen met een winterpeil van NAP -5,84 meter en een zomerpeil van NAP -5,76 meter. Zoals eerder aangegeven, is gebied B (langs de Oude Bovendijk) onderdeel van peilgebied II-B. Al het water langs de Oude Bovendijk (gebieden A, B en C) stroomt via peilgebied II-B af naar het tussengemaal. In het inrichtingsplan moet dit nader uitgewerkt worden. In de periode buiten het broedseizoen zijn de waterpeilen in de peilvakken II-A en II-B aan elkaar gelijk. Daarom kan in de periode buiten het broedseizoen de stuw tussen de peilgebieden II-A en II-B geheel opengezet, evenals de afsluitbare duiker in de nieuwe dam tussen peilgebied II-A en II-B. Hiermee ontstaat feitelijk het huidige peilgebied II weer, wat het beheer in de periode buiten het broedseizoen vereenvoudigd. Peilgebied III In peilgebied III geldt als minimumpeil NAP -6,04 (huidig winterpeil) en wordt voor het broedseizoen een maximumpeil van NAP -5,70 meter voorgesteld. Het huidige zomerpeil is en blijft NAP -5,87 meter. Het waterpeil kan hiermee in het broedseizoen zo’n 17 cm hoger komen te staan t.o.v. het zomerpeil. De maximale fluctuatie tussen maximum en minimumpeil is daarmee ongeveer 34 cm.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
56 van 85
Peilgebied III is een onderbemalingsgebied en watert via een bestaand gemaal af op peilgebied II-A (bij splitsing van peilgebied II volgens scenario 2). Water wordt in de huidige situatie ingelaten via diverse inlaatpunten langs de Oude Bovendijk. De bebouwing van de Oude Bovendijk wordt geïsoleerd van het natuurgebied, waardoor peilgebied C ontstaat (zie beschrijving onder paragraaf 6.2.2). Door de komst van peilgebied C is er een nieuw inlaatpunt naar peilvak III nodig. Deze komt zuidelijk langs het fietspad tussen peilvak II-A en III, waarmee water onder vrijverval van peilvak II-A naar III kan stromen en tevens in peilgebied III. In de inrichtingsplanfase is de bereikbaarheid een punt van aandacht voor alle te bedienen kunstwerken. Peilgebied V en onderbemaling V-t In peilgebied V blijven de huidige zomer- en winterpeilen gelden van respectievelijk NAP -5,5 meter en NAP -5,73 meter. Streven is dit peilgebied in de toekomst ook natter te maken. Dit is mogelijk zodra de gemeente Rotterdam eigenaar is van de gronden van derden of zodra er overeenstemming is met de eigenaren in het gebied. Hiervoor wordt een maximumpeil voorgesteld van NAP -5,40 meter in het broedseizoen. Peilgebied V ontvangt het water van peilgebied XI (met een zomerpeil van NAP -5,30 en een winterpeil van NAP -5,34 meter) en heeft een aantal inlaten vanuit de Zweth. Het peilgebied watert, via een automatische stuw en duiker, af op de maalkom in peilgebied II-B. De huidige situatie van de in- en uitlaten in peilgebied V blijft gehandhaafd. In het westelijk deel van peilgebied V worden een reeks percelen onderbemalen: afwijkend peilvak V-t. Het waterpeil wordt hier gehouden op gemiddeld NAP -5,72 meter. De percelen zijn daardoor in de zomerperiode een stuk droger dan de rest van peilgebied V. De pachter van deze percelen bedrijft biologische veeteelt en is erbij gebaat om het vee zolang mogelijk buiten te laten. De pachter is tevens de beheerder van de onderbemaling. In overleg met de pachter is besloten een deel van de onderbemaling op te heffen en mee te laten lopen met de waterpeilen die heersen in peilgebied V. Een principe uitwerking hiervan is (op basis van het huidig aanwezige systeem) weergegeven op kaart P.3. De definitieve uitwerking vindt plaats tijdens het opstellen van het inrichtingsplan. Peilgebieden in de Bergboezem: VIII, IX en X: De Bergboezem heeft nog steeds de functie om water vanuit de gehele polder gedurende vier dagen te kunnen bergen. In de praktij komt het erop neer dat bij extreme regen de bergboezem niet bemalen wordt, om daarmee voorrang te geven aan de andere peilvakken in de polder Schieveen. De waterpeilen in de peilgebieden VIII, IX en X blijven gelijk aan de huidige situatie. Peilgebied XI: In dit peilgebied vinden geen aanpassingen plaats aan het huidige watersysteem als gevolg van de planontwikkeling.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
57 van 85
Alle peilgebieden ten westen van de A13: Deze peilgebieden vallen buiten het plangebied. Er vinden geen aanpassingen plaats aan het huidige watersysteem als gevolg van de planontwikkeling. Diverse afwijkende peilvakken in te vernatten gebied en op gemeentegrond Binnen de peilgebieden II, III en V bevinden zich meerdere afwijkende peilvakken. Het is de wens van Delfland deze zoveel mogelijk op te heffen. Concreet gaat het hierbij om de volgende afwijkende peilvakken. Per afwijkend peilvak is aangegeven hoe hiermee zou kunnen worden omgegaan in de toekomstige situatie. In de volgende fase moet, in overleg met de eigenaar en/of pachter, worden besloten hoe omgegaan wordt met de afwijkende peilvakken. Zie ook het afsprakenkader in hoofdstuk 7. De afwijkende peilvakken zijn weergegeven op kaart TS.2. - Peilgebied V: V-a (-3,10): dit betreft de Tocht vanaf de Zweth. Dit water ligt in een stuk hoger gelegen maaiveld. Het waterpeil handhaven. Delfland heeft aangegeven dit peilvak te willen behouden. V-b (-4,51): t.b.v. bestaande bebouwing. Peil handhaven. Delfland heeft aangegeven dit peilvak t.b.v. de bebouwing te willen behouden. V-c (-5,25) en V-d (-5,00): betreft een watergang in talud van de kade van de Tocht en de Zweth. Voorgesteld wordt dit te combineren tot één subpeilvak met een peil van 5,00. (Opheffen zou een daling van het waterpeil langs de kade betekenen van zo’n 70 cm). Delfland heeft aangegeven voorstander te zijn van samenvoegen van deze twee peilvakken. V-e (-3,35) en V-f (-3,54): betreft een watergang in talud van de kade t.b.v. de Bergboezem. Peilen handhaven. Het kleine peilvakje V-e is ingesteld ten behoeve van aangrenzende bebouwing. Delfland heeft aangegeven deze twee peilvakken te willen behouden. V-g (-5,38): dit vak is vermoedelijk op kaart te klein aangegeven, aangezien er meerdere stuwen in de omgeving te zien zijn. Waarschijnlijk is dit peilvak ten behoeve van de daar aanwezige bebouwing en zal dan moeten blijven bestaan. Door Delfland wordt momenteel de exacte omvang van de afwijkende peilvakken in kaart gebracht. V-h (-5,56): dit vak bevindt zich niet op gemeentegrond. Na eventuele verwerving van gronden of akkoord van de eigenaar kan dit subpeilvak vervallen. V-i (-5,13): dit vak ligt langs de kade van de Zweth. Laten vervallen van dit peilvak zal het waterpeil tot 60 cm verlagen in de winterperiode. Dit is niet wenselijk. Delfland heeft aangegeven dit peilvakje te willen behouden. V-j (-5,44), V-k (-5,11), V-l (-5,37), V-m (-4,98) en V-p (-5,26). Deze bevinden zich op gronden van derden en kunnen middels deze natuurontwikkeling niet opgeheven worden. De peilen zijn waarschijnlijk ingesteld t.b.v. de tuinbouwkassen. Bij verwerving van deze gronden door de gemeente Rotterdam of na toestemming van de eigenaar van de gronden wordt voorgesteld deze peilvakken, op verzoek van Delfland, op te heffen. - Peilgebied II: II-a (-5,05) en II-b (-5,23): deze subpeilvakken liggen langs de kade van de Binnenboezem en rondom bebouwing. Opheffen van deze peilvakken betekent een verlaging van het peil van 60 tot 80 cm in de winterperiode. Dit is een onwenselijke situatie naast een kade en bebouwing. Peilen handhaven.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
58 van 85
II-g (5,65) en II-h (-5,58): deze liggen op gemeentegrond en in het toekomstig tracé van de A13/A16 en kunnen geheel vervallen, mits deze niet nodig is voor de bebouwing. Dit is onduidelijk op kaart. II-f (-5,55): na verwerving van de grond door de gemeente Rotterdam of na toestemming van de eigenaar kan dit subpeilvak vervallen. - Peilgebied III: III-e (-5,68): Gemeentegrond. Het huidige kassencomplex gaat weg, dit peilvak kan vervallen. Door Delfland is tevens de wens uitgesproken om ook in de peilgebieden waar geen vernatting plaatsvindt en op gronden die niet van de gemeente Rotterdam zijn het aantal afwijkende peilvakken te verminderen. Per afwijkend peilvak is aangegeven hoe hiermee zou kunnen worden omgegaan in de toekomstige situatie. In de volgende fase moet, in overleg met de eigenaar en/of pachter, worden besloten hoe omgegaan wordt met de afwijkende peilvakken. Zie ook het afsprakenkader in hoofdstuk 7. De afwijkende peilvakken zijn weergegeven op kaart TS.2. - Peilgebied IV: IV-a (-5,44), IV-b (-5,33), IV-c (-5,36) en IV-d (-5,27): Deze afwijkende peilvakken hebben een separate inlaat vanuit de Binnenboezem. De peilvakken bevinden zich op grond van derden. Alleen met toestemming van de eigenaar kunnen deze peilvakken samengevoegd of opgeheven worden. IV-e (-5,23) en IV-f (-4,98): Deze subpeilvakken zijn ingesteld i.v.m. de aanwezige bebouwing. Deze peilen handhaven. - Peilgebied IX (Bergboezem): IX-a (-4,86): De weg langs peilvak IX ligt duidelijk hoger dan de graslandpercelen. Dit zal ook de reden zijn waarom het waterpeil hier hoger staat dan peilgebied IX. Het peil handhaven om zettingen (bij een lager waterpeil) te voorkomen. IX-b (-5,23): Dit is een klein peilvakje midden in het weiland waar het waterpeil al een stuk lager ligt dan peilvak IX-a en meer in de buurt komt van peilgebied IX (-5,38 / -5,47). Als de eigenaar hier toestemming voor geeft zou dit peilvakje kunnen vervallen (lijkt nu vooral bedoeld om waterpeil getrapt te laten afnemen.) IX-c (-5,17) en IX-d (-5,13): Hier geldt hetzelfde voor als peilvakje IX-b. IX-e (-5,16), IX-f (-5,26) en IX-g (-5,12): Deze peilvakken grenzen aan de kade van de Binnenboezem. Ook hier geldt dat een verlaging van het waterpeil bij een kade niet gunstig is. Wel zou hiervan een gezamenlijk peilvak van bijvoorbeeld -5,20 gemaakt kunnen worden. Ook hier geldt: mits de eigenaar toestemming geeft. 6.3.2
Bebouwing langs Oude Bovendijk De nieuwe peilgebieden A en C behouden de huidige zomer- en winterpeilen: Peilgebied A: NAP -5,50 m (zomer) tot NAP -5,73 m (winter) Peilgebied C: NAP -5,87 m (zomer) tot NAP -6,04 m (winter) Peilgebied A Peilgebied A heeft in eerste instantie nog hetzelfde waterpeil als peilvak V. Na verwerving van de gronden in peilvak V (of na overeenstemming met eigenaren) zal ook peilvak V in het voorjaar verder vernat worden, zonder daarvoor extra peilvakken nodig te hebben. Het is de wens van
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
59 van 85
Delfland om peilgebied A pas als apart peilgebied in te zetten als peilgebied V daadwerkelijk vernat gaat worden. Aangegeven is dat dit dan zonder meerkosten moet kunnen plaatsvinden. In dit waterplan is de situatie beschreven dat peilvak V vernat wordt en gebied A dus een apart peilgebied wordt. Bij de nadere uitwerking van de plannen en fasering van de werkzaamheden moet dit punt nader opgepakt worden. Peilgebied A heeft diverse inlaten vanuit het water langs de Oude Bovendijk en watert onder vrijverval af op peilgebied II-B. Hiervoor is een afsluitbare duiker onder de Hofweg nodig. Delfland heeft aangegeven dat deze niet automatisch hoeft te zijn. Peilgebied C Peilgebied C heeft in de zomer en winterperiode hetzelfde waterpeil als peilvak III. In de voorjaarsperiode (bij vernatting van peilgebied III) staat het water in peilgebied III hoger dan in peilgebied C. Peilgebied C watert jaarrond middels een nieuw gemaaltje af op peilgebied II-B. De capaciteit van het nieuwe gemaaltje moet bepaald worden in de inrichtingsplanfase en moet voldoen aan de maatgevende capaciteit. Gebied B (onderdeel peilgebied II-B) Gebied B heeft jaarrond dezelfde waterpeilen als peilvak II-B. De maalkom van het gemaal aan de Hofweg maakt ook onderdeel uit van peilgebied II-B. Peilgebieden A en C wateren af op gebied B (peilgebied II-B). Het water van de gehele randzone watert dus via peilgebied II-B af naar de maalkom. Daarom blijft gebied B onderdeel uitmaken van peilgebied II-B. Diverse kleine peilgebieden rondom bebouwing Langs de bebouwingsstrook zijn meerdere kleine peilgebieden aanwezig ten behoeve van de bestaande bebouwing. Deze kleine peilgebieden blijven in principe gehandhaafd. Wellicht kunnen in de toekomst enkele peilgebieden samengevoegd of verkleind worden. Het gaat om de volgende peilgebieden: Binnen peilgebied A: o XXXI (-4,40): handhaven. o XXXII (-4,68): handhaven. o XXXIII (-4,58) en XXXIV (-4,56): wellicht te combineren tot 1 peilvak met een waterpeil va NAP -4,57 meter. (Delfland checkt momenteel de juistheid van de omvang van de peilgebieden en checkt of deze 2 cm ook daadwerkelijk maar 2 cm is). De twee peilvakken minimaal handhaven. Combineren is de ambitie van Delfland, maar niet als hier kosten mee gemoeid zijn. o XXXV (-4,75): handhaven Binnen gebied B (peilgebied II-B): o XXXVI (-5,65), XXXVII (-5,32) en XXXVIII (-5,18): handhaven Binnen peilgebied C: o XXXIV (-5,40), XL (-5,65): handhaven o XLI (-5,81): peilgebied kan ingekort worden i.v.m. verdwijnen kassencomplex en wellicht geheel vervallen (afhankelijk van eventuele bebouwing die gehandhaafd blijft). o XLII (-5,65) en XLIII (-5,68): deze peilvakken grenzen niet aan elkaar, maar zijn wellicht (inclusief het tussenliggende gedeelte) te combineren tot een peilvak
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
60 van 85
met een waterpeil van NAP -5,67 meter. De twee peilvakken minimaal handhaven. Combineren is de ambitie van Delfland, maar niet als hier kosten mee gemoeid zijn. De hoofdstructuur van het toekomstig watersysteem met de nieuwe peilgebieden en de maximale waterpeilen in het broedseizoen is in deze en voorgaande paragrafen beschreven. De volgende paragraaf gaat in op het aspect ‘waterkwantiteit’.
6.4
Waterkwantiteit (voldoende water) en kunstwerken Deze paragraaf geeft in de eerste subparagraaf een overzicht van de technische veranderingen in het watersysteem. Vervolgens worden conclusies gegeven met betrekking tot de waterberging en de kans op plasdras op basis van de uitgevoerde NBW-berekeningen.
6.4.1
Watergangen en kunstwerken In de voorgaande paragrafen is het toekomstig watersysteem beschreven. Deze subparagraaf geeft een overzicht op hoofdlijnen van de aanpassingen in de watergangen en de te treffen voorzieningen. In de inrichtingsplanfase zullen de definitieve afmetingen en capaciteiten bepaald moeten worden. Opheffen deel onderbemaling (zie kaart P.3) Dichtzetten overlopen in de te vernatten watergangen (circa 8 stuks); Plaatsen duikers in de dammen van de te vernatten watergangen (circa 8 stuks). Minimale diameter duikers: 600 mm; Nieuw inlaatpunt maken voor de onderbemaling: een vaste stuw van peilvak V-c naar peilvak V-t (breedte stuw minimaal 40 cm); Splitsen peilvak II in II-A en II-B (eindsituatie scenario 2: kaart P.2) en peilvak III Afdammen van drie watergangen; Aanbrengen van drie dammen, waarvan één met afsluitbare duiker; Aanbrengen van drie duikers in bestaande dammen; Aanbrengen van een automatische stuw met een minimale breedte van: 1,5 meter; Aanbrengen van een nieuwe handbediende afsluitbare inlaat vanuit de Binnenboezem naar een poldersloot in peilvak II-A. Afmetingen: circa rond 300 mm. Verbreden van de poldersloot waar het nieuwe inlaatpunt op uitkomt tot een breedte van maximaal 3 meter; Verbreden poldersloten in deel van peilvak II-B tot een maximale breedte van 4 meter. Nieuwe handbediende afsluitbare inlaat van peilvak II-A naar peilvak III met een capaciteit van minimaal 1,1 m 3/min. (60 ha met minimale capaciteit van 2,7 mm/dag). De bestaande duikers in de poldertochten van de peilvakken II-B en III liggen naar verwachting te laag bij instelling van het broedpeil. Deze duikers moeten worden vergroot of er moet een extra duiker bijkomen die afgestemd is op het broedpeil. Nieuwe peilvakken A en C Graven twee kavelsloten van noord naar zuid met een breedte van maximaal 5 meter (zie ook kaart P.6).
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
61 van 85
Aanbrengen van een kade (dijkje) tussen de twee kavelsloten met een minimale overhoogte van: 60 cm boven maximale waterpeil (zie ook notitie in bijlage 2). Aanbrengen van een afsluitbare duiker (stuw) onder de Hofweg van peilvak A naar peilvak II-B met een minimale breedte van 1000 mm. Aanbrengen van een gemaaltje in peilgebied C met minimaal de bemalingsnorm (circa 3 m3/min).
Monitoring grondwaterstand in te vernatten peilgebieden II-A en III In de inrichtingsplanfase moet bepaald worden waar de grondwaterpeilbuizen geplaatst moeten worden en hoeveel er nodig zijn voor een goede monitoring. Uitdiepen sloten en kade langs Oude Bovendijk (zie notitie bijlage 2 en paragraaf 6.5.3) Uitdiepen van sloten en het aanbrengen van natuurvriendelijke oevers in een kwelrijk gebied kan leiden tot het gevaar van opbarsting. Dit is geotechnisch onderzocht, zie de notitie in bijlage 2. Uit het onderzoek blijkt dat uitdiepen tot 1 meter onder het hoogste waterpeil een klein risico tot opbarsten geeft. Het meest geschikte deel is het oostelijk deel van Schieveen. De aan te leggen kade (dijkje) tussen de twee te graven watergangen langs de Oude Bovendijk kruist vele sloten. Om later de zettingverschillen te minimaliseren is het raadzaam deze sloten zo spoedig mogelijk te dempen met zogenaamd ‘gebiedseigen materiaal’, in principe kleigrond, eventueel licht venig of licht zandig (de grond die vrijkomt bij het afgraven van de natuurvriendelijke oevers). (zie notitie bijlage 2). Voor de definitieve berekeningen is nader grondonderzoek nodig. 6.4.2
Waterberging (NBW-berekening) en kans op plasdras De voorgenomen ontwikkelingen in het watersysteem hebben invloed op de hoeveelheid waterberging in het gebied. In een aantal peilvakken wordt in de broedperiode van half maart tot half juni het waterpeil opgezet, waardoor de waterberging in deze gebieden afneemt. Anderzijds komen er natuurvriendelijke oevers en worden watergangen aangelegd en verbreed waardoor de waterberging toeneemt. De effecten van het waterplan op de waterberging zijn bepaald door middel van NBW-berekeningen. Tevens is onderzocht hoe lang het duurt voordat een plasdras situatie bij een T=10 bui weer verdwenen is. Het onderzoek is uitgevoerd door Witteveen en Bos, de rapportage is opgenomen in bijlage 5. Deze paragraaf geeft een samenvatting van de resultaten. Uitgangspunten NBW-berekeningen Het model van de huidige situatie is aangepast aan de volgende ontwikkelingen in het waterplan: Extra watergangen van noord naar zuid langs de Oude Bovendijk; Nieuwe peilgebieden A en C; Splitsing van peilvak II in II-A en II-B; Eenzijdige natuurvriendelijke oevers van 5 meter breed langs de noord-zuid tochten; Eenzijdige natuurvriendelijke oevers van 2,5 meter breed om de drie poldersloten; In de peilgebieden II-A, III en V is rekening gehouden met het instellen van het broedpeil gedurende 3 maanden (15 maart t/m 15 juni).
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
62 van 85
Inundatiebeeld Uit de modelberekening blijkt dat er nagenoeg geen inundatie optreedt bij T=1. Het inundatiebeeld bij T=10 en T=100 is weergegeven in respectievelijk Figuur 28 en Figuur 29. Ten opzichte van de huidige situatie (zie Figuur 10, hoofdstuk 3) inundeert minder oppervlak. Jaarrond verbeterd de situatie ten opzichte van de huidige situatie.
Figuur 28 Inundatie bij toekomstig watersysteem bij T=10
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
63 van 85
Figuur 29 Inundatie bij toekomstig watersysteem bij T=100 Toetsing aan toetshoogte Per peilgebied is getoetst aan de toetshoogte die geldt bij T=10, de norm voor grasland en natuurgebieden. Gebleken is dat ook in de toekomst niet voldaan kan worden aan deze norm. In het afspraken kader in hoofdstuk 7 is weergegeven hoe Delfland en Rotterdam hiermee omgaan. De peilgebieden A en C voldoen wel aan de norm voor graslandgebieden T=10. Daarnaast zijn deze twee peilgebieden ook getoetst aan de norm voor stedelijk gebied T=100. Ook hieraan voldoen deze twee peilgebieden langs de bebouwing van de Oude Bovendijk. Analyse Plasvorming vanuit oppervlaktewater Op basis van een aantal extreme buien in het broedseizoen (half maart t/m half juni) is theoretisch bepaald hoe lang de inundatie vanuit de watergangen duurt bij een T=10-waterstand. Verwacht wordt dat de inundatie ongeveer 3 dagen duurt. Plasvorming vanuit het grondwater Om plasvorming vanuit het grondwater te voorkomen zijn naar verwachting ontwateringvoorzieningen nodig, zoals greppels. Daarnaast is vooral het onderhoud van de ontwateringvoorzieningen van groot belang. In de rapportage van Witteveen en Bos wordt geadviseerd de grondwaterstanden te meten. Hiermee kan een beter beeld verkregen worden van de grondwaterstanden en het risico op plasdras. Dit advies is verwerkt in dit waterplan en de monitoring is onderdeel van de pilotperiode. 6.4.3
Uitgiftepeil en watercompensatie (ontwikkelingen langs Oude Bovendijk) Uitgiftepeil
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
64 van 85
In de vorige paragraaf is het plangebied getoetst aan de NBW-normen. Het plangebied van de nieuwbouwkavels langs de Oude Bovendijk valt binnen de peilgebieden A, C en II-B. Gebleken is dat het maaiveld rondom de bestaande bebouwing in deze peilgebieden voldoet aan de bebouwingsnorm van T=100. De nieuwbouwkavels moeten een uitgiftepeil krijgen dat zodanig is dat het beschermingsniveau van de nieuwe bebouwing voldoet aan de bebouwingsnorm van T=100. De toetshoogte voor bebouwing is voor peilgebied II-B, -4,6 m NAP; voor peilgebied A, 4,8 m NAP en voor peilgebied C, -5,2 m NAP (zie rapport Witteveen en Bos, bijlage 5). Daarnaast is een minimale ontwateringsdiepte van 0,8 m vereist of een drooglegging van 1,20 m. Het vaststellen van het definitieve uitgiftepeil wordt binnen Rotterdam gedaan door de werkgroep uitgiftepeilen. Hiervoor dient bij de nadere uitwerking van de plannen een verzoek te worden ingediend. Watercompensatie De toename van het extra verhard oppervlak als gevolg van de ontwikkelingen langs de Oude Bovendijk moet gecompenseerd worden als blijkt dat niet meer voldaan kan worden aan de gestelde bergingseis voor bebouwd gebied (325 m 3/ha). In het plan is een kade voorzien met aan weerszijden een watergang. Dit als fysieke scheiding tussen het natuurgebied en de bebouwing. De watergang aan de kant van de bebouwing krijgt een breedte van circa 3 meter. Uitgaande van een toelaatbare peilstijging van circa 0,5 meter is deze nieuwe watergang ruim voldoende om voor de nieuwbouwkavels aan de bergingsnorm te kunnen voldoen. Deze watergang moet dan wel gelijktijdig of eerder dan de woningbouw worden gerealiseerd ter compensatie van de toename aan verhard oppervlak. Wanneer de toename aan verhard oppervlak als gevolg van de nieuwbouw eerder plaatsvindt dan de aanleg van de scheidingssloot, dan moet per ontwikkellocatie bepaald worden of met het reeds aanwezige water voldaan kan worden aan de bergingseis. Zo niet, dan is extra compensatie nodig. 6.4.4
Grondwater (nieuwbouwkavels Oude Bovendijk) De toename van verhard oppervlak heeft naar verwachting geen grote directe gevolgen op de grondwaterstand. Schieveen is een kwelrijk gebied, daarom wordt infiltratie van hemelwater afgeraden. Hemelwater kan wel naar oppervlaktewater worden afgevoerd. Mogelijk moeten er op de kavels zelfs aanvullende ontwateringsmiddelen (drains) worden aangelegd om grondwateroverlast te voorkomen. Bij het aanleggen van ontwateringsmiddelen moet het volgende worden meegenomen: Hoe groter de afstand tussen de ontwateringsmiddelen, des te kleiner de ontwateringsdiepte.
6.5
Waterkwaliteit (schoon water) en ecologie Deze paragraaf beschrijft het ontwikkelingsperspectief van de ecologische functie. Vervolgens wordt ingegaan op de vormgeving van de natuurvriendelijke oevers en het uitdiepen van poldersloten. Ten slotte wordt kwalitatief de verwachte waterkwaliteit beschreven.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
65 van 85
6.5.1
Ontwikkelingsperspectief van de ecologische functie Algemeen ecologische ontwikkeling De polder is een kerngebied binnen de agrarische terreinen van de noordrand en zal zodoende een ecologische schakel gaan vormen tussen de Ackerdijkse plassen in het noorden, Schiezone in het westen en Vlinderstrik in het oosten. De ecologische route, mede vormgegeven door natuurvriendelijke oevers, zal een zwaartepunt krijgen in de oostelijke delen van de Polder. De Polder Schieveen kan binnen de Rotterdamse Regio, maar ook daarbuiten, gezien worden als een belangrijk gebied voor weidevogels. Daarom zal hier een grote focus op komen te liggen. Door aanpassingen met betrekking tot peilen en weidevogelvriendelijker beheer kunnen de aantallen broedparen van grutto, maar ook tureluur toenemen en wordt het belang van de polder voor weidevogels gerespecteerd en gekoesterd. Natuurvriendelijke oever (NVO) ontwikkelingsbeeld De aanleg van NVO’s zal deels leiden tot een toename van rietbegroeiingen en lisdodde langs de oeverzones. Er wordt zoveel mogelijk gestreefd naar natuurlijke ontwikkeling, dus kolonisatie door vegetaties op eigen kracht. Brede rietzones zijn niet gewenst vanuit de FER en agrarische functie. Het streven is maximaal 40 cm riet. Een aandachtspunt is de verlandingscapaciteit van riet, wat niet gewenst is vanuit het oogpunt van agrarisch gebruik. Een goed beheer is noodzakelijk om riet onder controle te houden. Daar waar de waterkwaliteit toeneemt, concurrentie van riet/lisdodde lager is en de fluctuatie van waterstanden hoger is, kunnen mogelijk ook diverse zeggesoorten kansen krijgen zich te ontwikkelen, evenals meer bloemrijke planten als pinksterbloem, kattestaart, dotterbloem, gele lis en zwanebloem. Dit zorgt voor een kleurrijk aanzicht van de NVO’s en is gelijk ook een grote aanwinst voor bloemminnende soorten als libellen en vlinders. Aangezien er ingezet wordt op ontwikkeling van terrassen binnen de NVO’s zal hier een permanente drassige oevervegetatie ontwikkelen, ook overwegend bestaand uit riet en/of lisdodde. Daar waar de situatie het toelaat kan afwisselend intensief en meer extensief worden beheerd (maaien) om variatie in soorten te stimuleren. De dieper gelegen delen zullen naar verwachting minder intensief begroeid raken. Biodiversiteit Binnen het Natuur en Recreatieplan zijn doelsoorten vastgesteld, de inrichting van NVO’s is een middel om de geschiktheid van het gebied voor deze soorten te vergroten. Soorten waarvoor de NVO’s zoveel mogelijk geoptimaliseerd worden zijn: Vissen: kleine modderkruiper, bittervoorn, kroeskarper en vetje Door waar mogelijk betere waterkwaliteit te bewerkstelligen en aansluitmogelijkheden van watergangen op elkaar Door stimuleren (water)vegetaties waartussen gefoerageerd en geschuild kan worden Afwisselen diepere en ondiepere plekken t.b.v. paaigebieden Kleine zoogdieren: Waterspitsmuis Fluctuerend peil, waardoor afwisselend nattere en drogere oppervlakken ontstaan en een diversiteit van voedsel oplevert; Regelmatige begroeiing langs oevers t.b.v. dekking/schuilen; Steilrandjes of wilgen langs water om holen in te graven; Libellen:
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
66 van 85
6.5.2
Bloemrijke vegetaties langs watergangen Vlinders: Bloemrijke vegetaties langs watergangen Vleermuizen: grootoorvleermuis en watervleermuis Foerageren bij voorkeur onder beschutting van bomen. Potenties liggen in de omgeving van Oude Bovendijk. Watergangen hier zouden kunnen worden voorzien van wilgen als oriëntatiepunten.
Natuurvriendelijke oevers In het Natuur- en Recreatieplan is aangegeven waar de NVO’s komen. De NVO’s komen langs de volgende watergangen: Hoofdwatergangen van noord naar zuid: aan de oostzijde met een breedte van 5 meter; Poldersloten van oost naar west: om de drie sloten een NVO aan de noordzijde met een breedte van 2,5 meter. De locaties van de NVO’s is weergegeven in Figuur 15, hoofdstuk 4. De opbouw van de NVO is weer gegeven in de principedoorsneden in Figuur 30 en Figuur 31. Zie ook de kaarten P.4 en P.5. Ter plaatse van uitgraving moet de vrijkomende grond worden onderzocht (zie bodemrapport [14]).
Figuur 30 Principedoorsnede NVO poldersloten oost/west
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
67 van 85
Figuur 31 Principedoorsnede NVO poldertochten noord/zuid 6.5.3
Uitdiepen poldersloten De huidige poldersloten hebben bij het winterpeil een geringe diepte: ongeveer 25 cm. Voor vissen is dit bij strenge vorst niet diep genoeg om in leven te kunnen blijven. De poldersloten die voorzien worden van een natuurvriendelijke oever worden uitgediept tot minimaal 50 cm ten opzichte van het winterpeil. Dit ter verbetering van het leefmilieu in het water. In het oostelijk deel worden op een drietal nader te bepalen locaties de sloten dieper uitgegraven tot maximaal 1 meter ten opzichte van het winterpeil (niet dieper dan 1 meter i.v.m. risico van opbarsting). Effect uitdiepen op kwel Doordat de polder een kwelgebied is en het uitdiepen de weerstand van de Holocene deklaag verminderd, kan dit leiden tot een toename van de kwelintensiteit ter plaatse van de watergangen. Met behulp van de onderstaande formule (o.b.v. van de formule van Darcy) is in te schatten wat die toename zal zijn. kwel0
dikte(deklaag ) polderpeil stijghoogt e 11m 2,5m x x 1,00mm / dag weers tan d (deklaag ) dikte(deklaag ) 2500dagen 11m
Uitgangspunten: Dikte deklaag onder de watergang: 11 m. Weerstand van de deklaag onder de watergang: 2500 dagen. Verschil tussen het polderpeil en het stijghoogte: ca. 2,5 m. De bovenstaande berekening kan worden herhaald voor de situatie na uitdiepen van de watergangen. Door het uitdiepen wordt de deklaag plaatselijk dunner en neemt de weerstand ervan af. Aangenomen wordt dat de weerstand evenredig met de hoeveelheid uitdiepen afneemt. De kwel na circa 0,3 m uitdiepen wordt dan als volgt: kwelna _ uitdiepen
dikte(deklaag ) polderpeil stijghoogt e 10,7m 2,5m x x 1,03mm / dag weers tan d (deklaag ) dikte(deklaag ) 2432dagen 10,7m
Op basis van bovenstaande berekeningen bedraagt de toename van de kwelintensiteit 0,03 mm/dag. Een dergelijke toename treedt alleen op ter plaatse van verdiepte watergangen. De
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
68 van 85
toename van de hoeveelheid kwel is zo gering dat deze in de praktijk vrijwel niet merkbaar zal zijn. 6.5.4
Waterkwaliteit In het toekomstige watersysteem wordt in een aantal peilvakken het waterpeil opgezet in het broedseizoen. Verder komen er verspreid over het plangebied natuurvriendelijke oevers. Vanuit de aquatische ecologie speelt de vraag wat de beste ecologische resultaten oplevert: 'vasthouden van water' of 'doorspoelen van het systeem'. In beide gevallen speelt de belasting door N en P een belangrijke rol. Watersystemen waar doorspoeling (met een verblijftijd van minder dan 10 dagen) van toepassing is zullen tot andere faunagemeenschappen leiden. Er kan echter niet gesproken worden van een ecologische goede of slechte situatie. Ook stilstaand water kan ecologisch hoge potenties hebben, mits de peilen niet te ver uitzakken. Zie ook de notitie in bijlage 6. Natuurvriendelijke oevers langs niet-circulerende wateren zullen in ieder geval wel enig positief effect hebben op de waterkwaliteit, daar de vegetaties N en P uit het water opnemen. De uiteindelijke effectiviteit hangt wel samen met het terugdringen van mestbelasting, daar anders alsnog op een gegeven moment een omslagpunt bereikt wordt en het zuiverend vermogen teniet wordt gedaan. In Polder Schieveen is vasthouden van water in de winterperiode vrijwel niet mogelijk. Het hydrologisch isoleren van het gehele plangebied is uitgesloten. Er zal altijd water ingelaten en uitgemalen moeten worden om het waterpeil onder controle te kunnen houden. Het toekomstig watersysteem sluit daarmee zoveel mogelijk aan bij de huidige situatie. Het extra inlaatwater dat nodig is voor het instellen van de broedpeilen is verwaarloosbaar en zal geen significant effect hebben op de waterkwaliteit (zie bijlage 6). De structuur van ‘poldertochten’ (noord/zuid) en ‘poldersloten’ (west/oost) wordt gehandhaafd. De ‘poldersloten’ zijn niet-circulerend, omdat deze aan één kant zijn afgedamd. De ‘poldertochten’ zijn in de meeste gevallen wel circulerend: water wordt aan de ene kant ingelaten en aan de andere kant uitgemalen. Het gebiedseigen water blijft dus het langst aanwezig in de ‘poldersloten’. Er is daarmee toch sprake van enige variatie, aangezien in beide gevallen ook natuurvriendelijke oevers zijn gepland. Langs de grotere poldertochten zal dan een andere faunagemeenschap ontstaan met soorten die meer aangepast zijn aan verandering in het water door in- en uitlaat van gebiedsvreemd water. Eerder was al aangegeven dat het water in de polder een hoge nutriëntenlast heeft: de stikstof en fosfaat concentraties liggen aanzienlijk hoger dan de landelijke MTR- en streefwaarde. De concentraties liggen ook hoger dan in de Schie. Daarnaast is het chloridegehalte in het polderwater hoger dan in de Schie. Dit wordt veroorzaakt door het kwelwater in de polder met een hoog chloridegehalte. Het chloridegehalte ligt overigens wel lager dan de landelijke MTR- en streefwaarde (zie paragraaf 3.3.1). Naar verwachting zal de hoeveelheid nutriënten in de polder in de toekomst enigszins afnemen door een aangepast mestbeleid en de komst van natuurvriendelijke oevers. Onderhoud van de
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
69 van 85
oevers en afvoeren van het maaisel is dan wel van belang. Het laten liggen van maaisel op de kant leidt namelijk tot een tegengesteld effect, namelijk verrijking van het water. Geconcludeerd kan worden dat de aanpassingen in het watersysteem (peilgebieden en waterpeilen) geen significant effect hebben op de waterkwaliteit. Wel kan enige verbetering verwacht worden door een aangepast mestbeleid, de komst van natuurvriendelijke oevers (maaisel wel afvoeren) en het regelmatig baggeren van de waterbodem.
6.6
Riolering (gezuiverd afvalwater) Afvalwater De ontwikkelingen in het plangebied zal leiden tot een toename van het aantal woningen. Dit houdt in dat er een toename is te verwachten van de hoeveelheid afvalwater die geproduceerd wordt. Er worden in totaal 28 nieuwbouwkavels mogelijk gemaakt. Uitgaande van 28 nieuwe woningen is een inschatting te maken van de toename van de afvalwaterbelasting: - In een woning zijn gemiddeld 2,5 personen aanwezig; - Per persoon wordt gemiddeld 12 liter afvalwater per uur geproduceerd. - 28 woningen * 2,5 persoon per woning * 12 liter per uur = 2,2 m3/uur De totale toename van de afvalwaterproductie wordt daarmee geschat op 2,2 m3 per uur. Hemelwater Het hemelwater moet gescheiden van het afvalwater worden afgevoerd naar nabijgelegen oppervlaktewater. Voor de materiaalkeuze van de bebouwing gelden randvoorwaarden, aangezien verontreiniging van afstromend hemelwater voorkomen moet worden. Aangezien uitloogbare materialen een belasting vormen voor de waterkwaliteit, is het wenselijk deze niet toe te passen. Rioolplan Voor het bepalen van de afvoer van afval- en hemelwater dient een rioolplan te worden opgesteld. Geadviseerd wordt om hiervoor tijdig een overleg te organiseren tussen de ontwikkelende partij, de waterbeheerder en de rioolbeheerder.
6.7
Waterkeringen en waterveiligheid (stevige dijken) Waterkeringen Ten oosten van de woningbouwkavels ligt de veenkade langs de Oude Bovendijk. Het waterstaatswerk heeft een afmeting van circa 25 meter vanuit de binnenkruin van de Oude Bovendijk (voorheen werd dit de kernzone genoemd). De exacte maatvoering van het waterstaatswerk moet in het veld bepaald worden. In het waterstaatswerk mag niet gebouwd worden. Aansluitend aan het waterstaatswerk is een beschermingszone aanwezig met een vaste maat van 15 meter. In deze beschermingszone mag in principe gebouwd worden, mits er geen diepe ontgravingen zijn. Uit het verkavelingsplan blijkt dat alleen de 2 nieuwe dijkwoningen binnen de beschermingszone, maar buiten de kernzone van de veendijk vallen. Alle andere nieuwbouwkavels zijn buiten de
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
70 van 85
kern- en beschermingszone gelegen. Geadviseerd wordt tijdig in overleg te gaan met het team Regulering en Planadvisering (team watervergunningen) van Delfland. Langs de Binnenboezem is een polderkade gelegen. Deze dijk is niet aangemerkt als veendijk. Hier geldt het standaard waterkeringen beleid. In de omgeving van deze kade is geen nieuwe bebouwing voorzien. Wel is er mogelijk een fietspad gepland langs een deel van de kade, waarvan een deel binnen de kern- en beschermingszone. Het definitief ontwerp tijdig voorleggen aan Delfland. Binnen de kern- en beschermingszone van de boezemkade langs de Zweth zijn geen bebouwing en wegen voorzien. Het aanbrengen van natuurvriendelijke oevers binnen de beschermingszones van de dijken is toegestaan, mits deze op voldoende afstand van de waterkering liggen en geen gevaar vormen voor de stabiliteit van de waterkering. Het ontwerp tijdig voorleggen aan Delfland. Voor beide waterkeringen geldt dat het verboden is te werken binnen de kern en beschermingszone, zonder dat daarvoor vergunning is verleend. Geadviseerd wordt vroegtijdig in contact te treden met het Hoogheemraadschap van Delfland. Waterveiligheid De ontwikkelingen in het gebied hebben geen significante invloed op het veiligheidsrisico binnendijks en dragen maar beperkt bij aan de totale waarde binnen dijkringgebied 14.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
71 van 85
7.
Afsprakenkader In het gebiedsproces Schieveen is gezocht naar een vorm van waterbeheer die zo optimaal mogelijk voldoet aan de belangen in het gebied. Uit dit gebiedsproces is een voorstel voor een vorm van waterbeheer naar voren gekomen. Het voorgestelde watersysteem en de afwegingen die hiertoe hebben geleid zijn in de voorgaande hoofdstukken beschreven. Dit afsprakenkader geeft de belangrijkste (proces)afspraken weer die nodig zijn om deze vorm van waterbeheer mogelijk te maken. Gebleken is dat het watersysteem in het plangebied meerdere belangen dient en dat deze belangen niet altijd hetzelfde zijn. De belangrijkste belangen –in willekeurige volgorde- zijn: - Belang luchthaven; het voorkomen van plasdras situaties, in verband met aantrekkende werking van watervogels. - Belang natuur: een gewenst hoog waterpeil in het broedseizoen voor de weidevogels. - Belang agrariër: een peilregime en beschermingsniveau tegen wateroverlast behorende bij de agrarische functie. - Belang hoogheemraadschap: o Een peilregime in overeenstemming met het peilbesluit en een beschermingsniveau tegen wateroverlast behorende bij de functies van het gebied. o Voldoende bescherming tegen wateroverlast en een goed peilregime voor de lintbebouwing. o Een robuust watersysteem dat goed te beheren is. Status Het afsprakenkader beschrijft de (proces)afspraken die zijn gemaakt in het kader van de watertoets behorende bij het bestemmingsplan ‘Schieveen’. Dit afsprakenkader wordt aan het bestemmingsplan ‘Schieveen’ toegevoegd en als onderdeel van dit bestemmingsplan vastgesteld. Indien de betreffende afspraak juridische gevolgen heeft (bijvoorbeeld een wijziging van het waterpeil), wordt bij de afspraak beschreven op welke manier de afspraak juridisch wordt geborgd (in dit geval via een watervergunning). Betrokken partijen afsprakenkader Het afsprakenkader geldt primair tussen het Hoogheemraadschap van Delfland (Delfland) en de gemeente Rotterdam (Rotterdam). Aangezien het natuurgebied door de gemeente in pacht gegeven wordt aan de hoofdbeheerder (n.t.b.) van Polder Schieveen (natuur en agrarische natuur), is het afsprakenkader ook van belang voor deze partij. Rotterdam zorgt ervoor dat de hoofdbeheerder zich aan dit afsprakenkader houdt. Het aanspreekpunt/verantwoordelijke van de gemeente Rotterdam is de gebiedsontwikkelaar van Overschie. Vanuit Delfland is dit p.m. Scope afsprakenkader Dit afsprakenkader beperkt zich tot aspecten die het watersysteem raken. Overige aspecten als onderhoud van de percelen, zoals maaibeheer en mestbeleid vallen buiten dit afsprakenkader.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
72 van 85
7.1
Beschrijving afspraken Afspraak 1: Beheerprotocol deel 1: Beheer waterpeilen in periode buiten broedseizoen: 15 juni tot 15 maart In de periode van 15 juni tot 15 maart blijft het beheer en het niveau van de waterpeilen gelijk aan de huidige situatie conform het vigerende peilbesluit polder Schieveen 2011. Het beheer van de waterpeilen wordt gedaan door Delfland. Juridisch kader: Vigerend peilbesluit polder Schieveen (HHDelfland, 2011) Toelichting: Zoals in hoofdstuk 6 is beschreven blijven de huidige winter- en zomerpeilen gehandhaafd buiten het broedseizoen. Het peilbeheer in deze periode blijft ongewijzigd aan de huidige situatie. De nieuwe stuw tussen de peilvakken II-A en II-B wordt in deze periode volledig opengezet, evenals de afsluitbare duiker in de dam, waardoor het oude peilgebied II weer ontstaat. Uitzondering hierop zijn een aantal kleine afwijkende peilvakken die zoveel mogelijk worden opgeheven, zie hiervoor Afspraak 9.
Afspraak 2: Beheerprotocol deel 2: Beheer waterpeilen in de broedseizoen periode: 15 maart tot 15 juni In de periode van 15 maart tot 15 juni geldt in de onder ‘toelichting’ genoemde peilvakken een aangepast peilbeheer en aangepaste maximale waterpeilen. De nieuwe maximale waterpeilen worden geregeld in een watervergunning, in de toelichting van de vergunning wordt het beheerprotocol opgenomen. Het beheer wordt gedaan door Delfland. De hoofdbeheerder rapporteert plasdras situaties aan Rotterdam. Indien daartoe aanleiding is, zal Rotterdam aan Delfland vragen de peilen tijdelijk bij te stellen conform het beheerprotocol. Delfland beheert de database met metingen van grondwaterstanden en stelt deze digitaal beschikbaar aan Rotterdam (I-bureau, afdeling MRO, geohydrologie). Juridisch kader: Watervergunning (nog aan te vragen, zie afspraak 5) Toelichting: In het broedseizoen, de periode van half maart tot half juni, is een ander peilbeheer gekozen in een aantal peilvakken. In deze periode is het wenselijk het waterpeil zoveel mogelijk te verhogen tot het maximaal vergunde peil (per peilgebied verschillend). Echter, er mag geen langdurige plasdras optreden. Vernatting vindt in eerste instantie plaats in de peilvakken II-A en III. Deze gronden zijn eigendom van de gemeente Rotterdam. In de toekomst ook in peilvak V, na verwerving van de gronden of goedkeuring van de eigenaars. De prioritering van belangen in de betreffende peilvakken gedurende het broedseizoen is als volgt:
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
73 van 85
Luchthaven. Het aantrekken van ganzen en meeuwen mag niet meer worden dan in de huidige situatie. De Fauna effectrapportage heeft uitgewezen dat er geen langdurige plasdras in het natuurgebied mag voorkomen. Door Sovon is aangegeven dat onder langdurige plasdras verstaan wordt: maximaal 3-5 dagen. Natuurdoeltype weidevogels. In de periode 15 maart t/m 15 juni is het wenselijk het grasland nat te houden (kleine ontwateringsdiepte). Agrariër. Het agrarisch gebruik wordt in het broedseizoen afgestemd op het hogere waterpeil en de broedende weidevogels.
Op basis hiervan moeten de waterpeilen in de te vernatten gebieden worden beheerd tijdens het broedseizoen. Het is gebleken dat het effect van dit toekomstig beheer deels theoretisch te voorspellen is, maar daarnaast moet worden ervaren op basis van de praktijk. Daarom worden een aantal pilotjaren ingesteld, zie hiervoor Afspraak 4. In samenspraak met Delfland wordt voor de te vernatten peilvakken het volgende peilbeheer in het broedseizoen (tijdens de pilotjaren) gehanteerd (beheerprotocol): Bij aanhoudend droog weer (als het maaiveld droog is) wordt gestuurd op het maximale broedpeil (= maximale waterpeil in de broedseizoenperiode); Bij aanhoudend nat weer en een gemiddelde temperatuur, waarbij nog geen verdamping optreedt, wordt gestuurd op het huidige winterpeil (gelijk aan huidige situatie en is minimaal peil); Bij aanhoudend nat weer en een gemiddelde temperatuur waarbij wel verdamping optreedt wordt zoveel mogelijk gestuurd op een ontwateringsdiepte van minimaal 10 cm; Het maximale broedpeil wordt in het broedseizoen bij voorspelde hevige regen preventief ongeveer een dag van tevoren verlaagd naar het zomerpeil; Onder normale omstandigheden wordt ernaar gestreefd om vervolgens binnen een paar dagen het peil weer tot op het broedpeil op te zetten; Bij extreme regenval streeft Delfland ernaar dat plas dras situaties opgelost worden binnen max. 3-5 dagen. Om een beter beeld te vormen van het effect op de grondwaterstand als gevolg van de verandering van het waterpeil, wordt gedurende de pilotjaren de grondwaterstanden gemonitoord per te vernatten peilvak (in de pilotjaren zijn dat peilvak II-A en III). Naast de gemeten grondwaterstand is het ingestelde waterpeil en de hoeveelheid neerslag van belang. Deze worden ook in de database opgenomen. Tijdens de evaluatie van de pilotjaren (zie Afspraak 4) wordt bepaald of het beheer op basis van grondwaterstandmetingen zinvol is. Het ontstaan van plasdras vorming wordt tijdens de pilotjaren gemonitoord door de hoofdbeheerder van het gebied en rapporteert aan Rotterdam en Delfland. Het peilbeheer in het natuurgebied is in handen van Delfland conform het peilbesluit en de watervergunning (inclusief het beheerprotocol). Gemeente Rotterdam realiseert grondwatermeetpunten en een uitleesmogelijkheid in het gemaal. Het monitoren van de grondwaterstanden (met bijbehorende waterpeilen en neerslaggegevens) vindt plaats door
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
74 van 85
Delfland (uitlezing in het gemaal). De data worden structureel beschikbaar gesteld aan de gemeente Rotterdam (I-bureau, afdeling MRO, geohydrologie). Afspraak 3: Beheerprotocol deel 3: Communicatie Tijdens de beheerfase is duidelijkheid nodig over de communicatielijnen tussen Delfland, Rotterdam, de hoofbeheerder en onderpachters. Een beschrijving van de communicatie wordt onderdeel van het beheerprotocol en daarmee onderdeel van de watervergunning. Rotterdam beschrijft de communicatie in de vergunningaanvraag. Juridisch kader: Ccommunicatie protocol wordt opgenomen als toelichting bij de watervergunning. Toelichting Voor goed beheer van het watersysteem is duidelijke communicatie noodzakelijk. De volgende partijen zijn actief in de polder Schieveen en hebben belang bij een goede communicatie: Hoogheemraadschap van Delfland als beheerder van het watersysteem; Gemeente Rotterdam als eigenaar van de gronden; o De hoofdbeheerder van Polder Schieveen (natuur en agrarische natuur) als pachter van de gemeente Rotterdam en daarmee beheerder van het natuurgebied; Agrariërs in de polder als onderpachter van de hoofdbeheerder. Op hoofdlijnen worden de volgende communicatielijnen aangehouden: De gemeente Rotterdam draagt het volledige beheer van haar gronden binnen het natuurgebied over aan de hoofdbeheerder van Polder Schieveen (natuur en agrarische natuur). Het beheer van het watersysteem is volledig in handen van Delfland. Delfland is beslissingsbevoegd om het waterpeil te verlagen of te verhogen conform het peilbesluit en de watervergunning. De afspraken van het beheerprotocol (als onderdeel van de vergunning) vormen het afwegingskader voor het aanpassen van de waterpeilen in het broedseizoen. Bij het ontstaan van plasdras situaties in het broedseizoen is de hoofdbeheerder verplicht dit te rapporteren aan Rotterdam en Delfland. Overleg over aanpassing van het waterpeil vindt plaats tussen Delfland en de hoofdbeheerder. De hoofdbeheerder communiceert dit vervolgens met haar onderpachters. De onderpachters (agrariërs) communiceren over problemen met het waterbeheer en aanpassing van waterpeilen met de hoofdbeheerder. Het onderdeel communicatie maakt onderdeel uit van het beheerprotocol, zoals verwoord in (Afspraak 2). Afspraak 4: Pilot: Instellen pilotjaren en evaluatie
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
75 van 85
De eerste twee jaar, nadat vergunning is verleend voor het verhogen van de waterpeilen in het broedseizoen, is een pilot. Gekeken wordt of het beheerprotocol voldoende is en of aan de gewenste doelen en gestelde eisen voldaan kan worden. Na twee jaar vindt een evaluatie plaats tussen Rotterdam, Delfland, de hoofdbeheerder, een onafhankelijk adviesbureau (met kennis op het gebied van vogels en Fauna Effect Rapportage) en indien nodig agrariërs. De evaluatie moet een gedegen antwoord geven op de vraag of het systeem robuust is om binnen de gestelde kaders te blijven functioneren. Rotterdam is initiator en opdrachtgever van het evaluatieproces. De eindrapportage van de pilot wordt voorgelegd en besproken met Rotterdam The Hague Airport, het Ministerie van I&M en de Inspectie Luchtvaart (ILENT, onderdeel van ministerie I&M). Juridisch kader: Watervergunning (nog aan te vragen, zie afspraak 5) Toelichting: Tijdens het opstellen van dit waterplan is het niet mogelijk gebleken om plasdras situaties, bij de voorgestelde broedpeilen, met modellen en berekeningen volledig uit te sluiten. Daarom is afgesproken om twee jaren ‘proef’ te draaien. Dit om het juiste peilbeheer te vinden en om vast te stellen of de voorgestelde broedpeilen te hoog zijn ingeschat of juist te voorzichtig zijn ingeschat. Na twee pilotjaren wordt geëvalueerd op de volgende punten (niet uitputtend): Besloten wordt of deze pilot van twee jaar representatief is geweest of dat verlenging wenselijk is. De pilot kan in totaal maximaal 5 jaar duren. Het beheerprotocol van het peilbeheer: werkt de voorgestelde aanpak? Zijn er plasdras situaties geweest en hoelang vonden deze plaats? Is er wateroverlast geweest? Zijn er meer of juist minder risicosoorten voor de luchtvaart gesignaleerd (meeuwen en ganzen)? Zijn er andere factoren dan water geweest die meer of minder risicosoorten voor de luchtvaart hebben aangetrokken? Maximale broedpeilen: is de inschatting juist geweest, of juist te hoog of te laag? Heeft het een positief effect op het aantal weidevogels? Wat zijn de ervaringen van de agrariërs in het gebied? Wat is de relatie tussen de gemeten grondwaterstand en het waterpeil? Werkt het communicatieplan naar behoren? Is een aanpassing nodig van de afspraken over monitoring en gegevensverstrekking? Is het nodig de procesafspraken aan te passen? Tijdens de pilotjaren onderzoekt Rotterdam de relatie tussen de gemeten grondwaterstanden, de heersende waterpeilen en de hoeveelheid neerslag in samenwerking met Delfland. De resultaten van dit onderzoek zijn mede bepalend voor de noodzaak tot aanpassingen van het beheerplan. De volgende partijen dragen bij aan de evaluatie: Gemeente Rotterdam; Hoogheemraadschap van Delfland; De hoofdbeheerder van polder Schieveen (natuur en agrarische natuur);
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
76 van 85
Deskundig en onafhankelijk adviesbureau; Rotterdam The Hague Airport; Ministerie van I&M (ILENT); Afvaardiging van agrariërs (indien nodig).
Rotterdam is initiatiefnemer en opdrachtgever van het evaluatieproces. Na de pilotjaren moet duidelijk zijn of het beheer van het natuurgebied en de waterpeilen zodanig is dat er geen extra aantrekkende werking ontstaat voor watervogels. Tijdens de pilotjaren wordt een onafhankelijk en deskundig adviesbureau ingehuurd door Rotterdam. De eindrapportage met de resultaten van de pilot en monitoring wordt voorgelegd ter commentaar en bespreking aan Rotterdam The Hague Airport, het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en ILENT. Zie ook het besprekingsverslag in bijlage 7. Bij voldoende resultaat wordt de pilot afgesloten en de polder in de toekomst beheerd volgens de afspraken (waterpeilen en natuurbeheer). Bij onvoldoende resultaat vindt bijstelling van de afspraken plaats en/of wordt de pilot verlengd en vervolgens afgesloten met een nieuwe evaluatie en rapportage. Indien hier nieuwe gewenste waterpeilen uit voortkomen dient hiervoor een wijziging op de watervergunning te worden aangevraagd (zie Afspraak 5). Afspraak 5: Watervergunning HHD: het opzetten van de broedpeilen (voor en na de pilotjaren) en borging in het peilbesluit Door de initiatiefnemer van het plan (gemeente Rotterdam) wordt een watervergunning aangevraagd voor het wijzigen van het waterpeil. Juridisch kader: Watervergunning Toelichting: Er wordt in eerste instantie een vergunning aangevraagd voor maximaal zes jaar in verband met de pilotjaren. Na afronding van de pilotjaren wordt geëvalueerd of de verwachtingen zijn uitgekomen, zie Afspraak 4. Afhankelijk van deze evaluatie wordt het broedpeil al dan niet bijgesteld. Zonder gewenste wijzigingen in het peil kan er een permanente verlenging van de vergunning worden aangevraagd. Wanneer het gewenst is om de peilen te wijzigen kan een wijziging op de vergunning worden aangevraagd. De watervergunning vergunt het maximale broedpeil en de periode waarin dit peil ingesteld mag worden, met daarbij een toelichting op de beheerafspraak die wordt gemaakt. Bij het vernieuwen van het peilbesluit worden de vergunde peilen meegenomen in de besluittekst. Aan de bestaande zomer- en winterpeilen wordt het broedpeil toegevoegd. Hierbij wordt de periode van instellen van het broedpeil genoemd. Daarnaast wordt aangegeven dat er voor het broedpeil een bandbreedte geldt waarbinnen het peil kan worden ingesteld (afhankelijk van het weer). Het minimale- (=huidig winterpeil) en maximale peil (=broedpeil) worden hierbij genoemd. Vervolgens wordt verwezen naar het protocol voor het instellen van dit peil, dat is opgenomen in
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
77 van 85
de toelichting van het peilbesluit. In dit protocol worden de afspraken opgenomen zoals beschreven onder Afspraak 2. Afspraak 6 Lager beschermingsniveau: Acceptatie tijdens broedseizoen In de huidige situatie wordt in de polder Schieveen-oost niet voldaan aan het gewenste beschermingsniveau van T=10. Na uitvoering van de maatregelen uit het Natuur- & Recreatieplan wordt het beschermingsniveau hoger, maar wordt desalniettemin nog niet voldaan aan het gewenste beschermingsniveau. De eerste jaren wordt er een pilot gedraaid met de voorjaarspeilen. Hierna vindt een evaluatie plaats, o.a. ten aanzien van de wateroverlastsituatie. Na deze evaluatie worden de definitieve waterpeilen vastgesteld. Daarom worden eerst deze pilotjaren afgewacht en vervolgens wordt besloten over vervolgstappen. Een mogelijke vervolgstap is het aanvragen van een gebiedsgerichte normering bij de provincie Zuid-Holland. Juridisch kader: Provinciale waterverordening Zuid-Holland Toelichting: Schieveen is een graslandpolder. Conform de provinciale waterverordening dient het gebied een beschermingsniveau te hebben van T=10. Door Witteveen & Bos is een watersysteemanalyse uitgevoerd om het beschermingsniveau in de huidige- en toekomstige situatie te bepalen. Uit de studie blijkt dat de polder Schieveen-oost (gebied ten oosten van de A13) in de huidige situatie niet voldoet aan het beschermingsniveau van T=10. In de toekomstige situatie wordt er een hoog waterpeil in het broedseizoen ingesteld. Naast het instellen van het broedpeil worden er nog een aantal andere maatregelen genomen, zoals de aanleg van twee noord- zuid watergangen langs de bebouwing aan de Oude Bovendijk, een watergang in peilvak II langs het fietspad, het verbreden van een aantal watergangen in peilgebied II-B en er komen verspreid over het plangebied natuurvriendelijke oevers. Uit de inundatiebeelden blijkt dat de situatie jaarrond verbeterd ten opzichte van de huidige situatie als gevolg van deze maatregelen. Ondanks de verbetering wordt er nog steeds niet voldaan aan de norm van T=10. In de broedseizoenperiode neemt de waterberging tijdelijk af door het opzetten van het waterpeil. Uit de gehanteerde buienreeksen blijkt dat zware buien in de regel niet voorkomen in deze periode. De inundatiebeelden laten voor deze periode dan ook geen verslechtering zien ten opzichte van de huidige situatie. Wanneer in deze periode wel een T=10 bui valt dan zal de situatie in deze periode wel slechter zijn dan de huidige situatie. Echter, het beheerprotocol anticipeert op slechte weersvoorspelling. Dan wordt het waterpeil preventief verlaagd, om plasdras zoveel mogelijk te voorkomen. Op basis van de berekeningen blijkt dus dat Schieveen-Oost zowel in de huidige- als in de toekomstige situatie niet voldoet aan het gewenste beschermingsniveau vanuit de provinciale waterverordening. Wel wordt het risico op wateroverlast, door toedoen van het plan, kleiner. In overleg tussen o.a. gemeente Rotterdam en Delfland zal bepaald moeten worden hoe er wordt omgegaan met het beschermingsniveau tegen wateroverlast in Schieveen-Oost. Na evaluatie van de pilotjaren worden de definitieve waterpeilen bekend en kunnen de vervolgstappen bepaald worden. Delfland zal hiertoe het initiatief nemen. Een aantal overwegingen die in dit proces meegenomen dienen te worden zijn:
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
78 van 85
De hiervoor beschreven resultaten van de NBW-berekening: jaarrond treedt een verbetering op. De situatie is door Delfland in de toekomst nog verder te verbeteren door het uitvoeren van maatregelen uit de watersysteemanalyse, zoals het verhogen van de gemaalcapaciteit naar de normcapaciteit. Het opzetten van de peilen gebeurt alleen in peilvakken waarbinnen Rotterdam álle gronden in eigendom heeft, waardoor alleen Rotterdam effect ondervindt van de peilverhoging. Op deze gronden is het belang voor de weidevogels groter dan het agrarisch belang. De gemeente zorgt voor afstemming met- en akkoord van de pachters (agrariërs), de hoofdbeheerder en de eisen vanuit de luchthaven, over het opzetten van de voorjaarspeilen. Sturing naar broedpeil is afhankelijk van de droogtesituatie in het voorjaar; Het peil wordt teruggezet naar zomerpeil in geval van verwachte hevige neerslag; Vanuit de Fauna Effect Rapportage is er een maximum gesteld aan het percentage open water vanwege de vogelaantrekkende werking. Het verhogen van de peilen heeft tevens als voordeel dat er een grotere zoetwatervoorraad is en het is gunstig tegen bodemdaling. Waterpeilen mogen pas worden opgezet na: o aanleg van de nieuwe watergangen, aanleg van de kade en verbreding van een aantal watergangen in peilvak II-B; o aanleg van de natuurvriendelijke oevers; o uitvoering van de overige maatregelen voor goed peilbeheer in de betrokken peilgebieden. Afspraak 7 Beheer en onderhoud deel 1: ontwateringsvoorzieningen De ontwateringsvoorzieningen worden goed onderhouden door de hoofdbeheerder van polder Schieveen (natuur en agrarische natuur). Dit vormt onderdeel van het beheerplan dat opgesteld wordt door Rotterdam. Juridisch kader: Waterwet (perceeleigenaar is verantwoordelijk voor ontwatering eigen perceel) Toelichting: Het ontstaan van plassen komt onder andere door verschillen in maaiveldhoogte en andere obstakels, waardoor regenwater niet snel genoeg tot afstroming komt. Plassen blijven op maaiveld liggen en zullen naargelang de grondwaterstand, de infiltratiecapaciteit van de bodem en de mate van verdamping op kortere of langere termijn weer verdwijnen. Met optimale ontwateringsvoorzieningen kan het aantal plassen worden verminderd. Zo is in de huidige situatie elk perceel voorzien van een greppel. Goed onderhoud van de greppels en het openhouden van de duikers (waarmee de greppel in verbinding staat met de sloot) komt de snelheid van afstroming ten goede.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
79 van 85
Plassen kunnen ook ontstaan door zettingen in het maaiveld, waardoor er ingesloten lager gelegen delen in het maaiveld ontstaan die ingesloten zijn door hoger gelegen maaiveld, waardoor het water niet naar een ontwateringsvoorziening kan stromen. Het is de taak van de beheerder van het natuurgebied om de ontwateringsvoorzieningen optimaal te onderhouden en het ontstaan van ingesloten gebieden te signaleren. Vooral tijdens de pilotjaren zal men alert moeten zijn op ingesloten gebieden, in verband met de te verwachten zettingen na de uitgevoerde werkzaamheden in het gebied. Borging van deze afspraak vindt plaats in het beheerplan dat Rotterdam opstelt met de hoofdbeheerder van polder Schieveen (natuur en agrarische natuur). Bij ophogen van ingesloten gebieden met poldereigen grond is eerst een bodemtoets nodig op verontreinigde stoffen. Afspraak 8 Beheer en onderhoud deel 2: watergangen en NVO's Onderhoud primaire watergangen doet Delfland. Onderhoud overige watergangen en alle NVO’s (ook langs primair water) doet de hoofdbeheerder (pachter van Rotterdam). Beheerder van de primaire- en secundaire watergangen is Delfland. Juridisch kader: Legger Hoogheemraadschap van Delfland Toelichting: Het watervoerende deel van de primaire watergangen, inclusief duikers en kunstwerken, in de polder Schieveen worden beheerd en onderhouden door Delfland. Deze primaire watergangen zijn aangegeven op de legger van Delfland en op de bestemmingsplankaart. De overige watergangen, inclusief duikers en andere kunstwerken, worden onderhouden door de hoofdbeheerder van het natuurgebied. Het peilbeheer van alle watergangen (primair en secundair) doet Delfland. De (natuurvriendelijke) oevers, zowel langs de primaire als de overige watergangen, worden onderhouden door de hoofdbeheerder van het natuurgebied. Afspraak 9 Vermindering bestaande afwijkende peilvakken Rotterdam spant zich in om het aantal afwijkende peilvakken op de gemeentegronden te reduceren. Juridisch kader: Inspanningsverplichting gemeente Rotterdam Toelichting: In hoofdstuk 6 is een opsomming gegeven van het aantal bestaande afwijkende peilvakken in het plangebied. Bij elk peilvak is aangegeven wat er in de toekomst mee kan gebeuren. Het is een inspanning van Rotterdam om het aantal afwijkende peilvakken aanzienlijk te verminderen bij de ontwikkeling van de nieuwe plannen (primair voor de eigen gronden en secundair voor de gronden van derden). Delfland adviseert Rotterdam bij het maken van de keuzes over welke afwijkende peilvakken opgeheven kunnen worden en over welk peil er gewenst is. Rotterdam
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
80 van 85
gaat de gesprekken aan met de eigenaren/pachters van de gronden waar deze afwijkende peilvakken aanwezig zijn. Afspraak 10 Inspanningsplicht verhogen beschermingsniveau Het is een gezamenlijke inspanning van Rotterdam en Delfland om bij toekomstige planontwikkelingen in de polder Schieveen het beschermingsniveau zoveel mogelijk te verhogen richting de normen uit de provinciale waterverordening. De mogelijkheden in de huidige situatie en na uitvoering van voorliggende waterplan zijn daarvoor zeer beperkt. Bij wijzigingen in regelgeving of inrichtingssituatie moeten kansen worden benut. Juridisch kader: Inspanningsverplichting hoogheemraadschap van Delfland en gemeente Rotterdam
7.2
Overzicht (proces)afspraken In Tabel 4 is een overzicht gegeven van de gemaakte (proces)afspraken. De afspraken zijn in de tabel kort weergegeven. De uitgebreide beschrijving van de afspraken is terug te lezen in de voorgaande paragrafen. Tabel 4 Overzicht (proces)afspraken Nr.
Omschrijving
Afspraak 1
Beheerprotocol deel 1: Beheer waterpeilen in periode buiten broedseizoen: 15 juni tot 15 maart In de periode van 15 juni tot 15 maart blijft het beheer en het niveau van de waterpeilen gelijk aan de huidige situatie conform het vigerende peilbesluit polder Schieveen 2011. Het beheer van de waterpeilen wordt gedaan door Delfland. Beheerprotocol deel 2: Beheer waterpeilen in de broedseizoen periode: 15 maart tot 15 juni In de periode van 15 maart tot 15 juni geldt in de onder ‘toelichting’ genoemde peilvakken een aangepast peilbeheer en aangepaste maximale waterpeilen. De nieuwe maximale waterpeilen worden geregeld in een watervergunning, in de toelichting van de vergunning wordt het beheerprotocol opgenomen. Het beheer wordt gedaan door Delfland. De hoofdbeheerder rapporteert plasdras situaties aan Rotterdam. Indien daartoe aanleiding is, zal Rotterdam aan Delfland vragen de peilen tijdelijk bij te stellen conform het beheerprotocol. Delfland beheert de database met metingen van grondwaterstanden en stelt deze digitaal beschikbaar aan Rotterdam (I-bureau, afdeling MRO, geohydrologie). Beheerprotocol deel 3: Communicatie Tijdens de beheerfase is duidelijkheid nodig over de communicatielijnen tussen Delfland, Rotterdam, de hoofdbeheerder en onderpachters. Een beschrijving van de communicatie wordt
Afspraak 2
Afspraak 3
Actiehouder Delfland
Delfland Natuurmonumenten
Rotterdam
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
81 van 85
Nr.
Afspraak 4
Afspraak 5
Afspraak 6
Afspraak 7
Afspraak 8
Afspraak 9
Omschrijving
Actiehouder
onderdeel van het beheerprotocol en daarmee onderdeel van de watervergunning. Rotterdam beschrijft de communicatie in de vergunningaanvraag. Pilot: Instellen pilotjaren en evaluatie De eerste twee jaar, nadat vergunning is verleend voor het verhogen van de waterpeilen in het broedseizoen, is een pilot. Gekeken wordt of het beheerprotocol voldoende is en of aan de gewenste doelen en gestelde eisen voldaan kan worden. Na twee jaar vindt een evaluatie plaats tussen Rotterdam, Delfland, de hoofdbeheerder, een onafhankelijk adviesbureau (met kennis op het gebied van vogels en Fauna Effect Rapportage) en indien nodig agrariërs. De evaluatie moet een gedegen antwoord geven op de vraag of het systeem robuust is om binnen de gestelde kaders te blijven functioneren. Rotterdam is initiator en opdrachtgever van het evaluatieproces. De eindrapportage van de pilot wordt voorgelegd en besproken met Rotterdam The Hague Airport, het Ministerie van I&M en de Inspectie Luchtvaart (ILENT, onderdeel van ministerie I&M). Watervergunning HHD: het opzetten van de broedpeilen (voor en na de pilotjaren) en borging in het peilbesluit Door de initiatiefnemer van het plan (gemeente Rotterdam) wordt een watervergunning aangevraagd voor het wijzigen van het waterpeil. Lager beschermingsniveau: Acceptatie tijdens broedseizoen In de huidige situatie wordt in de polder Schieveen-oost niet voldaan aan het gewenste beschermingsniveau van T=10. Na uitvoering van de maatregelen uit het Natuur- & Recreatieplan wordt het beschermingsniveau hoger, maar wordt desalniettemin nog niet voldaan aan het gewenste beschermingsniveau. De eerste jaren wordt er een pilot gedraaid met de voorjaarspeilen. Hierna vindt een evaluatie plaats, o.a. ten aanzien van de wateroverlastsituatie. Na deze evaluatie worden de definitieve waterpeilen vastgesteld. Daarom worden eerst deze pilotjaren afgewacht en vervolgens wordt besloten over vervolgstappen. Een mogelijke vervolgstap is het aanvragen van een gebiedsgerichte normering bij de provincie ZuidHolland. Beheer en onderhoud deel 1: ontwateringsvoorzieningen De ontwateringsvoorzieningen worden goed onderhouden. Dit vormt onderdeel van het beheerplan dat opgesteld wordt door Rotterdam. Beheer en onderhoud deel 2: watergangen en NVO's Onderhoud primaire watergangen doet Delfland. Onderhoud overige watergangen en alle NVO’s (ook langs primair water) doet de hoofdbeheerder (pachter van Rotterdam). Beheerder van de primaireen secundaire watergangen is Delfland. Vermindering bestaande afwijkende peilvakken
Rotterdam
Rotterdam
Delfland Rotterdam
Rotterdam Natuurmonumenten Delfland
Rotterdam
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
82 van 85
Nr.
Afspraak 10
Omschrijving
Actiehouder
Rotterdam spant zich in om het aantal afwijkende peilvakken op de gemeentegronden te reduceren. Inspanningsplicht Het is een gezamenlijke inspanning van Rotterdam en Delfland om bij toekomstige planontwikkelingen in de polder Schieveen het beschermingsniveau zoveel mogelijk te verhogen richting de normen uit de provinciale waterverordening. De mogelijkheden in de huidige situatie en na uitvoering van voorliggende waterplan zijn daarvoor zeer beperkt. Bij wijzigingen in regelgeving of inrichtingssituatie moeten kansen worden benut.
Rotterdam Delfland
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
83 van 85
8.
Bronnen [1]
Waterplan Polder Schieveen; Natuur- en Businesspark, Ingenieursbureau Gemeentewerken Rotterdam, definitief, 25 februari 2005.
[2]
Natuur- en Recreatieplan Schieveen, Gemeente Rotterdam, definitief, 2013.
[3]
Stedenbouwkundig Plan; Woningen Oude Bovendijk, Gemeente Rotterdam, november 2012.
[4]
Watersysteemanalyse waterweggemeenten, polder Schieveen, Hoogheemraadschap van Delfland, Witteveen en Bos, 13 maart 2008.
[5]
Profielen en voorlopig GGOR voor waterparels in het beheergebied van Delfland; Polder Schieveen, Hoogheemraadschap van Delfland, Royal Haskoning, definitief eindrapport, 22 oktober 2007.
[6]
Toelichting Peilbesluit, polder Schieveen, Hoogheemraadschap van Delfland, ontwerp, maart 2011.
[7]
Watergebiedsstudie Berkel-Pijnacker, Hoogheemraadschap van Delfland. Deelstudie 1: actuele situatie, 21 februari 2008 en deelstudie 2: gewenste situatie, 18 november 2011
[8]
Gevolgen van de herinrichting van polder Schieveen voor vogelaanvaringsrisico’s, een Fauna Effect Rapportage, Sovon Vogelonderzoek Nederland, 2010.
[9]
Beheerplan, polder Schieveen, van der Helm advies, concept, 15 augustus 2012.
[10]
Beleidsregel Veendijken, Hoogheemraadschap van Delfland, 11 december 2007.
[11]
Beleidsnota normering wateroverlast, Resultaten NBW toetsing wateroverlast en uitgangspunten ABC-bergingsnormen, Hoogheemraadschap van Delfland, 24 november 2005.
[12]
Beleidsnota peilbesluiten, een nieuwe basis voor peilbesluiten, Hoogheemraadschap van Delfland, 27 september 2007.
[13]
Algemene regels natuurvriendelijke oevers, Hoogheemraadschap van Delfland, 6 juli 2010.
[14]
Historisch bodemonderzoek polder Schieveen, gemeente Rotterdam, 5 februari 2013.
[15]
Toetsing van het N&R-plan Schieveen op vogelaanvaringsrisico’s, Sovon, 2012.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
84 van 85
[16]
BP Polder Schieveen, Flora- en Faunatoets t.b.v. het bestemmingsplan, concept v3, 25 maart 2013.
Waterplan BP Polder Schieveen
Versie
Datum
Pagina
BP Polder Schieveen
Voorontwerp
24 november 2014
85 van 85
Ingenieursbureau
Akoestisch onderzoek Bestemmingplannen Schieveen Wonen Oude Bovendijk & Schieveen Natuurpark
Projectcode 2011-0414
Datum 19-06-2014
Versie Concept v0.3
Opdrachtgever SO/PMB – Michel de la Vieter
Opsteller S. Haghighat
Collegiale Toets E. Koning
Projectleider E. Koning
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
4
2.
Planbeschrijving
6
3.
Wetgeving en beleid
8
3.1
Wegverkeerslawaai
8
3.2
Rotterdams ontheffingsbeleid Wgh
9
3.3
Actieplan Geluid Rotterdam
9
3.4
Luchtvaartlawaai
9
4.
Uitgangspunten
13
4.1
Algemene uitgangspunten
13
4.2
Relevante geluidbronnen
13
4.3
Akoestisch rekenmodel
14
4.3.1
Software
14
4.3.2
Rekenpunten
14
5.
Resultaten
15
5.1
Geluidbelasting wegverkeerslawaai
15
5.2
Ontheffingenbeleid
15
5.3
Luchtvaartlawaai
16
5.3.1
Vigerende Ke- en BKL-geluidvontouren
16
5.3.2
Toekomstige Lden-contouren conform variant 4c uit MER 2008
16
5.3.3
Cumulatie geluid
17
6.
Maatregelen
19
6.1
Wegverkeer
19
7.
Conclusie
21
Akoestisch onderzoek
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Bestemmingplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk &
20110414
Concept v0.3
19-06-2014
2 van 22
Schieveen Natuurpark
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2
Wetgeving en beleid Plankaart bestemmingsplannen Schieveen Wonen Oude Bovendijk &
Bijlage 5
Schieveen Natuurpark Natuurpark Verkeersgegevens wegen Rekenmodel a: overzicht rekenmodel b: overzicht rekenpunten (3 kaartbladen) Rekenresultaten wegverkeer
Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8
Geldende Ke- en BKL-geluidcontouren RTHA Toekomstige dB(A)-geluidcontouren RTHA Cumulatieve geluidbelasting wegverkeer en luchtvaart
Bijlage 3 Bijlage 4
Akoestisch onderzoek
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Bestemmingplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk &
20110414
Concept v0.3
19-06-2014
3 van 22
Schieveen Natuurpark
1.
Inleiding Voor de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan, dat realisatie van geluidgevoelige bestemmingen mogelijk maakt, moeten de Wet geluidhinder (Wgh) en de Luchtvaartwet (Lvw) in acht worden genomen. Geluidgevoelige bestemmingen zijn onder andere woningen, onderwijsinstellingen en ziekenhuizen. Het bestemmingsplan “Schieveen Wonen Oude Bovendijk” maakt het mogelijk om 28 woningen, gelegen in 5 clusters A t/m E, onder andere woningen te realiseren. Het bestemmingsplan “Schieveen Natuurpark” maakt op het adres Hofweg 163 (cluster F) middels wijzigingsbevoegdheid realisatie van een extra woning mogelijk. Een globale ligging van de clusters is weergegeven in figuur 1.1. Figuur 1.1: Globale ligging van de clusters met in totaal 29 nieuwe woningen
E
D C
F
B
A
Het Projectmanagementbureau (PMB) van cluster Stadsontwikkeling (SO) heeft voor de bestemmingsplannen “Schieveen Wonen Oude Bovendijk“ en “Schieveen Natuurpark” aan Ingenieursbureau van Gemeente Rotterdam opdracht gegeven voor een akoestisch onderzoek. Relevante wettelijke geluidbronnen Voor deze bestemmingsplannen zijn de aspecten wegverkeerslawaai en luchtvaartlawaai relevant. De aspecten industrielawaai en railverkeerslawaai zijn voor deze bestemmingsplannen niet van belang. De Akoestisch onderzoek
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Bestemmingplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk &
20110414
Concept v0.3
19-06-2014
4 van 22
Schieveen Natuurpark
te ontwikkelen clusters liggen namelijk niet binnen de geluidzone van een industrieterrein of een luchtvaartterrein. Relevante niet-wettelijke geluidbronnen Ten behoeve van een Goede Ruimtelijke Onderbouwing (GRO) van een bestemmingsplan en conform het “Ontheffingsbeleid Wet geluidhinder voor bouw- en bestemmingsplannen” (hierna: ontheffingsbeleid Wgh) van gemeente Rotterdam moet worden ingegaan op de invloed van relevante niet-wettelijke geluidbronnen op de in dat bestemmingsplan beoogde ontwikkellocaties voor geluidgevoelige bestemmingen. Relevante niet-wettelijke geluidbronnen zijn dikwijls 30 km/uur-wegen en trambanen. Voor de bestemmingsplannen “Schieveen Wonen Oude Bovendijk “ en “Schieveen Natuurpark” is geen sprake van relevante niet-wettelijke geluidbronnen. Bestemmingsplan Schieveen Natuurpark, extra woning in cluster F Het cluster F ligt niet binnen de geluidzone van een weg of Rotterdam The Hague Airport (RTHA). De geplande (extra)woning in dit cluster hoeft derhalve akoestisch niet te worden onderzocht. Daarom wordt in dit rapport niet verder ingegaan op de geluidsituatie bij deze geplande woning binnen het bestemmingsplan Schieveen Natuurpark. Onderzoeksdoel Doel van het voorliggend onderzoek is om te bepalen of de geplande woningen volgens de bepalingen van de Wgh en of de Lvw kunnen worden gerealiseerd. Daarnaast is onderzocht of het bestemmingsplan voldoet aan het ontheffingsbeleid Wgh van de gemeente Rotterdam. Aangegeven wordt welke eventuele maatregelen getroffen dienen te worden, dan wel welke beperkingen door weten regelgeving kunnen optreden. Leeswijzer Het plan is beschreven in hoofdstuk 2. Hoofdstuk 3 geeft aan welke wetgeving en beleid relevant is voor dit plan. Hoofdstuk 4 beschrijft de uitgangspunten. In hoofdstuk vijf zijn de resultaten en de toetsing van de resultaten beschreven. Hoofdstuk 6 gaat in op mogelijke maatregelen. De conclusie is opgenomen in hoofdstuk 7. Het wettelijk kader is beschreven in bijlage 1.
Akoestisch onderzoek
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Bestemmingplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk &
20110414
Concept v0.3
19-06-2014
5 van 22
Schieveen Natuurpark
2.
Planbeschrijving In polder Schieveen, deelgemeente Overschie, wordt een natuurgebied ontwikkeld ter compensatie van de 2e Maasvlakte. Voor de financiering van dit natuurgebied worden 28 kavels langs de oude Bovendijk bestemd voor woningbouw. De kavels zijn grofweg gelegen in clusters A t/m E. Tevens wordt op het adres Hofweg 163 middels wijzigingsbevoegdheid een extra woning mogelijk gemaakt, zie cluster F. In dit onderzoek zullen de beschouwde clusters worden omschreven door de letters A t/m F. In onderstaande figuur zijn de clusters weegegeven met de bouwhoogtes en aantallen woningen. Figuur 2.1: Plankaart noordelijk deel bestemmingsplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk
D: 8 woningen E: 5 woningen 1 laag met kap en
2 laags met kap
4 woningen 2 laags met kap
C: 5 woningen 1 laag met kap
Figuur 2.2: Plankaart zuidelijk deel bestemmingsplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk
B: 1 woning A: 5 woningen
2 laags met kap
1 laag met kap
Akoestisch onderzoek
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Bestemmingplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk &
20110414
Concept v0.3
19-06-2014
6 van 22
Schieveen Natuurpark
Figuur 2.3: Plankaart Hofweg 163, cluster E gelegen binnen bestemmingsplan Schieveen Natuurpark
E: 1 extra woning 2 laags met kap
In bijlage 2 zijn de voor het akoestisch onderzoek gebruikte plankaarten van de bestemmingsplannen Schieveen Wonen Oude Bovendijk en Schieveen Natuurpark opgenomen.
Akoestisch onderzoek
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Bestemmingplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk &
20110414
Concept v0.3
19-06-2014
7 van 22
Schieveen Natuurpark
3.
Wetgeving en beleid De vigerende Wet geluidhinder en het Rotterdamse beleid zijn beschreven in bijlage 1. Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd binnen de kaders van genoemde wetgeving en beleid. In bijlage 1 is tevens een omschrijving gegeven van voorkomende akoestisch begrippen.
3.1
Wegverkeerslawaai Voor de geluidbron wegverkeer is de Wgh van toepassing. Geluidzone Alle wegen met een maximumsnelheid die groter is dan 30 km/uur hebben een geluidzone. Ontwikkelingen binnen deze geluidzone moeten akoestisch onderzocht en getoetst worden aan de Wgh. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken op een weg en of het een stedelijke of buitenstedelijke weg is. De relevante zoneplichtige wegen voor de geplande woningen in dit bestemmingsplan zijn de Oude Bovendijk, de Hofweg en de Rodenrijseweg. Deze wegen bestaan uit maximaal 2 rijstroken en zijn buitenstedelijke wegen. Langs weerszijden van deze wegen geldt een geluidzone van 250 meter breed. Geluidgevoelige bestemmingen Als een bestemming als geluidgevoelig is aangemerkt gelden de regels uit de Wgh. Voor dit bestemmingsplan relevante geluidgevoelige bestemmingen zijn woningen. Voorkeurswaarde In de Wgh wordt voor wegverkeer een voorkeurswaarde van 48 dB aangegeven. Bij overschrijding van de voorkeurswaarde is onderzoek naar maatregelen noodzakelijk en/of kan ontheffing in de vorm van een hogere waarde worden aangevraagd bij het college van Burgemeester en Wethouders. Maximaal toelaatbare geluidbelasting De geluidbelasting op de gevel van een geluidgevoelige functie mag de in de Wgh genoemde maximale grenswaarde niet overschrijden. Voor de geplande woningen in dit bestemmingsplan geldt vanwege wegverkeer een maximaal toelaatbare geluidbelasting, met ontheffing, van 53 dB. Cumulatie Er is sprake van cumulatie bij meerdere zoneplichtige geluidsbronsoorten ten gevolge waarvan de voorkeurswaarde wordt overschreden. In onderhavig onderzoek is sprake van de geluidbronnen wegverkeer en luchtvaart.
Akoestisch onderzoek
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Bestemmingplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk &
20110414
Concept v0.3
19-06-2014
8 van 22
Schieveen Natuurpark
3.2
Rotterdams ontheffingsbeleid Wgh Het ontheffingsbeleid Wgh van gemeente Rotterdam stelt eisen aan de geluidbelasting afkomstig van wegverkeer, railverkeer en industrie. Dit beleid is alleen van toepassing op nieuwe woningen (of nieuwe woonbestemmingen) waarvoor hogere waarden moeten worden vastgesteld en geldt niet voor andere geluidgevoelige bestemmingen en/of andere gezondheidszorggebouwen. Eén van de belangrijkste criteria van het gemeentelijke ontheffingsbeleid is het creëren van minimaal één geluidluwe gevel en indien van toepassing minimaal één geluidluwe buitenruimte per woning. Conform dit beleid wordt een gevel als geluidluw aangemerkt indien de geluidcumulatie van alle zoneplichtige (deel)bronnen binnen één bronsoort een bepaalde waarde niet overschrijdt. Conform dit beleid is een gevel vanwege wegverkeer geluidluw indien de gecumuleerde geluidbelasting van alle relevante zoneplichtige wegen niet hoger is 53 dB. Deze waarde is inclusief aftrek conform artikel 110g van de Wgh.
3.3
Actieplan Geluid Rotterdam Uit de Geluidkaarten 2012 blijkt dat 374.000 Rotterdammers op een plek wonen met te veel geluid. Hiervan zijn ruim 105.000 Rotterdammers (ernstig) gehinderd door geluid. Door de geluidkaarten is de hinder door wegverkeer, railverkeer, luchtvaart en het industrielawaai van gezoneerde industrieterreinen in kaart gebracht. Het stedelijk wegverkeer geeft de meeste hinder (92.230 gehinderden). Om deze problematiek aan te pakken en om te voldoen aan de wettelijke verplichting heeft Rotterdam het Actieplan geluid 2013-2018 opgesteld. Dit actieplan richt zich dan ook met name op het wegverkeer. Bij de aanpak van geluid is uitgegaan van een geluidbelasting van 55 dB, de zogenaamde plandrempel, voor het gehele Rotterdamse grondgebied. De plandrempel is afgeleid van een advies van de Wereld Gezondheidsorganisatie. Vanaf 55 dB treden negatieve gezondheidsgevolgen op. In grote delen van de stad wordt de plandrempel van 55 dB overschreden. De plandrempel heeft betrekking op alle geluidbronnen afzonderlijk, dus zonder cumulatie van verschillende geluidbronsoorten. Wat de plandrempel voor wegverkeer betreft, is dat de gecumuleerde geluidbelasting van alle wegen zonder aftrek conform artikel 110g van de Wgh. De plandrempel is een signaalwaarde en wordt alleen gebuikt voor het kiezen en afwegen van matregelen in het kader van het actieplan.
3.4
Luchtvaartlawaai Met ingang van 1 november 2009 is de Lvw gewijzigd en tegelijkertijd zijn het Besluit burgerluchthavens en de Regeling burgerluchthavens in werking getreden. Conform de “Wijzigingswet Wet luchtvaart (Regeling burgerluchthavens en militaire luchthavens)” van 18 december 2008 valt Rotterdam The Hague Airport (RTHA) onder het regime van het Besluit burgerluchthavens. Dit betekent echter niet dat de gewijzigde Wet luchtvaart en het daarop gebaseerde Besluit burgerluchthavens per 1 november 2009 in volle omvang van toepassing zijn voor RTHA. In de wijzigingswet is namelijk een overgangsrecht opgenomen dat in een gefaseerde invoering van het nieuwe wettelijke regime voor luchthavens, waaronder RTHA, voorziet. Conform dit overgangsrecht dient uiterlijk vóór 1 november 2014 voor onder andere RTHA een luchthavenbesluit te worden vastgesteld waarmee de geluidcontouren van 48 dB(A), 56 dB(A) en 70 dB(A) in Lden-waarden worden vastgesteld. Tot dat Akoestisch onderzoek
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Bestemmingplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk &
20110414
Concept v0.3
19-06-2014
9 van 22
Schieveen Natuurpark
tijdstip blijft het regime van de Lvw van vóór 1 november 2009 gelden. Huidige vigerende geluidcontouren Thans geldt voor RTHA de Lvw zoals die gold vóór 1 november 2009. Conform deze wet gelden voor deze luchthaven het Besluit Geluidbelasting Grote Luchtvaart (BGGL) en het Besluit Geluidbelasting Kleine Luchtvaart (BGKL) als wettelijk kader. Middels het “Wijzigingsbesluit van de Aanwijzing luchtvaartterrein RTHA” van 22 september 2010 zijn de huidige vigerende 35, 40, 45, 50 en 55 Ke-geluidcontouren conform variant 4c uit de MER Rotterdam Airport 2008 vastgesteld. De huidige vigerende 47 en 57 BKL-geluidcontouren zijn middels het “Aanwijzingbesluit luchtvaartterrein Rotterdam Airport”, 17 oktober 2001, vastgesteld. Ruimtelijke plannen dienen van rechtswege te worden getoetst aan deze geluidcontouren. De vastgestelde Ke- en BKL-geluidcontouren zijn in bijlage 6 weergegeven.. Toekomstige Lden-geluidcontouren In de eerder genoemde MER van 2008 zijn ter informatie voor onder andere variant 4c de 48 dB(A), 56 dB(A) en 70 dB(A) Lden-contouren berekend. Deze dB(A)-geluidcontouren zijn weergegeven in bijlage 7. Omdat het hiervoor genoemde wijzigingsbesluit op grond van de Lvw van vóór 1 november 2009 in procedure is gebracht en in deze wet dB(A)–waarden niet behandeld worden, konden deze contouren niet worden vastgesteld. Deze geluidcontouren geven inzage in de geluidbelasting in dB(A)waarden afkomstig van RTHA, die conform de nieuwe wetgeving vóór 1 november 2014 zullen worden 1
vastgesteld. De dosismaat dB(A) vervangt de dosismaten Ke en BKL .In dit rapport wordt in het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing van dit bestemmingsplan ingegaan op deze toekomstige ontwikkeling. Er is echter geen toetsing aan de orde. Voorkeurswaarden In het BGGL is een voorkeurswaarde van 35 Ke aangegeven. In het BGKL is een voorkeurswaarde van 47 BKL aangegeven. Maximaal toelaatbare geluidbelastingen conform BGGL Binnen de 35 Ke-geluidcontour zijn woningen mogelijk 1) tot 40 Ke indien de woningen: - een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing opvullen; - zullen dienen ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing, niet zijnde woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of woonwagenstandplaatsen. 2) tot 45 Ke indien de woningen ter plaatse dringend noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid. 3) tot 65 Ke indien de woningen zullen dienen ter vervanging van geluidgevoelige objecten die op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone rond de luchthaven binnen die geluidzone aanwezig of in aanbouw waren mits de vervanging niet zou leiden tot: a. een ingrijpende wijziging van de bestaande stedebouwkundige functie of structuur;
1
Uit onderzoek is gebleken dat Bkl-waarden gemiddeld minder dan 0,5 dB(A) bijdragen aan de totale Lden-waarden. De Bklwaarden zijn daarom niet van doorslaggevende betekenis geweest bij het bepalen van de Lden-contourwaarden.
Akoestisch onderzoek
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Bestemmingplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk &
20110414
Concept v0.3
19-06-2014
10 van 22
Schieveen Natuurpark
b. een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden, of c. een wezenlijke toename van de aan de uitwendige scheidingsconstructie optredende geluidbelasting. Maximaal toelaatbare geluidbelastingen conform BGKL Binnen de 47 BKL-geluidcontour zijn woningen mogelijk 1) tot 57 BKL indien de woningen: - een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing opvullen; - ter plaatse dringend noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid, of - zullen dienen ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing, niet zijnde woningen; - zullen dienen ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige geluidgevoelige objecten mits de vervanging niet zou leiden tot: a. een ingrijpende wijziging van de bestaande stedebouwkundige functie of structuur; b. een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden, of c. een wezenlijke toename van de aan de uitwendige scheidingsconstructie optredende geluidbelasting. Binnen deze geluidcontouren zijn voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen geen hogere waarden (met ontheffing) nodig en ook niet mogelijk: noch de Lvw noch de Wgh voorzien in hogere waarden. Gemotiveerd moet worden waarom de nieuwe woningen binnen de geluidzone noodzakelijk zijn en dat het bestemmingsplan aan de genoemde voorwarden voldoet. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan wordt de geluidbelasting vanwege kleine en grote luchtvaat bij de ontwikkellocaties door het college van Burgemeester en Wethouders in overweging genomen. Motie Beynen Naar aanleiding van een motie van de gemeenteraad van Rotterdam (bekend als motie Beynen, 12 februari 1998, nr. 28) hebben B&W toegezegd om alle mogelijke inspanningen te verrichten om geen nieuwbouw (van woningen) binnen de 20 Ke-contour van RTHA plaats te laten vinden. Slechts bij uitzondering kan in incidentele gevallen en bij zwaarwegende belangen medewerking aan de bouw in overweging worden genomen. Deze gevallen zullen ter afweging worden voorgelegd aan de betrokken raadscommissies. Voorts heeft het college de omliggende gemeenten in overweging gegeven ook af te zien van dergelijke plannen. In het Rotterdamse beleid t.a.v. woningbouw en luchtvaartlawaai is dit als volgt uitgewerkt: Slechts bij uitzondering wordt nog medewerking verleend met betrekking tot woningen in bouwbestemmingsplannen binnen de 20 Ke-contour, en wel in geval van: a. woningen die zullen dienen ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing (vervangende nieuwbouw) of woningen die een open plaats in de bestaande, te handhaven bebouwing opvullen, doch uitsluitend indien sprake is van zwaarwegende belangen en bebouwing op kleine schaal;
Akoestisch onderzoek
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Bestemmingplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk &
20110414
Concept v0.3
19-06-2014
11 van 22
Schieveen Natuurpark
b. woningen die om redenen van bedrijfs- of grondgebondenheid dringend noodzakelijk zijn, doch uitsluitend in incidentele gevallen (in bestemmingsplannen met agrarische of bedrijfsbestemmingen zijn of worden hiertoe dikwijls enige mogelijkheden geboden.).
Akoestisch onderzoek
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Bestemmingplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk &
20110414
Concept v0.3
19-06-2014
12 van 22
Schieveen Natuurpark
4.
Uitgangspunten
4.1
Algemene uitgangspunten De volgende gegevens zijn als uitgangspunt gehanteerd bij het onderzoek: • “Stedenbouwkundig Plan Woningen Oude Bovendijk” van maart 2012. • Digitale plankaart, “vobp-WonenSchieveen (17 sept 2012).dwg”, aangeleverd door Gemeentewerken Rotterdam. • De posities van harde/zachte bodemgebieden, de ligging van de wegen, het wegdektype van de stedelijke wegen, de locaties en hoogte informatie van de bestaande bebouwing zijn verkregen door middel van het GisWeb 2.1 van Gemeentewerken Rotterdam. • De verwachte verkeersintensiteiten van de wegen voor het jaar 2023 zijn verstrekt door Stadsontwikkeling, afdeling Verkeer en Vervoer op 7 november 2013, zie bijlage 3. • De ligging van de Ke- en BKL-contouren rondom RTHA conform het “Wijzigingsbesluit van de aanwijzing RTHA” van 22 september 2010 respectievelijk het “Aanwijzingbesluit luchtvaartterrein Rotterdam Airport” van 17 oktober 2001, zoals weergegeven in GisWeb 2.1. Deze geluidcontouren zijn opgenomen in bijlage 6. • De ligging van de Lden-contouren rondom Rotterdam Airport conform variant 4c uit de MER Rotterdam Airport 2008, bestandsnaam “LDEN_20080508_4C.DXF”, aangeleverd door adecs airinfra per mail van 26 april 2010. Deze geluidcontouren zijn opgenomen in bijlage 7.
4.2
Relevante geluidbronnen Zoals eerder genoemd zijn voor het bestemmingsplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk de geluidbronnen wegverkeer en luchtvaartlawaai relevant. Wegverkeer Voor het wegverkeerslawaai zijn de in tabel 4.1 genoemde wegen van belang. In bijlage 3 is een uitgebreid overzicht opgenomen van de gehanteerde verkeersgegevens. Tabel 4.1 geeft een overzicht van de etmaalintensiteit, de maximaal snelheid en het wegdektype per wegvak van de onderzochte wegen. Voor alle onderzochte wegen geldt een geluidzone van 250 meter, zie paragraaf 3.1. Tabel 4.1: Verkeersgegevens relevante wegen. Nr.1)
Straatnaam
tussen
en
1
Oude Bovendjik
Hofweg
Rodenrijseweg
2
Oude Bovendijk
Rodenrijseweg
Doenkade
1) 2) 3)
3
Hofweg
Oude Bovendijk
Rijksweg A13
4
Rodenrijseweg
Oude Bovendijk
N471
3)
Oude Bovendjik
Intensiteiten in 2023
Snelheid
[mvt/etm]
[km/uur]
type
1.075
60
DAB2)
1.375
60
DAB
825
60
DAB
1.500
60
DAB
250
60
DAB
Ten noorden van Hofweg
Wegdek
Nummers komen overeen met de wegvaknummers in bijlage 3 DAB = Dicht Asfalt Beton Voor dit wegvak zijn geen verkeersgegevens aangeleverd. Deze weg is een doodlopende weg en wordt alleen door bestemmingsverkeer gebruikt. De verkeersintensiteiten van deze weg zijn afgeleid van de wegvakken 1) en 3).
Akoestisch onderzoek
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Bestemmingplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk &
20110414
Concept v0.3
19-06-2014
13 van 22
Schieveen Natuurpark
Luchtvaart Relevant is de ten zuiden van het plangebied gelegen luchthaven RTHA. De landelijke vastgestelde voorkeurswaarde bedraagt 47 BKL voor de kleine luchtvaart en 35 Ke voor de grote luchtvaart. De gemeente heeft met de motie Beynen besloten dat slechts bij uitzondering medewerking wordt verleend aan de woningbouw binnen de 20 Ke-contour van de grote luchtvaart.
4.3
Akoestisch rekenmodel
4.3.1
Software Voor de wegen is een rekenmodel gemaakt met behulp van het programma Geomilieu (versie 2.14). Het modelleren en rekenen is volgens SRMII conform het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. Een overzicht van het rekenmodel is opgenomen in bijlage 4a. Voor luchtvaartlawaai is geen rekenmodel opgesteld. De geluidbelasting vanwege de luchthaven RTHA is afgeleid van de vigerende Ke- en BKL-geluidcontouren. Indien een ontwikkellocatie tussen twee geluidcontouren ligt, geldt de geluidcontour met de hoogste geluidbelasting als de maximale geluidbelasting bij die locatie.
4.3.2
Rekenpunten Op de gevels van de onderzochte woningen zijn rekenpunten geplaatst. Voor elke bouwlaag zijn rekenpunten op 1,5 meter boven de vloerhoogte gekozen. Daarbij is voor elke bouwlaag een hoogte van 4 meter gehanteerd. Een overzicht van de rekenpunten is weergegeven in bijlage 4b.
Akoestisch onderzoek
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Bestemmingplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk &
20110414
Concept v0.3
19-06-2014
14 van 22
Schieveen Natuurpark
5.
Resultaten
5.1
Geluidbelasting wegverkeerslawaai In bijlage 5 zijn de resultaten weergegeven van de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de zoneplichtige wegen. In tabel 5.1 zijn de maximale berekende geluidbelastingen ten gevolge van wegverkeer op de geplande woningen per cluster weergegeven. Deze waarden zijn inclusief aftrek van 5 dB voor wegen met een snelheid minder dan 70 km/u. Deze aftrek is conform artikel 110g van de Wgh. Tabel 5.1: Maximale geluidbelasting bij de geplande woningen per zoneplichtige weg (incl. aftrek art. 110g Wgh) Cluster
Aantal woningen
weg
rekenpunt
Hoogte
LDEN
Overschrijding
rekenpunt [m]
B
01
5,5
52
Ja
Nee
Allen
Allen
=<48
Nee
Nee
4
Alle wegen
Allen
Allen
=<48
Nee
Nee
1
Alle wegen
Allen
Allen
=<48
Nee
Nee
Oude Bovendijk
33
5,5
50
Ja
Nee
Overige wegen
Allen
Allen
=<48
Nee
Nee
Alle wegen
Allen
Allen
=<48
Nee
Nee
46, 50, 54
5,5
51
Ja
Nee
58, 62
5,5
52
Ja
Nee
66
5,5
53
Ja
Nee
4 3 2
D
≤ 48 dB
Hofweg
1
E
(53 dB)
Overige wegen
1
C
Maximaal
(48 dB)
Oude Bovendijk
1
A
[dB]
Voorkeur
2
Alle wegen
Allen
Allen
=<48
Nee
Nee
9
Alle wegen
Allen
Allen
=<48
Nee
Nee
49 – 53 dB
> 53 dB
Uit de tabel blijkt dat de geluidbelasting bij de geplande woningen in clusters B en E vanwege de omliggende wegen aan de voorkeurswaarde van 48 dB voldoet. Tevens blijkt uit de tabel dat de geluidbelasting vanwege de Oude Bovendijk bij 1 woning in cluster A en 1 woning in cluster C en vanwege de Hofweg bij 6 woningen in cluster D de voorkeurswaarde van 48 dB overschrijdt. Daarbij wordt de maximaal toelaatbare geluidbelasting voor woningen (53 dB) vanwege deze wegen niet overschreden.
5.2
Ontheffingenbeleid Uit de één na laatste kolom van de rekenresultaten in bijlage 5 blijkt dat alle geplande woningen over minimaal 1 geluidluwe gevel beschikken.
Akoestisch onderzoek
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Bestemmingplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk &
20110414
Concept v0.3
19-06-2014
15 van 22
Schieveen Natuurpark
5.3
Luchtvaartlawaai Voor RTHA zijn 2 situaties inzichtelijk gemaakt: vigerende en toekomstige geluidcontouren.
5.3.1
Vigerende Ke- en BKL-geluidvontouren De vastgestelde Ke- en BKL-contouren zijn weergegeven in figuur 5.1. Alle clusters vallen buiten de 20 Ke-geluidcontour. De landelijk gestelde voorkeurswaarde van 35 Ke en de beleidsnorm van 20 Ke (motie Beynen) worden niet overschreden. De geplande woningen cluster A liggen tussen de 47 BKL-contour en de 57 BKL-contour van RTHA. De geluidbelasting vanwege de kleine luchtvaart bij cluster A overschrijdt de voorkeurswaarde van 47 BKL, maar blijft lager dan de maximaal toelaatbare waarde van 57 BKL. Figuur 5.1: Huidige Ke- en BKL-geluidcontouren RTHA over plangebied.
D C B
A
5.3.2
Toekomstige Lden-contouren conform variant 4c uit MER 2008 De nieuwe nog vast te stellen dB(A)-geluidcontouren zijn weergegeven in figuur 5.2. Alle te ontwikkelen clusters vallen buiten de 56 dB(A)-geluidcontour. De te ontwikkelen percelen in cluster A vallen deels binnen de 48 dB(A)-geluidcontour. Deze waarden zijn thans geen wettelijke normen voor de luchthaven RTHA. Er is derhalve geen toetsing aan de orde. Opgemerkt wordt dat de waarden 48 dB(A) en 56 dB(A) te vergelijken zijn met 20 Ke respectievelijk 35 Ke. Akoestisch onderzoek
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Bestemmingplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk &
20110414
Concept v0.3
19-06-2014
16 van 22
Schieveen Natuurpark
Figuur 5.2: De nog vast te stellen dB(A)-geluidcontouren RTHA over plangebied.
5.3.3
Cumulatie geluid Binnen het plangebied is er sprake van een overschrijding van de voorkeurswaarde bij 1 woning in cluster A vanwege wegverkeer en kleine luchtvaart. Derhalve is een cumulatie van meerdere bronsoorten aan de orde. Met het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 is het alleen mogelijk om de geluidbelasting vanwege de luchtvaart, die in dB(A) is uitgedrukt, te cumuleren met de geluidbelasting vanwege het wegverkeer, die in dB wordt uitgedrukt. Om een indicatie te geven van de gecumuleerde geluidbelasting vanwege het wegverkeer en de luchtvaart is uitgegaan van de toekomstige dB(A)-geluidcontouren rond de luchthaven RTHA. Daarin zijn de BKL- en Ke-contouren vervangen door één dB(A)-contour. De werkwijze ter bepaling van de geluidbelasting aan de hand van de geluidcontouren is als volgt. Indien een locatie binnen twee geluidcontouren ligt, wordt de hoogste geluidbelasting voor die locatie aangehouden. Daarom is voor de geplande woningen in cluster A uitgegaan van 56 dB(A) voor de luchtvaart. In bijlage 8 is een overzicht weergegeven van de cumulatieve geluidbelastingen bij rekenpunten waar de voorkeurswaarde wordt overschreden. De cumulatieve geluidbelasting is exclusief de aftrek, Akoestisch onderzoek
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Bestemmingplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk &
20110414
Concept v0.3
19-06-2014
17 van 22
Schieveen Natuurpark
conform artikel 110g van de Wgh, op de geluidbelastingen vanwege wegverkeer weergegeven. Uit bijlage 8 blijkt dat de gecumuleerde geluidbelasting vanwege het wegverkeer en de luchtvaart bij de geplande woningen op locatie A maximaal 63 dB bedraagt.
Akoestisch onderzoek
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Bestemmingplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk &
20110414
Concept v0.3
19-06-2014
18 van 22
Schieveen Natuurpark
6.
Maatregelen Wet geluidhinder Bij een overschrijding van de maximaal toelaatbare waarde op de gevel, zoals gedefinieerd in artikel 1 van de Wgh, mogen geen geluidgevoelige bestemmingen in het bestemmingsplan worden toegelaten. Dit betekent dat de geluidbelasting bij deze bestemmingen in ieder geval moet worden beperkt tot de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Tevens bestaat bij een overschrijding van de voorkeurswaarde de verplichting om te onderzoeken of mogelijkerwijs de geluidbelasting door middel van maatregelen tot de voorkeurswaarde teruggebracht kan worden. Actieplan geluid De cumulatieve geluidbelasting, zonder aftrek conform artikel 110g van de Wgh, vanwege de onderzochte wegen is bij 1 geplande woning in cluster A, 1 geplande woning in cluster C en 6 geplande woningen in cluster D hoger dan 55 dB. De plandrempel van 55 dB, zoals genoemd in het Rotterdams Actieplan geluid 2013-2018, wordt bij deze woningen overschreden. In het kader van het Actieplan geluid moeten geluidreducerende maatregelen ter beperking van de geluidbelasting worden overwogen. Mogelijke maatregelen Bij het toepassen van maatregelen wordt onderscheid gemaakt tussen maatregelen aan de bron, in de overdracht en bij de ontvanger. Een belangrijk criterium van het al dan niet treffen van maatregelen is de doeltreffendheid of redelijkheid van de maatregelen.
6.1
Wegverkeer De voorkeurswaarde wordt bij 1 woning in cluster A en 1 woning in cluster C vanwege de Oude Bovendijk met maximaal 4 dB respectievelijk 2 dB overschreden. Tevens wordt de voorkeurswaarde bij 6 woningen in cluster D vanwege de Hofweg met maximaal 5 dB overschreden. De maximaal toelaatbare geluidbelasting (53 dB) vanwege deze wegen wordt daarbij niet overschreden.
Bronmaatregelen - Snelheidsverlaging Momenteel geldt op de Oude Bovendijk en de Hofweg een maximum snelheid van 60 km/u. Door de maximum snelheid op deze wegen te verlagen naar 50 km/u kan de geluidbelasting worden teruggebracht met 1 á 1,5 dB. Deze geluidreductie is echter niet voldoende om daarmee de geluidbelasting vanwege deze wegen tot de voorkeurswaarde terug te dringen. Door de maximum snelheid op de Oude Bovendijk en de Hofweg van 60 km/u naar 30 km/u te verlagen kan de geluidbelasting met 4 á 5 dB worden teruggebracht. Bovendien worden de Oude Bovendijk en de Hofweg door het invoeren van een 30 km/uur-regiem op deze wegen gedezoneerd. De Wgh zal niet meer op deze wegen van toepassing zijn. Een toetsing van de geluidbelasting vanwege deze wegen aan de normen van de Wgh is niet meer aan de orde. - Stille wegdekken Het wegdek van de Oude Bovendijk en de Hofweg bestaat uit dicht asfalt beton (DAB). Met huidige Akoestisch onderzoek
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Bestemmingplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk &
20110414
Concept v0.3
19-06-2014
19 van 22
Schieveen Natuurpark
stillere wegdekken, bijvoorbeeld dunne deklagen, is het mogelijk een geluidreductie tot circa 4 dB te bereiken. Hiermee kan de geluidbelasting vanwege de Oude Bovendijk bij de woningen in clusters A en C en bij 5 woningen in cluster D tot de voorkeurswaarde terug worden gebracht. Stille wegdekken zijn veelal slijtagegevoeliger dan DAB en kunnen veelal op wegen met hellingen, bochten of kruispunten (wegens wringend, optrekkend en afremmend verkeer) niet (of slechts op een deel van de weg) worden toegepast. Ze zijn tevens daardoor minder effectief. Als toepassing van stille wegdekken op de Oude Bovendijk en de Hofweg als maatregel in overweging wordt genomen, zullen asfaltdeskundigen moeten worden gevraagd om te onderzoeken of voor deze wegen een stiller asfalt met dergelijke geluidreducties civieltechnisch toepasbaar en financieel haalbaar is. Vervolgens moet uit een nader akoestisch onderzoek blijken hoe effectief dat stille type asfalt is in deze situatie. Overdrachtmaatregelen - Afscherming Door plaatsen van een geluidscherm langs de Oude Bovendijk en de Hofweg kan de geluidbelasting tot de voorkeurswaarde worden beperkt. Echter, aangezien deze wegen ook de ontsluiting van de clusters vormen zal het toepassen van schermen vanuit verkeerskundig en stedenbouwkundig oogpunt niet mogelijk of wenselijk. - Afstandsvergroting Cluster A, meest oostelijk gelegen woning De onderhavige woning in cluster A ligt nu op 20 meter uit de wegrand van de Oude Bovendijk. Indien de woning op 42 meter tot de wegrand van de Oude Bovendijk wordt teruggelegd, zal de geluidbelasting bij deze woning aan de voorkeurswaarde van 48 dB voldoen. Cluster C, meest oostelijk gelegen woning De onderhavige woning in cluster C ligt nu op 20 meter uit de wegrand van de Oude Bovendijk. Indien de woning op 33 meter tot de wegrand van de Oude Bovendijk wordt teruggelegd, zal de geluidbelasting bij deze woning aan de voorkeurswaarde van 48 dB voldoen. Cluster D, 6 meest zuidelijk gelegen woningen Deze woningen zijn nu op circa 11 meter uit de wegrand van de Hofweg gepland. Door een vergroting van de afstand tussen de gevels van deze woningen en de wegrand van de Hofweg tot 30 meter zal de geluidbelasting vanwege deze weg tot de voorkeurswaarde terug worden gebracht.
Ontvangermaatregelen Door een adequate akoestische inrichting van het plan en een akoestisch gunstige indeling van woningen kan een goed akoestisch klimaat worden gecreëerd. Hierbij kan worden gedacht de situering van geluidsgevoelige ruimtes binnen een woning, met name (hoofd)slaapkamers, voor zover mogelijk aan de minst belaste gevels. Het realiseren van een binnenwaarde van 33 dB bij de beoogde woningen door middel van aanvullende geluidwerende gevelvoorzieningen is technisch en financieel haalbaar.
Akoestisch onderzoek
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Bestemmingplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk &
20110414
Concept v0.3
19-06-2014
20 van 22
Schieveen Natuurpark
7.
Conclusie In opdracht van het PMB van SO heeft het Ingenieursbureau van de Gemeente Rotterdam de bestemmingsplannen “Schieveen Wonen Oude Bovendijk” en “Schieveen Natuurpark” akoestisch onderzocht. Het bestemmingsplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk maakt het mogelijk om 28 woningen, gelegen in 5 clusters A t/m E, onder andere woningen te realiseren. Het bestemmingsplan Schieveen Natuurpark maakt op het adres Hofweg 163 (cluster F) middels wijzigingsbevoegdheid realisatie van een extra woning mogelijk. Voor de bestemmingsplannen zijn wegverkeerslawaai en luchtvaartlawaai van belang. Bepaald is wat de geluidbelasting vanwege deze bronnen op de gevels van de geplande woningen is en of de geluidbelasting voldoet aan de normen van de Wgh en de Lvw. Daarnaast is onderzocht of de bestemmingsplannen voldoen aan het Ontheffingsbeleid van de gemeente Rotterdam. Bestemmingsplan Schieveen Natuurpark Het gebied waarvoor in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid voor realisatie van een extra woning is opgenomen, ligt niet binnen de geluidzone van een geluidbron. Dit bestemmingsplan voldoet derhalve aan de beaplingen van de Wet geluidhinder en het ontheffingsbeleid Wgh van de gemeente Rotterdam. Bestemmingsplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk - Wegverkeerslawaai Clusters B en E De geluidbelasting op de gevels van de geplande woningen binnen deze clusters voldoet vanwege de omliggende wegen aan de voorkeurswaarde. Clusters A, C en D Bij 1 geplande woning in cluster A en 1 geplande woning in cluster C wordt de voorkeurswaarde (48 dB) vanwege de Oude Bovendijk met maximaal 4 dB respectievelijk 2 dB overschreden. Bij 6 geplande woningen in cluster D wordt de voorkeurswaarde (48 dB) vanwege de Hofweg met minimaal 3 dB en maximaal 5 dB overschreden. De maximaal toelaatbare geluidbelasting met ontheffing (53 dB) wordt daarbij niet overschreden. De cumulatieve geluidbelasting, zonder aftrek conform artikel 110g van de Wgh, vanwege de onderzochte wegen is bij 1 geplande woning in cluster A, 1 geplande woning in cluster C en 6 geplande woningen in cluster D hoger dan 55 dB. De plandrempel van 55 dB, zoals genoemd in het Rotterdams Actieplan geluid 2013-2018, wordt bij deze woningen overschreden. Procedure hogere waarde Indien geen bron- en overdrachtsmaatregelen worden getroffen, is het niet mogelijk om de geluidbelasting vanwege het wegverkeerslawaai tot de voorkeurswaarde te beperken. In dat geval dienen de maximaal berekende geluidbelastingen als hogere waarden te worden aangevraagd. De daarbij vast te stellen hogere waarden zijn in tabel 7.1 weergegeven. Deze waarden dienen bij het college van Burgemeester en Wethouders ten behoeve van het bestemmingsplan Schieveen Wonen Akoestisch onderzoek
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Bestemmingplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk &
20110414
Concept v0.3
19-06-2014
21 van 22
Schieveen Natuurpark
Oude Bovendijk als hogere waarden te worden aangevraagd. Tabel 7.1 Aan te vragen hogere waarden voor het bestemmingsplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk Cluster
Bestemming
Aantal
Zoneplichtige weg
Lden [dB]
A
Woning
1
Oude Bovendijk
52
C
Woning
1
Oude Bovendijk
50
Woning
3
Hofweg
51
D
Woning
2
Hofweg
52
Woning
1
Hofweg
53
Luchtvaart Alle clusters vallen buiten de 20 Ke-geluidcontour. De landelijk gestelde voorkeurswaarde van 35 Ke en de beleidsnorm van 20 Ke (motie Beynen) worden niet overschreden. Ontheffingsbeleid Alle beoogde woningen in de clusters kunnen worden voorzien van minimaal één geluidluwe gevel. Deze woningen voldoen derhalve aan het ontheffingsbeleid Wgh van de gemeente Rotterdam.
Akoestisch onderzoek
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Bestemmingplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk &
20110414
Concept v0.3
19-06-2014
22 van 22
Schieveen Natuurpark
Bijlage 1:
Wetgeving en beleid
Bijlage 1
Wetgeving en beleid
Conform de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij het voorbereiden van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek verricht te worden. Het onderzoek wordt gedaan indien het bestemmingsplan geluidgevoelige bestemmingen, waaronder woningen en scholen, binnen de geluidzone van een weg, spoorweg of industrieterrein mogelijk maakt. In de Wgh is een aantal zaken vastgelegd ten aanzien van de voorkeurswaarde en de maximaal toelaatbare waarde voor gevels van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen. In deze bijlage wordt het wettelijke kader ten aanzien van wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai beschreven.
1.1
Wet geluidhinder
1.1.1
Akoestische begrippen In deze paragraaf wordt een omschrijving gegeven van de volgende begrippen: • Geluidgevoelige bestemmingen • Geluidzone • Equivalent geluidniveau • Lden-waarde • Letmaal-waarde • Voorkeurswaarde • Binnenwaarde • Hogere waarde Geluidgevoelige bestemmingen Als een bestemming, dat kan een gebouw of een terrein zijn, als geluidgevoelig is aangemerkt, gelden de regels uit de Wet geluidhinder. Geluidgevoelige bestemmingen zijn: - woningen; - andere geluidgevoelige gebouwen: - onderwijsinstellingen; - ziekenhuizen; - verpleeghuizen; - verzorgingstehuizen; - psychiatrische inrichtingen; - kinderdagverblijven. - geluidgevoelige terreinen: - woonwagenstandplaatsen; - ligplaatsen in water bestemd voor woonschepen.
Geluidzone De geluidzone is het aandachtsgebied waarbinnen akoestisch onderzoek moet plaatsvinden, indien er zich geluidgevoelige gebouwen bevinden. Binnen de geluidzone gelden voor geluidgevoelige gebouwen de normen van de Wgh.
Equivalent geluidniveau Het equivalent geluidniveau is het energetisch gemiddelde geluidniveau over een periode (tijd). Voor het bepalen van het equivalent geluidniveau gaat de Wgh uit van 3 perioden: -
dagperiode (7.00 uur - 19.00 uur);
-
avondperiode (19.00 uur - 23.00 uur);
-
nachtperiode (23.00 uur - 7.00 uur).
Lden-waarde De naam staat voor: level – day – evening – night. Dit is een energetisch gemiddeld geluidniveau over alle perioden, waarbij in de avond 5 dB als straftoeslag wordt bijgeteld en in de nacht 10 dB. Deze dosismaat heeft als eenheid de dB. Deze dosismaat wordt gehanteerd voor weg- en railverkeerslawaai . Letmaal-waarde De etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) met betrekking tot een industrieterrein is de hoogste van de volgende drie waarden: de waarde van het equivalente geluidniveau over de periode 07.00–19.00 uur (dag), de waarde van het equivalente geluidniveau over de periode 19.0023.00 (avond) verhoogd met 5 dB(A) of de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidniveau over de periode 23.00–07.00 uur (nacht). Deze dosismaat wordt voor industrielawaai gehanteerd. Voorkeurswaarde De voorkeurswaarde is de geluidbelasting die voor de verschillende geluidgevoelige bestemmingen op basis van de Wgh in ieder geval toelaatbaar wordt geacht en waarvoor dan ook geen geluidreducerende voorzieningen hoeven te worden getroffen. Ten hoogste toelaatbare geluidbelasting (maximaal toelaatbare waarde) Dit is de maximale geluidbelasting binnen een geluidzone, die conform de Wgh en onder bepaalde voorwaarden, op de gevel van geluidgevoelige gebouwen alsmede aan de grens van geluidgevoelige terreinen, na verlening van een ontheffing toelaatbaar is. Binnenwaarde De geluidbelasting in de leefruimte van bijvoorbeeld een woning ten gevolge van de geluidbelasting afkomstig van geluidbronnen van buiten de woning. Hogere waarde Als de voorkeurswaarde wordt overschreden en kleiner of gelijk is aan de te hoogste toelaatbare geluidbelasting, kan een hogere waarde worden verleend. De hogere waarden worden verleend door het college van Burgemeester & Wethouders (B & W) op basis van het gemeentelijke ontheffingenbeleid Wgh. Hierin is een aantal voorwaarden opgenomen om een hogere waarde toe te staan. 1.1.2
Wegverkeerslawaai Geluidzone Op basis van de Wgh hebben alle wegen en sporen een geluidzone. Woonerven en 30 km/uur gebieden hebben echter geen geluidzone.De zonebreedte langs een weg of spoorweg is afhankelijk
van de ligging van de weg of de spoorweg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en het aantal rijstroken. De zonebreedte van wegen en sporen is in tabel 1.1 weergegeven. Tabel 1.1: Breedte van geluidzones in binnenstedelijk en buitenstedelijk gebied Aantal rijstroken of sporen
Binnenstedelijk gebied
Buitenstedelijk gebied
1 of 2
200m
250m
3 of 4
350m
400m
5 of meer 350m * deze geluidzone geldt alleen voor wegen en niet voor sporen.
600m*
Grenswaarden In tabel 1.2 is een overzicht gegeven van de grenswaarden voor de geluidbelasting bij nieuwe geluidgevoelige bestemmingen ten gevolge van wegverkeer volgens de Wgh. Tabel 1.2: Grenswaarden voor de geluidbelasting bij nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidzone van een weg Geluidgevoelige Bestemming
Woning (nieuwbouw)
Voorkeurswaarde
Max. hogere waarde
Max. hogere waarde
vanwege een
vanwege een
buitenstedelijke weg
stedelijke weg
[dB]
[dB]
[dB]
48
53
63 1)
682)
Woning (vervangende nieuwbouw)
48
58/63
Ander geluidgevoelig gebouw
48
53
63
Geluidgevoelig terreinen
48
53
53
1)
in geval van vervanging van bestaande geluidgevoelige gebouwen door woningen is de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting voor de woningen gelegen buiten de bebouwde kom 58 dB en binnen de bebouwde kom 63 dB, Wgh, artikel 83 lid 6 en lid 7
2)
in geval van vervanging van bestaande geluidgevoelige gebouwen door woningen, Wgh, artikel 83 lid 5
Conform artikel 83 van de Wgh gelden de volgende voorwaarden voor het toepassen van ‘vervangende nieuwbouw’: -
de vervanging mag niet leiden tot een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur;
-
de vervanging mag niet leiden tot een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.
Artikel 110g Wgh Ter anticipatie op het steeds stiller worden van motorvoertuigen mag alvorens te toetsen aan de geldende grenswaarden een aftrek worden toegepast op de berekende geluidbelasting. Deze aftrek bedraagt: • •
2 dB voor wegen waar de maximumsnelheid gelijk is aan, of hoger is dan 70 km/uur; 5 dB voor overige wegen.
Overigens mag de aftrek niet worden toegepast voor het bepalen van de in het Bouwbesluit omschreven vereiste geluidwering. Indien een spoorweg onderdeel is van een weg wordt de bovengenoemde aftrek toegepast op de gecumuleerde geluidbelasting vanwege die weg en spoorweg.
1.1.3
Railverkeerslawaai Geluidzone Spoortrajecten waarlangs een geluidzone geldt zijn in twee categorieën verdeeld, namelijk lokale/regionale spoortrajecten en landelijke spoortrajecten Geluidzone van locale/regionale spoortrajecten Conform de Wet geluidhinder (artikel 106) geldt langs bepaalde spoortrajecten een geluidzone. Deze spoortrajecten zijn met hun zonebreedte vastgesteld in de Regeling zonekaart spoorwegen geluidhinder. Globaal betekent dit voor Rotterdam dat langs de metrolijnen en de RandstadRail een geluidzone geldt van 100 meter breed. Waar de spoorlijn ondertunneld is bedraagt de zonebreedte 25 meter. Tevens geldt voor 3 spoortrajecten van de Havenspoorlijn, t.w. trajecten 691, 692 en 699, een geluidzone 100 meter. Deze spoortrajecten zijn onderstaand weergegeven.
Geluidzone van landelijke spoortrajecten Voor (landelijke) spoortrajecten waarvoor conform de Wet milieubeheer geluidproductieplafonds (GPP’s) zijn vastgesteld, is de zonebreedte afhankelijk van de hoogte van het GPP op het betrokken referentiepunt langs die spoorweg (artikel 1.4a van het Besluit geluidhinder). In de onderstaande tabel is de breedte van de geluidzone weergegeven. Tabel 1.3: zonebreedte spoorweg op geluidproductieplafondkaart Hoogte geluidproductieplafond (GPP)
Breedte van de geluidzone
< 56 dB
100
56 dB ≤ GPP < 61 dB
200
61 dB ≤ GPP < 66 dB
300
66 dB ≤ GPP < 71 dB
600
71 dB ≤ GPP < 74 dB
900
≥ 74 dB
1200
Grenswaarden In tabel 1.4 is een overzicht gegeven van de grenswaarden voor de geluidbelasting bij nieuwe geluidgevoelige bestemmingen ten gevolge van wegverkeer volgens de Wgh. Tabel 1.4: Grenswaarden voor de geluidbelasting bij nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidzone van een spoorweg Geluidgevoelige Bestemming
Voorkeurswaarde
Max. hogere waarde vanwege een spoorweg
1.1.4
[dB]
[dB]
Woning (nieuwbouw)
55
68
Ander geluidgevoelig gebouw
53
68
Geluidgevoelig terrein
55
63
Industrielawaai Geluidzone Op grond van de Wgh moet rond alle industrieterreinen waarop minimaal één zogenaamde ‘grote lawaaimaker’ zich kan vestigen, een geluidzone zijn vastgesteld. Buiten deze geluidzone mag de geluidbelasting vanwege het betreffende industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan. Wanneer geluidgevoelige gebouwen binnen de geluidzone van een industrieterrein vallen, moeten deze gebouwen akoestisch worden onderzocht en aan de normen van de Wgh voldoen. Grenswaarden In tabel 1.5 is een overzicht gegeven van de grenswaarden voor de geluidbelasting bij nieuwe geluidgevoelige gebouwen ten gevolge van industrielawaai volgens de Wgh. Tabel 1.5: Grenswaarden voor de geluidbelasting bij nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidzone van een industrieterrein Geluidgevoelige Bestemming
Voorkeurswaarde
Ten hoogste toelaatbare geluidbelasting
[dB(A)]
[dB(A)]
Woning
50
55
Woning
50
601)
Woning (vervangende nieuwbouw)
50
652)
50
60
50
55
50
55
Andere geluidgevoelige gebouwen bestaande uit onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen Andere geluidgevoelige gebouwen bestaande uit verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen of kinderdagverblijven Geluidgevoelige terreinen 1)
met toepassing van zeehavennorm op grond van artikel 60 van de Wgh
2)
in geval van vervangende nieuwbouw op grond van artikel 61 van de Wgh
Conform artikel 61 van de Wgh gelden de volgende voorwaarden voor het toepassen van ‘vervangende nieuwbouw’: - de vervanging mag niet leiden tot een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur; - de vervanging mag niet leiden tot een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen. 1.1.5
Cumulatie geluidbronnen Wanneer geluidgevoelige locaties zijn gelegen in verschillende geluidzones en de voorkeurswaarde vanwege meer dan één bronsoort wordt overschreden, dient de geluidbelasting te worden gecumuleerd. De rekenmethode voor het cumuleren is beschreven in het “Reken en meetvoorschrift geluid 2012”. De als gevolg van artikel 110g Wgh bij wegverkeerslawaai toe te passen aftrek wordt bij deze rekenmethode niet geëffectueerd.
1.1.6
Hogere waarde Indien de geluidbelasting op de gevel, als gevolg van wegverkeer en/of industrieterreinen, hoger is dan de voorkeurswaarde kan het college van Burgemeester en Wethouders onder in de Wet geluidhinder en het gemeentelijk ontheffingenbeleid gestelde voorwaarden een hogere waarde verlenen.
1.2
Ontheffingsbeleid Wgh Rotterdam
1.2.1
Het ontheffingsbeleid De Wgh draagt een gemeente op om het vaststellen van een hogere waarde met argumenten te motiveren. Hiertoe heeft de gemeente Rotterdam de nota ‘Ontheffingsbeleid Wet geluidhinder voor bouw- en bestemmingsplannen in de gemeente Rotterdam’ vastgesteld. Het bestemmingsplan moet aan dit beleid voldoen. Het ontheffingsbeleid is alleen van toepassing op nieuwe woningen waarvoor hogere waarden moeten worden vastgesteld. Dit beleid heeft als doel het voorkomen en/of minimaliseren van het aantal geluidgehinderden in ruimtelijke plannen. Conform dit beleid moeten, afhankelijk van de planfase, mogelijke maatregelen worden onderzocht, en indien mogelijk getroffen, om de geluidbelasting bij de nieuwe woningen te beperken. Het ontheffingsbeleid houdt vast aan de volgende maatregelen in de volgorde: 1) maatregelen aan de bron, en als dit niet (voldoende) kan 2) overdrachtsmaatregelen, en als dit niet (voldoende) kan 3) maatregelen bij de ontvanger. Eén van de belangrijkste criteria van het gemeentelijke ontheffingsbeleid is het creëren van minimaal één geluidluwe gevel. Dit betekent dat hieraan bij de verdere uitwerking van de ontwikkellocaties aandacht moet worden besteed. Conform dit beleid wordt een gevel als geluidluw aangemerkt indien de geluidcumulatie van alle zoneplichtige (deel)bronnen binnen één bronsoort een bepaalde waarde niet overschrijdt. In tabel 1.6 is de grenswaarde voor een geluidluwe gevel per bronsoort weergegeven.
Tabel 1.6: Grenswaarde geluidluwe gevel per bronsoort conform het ontheffingsbeleid Rotterdam Geluidbron
Grenswaarde ‘geluidluw’
Wegverkeer
53 dB
Railverkeer
55 dB
Industrie
50 dB(A)
Toelichting De toetsing vindt plaats voor het totaal van alle wegen, na aftrek conform artikel 110g Wgh De toetsing vindt plaats voor het totaal van alle spoortrajecten De toetsing vindt plaats voor het totaal van alle industrieterreinen
Slechts bij uitzondering kan van het ontheffingsbeleid worden afgeweken. In dat geval dient te worden gemotiveerd waarom maatregelen ter beperking van de geluidbelasting en/of realisatie van minimaal één geluidluwe gevel niet of onvoldoende doeltreffend zijn. 1.2.2
30 km/uur wegen 30 km/uur wegen hebben conform de Wet geluidhinder geen geluidzone en vallen derhalve buiten het toetsingskader van de Wet geluidhinder. Echter, conform het gemeentelijke ontheffingsbeleid alsmede ten behoeve van een Goede Ruimtelijke Onderbouwing (GRO) van een ruimtelijk plan dient de geluidbelasting vanwege deze niet zoneplichtige wegen bij dat plan inzichtelijk te worden gemaakt. Het college van Burgemeester en Wethouders zullen de geluidbelasting afkomstig van de niet-zoneplichtige wegen in overweging nemen bij het vaststellen van een hogere waarde.
Bijlage 2:
Plankaart bestemmingsplannen Schieveen Wonen Oude Bovendijk & Schieveen Natuurpark
W-2 W-2 W-2
(e)
W-1
T W-2
W-2
W-1
W-2
W-1
W-1 W-2
3
3
(e)
W-1
W-1
3
W-1 3
W-1 W-1 3
G
W-2
T
W-2
W-1 (e)
W-2 W-1 W-2
W-2
W-2
WR-A1
W-1 W-2
W-1
V-VB 3
W-2
W-1
W-1
W-1 (e)
W-1
W-1
W-1
WS-WK
3
W-2
3
W-1
3
W-1
W-2
G
3
W-1
W-2 W-2 (e)
L-G1
W-2
W-2
W-2
W-1
W-2 (e)
T
G
T
3
W-1
3
W-2 (e)
W-1 3
(e)
W-2
W-1 W-1 3
(e)
3
W-1
W-2 WR-A2
G
VERKLARING Plangebied Plangrens
Dubbelbestemmingen L-G1 WR-A1
Enkelbestemmingen G T V-VB W-1 W-2
Groen Tuin Verkeer - Verblijfsgebied Wonen - 1 Wonen - 2
WR-A2 WS-WK
Leiding - Gas 1 Waarde - Archeologie - 1 Waarde - Archeologie - 2 Waterstaat - Waterkering
Bouwvlakken bouwvlak
project:
Schieveen Wonen Oude Bovendijk gemeente:
Maatvoeringen 3
maximum goothoogte (m)
Rotterdam fase:
concept ontwerpbestemmingsplan opdrachtgever:
Gemeente Rotterdam datum : 20 juni 2012
Functieaanduidingen (e)
erf
schaal : 1 : 2.500 NL.IMRO.0599.BP2065SchieveenWOB-vo01 identificatienummer: : ondergrond: : o_NL.IMRO.0599.BP2065SchieveenWOB-vo01
Postbus 6083 3002 AB Rotterdam email:
[email protected] tel: 06-48384580
Bijlage 3:
Verkeersgegevens wegen
2608_Polder Schieveen_PROGNOSE_2013_2023_RVMK2_v28_ herziening_export
Datum afdruk:
Gemeente Rotterdam; dS+V afdeling Verkeer & Vervoer
Bureau VM Behandeld door: Datum opdracht: Datum afgifte:
VERKEERSGEGEVENS GELUIDHINDER
Bezoekadres: Galvanistraat 15; 3029 AD Rotterdam
Vivian OomsTel.: Dossier nr: 7-11-2013 Blad:
010-4895740
Michel de la Vieter
Aanvrager:
1
Huidige situatie
PLANONTWIKKELING
Tel.:
010-4897191
intensiteiten gemiddeld weekdag
straat
straatnaam
tussen
en
jaar
etmaal intensiteit
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Oude Bovendijk Oude Bovendijk Hofweg Roderijseweg Schieveensedijk Doenkade
Hofweg Roderijseweg Oude Bovendijk Oude Bovendijk Doenkade Schieveensedijk
Roderijseweg Doenkade Rijksweg A13 N471 Hofwegtunnel Oude Bovendijk
2013 2013 2013 2013 2013 2013
925 1.150 725 1.375 1.550 26.350
gemiddeld daguur lv mv zv 1 1 57 1 1 71 1 1 44 2 2 83 1 1 97 51 51 1.588
Prognose
gemiddeld avonduur mv zv lv 34 0 0 42 1 1 26 0 0 49 1 1 57 1 1 941 24 24
lv 9 11 7 13 15 250
gemiddeld nachtuur mv 0 0 0 0 0 8
zv 0 0 0 0 0 8
lv 11 14 8 14 16 280
gemiddeld nachtuur mv 0 0 0 0 0 8
zv 0 0 0 0 0 8
intensiteiten gemiddeld weekdag
straat
straatnaam
tussen
en
jaar
etmaal intensiteit
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Oude Bovendijk Oude Bovendijk Hofweg Roderijseweg Schieveensedijk Doenkade
Hofweg Roderijseweg Oude Bovendijk Oude Bovendijk Doenkade Schieveensedijk
Roderijseweg Doenkade Rijksweg A13 N471 Hofwegtunnel Oude Bovendijk
2023 2023 2023 2023 2023 2023
1.075 1.375 825 1.500 1.700 29.425
Opmerkingen:
7-11-2013
Herziening/ uitbreiding verkeersgegevens Polder Schieveen
Project:
2608
16:24
Motorfietsen opgenomen in lichte voertuigen (aandeel 0,5 %).
geluid20
gemiddeld daguur lv mv zv 1 1 67 1 1 86 1 1 51 3 3 91 2 2 104 53 53 1.780
gemiddeld avonduur mv zv lv 40 1 1 51 1 1 30 0 0 54 1 1 61 1 1 1.054 25 25
Bijlage 4:
Rekenmodel a: b:
Overzicht rekenmodel Overzicht rekenpunten (3 kaartbladen)
Bijlage 5:
Rekenresultaten wegverkeer
0G
Bijlage 5 - Wegverkeerslawaai bestemmingsplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk Oude Bovendijk locatie
reken-
reken-
punt
hoogte
L dag
L avond
Hofweg L nacht
L DEN
L dag
Rodenrijseweg L avond
L nacht
L DEN
L dag
L avond
Cumulatief L nacht
Cumulatief
L DEN
Lden
Lden
incl. aftrek
incl. aftrek
incl. aftrek
incl. aftrek art. 110g Wgh
excl. aftrek art. 110g Wgh
art. 110g
art. 110g
art. 110g
(alleen zoneplichtige wegen en
(alleen zoneplichtige wegen en
Lden > voorkeurswaarde)
Lden > voorkeurswaarde)
[m]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB]
[dB]
[dB]
Cluster A, woning 1
001_A
1,5
55,20
53,10
46,90
51,4
51,4
56,4
Cluster A, woning 1
001_B
5,5
55,40
53,30
47,10
51,6
51,6
56,6
Cluster A, woning 1
002_A
1,5
50,60
48,60
42,30
46,9
Cluster A, woning 1
002_B
5,5
51,00
49,00
42,70
47,2
Cluster A, woning 1
003_A
1,5
32,40
30,50
24,10
28,6
Cluster A, woning 1
003_B
5,5
37,70
35,70
29,40
34,0
Cluster A, woning 1
004_A
1,5
50,80
48,70
42,50
47,0
Cluster A, woning 1
004_B
5,5
51,20
49,20
42,90
47,4
Cluster A, woning 2
005_A
1,5
44,60
42,60
36,30
40,8
Cluster A, woning 2
005_B
5,5
46,30
44,30
38,00
42,5
Cluster A, woning 2
006_A
1,5
42,60
40,60
34,30
38,8
Cluster A, woning 2
006_B
5,5
42,90
40,90
34,60
39,2
Cluster A, woning 2
007_A
1,5
29,70
27,80
21,40
25,9
Cluster A, woning 2
007_B
5,5
31,10
29,20
22,70
27,3
Cluster A, woning 2
008_A
1,5
41,20
39,20
32,90
37,4
Cluster A, woning 2
008_B
5,5
43,10
41,10
34,80
39,3
Cluster A, woning 3
009_A
1,5
35,40
33,50
27,10
31,7
Cluster A, woning 3
009_B
5,5
36,80
34,80
28,50
33,0
Cluster A, woning 3
010_A
1,5
38,60
36,60
30,30
34,9
Cluster A, woning 3
010_B
5,5
39,00
37,00
30,70
35,2
Cluster A, woning 3
011_A
1,5
0,00
0,00
0,00
Cluster A, woning 3
011_B
5,5
0,00
0,00
0,00
Cluster A, woning 3
012_A
1,5
33,80
31,80
25,50
30,0
Cluster A, woning 3
012_B
5,5
36,00
34,00
27,70
32,3
Cluster A, woning 4
013_A
1,5
38,50
36,60
30,20
34,8
Cluster A, woning 4
013_B
5,5
38,70
36,70
30,30
34,9
Cluster A, woning 4
014_A
1,5
34,60
32,60
26,30
30,8
Cluster A, woning 4
014_B
5,5
36,80
34,80
28,50
33,0
Cluster A, woning 4
015_A
1,5
0,00
0,00
0,00
Cluster A, woning 4
015_B
5,5
0,00
0,00
0,00
Cluster A, woning 4
016_A
1,5
41,10
39,10
32,80
37,3
Cluster A, woning 4
016_B
5,5
41,00
39,00
32,70
37,2
Cluster A, woning 5
017_A
1,5
45,20
43,20
36,90
41,4
Cluster A, woning 5
017_B
5,5
46,80
44,80
38,60
43,1
Cluster A, woning 5
018_A
1,5
40,50
38,50
32,20
36,7
Cluster A, woning 5
018_B
5,5
42,10
40,10
33,80
38,4
Cluster A, woning 5
019_A
1,5
27,10
25,40
18,80
23,4
Cluster A, woning 5
019_B
5,5
31,60
29,70
23,30
27,8
Cluster A, woning 5
020_A
1,5
44,00
42,00
35,70
40,3
Cluster A, woning 5
020_B
5,5
45,10
43,10
36,80
41,4
Cluster B, woning 1
021_A
1,5
47,50
45,50
39,20
43,7
44,10
41,40
34,90
39,8
Cluster B, woning 1
021_B
5,5
48,80
46,80
40,60
45,1
44,80
42,10
35,60
40,6
Cluster B, woning 1
021_C
9,5
49,10
47,10
40,80
45,3
45,40
42,70
36,20
41,1
Pagina 1 van 7
0G
Bijlage 5 - Wegverkeerslawaai bestemmingsplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk Oude Bovendijk locatie
reken-
reken-
punt
hoogte
L dag
L avond
Hofweg L nacht
L DEN
L dag
Rodenrijseweg L avond
L nacht
L DEN
L dag
L avond
Cumulatief L nacht
Cumulatief
L DEN
Lden
Lden
incl. aftrek
incl. aftrek
incl. aftrek
incl. aftrek art. 110g Wgh
excl. aftrek art. 110g Wgh
art. 110g
art. 110g
art. 110g
(alleen zoneplichtige wegen en
(alleen zoneplichtige wegen en
Lden > voorkeurswaarde)
Lden > voorkeurswaarde)
[dB]
[dB]
[m]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB]
022_A
1,5
44,10
42,10
35,80
40,3
39,00
36,30
29,80
34,7
Cluster B, woning 1
022_B
5,5
45,40
43,40
Cluster B, woning 1
022_C
9,5
45,70
43,70
37,10
41,7
37,40
34,60
28,10
33,1
37,50
42,0
37,00
34,20
27,70
Cluster B, woning 1
023_A
1,5
15,00
14,30
32,7
6,80
0,00
0,00
0,00
Cluster B, woning 1
023_B
5,5
11,00
Cluster B, woning 1
023_C
9,5
13,70
11,90
3,70
0,00
0,00
0,00
14,50
6,40
0,00
0,00
Cluster B, woning 1
024_A
1,5
0,00
41,40
39,40
33,10
37,6
41,20
38,50
32,00
Cluster B, woning 1
024_B
36,9
5,5
43,10
41,10
34,80
39,3
42,70
40,00
33,50
Cluster B, woning 1
38,5
024_C
9,5
44,20
42,20
35,90
40,4
43,20
40,50
34,00
39,0
Cluster C, woning 1
025_A
1,5
43,70
41,80
35,40
39,9
33,60
30,60
24,80
29,4
26,70
23,90
17,20
22,3
Cluster C, woning 1
025_B
5,5
45,60
43,70
37,30
41,8
34,00
31,00
25,30
29,8
35,70
33,00
26,50
31,5
Cluster C, woning 1
026_A
1,5
38,90
36,90
30,50
35,1
14,40
11,20
5,50
34,30
31,50
25,00
29,9
Cluster C, woning 1
026_B
5,5
41,60
39,60
33,20
37,8
19,60
16,60
10,90
35,30
32,60
26,00
31,0
Cluster C, woning 1
027_A
1,5
30,40
28,60
22,00
26,7
33,50
30,50
24,80
29,3
31,00
28,30
21,70
26,7
Cluster C, woning 1
027_B
5,5
31,70
29,90
23,30
27,9
35,30
32,30
26,50
31,1
32,60
29,80
23,30
28,3
Cluster C, woning 1
028_A
1,5
39,20
37,30
30,80
35,4
40,50
37,50
31,80
36,4
33,00
30,30
23,80
28,8
Cluster C, woning 1
028_B
5,5
40,80
39,00
32,50
37,1
41,70
38,70
33,00
37,5
33,80
31,10
24,60
29,5
Cluster C, woning 2
029_A
1,5
37,00
35,10
28,70
33,3
34,30
31,30
25,50
30,1
26,90
24,10
17,50
22,5
Cluster C, woning 2
029_B
5,5
39,00
37,10
30,60
35,2
35,80
32,80
27,10
31,6
29,50
26,70
20,10
25,1
Cluster C, woning 2
030_A
1,5
37,80
35,80
29,40
34,0
0,00
0,00
0,00
31,00
28,20
21,60
26,6
Cluster C, woning 2
030_B
5,5
39,00
37,00
30,60
35,2
0,00
0,00
0,00
34,90
32,20
25,70
30,6
Cluster C, woning 2
031_A
1,5
16,10
16,80
8,80
38,90
35,90
30,20
34,7
0,00
0,00
0,00
Cluster C, woning 2
031_B
5,5
16,20
16,90
8,90
39,90
37,00
31,20
35,8
0,00
0,00
0,00
Cluster C, woning 2
032_A
1,5
34,10
32,40
25,80
30,4
39,20
36,20
30,40
35,0
16,80
13,90
7,10
Cluster C, woning 2
032_B
5,5
35,70
33,90
27,40
32,0
40,00
37,00
31,20
35,8
21,50
18,70
12,10
Cluster C, woning 3
033_A
1,5
54,10
52,20
45,70
50,3
39,20
36,30
30,50
35,1
37,60
34,90
28,40
33,3
50,3
55,3
Cluster C, woning 3
033_B
5,5
54,30
52,40
45,90
50,5
40,50
37,60
31,80
36,4
37,60
34,90
28,50
33,4
50,5
55,5
Cluster C, woning 3
034_A
1,5
49,40
47,50
41,10
45,6
26,70
23,60
17,90
38,60
36,00
29,50
34,4
Cluster C, woning 3
034_B
5,5
49,90
48,00
41,50
46,1
26,50
23,50
17,70
38,80
36,20
29,70
34,6
Cluster C, woning 3
035_A
1,5
33,60
31,80
25,30
29,9
40,60
37,60
31,90
36,4
29,20
26,50
20,00
24,9
Cluster C, woning 3
035_B
5,5
35,40
33,60
27,10
31,7
41,10
38,20
32,40
37,0
32,50
29,80
23,30
28,2
Cluster C, woning 3
036_A
1,5
49,60
47,70
41,20
45,8
45,20
42,20
36,50
41,0
26,60
23,90
17,50
22,4
Cluster C, woning 3
036_B
5,5
49,80
48,00
41,50
46,1
46,10
43,10
37,40
41,9
23,50
20,90
14,50
19,3
Cluster C, woning 4
037_A
1,5
45,00
43,20
36,70
41,3
38,50
35,60
29,80
34,4
37,30
34,60
28,10
33,0
Cluster C, woning 4
037_B
5,5
46,40
44,60
38,00
42,6
40,10
37,10
31,40
36,0
37,00
34,30
27,80
32,7
Cluster C, woning 4
038_A
1,5
42,30
40,40
34,00
38,6
33,70
30,70
25,00
29,6
35,30
32,60
26,10
31,1
Cluster C, woning 4
038_B
5,5
44,40
42,50
36,10
40,6
34,10
31,10
25,40
30,0
36,20
33,50
27,00
31,9
Cluster C, woning 4
039_A
1,5
35,90
34,00
27,60
32,2
43,60
40,60
34,90
39,5
15,50
12,60
5,80
Cluster C, woning 4
039_B
5,5
36,70
34,80
28,40
32,9
45,20
42,20
36,50
41,0
18,10
15,30
8,60
Cluster C, woning 4
040_A
1,5
41,70
39,90
33,40
38,0
44,50
41,50
35,70
40,3
26,10
23,40
16,80
21,8
Cluster C, woning 4
040_B
5,5
43,00
41,20
34,70
39,3
45,60
42,70
36,90
41,5
26,60
23,80
17,30
22,3
Cluster C, woning 5
041_A
1,5
39,50
37,70
31,20
35,7
40,80
37,90
32,10
36,7
33,00
30,30
23,80
28,8
Cluster C, woning 5
041_B
5,5
41,00
39,20
32,70
37,3
42,80
39,80
34,10
38,6
35,20
32,50
26,00
31,0
Cluster B, woning 1
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB]
Pagina 2 van 7
0G
Bijlage 5 - Wegverkeerslawaai bestemmingsplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk Oude Bovendijk locatie
reken-
reken-
punt
hoogte
L dag
L avond
Hofweg L nacht
L DEN
L dag
Rodenrijseweg L avond
L nacht
L DEN
L dag
L avond
Cumulatief L nacht
Cumulatief
L DEN
Lden
Lden
incl. aftrek
incl. aftrek
incl. aftrek
incl. aftrek art. 110g Wgh
excl. aftrek art. 110g Wgh
art. 110g
art. 110g
art. 110g
(alleen zoneplichtige wegen en
(alleen zoneplichtige wegen en
Lden > voorkeurswaarde)
Lden > voorkeurswaarde)
[dB]
[dB]
[m]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB]
Cluster C, woning 5
042_A
1,5
36,30
34,40
27,90
32,5
32,10
29,10
23,40
27,9
19,10
16,20
9,30
Cluster C, woning 5
042_B
5,5
38,00
36,10
29,60
34,2
33,40
30,40
24,70
29,2
25,10
22,20
15,60
Cluster C, woning 5
043_A
1,5
15,30
16,10
8,00
43,40
40,40
34,70
39,2
0,00
0,00
0,00
Cluster C, woning 5
043_B
5,5
15,20
15,90
7,90
44,60
41,70
35,90
40,5
0,00
0,00
0,00
Cluster C, woning 5
044_A
1,5
36,50
34,70
28,20
32,8
47,10
44,10
38,40
42,9
22,60
19,90
13,40
Cluster C, woning 5
044_B
5,5
38,60
36,80
30,30
34,9
48,60
45,60
39,90
44,5
28,70
26,00
19,60
24,4
Cluster D, woning 1
045_A
1,5
36,80
35,40
28,60
33,2
48,90
45,90
40,20
44,7
29,30
26,60
20,00
25,0
Cluster D, woning 1
045_B
5,5
39,60
38,30
31,40
36,0
49,80
46,90
41,10
45,7
32,20
29,50
23,00
27,9
Cluster D, woning 1
045_C
9,5
41,60
40,30
33,50
38,0
49,70
46,70
41,00
45,5
33,80
31,10
24,70
29,6
Cluster D, woning 1
046_A
1,5
35,00
33,40
26,80
31,4
55,00
52,10
46,30
50,9
23,10
20,30
13,60
18,7
50,9
55,9
Cluster D, woning 1
046_B
5,5
37,60
35,90
29,30
33,9
55,20
52,30
46,50
51,1
29,20
26,60
20,10
25,0
51,1
56,1
Cluster D, woning 1
046_C
9,5
40,60
38,80
32,30
36,9
54,70
51,80
46,00
50,6
33,30
30,70
24,20
29,1
50,6
55,6
Cluster D, woning 1
047_A
1,5
25,90
24,50
17,70
48,80
45,90
40,10
44,7
20,50
17,60
10,90
Cluster D, woning 1
047_B
5,5
28,10
27,10
20,00
24,7
49,50
46,60
40,80
45,4
21,90
19,10
12,60
Cluster D, woning 1
047_C
9,5
31,40
30,60
23,50
28,1
49,40
46,40
40,60
45,2
22,30
19,60
13,00
Cluster D, woning 1
048_A
1,5
31,70
31,30
24,10
28,7
32,20
29,30
23,60
28,1
19,30
16,60
10,00
Cluster D, woning 1
048_B
5,5
36,10
35,30
28,20
32,8
34,50
31,50
25,80
30,3
27,10
24,50
18,00
Cluster D, woning 1
048_C
9,5
35,70
35,80
28,30
32,8
19,80
16,70
11,00
0,00
0,00
0,00
Cluster D, woning 2
049_A
1,5
30,20
28,90
22,00
26,6
47,80
44,90
39,10
43,7
26,00
23,20
16,70
21,7
Cluster D, woning 2
049_B
5,5
35,10
33,60
26,90
31,5
48,80
45,80
40,10
44,6
31,20
28,50
22,00
26,9
Cluster D, woning 2
049_C
9,5
37,60
36,00
29,40
34,0
48,60
45,70
39,90
44,5
32,40
29,80
23,40
28,2
Cluster D, woning 2
050_A
1,5
33,30
31,80
25,10
29,7
55,00
52,10
46,30
50,9
26,10
23,30
16,70
21,8
50,9
55,9
Cluster D, woning 2
050_B
5,5
35,10
33,50
26,80
31,4
55,20
52,30
46,50
51,1
30,10
27,40
20,90
25,8
51,1
56,1
Cluster D, woning 2
050_C
9,5
38,40
36,60
30,10
34,6
54,70
51,70
46,00
50,5
33,00
30,30
23,90
28,8
50,5
55,5
Cluster D, woning 2
051_A
1,5
21,80
20,30
13,40
49,20
46,20
40,50
45,0
19,50
16,70
10,00
Cluster D, woning 2
051_B
5,5
24,10
22,70
15,90
49,70
46,70
41,00
45,6
24,60
21,90
15,30
20,3
Cluster D, woning 2
051_C
9,5
28,20
26,90
20,00
24,6
49,40
46,40
40,70
45,2
24,80
22,00
15,50
20,5
Cluster D, woning 2
052_A
1,5
26,40
26,70
19,00
23,6
26,00
23,00
17,20
18,10
15,40
8,90
Cluster D, woning 2
052_B
5,5
30,20
30,20
22,60
27,3
25,40
22,40
16,70
25,80
23,20
16,80
21,6
Cluster D, woning 2
052_C
9,5
33,20
33,10
25,70
30,3
27,00
24,10
18,30
26,20
23,50
17,10
22,0
Cluster D, woning 3
053_A
1,5
26,50
25,70
18,50
23,2
47,00
44,00
38,30
42,8
18,20
15,50
8,90
Cluster D, woning 3
053_B
5,5
30,30
29,00
22,10
26,7
47,90
44,90
39,20
43,7
17,60
14,80
8,00
Cluster D, woning 3
053_C
9,5
35,00
33,40
26,80
31,4
47,70
44,80
39,00
43,6
20,60
17,80
11,00
Cluster D, woning 3
054_A
1,5
33,60
32,00
25,30
30,0
55,20
52,30
46,50
51,1
25,10
22,30
15,70
20,8
51,1
56,1
Cluster D, woning 3
054_B
5,5
34,50
32,80
26,20
30,8
55,50
52,50
46,80
51,3
30,60
27,90
21,50
26,4
51,3
56,3
Cluster D, woning 3
054_C
9,5
37,30
35,50
29,00
33,5
54,80
51,80
46,10
50,6
32,20
29,50
23,10
28,0
50,6
55,6
Cluster D, woning 3
055_A
1,5
24,40
23,10
16,20
20,9
46,20
43,20
37,50
42,0
23,40
20,60
14,10
19,1
Cluster D, woning 3
055_B
5,5
23,40
22,30
15,30
47,40
44,50
38,70
43,3
28,40
25,70
19,30
24,1
Cluster D, woning 3
055_C
9,5
28,50
27,00
20,30
24,9
47,00
44,00
38,30
42,8
29,70
27,00
20,50
25,4
Cluster D, woning 3
056_A
1,5
26,70
26,40
19,00
23,6
23,50
20,50
14,80
19,30
16,60
10,00
Cluster D, woning 3
056_B
5,5
28,80
28,50
21,10
25,7
22,90
19,90
14,20
23,60
20,90
14,40
19,3
Cluster D, woning 3
056_C
9,5
31,90
31,60
24,30
28,9
23,70
20,70
14,90
23,10
20,40
13,90
18,8
Cluster D, woning 4
057_A
1,5
29,00
27,60
20,80
25,4
46,10
43,20
37,40
18,30
15,50
8,80
42,0
20,7
22,9
Pagina 3 van 7
0G
Bijlage 5 - Wegverkeerslawaai bestemmingsplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk Oude Bovendijk locatie
reken-
reken-
punt
hoogte
L dag
L avond
Hofweg L nacht
L DEN
L dag
Rodenrijseweg L avond
L nacht
L DEN
L dag
L avond
Cumulatief L nacht
Cumulatief
L DEN
Lden
Lden
incl. aftrek
incl. aftrek
incl. aftrek
incl. aftrek art. 110g Wgh
excl. aftrek art. 110g Wgh
art. 110g
art. 110g
art. 110g
(alleen zoneplichtige wegen en
(alleen zoneplichtige wegen en
Lden > voorkeurswaarde)
Lden > voorkeurswaarde)
[dB]
[dB]
[m]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB]
Cluster D, woning 4
057_B
5,5
32,20
30,60
24,00
28,6
47,30
44,30
38,60
43,2
21,10
18,30
11,70
Cluster D, woning 4
057_C
9,5
34,70
33,00
26,40
31,0
47,00
44,10
38,30
42,9
23,30
20,60
14,00
19,0
Cluster D, woning 4
058_A
1,5
34,00
32,10
25,60
30,2
55,70
52,70
47,00
51,5
25,80
23,00
16,40
21,5
51,5
56,5
Cluster D, woning 4
058_B
5,5
34,70
32,90
26,40
31,0
56,00
53,00
47,30
51,8
30,50
27,70
21,20
26,2
51,8
56,8
Cluster D, woning 4
058_C
9,5
36,70
34,80
28,40
33,0
55,20
52,30
46,50
51,1
31,90
29,20
22,70
27,6
51,1
56,1
Cluster D, woning 4
059_A
1,5
21,20
20,30
13,10
48,20
45,30
39,50
44,1
21,20
18,30
11,60
Cluster D, woning 4
059_B
5,5
23,90
22,70
15,70
20,4
49,30
46,30
40,60
45,1
28,90
26,20
19,70
24,6
Cluster D, woning 4
059_C
9,5
28,80
27,30
20,60
25,2
49,10
46,10
40,40
45,0
30,10
27,40
20,90
25,9
Cluster D, woning 4
060_A
1,5
28,10
27,90
20,50
25,1
21,50
18,60
12,80
16,40
13,70
7,20
Cluster D, woning 4
060_B
5,5
29,70
29,30
21,90
26,6
22,00
19,00
13,20
23,20
20,60
14,10
19,0
Cluster D, woning 4
060_C
9,5
31,10
30,80
23,40
28,1
22,60
19,60
13,80
23,70
21,00
14,60
19,5
Cluster D, woning 5
061_A
1,5
29,80
28,40
21,60
26,2
47,80
44,90
39,10
43,7
18,00
15,20
8,70
Cluster D, woning 5
061_B
5,5
32,30
30,70
24,10
28,7
49,00
46,00
40,30
44,8
19,60
16,80
10,20
Cluster D, woning 5
061_C
9,5
33,70
32,00
25,40
30,0
48,50
45,60
39,80
44,4
21,80
19,00
12,30
Cluster D, woning 5
062_A
1,5
32,40
30,70
24,10
28,7
56,30
53,30
47,60
52,1
22,40
19,60
12,90
52,1
57,1
Cluster D, woning 5
062_B
5,5
34,20
32,40
25,90
30,5
56,60
53,60
47,90
52,4
30,00
27,30
20,80
25,7
52,4
57,4
Cluster D, woning 5
062_C
9,5
35,70
33,80
27,40
32,0
55,50
52,50
46,80
51,3
31,80
29,10
22,60
27,5
51,3
56,3
Cluster D, woning 5
063_A
1,5
22,50
22,50
14,80
48,90
45,90
40,20
44,7
21,00
18,20
11,50
Cluster D, woning 5
063_B
5,5
23,30
23,20
15,60
50,00
47,10
41,30
45,9
29,30
26,60
20,10
25,1
Cluster D, woning 5
063_C
9,5
26,00
25,40
18,10
22,7
49,90
46,90
41,20
45,7
30,00
27,30
20,70
25,7
Cluster D, woning 5
064_A
1,5
27,60
27,50
20,00
24,6
13,40
10,30
4,60
19,80
17,10
10,60
Cluster D, woning 5
064_B
5,5
28,70
28,50
21,00
25,7
15,00
12,00
6,20
22,40
19,70
13,20
Cluster D, woning 5
064_C
9,5
30,30
30,00
22,60
27,2
19,70
16,80
11,00
22,60
19,90
13,40
Cluster D, woning 6
065_A
1,5
31,00
29,50
22,80
27,4
51,40
48,40
42,70
47,2
24,00
21,20
14,60
19,7
Cluster D, woning 6
065_B
5,5
33,20
31,50
24,90
29,5
52,10
49,10
43,40
47,9
30,90
28,20
21,70
26,7
Cluster D, woning 6
065_C
9,5
34,50
32,80
26,20
30,8
51,80
48,90
43,10
47,7
31,80
29,10
22,60
27,6
Cluster D, woning 6
066_A
1,5
31,40
29,70
23,10
27,7
56,40
53,40
47,70
52,2
23,20
20,30
13,60
18,8
52,2
57,2
Cluster D, woning 6
066_B
5,5
33,60
31,70
25,20
29,8
56,70
53,80
48,00
52,6
30,80
28,10
21,60
26,6
52,6
57,6
Cluster D, woning 6
066_C
9,5
34,70
32,80
26,30
30,9
55,10
52,20
46,40
51,0
31,80
29,00
22,50
27,5
51,0
56,0
Cluster D, woning 6
067_A
1,5
0,00
0,00
0,00
48,20
45,30
39,50
44,1
0,00
0,00
0,00
Cluster D, woning 6
067_B
5,5
0,00
0,00
0,00
49,70
46,70
41,00
45,5
0,00
0,00
0,00
Cluster D, woning 6
067_C
9,5
0,00
0,00
0,00
49,80
46,90
41,10
45,7
0,00
0,00
0,00
Cluster D, woning 6
068_A
1,5
27,40
27,10
19,70
24,3
0,00
0,00
0,00
14,90
12,20
5,80
Cluster D, woning 6
068_B
5,5
28,40
28,10
20,60
25,3
0,00
0,00
0,00
18,00
15,30
8,80
Cluster D, woning 6
068_C
9,5
29,20
28,90
21,50
26,1
0,00
0,00
0,00
18,20
15,40
8,90
Cluster D, woning 7
069_A
1,5
37,90
38,20
30,60
35,2
20,10
17,00
11,20
25,70
23,00
16,60
21,5
Cluster D, woning 7
069_B
5,5
40,50
40,80
33,10
37,7
26,50
23,40
17,70
29,90
27,30
20,80
25,7
Cluster D, woning 7
069_C
9,5
41,20
41,20
33,70
38,3
33,50
30,60
24,90
29,4
31,10
28,40
22,00
26,8
Cluster D, woning 7
070_A
1,5
32,60
32,70
25,10
29,7
32,70
29,80
24,00
28,5
19,10
16,20
9,40
Cluster D, woning 7
070_B
5,5
36,70
36,50
29,10
33,7
34,50
31,60
25,80
30,4
28,30
25,60
19,10
24,1
Cluster D, woning 7
070_C
9,5
38,80
37,80
30,80
35,4
38,30
35,40
29,70
34,2
32,70
30,00
23,50
28,4
Cluster D, woning 7
071_A
1,5
26,10
26,00
18,50
23,1
33,70
30,80
25,00
29,6
16,80
13,90
7,00
Cluster D, woning 7
071_B
5,5
29,20
28,60
21,40
26,0
34,60
31,60
25,90
30,4
20,10
17,20
10,40
Pagina 4 van 7
0G
Bijlage 5 - Wegverkeerslawaai bestemmingsplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk Oude Bovendijk locatie
reken-
reken-
punt
hoogte
L dag
L avond
Hofweg L nacht
L DEN
L dag
Rodenrijseweg L avond
L nacht
L DEN
L dag
L avond
Cumulatief L nacht
Cumulatief
L DEN
Lden
Lden
incl. aftrek
incl. aftrek
incl. aftrek
incl. aftrek art. 110g Wgh
excl. aftrek art. 110g Wgh
art. 110g
art. 110g
art. 110g
(alleen zoneplichtige wegen en
(alleen zoneplichtige wegen en
Lden > voorkeurswaarde)
Lden > voorkeurswaarde)
[dB]
[dB]
[m]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB]
32,50
26,80
31,3
27,50
24,80
18,20
23,2
Cluster D, woning 7
071_C
9,5
30,80
30,20
23,00
27,6
35,50
Cluster D, woning 7
072_A
1,5
34,30
34,50
27,00
31,5
18,60
15,70
10,00
19,50
16,80
10,40
Cluster D, woning 7
072_B
5,5
36,40
36,90
29,20
33,8
20,20
17,20
11,50
20,60
18,00
11,60
Cluster D, woning 7
072_C
9,5
37,20
37,70
30,00
34,6
20,80
17,70
12,00
0,00
0,00
0,00
Cluster D, woning 8
073_A
1,5
31,10
31,30
23,70
28,3
34,00
31,00
25,30
29,9
19,60
16,90
10,30
Cluster D, woning 8
073_B
5,5
33,80
33,90
26,30
30,9
34,80
31,80
26,10
30,6
27,80
25,10
18,70
23,6
Cluster D, woning 8
073_C
9,5
36,10
35,90
28,50
33,1
36,30
33,30
27,60
32,2
30,10
27,50
21,00
25,9
Cluster D, woning 8
074_A
1,5
26,80
26,30
19,00
23,6
36,70
33,70
28,00
32,5
19,30
16,50
9,70
Cluster D, woning 8
074_B
5,5
31,20
30,30
23,20
27,8
37,70
34,70
28,90
33,5
26,50
23,80
17,30
22,2
Cluster D, woning 8
074_C
9,5
34,20
33,10
26,20
30,8
38,90
35,90
30,20
34,7
30,50
27,80
21,40
26,3
Cluster D, woning 8
075_A
1,5
22,40
20,40
14,00
18,6
35,40
32,50
26,80
31,3
13,10
10,30
3,40
Cluster D, woning 8
075_B
5,5
24,60
22,70
16,30
20,8
36,10
33,10
27,30
31,9
16,70
13,90
7,10
Cluster D, woning 8
075_C
9,5
25,70
23,80
17,30
21,9
36,60
33,60
27,80
32,4
23,70
21,00
14,50
Cluster D, woning 8
076_A
1,5
29,80
30,10
22,50
27,1
14,00
11,00
5,30
10,00
7,30
0,80
Cluster D, woning 8
076_B
5,5
31,70
32,10
24,40
29,0
16,40
13,30
7,60
0,00
0,00
0,00
Cluster D, woning 8
076_C
9,5
33,70
34,20
26,40
31,0
17,20
14,10
8,40
0,00
0,00
0,00
Cluster E, woning 1
077_A
1,5
39,80
40,30
32,50
37,2
Cluster E, woning 1
077_B
5,5
41,70
42,20
34,40
39,0
Cluster E, woning 1
077_C
9,5
42,00
42,50
34,70
39,3
Cluster E, woning 1
078_A
1,5
35,30
35,60
28,00
32,6
Cluster E, woning 1
078_B
5,5
37,00
37,20
29,60
34,2
Cluster E, woning 1
078_C
9,5
37,50
37,70
30,10
34,7
Cluster E, woning 1
079_A
1,5
8,80
10,20
1,50
Cluster E, woning 1
079_B
5,5
11,90
12,90
4,50
Cluster E, woning 1
079_C
9,5
18,20
18,90
10,90
Cluster E, woning 1
080_A
1,5
36,40
36,90
29,10
33,7
Cluster E, woning 1
080_B
5,5
37,40
38,00
30,10
34,8
Cluster E, woning 1
080_C
9,5
37,50
38,10
30,20
34,9
Cluster E, woning 2
081_A
1,5
40,00
40,40
32,70
37,3
Cluster E, woning 2
081_B
5,5
41,80
42,30
34,50
39,1
Cluster E, woning 2
082_A
1,5
36,10
36,70
28,80
33,4
Cluster E, woning 2
082_B
5,5
37,50
38,10
30,30
34,9
Cluster E, woning 2
083_A
1,5
27,20
27,80
19,90
24,5
Cluster E, woning 2
083_B
5,5
29,40
30,00
22,10
26,8
Cluster E, woning 2
084_A
1,5
34,30
34,90
27,00
31,7
Cluster E, woning 2
084_B
5,5
37,00
37,50
29,70
34,4
Cluster E, woning 3
085_A
1,5
32,30
32,90
25,00
29,7
Cluster E, woning 3
085_B
5,5
33,70
34,20
26,40
31,1
Cluster E, woning 3
086_A
1,5
33,40
34,00
26,10
30,8
Cluster E, woning 3
086_B
5,5
34,90
35,20
27,50
32,2
Cluster E, woning 3
087_A
1,5
21,90
22,60
14,70
Cluster E, woning 3
087_B
5,5
23,30
24,10
16,10
Cluster E, woning 3
088_A
1,5
29,70
30,30
22,40
19,4
27,1
Pagina 5 van 7
0G
Bijlage 5 - Wegverkeerslawaai bestemmingsplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk Oude Bovendijk locatie
reken-
reken-
punt
hoogte
L dag
L avond
Hofweg L nacht
L DEN
L dag
Rodenrijseweg L avond
L nacht
L DEN
L dag
L avond
Cumulatief L nacht
Cumulatief
L DEN
Lden
Lden
incl. aftrek
incl. aftrek
incl. aftrek
incl. aftrek art. 110g Wgh
excl. aftrek art. 110g Wgh
art. 110g
art. 110g
art. 110g
(alleen zoneplichtige wegen en
(alleen zoneplichtige wegen en
Lden > voorkeurswaarde)
Lden > voorkeurswaarde)
[dB]
[dB]
[m]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB]
Cluster E, woning 3
088_B
5,5
32,50
32,90
25,20
29,8
Cluster E, woning 4
089_A
1,5
31,10
31,20
23,60
28,2
Cluster E, woning 4
089_B
5,5
33,10
32,90
25,50
30,1
Cluster E, woning 4
090_A
1,5
31,00
31,30
23,60
28,2
Cluster E, woning 4
090_B
5,5
32,40
32,40
24,90
29,5
Cluster E, woning 4
091_A
1,5
0,00
0,00
0,00
Cluster E, woning 4
091_B
5,5
-15,30
-17,00
-24,30
Cluster E, woning 4
092_A
1,5
27,50
27,80
20,10
24,7
Cluster E, woning 4
092_B
5,5
29,30
29,50
21,80
26,5
Cluster E, woning 5
093_A
1,5
36,20
36,60
28,80
33,5
Cluster E, woning 5
093_B
5,5
39,30
39,70
32,00
36,6
Cluster E, woning 5
094_A
1,5
32,60
33,20
25,30
30,0
Cluster E, woning 5
094_B
5,5
35,20
35,70
27,90
32,5
Cluster E, woning 5
095_A
1,5
25,10
25,60
17,80
22,4
Cluster E, woning 5
095_B
5,5
26,50
27,10
19,30
23,9
Cluster E, woning 5
096_A
1,5
31,50
32,10
24,20
28,9
Cluster E, woning 5
096_B
5,5
34,20
34,70
27,00
31,6
Cluster E, woning 6
097_A
1,5
28,10
28,60
20,70
25,4
Cluster E, woning 6
097_B
5,5
31,30
31,60
23,80
28,5
Cluster E, woning 6
098_A
1,5
29,10
29,20
21,60
26,2
Cluster E, woning 6
098_B
5,5
31,60
31,40
23,90
28,6
Cluster E, woning 6
099_A
1,5
0,00
0,00
0,00
Cluster E, woning 6
099_B
5,5
-3,00
-4,70
-11,70
Cluster E, woning 6
100_A
1,5
24,70
25,20
17,30
22,0
Cluster E, woning 6
100_B
5,5
28,70
28,70
21,10
25,8
Cluster E, woning 7
101_A
1,5
32,70
33,20
25,40
30,0
Cluster E, woning 7
101_B
5,5
34,60
35,10
27,30
31,9
Cluster E, woning 7
101_C
9,5
37,60
37,90
30,20
34,9
Cluster E, woning 7
102_A
1,5
28,80
29,30
21,40
26,1
Cluster E, woning 7
102_B
5,5
31,10
31,50
23,70
28,3
Cluster E, woning 7
102_C
9,5
35,10
35,30
27,60
32,3
Cluster E, woning 7
103_A
1,5
0,00
0,00
0,00
Cluster E, woning 7
103_B
5,5
-2,10
-3,90
-10,90
Cluster E, woning 7
103_C
9,5
-1,80
-3,60
-10,60
Cluster E, woning 7
104_A
1,5
26,30
26,80
19,00
23,6
Cluster E, woning 7
104_B
5,5
27,90
28,50
20,70
25,3
Cluster E, woning 7
104_C
9,5
30,10
30,60
22,80
27,5
Cluster E, woning 8
105_A
1,5
33,70
34,10
26,40
31,0
Cluster E, woning 8
105_B
5,5
35,50
35,80
28,10
32,7
Cluster E, woning 8
105_C
9,5
37,50
37,80
30,20
34,8
Cluster E, woning 8
106_A
1,5
30,40
30,90
23,10
27,7
Cluster E, woning 8
106_B
5,5
32,60
33,00
25,20
29,9
Cluster E, woning 8
106_C
9,5
36,40
36,70
29,00
33,6
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB]
Pagina 6 van 7
0G
Bijlage 5 - Wegverkeerslawaai bestemmingsplan Schieveen Wonen Oude Bovendijk Oude Bovendijk locatie
reken-
reken-
punt
hoogte
L avond
L dag
Hofweg L nacht
L DEN
Rodenrijseweg L avond
L nacht
L DEN
L dag
L avond
Cumulatief L nacht
Cumulatief
L DEN
Lden
Lden
incl. aftrek
incl. aftrek
incl. aftrek
incl. aftrek art. 110g Wgh
excl. aftrek art. 110g Wgh
art. 110g
art. 110g
art. 110g
(alleen zoneplichtige wegen en
(alleen zoneplichtige wegen en
Lden > voorkeurswaarde)
Lden > voorkeurswaarde)
[dB]
[dB]
[m]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB(A)]
107_A
1,5
21,70
22,00
14,30
Cluster E, woning 8
107_B
5,5
24,20
24,20
16,70
21,3
Cluster E, woning 8
107_C
9,5
27,70
27,30
20,00
24,6
Cluster E, woning 8
108_A
1,5
23,00
23,40
15,70
Cluster E, woning 8
108_B
5,5
24,90
25,40
17,60
22,2
Cluster E, woning 8
108_C
9,5
25,00
25,50
17,70
22,3
Cluster E, woning 9
109_A
1,5
28,90
29,50
21,60
26,3
Cluster E, woning 9
109_B
5,5
28,60
29,20
21,30
26,0
Cluster E, woning 9
109_C
9,5
31,50
32,00
24,20
28,8
Cluster E, woning 9
110_A
1,5
28,50
29,10
21,20
25,9
Cluster E, woning 9
110_B
5,5
29,90
30,50
22,70
27,3
Cluster E, woning 9
110_C
9,5
31,90
32,40
24,60
29,2
Cluster E, woning 9
111_A
1,5
0,00
0,00
0,00
Cluster E, woning 9
111_B
5,5
-2,20
-3,90
-10,90
Cluster E, woning 9
111_C
9,5
-2,20
-3,90
-11,00
Cluster E, woning 9
112_A
1,5
19,70
20,20
12,50
Cluster E, woning 9 Cluster E, woning 9
112_B 112_C
5,5 9,5
21,00 22,00
21,50 22,60
13,70 14,80
Cluster E, woning 8
L dag
[dB]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB(A)]
[dB]
L DEN < 20 dB 21- 48 dB 49 - 53 dB > 53 dB
Pagina 7 van 7
Bijlage 6:
Geldende Ke- en BKL-geluidcontouren Rotterdam The Hague Airport
Vigerende Ke- en BKL-geluidcontouren Rotterdam The Hague Airport
Bijlage 6
D C
B
A
A
Te ontwikkelen cluster
Bijlage 7:
Toekomstige dB(A)-geluidcontouren Rotterdam The Hague Airport
Bijlage 8:
Cumulatieve geluidbelasting Wegverkeer en luchtvaart
0G Bijlage 8 - Cumulatie geluidbelasting bij woningen in cluster A vanwege luchtvaartlawaai en wegverkeerslawaai (conform art 110f) Cluster
rekenpunt
rekenhoogte
Wegverkeer
Luchtvaart
Cumulatief
Lden
Lden
Wegverkeer en luchtvaart L CUM
zonder aftrek art. 110g
[m]
[dB]
[dB(A)]
[dB]
A
001
1,5
56,4
56,0
63,0
A
001
5,5
56,6
56,0
63,0
Pagina 1 van 1
Luchtkwaliteit Bestemmingsplan Polder Schieveen
Projectmedewerker SO P&E MRO Paul Bruijkers Projectleider SO P&E MRO Erica Koning Datum 24 november 2014
Inhoudsopgave 1
Inleiding
1.1
Te toetsen initiatieven bestemmingsplan Polder Schieveen
4 Fout! Bladwijzer niet
gedefinieerd. 2
Wet- en regelgeving
6
2.1
Wet Luchtkwaliteit
6
2.2
Anti-cumulatie regeling
6
2.3
Regeling NIBM
6
2.4
Besluit Gevoelige bestemmingen
6
2.5
Rotterdams beleid
7
3
Toetsing
8
3.1
Wet Luchtkwaliteit
8
3.2
Anti-cumulatie regeling
8
3.3
Regeling NIBM
8
3.4
Besluit Gevoelige bestemmingen
8
3.5
Rotterdams beleid
9
4
Conclusie
10
5
Referenties
11
Luchtkwaliteit BP Polder Schieveen
Datum
Pagina
24 november 2014
2 van 11
Luchtkwaliteit BP Polder Schieveen
Datum
Pagina
24 november 2014
3 van 11
1
Inleiding Voor het bestemmingsplan Oude Bovendijk en het bestemmingsplan Polder Schieveen is een toets uitgevoerd naar de situatie rondom externe veiligheid in beide gebieden. In dit rapport wordt gerapporteerd over de stand van zaken voor het bestemmingsplan Polder Schieveen. Projectbeschrijving bestemmingsplan 1. Verbeteren leefmilieu voor weidevogels 2. Verbeteren ecologische verbinding tussen Rottemeren, Akerdijkse Plassen en Midden Delfland 3. Ontwikkelen van recreatieve mogelijkheden; polderpad, struinpaden, recreatief en educatief programma agrariërs 4. Faciliteren van economisch duurzame (agrarische) bedrijven a. Educatieve schapenboerderij aan de Oude Bovendijk b. Rundveehouderij/ Loonwerkbedrijf Hofweg c. Gemeenschapsgebouw stichting GCN Oude Bovendijk 5. Wijzigingsbevoegdheden a. Agrarische gronden met natuurwaarden (aankoop) b. Hofweg 163 bij beëindiging bedrijfsactiviteiten realisatie tweede woontitel c. Schieveensedijk verplaatsing agrarisch bedrijf van Vliet
Figuur 1 Plangebied Polder Schieveen
1.1
Te toetsen initiatieven bestemmingsplan Polder Schieveen
1. Verbeteren leefmilieu voor weidevogels Luchtkwaliteit BP Polder Schieveen
Datum
Pagina
24 november 2014
4 van 11
-
Deel van de agrarische bestemming wordt agrarische bestemming met natuurwaarden - Aanpassen peilbeheer in het voorjaar (broedpeilen) in de bestemde natuurgebieden.
2. Ontwikkelen van recreatieve mogelijkheden; polderpad, struinpaden, recreatief en educatief programma agrariërs - Aanleg fietspad en struinpaden 3. Faciliteren van economisch duurzame (agrarische) bedrijven - Uitbreiding van de bedrijven van Hoogerbrugge (deellocatie 3), Rodenburg (deellocatie 1)en Oosthoek (deellocatie 5) wordt mogelijk gemaakt. 1. Nieuwe stallen en vergroten veestapel. 2. Ombouw van voormalig schoolgebouw (circa 220 m2 bvo) aan de Oude Bovendijk tot horeca, vergaderruimte en informatiecentrum en oprichting kleine boerderijwinkel in een bestaande woning. Vestiging schaapskudde van 1000 dieren. 4. Wijzigingsbevoegdheden - Wijzigingsbevoegdheid locatie woning en stallen Van Vliet - Wijzigingsbevoegdheid op gronden Van Eijk, Fortis (noordelijk deel peilgebied II) en toekomstige gronden Van Vliet . - Wijzigingsbevoegdheid extra woning Van Eijk, (Hofweg 163) - Nieuwbouw christelijke gemeenschap Oude Bovendijk 212, sloop van stallen. (250 personen 2x/maand en 50 personen 12x per maand).
Luchtkwaliteit BP Polder Schieveen
Datum
Pagina
24 november 2014
5 van 11
2
Wet- en regelgeving
2.1
Wet Luchtkwaliteit De Wet Luchtkwaliteit [1] uit 2007 maakt nieuwbouw en een beperkte omvang van een ruimtelijk programma mogelijk zonder onderzoek en zonder toetsing aan grenswaarden (luchtkwaliteitseisen). Dit geldt voor de zogenaamde niet in betekenende mate (NIBM) projecten [2]. Thans is de 3% regeling van kracht [2,3]. Dit houdt in dat er sprake is van een NIBM project als de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) ten gevolge van het plan met maximaal 1,2 μg/m3 toenemen ten opzichte van de autonome ontwikkeling. NIBM projecten voldoen aan de Wet luchtkwaliteit en kunnen worden gerealiseerd zonder toets aan de grenswaarden uit de Wet Luchtkwaliteit.
2.2
Anti-cumulatie regeling Aan de hand van de anti-cumulatieregeling [2] wordt beoordeeld of het project afzonderlijk kan worden bekeken of dat ook andere ontwikkelingen binnen een straal van 1.000 m dienen te worden meegenomen bij de bepaling of het project NIBM is. Hierbij is het van belang om te bepalen of de ontwikkellocaties gebruik maken van dezelfde ontsluitingsweg. Bij deze analyse wordt een ontsluitingsweg gedefinieerd als een weg waar minimaal 50 procent van het verkeer vanuit de nieuwe ontwikkeling overheen gaat. Indien plannen gebruik maken van dezelfde ontsluitingsweg dienen ze te worden gecumuleerd.
2.3
Regeling NIBM In de Regeling NIBM [3] zijn categorieën van gevallen aangewezen die worden aangemerkt als NIBM projecten . Voor pure woningbouw betekent dit dat bij een eenzijdige verkeersontsluiting niet meer dan 1.500 nieuwe woningen mogen worden gebouwd onder het NIBM regime en bij een tweezijdige ontsluiting 3.000 woningen (bijlage 3B, voorschrift 3B2 van [3]). Voor alleen kantoren geldt een 3% criterium van maximaal 100.000 m2 BVO (bruto vloeroppervlakte) bij een eenzijdige verkeersontsluiting en maximaal 200.000 m2 BVO bij een tweezijdige ontsluiting. Voor plannen die niet bestaan uit louter kantoren en/of woningen, de zogenaamde gemengde programma’s met bijv. winkels en bedrijven, biedt de wet (art. 5.16 Wm, eerste lid, onder c) de mogelijkheid om het aannemelijk te maken dat die plannen in niet-betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Dit is voor dit bestemmingsplan aan de orde.
2.4
Besluit Gevoelige bestemmingen Op 16 januari 2009 is het Besluit Gevoelige Bestemmingen in werking getreden [5]. Met deze AmvB wordt de vestiging van ‘gevoelige bestemmingen’ - zoals een school - in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Nieuwe gevoelige bestemmingen moeten op meer dan 300 meter van een snelweg en op meer dan 50 meter van een provinciale weg gebouwd worden. In dit besluit zijn woningen niet als gevoelige bestemming gekwalificeerd.
Luchtkwaliteit BP Polder Schieveen
Datum
Pagina
24 november 2014
6 van 11
2.5
Rotterdams beleid Het Rotterdams beleid schrijft voor dat er binnen de contouren van de grenswaarden geen nieuwe woningen mogen worden gebouwd. Rotterdam kent tevens een Beleidsregel buitenklimaat: Luchtkwaliteit bij scholen en kinderopvang. De beleidsregel is van toepassing op scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs en kinderopvang. Deze beleidsregel heeft tot doel het tegengaan van blootstelling van kinderen aan te hoge concentraties van schadelijke stoffen in de buitenlucht. De beleidsregel heeft betrekking op de gronden binnen 100 meter vanaf de rand van een snelweg en binnen 50 meter vanaf de rand van een drukke binnenstedelijke weg (de belaste zone). De beleidsregel is bedoeld om toe te passen bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen voor het afwijken van het bestemmingsplan. Toepassing van de beleidsregel in een plan wil zeggen dat er binnen de belaste zone in principe geen nieuwe bestemmingen worden toegekend waarbinnen scholen en kinderdagverblijven mogelijk zijn.
Luchtkwaliteit BP Polder Schieveen
Datum
Pagina
24 november 2014
7 van 11
3
Toetsing
3.1
Wet Luchtkwaliteit De in de Wet luchtkwaliteit genoemde grenswaarde voor stikstofdioxide (NO2) geldt vanaf 01-01-2015 en is 40 µg/m3 [1]. De grenswaarde voor fijnstof (PM10) is 40 µg/m3 en geldt sinds 01-07-2011.Het aantal dagen waarop de daggemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3 voor PM10 mag worden overschreden is 35. Deze daggemiddelde grenswaarde wordt overschreden bij een jaargemiddelde concentratie van 32,4 µg/m3 en hoger. Volgens de monitoringstool-2011 [4] wordt in het plangebied vanaf 2015 aan de grenswaarde voor NO2 in het plangebied voldaan. Ook wordt in 2011 en later aan de grenswaarden (daggemiddelde en jaargemiddelde) voor fijnstof voldaan. Dit betekent voor de Doenkade dat de contouren van de grenswaarden (jaargemiddeld NO2 en PM10) binnen 10 meter van de rand van de Doenkade blijven. De verkeersintensiteiten over de Oude Bovendijk zijn dermate laag dat de contouren van de grenswaarden binnen het profiel van de weg blijven. De concentraties van de overige stoffen die als gevolg van de Wet luchtkwaliteit moeten worden getoetst zijn zwaveldioxide, koolmonoxide, benzeen, lood en de uurgemiddelde grenswaarde van stikstofdioxide (NO2). De waarden van deze stoffen liggen in Rotterdam en omgeving ruim onder de grenswaarden en worden daarom buiten beschouwing gelaten.
3.2
Anti-cumulatie regeling Cumulatie met andere plannen in de omgeving is niet aan de orde omdat volgens de projectmanager van Polder Schieveen (hr. Michel de la Vieter) andere voorzienbare ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied niet relevant zijn voor de cumulatie van effecten op de luchtkwaliteit en niet gepland zijn.
3.3
Regeling NIBM Het bestemmingsplan maakt ontwikkelingen mogelijk die extra lokaal verkeer genereren. Het totaal aan woningequivalenten als gevolg van dit extra verkeer bedraagt maximaal 108 volgens de afdeling Verkeer & Vervoer van de gemeente. Dit is veel minder dan volgens de Regeling NIBM [3] aan woningen mogen worden gebouwd, zijnde (bij een eenzijdige verkeersontsluiting) maximaal 1.500. Het plan is daarmee NIBM en voldoet daardoor aan de Wet luchtkwaliteit.
3.4
Besluit Gevoelige bestemmingen In het bestemmingsplan worden geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt die vallen onder het Besluit Gevoelige Bestemmingen. Het plan voldoet daarmee aan het Besluit gevoelige bestemmingen [5]. Luchtkwaliteit BP Polder Schieveen
Datum
Pagina
24 november 2014
8 van 11
3.5
Rotterdams beleid De nieuwe woningen komen niet binnen de contouren van de grenswaarden van het wegverkeer van de Oude Bovendijk en de Doenkade [4]. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt die vallen onder de Beleidsregel buitenklimaat: Luchtkwaliteit bij scholen en kinderopvang. Het plan voldoet daarmee aan deze Beleidsregel.
Luchtkwaliteit BP Polder Schieveen
Datum
Pagina
24 november 2014
9 van 11
4
Conclusie In de huidige (2011) en toekomstige, autonome situatie (2015 en 2020) wordt in het plangebied Oude Bovendijk aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit voldaan. De ontwikkelingen van het bestemmingsplan Oude Bovendijk dragen in niet-betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtkwaliteit. Het bestemmingsplan voldoet daarmee aan de Wet Luchtkwaliteit. Het plan voldoet tevens aan het Rotterdamse beleid.
Luchtkwaliteit BP Polder Schieveen
Datum
Pagina
24 november 2014
10 van 11
5
Referenties
1
Titel 5.2 van de Wet milieubeheer, hierna te noemen de Wet luchtkwaliteit, zoals vastgesteld in de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Besluit van 30 oktober 2007, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 11 oktober tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen).
2
Besluit van 30 oktober 2007, houdende regels omtrent het in niet betekenende mate bijdragen, bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Besluit in niet betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)). Staatsblad 2007 440.
3
Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen), Staatscourant 9 november 2007, nr. 218/pag. 11.
4
Monitoringstool-2011, VROM (http://viewer2011.nsl-monitoring.nl/).
5
Besluit van 1 december 2008, houdende bepalingen ter voorkoming van de toename van het aantal personen met een verhoogde gevoeligheid voor bepaalde verontreinigende stoffen in de buitenlucht die verblijven op bij die bepalingen aangewezen plaatsen (Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)). Staatsblad 2009 14.
Luchtkwaliteit BP Polder Schieveen
Datum
Pagina
24 november 2014
11 van 11
Externe veiligheid Bestemmingsplan Polder Schieveen
Projectmedewerker SO P&E MRO Titus van Hille
Projectleider SO P&E MRO Erica Koning
Datum 22 november 2014
Externe veiligheid
Datum
Pagina
Bestemmingsplan Polder Schieveen
22 november 2014
2 van 17
Inhoudsopgave 1
Inleiding
5
1.1
Te toetsen initiatieven bestemmingsplan Polder Schieveen
5
1.2
Transportroutes van gevaarlijke stoffen en risicobronnen
7
2
Risicoanalyse
8
2.1
Transport van aardgas door leiding van de NGU (Gasunie)
8
2.2
Transport van olie door de NAM-leiding en kerosine door de DPO-leiding
9
2.3
Wegvervoer gevaarlijke stoffen over de rijksweg A13
2.4
Binnenstedelijk transport over de weg met gevaarlijke stoffen over de provinciale weg N209
10
(Doenkade)
11
2.5
Vliegverkeer van en naar vliegveld Rotterdam – The Hague Airport (RTHA)
12
3
Conclusie
15
4
Referenties
17
Externe veiligheid
Datum
Pagina
Bestemmingsplan Polder Schieveen
22 november 2014
3 van 17
Externe veiligheid
Datum
Pagina
Bestemmingsplan Polder Schieveen
22 november 2014
4 van 17
1
Inleiding Voor het bestemmingsplan Oude Bovendijk en het bestemmingsplan Polder Schieveen is een toets uitgevoerd naar de situatie rondom externe veiligheid in beide gebieden. In dit rapport wordt gerapporteerd over de stand van zaken voor het bestemmingsplan Polder Schieveen. Projectbeschrijving bestemmingsplan 1. Verbeteren leefmilieu voor weidevogels 2. Verbeteren ecologische verbinding tussen Rottemeren, Akerdijkse Plassen en Midden Delfland 3. Ontwikkelen van recreatieve mogelijkheden; polderpad, struinpaden, recreatief en educatief programma agrariërs 4. Faciliteren van economisch duurzame (agrarische) bedrijven a. Educatieve schapenboerderij aan de Oude Bovendijk b. Rundveehouderij/ Loonwerkbedrijf Hofweg c. Gemeenschapsgebouw stichting GCN Oude Bovendijk 5. Wijzigingsbevoegdheden a. Agrarische gronden met natuurwaarden (aankoop) b. Hofweg 163 bij beëindiging bedrijfsactiviteiten realisatie tweede woontitel c. Schieveensedijk verplaatsing agrarisch bedrijf van Vliet
Figuur 1 Plangebied Polder Schieveen
1.1
Te toetsen initiatieven bestemmingsplan Polder Schieveen
1. Verbeteren leefmilieu voor weidevogels Externe veiligheid
Datum
Pagina
Bestemmingsplan Polder Schieveen
22 november 2014
5 van 17
-
Deel van de agrarische bestemming wordt agrarische bestemming met natuurwaarden - Aanpassen peilbeheer in het voorjaar (broedpeilen) in de bestemde natuurgebieden.
2. Ontwikkelen van recreatieve mogelijkheden; polderpad, struinpaden, recreatief en educatief programma agrariërs - Aanleg fietspad en struinpaden 3. Faciliteren van economisch duurzame (agrarische) bedrijven - Uitbreiding van de bedrijven van Hoogerbrugge (deellocatie 3), Rodenburg (deellocatie 1)en Oosthoek (deellocatie 5) wordt mogelijk gemaakt. 1. Nieuwe stallen en vergroten veestapel. 2. Ombouw van voormalig schoolgebouw (circa 220 m2 bvo) aan de Oude Bovendijk tot horeca, vergaderruimte en informatiecentrum en oprichting kleine boerderijwinkel in een bestaande woning. Vestiging schaapskudde van 1000 dieren. 4. Wijzigingsbevoegdheden - Wijzigingsbevoegdheid locatie woning en stallen Van Vliet - Wijzigingsbevoegdheid op gronden Van Eijk, Fortis (noordelijk deel peilgebied II) en toekomstige gronden Van Vliet . - Wijzigingsbevoegdheid extra woning Van Eijk, (Hofweg 163) - Nieuwbouw christelijke gemeenschap Oude Bovendijk 212, sloop van stallen. (250 personen 2x/maand en 50 personen 12x per maand).
Externe veiligheid
Datum
Pagina
Bestemmingsplan Polder Schieveen
22 november 2014
6 van 17
1.2
Transportroutes van gevaarlijke stoffen en risicobronnen • • • •
Het transport van aardgas door een hogedruk leiding van de NGU; Het transport van olie door een leiding van de NAM. Het transport met gevaarlijke stoffen over de rijksweg A13; Het binnenstedelijk transport over de weg met gevaarlijke stoffen over de N209 (Doenkade); • Het transport van kerosine door een leiding van de DPO; • Vliegverkeer van en naar de Rotterdam - The Hague Airport (RTHA). • Propaantanks met PR contour 10-6/jr ≤25m ter plaatse van Zwethkade 8 en Ackerdijkseweg32. De hierboven opgesomde risicobronnen zijn weergegeven in Figuur 2.
E ↑
O←cluster ↑ Leiding NGU Leiding NAM ↓
Figuur 2 Leidingtracés - - - (NGU en NAM) en transportroutes ––- (A13 en N209 Doenkade)
Externe veiligheid
Datum
Pagina
Bestemmingsplan Polder Schieveen
22 november 2014
7 van 17
2
Risicoanalyse
2.1
Transport van aardgas door leiding van de NGU (Gasunie) De hoge druk leiding voor transport van aardgas (Gasunie, W-521-01, 318mm, 40 bar) loopt langs de Hofweg in de gemeente Rotterdam naar Lansingerland, langs de Zuidersingel. Op deze leiding is het wettelijk regime van het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de bijbehorende regeling (Bevb/revb) 1 van toepassing. Het externe veiligheidsrisico dient te worden berekend met het door de overheid in het kader van de Bevb beschikbaar gestelde rekenprogramma Carola 2. De leidingparameters en het invloedsgebied zijn opgegeven door de leidingeigenaar (Nederlandse Gasunie) en volgen uit toepassing van het rekenprogramma Carola. De resultaten van de risicoberekeningen met het rekenprogramma Carola zijn opgenomen in tabel 1. Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico 10-6/jr is t.g.v. de leidingkwaliteit, ingraving en /of de omvang van het transport niet aanwezig. Tabel 1 Resultaten risicoberekeningen gasleiding W-521-01
Gebiedsomschrijving Invloedsgebied [m]
Huidige situatie
135
Bestemming
135
PR 10/jr [m]
6
Berekende groepsrisico
Niet 0,01 aanwezig Niet 0,01 aanwezig
Aantal slachtoffers en ongevalsfrequentie bij berekende groepsrisico 16 slachtoffers bij 4,09 x10-7/jr 16 slachtoffers bij 4,09 x10-7/jr
Groepsrisico Het berekende groepsrisico is in zowel de huidige situatie, als bij de toekomstige bestemming, ca. een factor 100 beneden de oriënterende waarde. De omvang van het groepsrisico wordt voornamelijk bepaald door de meer omvangrijke woonbebouwing aan de Zuidersingel en aan de Rodenrijseweg in de gemeente Lansingerland. Conclusie Het berekende groepsrisico is zeer gering en neemt niet toe ten gevolge van de ontwikkelingen die het nieuwe bestemmingsplan mogelijk maakt omdat de bebouwingsdichtheid gering is en gering blijft. 1 Besluit externe veiligheid buisleidingen, Ministerie van VROM, Staatsblad 2010 nr. 686, Regeling externe veiligheid buisleidingen, Ministerie van VROM, Staatscourant 2010nr. 21009 2 Carola Rekenpakket, Parameterbestand 1.2, Associated Technology Pipeline Ltd.
Externe veiligheid
Datum
Pagina
Bestemmingsplan Polder Schieveen
22 november 2014
8 van 17
Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico zijn daarom niet beperkend voor het plan. Een nadere verantwoording is dan ook niet noodzakelijk.
2.2
Transport van olie door de NAM-leiding en kerosine door de DPO-leiding Een K1-leiding voor transport van brandbare vloeistof van de NAM (405070/3196300: 203mm (8”) ST, 95 bar) kruist de Oude Bovendijk op 100 m ten noorden van de Doenkade. De leiding bevindt zich op 219 m van het geplande kerkgebouw en op meer dan 650 meter afstand van de overige dichtstbijzijnde ontwikkellocaties. De leiding is afkomstig van de NAM-locatie aan de G.K. van Hoogendorpweg en gaat richting A13, alwaar hij parallel aan de weg naar Delft loopt. Langs dit deel van het tracé ligt de locatie waarop een multifunctioneel gebouw met o.a. bed&breakfast en educatie in de boerderij aan de Hofweg (locatie 3 westzijde, Hoogerbrugge)) wordt opgericht. De minimumafstand tot de leiding is 100m. Een K2-leiding voor transport van brandbare vloeistof van de DPO (STAAL API5L Grade X60) loopt parallel aan de Molenkade en kruist de Oude Bovendijk ter plaatse van de Zwethkade (oostzijde). De leiding bevindt zich op 92 m afstand van locatie E. De leiding is afkomstig van Shell Botlek en loopt naar luchthaven Schiphol. Op deze leidingen is eveneens het regime van het Bevb/revb1 van toepassing. Het RIVM heeft voor K1K2K3-leidingen waar deze leiding ook onder valt, een notitie 3 met afstandentabel voor het plaatsgebonden risico opgesteld die volgens het Revb1 mag worden toegepast. In deze notitie is met betrekking tot het groepsrisico de volgende tekst opgenomen: “Voor K1-leidingen wordt het aantal van 10 slachtoffers niet gehaald voor dichtheden tot 255 personen per hectare buiten de PR 10-6 (36 inch, 100 bar). Er is in deze gevallen dus geen sprake van groepsrisico. Voor K2 en K3 is er geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar. Qua risico is het mogelijk dat er bebouwing vanaf 5 meter buiten de buisleiding gerealiseerd wordt. […] Het groepsrisico is bij K2 en K3-buisleidingen beperkt, zo zal bij een dichtheid tot 100 personen per hectare 0,1 maal de oriëntatiewaarde voor transport niet worden gehaald.” Plaatsgebonden risico Volgens de afstandentabel in bovengenoemde notitie geldt voor een leiding van 203mm en 95 bar (NAM) dat de afstand van de PR-contour 10-6/jr tot de leiding 12m uit het hart van de leiding bedraagt. Hieruit volgt dat het plaatsgebonden risico geen beperking vormt voor het plan aangezien de ontwikkellocaties zich buiten de strook van 12 meter bevinden. Volgens bovengenoemde notitie3 geldt dat er voor een K2-leiding geen PR-contour 10-6/jr is. Hieruit volgt dat het plaatsgebonden risico geen beperking vormt voor het plan. Groepsrisico
3
Risicoafstanden voor buisleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3, RIVM, augustus 2008
Externe veiligheid
Datum
Pagina
Bestemmingsplan Polder Schieveen
22 november 2014
9 van 17
Volgens de bovengenoemde notitie3 geldt voor een K1-leiding van 203mm en 95 bar (NAM) dat geen sprake is van een groepsrisico als de dichtheid van personen lager is dan 255 personen per ha. Vanwege de verspreid liggende kavels binnen het invloedsgebied van de leiding is de dichtheid van personen overal lager dan 255 personen per ha. Hieruit volgt dat het groepsrisico geen beperking vormt voor het plan. Volgens de bovengenoemde notitie3 geldt voor een K2-leiding (DPO) dat geen sprake is van een groepsrisico groter dan 0,1 maal de oriënterende waarde als de dichtheid van personen lager is dan 100 personen per ha. Vanwege de verspreid liggende kavels binnen het invloedsgebied van de leiding is de dichtheid van personen overal lager dan 100 personen per ha. Hieruit volgt dat het groepsrisico geen beperking vormt voor het plan. Conclusie De ontwikkellocaties liggen buiten de contouren voor het plaatsgebonden risico. Er is geen sprake van een groepsrisico. Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico zijn daarom niet beperkend voor het plan. Een nadere verantwoording is dan ook niet noodzakelijk.
2.3
Wegvervoer gevaarlijke stoffen over de rijksweg A13 De rijksweg bevindt zich op 980 meter afstand van de dichtstbijzijnde ontwikkellocatie (cluster E). De omvang van het vervoer gevaarlijke stoffen is vastgesteld in het Basisnet weg (Ministerie van Milieu en infrastructuur) 4 opgenomen in de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (Rnvgs). Plaatsgebonden risico De veiligheidszone wordt gemeten vanaf het midden van de weg en begrensd door de PRmax. De PR-max is ook de grens van de gebruiksruimte voor vervoer4. De veiligheidszone van wegdeel Z30 (afrit 10 Delft Zuid - afrit 11 Berkel en Rodenrijs) is 16m en ligt gezien de breedte van de weg niet of nauwelijks buiten de wegrand. Aangezien de dichtstbijzijnde ontwikkeling zich op een afstand van ca. 980 meter bevindt, is het plaatsgebonden risico niet beperkend voor het plan. Groepsrisico De categorie GF3 (2829 tankwagens per jaar) is bepalend voor het groepsrisico. Het bestaande groepsrisico is ruim (factor 1000) onder de oriënterende waarde. Het invloedsgebied van GF3 is 141m zodat geconcludeerd wordt dat de nieuw te ontwikkelen kavels geen bijdrage leveren aan het groepsrisico. Het invloedsgebied van GT4 is 1719m (89 tankwagens per jaar) voor aanwezigen binnenshuis zodat geconcludeerd wordt dat de nieuw te ontwikkelen kavels geen bijdrage leveren aan het groepsrisico. Het groepsrisico is niet beperkend voor het plan. Een nadere verantwoording is daarom niet noodzakelijk.
4
Eindrapportage Basisnet Weg, Basisnet Werkgroep Weg, Ministerie van VROM, Oktober 2009
Externe veiligheid
Datum
Pagina
Bestemmingsplan Polder Schieveen
22 november 2014
10 van 17
Plasbrand aandachtsgebied Naast het risicobeleid wordt door middel van een plasbrandaandachtgebied (PAG) ook rekening gehouden met de effecten van een ongeluk met de meest vervoerde gevaarlijke stoffen. Dat zijn de zeer brandbare vloeistoffen, zoals benzine. Deze stoffen hebben een relatief beperkte effectafstand, waarmee bij bouwplannen op een reële manier rekening gehouden kan worden.4 Het plasbrandaandachtgebied is een denkbeeldige strook naast de rand van de weg waarbinnen het effect van een plasbrand op de weg zich maximaal uitstrekt. Het plasbrandaandachtgebied van A13 wegdeel Z30 (afrit 10 Delft Zuid - afrit 11 Berkel en Rodenrijs) bedraagt 30m buiten de rand van de weg. Aangezien de dichtstbijzijnde ontwikkeling zich op een afstand van ca. 980 meter bevindt, is het plaatsgebonden risico niet beperkend voor het plan. Conclusie De ontwikkellocaties liggen buiten de contouren voor het plaatsgebonden risico. De berekende groepsrisico’s zijn zeer gering en nemen niet toe ten gevolge van de ontwikkelingen die het nieuwe bestemmingsplan mogelijk maakt omdat de dichtstbijzijnde ontwikkeling op een afstand van 980 meter van de weg ligt. Het plaatsgebonden risico, het groepsrisico en het plasbrand aandachtsgebied zijn daarom niet beperkend voor het plan.
2.4
Binnenstedelijk transport over de weg met gevaarlijke stoffen over de provinciale weg N209 (Doenkade) De provinciale weg bevindt zich op 300 m van het geplande kerkgebouw en op meer dan 730m afstand van de dichtstbijzijnde andere ontwikkellocaties. De omvang van het vervoer gevaarlijke stoffen wordt bepaald door het transport van benzine en olie (categorie LF1 en LF2) en door toxische stoffen (LT1 en LT2). Omdat geen transport plaatsvindt in de categorie GF3, zijn LF1, LF2, LT1 en LT2 daarom bepalend voor het groepsrisico.
Tabel 2 Resultaten risicoberekeningen Doenkade
Gebiedsomschrijving Invloedsgebied [m]
PR 106 /jr [m]
Huidige situatie
135
Bestemming
135
Niet 0,01 aanwezig Niet 0,01 aanwezig
Berekende groepsrisico
Aantal slachtoffers en ongevalsfrequentie bij berekende groepsrisico 152 slachtoffers bij 3,2 x10-9/jr 152 slachtoffers bij 3,2 x10-9/jr
Plaatsgebonden risico
Externe veiligheid
Datum
Pagina
Bestemmingsplan Polder Schieveen
22 november 2014
11 van 17
Uit de berekening voor N209 blijkt dat de afstand van de 10-6/jr contour voor het plaatsgebonden risico tot het hart van de weg nul meter is. De ontwikkellocaties liggen buiten de contouren voor het plaatsgebonden risico. Groepsrisico Uit de berekening voor N209 blijkt dat het groepsrisico 0,01 is. Het groepsrisico neemt niet toe ten gevolge van de ontwikkelingen die het nieuwe bestemmingsplan mogelijk maakt. Het groepsrisico is niet beperkend voor het plan. Een nadere verantwoording is dan ook niet aan de orde. Conclusie Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico zijn niet beperkend voor het plan.
2.5
Vliegverkeer van en naar vliegveld Rotterdam – The Hague Airport (RTHA) Er is nog geen Besluit op basis van de Wet luchtvaart dat een PR-contour heeft vastgesteld voor het vliegveld Rotterdam – The Hague Airport (RTHA). De DCMR 5 adviseert bij plannen in de omgeving van luchthaven het volgende: Op dit moment kan aansluiting worden gezocht bij de onderzoeken die in het kader van de m.e.r. voor het aanwijzingsbesluit 2010 zijn gedaan. Hieruit blijkt dat bij de gekozen variant sprake is van PR contouren waarbinnen op basis van het bij de RBML horende Besluit Burgerluchthavens bepaalde ontwikkelingen worden beperkt. Er is sprake van een 10-5 contour (m.n. in het verlengde van de landingsbaan) waarbinnen geen nieuwbouw van een gebouw is toegestaan en waarbinnen woningen en kwetsbare gebouwen moeten worden wegbestemd. Daarnaast is sprake van een 10-6 contour waarbinnen slechts beperkt ontwikkelingen worden toegestaan, middels een verklaring van geen bezwaar van het bevoegd gezag (i.c. de rijksoverheid). Daarom is dit advies voor wat betreft de plaatsgebonden risicocontour van de luchthaven gebaseerd op de MER Zoneaanpassing Rotterdam Airport, deelrapport Externe Veiligheid 6. Plaatsgebonden risico De contouren voor het plaatsgebonden risico van het vliegverkeer van en naar Rotterdam the Hague Airport (RTHA) zijn eerder bepaald in het MER6. Figuur 3 geeft de plaatsgebonden risicocontouren weer voor de huidige situatie, tevens autonome gebiedsontwikkeling, zoals op basis van nieuwe inzichten aan de orde is. De plaatsgebonden risicocontouren 10-5/jr en 10-6/jr reiken niet tot de ontwikkellocaties van het plan. Het plaatsgebonden risico is daarom niet beperkend voor het plan. Groepsrisico Mail Mw. L. de Voogd aan T. van Hille d.d. donderdag 4 april 2013 14:55, onderwerp “PR-contour luchthaven en beoordeling Schieveen” 6 MER Zoneaanpassing Rotterdam Airport, deelrapport Externe Veiligheid (NLR-CR-2008-186), alternatief 4C 5
Externe veiligheid
Datum
Pagina
Bestemmingsplan Polder Schieveen
22 november 2014
12 van 17
Op het groepsrisico is van toepassing de concept Beleidslijn groepsrisico in de omgeving van Rotterdam – The Hague Airport 7. In de Beleidslijn groepsrisico RTHA is voorgeschreven dat het groepsrisico in de omgeving van de luchthaven wordt bepaald voor vierkante kavels van 250 meter bij 250 meter met behulp van de Airport Risk Tool (ART). In de concept beleidslijn is tevens een kaart van het verantwoordingsgebied groepsrisico opgenomen (Figuur 4) waarop te zien is van welk gebied het groepsrisico moet worden verantwoord indien ontwikkelingen plaatsvinden of gepland worden. De Oude Bovendijk valt volgens deze kaart geheel buiten het verantwoordingsgebied. Het groepsrisico is daarom niet beperkend voor het plan. Een nadere verantwoording in niet aan de orde.
Oude Bovendijk→
Figuur 3 PR-contouren MER Zoneaanpassing Rotterdam Airport, deelrapport Externe Veiligheid (NLR-CR-2008-186)6
7
concept Beleidslijn groepsrisico in de omgeving van Rotterdam – The Hague Airport (Provincie Zuid-Holland ,
17 oktober 2011)
Externe veiligheid
Datum
Pagina
Bestemmingsplan Polder Schieveen
22 november 2014
13 van 17
Oude Bovendijk→
Figuur 4 Kaart verantwoordingsgebied groepsrisico externe veiligheid luchthaven RTHA7
Conclusie De ontwikkellocaties liggen buiten de contouren voor het plaatsgebonden risico. De ontwikkellocaties liggen tevens buiten het verantwoordingsgebied voor het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico zijn daarom niet beperkend voor het plan.
Externe veiligheid
Datum
Pagina
Bestemmingsplan Polder Schieveen
22 november 2014
14 van 17
3
Conclusie
Transport van aardgas door de leiding van de NGU • Het plaatsgebonden risico 10-6/jr is in de huidige bestemming en bij de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, niet aanwezig; • Het groepsrisico is in de huidige bestemming en bij de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, een factor 100 onder de oriënterende waarde voor het groepsrisico. • Het groepsrisico neemt in het plan niet aantoonbaar toe. Transport van aardolieproducten door de leiding van de NAM • Het plaatsgebonden risico reikt niet verder dan tot 12 m afstand tot de leiding • Er is geen sprake van een groepsrisico bij een dichtheid kleiner dan 255 personen per hectare. • Het groepsrisico neemt in het plan niet aantoonbaar toe. Transport van aardolieproducten door de leiding van de DPO • Er is geen plaatsgebonden risico PR10-6/jr voor de leiding • Er is geen sprake van een groepsrisico groter dan 0,1 x de oriënterende waarde bij een dichtheid kleiner dan 100 personen per hectare. • Het groepsrisico neemt in het plan niet aantoonbaar toe. Vervoer gevaarlijke stoffen over de rijksweg A13 • De afstand tot de A13 is zodanig dat het plangebied buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr, buiten het invloedsgebied van het groepsrisico en buiten het plasbrand aandachtgebied van de weg ligt. • Het plan levert geen bijdrage aan het groepsrisico. Binnenstedelijk transport met gevaarlijke stoffen over de provinciale weg N209 (Doenkade) • De afstand tot de N209 is zodanig dat het plangebied buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr en buiten het invloedsgebied van het groepsrisico van de weg ligt. • Het groepsrisico neemt in het plan niet aantoonbaar toe. Vliegverkeer van en naar vliegveld Rotterdam – The Hague Airport (RTHA) • Het plangebied ligt geheel buiten de PR10-5/jr en PR10-6/jr contour. • Het plangebied ligt geheel buiten het verantwoordingsgebied voor het groepsrisico. Eindconclusie: Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van de risicobronnen in de omgeving zijn niet beperkend voor het plan. Geconcludeerd is dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt.
Externe veiligheid
Datum
Pagina
Bestemmingsplan Polder Schieveen
22 november 2014
15 van 17
Externe veiligheid
Datum
Pagina
Bestemmingsplan Polder Schieveen
22 november 2014
16 van 17
4
Referenties
1. Besluit externe veiligheid buisleidingen, Ministerie van VROM, Staatsblad 2010 nr. 686, Regeling externe veiligheid buisleidingen, Ministerie van VROM, Staatscourant 2010nr. 21009 2. Carola Rekenpakket, Parameterbestand 1.2, Associated Technology Pipeline Ltd. 3. Risicoafstanden voor buisleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3, RIVM, augustus 2008 4. Mail Mw. L. de Voogd aan T. van Hille 14:55, onderwerp “PR-contour luchthaven en beoordeling Schieveen” d.d. donderdag 4 april 2013 5. MER Zoneaanpassing Rotterdam Airport, deelrapport Externe Veiligheid (NLR-CR2008-186), alternatief 4C 6. Concept Beleidslijn groepsrisico in de omgeving van Rotterdam – The Hague Airport (Provincie Zuid-Holland , 17 oktober 2011)
.
Externe veiligheid
Datum
Pagina
Bestemmingsplan Polder Schieveen
22 november 2014
17 van 17
0G
Projectnaam
Projectcode
Status/versie
Datum
Pagina
HO ‘Schieveen’
2012-0179
1
13 februari 2013
2 van 24
0G Inhoudsopgave 1.
Inleiding
5
1.1
Aanleiding en onderzoekslocatie
5
1.2
Doel
5
1.3
Deelgebieden
5
1.4
Onderzoeksopzet
5
2.
Algemene historie en diffuse bodemkwaliteit
7
2.1
Algemene historie
7
2.2
Diffuse verontreinigingen
7
3.
Potentiële verontreinigingsbronnen
9
4.
Samenvatting voorgaande onderzoeken
13
5.
Conclusie en aanbevelingen
21
5.1
Conclusies historisch onderzoek
21
5.2
Aanbevelingen vervolgonderzoek
23
Bijlagen: 1 Situatiekaart 2a Potentiële verontreinigingsbronnen Schiebroeksepolder 2b Potentiële verontreinigingsbronnen Zuidpolder 3a Diffuse verontreinigingen contactzone Schiebroeksepolder 3b Diffuse verontreinigingen ondergrond Schiebroeksepolder 3c Diffuse verontreinigingen contactzone Zuidpolder 4a Bodemonderzoeken Schiebroeksepolder 4b Bodemonderzoeken Zuidpolder
Projectnaam
Projectcode
Status/versie
Datum
Pagina
HO ‘Schieveen’
2012-0179
1
13 februari 2013
3 van 24
0G
Projectnaam
Projectcode
Status/versie
Datum
Pagina
HO ‘Schieveen’
2012-0179
1
13 februari 2013
4 van 24
0G 1.
Inleiding
1.1
Aanleiding en onderzoekslocatie Stadsontwikkeling Rotterdam heeft aan het Ingenieursbureau van Gemeente Rotterdam opdracht verleend tot het verrichten van een historisch onderzoek. De onderzoekslocatie betreft het gebied ingesloten tussen de Oude Bovendijk, Berkelse Zweth, de A13 en de Doenkade in de gemeente Rotterdam.
1.2
Doel Het onderzoek heeft tot doel om de algemene bodemkwaliteit op de onderzoekslocatie te bepalen aan de hand van bestaande informatiebronnen en archieven en advies uit te brengen over eventuele vervolgstappen ter bepaling van de bodemkwaliteit.
1.3
Deelgebieden Het gebied is onder te verdelen in twee deelgebieden. 1. het gebied langs de Oude Bovendijk waar nieuwbouw gepland is; 2. het overige deel waar natuurontwikkeling plaats gaat vinden Langs de Oude Bovendijk is op aantal kavels nieuwbouw gepland. Een deel van de kavels wordt door de Gemeente Rotterdam uitgegeven, een ander deel wordt door particulieren ontwikkeld. Achter de bestaande dan wel nieuw te bouwen huizen wordt een nieuwe watergang gegraven. Binnen het deel waar natuurontwikkeling plaats gaat vinden zullen natuurvriendelijke oevers en een fietspad worden aangelegd. Binnen het gebied zijn 5 deellocaties aanwezig waar uitbreiding mogelijk is.
1.4
Onderzoeksopzet Het onderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5725 en de NEN 5707 (exclusief veldinspectie). Ten behoeve van het onderzoek zijn onderstaande bronnen geraadpleegd: 1. Bodemarchief Ingenieursbureau Gemeentewerken Rotterdam 2. Topografische kaarten Centraal Technisch Archief van Gemeentewerken Rotterdam 3. Okkema, J. De Straatnamen van Rotterdam, Rotterdam 1992 4. Nota actief Bodem en Bouwstoffenbeheer, Gemeentewerken Rotterdam, 16 april 2002 5. Optitheek uit het GIS/BIS systeem van Gemeentewerken Ingenieursbureau Rotterdam 6. Historisch Bodem Bestand gemeente Rotterdam, november 2003 7. Hinderwetvergunningenarchief (dynamisch en statisch) DCMR Milieudienst Rijnmond 8. Archief ondergrondse tanks DCMR Milieudienst Rijnmond 9. Uniforme Bron Indeling (UBI), potentieel bodemvervuilende activiteiten, juli 2003 10. Bijzonder inventariserend onderzoek naar baggerspecielocaties, september 1987 11. Benzinepomparchief Ingenieursbureau Gemeentewerken Rotterdam 12. Pandkaarten Bouw- en Woningtoezicht
Projectnaam
Projectcode
Status/versie
Datum
Pagina
HO ‘Schieveen’
2012-0179
1
13 februari 2013
5 van 24
0G 13. NEN 5725, Bodem, leidraad bij het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek, januari 2009 14. NEN 5707, Bodem- Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in de bodem, mei 2003
Projectnaam
Projectcode
Status/versie
Datum
Pagina
HO ‘Schieveen’
2012-0179
1
13 februari 2013
6 van 24
0G 2.
Algemene historie en diffuse bodemkwaliteit
2.1
Algemene historie Vanaf het einde van de middeleeuwen tot in de 18e eeuw werd er ter plaatse van het onderzoeksgebied veen gewonnen. Daarna werden er pogingen ondernomen de ontstane plassen weer droog te leggen. In 1857 ontstond de Nieuwe of Lage Polder Schieveen. Het gebied is vooral in gebruik voor veeteelt. De boerderijen lagen langs de randen van het gebied; onder andere langs de Oude Bovendijk. Het gebied kent een vrij statische geschiedenis en lag er in het begin van de jaren 60 nog grotendeels hetzelfde bij als een eeuw eerder. Een vergelijking van de luchtfoto uit 1954 met een recente luchtfoto laat zien dat langs de Oude Bovendijk kassencomplexen zijn ontstaan. Sinds 1954 zijn in het onderzoeksgebied ook enkele sloten gedempt en is er een aantal perceelsontsluitingspaden geheel of gedeeltelijk verhard. Hiervoor kan puin gebruikt zijn. Aangrenzend aan het onderzoeksgebied werd in 1956 de luchthaven Rotterdam Zestienhoven geopend. Het vliegveld Zestienhoven blijft aanvankelijk klein van opzet. In 1971 en in 1985-1990 wordt het vliegveld uitgebreid. Rond 1960 werd de Doenkade in haar huidige vorm aangelegd. Ter plaatse van de voormalige sloten moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van bodemvreemd materiaal (zoals puin, asbest, koolas en sintels), dat wellicht gebruikt is bij de demping van de sloten. Ook de perceelsontsluitingspaden en de omgeving van de bruggetjes kunnen verhard zijn met bodemvreemd materiaal.
2.2
Diffuse verontreinigingen Op de Indicatieve bodemkaart is de locatie gelegen in: Schieveen (ruimtelijke eenheid: 54). Contactzone (0-1 m -mv): Zeer licht verontreinigd: concentraties gelijk of groter dan de achtergrondwaarde
Ondergrond (vanaf 1 m -mv): Schoon (niet verontreinigd): concentraties beneden de achtergrondwaarde
Langs de Oude Bovendijk is er sprake van lintbebouwing. De bodemkwaliteit ter plaatse van lintbebouwing kan wisselend van kwaliteit zijn. In het Bijzonder inventariserend onderzoek naar baggerspecielocaties is de locatie niet vermeld.
Projectnaam
Projectcode
Status/versie
Datum
Pagina
HO ‘Schieveen’
2012-0179
1
13 februari 2013
7 van 24
0G
Projectnaam
Projectcode
Status/versie
Datum
Pagina
HO ‘Schieveen’
2012-0179
1
13 februari 2013
8 van 24
0G 3.
Potentiële verontreinigingsbronnen In onderstaande tabel zijn de potentiële puntbronnen met een NSX >99 en de mogelijk verdachte stoffen op de locatie en de direct aangrenzende percelen weergegeven. De letters in de legenda (leg.) verwijzen naar de historische tekening. Indien van toepassing zijn binnen een zone van 50 meter van de onderzoekslocatie tevens de volgende puntbronnen vermeld: chemische wasserijen, galvanische bedrijven, loodwitfabrieken en gasfabrieken. De verdachte stoffen in deze tabel komen uit de UBI-stoffenlijst. Op en nabij de onderzoekslocatie zijn geen asbestverwerkende bedrijfsactiviteiten aanwezig geweest. Ter plaatse van de kassencomplexen kan wel asbest gebruikt zijn, onder andere als dakbedekking. OUDE BOVENDK 287 Legenda Aard en NSX A glastuinbouw hbo-tank (bovengronds) NSX = 143
A1
hbo-tank (ondergronds) NSX = 238
Jaar onbekend-1993
Bijzonderheid P. METSELAAR TUINBOUWBEDRIJF Huisbrandolie:6000 l Saneringswijze:SA Schuim. Het betreft een vermelding uit het tankenarchief van de DCMR
onbekendonbekend
Huisbrandolie:20000 l
OUDE BOVENDK 249 Legenda Aard en NSX B brandstoftank (bovengronds) NSX =143
Jaar 1965-onbekend
UBI Stoffen benzeen fluorantheen lood n-decaan n-octaan naftaleen tolueen xyleen benzeen fluorantheen lood n-decaan n-octaan naftaleen tolueen xyleen
Bijzonderheid STEENWYK-V.D. ENDE, H.C. Het betreft een vermelding uit het Hinderwetarchief
UBI Stoffen benzeen fluorantheen lood n-decaan n-octaan naftaleen tolueen xyleen Hinderwetvergunning verleend voor een tuinderij. De inrichting omvat een 30.000 liter bovengrondse zware stookolietank en een 1.000 liter bovengrondse tank voor dieselolie. Het bedrijf is in 1977 opgeheven. In 1979 staat er alleen een woonhuis. Of de tanks nog aanwezig zijn is niet bekend.
Projectnaam
Projectcode
Status/versie
Datum
Pagina
HO ‘Schieveen’
2012-0179
1
13 februari 2013
9 van 24
0G OUDE BOVENDK 208 Legenda Aard en NSX C Brandstoftank 40.000 liter (bovengronds) NSX =143
C
brandstoftank 1.000 liter (bovengronds) NSX =143
Jaar 1966onbekend
Bijzonderheid STEENWYK, N. Het betreft een vermelding uit het Hinderwetarchief
1966onbekend
STEENWYK, N. Het betreft een vermelding uit het Hinderwetarchief
UBI Stoffen benzeen fluorantheen lood n-decaan n-octaan naftaleen tolueen xyleen benzeen fluorantheen lood n-decaan n-octaan naftaleen tolueen xyleen
De tanks zijn verwijderd OUDE BOVENDK 210 Legenda Aard en NSX D glastuinbouw brandstoftank (bovengronds) NSX =143
D1
hbo-tank (bovengronds) NSX = 143
Jaar 1965-onbekend
Bijzonderheid ETTEN, J. VAN Het betreft een vermelding uit het Hinderwetarchief
onbekendonbekend
J. VAN ETTEN EN ZN Huisbrandolie:20000 l Het betreft een vermelding uit het tankenarchief van de DCMR
OUDE BOVENDK 216 Legenda Aard en NSX E hbo-tank (ondergronds) NSX = 238
Jaar onbekend2000
OUDE BOVENDK 217 Legenda Aard en NSX F hbo-tank (ondergronds) NSX = 238
Jaar 19611984
Bijzonderheid CHRISTELIJKE SCHOOL Huisbrandolie:5000 l Saneringswijze:Verwijderen. Het betreft een vermelding uit het tankenarchief van de DCMR
19841999
GEMEENTE WERKEN ROTTERDAM Huisbrandolie:5000 l Saneringswijze:Verwijderen. Cert.nr.:CT 343. Het betreft een vermelding uit het tankenarchief van de DCMR
F
hbo-tank (ondergronds) NSX = 238
Bijzonderheid WOONHUIS Huisbrandolie:2000 l Saneringswijze:Verwijderen. Cert.nr.:AK9078. Het betreft een vermelding uit het tankenarchief van de DCMR
UBI Stoffen benzeen fluorantheen lood n-decaan n-octaan naftaleen tolueen xyleen benzeen fluorantheen lood n-decaan n-octaan naftaleen tolueen xyleen
UBI Stoffen De tank is gesaneerd conform het vigerend beleid. Derhalve worden geen verontreinigingen verwacht.
UBI Stoffen benzeen fluorantheen lood n-decaan n-octaan naftaleen tolueen xyleen De tank is gesaneerd conform het vigerend beleid. Derhalve worden geen verontreinigingen verwacht.
Projectnaam
Projectcode
Status/versie
Datum
Pagina
HO ‘Schieveen’
2012-0179
1
13 februari 2013
10 van 24
0G OUDE BOVENDK 223A Legenda Aard en NSX G hbo-tank (ondergronds) NSX = 238
Jaar 19661997
Bijzonderheid WOONHUIS Huisbrandolie:3000 l Saneringswijze:Opvullen met zand. Cert.nr.:AK 4637. Het betreft een vermelding uit het tankenarchief van de DCMR
UBI Stoffen De tank is gesaneerd conform het vigerend beleid. Derhalve worden geen verontreinigingen verwacht.
OUDE BOVENDK 223B Legenda Aard en NSX H hbo-tank (ondergronds) NSX = 238
Jaar 19661997
Bijzonderheid WOONHUIS Huisbrandolie:3000 l Saneringswijze:Opvullen met zand. Cert.nr.:AK 5303. Het betreft een vermelding uit het tankenarchief van de DCMR
UBI Stoffen De tank is gesaneerd conform het vigerend beleid. Derhalve worden geen verontreinigingen verwacht.
OUDE BOVENDK 261 Legenda Aard en NSX I glastuinbouw (olietanks) NSX =238
HOFWG 51 Legenda Aard en NSX J hbo-tank (ondergronds) NSX = 238
HOFWG 63 Legenda Aard en NSX K brandstoftank (bovengronds) NSX =143
HOFWG 81 Legenda Aard en NSX L hbo-tank (bovengronds) NSX = 143
Jaar 1958onbekend
Jaar 1978onbekend
Jaar 1965onbekend
Jaar onbekend2000
Bijzonderheid LUGT, GEBR. VAN DER Het betreft een vermelding uit het Hinderwetarchief
Bijzonderheid J KLEIN-HESSELINK Huisbrandolie:6000 l Het betreft een vermelding uit het tankenarchief van de DCMR
Bijzonderheid HOOGERBRUGGE, W. Het betreft een vermelding uit het Hinderwetarchief 30.000 liter zware olie 1.000 liter dieselolie
Bijzonderheid RINGERS Huisbrandolie:3000 l Saneringswijze:Anders. Het betreft een vermelding uit het tankenarchief van de DCMR
UBI Stoffen benzeen fluorantheen lood n-decaan n-octaan naftaleen tolueen xyleen
UBI Stoffen benzeen fluorantheen lood n-decaan n-octaan naftaleen tolueen xyleen
UBI Stoffen benzeen fluorantheen lood n-decaan n-octaan naftaleen tolueen xyleen
UBI Stoffen benzeen fluorantheen lood n-decaan n-octaan naftaleen tolueen xyleen
Projectnaam
Projectcode
Status/versie
Datum
Pagina
HO ‘Schieveen’
2012-0179
1
13 februari 2013
11 van 24
0G HOFWG 93 Legenda Aard en NSX M hbo-tank (bovengronds) NSX = 143
Jaar onbekendonbekend
Bijzonderheid GEBR. A.P. HOOGERBRUGGE VEEHOUDERIJ Huisbrandolie:6000 l Het betreft een vermelding uit het tankenarchief van de DCMR
UBI Stoffen benzeen fluorantheen lood n-decaan n-octaan naftaleen tolueen xyleen benzeen fluorantheen lood n-decaan n-octaan naftaleen tolueen xyleen benzeen fluorantheen lood n-decaan n-octaan naftaleen tolueen xyleen
M
dieseltank (bovengronds) NSX = 143
onbekendonbekend
GEBR. A.P. HOOGERBRUGGE VEEHOUDERIJ Diesel:1250 l Het betreft een vermelding uit het tankenarchief van de DCMR
M
hbo-tank (ondergronds) NSX = 238
onbekendonbekend
WOONHUIS Huisbrandolie:3000 l Het betreft een vermelding uit het tankenarchief van de DCMR
Jaar onbekendonbekend
Bijzonderheid MAATSCHAP J.N.M. VAN DE EIJK Diesel:1200 l Het betreft een vermelding uit het tankenarchief van de DCMR
UBI Stoffen benzeen fluorantheen lood n-decaan n-octaan naftaleen tolueen xyleen
Bijzonderheid FA. C. L. VAN DEN ADEL BLOEMKWEKERIJ Overige:23000 l Het betreft een vermelding uit het tankenarchief van de DCMR
UBI Stoffen benzeen fluorantheen lood n-decaan n-octaan naftaleen tolueen xyleen
HOFWG 163 Legenda Aard en NSX N dieseltank (bovengronds) NSX = 143
SCHIEVEENSEDK 31 Legenda Aard en NSX O brandstoftank (bovengronds) NSX = 143
Jaar onbekendonbekend
Projectnaam
Projectcode
Status/versie
Datum
Pagina
HO ‘Schieveen’
2012-0179
1
13 februari 2013
12 van 24
0G 4.
Samenvatting voorgaande onderzoeken Oude Bovendijk thv 205, 206 • 1997-0216 Er zijn plaatselijk verontreinigingen met PAK en lood aangetroffen bij de bebouwing van de Oude Bovendijk 205-206. • TC 12-32-901 • TC 12-14-019 • TC 12-12-015 • TC 11-40-903 (niet op tekening) • TC 10-48-901 • TC 10-24-903 (niet op tekening) • TC 10-09-003 Op de locatie is sprake van twee gevallen van ernstige bodemverontreiniging in de grond, één met asbest en één met lood. De asbestsanering is uitgevoerd van 17 t/m 24 oktober 2010. De verontreiniging is plaatselijk tot 1,1 m-mv ontgraven. In de controlemonsters is ten hoogste een concentratie van 7 mg/kg ds aangetroffen. In totaal is circa 893 ton verontreinigde grond ontgraven en afgevoerd naar een erkend verwerker. 3 Er is circa 900 m grond aangevuld die voldoet aan de gebiedsspecifieke waarden voor landbouw/natuur. De tijdelijke uitname van de verontreiniging met lood is uitgevoerd van 24-27 oktober 2011 ten behoeve van de verwijdering van de fundering. Hierbij is geen overtollige, vrijkomende grond afgevoerd. De ontgraving is aangevuld met de vrijgekomen grond. De locatie is geschikt gemaakt voor alle gebruiksvormen. Ter plaatse van de verontreiniging met lood is sanering noodzakelijk bij herinrichting, verandering van het gebruik of het aanvragen van een bouwvergunning. Bij de sloop van de opstallen is nog meer asbest aangetroffen en is er een nader asbestonderzoek uitgevoerd en een BUS-melding gedaan. 3 De omvang van het geval van ernstige bodemverontreiniging wordt geschat op circa 525 m . De verontreiniging wordt ontgraven tot circa 0,7 m-mv, waarna er een leeflaag van 1,0 meter wordt aangebracht. De sanering is momenteel in voorbereiding. • TC 10-45-005 • TC 10-09-003 Er zijn aanvullend twee slibmonsters genomen op de locatie. In het slib zijn geen verontreinigingen boven de tussenwaarde aangetoond. Op de locatie is een bodemverontreiniging aangetoond waarvoor geen saneringsnoodzaak bestaat.
Projectnaam
Projectcode
Status/versie
Datum
Pagina
HO ‘Schieveen’
2012-0179
1
13 februari 2013
13 van 24
0G Oude Bovendijk thv 208, 209 • TC 04-36-08 De locatie is onderzocht om te beoordelen of de voormalige bedrijfsactiviteiten van een tuinderij met stookolietanks (C) hebben geleid tot bodemverontreiniging. De locatie is alleen historisch onderzocht, gevolgd door een terreininspectie. Hieruit bleek dat de locatie nog als tuinderij in gebruik is. De locatie is niet verder onderzocht, puntbron C is niet voldoende onderzocht. Oude Bovendijk thv 212 • TC 05-45-09 Ter plaatse van het puinpad en de Oude Bovendijk is de grond incidenteel vanaf maaiveld tot circa 1,3 m-mv sterk verontreinigd met koper, lood, zink en PAK. Plaatselijk is asbest beneden de gewogen interventiewaarde aangetoond. In het grondwater zijn geen verontreinigingen boven de tussenwaarde aangetoond. Plaatselijk is klasse 2 slib aangetoond, het overige slib is ingedeeld in klasse 0. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De locatie is geschikt voor de bestemming bedrijven en kantoren. Oude Bovendijk thv 222 • TC 11-51-016 De grond op de locatie is sterk verontreinigd met barium, zink en/of PAK in een bodemvolume 3 van meer dan 25 m . De verontreiniging bevindt zich op een diepte vanaf maaiveld tot plaatselijk 1,0 m-mv. In het grondwater zijn geen verontreinigingen boven de tussenwaarde aangetoond. Het slib in de watergangen voldoet aan klasse A/wonen. Het slib mag op de kant worden verspreid. Oude Bovendijk thv 248, 249 • TC 04-36-09 De locatie is onderzocht om te beoordelen of de voormalige bedrijfsactiviteiten van een tuinderij met bovengrondse opslagtanks voor gasolie (30.000 liter) en dieselolie (1.000 liter) (puntbron B) hebben geleid tot bodemverontreiniging. De tuinderij is in 1977 opgeheven en vanaf 1979 stond alleen nog een woonhuis op de locatie. Er is geen toestemming verleend voor bodemonderzoek. Oude Bovendijk thv 287 • TC 97-29-16 De bovengrond is matig verontreinigd met zink. Het grondwater is licht verontreinigd met minerale olie. De locatie is geschikt bevonden voor de bestemming wonen. Oude Bovendijk thv 285 • TC 99-31-01 In de grond en het grondwater zijn ten hoogste lichte verontreinigingen aangetoond. De locatie is geschikt bevonden voor de bestemming wonen.
Projectnaam
Projectcode
Status/versie
Datum
Pagina
HO ‘Schieveen’
2012-0179
1
13 februari 2013
14 van 24
0G • 2006-0333 Uit het verkennend onderzoek blijkt dat de grond van maaiveld tot 0,5 m-mv niet tot licht verontreinigd is met zink en EOX (< triggerwaarde van 3,0 mg/kg ds). Het freatisch grondwater is niet tot licht verontreinigd met arseen, chroom en xylenen. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. • Nulsituatie bodemonderzoek Oude Bovendijk 287 te Rotterdam, BLgg Oosterbeek, 21 juli 1999. (BLgg op tekening) De grond is licht verontreinigd met enkele zware metalen, EOX en minerale olie. Het grondwater is niet verontreinigd met de onderzochte stoffen. Oude Bovendijk, Hofweg tot Berkelse Zweth • 2005-1213 Uit het verkennend onderzoek blijkt dat de grond van maaiveld tot circa 1,5 m-mv hoofdzakelijk niet tot licht verontreinigd is met cadmium, koper, kwik, lood, nikkel, zink, PAK en EOX (< triggerwaarde 3,0 mg/kg ds). Plaatselijk zijn er matige verontreinigingen met koper en lood aangetroffen. Ten noordwesten van de Oude Bovendijk 249a is een sterke verontreiniging met koper en zink aangetroffen. Mogelijk is hier sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De matige tot sterke verontreinigingen zijn te relateren aan de bijmengingen met puin die in de grond zijn aangetroffen. Het freatisch grondwater is niet tot licht verontreinigd met arseen, chroom, nikkel, zink, xylenen en 1,1,2-trichloorethaan. Het slib in de sloot ten noordwesten van de Hofweg 301 (sloot 26) is beoordeeld als klasse 3 slib. Dit slib kan niet op de kant gezet worden en dient te worden afgevoerd naar een erkende verwerkingslocatie. De overige waterbodems zijn beoordeeld als klasse 0 tot 2 slib. Het klasse 0 slib mag beperkt worden hergebruikt (mogelijk verspuiten). Het klasse 2 slib mag binnen 20 meter van de waterkant wordt hergebruikt. Een aantal beschoeiingen bestaat uit asbestplaten. Het is mogelijk dat afgebroken stukken in de waterbodem (zijn) terechtkomen, deze stukken zullen dan bij het baggeren op de kant terechtkomen. Op twee plaatsen is op de locatie asbesthoudend materiaal gevonden. In het monster van repak van de verharding naast de kas op de Hofweg 301 is 3,8 mg/kg ds asbest aangetroffen. Dit gehalte is kleiner dan de gewogen interventiewaarde van 100 mg/kg ds. Oude Bovendijk thv 275-277 en 300, 320 t/m 326 • 2007-0034 Achter Oude Bovendijk 275-277 is het maaiveld en plaatselijk de actuele contactzone verontreinigd met asbest. Ten zuiden van de Oude Bovendijk 300, 320 t/m 326 is het maaiveld en de actuele contactzone verontreinigd met asbest. De puinhoudende grond van maaiveld tot 0,5 à 1,0 m-mv is matig tot sterk verontreinigd met koper, lood en/of zink.
Projectnaam
Projectcode
Status/versie
Datum
Pagina
HO ‘Schieveen’
2012-0179
1
13 februari 2013
15 van 24
0G Oude Bovendijk thv 275 • 2004-0284 De grond en het grondwater zijn licht verontreinigd met de onderzochte stoffen. • 2004-0285 • 2004-0567 De grond en het grondwater (na aanvullend onderzoek) zijn licht verontreinigd met de onderzochte stoffen. Oude Bovendijk thv 265-270 • Plan van aanpak Oude Bovendijk achter nr. 270 te Rotterdam, Syncera de Straat, 23 december 2004 (Syncera op tekening) • Verkennend bodemonderzoek achter Oude Bovendijk 265-270 te Rotterdam, Syncera de Straat, 29 juli 2005 (Syncera op tekening) • Notitie, Oude Bovendijk achter nummer 270 te Rotterdam, Syncera de Straat, 10 februari 2006 (Syncera op tekening) In de grond worden sterk verhoogde gehalten minerale olie en vluchtige aromaten aangetroffen. De sterk verhoogde gehalten bevinden zich voornamelijk in de bodemlaag van maaiveld tot 1,0 m-mv. In de kern van de verontreiniging zijn tot circa 2,5 m-mv sterk verhoogde gehalten aangetoond. In het grondwater worden sterk verhoogde gehalten minerale olie en vluchtige aromaten aangetroffen. De omvang van de verontreiniging boven de interventiewaarde wordt 3 geraamd op circa 50 m . De overige onderzochte parameters zijn niet tot licht verhoogd. Oude Bovendijk achter 249a • 1996-0582 Het onderzoek beslaat een gebied van 151 hectare in polder Schieveen en Berkel en Rodenrijs. Het onderzoek is beperkt van opzet, per 10 hectare zijn circa 10 boringen geplaatst waarvan er 3 met een peilbuis zijn afgewerkt. Het puin-, kolengruis- en slakkenhoudende zand van maaiveld tot circa 0,5 m-mv rond de bebouwing ten noordwesten van de Oude Bovendijk 249A is matig met koper en lood verontreinigd. De grond vanaf 0,5 m-mv is niet tot licht met koper, lood, PAK, kwik, EOX en minerale olie verontreinigd. Het grondwater is licht verontreinigd met tolueen en EOX. Oude Bovendijk thv 224, 225 • TC 94-99-22 De grond en het grondwater zijn indicatief onderzocht in verband met de aankoop van de locatie. In de grond is plaatselijk een matige verontreiniging met lood en een lichte verontreiniging met kwik aangetoond. Het grondwater is matig tot sterk verontreinigd met zink, licht tot matig verontreinigd met koper en licht verontreinigd met aromaten.
Projectnaam
Projectcode
Status/versie
Datum
Pagina
HO ‘Schieveen’
2012-0179
1
13 februari 2013
16 van 24
0G Doenkade • TC 05-43-08 Het grondwater is plaatselijk matig tot sterk verontreinigd met nikkel. Deze verhoogde gehaltes worden gerelateerd aan een verhoogde natuurlijke achtergrondgehalte of menselijk ingrijpen in de waterhuishouding. Voor het overige zijn in de grond en het grondwater ten hoogste lichte verontreinigingen aangetoond. De locatie is geschikt voor de bestemming bedrijven en kantoren.
Hofweg thv 301 • Integraal onderzoek Hofweg 301 te Rotterdam, december 2001, Centraal Bodemkundig Bureau. (CBB op tekening) De bovengrond op de locatie is licht verontreinigd met cadmium, koper, kwik, lood, zink, minerale olie, EOX en PAK. Plaatselijk is er een matige verontreiniging met lood aangetoond. De ondergrond is licht verontreinigd met nikkel, koper, kwik, lood en PAK. Het grondwater is licht verontreinigd met arseen en chroom. De puinstrook aan de zijkant van de kas is licht verontreinigd met minerale olie en PAK. De laag van 0,5 m-mv tot 1,0 m-mv is matig verontreinigd met koper en zink. De laag van 1,0 m-mv tot 1,5 m-mv is licht verontreinigd met PAK. In het puin is geen asbest aangetroffen. Het slib betreft klasse 2 slib. • TC 11-15-007 Ter plaatse van het niet meer in gebruik zijnde ketelhuis en omgeving is een oppervlakte van 2 circa 225 m sterk verontreinigd met zware metalen vanaf maaiveld tot circa 0,6 m-mv. Tijdens de veldwerkzaamheden is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Het monster van de stabilisatielaag onder het asfalt van het voorterrein is niet asbesthoudend. Het grondwater is matig verontreinigd met barium. Dit verhoogde gehalte wordt toegeschreven aan natuurlijke oorzaken of menselijke ingrepen in de waterhuishouding. Het slib in de watergang aan de zuidzijde van de locatie is beoordeeld als klasse B slib of ‘toepasbaar op landbodem’ waar de kwaliteit Industrie mag worden toegepast. Het slib is niet verspreidbaar op het aangrenzend perceel. Bij het huidige gebruik zijn er geen onaanvaardbare risico’s voor het gebruik glastuinbouw (landbouw). Bij herinrichting, bestemmingswijziging, verandering naar een gevoeliger gebruik van de locatie of het aanvragen van een bouwvergunning dient de locatie te worden gesaneerd.
Projectnaam
Projectcode
Status/versie
Datum
Pagina
HO ‘Schieveen’
2012-0179
1
13 februari 2013
17 van 24
0G Hofweg thv 63, 65 • TC 04-36-07 De locatie is onderzocht om te beoordelen of de voormalige bedrijfsactiviteiten van een glastuinbouwbedrijf met stookolietanks (puntbron K) hebben geleid tot bodemverontreiniging. 2 Op een deel van de locatie (4.000 m ) is geen toestemming verleend voor het uitvoeren van bodemonderzoek. Uit een KIWA-certificaat blijkt dat op deze deellocatie in 1995 een ondergrondse HBO-tank is gesaneerd. Bij de sanering is geen verontreiniging aangetroffen. Puntbron K is niet voldoende onderzocht. 2 Op een ander deel van de locatie (7.100 m ) is onderzoek naar het voormalig glastuinbouwbedrijf uitgevoerd. De kassen zijn inmiddels gesloopt. In de grond en het grondwater zijn geen verontreinigingen boven de tussenwaarde aangetoond. Hofweg tegenover 51, 93, 101 • 2005-0901 De grond en het grondwater is ten hoogste licht verontreinigd. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De locatie is geschikt voor de bestemming (waterberging). Hofweg ten oosten van nr 101 • 2000-0977 De grond van maaiveld tot 2,0 m-mv is plaatselijk licht verontreinigd met koper, kwik, nikkel en lood. Het grondwater is licht met chroom, zink en xylenen verontreinigd. Het slib is beoordeeld als klasse 0 en 2. De locatie is geschikt voor de bestemming wonen. Schieveensedijk thv 31 • TC 09-13-003 (niet zichtbaar op tekening) • TC 03-25-02 • TC 11-14-002 • 1995-0052 Uit de onderzoeken van 2003 en 2009 blijkt dat de grond en het grondwater ten hoogste licht verontreinigd is met de onderzochte stoffen. Het slib in de watergang is beoordeeld als klasse 2 slib. Uit het onderzoek van 2011 blijkt dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging met asbest en tevens sprake is van een nieuw geval van bodemverontreiniging met asbest. Uit het onderzoek blijkt dat de sterke verontreiniging met asbest van maaiveld tot 0,3 m-mv aanwezig is. De verontreiniging is aangetroffen in de puinhoudende grond onder een verwijderde asfaltweg en bij een sleuf in een ander ruimtelijke eenheid. Het aan het maaiveld aangetroffen asbest is vermoedelijk op de locatie achtergebleven na sloop van de opstallen. Dit asbest dient zo spoedig mogelijk van de gehele locatie te worden verwijderd.
Projectnaam
Projectcode
Status/versie
Datum
Pagina
HO ‘Schieveen’
2012-0179
1
13 februari 2013
18 van 24
0G • 1995-0052 Het betreft een tweetal locaties aan de Schieveensedijk. Schieveensedijk 31 en Schieveensedijk/Doenkade. Ter plaatse van de Schieveensedijk 31 is de grond plaatselijk matig verontreinigd met PAK. Ter plaatse van het weiland is de grond licht met zink en EOX verontreinigd. Het grondwater is sterk met zink verontreinigd. Ter plaatse van de locatie Schieveensedijk/Doenkade is de grond licht met PAK, cadmium, zink en EOX verontreinigd. Plaatselijk is een lichte verontreiniging met lood aangetoond. Het grondwater is licht met vluchtige aromaten verontreinigd. Het weiland is matig met zink en licht met koper verontreinigd. Schieveensedijk thv 27 • 2001-0893 Het onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van de voormalige aanwezigheid van een autospuiterij. De plaatselijk matig tot sterke grondverontreiniging met minerale olie, de zeer plaatselijk sterke verontreiniging met trichloormethaan (die bij nadere analyse niet is teruggevonden), de lichte verontreiniging met tolueen, xylenen en ethylbenzeen en het verhoogde gehalte met vluchtige olie en EOX zijn mogelijk te relateren aan de voormalige activiteiten van de autospuiterij. Ook de sterke verontreinigingen in de bovengrond met koper, lood, zink en PAK zijn vermoedelijk (deels) afkomstig van de voormalige bedrijfsactiviteiten. De exacte omvang van de verontreiniging is niet bepaald. Voor lood wordt de vrijstellingswaarde overschreden. Volgens de risico-evaluatie is sprake van een actueel humaan risico, omdat grind niet als een verhardingslaag wordt gezien. De GGD concludeert dat, gezien het aanwezige asfalt en grind, er voor wat betreft de grindlaag geen adequate verhardingslaag aanwezig is. Actuele risico’s zijn derhalve in onvoldoende mate uitgesloten. Er is geen sprake van verspreidings- of ecologische risico’s. De verhardings- en grindlaag dient intact gehouden te worden om het contact met de verontreinigde grond te beperken. Nader onderzoek naar de omvang van de aangetoonde verontreinigingen is noodzakelijk. Schieveensedijk thv 11 • 2011-0581 De boven- en ondergrond zijn over het algemeen licht verontreinigd met de onderzochte stoffen. Plaatselijk is in de bovengrond van 0,3-0,5 m-mv een sterke verontreiniging met barium en nikkel en van 0,1-0,6 m-mv een matige verontreiniging met lood en zink aangetoond. Aangenomen wordt dat het hier gaat om incidentele interventiewaardeoverschrijdingen. Het grondwater is licht verontreinigd met barium en zink. Op de locatie is asbesthoudend materiaal aangetroffen. De actuele contactzone is niet verontreinigd met asbest. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
Projectnaam
Projectcode
Status/versie
Datum
Pagina
HO ‘Schieveen’
2012-0179
1
13 februari 2013
19 van 24
0G
Projectnaam
Projectcode
Status/versie
Datum
Pagina
HO ‘Schieveen’
2012-0179
1
13 februari 2013
20 van 24
0G 5.
Conclusie en aanbevelingen
5.1
Conclusies historisch onderzoek Heel het gebied De onderzoekslocatie is op basis van de Indicatieve bodemkaart van de gemeente Rotterdam verdacht voor lichte verontreinigingen met zware metalen en PAK in de eerste meter. De laag vanaf 1,0 m-mv is niet verdacht voor verontreinigingen zware metalen en PAK. Langs de Oude Bovendijk is er sprake van lintbebouwing. De bodemkwaliteit ter plaatse van lintbebouwing kan wisselend van kwaliteit zijn. Op en nabij de onderzoekslocatie zijn geen asbestverwerkende bedrijfsactiviteiten aanwezig geweest. Asbest kan in het gebied wel zijn toegepast als bijvoorbeeld dakbedekking van schuren. Ter plaatse van voormalige/gedempte sloten moet rekening worden gehouden met bodemvreemd materiaal dat als dempingsmateriaal gebruikt kan zijn. De perceelsontsluitingspaden en de omgeving van de bruggetjes kunnen verhard zijn met bodemvreemd materiaal. Deellocatie 1 Deellocatie 1 is niet verdacht als gevolg van voormalige bedrijfsactiviteiten. Voor zover bekend is hier niet eerder bodemonderzoek uitgevoerd. Deellocatie 2 Op deellocatie 2 is een 23.000 liter bovengrondse brandstoftank aanwezig (geweest) (puntbron N). De locatie is tevens vanwege het gebruik (bloemkwekerij) verdacht voor bestrijdingsmiddelen. Voor zover bekend is hier niet eerder bodemonderzoek uitgevoerd. Deellocatie 3 Op deellocatie 3 is een 30.000 liter bovengrondse tank voor zware olie en een 1.000 liter tank voor diesel aanwezig (geweest) (puntbron K). Op de naastgelegen locatie zijn nog twee bovengrondse en één ondergrondse tank aanwezig (geweest). Voor zover bekend is hier niet eerder bodemonderzoek uitgevoerd. In de omgeving zijn de volgende onderzoeken uitgevoerd: TC 04-36-07 en 2000-0977. Uit de onderzoeken blijkt dat de grond en het grondwater ten hoogste licht verontreinigd zijn met de onderzochte parameters. Deellocatie 4a Deellocatie 4a is niet verdacht als gevolg van voormalige bedrijfsactiviteiten. Voor zover bekend is hier niet eerder bodemonderzoek uitgevoerd. Een klein deel van de locatie valt binnen een aangrenzend onderzoek (2011-0581). Uit dit onderzoek blijkt dat de grond en het grondwater over het algemeen licht verontreinigd zijn. Op de locatie is op de gebouwen en op het terrein asbesthoudend materiaal aangetroffen. De grond is niet verontreinigd met asbest.
Projectnaam
Projectcode
Status/versie
Datum
Pagina
HO ‘Schieveen’
2012-0179
1
13 februari 2013
21 van 24
0G Deellocatie 4b Deellocatie 4b is niet verdacht als gevolg van voormalige bedrijfsactiviteiten. Voor zover bekend is hier niet eerder bodemonderzoek uitgevoerd. Deellocatie 5 Ter plaatse van de Oude Bovendijk 216 is een ondergrondse 2.000 liter huisbrandolietank (puntbron E) aanwezig geweest. De tank is verwijderd onder certificaat AK9078. Ter plaatse van de Oude Bovendijk 217 zijn twee vermeldingen van ondergrondse tanks. Een 5.000 liter huisbrandolietank (puntbron F) is verwijderd in 1984. Vermoedelijk is deze vervangen voor een nieuwe 5.000 liter huisbrandolietank (puntbron F), deze is in 1999 verwijderd onder certificaat CT 343. Voor zover bekend is hier niet eerder bodemonderzoek uitgevoerd. De aangrenzend aan de locatie uitgevoerde onderzoeken zijn weinig relevant voor de bodemkwaliteit op de locatie. Oude Bovendijk Veel percelen langs de Oude Bovendijk zijn op enig moment onderzocht. Veel van deze onderzoeken zijn echter al ouder dan 5 jaar. Ter plaatse van de Oude Bovendijk is een aantal puntbronnen (A t/m I) aanwezig (veelal onder-, bovengrondse tanks). Een aantal van deze tanks is onder KIWA-certificaat verwijderd. Ter plaatse van deze tanks wordt geen verontreiniging verwacht. Op een aantal plaatsen is verontreinigingen in de grond aangetoond. Het betreft hier verontreinigingen met zware metalen en/of asbest. Alleen ter hoogte van nummer 270 is een verontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten in het grondwater aangetoond. Kavels woningbouw (gebied 1) De onderzoeken in dit gebied zijn ouder dan 5 jaar en niet door het bevoegd gezag getoetst. De grond en het grondwater zijn over het algemeen ten hoogste licht verontreinigd. Achter de Oude Bovendijk 275-277 is het maaiveld en plaatselijk de actuele contactzone verontreinigd met asbest. Kavels woningbouw (gebied 2) De onderzoeken in dit gebied zijn ouder dan 5 jaar en niet door het bevoegd gezag getoetst. De grond en het grondwater is over het algemeen ten hoogste licht verontreinigd. Kavels woningbouw (gebied 3) De bodem op dit deel van de locatie is beperkt onderzocht. Op het deel dat onderzocht is, zijn de volgende verontreinigingen aangetroffen. Ten zuiden van de Oude Bovendijk 300, 320 t/m 326 is het maaiveld en de actuele contactzone verontreinigd met asbest. De puinhoudende grond van maaiveld tot 0,5 à 1,0 m-mv is matig tot sterk verontreinigd met koper, lood en/of zink. onderzoeken in dit gebied zijn ouder dan 5 jaar en niet door het bevoegd gezag getoetst. De grond en het grondwater zijn over het algemeen ten hoogste licht verontreinigd.
Projectnaam
Projectcode
Status/versie
Datum
Pagina
HO ‘Schieveen’
2012-0179
1
13 februari 2013
22 van 24
0G Kavels woningbouw (gebied 4) In dit deel is geen onderzoek uitgevoerd. Kavels woningbouw (gebied 5) Het uitgevoerde onderzoek in dit deel is ouder dan 5 jaar. Het onderzoek was beperkt van opzet (1 boring per ha.). Het is niet bekend of op dit deel een boring geplaatst is. De bodemkwaliteit zoals aangetoond in het onderzoek wordt niet representatief geacht voor de bodemkwaliteit ter plaatse van de lintbebouwing. Te graven watergang achter de kavels voor woningbouw tpv de Oude Bovendijk Ter plaatse van de te graven watergang worden over het algemeen ten hoogste lichte verontreinigingen verwacht. De watergang is gepland langs het perceel waar in 2004-2006 minerale olie en aromaten in grond en grondwater zijn aangetoond. Ter plaatse van de Hofweg en Oude Bovendijk 222 is de watergang gepland ter plaatse van of grenzend aan een met zware metalen en/of PAK verontreinigd gebied.
5.2
Aanbevelingen vervolgonderzoek Kavels woningbouw Voor de uit te geven kavels en de nog te verwerven percelen wordt geadviseerd het bestaande bodemonderzoek te actualiseren dan wel alsnog bodemonderzoek uit te voeren. Ter plaatse van gebied 1 is een verontreiniging met asbest aangetoond. Geadviseerd wordt om deze voorafgaand aan de nieuwbouw te verwijderen. Ter plaatse van gebied 3 is een verontreiniging met asbest en zware metalen aangetoond. Deze verontreiniging kan op verschillende manieren worden gesaneerd. De meest volledige is het verwijderen van de verontreiniging. Na afloop van de sanering rust er dan geen gebruiksbeperking op de locatie. Een andere methode is het isoleren/aanbrengen van een leeflaag van/op de verontreiniging. Isoleren van de verontreiniging d.m.v. het aanbrengen van een verhardingslaag is gezien de toekomstige bestemming waarschijnlijk geen optie. Het aanbrengen van een leeflaag is waarschijnlijk de meest voordelige optie. Randvoorwaarde is wel dat het mogelijk moet zijn om minimaal een meter op te hogen. Na afloop van de sanering rust er een gebruiksbeperking op de locatie. Namelijk dat de leeflaag in stand moet blijven.
Projectnaam
Projectcode
Status/versie
Datum
Pagina
HO ‘Schieveen’
2012-0179
1
13 februari 2013
23 van 24
0G Watergang achter de kavels voor woningbouw Op een drietal plaatsen is er mogelijk verontreiniging aanwezig in het tracé van de watergang. Geadviseerd wordt om te onderzoeken of er daadwerkelijk sprake is van sterke verontreinigingen op deze punten of het tracé aan te passen zodat deze plekken vermeden worden. Ter plaatse van paden en dammetjes in het gebied moet men bedacht zijn op bodemvreemd materiaal en/of verontreinigde grond. De vrijkomende niet tot licht verontreinigde grond kan binnen het gebied worden hergebruikt. Geadviseerd wordt om de hergebruiksmogelijkheden te bepalen in overleg met de Grond en Reststoffen Bank van Stadsontwikkeling Rotterdam. Voor hergebruik buiten de ruimtelijke eenheid kan een keuring nodig zijn om de grond af te voeren. Natuurvriendelijke oevers en fietspad De grond die vrijkomt bij het graven van natuurvriendelijke oevers en het fietspad kan op basis van de indicatieve bodemkaart binnen de ruimtelijke eenheid worden hergebruikt. Geadviseerd wordt om de hergebruiksmogelijkheden te bepalen in overleg met de Grond en Reststoffen Bank van Stadsontwikkeling Rotterdam. Voor hergebruik buiten de ruimtelijke eenheid kan een keuring nodig zijn om de grond af te voeren. Deellocatie 1 t/m 5 Geadviseerd wordt om bij herinrichting, verandering van het gebruik, het aanvragen van een bouwvergunning, aan- of verkoop verkennend bodemonderzoek uit te voeren.
Projectnaam
Projectcode
Status/versie
Datum
Pagina
HO ‘Schieveen’
2012-0179
1
13 februari 2013
24 van 24
Bijlage 1 Tekening met historische gegevens
0G
VERKLARING A+A1
Onderzoeksgebied HO
TC 99-31-01
Onderzoekslocatie HO Bovengrondse tank
Tank, ongelokaliseerd
BLgg
Gesaneerd gebied
BLgg
Niet-gesaneerde verontreiniging
Restverontreiniging achtergebleven na sanering
TC 97-29-16
Milieudossier TC-Rapport
BEBOUWING BOUWVLAK GROEN
VERKEER-VERBLIJFSGEBIED
2007-0034 2006-0333
WONEN TUIN
2005-1213
PLANGEBIED
1
WATER
2004-0567
2004-0285
2004-0284
2005-1213
syncera
I
SITUATIE
2
2007-0034
CBB
2005-012-13 TC 11-15-007 © Gemeentewerken Rotterdam
3
1996-0582
TC 04-36-09
Oude Bovendijk
Historische gegevens
Formaat: Schaal:
B
Tekenaar:
Datum creatie:
Projectleider:
Datum laatste wijziging: Revisie:
M. J. Rehorst J. Blaauw
12-12-2012
12-12-2012
Projectnr.:
A1 1:2.000 2012-0179 1
VERKLARING CBB
Onderzoeksgebied HO
2005-1213
Onderzoekslocatie HO
2
Bovengrondse tank
Tank, ongelokaliseerd
2007-0034
3
TC 11-15-007
Gesaneerd gebied
B
Niet-gesaneerde verontreiniging
TC 04-36-09
Restverontreiniging achtergebleven na sanering Milieudossier TC-Rapport
2005-012-13
BEBOUWING
2007-0034
BOUWVLAK
1996-0582
GROEN
VERKEER-VERBLIJFSGEBIED WONEN TUIN
PLANGEBIED WATER
4
SITUATIE
5b
TC 94-99-22
1996-0582
5a
H
G
Oude Bovendijk
Historische gegevens
Formaat: Schaal:
TC 11-51-016a © Gemeentewerken Rotterdam
Tekenaar:
Datum creatie:
Projectleider:
Datum laatste wijziging: Revisie:
M. J. Rehorst J. Blaauw
12-12-2012
12-12-2012
Projectnr.:
A1 1:2.000 2012-0179 1
VERKLARING Onderzoeksgebied HO L
N
TC 99-31-01
BLgg
Deellocatie 2 Deellocatie 1
1996-0582
Onderzoekslocatie HO
A+A1
2006-0333
Bovengrondse tank
Tank, ongelokaliseerd
TC 97-29-16
Gesaneerd gebied
1
Niet-gesaneerde verontreiniging
2007-0034
2004-0285
Restverontreiniging achtergebleven na sanering
2004-0567 2005-1213
2005-1213
Milieudossier
2004-0284
TC-Rapport
BEBOUWING BOUWVLAK
syncera
GROEN
VERKEER-VERBLIJFSGEBIED
TC 04-36-07
K
Deellocatie 3Deellocatie 3 J
2005-0901
CBB
WONEN
I
2
TUIN
2000-0977
PLANGEBIED
TC 11-15-007
M
2005-0901
2007-0034
1996-0582
1996-0582
3
2005-012-13
WATER
2007-0034
B
TC 04-36-09
1996-0582 1996-0582
4
1996-0582
TC 94-99-22
5a
5b H
G
Deellocatie 4b 1996-0582
TC 11-51-016a
TC 05-43-08a
Deellocatie 5 E
O
TC 11-14-002
TC 11-14-002b
1995-0052
SITUATIE
TC 03-25-02
TC 05-45-09
2001-0893
TC 05-45-09a
TC 05-43-08
D
TC 04-36-08
Deellocatie 4a 2011-0581
TC 05-43-08a
1997-0216
C
TC 10-45-005 TC 10-48-901
1995-0052
TC 12-32-901 TC 10-48-901a TC 10-09-003 TC 12-12-015a
Oude Bovendijk
Historische gegevens
Formaat: Schaal:
Tekenaar:
Datum creatie:
Projectleider:
Datum laatste wijziging: Revisie:
M. J. Rehorst
© Gemeentewerken Rotterdam
J. Blaauw
12-12-2012
12-12-2012
Projectnr.:
A1 1:4.000 2012-0179 1
Flora- en faunatoets t.b.v. de bestemmingsplannen Polder Schieveen
Projectmedewerker SO P&E MRO Olaf van velthuijsen
Projectleider SO P&E MRO Erica Koning
Datum 24 november 2014
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
6
2.
Planbeschrijving
8
2.1
Plangebied
8
2.2
Beoogde ontwikkelingen
8
2.3
Natuur- en recreatieplan
10
2.4
Realisatie woningen Oude Bovendijk
11
2.5
Faciliteren van duurzame (agrarische) bedrijven en wijzigingsbevoegdheden
11
2.6
Toekomstige ontwikkelingen: ruimtebeslag A13/A16 & bedrijventerrein
12
3.
Wetgeving en beleid
14
3.1 3.1.1 3.1.2
Het bestemmingsplan en natuurwetgeving Natuurbeschermingswet Flora en faunawet
14 14 15
3.2
Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS)
15
4.
Analyse natuurwaarden in het plangebied
17
4.1
Beschikbare onderzoeksgegevens
18
4.2
Grondgebonden zoogdieren
18
4.3
Vleermuizen
19
4.4
Amfibieën en reptielen
20
4.5 4.5.1 4.5.2 4.5.3
Vogels Vogels met vaste rust- en verblijfplaats Weidevogels, trekvogels, wintergasten en rode lijst soorten Lepelaar
21 21 22 23
4.6
Vissen
24
4.7
Vlinders
24
4.8
Libellen
24
4.9
Hogere planten / Flora
25
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
2 van 54
4.10
Overige soortgroepen
25
5.
Conclusies
27
5.1
Gebiedsbescherming
27
5.2
Soortbescherming: flora
27
5.3 5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.3.4 5.3.5 5.3.6
Soortbescherming: fauna Kleine zoogdieren Vleermuizen Vogels Vissen Amfibieën Vlinders & libellen
28 28 28 29 30 31 31
6.
Resultaat toets bestemmingsplan
32
6.1.1 6.1.2 6.1.3
Natuur- en Recreatieplan Woningbouw Oude Bovendijk Realisatie multifunctioneel gebouw Oude bovendijk
32 33 33
6.2
Aanbevelingen
34
6.3
Ontheffing tijdelijke natuur
35
Bijlage 1 Bronvermelding
36
Bijlage 2 Wet- en regelgeving
37
Bijlage 3 Concept BP Polder Schieveen
39
Bijlage 4: Concept BP Oude Bovendijk
40
Bijlage 5: Voorgenomen locatie multifunctioneel gebouw
41
Bijlage 6 Soortenlijst Polder Schieveen
42
Bijlage 7 Waarnemingen vleermuizen (bSR)
46
Bijlage 8a Waarnemingen vogels FF-wet (bSR)
47
Bijlage 8b: Roofvogels (van der Helm)
48
Bijlage 8c: Zwaluwen (Van der Helm)
49
Bijlage 8d: Categorie vijf vogels (Van der Helm)
50
Bijlage 8e Waarnemingen rode lijst vogels (bSR)
51
Bijlage 9 Beschermde vissen (bSR)
52
Bijlage 10 Voortoets Lepelaar
53
Bijlage 11 Aanvraag tijdelijke natuur
54
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
3 van 54
Samenvatting Planontwikkeling Polder Schieveen Voor de nieuwe ontwikkelingen in Polder Schieveen worden twee bestemmingsplannen opgesteld door de gemeente Rotterdam: Natuur en Recreatie Polder Schieveen resp. Nieuwbouw woningen en multifunctioneel gebouw Oude Bovendijk. Het Natuur- en recreatieplan wil het gebied voor recreatie ontsluiten en wil bestaande natuurwaarden van het gebied versterken en aanvullen. De natuurmaatregelen betreffen een meer op weidevogels gericht beheer, aanleg van een duurzaam watersysteem met natuurvriendelijke oevers en het continueren van een ecologische verbinding tussen de Rottemeren en de Akerdijkse Plassen. Voor recreatie worden een fietspad en wandelroutes aangelegd door het gebied. Langs de Oude Bovendijk worden percelen vrijgegeven voor realisatie van nieuwbouw. Het betreft hoogwaardige nieuwbouw op ruim opgezette percelen. Inpassing in het landschap wordt hierbij als een belangrijk uitgangpunt genomen. Voorts is het voornemen om langs de Oude Bovendijk op een bestaand erf bij een boerderij een multifunctioneel gebouw te realiseren. Hiervoor zal sloop plaats gaan vinden van bestaande opstallen zoals schuren en stallen. Toetsing Flora en Faunawet en Natuurbeschermingswet Ontwikkelingen opgenomen in het bestemmingsplan mogen niet conflicteren met de natuurwetgeving. Sloop, nieuwbouw, maar ook aanpassingen aan watergangen en bomenkap kunnen een negatief effect hebben op aanwezige flora- en fauna. De Natuurbeschermingswet (Natura-2000) is slechts beperkt van toepassing. Er is in dit kader onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de ontwikkelingen op de Lepelaar (die foerageert in de Polder, maar nestelt in het Quakjeswater in Voornse Duin. Ook is gekeken naar de effecten van de plannen op de PEHS (provinciale ecologische hoofdstructuur). In het bestemmingsplangebied is in het verleden al veel onderzoek uitgevoerd, vooral naar vogels. Het betrof hier weidevogels, vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen (zoals diverse roofvogels en zwaluwen) en rode lijst soorten. Daarnaast is onderzoek uitgevoerd naar vissen. Er is slechts zeer beperkt onderzoek gedaan naar vleermuizen. De volgende beschermde soorten zijn in het bestemmingsplangebied vastgesteld: Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Huismus, Steenuil, Ransuil, Kleine modderkruiper en Bittervoorn. Daarnaast zijn grote hoeveelheden weidevogels aangetroffen (zoals grutto) en zwaluwen (boerenzwaluw en huiszwaluw). Een deel van het plangebied krijgt mogelijk in de toekomst een bestemming als bedrijventerrein. De gemeente wil niet dat de nu ingezette natuurontwikkeling dit later onmogelijk maakt. Hiervoor is een ontheffing tijdelijke natuur aangevraagd bij het ministerie. Conclusies Het bestemmingsplan Natuur en recreatie Polder Schieveen is aanvaardbaar in het kader van de flora- en fauna wet. Er worden wel werkzaamheden uitgevoerd zoals vergraven van watergangen en ander grondverzet. Dit kan echter met een gedegen ecologisch werkprotocol (o.a. gebaseerd op de gedragscode waterschappen) worden uitgevoerd. Er is dan ook geen ontheffing nodig.
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
4 van 54
Soorten waarvoor een gedragscode en/of werkprotocol niet volstaat, zoals b.v. vleermuizen, worden naar verwachting niet verstoord door de ontwikkelingen gerelateerd aan het Natuur- en Recreatieplan. De Natuurbeschermingswet (Natura 2000) is slechts beperkt van toepassing. Het bestemmingsplan heeft geen effect heeft op de kwaliteit van de polder als foerageergebied voor de Vogelrichtlijnsoort Lepelaar. De voortoets die hiervoor is uitgevoerd is als bijlage toegevoegd aan dit rapport. De Provincie Zuid-Holland heeft tussen de Rottemeren en Akerdijkse Plassen een ecologische verbinding aangewezen in het kader van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS 32). De verbinding wordt met beide bestemmingsplannen gerealiseerd. Ook voor het bestemmingsplan Nieuwbouw Oude Bovendijk staat de Flora- en faunawet de ontwikkelingen niet in de weg. De nieuwbouw wordt vooral gerealiseerd op nu onbebouwde locaties. Ook hier geldt dat met een gedegen ecologisch werkprotocol de zorgplicht kan worden nageleefd en er daarmee vanuit de Flora- en faunawet geen bezwaren zijn. De ontwikkelingen die wel extra aandacht behoeven zijn de realisatie van het multifunctionele gebouw aan de Oude Bovendij 212 en de benodigde sloop van opstallen op het perceel Oude Bovendijk 224/225. Op de locatie 212 is eerder Flora en fauna onderzoek uitgevoerd maar dit is inmiddels gedateerd. Ook is hierbij niet specifiek gekeken naar vleermuizen. Gezien de gedateerdheid en ontbreken van informatie over bepaalde soorten is voor beide kavels daarom nader onderzoek noodzakelijk voorafgaand aan de uitvoering van sloop van de opstallen. Mogelijk geldt er een ontheffingsplicht (indien bijvoorbeeld verblijfplaatsen van vleermuizen worden aangetast). Deze ontheffing zal naar verwachting verkregen kunnen worden mits de initiatiefnemer de nodige mitigerende en compenserende maatregelen treft. Dit kan o.a. betekenen dat er ‘inclusief’ moet worden gebouwd. Hierbij worden gebouwen geschikt gemaakt voor medebewoning door vleermuizen. Naast vleermuizen kan hierbij ook aandacht worden besteedt aan andere gebouwbewonende soorten zoals huismussen en zwaluwen. De ontheffing voor tijdelijke natuur is door het ministerie verleend en is als bijlage bij dit rapport toegevoegd.
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
5 van 54
1.
Inleiding Tussen Rotterdam Airport en de Ackerdijkse Plassen ligt de polder Schieveen (figuur 1). Enkele jaren geleden was het voornemen van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Rotterdam om in de Polder Schieveen, het deel ten oosten van de Rijksweg A13, een combinatie van natuur/recreatiegebied en bedrijventerrein te realiseren. Door diverse (economische) ontwikkelingen zijn er echter fundamentele aanpassingen nodig gebleken. De ontwikkeling van het bedrijventerrein gaat de eerste decennia niet door en maakt in die hoedanigheid geen onderdeel meer uit van de plannen. Ook zijn er aanpassingen gedaan betreffende de geplande nieuwbouwwoningen. De plannen zijn bijgesteld en verwoord in een nieuw Natuur- en Recreatieplan. Dit Natuur- en Recreatieplan dient als basis voor het opstellen van een bestemmingsplan voor de polder Schieveen. Een bestemmingsplan opstellen, een wijziging of een actualisatie moet altijd getoetst worden aan vigerende natuurwet- en regelgeving en mag hier geen conflicten mee opleveren. De voorliggende rapportage heeft tot doel in beeld te brengen welke natuurwaarden in de huidige situatie aanwezig zijn en de effecten die de voorgenomen ontwikkelingen hierop hebben. Er wordt aandacht besteedt aan: • juridische kaders: Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet; • beleidskaders: Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
6 van 54
Figuur 1: Polder Schieveen
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
7 van 54
2.
Planbeschrijving
2.1
Plangebied Polder Schieveen is gelegen in het open gebied tussen de verstedelijkte gebieden van Rotterdam, Berkel en Rodenrijs/Lansingerland en Delft. Het plangebied ligt ten noorden van Rotterdam Airport en wordt begrensd door de N209 (Doenkade) aan de zuidzijde, de A13 aan de westzijde, de Oude Bovendijk aan de oostzijde en de Zwethkade aan de noordzijde (de plangrens komt hier overeen met de gemeentegrens). Het gebied heeft een omvang van circa 460 hectare. Het bestemmingsplan valt geheel binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Schieveense Polder' (376), welke op 2 mei 1974 is vastgesteld door de gemeenteraad van Rotterdam en op 28 mei 1975 is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland.
2.2
Beoogde ontwikkelingen De gemeente is voornemens polder Schieveen ten oosten van de A13 te ontwikkelen als natuuren recreatiegebied. Hiervoor worden twee bestemmingsplannen opgesteld. In het plangebied Polder Schieveen worden de volgende initiatieven genomen door de gemeente Rotterdam en enkele particulieren. 1. Verbeteren leefmilieu voor weidevogels 2. Verbeteren ecologische verbinding tussen Rottemeren, Akerdijkse Plassen en Midden Delfland 3. Ontwikkelen van recreatieve mogelijkheden; polderpad, struinpaden, recreatief en educatief programma agrariërs 4. Faciliteren van economisch duurzame (agrarische) bedrijven a. Educatieve schapenboerderij aan de Oude Bovendijk b. Rundveehouderij/ Loonwerkbedrijf Hofweg c. Gemeenschapsgebouw stichting GCN Oude Bovendijk 5. Wijzigingsbevoegdheden a. Agrarische gronden met natuurwaarden (aankoop) b. Hofweg 163 bij beëindiging bedrijfsactiviteiten realisatie tweede woontitel c. Schieveensedijk verplaatsing agrarisch bedrijf van Vliet
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
8 van 54
Figuur 1 Plangebied Polder Schieveen
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
9 van 54
2.3
Natuur- en recreatieplan Polder Schieveen is de laatste oorspronkelijke polder die nog resteert in de gemeente Rotterdam. De cultuurhistorische waarde is daarmee van groot belang. Daarbij is de stedelijke druk en het ruimtegebruik in de polder Schieveen nog beperkt. Het Natuur- en Recreatieplan wil het gebied beter toegankelijk voor recreanten (door aan te sluiten op de recreatieve verbindingen als fietsen wandelpaden). Op gebied van ecologie wordt gestreefd naar functioneren van het gebied als ecologische verbinding en versterken van geschiktheid als weidevogelgebied. Bij al deze ontwikkelingen is respect en behoud van de huidige structuur van de polder steeds maatgevend. M.b.t. natuurwaarden worden de volgende ecotypen nagestreefd: • Bloemrijk grasland (mozaiekbeheer) • Oeverzones (natuurvriendelijke oevers) • Struweeel en bomen • Open water (poldersloten en vaarten) Hierbij wordt zoveel mogelijk de bestaande verkaveling aangehouden. Oeverzones worden gecreëerd als lijnvormige elementen in het landschap, rekening houdend met de randvoorwaarden vanuit onder andere de Fauna Effect Rapportage (FER) in verband met de nabij gelegen luchthaven. Plasdras situaties zijn niet toegestaan. Door baggeren en maaien van natuurvriendelijke oevers (en afvoeren van het maaisel en/of dit verspreiden over de weilanden) wordt gestreefd naar (enige) verlaging van N en P waarden in het watersysteem. Het apart opgestelde waterplan Polder Schieveen gaat uitgebreid in op de maatregelen die worden genomen ten einde een waterkwaliteitsverbetering te bewerkstelligen. Voor overige arealen, in beheer en eigendom bij agrariërs, wordt waar mogelijk samengewerkt om ook hier tot een verbetering van ecologische kwaliteit te komen en meer weidevogelvriendelijk beheer. Ook zullen enkele agrariërs overgaan tot het ontplooien van recreatieve activiteiten. In bijlage 3 is een kaart met het ontwerpbestemmingsplan bijgesloten. De initiatieven van de agrariërs worden beoordeeld als onderdeel van het natuur en recreatieplan en niet als zelfstandige initiatieven. Ten opzichte van het oorspronkelijke plan voor natuurontwikkeling in Polder Schieveen, waar grotere oppervlakten moeras en open water in waren beoogd, is het huidige plan minder ingrijpend. Zoals aangegeven wordt de cultuurhistorische waarde van het gebied sterk gerespecteerd en dient dit zoveel mogelijk intact te blijven, evenals de natuurfunctie ‘weidevogelgebied’. Effecten op flora en fauna zullen dan ook minder groot zijn, daar ontwikkelingen m.b.t. Het Natuur- en Recreatieplan vooral gericht zijn op watergangen en plaatselijk het waterpeil opzetten (t.b.v. weidevogels). Bestaande groenelementen worden zoveel mogelijk gespaard en rond en op erven waar mogelijk versterkt. Voor weidevogels wordt gestreefd naar een verbetering (opzetten waterpeil in juist seizoen) van het leefgebied. De aandacht zal verder uitgaan naar effecten op (beschermde) soorten uit het aquatische milieu, zoals vissen, amfibieën en flora.
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
10 van 54
2.4
Realisatie woningen Oude Bovendijk Het plangebied, waarbinnen de realisatie van nieuwe woningen mogelijk wordt gemaakt, betreft het deel van de Oude Bovendijk gelegen tussen de N209 en de Zwethkade. In het meest zuidelijke deel vindt geen verdichting van woningen plaats. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door het Natuur- en Recreatieplan Schieveen en is wisselend van breedte. De woningbouwkavels bevinden zich langs driekwart deel van de Oude Bovendijk. De nieuwe bebouwing aan de Oude Bovendijk is vanuit het hele gebied zichtbaar. Het huidige karakter van het gebied blijft behouden, inclusief de erfbeplanting en de bestaande slotenstructuur. De bestaande relatie tussen polder en dijk, met het kenmerkende ‘opendicht’ wordt gerespecteerd. De kavels zijn ruim opgezet, zodat er gegarandeerd uitzicht is op de polder. In totaal gaat het om 28 kavels. Deze kavels zijn onderverdeeld in 7 particuliere kavels en 21 kavels van de gemeente Rotterdam. Het natuur- en recreatiegebied en de strook met woningen langs de Oude Bovendijk wordt fysiek gescheiden met een dubbele poldersloot. In bijlage 4 is een kaart bijgesloten van het concept ontwerpbestemmingsplan m.b.t. de beoogde woningbouw. Bij de woningbouw langs de Oude Bovendijk worden kavels gecreëerd waar nu grasland aanwezig is. Op 2 locaties is sloop van stallen en bijgebouwen aan de orde. Aandacht voor gebouwbewonende soorten, zoals o.a. vleermuizen, is hierbij een belangrijk punt. Grootschalige kap/rooi van groenelementen is niet te verwachten.
2.5
Faciliteren van duurzame (agrarische) bedrijven en wijzigingsbevoegdheden Een aantal bedrijven moet nog getoetst worden. Dat wordt nu uitgezet en de resultaten zullen in het Ontwerpbestemmingsplan worden opgenomen - Oude Bovendijk 217 en 220 een educatieve schapenboerderij: met schapenstal, groentekas/tuin, boomgaard en een speeltuin, mobiel stadsherdersmuseum em eductaief centrum. - Hofweg 93 een rundveehouderij en loonwerkbedrijf met multifunctionele ruimte waar groepen ontvangen kunnen worden en eventueel overnachtingsmogelijkhden worden gerealiseerd.. - Hofweg 163 als bedrijfsactiviteiten daar beeindigd worden kan er een tweede woning gebouwd worden (nieuwbouw). - Wijzigingsbevoegdheid van Vliet en van Eijk De wijzigingsbevoegdheid Fortis is meegenomen in de toets voor het Natuur en Recreatieplan..
Gemeenschapshuis Oude Bovendijk 212 De realisatie van een gemeenschapshuis (multifunctioneel gebouw) aan de Oude Bovendijk is apart getoetst.. In de huidige situatie staat hier al bebouwing (boerderij met stallen/schuren). Het voornemen is dat de bijgebouwen gesloopt worden om er nieuwbouw (multifunctioneel gebouw/gemeenschapshuis) voor in de plaats te zetten. De gewenste hoogte is 2 bouwlagen met een kap, waarmee de maximale bouwhoogte op ca.13 meter uit zou komen. De begane grond is dan ongeveer 5 meter hoog, wat nodig is omdat het om een multifunctioneel gebouw gaat. Er wordt uitgegaan van een bezetting voor ca. 150 leden bij een verwachte van groei de komende jaren met maximaal 100 mensen. De bijeenkomsten zijn 1x per 2 weken (150 mensen) en de
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
11 van 54
tussendoor komen dan subgroepen bijeen van maximaal 50 mensen (hooguit 3x per week). Op het terrein staat één woning, deze blijft voorlopig behouden en wordt conserverend vastgelegd (bestemming wonen). Het deel dat in het bestemmingsplan is opgenomen als gemengde bebouwing wordt voorzien van een gelijkwaardige bestemming. De rest van het perceel krijgt een groenbestemming. Qua functies gaat het dus uitsluitend om een multifunctioneel gebouw (gemeenschapshuis). Er zijn geen functies voorzien die geluidgevoelig zijn. Om een compleet beeld te krijgen t.b.v. de ontwikkelingen in Polder Schieveen wordt voor bovengenoemde ontwikkeling (multifunctioneel gebouw) deze ook meegenomen in de natuurtoets. Voorafgaande aan de vergunningaanvraag moet aanvullend flora en fauna onderzoek uitgevoerd worden door de initiatiefnemer. De locatie is opgenomen in bijlage 5.
2.6
Toekomstige ontwikkelingen: ruimtebeslag A13/A16 & bedrijventerrein Ten behoeve van de aanleg verbinding A13/A16 wordt de bestaande Doenkade (N209) opgewaardeerd en verbreed. Hiervoor is een ruimtebeslag gereserveerd. Een gedeelte van deze ruimte komt te liggen binnen de grenzen van Polder Schieveen. Dit heeft mogelijk gevolgen voor (beschermde) flora en fauna. Door de Provincie Zuid Holland is in 2009 reeds het grootste deel van dit gebied onderzocht op het voorkomen van beschermde flora en fauna (Bakker, G., 2007, Natuurwaarden van het N209-Tracé: onderzoek in het kader van de MER, bSR Rotterdam). In het kader van de aanleg van het bedrijventerrein en tevens het Natuur- en Recreatieplan voor Polder Schieveen is in 2010 ook onderzoek gedaan in de gehele polder naar vissen, amfibieën, slakken en lepelaar (Bakker, G., e.a. , 2010, natuurwaarden Polder Schieveen, bSR). Ook hieruit bleek dat verspreid door de polder de gewone modderkruiper voorkomt. Strikt beschermde amfibieën en slakken zijn niet gevonden. De lepelaar is wel waargenomen, Polder Schieveen vormt een foerageergebied voor deze soort. De meest recente inventarisatie is uitgevoerd door van der Helm Advies, hierbij is echter uitsluitend gekeken naar vogels, met een grote focus op weidevogels. Inmiddels is duidelijk dat het bedrijventerrein er voorlopig niet komt en dat de situatie vooralsnog niet drastisch zal wijzigen, ook niet ten gevolge van het Natuur en Recreatieplan. Om de bestemming bedrijventerrein mogelijk te houden is ervoor gekozen om voor dit gebied een ontheffing tijdelijke natuur aan te vragen (Velthuijsen, O. van, 2012, ontheffing tijdelijke natuur Polder Schieveen, gemeente Rotterdam). In de aanvraag voor tijdelijke natuur wordt geanticipeerd op de mogelijke vestigingen van strikt beschermde soorten die in de huidige situatie nog niet aanwezig zijn, maar door uitvoering van het Natuur en Recreatieplan er mogelijk wel kunnen komen. Hierbij moet gedacht worden aan o.a. waterspitsmuis, rugstreeppad, grote modderkruiper, roofvogels en vleermuizen. Het ontheffingsgebied overlapt voor een deel de ruimtereservering t.b.v. A13-A16. De kans dat deze soorten daadwerkelijk dit deel van het gebied gaan koloniseren na inrichting is niet zeer groot. De boerderij op de hoek van de Doenkade/Oude Bovendijk is in een eerder stadium al onderzocht, hierbij is alleen huismus aangetroffen. Voor deze soort is reeds ontheffing aangevraagd en zijn maatregelen getroffen. In de huidige situatie is de boerderij inmiddels gesloopt. Ook bij de boerderij in de zuidwestelijke hoek (Schieveensedijk 11-13) is een inventarisatie uitgevoerd. Hierbij is geen enkele strikt beschermde soort waargenomen. Alleen bij
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
12 van 54
de boerderijen ten noorden hiervan (o.a. Schieveensedijk 23, 27 etc.) is geen onderzoek uitgevoerd. Indien deze woningen/bedrijven verplaatst moeten worden in het kader van de aanleg A13-16 Zal hier nog nader onderzoek naar moeten worden uitgevoerd. Gezien de ouderdom (2009) van de gegevens is het zelfs aan te bevelen de gehele zone opnieuw te inventariseren. Het deel wat binnen het ontheffingsgebied tijdelijke natuur is gelegen heeft voor reeds aanwezige soorten (zoals ransuil, steenuil, torenvalk, vleermuizen) geen essentiële waarde, deze hebben hun vaste rust- en verblijfplaats ter hoogte van de Oude Bovendijk. De gehele Polder dient als foerageergebied voor deze soorten. Ook voor de verwachte soorten, vanuit de ontheffing tijdelijke natuur, zal deze zone weinig tot geen belangrijke functie hebben. De enige strikt beschermde soorten die binnen de reserveringszone en het ontheffingsgebied tijdelijke natuur voorkomen en potentieel negatieve effecten ondervinden van de aanleg van A13A16 zijn vissen, zoals kleine modderkruiper en bittervoorn. Beide soorten zijn opgenomen in de ontheffing tijdelijke natuur. Voor de verbreding van de Doenkade zal het echter nodig zijn om apart een ontheffing aan te vragen, daar het een groter gebied betreft en het om een andere ontwikkeling gaat. Er kan voor deze vissoorten echter ook gewerkt worden conform een vastgestelde gedragscode (zoals die van de Unie van Waterschappen), een ontheffing is dan niet noodzakelijk. Naast vissen zijn ook weidevogels te verwachten in deze zone, echter hiervoor geldt de zorgplicht. Daarbij is het zo dat door uitvoering van het Natuur- en Recreatieplan, waarin ook naar waterkwaliteitsverbetering wordt gestreefd, er meer geschikt leefgebied ontstaan voor vissen en weidevogels.
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
13 van 54
3.
Wetgeving en beleid
3.1
Het bestemmingsplan en natuurwetgeving De Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet (bijlage 2) kennen geen procedurele vereisten bij het opstellen van ruimtelijke plannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet worden gemotiveerd dat het plan aanvaardbaar is vanuit het oogpunt van de Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet. Het begrip ‘aanvaardbaar’ betekent dat bij de uitvoering van het plan een vrijstelling geldt of een ontheffing mogelijk is. Bij vaststelling van het (ontwerp) bestemmingsplan moet de toetsing aan de Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet dus afgerond zijn.
3.1.1
Natuurbeschermingswet Het bestemmingsplangebied Polder Schieveen valt niet binnen de begrenzing van een gebied beschermd onder de Natuurbeschermingswet (zoals Natura 2000). Van directe negatieve effecten is daardoor geen sprake. Het dichtstbijgelegen Habitatrichtlijngebied (Natuurbeschermingwet) is de Oude Maas, op meer dan 10 kilometer van het plangebied. Gezien deze afstand is het eveneens onwaarschijnlijk dat de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen negatieve invloed (externe effecten) op de Oude Maas kunnen veroorzaken. Te meer doordat er bij Polder Schieveen geen ontwikkelingen plaatsvinden die kunnen leiden tot een toename van bijvoorbeeld stikstofdepositie of geluid. Lepelaar Een specifiek geval vormt de kwestie ‘de Lepelaar’ in Polder Schieveen. In eerdere jurisprudentie (zienswijze) is aangegeven dat er mogelijk een (gering) effect kan worden verwacht op de lepelaar door voorgenomen natuurontwikkeling. De Lepelaars in Polder Schieveen zijn afkomstig uit de kolonie van het Quakjeswater in Voornes Duin. Dit gebied is aangewezen als Natura 2000 gebied, waarbinnen de Lepelaar een vogelrichtlijnsoort is. Ontwikkelingen die de populatie negatief zouden kunnen beïnvloeden (i.a.w. de instandhoudingsdoelstellingen) zijn niet toegestaan. Een deel van de Lepelaars foerageert in Polder Schieveen, waarbij wordt gesteld dat dit gebied daarmee deel uitmaakt van het leefgebied van de soort. Indien het wegvallen van een foerageergebied (door bepaalde ontwikkelingen) leidt tot negatieve effecten op de instandhouding van de populatie, kan mogelijk een vergunningplicht gelden. Om hier een uitspraak over te kunnen doen is een voortoets uitgevoerd, specifiek t.b.v. de Lepelaar. Input voor de voortoets vormde een inventarisatie van bureau Stadsnatuur, waarbij ook de lepelaar is onderzocht (bSR, 2009). Uit de voortoets is geconcludeerd dat er geen negatief effect op de Lepelaar is te verwachten door de voorgenomen ontwikkelingen. Het betrof hier het oorspronkelijke inrichtingsplan, waarbij moerasnatuur was beoogd. Dit zal eerder een positief effect hebben op lepelaar, daar deze foerageert in wateren met lage waterstanden. In de huidige situatie is grootschalige moerasnatuur niet meer aan de orde en vinden ingrepen veel beperkter plaats en zijn deze vooral gericht op watergangen, door inrichting met natuurvriendelijke oevers. Ook hier wordt eerder een positief dan negatief effect verwacht op lepelaar, daar er plaatselijk ondiepere plekken zullen ontstaan en daarmee geschikte foerageerplekken. De voortoets is aangepast n.a.v. het meest recente Natuur- en Recreatieplan en bijgesloten in bijlage 10.
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
14 van 54
3.1.2
Flora en faunawet Binnen het bestemmingsplangebied Polder Schieveen zijn beschermde soorten niet op voorhand uit te sluiten In hoofdstuk 4 is daartoe per soortgroep een analyse uitgevoerd om effecten op (mogelijk) aanwezige soorten in beeld te brengen.
3.2
Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) De Polder Schieveen is een belangrijke schakel in de ecologische verbinding tussen de Ackerdijkse plassen en de Rottemeren. En op een hoger schaalniveau daarmee indirect ook tussen de grote landschappen Midden Delfland en het Groene Hart. De Ackerdijkse plassen worden daardoor als natuurgebied minder geïsoleerd, waardoor een robuuster natuur- en recreatiegebied ontstaan. Gezien dit belang zijn o.a. Ackerdijke plassen en Polder Schieveen aangewezen als ‘bestaande natuur’ binnen de herijking van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (2014). Polder Schieveen sluit, op termijn, aan op Vlinderstrik, Triangelpark en Lage Bergsche bos. Figuur 2 toont de provinciale Ecologische Hoofdstructuur van de ‘Noordrand’. Figuur 2: provinciale Ecologische hoofdstructuur ‘Noordrand’ (bron: Gisweb, gemeente Rotterdam)
Polder Schieveen heeft diverse ecologische relaties met de omgeving. Er zijn de trekvogels en de wintergasten, die op hun lange internationale reis neerstrijken in Polder Schieveen. Maar ook de lepelaars van het Quackjeswater en moerasvogels van Ackerdijk bezoeken geregeld het gebied om te foerageren. Juist door deze ecologische relaties is Schieveen meer dan zo maar een polder. Voor landgebonden dieren echter is Polder Schieveen moeilijker bereikbaar. Amfibieën,
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
15 van 54
kleine zoogdieren, vlinders en libellen vinden nogal wat barrières op hun weg als ze bijvoorbeeld vanuit Midden-Delfland of vanuit de Rottemeren naar Schieveen willen. Ook de Ackerdijkse Plassen is een belangrijk (weide)vogelgebied in Nederland. Het is echter een vrij geïsoleerd natuurgebied. Toch zijn ook voor deze soorten ecologische uitwisselingsmogelijkheden van belang. Want juist in een versnipperd en verstedelijkt gebied zijn natuurgebieden vaak te klein om ‘duurzame populaties’ te kunnen herbergen. Lokale populaties kunnen uitsterven als ze niet tijdig ‘aangevuld’ worden met instroom van elders. Door verschillende leefgebieden met elkaar te verbinden wordt dit voorkomen. Mede ingegeven vanuit de huidige kwaliteit van de polder met de grote hoeveelheden weidevogels en de ruimtelijke randvoorwaarden vanuit de omgeving is ervoor gekozen om de weidevogelkwaliteiten te versterken en om een ecologische verbindingszone te ontwikkelen tussen Ackerdijk en de Rottemeren. Het Natuur- en Recreatieplan heeft als doel het versterken van de polder zowel op het gebied van recreatie als natuurwaarden. De Polder Schieveen kan binnen de Rotterdamse Regio, maar ook daarbuiten, gezien worden als een belangrijk gebied voor weidevogels. Daarom ligt hier de focus in de planontwikkeling. Door aanpassingen van waterpeilen en weidevogelvriendelijker beheer kunnen de aantallen broedparen van grutto, maar ook tureluur en andere weidevogelsoorten toenemen en wordt het belang van de polder voor weidevogels gerespecteerd en gekoesterd. Het watersysteem wordt verduurzaamd door het water langer vast te houden, waterpeilen (waar mogelijk) aan te passen en natuurvriendelijke oevers te ontwikkelen. De inrichting van de polder vindt zodanig plaats dat de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur vanaf Ackerdijkse plassen aansluit op Vlinderstrik en de ecologische verbinding gewaarborgd en verder versterkt wordt. Dit wordt bereikt door de polder in te richten met een duurzaam watersysteem en het behouden en versterken van de beplanting op/rond erven en de landschapsstructuren in de polder (landscheiding, Hofweg).
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
16 van 54
4.
Analyse natuurwaarden in het plangebied Op dit moment bestaat het overgrote deel van de Polder Schieveen uit agrarisch (beheerd) grasland (figuur 3). In de systematiek van het 'handboek natuurdoeltypen' (Bal 2001) is dit geen natuurdoeltype, maar valt het onder 'hoofdgroep 4' waarin sprake is van een andere primaire functie, type 'multifunctioneel agrarisch grasland met natuurwaarden'. In het ecologisch onderzoek ten behoeve van dit bestemmingsplan is het agrarisch grasland echter als een volwaardig natuurtype beschouwd. In de polder komt een dicht netwerk van sloten en vaarten voor. Ze zijn in het algemeen eutroof en arm aan vegetatie. De Berkelse Zweth en de boezem zijn de grotere boezemvaarten, pleksgewijs komen hier wel oevervegetaties voor, maar niet in grote oppervlakken. Bos van enig formaat komt in de huidige situatie niet voor in de polder. Alleen in de uiterste noordoostpunt bevindt zich een klein boselement en in de zuidwesthoek een langgerekte houtsingel. Rondom de bebouwing (boerderijen, woningen, stallen etc.) in het gebied o.a. langs de Oude Bovendijk bevinden zich op kleine schaal erfbeplantingen en bomen.
Figuur 3: Luchtfoto Polder Schieveen
Thans ontleent de polder zijn ecologische waarde vooral aan de hoge aantallen weidevogels. Ondanks het feit dat weidevogels landelijk sterk onder druk staan komen in polder Schieveen hoge dichtheden van o.a. grutto's voor. Daarnaast is de polder van belang voor foeragerende trekvogels en wintergasten. Verder heeft de Polder een sterk aantrekkende werking op roofvogels, aanwezig zijn o.a. steenuil, ransuil, torenvalk en buizerd. Al deze soorten foerageren
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
17 van 54
in de polder en sommige hebben hier ook hun verblijfplaats (zoals steenuil en ransuil) langs de Oude Bovendijk. In het aquatische milieu (watergangen) zijn diverse vissoorten aanwezig, waaronder kleine modderkruiper en bittervoorn. Langs de Oude Bovendijk komen ook vleermuizen voor. Tot slot heeft het gebied ook nog een functie voor kleinere, grondgebonden zoogdieren. Aangetroffen zijn o.a. vos, konijn, haas en diverse muizensoorten zoals veldmuis. Voor de meeste andere soorten en soortgroepen, heeft de polder een vrij bescheiden betekenis.
4.1
Beschikbare onderzoeksgegevens Het bronnenonderzoek gaat uit van bestaande en beschikbare gegevens, ze worden geraadpleegd voorafgaand aan terreinbezoeken en/of gerichte inventarisaties. Voor een indicatie van natuurwaarden is o.a. gebruik gemaakt van de database Natuur uit het gemeentelijk GIS systeem (natuurkaart, GISWEB gemeente Rotterdam). Hierin zijn alle waarnemingen flora en fauna opgenomen binnen gemeente Rotterdam van de afgelopen jaren (2005-2011). In en rond Polder Schieveen zijn in het verleden al diverse onderzoeken verricht, sommige in opdracht van de gemeente, andere door particulieren of Provincie Zuid Holland. Er is o.a. door bureau Stadsnatuur in diverse jaren onderzoek gedaan naar flora, amfibieën, reptielen, vissen, vleermuizen, weekdieren (slakken) en broedvogels (bSR, 2009). Specifiek is er door o.a. ecologisch onderzoeksbureau Van der Helm onderzoek verricht naar weidevogels (Van der Helm, 2012). Daarnaast zijn er nog onderzoeken uitgevoerd in het kader van de N209 (provincie Zuid Holland), waarbij delen van Polder Schieveen zijn meegenomen. Ook in het kader van de FER zijn nog waarnemingen beschikbaar (vogels). Tot slot zijn er nog veel losse waarnemingen beschikbaar (opgenomen in de natuurdatabase van gemeente Rotterdam). De gegegevens uit de natuurdatabase hebben een hoog betrouwbaarheidsgehalte, aangezien het gecontroleerde waarnemingen betreft van veelal deskundigen op het gebied van de soort in kwestie. Een compleet overzicht is opgenomen in de bronvermelding (bijlage 1). Naast beschikbare gegevens is de afgelopen jaren meerdere keren een oriënterend veldbezoek gebracht aan het gebied. Dit heeft echter niet de status van een uitvoerige inventarisatie, maar heeft tot doel een inschatting van de potentie van het gebied voor beschermde soorten te kunnen maken. Met al deze gegevens kan een goed beeld worden verkregen van de huidige ecologische kwaliteit van de Polder en de soortdiversiteit.
4.2
Grondgebonden zoogdieren In de polder komen diverse kleine zoogdieren voor. Hazen zijn tijdens het veldbezoek meerdere keren gezien, alsook holen van konijnen. De aanwezigheid van molshopen geeft aan dat er ook mollen in het gebied aanwezig zijn. De bunzing, welke in de omgeving (Schiebroeksepark, Terbregseplein) is aangetroffen, kan ook in het plangebied niet worden uitgesloten, zeker op plekken waar voldoende hogere vegetaties aanwezig zijn om in te schuilen. Alle genoemde soorten staan vermeld in tabel 1 van de Flora- en faunawet, wat betekent dat het algemene soorten betreft, waarvoor de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen van toepassing is. Wel geldt bij uitvoering van werkzaamheden altijd de zorgplicht. De doelsoorten voor de ecologische verbinding zijn kleine marterachtigen en de waterspitsmuis. Interessant zijn ook de meerdere waarnemingen van de vos in Polder Schieveen (figuur 4, volgende bladzijde). In de zandopspuiting aan de zuidzijde van Polder Schieveen is in het
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
18 van 54
verleden (2009, bron: bureau stadsnatuur: rapport stadsvossen) een vossenburcht aangetroffen. Er zijn verder meerdere waarnemingen bekend binnen de periode 2005 tot 2011. Ook bij Ackerdijk is in het verleden een burcht gevonden. In het rapport “Stadsvossen” van bureau Stadsnatuur wordt het mogelijke negatieve effect van vossen op de weidevogelstand ter discussie gesteld. Vossen roven weidevogelnesten leeg. De aanwezigheid van vossen zou daarmee kunnen botsen met het voornemen om meer weidevogelvriendelijk beheer te gaan toepassen. Aanleg van paden e.d. zou wellicht er toe kunnen leiden dat vossen makkelijker bij de gebieden met nesten kunnen komen. In deze polder broeden jaarlijks ruim 400 paar weidevogels (Van der Helm, 2011). Weidevogelnesten worden echter niet alleen door vossen, maar ook door andere roofdieren (bunzing, hermelijn, roofvogels) leeggeroofd (Teunissen et al. 2005). In polder Schieveen is voorlopig nog veel onduidelijkheid over de verhoudingen tussen het broedsucces van weidevogels, predatie en maaibeheer (Van der Helm, 2011). Vooralsnog lijkt de Vos niet in belangrijke mate effect te hebben op weidevogelstanden en zijn aanvullende maatregelen hiervoor niet noodzakelijk. Wettelijk gezien is vos ook een soort van tabel 1, en geldt voor deze soort dus ook vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. De zorgplicht blijft echter ook onverminderd voor de vos van toepassing bij uitvoering van werkzaamheden.
Figuur 4: Vos in Polder Schieveen (bron: bureau Stadsnatuur, foto Henk Suurbach)
Voor de strikt beschermde waterspitsmuis is het plangebied als leefgebied in de huidige situatie niet geschikt. Uit inventarisaties in de directe omgeving bleek dat de soort hier niet voorkwam, terwijl er plaatselijk wel geschikt biotoop aanwezig is. Dit zijn echter relatief geïsoleerde plekken, waardoor het bereiken van deze locaties bemoeilijkt wordt. De voorgenomen natuurontwikkeling, waarbij ingezet wordt op aanleg natuurvriendelijke oevers, kan de potentie en geschiktheid als leefgebied voor de soort vergroten, waardoor in de toekomst mogelijk wel de waterspitsmuis kan worden verwacht.
4.3
Vleermuizen Alle vleermuizen zijn strikt beschermd onder de Flora en faunawet. Binnen het leefgebied van vleermuizen is onderscheidt te maken in drie functies. Dit zijn de verblijfplaatsen, essentiële vliegroutes en essentiële foerageergebieden. Al deze functies zijn afzonderlijk beschermd.
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
19 van 54
Aantasting van een vliegroute kan namelijk indirect een effect hebben op de andere functies (zoals het niet meer kunnen bereiken van de verblijfplaats). Polder Schieveen is een overwegend open gebied met alleen langs de randen (o.a. oude Bovendijk, De Zweth, Schieveensedijk en Doenkade) enige boombeplanting. Uit inventarisaties blijkt dat aanwezigheid van vleermuizen vrijwel geheel beperkt is tot deze elementen. Zowel de Oude Bovendijk als de Hofweg maken zeer waarschijnlijk onderdeel uit van een vliegroute. De geschiktheid is terug te leiden door de combinatie van boombeplantingen (erven) en boerderijen. Bij bebouwing aan de noordzijde van de Oude Bovendijk zijn meerdere (balts)verblijfplaatsen aangetroffen van de gewone dwergvleermuis, ook wordt hier gefoerageerd evenals bij de Hofweg. Meer zuidelijk zijn weinig gegevens bekend over aanwezigheid van vleermuizen. Enkele jaren geleden is echter nog een paarverblijfplaats aangetroffen in een boerderij bij de kruising Oude Bovendijk en Doenkade. Deze boerderij is inmiddels gesloopt. Het is niet onwaarschijnlijk dat bij andere boerderijen langs de Oude Bovendijk ook verblijfplaatsen aanwezig zijn. Bij sloop, in dit geval t.b.v. de realisatie van een multifunctioneel gebouw, kunnen vleermuizen dus een aandachtspunt zijn. Verder dient bij het kappen van dikkere en oudere bomen (b.v. populieren) men bedacht te zijn op aanwezigheid van vleermuizen. Aanwezigheid van bijvoorbeeld ruige dwergvleermuis in bomen is niet geheel uit te sluiten, vooral gedurende het najaar (baltsperiode). Het Natuur- en recreatieplan, dat zich vooral richt op natuurvriendelijke oevers en weidevogels, zal naar verwachting geen negatief effect hebben op geschikt van het gebied voor vleermuizen. De versterking van erfbeplanting bij boerderijen langs de Oude Bovendijk heeft eerder een positief effect op de geschiktheid als leefgebied. Vleermuizen kunnen deze elementen o.a. gebruiken als vliegroute of beschutting bij het foerageren. Bij de nieuwbouw zou men met relatief kleine toevoegingen (zoals gebruik inheemse beplanting en toepassen toegankelijke spouwmuren) extra mogelijkheden kunnen creëren voor deze soortgroep. De sloop van bebouwing t.b.v. de realisatie van een multifunctioneel gebouw blijft wel een aandachtpunt. Nader onderzoek voorafgaand aan de sloop wordt in dit geval noodzakelijk geacht. Mogelijk leidt hieruit dat een ontheffing moet worden aangevraagd, hierin zullen dan voorwaarden worden gesteld aan de nieuwbouw. Een kaart met waarnemingen is opgenomen in bijlage 7.
4.4
Amfibieën en reptielen Uit eerder onderzoek (o.a. visbemonstering) blijkt dat er amfibieën in Polder Schieveen voorkomen, te weten Groene kikker, Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander. De weilanden met sloten die begroeid zijn met o.a. waterpest, maar ook zwanenbloem en riet vormen een geschikt biotoop voor deze soorten. Het betreft hier echter soorten van tabel 1 Floraen faunawet, waarvoor een vrijstelling geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Naar strikt beschermde amfibieën, met in bijzonder de rugstreeppad, is ook onderzoek gedaan, maar deze is nooit aangetroffen (bSR, 2009). Aanwezigheid van reptielen, zoals ringslang, wordt in de huidige situatie uitgesloten, daar het gebied in de huidige situatie hiervoor niet geschikt is. In de toekomstige situatie, waarbij o.a. natuurvriendelijke oevers zijn voorzien zou het gebied wel potentie kunnen ontwikkelen voor de soort.
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
20 van 54
4.5
Vogels Vogels vormen binnen Polder Schieveen verreweg de belangrijkste soortgroep. Het gebied is kenmerkend door een grote variatie in soorten, waaronder weidevogels, trekvogels, wintervogels en vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen (o.a. roofvogels). Wat betreft reguliere broedvogels kan worden aangenomen dat diverse soorten tot broeden zullen komen binnen de Polder. De meeste van deze soorten gebruiken bomen om in te broeden, waardoor verspreiding vooral langs de randen is te verwachten. Zeker met het oog op kleinere broedvogels (gezien zijn o.a. koolmees, pimpelmees, winterkoning, roodborst en witte kwikstaart) is het aannemelijk dat deze in boombeplanting op erven van boerderijen broeden. Ook van diverse weidevogels, zoals grutto, is al bekend dat deze in de Polder broedt, evenals roofvogels als de steenuil die in nestkasten bij boerderijen verblijft. Voor ganzen, eenden, meeuwen & o.a. de lepelaar is de polder nu vooral een foerageer- en/of winters overloopgebied.
4.5.1
Vogels met vaste rust- en verblijfplaats Binnen de Flora- en faunawet worden vogels die jaarrond gebruik maken van hun nest aangemerkt als vogels met een vaste- rust en verblijfplaats. Hieronder vallen o.a. diverse roofvogels (buizerd, sperwer, steenuil, ransuil etc.), maar ook vogels als gierzwaluw en huismus. In Polder Schieveen zijn waarnemingen bekend van buizerd, ransuil, sperwer, steenuil, boomvalk, huismus en gierzwaluw. Van steenuil zijn meerdere verblijfplaatsen aanwezig in boerderijen aan en in de omgeving van de Oude Bovendijk (Van der Helm, 2012). Steenuil broed in speciale steenuil nestkasten op erven. Bij bebouwing meer zuidelijk langs de Oude Bovendijk zijn ook huismusnesten aangetroffen, deze broeden overwegend onder dakranden en dakpannen. Ook andere specifiek gebouwbewonende soorten, zoals gierzwaluw, zijn niet op voorhand uit te sluiten (echter niet aangetroffen). Bij sloop van bebouwing (zoals in het geval van de locatie waar een multifunctioneel gebouw gerealiseerd gaat worden) kunnen deze soorten een aandachtspunt zijn. Bij nieuwbouw dient altijd aandacht te worden besteedt aan het geschikt houden van de omgeving als foerageergebied. De boombeplanting, o.a. langs Oude Bovendijk, biedt ook geschikte nestgelegenheid aan sperwer en ransuil. De laatste is aangetroffen in een boom (pers. med. bewoner, 2012). Het bleek hier te gaan om een rustplaats (geen broedgeval). Het is zeker niet onwaarschijnlijk dat in de directe omgeving het feitelijke nest aanwezig is. Bij nieuwbouw zal aandacht moeten worden besteedt aan het geschikt houden van de omgeving voor ransuil en moet er gezorgd worden voor voldoende aanbod aan potentiële rustplaatsen. Ook nesten van sperwer zijn niet uit te sluiten, deze soort wordt steeds vaker aangetroffen in de buurt van mensen en, indien er voldoende, dichtere begroeiing aanwezig is, kan deze zelfs tot broeden komen in bv. een grote tuin. Buizerd maakt een nest meestal hoog in een boom. Plekken met hogere bomen kunnen dus geschikt zijn voor deze soort. Indien er kap noodzakelijk is van grote, hoge en oude bomen is aandacht voor roofvogels noodzakelijk. Voorafgaand dient dan vastgesteld te worden dat er geen nestboom wordt gekapt (ander is namelijk een ontheffing noodzakelijk). Een overzicht van jaarrond beschermde soorten (o.a. roofvogels) is opgenomen in bijlage 8a (Ff-wet soorten, bSR) en 8b (roofvogels, Van der Helm). Een andere roofvogel die ook in de polder broedt, is de torenvalk. Hiervan zijn ook meerdere nestplaatsen gevonden, de soort broedt in speciale nestkasten. Echter is de torenvalk, met de wijziging van de Flora- en faunawet, sinds 2009 niet langer jaarrond beschermd. Hetzelfde geldt
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
21 van 54
voor huiszwaluw en boerenzwaluw, waarvan ook nesten binnen de polder aanwezig zijn langs de Oude Bovendijk. Het gaat hier in alle gevallen om zogenoemde ‘categorie vijf’ soorten. Dit betekent dat, zolang er voldoende leefgebied behouden blijft, de soort niet ontheffingsplichtig is. Er geldt dan uitsluitend de zorgplicht. De torenvalk broedt in speciale nestkasten bij boerderijen. De soort is aangemerkt als doelsoort voor de PEHS32. Daarom geldt vanuit dit kader voor deze soort toch een bijzondere bescherming in het gebied. In gebouw ‘de zwaluw’ is een huiszwaluw kolonie aanwezig. Gezien dat deze soort karakteristiek is voor poldergebied is het uitgangspunt ook voor deze soort een bijzondere bescherming tot te kennen. De boerenzwaluw heeft nesten in veeschuren, waaronder langs de Oude Bovendijk. Hier zijn in het verleden neststenen opgehangen waarvan een aantal zijn bezet. Ondanks dat bovengenoemde vogels (torenvalk, huiszwaluw en boerenzwaluw) niet langer jaarrond beschermd zijn sinds de wijziging van de Flora- en faunawet in 2009 is het toch aan te bevelen om aandacht te besteden aan deze soorten, bijvoorbeeld door het aanbieden van nestgelegenheid als bestaande nesten verloren gaan door sloop. Een overzicht van vogels uit categorie vijf (o.a. zwaluwen) is opgenomen in bijlage 8c (zwaluwen, van der Helm) en 8d (categorie vijf soorten, van der Helm). Algemeen kan worden aangenomen dat door het Natuur- en Recreatieplan de geschiktheid van het gebied om te foerageren door b.v. roofvogels niet wezenlijk zal veranderd. Er blijven voldoende open plekken bestaan, waar kan worden gejaagd op o.a. muizen. Voor huismus is het van belang de kleinschalige elementen in tuinen en erven zoveel mogelijk in stand te houden, daar deze essentieel zijn om te foerageren (en in te schuilen). Zoals aangegeven zijn zwaluwen en torenvalk sinds 2009 in de zogenaamde categorie 5 groep geplaatst, waarmee strikte bescherming alleen aan de orde is bij verdwijnen van het complete leefgebied. Uitzondering vormt de gierzwaluw, maar hier zijn geen nesten van vastgesteld. Zolang agrarische activiteiten worden voortgezet (veehouderij) zal het gebied ook zijn geschiktheid behouden voor boerenzwaluw en huiszwaluw als foerageergebied. Voor Torenvalk kan het blijven aanbieden van nestgelegenheid (nestkasten) volstaan. Ook hier geldt dat er voldoende open plekken blijven bestaan waar gejaagd kan worden op o.a. muizen. 4.5.2
Weidevogels, trekvogels, wintergasten en rode lijst soorten Polder Schieveen heeft een grote aantrekkingskracht op weidevogels. In 2009 en 2011 zaten er ongeveer 450 paar weidevogels in polder Schieveen (van der Helm, 2011). Dit betekent, dat er ongeveer 110 weidevogels per 100 hectare zitten. Onder de weidevogels bevonden zich bijna 200 paar kritische soorten, waaronder bijna 100 paar grutto’s, maar ook tureluur, kievit en scholekster. Dat betekent 50 paar kritische soorten per 100 hectare. Een vergelijking met de Index Natuurbeheertypen (thans in gebruik zijnde Natuurtypologie) Vochtig weidevogelgrasland met 35 paar kritische soorten per 100 ha laat zien dat Polder Schieveen dan ook zeer gunstig scoort. In het Natuur- en recreatieplan wordt ingezet op een verbetering van het gebied voor weidevogels, o.a. door plaatselijk opzetten van waterpeil. Overigens is het zo dat weidevogels binnen de Flora- en faunawet geen specifieke bescherming genieten, maar hiervoor dezelfde regels gelden als bij reguliere broedvogels. Echter worden weidevogels binnen het Natuur- en Recreatieplan wel als een belangrijke groep benoemd. De aanleg van een fietspad dwars door de polder, evenals struinpaden en ander recreatief gebruikt kan tijdens de broedperiode wel lijden tot
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
22 van 54
negatieve effecten. Weidevogels zijn gevoelig voor verstoring. Daarom worden paden afgesloten gedurende het broedseizoen. Polder Schieveen is niet erg in trek als overwinteringgebied (van der Helm, 2011). Hoewel het voor kan komen dat er groepen kleine zwanen pleisteren of dat er groepen brandganzen en kolganzen neerstrijken, is dit eerder uitzondering dan regel. Polder Schieveen fungeert meer als een overloopgebied van de echte overwinteringgebieden voor deze soorten. Het Natuur- en Recreatieplan heeft naar verwachting geen invloed op de huidige geschiktheid als overwinteringgebied. De effecten van de planontwikkeling op de weidevogelstand zullen door de gebiedsbeheerder gemonitord gaan worden. Naast weidevogels en wintergasten worden er ook broedvogels aangetroffen die vermeld staan op de rode lijst. Het betreft hier soorten met een zeldzame en/of bedreigde status. Binnen de Flora- en faunawet hebben rode lijst soorten echter geen specifieke bescherming, maar gelden dezelfde regels als bij reguliere broedvogels. Een overzicht van weidevogels en rode lijst soorten is opgenomen in bijlage 8e. 4.5.3
Lepelaar Een gering aantal lepelaars foerageert in Polder Schieveen (bSR, 2009). Er wordt hierop echter geen effect verwacht. Lepelaars foerageren in een zeer ruim gebied rondom hun broedkolonies. Polder Schieveen maakt daar slechts een gering deel van uit. Er zijn voldoende alternatieve foerageergebieden in de (wijde) omgeving. Bovendien is Polder Schieveen zeer waarschijnlijk ook na planrealisatie geschikt voor foeragerende lepelaars. Een substantieel deel van het agrarisch grasland inclusief slootjes blijft intact, daarnaast is ook de gerealiseerde natte natuur geschikt als foerageergebied. Er wordt daarom geen negatief effect verwacht op foeragerende lepelaars. Figuur 5 (volgende bladzijde) toont de waarnemingen van Lepelaar
Figuur 5: Waarnemingen Lepelaar (bron: bSR, 2009)
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
23 van 54
4.6
Vissen In het plangebied zijn tijdens eerdere inventarisaties diverse soorten vissen aangetroffen, zoals karper, riviergrondel, kroeskarper, giebel, kolblei, brasem, kleine modderkruiper, driedoornig stekelbaarsje, tiendoornig stekelbaarsje, zeelt, blankvoorn en de bittervoorn. Kleine modderkruiper en bittervoorn zijn strikt beschermd onder de Flora- en faunawet (resp. tabel 2 en 3). Indien er sprake is van aantasting van leefgebied van deze soorten is mogelijk een ontheffing nodig. Echter kan er ook voor gekozen worden om te werken conform een goedgekeurde gedragscode (b.v. die van de unie van Waterschappen). Indien maatregelen uit de gedragscode strikt worden opgevolgd (middels vastlegging in een bestek/werkprotocol) is een ontheffing niet nodig. Overigens geldt voor alle vissen (beschermd of niet) altijd de zorgplicht. Een overzicht van waarnemingen beschermde vissen is opgenomen in bijlage 9.
4.7
Vlinders De weilanden vormen niet bepaald een aantrekkelijk biotoop voor vlinders. Hooguit zijn de slootkanten waarin oeverbegroeiing aanwezig is nog enigszins geschikt. Het met zand opgespoten terrein is in principe meer geschikt voor vlinders, daar hier extensief beheer plaatsvindt waardoor een meer weelderige begroeiing is ontstaan. Echter doordat het is ingezaaid met een grasmengsel is het minder waardevol dan dat de vegetatie zich op spontane wijze had kunnen ontwikkelen. Met het Natuur- en recreatieplan wordt ingezet op een verbetering van het watersysteem, waarbij o.a. natuurvriendelijke oevers worden aangelegd. Ook wordt waar mogelijk erfbeplanting versterkt. De vlindersoorten die als doelsoorten zijn benoemd in het Natuur- en Recreatieplan (o.a. gehakkelde Aurelia) hebben vooral baat bij grillige overgangen van bosachtige begroeiing naar een meer open omgeving. Bosachtige plekken zijn met oog op de vogelaantrekkende werking van risicosoorten voor de luchthaven niet geoorloofd. Daarom is gekozen voor het aandikken van de erfbeplanting en landschapsstructuren in het gebied om habitats aan te bieden aan de vlinderdoelsoorten. Strikt beschermde vlindersoorten komen niet voor binnen de regio Rotterdam. Wel zijn er vindplaatsen bekend van enkele rode lijst soort o.a. bruin blauwtje en groot dikkopje. Van beide soorten zijn waarnemingen gedaan in Polder Schieveen. Echter hebben deze vlinders geen specifieke bescherming binnen de Flora- en faunawet, waardoor feitelijk alleen de zorgplicht hiervoor geld. Het Natuur- en recreatieplan heeft naar verwachting wel een positief effect op vlinders, daar er natuurvriendelijke oevers zijn voorzien die over het algemeen gunstig zijn voor de vlinderstand.
4.8
Libellen Soorten die kunnen worden verwacht zijn algemeen voorkomende soorten zoals lantaarntje, de gewone oeverlibel, de paardenbijter alsook verschillende soorten heidelibellen. Vooral de oever van de verbrede watergang bij het opgespoten terrein vormt, vanwege de aanwezige oever- en rietbegroeiing een geschikt biotoop. Strikt beschermde libellen worden op voorhand niet verwacht, Deze stellen veel eisen aan hun biotoop en polder Schieveen voldoet hier in de huidige situatie niet aan. In Rotterdam en de directe omgeving zijn overigens geen waarnemingen en inventarisatiegegevens bekend van Flora- en Faunawet beschermde soorten libellen, met uitzondering van een éénmalige
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
24 van 54
waarneming van de Rivierrombout langs de Nieuwe Maas. Wel is een waarneming bekend van een rode lijst soort ter hoogte van het opgespoten gebied, te weten Glassnijder. Rode lijst soorten hebben echter geen specifieke status binnen de Flora- en faunawet, waardoor alleen de zorgplicht van toepassing is. In het Natuur- en recreatieplan is de Houtpantserjuffer opgenomen als doelsoort. Deze soort komt vooral voor langs stilstaande en zwakstromende wateren met overhangende bomen en/of struiken. De volwassen dieren verkiezen ruige oevervegetatie als jachtterrein. De inrichting van de polder met natuurvriendelijke oevers, zal de libellenstand positief beïnvloeden, aangezien in de oeverbegroeiing eieren kunnen worden afgezet en kan worden gefoerageerd. Plekken waar begroeiing dichter is of waar beschutting van bomen/struiken aanwezig is (b.v. watergangen langs erfbeplantingen of wilgensingels) kunnen leefgebied vormen voor Houtpantserjuffer.
4.9
Hogere planten / Flora Polder Schieveen heeft over het algemeen geen bijzondere vegetatie. Als enige beschermde soort is de Zwanenbloem meerdere keren gevonden langs een aantal sloten binnen de polder. Het betreft hier een soort van tabel 1 Flora- en faunawet, waarvoor bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstellingsregeling geldt. Dit betekent dat soort niet ontheffingsplichtig is en alleen de zorgplicht van toepassing is. Meer strikt beschermde soorten flora zijn niet aangetroffen. In de graslanden komen vooral algemeen kenmerkende soorten voor als Glanshaver, Gestreepte witbol, Grote vossenstaart, raaigrassen, Rietzwenkgras, Timoteegras, Fioringras, Veldbeemdgras en Zachte dravik voor. Verder komen er onder andere Scherpe en Behaarde boterbloem, Paardenbloem, Ridderzuring en Akkerdistel voor en bij dammen en paden staan soorten als Vogelmuur, Herderstasje, Paarse dovenetel en Straatgras. Rond de boerderijen groeien soorten zoals Fluitenkruid, Grote brandnetel en Gewone berenklauw. De slootkanten hebben soorten als Liesgras, Rietgras, Watermunt, Moeraswalstro, Moeras vergeet-mij-nietje en in de watergangen staan onder andere Pijlkruid, Kikkerbeet en de eerder vermelde Zwanenbloem. Het gedeelte waar in het verleden zand is aangebracht leek in beginsel geschikt voor de spontane vestiging van (strikt) beschermde soorten. Echter is het onwaarschijnlijk dat dit uiteindelijk zal gebeuren daar er direct na de ophogingen de bodem met een bindmiddel (aardappelzetmeel) en een grasmengsel is vastgelegd en ingezaaid. Dit om verstuiving van het zand naar het glastuinbouwbedrijf aan de Oude bovendijk te voorkomen. Als gevolg daarvan kunnen beschermde soorten zich, i.v.m. de concurrentie met grassen, niet vestigen. Het zand betreft zeezand, wat een afwijkende vegetatie geeft nl. plantensoorten die passen in het kustsysteem: Aanddoddegras, Zeeraket, Melkkruid, Echt duizendguldenkruid, Strandduizendguldenkruid, Bitterling, Hertshoornweegbree en verder soorten als Gewone rolklaver, Bleekgele droogbloem, Scherpe fijnstraal, Sierlijke vetmuur en Kandelaartje (van der Helm, 2011).
4.10
Overige soortgroepen De soortgroep ‘overige soorten’ heeft vooral betrekking op weekdieren (slakken). Er zijn twee slakkensoorten strikt beschermd onder de Flora- en faunawet, te weten de Platte schijfhoren en de Bataafse stroommossel. Uit inventarisatiegegevens blijkt dat de platte schijfhoren in het verleden in plangebied is aangetroffen. Het is een soort die voornamelijk in veenweidegebieden
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
25 van 54
voorkomt in watergangen met helder stilstaand water met een rijke plantengroei. Hoofdzakelijk de westzijde van het plangebied bestaan uit sloten met water- en oevervegetatie. In de oostzijde van het plangebied zijn de watergangen overwegend troebel en begroeid met draadalg. In 2009 heeft nog een uitgebreide bemonstering plaatsgevonden naar o.a. de Platte schijfhoren. Deze is echter niet meer aangetroffen. Een complete lijst van alle waargenomen soorten is te vinden in bijlage 6.
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
26 van 54
5.
Conclusies
5.1
Gebiedsbescherming De Polder Schieveen maakt geen onderdeel uit van een gebied beschermd onder de Natuurbeschermingswet (zoals Natura 2000), noch bevinden zich in de directe omgeving dergelijke gebieden. De voorgenomen herinrichting van de polder heeft dan ook geen directe effecten op een beschermd natuurgebied. Wel zou de herinrichting van Polder Schieveen van invloed kunnen zijn op de functie als foerageergebied voor Lepelaars uit het Natura 2000-gebied ‘Voornes Duin’ (zoals voortgekomen uit eerdere jurisprudentie). Voor de Lepelaar geldt een instandhoudingsdoel vanuit het aanwijzingsbesluit Natura 2000. Als een mogelijk negatief effect op instandhoudingsdoelen niet valt uit te sluiten, moet nader onderzoek (“passende beoordeling”) worden uitgevoerd de omvang van dat effect. Om een beeld te krijgen of er al dan niet sprake is van een mogelijk negatief effect is hiervoor een voortoets uitgevoerd. De eindconclusie uit deze voortoets luidde: de herinrichting van de polder Schieveen heeft geen (significant) negatief effect op de instandhouding van de Lepelaarskolonie Quackjeswater. Gezien de grote afstand tussen het Quakjeswater en het geringe aantal exemplaren wat foerageert in Polder Schieveen is een negatieve invloed op broedsucces in Quakjeswater niet te verwachten. In de directe omgeving, maar ook verder daarbuiten, zijn voldoende alternatieve foerageermogelijkheden aanwezig, in de vorm van agrarisch weiland en moeras zoals Delfland en Oranjebuitenpolder. De lepelaar zoekt tot 40 kilometer buiten de kolonie naar voedsel. Daarbij is de verwachting dat het aandeel voedselaanbod afneemt door de ontwikkeling in Polder Schieveen m.b.t. het Natuur en Recreatieplan. Er zal eerder sprake zijn van enige toename van geschikt foerageergebied door de inzet op natuurvriendelijke oevers waarbij ook plas-dras bermen onstaan. De gunstige staat van instandhouding van de Zuid-Hollandse populatie is niet in het geding. Aangezien op basis van de voorliggende voortoets geen (significante) negatieve effecten op instandhouding van de lepelaar worden verwacht is er geen noodzaak tot verder onderzoek en is ook een vergunningsaanvraag niet aan de orde. Het Natuur- en Recreatieplan heeft tot doel een verbetering van Polder Schieveen als ecologische verbinding te bewerkstelligen: dit door verbeteren watersysteem met aanleg van natuurvriendelijke oevers, versterken erfbeplantingen en meer weidevogelvriendelijke beheer (door plaatselijk verhogen van waterpeil in de voor weidevogels belangrijke perioden). De Provinciale Ecologische Hoofdstructuur wordt hiermee dus gewaarborgd en verder versterkt.
5.2
Soortbescherming: flora Bij eerdere inventarisatie zijn geen strikt beschermde plantensoorten aangetroffen in Polder Schieveen. Wel is de Zwanebloem gevonden langs oevers van een aantal watergangen. Deze soort is beschermd onder tabel 1 van de Flora- en faunawet, waarvoor vrijstelling geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
27 van 54
5.3
Soortbescherming: fauna
5.3.1
Kleine zoogdieren In Polder Schieveen zijn vrijwel overal waar groen aanwezig is algemeen beschermde kleine zoogdieren te verwachten. Het gaat dan o.a. m soorten als egel, mol, konijn, haas, vos, veldmuis en huisspitsmuis. Langs de Oude Bovendijk zijn daarnaast kleine marterachtigen te verwachten. Bij de uitvoering van het Natuur- en recreatieplan kunnen, als gevolg van werkzaamheden waarbij bv. sprake is van grondverzet dieren verontrust, verstoord of onopzettelijk worden gedood. Voor deze soorten geldt echter sinds 2005 de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkeling. Dit betekent dat de soorten niet ontheffingsplichtig zijn. Wel geldt altijd de zorgplicht (artikel 2 FF-wet). Hierbij is het vooral van belang zoveel mogelijk te voorkomen dat dieren worden gedood en altijd de mogelijkheid hebben de vluchten bij verstorende werkzaamheden. De maatregelen dienen, ruim voorafgaand aan de uitvoering, te worden vastgelegd in een ecologisch werkprotocol wat tijdens de werkzaamheden op de werkplek aanwezig dient te zijn en nageleefd dient te worden. De waterspitsmuis komt nog niet voor in het gebied. Met de aanleg wordt getracht de soort in het gebied te krijgen. De soort is namelijk wel aanwezig in nabijgelegen gebieden (ten noorden van Schieveen). Met de realisatie van een ecologische verbinding komt Polder Schieveen binnen bereik van deze soort.
5.3.2
Vleermuizen Verblijfplaatsen In Polder Schieveen zijn op een aantal plaatsen verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen in bebouwing langs de Oude Bovendijk. Het betreft hier de noordelijke gelegen woningen, waar in 2004 onderzoek is gedaan (bSR, 2004). Het is niet op voorhand uit te sluiten dat vleermuizen ook verblijfplaatsen hebben in bebouwing meer zuidelijk langs de Oude Bovendijk en aan de Hofweg, almede in dikkere, oudere bomen op erven. Ten aanzien van het Natuur- en Recreatieplan is geen sloop voorzien, evenals bij de realisatie van nieuwbouw. Wel is sloop aan de orde bij de voorgenomen ontwikkeling van een multifunctioneel gebouw. Op het perceel waar het multifunctioneel gebouw moeten komen zullen bijgebouwen behorend bij een boerderij worden gesloopt. Het betreft o.a. stallen en schuren. Hierbij is niet uit te sluiten dat er negatieve effecten optreden op vleermuizen (de locatie is niet gericht onderzocht). Onderzoek kan noodzakelijk zijn voorafgaand aan eventuele sloop. Indien verblijfplaatsen worden aangetroffen kan dit betekenen dat in de nieuwbouw (multifunctioneel gebouw) maatregelen worden getroffen om deze eveneens geschikt te maken voor vleermuizen (zogenaamde ‘inclusief bouwen’). Indien dikkere bomen gekapt dienen te worden, wordt aanbevolen (ruim) voorafgaand aan de uitvoeringsfase deze te laten inspecteren op aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen. Vliegroutes en foerageergebieden De randen van het plangebied, met in bijzonder de Oude Bovendijk en de Hofweg, vormen een foerageergebied en vliegroute voor o.a. de gewone dwergvleermuis. Er is vooralsnog geen voornemen voor grootschalige bomenkap, waarbij de groenstructuur langs zowel de Oude Bovendijk als Hofweg ingrijpend zal veranderen. Dit is zowel van toepassing bij het Natuur- en Recreatieplan, als bij nieuwbouw aan de bovendijk en de realisatie van een multifunctioneel
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
28 van 54
gebouw. Het voornemen is juist om erfbeplantingen te versterken. De vliegroutes kunnen daardoor ook in de toekomstige situatie blijven bestaan. Mocht er wel sprake zijn van ingrijpen in de groenstructuur dan kan mogelijk een ontheffingsplicht gelden, er vindt dan immers aantasting van een essentieel onderdeel van het leefgebied van vleermuizen plaats. Hierbij zal dan als voorwaarde worden gesteld dat de vliegroute in de nieuwe situatie wordt hersteld, door bijvoorbeeld het terugplanten van bomen. Verder dient rekening te worden gehouden met verlichting. Aangeraden wordt alleen gerichte verlichting (armaturen) toe te passen op plekken waar extra verlichting noodzakelijk is. Hiermee wordt overmatige uitstraling naar de omgeving voorkomen. 5.3.3
Vogels Vogels met een vaste rust- en/of verblijfplaats Met betrekking tot het Natuur- en Recreatieplan evenals de voorgenomen nieuwbouw langs de Oude Bovendijk is er geen sloop van bebouwing aan de orde. Dit is wel het geval bij de realisatie van een multifunctioneel gebouw (ook aan de Oude Bovendijk). Langs de Oude Bovendijk zijn bij diverse boerderijen verblijfplaatsen aanwezig van steenuil en huismus. Beide soorten zijn jaarrond beschermd. De steenuil is aangetroffen op het erf van het perceel waar het multifunctioneel gebouw gerealiseerd gaat worden. Het gaat hier echter om een steenuil die in een nestkast zit (Van der Helm, 2011). Huismus is op deze locatie niet aangetroffen (Van der Helm, 2011), maar is gezien de aanwezigheid bij omringende boerderijen niet geheel uit te sluiten. Ook gierzwaluw is niet aangetroffen, maar van deze soort zijn wel waarnemingen bekend uit de omgeving. Verder is een verblijfplaats van ransuil bekend op deze locatie. Het betreft hier waarschijnlijk een roestplaats in een boom op het erf, maar ook deze is onder de Flora- en faunawet jaarrond beschermd. Echter is het voornemen om bestaan groen zoveel mogelijk te handhaven. De boom met roestplaats dient gespaard te worden, anders is een ontheffing noodzakelijk. Effecten op andere (roof)vogels met een vaste rust- en verblijfplaats die specifiek in bomen broeden zijn alleen te verwachten indien delen van de boombeplanting op en rond bebouwing wordt gekapt. Het is niet uit te sluiten dat o.a. bij de Oude Bovendijk in grotere bomen of dichtere bosplantsoenen nesten aanwezig zijn van zowel sperwer als buizerd. Indien er toch grotere bomen gekapt moeten worden, dient vooraf vastgesteld te worden dat deze geen functie hebben voor soorten met een vaste rust- en verblijfplaats. Tot slot moet nog vermeld worden dat er in de polder nog boerenzwaluw, huiszwaluw en torenvalk aanwezig zijn. Een huiszwaluwkololonie bevindt zicht bij gebouw ‘de zwaluw’. Daarnaast zijn er op een aantal plaatsen boerenzwaluwnesten aangetroffen, o.a. een koeienstal bij de oude bovendijk. Hier zijn in het verleden zwaluwneststenen opgehangen, waarvan een aantal zijn bezet. Torenvalk bezet nestkasten op erven bij boederijen. Zowel de huis- als boerenzwaluw en torenvalk hebben echter sinds 2009 niet langer de status binnen de Flora- en faunawet als jaarrond beschermde soort. Hiervoor geldt daarom feitelijk alleen de zorgplicht voor deze soorten, welke voorschrijft dat broedende vogels niet verstoord mogen worden. Een uitzondering hierop is als het gehele leefgebied verdwijnt, dit is echter niet waarschijnlijk. De huiszwaluwkolonie bij gebouw ‘de zwaluw’ is echter wel karakteristiek voor het agrarische gebied en zit hier al langere tijd. Het is daarom sterk aan te bevelen om bij een eventuele functiewijzing rekening te houden met deze soort. Dit kan rekenen op de nodige goodwill bij omwonenden en draagt bij aan beleving van de
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
29 van 54
polder als agrarisch (natuur)gebied. Met beperkte middelen zijn deze soorten te behouden, bijvoorbeeld door neststenen te plaatsen onder dakranden voor huiszwaluw en boerenzwaluw. De Torenvalk is doelsoort van de PEHS 32 en vraagt dus bij de uitvoering van het bestemmingsplan wel bescherming- en zorgplicht. Handhaven van bestaande (gebruikte) nestkasten is hierbij een voorwaarden. Indien dit niet kan dient er een nieuwe nestkast aan een gebouw te worden gehangen of aan een paal aan de rand van het weiland. Algemenere broedvogels, weidevogels en overige vogelsoorten (zoals wintergasten) Als gevolg van de werkzaamheden zal het leefgebied van weidevogels tijdelijk worden verstoord. Het aantal weidevogels zoals de, tureluur, scholekster en kieviet, zal door uitvoering van het Natuur- en Recreatieplan naar verwachting toenemen, daar hier specifiek maatregelen voor worden genomen. Van verstoring van broedvogels is echter alleen sprake tijdens het broedseizoen. Buiten deze periode kunnen ze uitwijken naar geschikte gebieden in de directe omgeving (Midden Delfland). De Flora- en faunawet staat slechts in zeer uitzonderlijke gevallen toe dat er actieve nesten mogen worden verstoord (b.v. bij acuut gevaar betreffende openbare veiligheid, vliegverkeer etc.). Dit is voor Polder Schieveen niet aan de orde. De werkzaamheden in de directe omgeving van broedende vogels dienen dan ook buiten de broedperiode plaats te vinden. De broedperiode van de meeste vogelsoorten loopt in de regel van begin maart t/m eind juli. Van belang is echter de aanwezigheid van een broedgeval. Sommige vogels kunnen nog op latere tijdstippen broeden (zoals zwaluw) of maken nog een tweede legsel. Maatregelen m.b.t. de omgang met broedvogels dienen te worden vastgelegd in een bestek/ecologisch werkprotocol wat voorafgaand aan de werkzaamheden opgesteld moet worden. Voor de Lepelaar zijn geen aanvullende beschermende maatregelen noodzakelijk. In de beheerfase is behoud van voldoende open en ondiepe waadplekken in de greppels en de oevers voldoende om een aantrekkelijk foerageergebied te blijven voor deze soort. 5.3.4
Vissen In het Natuur en Recreatieplan is de aanleg en ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers beoogd. Hiervoor zal grondverzet (afgraving) plaats moeten vinden om flauwe oevers te creëren. De aanwezige vissen kunnen als gevolg hiervan schade ondervinden d.w.z. worden verontrust of onopzettelijk worden gedood. In het kader van de zorgplicht is het noodzakelijk om voorafgaand aan de werkzaamheden watergangen waar gewerkt gaat worden visvrij te maken. Dit kan door wegvangen, maar ook door bijvoorbeeld vissen op te drijven naar andere watergangen en een tijdelijke dam te plaatsen. Na de werkzaamheden kan de dam weer verwijderd worden. Voor witvis, zoals (bitter)voorn, is opdrijven een goede manier. In watergangen waar bittervoorn aanwezig is, dienen ook eventuele mosselen te worden opgeschept en overgezet. Voor kleine modderkruiper (beschermde soort tabel 2) ligt dit iets lastiger. Deze soort verstopt zich in de modder op de bodem. De opdrijfmethode is daardoor voor kleine modderkruipers niet optimaal. Hiervoor zou geschept moeten worden, zodat een deel van de bodem met daarin de modderkruipers verplaatst kan worden. In veel gevallen kan voor het werk aan watergangen aangehaakt worden bij de gedragscode van de Unie van Waterschappen. De maatregelen uit deze gedragscode kunnen worden opgenomen in een bestek/ecologisch werkprotocol. Er hoeft dan geen ontheffing voor kleine modderkruiper en/of bittervoorn te worden aangevraagd. Indien opdrijven en/of wegvangen van vis nodig is, dient dit uitgevoerd te worden door een
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
30 van 54
beroepsvisser. Voor de voorgenomen nieuwbouw langs de Oude Bovendijk en de realisatie van het multifunctioneel gebouw lijkt er vooralsnog geen aandacht nodig t.a.v. vissen. 5.3.5
Amfibieën Soorten waarvan bekend zijn dat ze in het plangebied voorkomen, zijn algemeen voorkomende soorten zoals de groene kikker, bruine kikker, gewone pad en de kleine watersalamander. Voor deze soorten is sinds 2005 de vrijstelllingsregeling van toepassing bij ruimtelijke ontwikkelingen en geldt alleen de zorgplicht. In het Natuur en Recreatieplan is de aanleg en ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers beoogd. Hiervoor zal grondverzet (afgraving) plaats moeten vinden om oevers te creëren. De aanwezige amfibieën kunnen als gevolg hiervan schade ondervinden d.w.z. worden verontrust of onopzettelijk worden gedood. In het kader van de zorgplicht dient met amfibieën zorgvuldig te worden omgegaan. Bijvoorbeeld door bij het wegvangen van vissen ook te letten op amfibieën en deze ook gelijktijdig weg te vangen. Verder dienen gedurende de voortplantingsperiode geen watergang te worden gedempt (periode half maart – half juli). Bij het aantreffen van amfibieën tijdens de werkzaamheden dienen deze gelegenheid te krijgen om te vluchten of indien nodig te worden gevangen en verplaatst. De maatregelen t.b.v. amfibieën dienen overgenomen te worden in een bestek/ecologisch werkprotocol. Voor de voorgenomen nieuwbouw langs de Oude Bovendijk en de realisatie van het multifunctionele gebouw lijkt er vooralsnog geen aandacht nodig t.a.v. vissen.
5.3.6
Vlinders & libellen In Polder Schieveen zijn geen strikt beschermde soorten aanwezig. Het Natuur en Recreatieplan heeft tot doel het gebied aantrekkelijk te maken voor vlinders en de libellensoort Houtpantserjuffer.
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
31 van 54
6.
Resultaat toets bestemmingsplan
6.1.1
Natuur- en Recreatieplan Gunstige instandhouding beschermde soorten In Polder Schieveen is aanwezigheid van een aantal beschermde soorten vastgesteld of, op basis van biotoopinschatting, niet op voorhand uit te sluiten. Het betreft hier soorten uit de soortgroepen vissen, vleermuizen en vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen. Aangezien het bestemmingsplan voor een groot deel juist gericht is op verhoging van natuurwaarden, zijn weinig tot geen effecten op deze soorten te verwachten. Ecologisch werkprotocol Bij de feitelijke uitvoering van werkzaamheden zoals grondverzet t.b.v. watergangen, aanleg fietspaden, kappen van bomen en rooien struwelen kunnen negatief uitwerken op het voorkomen van beschermde soorten. Direct negatieve invloeden worden alleen verwacht voor vissen (bij vergraven watergangen). De beschermde soorten hier zijn kleine modderkruiper en bittervoorn. Hiervoor is het niet noodzakelijk om een ontheffing aan te vragen mits gewerkt kan worden conform de gedragscode Unie van waterschappen. De maatregelen uit de gedragscode dienen vastgelegd te worden in een ecologisch werkprotocol. Indien dit niet mogelijk is zal alsnog ontheffing aangevraagd moeten worden. Een eventuele ontheffing zal naar verwachting verleend worden, mits mitigerende en compenserende maatregelen worden opgenomen en de ontheffing wordt onderbouwd met gericht en recent onderzoek Daarom zal de gemeente een ecologisch werkprotocol voor Polder Schieveen opstellen. Beperkte toegankelijkheid en werkzaamheden tijdens broedseizoen Verder kan verstoring optreden doordat het gebied meer ontsloten wordt voor recreanten (op weidevogels). Dit kan weggenomen worden door in het broedseizoen gebieden met weidevogels zoveel mogelijk af te schermen van recreatie. Kappen dient altijd te gebeuren buiten het broedseizoen (of pas nadat is vastgesteld dat er geen broedende vogels aanwezig zijn). Voor kappen van bomen met jaarrond beschermd vogels, zoals ransuil, dient altijd ontheffing te worden aangevraagd. Vooralsnog is het echter niet de bedoeling om bomen te kappen waarin jaarrond beschermde vogelsoorten hun nesten hebben. Deze bevinden zich deels op erven, waar het aanwezige groen gehandhaafd wordt en zelfs plaatselijk versterkt. Uitgaande van deze situatie staat Flora- en faunawet de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan niet in de weg.
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
32 van 54
6.1.2
Woningbouw Oude Bovendijk De woningbouw is voorzien langs de Oude Bovendijk op locaties die nu nog grotendeels onbebouwd zijn. Voor zover bekend is er geen sprake van sloop t.b.v. nieuwbouw. Bestaande boerderijen met bijgebouwen blijven gehandhaafd, evenals de erfbeplantingen. De nieuwbouw wordt hieromheen ingepast en komt voor een groot deel achter het bestaande bebouwingslint te liggen. Het gaat om ruime kavels, waardoor er veel ruimte is voor groen (tuin). Inpassing in het landschap is hierbij van belang, maar ook afscherming vanwege de verwachte toename van recreatie in Polder Schieveen. Negatieve effecten op beschermde soorten worden niet verwacht, al zal dit afhankelijk zijn van een aantal factoren. Straatverlichting Een belangrijk punt betreft licht. Indien er gebruik gemaakt wordt van straatverlichting (toegangwegen naar woningen) dan is het van belang dat gerichte armaturen worden toegepast. Hiermee wordt overmatige uitstraling naar de omgeving voorkomen. Inclusief bouwen De nieuwbouw biedt verder juist kansen om de situatie voor bepaalde soorten te verbeteren. Gedacht kan worden aan ‘inclusief bouwen’, waarmee o.a. vleermuizen de nieuwbouw kunnen gebruiken als verblijfplaats. Maar ook toepassen van nestkasten (al dan niet inbouw) of mussen en/of gierzwaluw dakpannen kan winst bepaald worden. Evenals met zwaluwvoorzieningen. Alsnog sloop Uitgaande van de situatie dat nieuwbouw zorgvuldig in het landschap wordt ingepast en er geen sloop plaatsvindt van bestaande bebouwing staat Flora- en faunawet de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan niet in de weg. Indien er WEL sloop plaatsvindt b.v. van stallen en/of schuren dan kan een nader onderzoek noodzakelijk zijn en geldt mogelijk een ontheffingsplicht indien verblijfplaatsen van strikt beschermde soorten worden aangetast.
6.1.3
Realisatie multifunctioneel gebouw Oude bovendijk Op deze locatie is sloop van de opstallen voorgenomen. Het betreft dan sloop van bijgebouwen, zoals stallen/schuren om ruimte te creëren voor de bouw van een multifunctioneel gebouw. Het woonhuis blijft gehandhaafd. Vogels en vleermuizen Op de locatie is uit eerder onderzoek (bSR, van der Helm) gebleken dat er vaste rust- en verblijfplaatsen van steenuil en ransuil aanwezig zijn. De steenuil verblijft in een nestkast. De verblijfplaats van de ransuil is in een van de bomen op het erf. Vooralsnog is uit eerder onderzoek (bSR, Van der Helm) niet gebleken dat in de bijgebouwen vogelsoorten met een vaste rust- en verblijfplaats aanwezig zijn. Het gaat dan om huismus, gierzwaluw en soorten uit de soortgroep vleermuizen. Van al deze soorten zijn wel waarnemingen uit de directe omgeving bekend. Naar vleermuizen heeft op de locatie niet eerder een gericht onderzoek plaatsgevonden. Aangezien meer noordelijk bij boerderijen wel verblijfplaatsen van zowel huismus als vleermuizen zijn aangetroffen is het niet op voorhand uit te sluiten dat bebouwing op de planlocatie ook een functie heeft voor soorten uit deze soortgroep. Immers dateert het laatste onderzoek uit 2011. Ook gierzwaluw is hierbij een aandachtpunt, van de soort zijn geen nesten bekend, maar wel
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
33 van 54
foeragerend boven de polder waargenomen. Bij sloop van de bijgebouwen dient daarom ruim voorafgaand nader onderzoek plaats te vinden naar huismus, gierzwaluw en vleermuizen. Indien er ook (grotere) bomen gekapt gaan worden dient dit uitgebreid te worden met roofvogelonderzoek. Het onderzoek kan worden uitgevoerd als op termijn concrete plannen geformuleerd zijn, maar kan ook gekoppeld worden aan een projectbestemmingsplan, specifiek voor b.v. een bouwplan. Als uit onderzoek blijkt dat er strikt beschermde soorten aanwezig zijn en deze schade ondervinden van de voorgenomen plannen dan geldt mogelijk een ontheffingsplicht. Inclusief bouwen Hierbij kan als voorwaarde worden gesteld bij de nieuwbouw (multifunctioneel gebouw) ‘inclusief’ wordt gebouwd (geschikt maken nieuwbouw voor bewoning door beschermde soorten). Uitgaande van de situatie dat er voorafgaand aan sloop onderzoek wordt uitgevoerd en dat, indien nodig, maatregelen worden getroffen is de verwachting dat een eventuele ontheffing wel verleend zal worden. De Flora- en faunawet staat vaststelling van een nieuw bestemmingsplan daarmee niet in de weg.
6.2
Aanbevelingen Het Natuur- en recreatieplan heeft als inzet de verhoging van natuurwaarden in het plangebied, waarbij een ecologische verbindingzone is beoogd alsmede meer geschikt maken van de polder voor weidevogels. Dit gebeurt door o.a. aanleg van natuurvriendelijke oevers en door waterpeilen op te zetten (weidevogels). Woningbouw en herontwikkeling bestaande gebouwen De nieuwbouw bij de Oude Bovendijk biedt echter ook kansen om ecologische waarden in het gebied te versterken. Tegen zeer geringe kosten is eventuele nieuwbouw geschikt te maken voor medebewoning door dieren zoals gebouwbewonende vleermuizen, huismussen en (gier)zwaluwen. Deze dieren zijn reeds in de omgeving aanwezig. Aangepaste nieuwbouw biedt dus een uitgelezen kans om de geschiktheid van de Oude Bovendijk nog verder te vergroten voor gebouwbewonende soorten. Ook bij renovaties van bestaande gebouwen zijn voorzieningen voor vleermuizen, huismussen en (gier)zwaluwen eenvoudig te treffen. Anderzijds, als interne aanpassingen aan gebouwen niet mogelijk is, kan ook overwogen worden nestkasten te plaatsen aan gevels en/of hogere bomen (voor o.a. ransuil kunnen ook manden worden opgehangen). Het geschikt maken van bebouwing dient in samenhang met inrichting van groen te worden uitgevoerd. Het is juist de combinatie die de geschiktheid bepaald. Voor huismus zijn bijvoorbeeld kleinschalige elementen als hagen zeer geschikt en voor vleermuizen boomsingels (b.v. knotwilgen) en extensief beheerde groenelementen (ter bevordering insectenstand). Bij de versterking van bestaande erfbeplantingen is hiermee al rekening gehouden. Afstemming met maatregelen op gebouwniveau behoeft aandacht in de betreffende bouwplannen. Hetzelfde geldt ook voor de realisatie van een multifunctioneel gebouw. Hoewel er hier wel sprake is van sloopplannen, hoeft dit niet te betekenen dat natuurwaarden ook daadwerkelijk negatief worden beïnvloed. Indien er strikt beschermde soorten in de te slopen gebouwen aanwezig zijn, zal hier mogelijk een ontheffingsplicht voor gelden. Hieraan zullen voorwaarden worden verbonden voor de nieuwbouw (inclusief bouwen). Worden er echter geen verblijfplaatsen
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
34 van 54
van strikt beschermde soorten aangetroffen dan kan nog steeds, tegen geringe kosten, de nieuwbouw aantrekkelijk worden gemaakt voor vestiging door o.a. vleermuizen, huismus en (gier)zwaluw. Hiervoor geldt hetzelfde als in voorgaande paragraaf.
6.3
Ontheffing tijdelijke natuur In het oorspronkelijke plan was ooit sprake van de komst van een bedrijventerrein. De plannen hiervoor zijn op de lange baan geschoven. Het is echter niet uit te sluiten dat in de toekomst de plannen voor een bedrijventerrein alsnog in gang gezet gaan worden. Tot die tijd kan het gebied volledig benut worden voor natuur, agrarische en recreatieve functies. Omdat de komst van een bedrijventerrein nog niet is uitgesloten, is ervoor gekozen om een “ontheffing tijdelijke natuur’ aan te vragen bij het ministerie, zoals ook wordt gedaan bij bijvoorbeeld ruimtelijke ontwikkelingen met effecten op beschermde soorten. Alleen nu wordt de ontheffing aangevraagd in het kader van bescherming van natuur en t.b.v. educatieve doeleinden. De Natuur mag feitelijk voor een x aantal jaren zijn gang gaan, waarbij vestiging van nieuwe soorten, waaronder strikt beschermde niet wordt ontmoedigd (bijvoorbeeld waterspitsmuis, rugstreeppad etc.). Indien de plannen voor het bedrijventerrein weer in gang worden gezet is er zodoende reeds een ontheffing aanwezig en hoeft deze niet opnieuw aangevraagd te worden. Voorwaarde is wel dat er om de 3 jaar monitoring plaatsvind gedurende de tijd dat het gebied de bestemming natuur heeft. Een aanvraag is al ingediend bij het Ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie. De procedure is inmiddels afgerond en de ontheffing is per 19-02-2013 verleend onder nummer FF/75C/2012/0259. Hierbij is ontheffing verleend voor de onderstaande soorten: • Waterspitsmuis • Boomvalk • Buizerd • Kerkuil • Ransuil • Sperwer • Steenuil • Rugstreeppad • Bittervoorn • Giebel • Grote modderkruiper • Kleine modderkruiper • Platte Schijfhoorn Een aantal van deze soorten is al aanwezig, een aantal andere kunnen zich mogelijk de komende jaren in het gebied gaan vestigen. De ontheffing is vooralsnog geldig voor 10 jaar (2013-2023), daarna moet een verlenging aangevraagd worden. Een afschrift van de ontheffing is opgenomen in bijlage 11.
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
35 van 54
Bijlage 1 Bronvermelding Soortgroepen(en)
Titel
Auteur
Jaartal
Flora, amfibieën,
Inventarisatie flora en fauna Polder
bureau Stadsnatuur Rotterdam,
2004
reptielen,
Schieveen
Beschermde soorten Oude bovendijk
bureau Stadsnatuur Rotterdam,
2006
Vangresultaten Bedrijvenpark Schieveen
C. van Wijk & Zn. visserijbedrijf en
2006
24 en 27 maart 2006
vishandel
Bezoek polder Schieveen, aanleg
John Kleijweg en Ferry van der Lans
2007
Vogel- en vleermuiswerkgroep noordrand
2007
Provincie Zuid Holland
2007
Vereniging Natuurmonumenten
2008
Nieuwland adviesbureau
2008
Inventarisatie Polder Schieveen
bureau Stadsnatuur Rotterdam
2009
Vossen
Vossen in Rotterdam
bureau Stadsnatuur Rotterdam
2011
Broedvogels,
Beheerplan Weidevogels Polder
Van der Helm adviesbureau
2011 /
weide, trek- en
Schieveen
vleermuizen, broedvogels, vissen, vlinders, libellen Flora, amfibieën, reptielen, vleermuizen, broedvogels, vissen, vlinders, libellen Vissen
Broedvogels
industrieterrein Doenkade. Trek- en
Resultaten telling vogels in de vogelpost
wintervogels
op 6 – 10 – 2007 in Polder Schieveen Rotterdam
Weidevogels
Meetnet weidevogels Zuid Holland Meetnetplots polder Schieveen 2000 2006
Broedvogels
BPM vogels Polder Schieveen (natuurgebied)
Flora, amfibieën,
Natuurinventarisatie. Tracé A13 en A13 –
reptielen,
A16
vleermuizen, broedvogels, vissen, vlinders, libellen, weekdieren Rugstreeppad, vissen, platte schijfhoorn en lepelaar
2012
wintervogels
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
36 van 54
Bijlage 2 Wet- en regelgeving Natuurbeschermingswet Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora- en fauna kunnen op basis van Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn worden aangemerkt als speciale beschermingszones (SBZ’s) in het kader van Natura 2000. De verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn in Nederland opgenomen in de nieuwe Natuurbeschermingswet 1998 die per 1 oktober van kracht is geworden. Hierin zijn ook de al bestaande staatsnatuurmonumenten opgenomen. Van initiatieven in de omgeving van deze gebieden moet worden vastgesteld in hoeverre er externe werking kan optreden met mogelijk significant negatieve effecten op instandhoudingsdoelen. Het betreft hier de kwaliteit van de natuurlijke habitats en leefgebieden van soorten. Hieronder vallen ook activiteiten die een verstorend effect kunnen hebben op soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een passende beoordeling is verplicht als er door de ontwikkelingen niet op voorhand kan worden uitgesloten dat er significante effecten kunnen optreden. Aangezien een passende beoordeling een flinke verdiepingslag inhoudt (met kwantitatieve berekeningen) moet zo vroeg mogelijk aangetoond worden dat er geen sprake is van significante effecten. De noodzaak tot een passende beoordeling vervalt dan. Flora- en faunawet
De bescherming van dier- en plantensoorten is sinds 1 april 2002 in de Flora- en faunawet geregeld. Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. In Nederland komen ongeveer 35.000 planten- en diersoorten voor. Daarvan zijn er ongeveer 1.300 wettelijk beschermd onder de Flora- en faunawet, variërend van zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen tot flora, insecten en schaaldieren. De Flora- en
faunawet kent zowel verbodsbepalingen als een zorgplicht. Voor verschillende categorieën soorten en verschillende activiteiten zijn vrijstellingen of ontheffingen van deze verbodsbepalingen mogelijk. De beschermde soorten zijn onderverdeeld in de volgende vier groepen: algemeen (tabel 1), overige (tabel 2), strikt beschermd (tabel 3) en vogels.
1. algemene beschermde soorten: hiervoor geldt ten aanzien van activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en bestendig beheer een vrijstelling mits de gunstige staat van instandhouding niet wordt aangetast; 2. strikt beschermde soorten: voor soorten die minder algemeen zijn geldt een strikter beschermingsregime. Vrijstelling is mogelijk als op basis van een goed gekeurde gedragscode wordt gewerkt. Ontheffing wordt alleen verleend als geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige instandhouding van de soort; 3. zeer strikt beschermde soorten: voor zeldzame, (zeer) bedreigde soorten die ook in bijlage IV van de Habitatrichtlijn zijn opgenomen kan geen vrijstelling of ontheffing worden verkregen bij opzettelijke verstoring. Voor bestendig beheer en gebruik geldt wel een vrijstelling voor een aantal verbodsbepalingen mits gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Dit is uitsluitend van toepassing op soorten die niet vermeld zijn op de habitatrichtlijn. Als niet volgens een gedragcode kan worden gewerkt en/of er sprake is van soorten van de habitatrichtlijn moet altijd een ontheffing worden aangevraagd. Een zware toets, waarin nauwkeurig de verwachte effecten en
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
37 van 54
4.
maatregelen worden beschreven is vereist om de ontheffing te verkrijgen. Als mitigerende maatregelen niet voldoende zijn om eventuele negatieve effecten weg te nemen dienen tevens de ADC criteria te worden beargumenteerd (alternatieven, dwingende redenen groot openbaar belang, compensatie om instandhouding de waarborgen); vogels: vogels worden veelal binnen de Flora- en faunawet als aparte groep beschouwd. Dit aangezien alle inheemse vogels op het grondgebied van de EU beschermd zijn. In de praktijk betreft het vooral de bescherming van actieve nesten van vogels, die gedurende de broedperiode (globaal van maart t/m juli) niet mogen worden vernield, verstoord of verwijderd. Voor sommige vogelsoorten geldt dat nesten ook buiten het broedseizoen beschermd zijn. Hieronder vallen roofvogels, die jaarrond gebruik maken van hun nesten. Hetzelfde geldt voor nesten van vogels als de gierzwaluw en huismus die elk jaar naar hetzelfde nest terugkeren om te broeden. Overigens zijn niet alle jaarrond beschermde vogels even strikt beschermd. In de gewijzigde lijst (augustus 2009) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit wordt onderscheidt gemaakt in categorie één t/m vijf. De laatste categorie (vijf) is bedoeld voor soorten waarvan de gunstige staat van instandhouding momenteel niet kritisch is, maar die wel aandacht behoeven als er ontwikkelingen plaatsvinden waarbij grote delen van het leefgebied verdwijnen. Als bij een ruimtelijke ontwikkeling een jaarrond beschermde vogel in het geding is (bv. een gierzwaluw of sperwer) moet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode. Wanneer dit niet mogelijk is moet een mitigatieplan worden opgesteld en voorgelegd aan het bevoegde Ministerie. Als mitigerende maatregelen niet voldoende zijn om eventuele negatieve effecten weg te nemen dienen tevens de ADC criteria te worden beargumenteerd (alternatieven, dwingende redenen groot openbaar belang, compensatie om instandhouding de waarborgen).
Zorgplicht Naast verbodsbepalingen geldt de zorgplicht ten aanzien van alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. Artikel 2 van de Flora- en faunawet formuleert de algemene zorgplicht als volgt: • Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, evenals voor hun directe leefomgeving; • Deze zorg houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover dat in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken; • De zorgplicht is altijd, voor iedereen en in alle gevallen van toepassing.
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
38 van 54
Bijlage 3 Concept BP Polder Schieveen
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
39 van 54
Bijlage 4: Concept BP Oude Bovendijk
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
40 van 54
Bijlage 5: Voorgenomen locatie multifunctioneel gebouw
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
41 van 54
Bijlage 6 Soortenlijst Polder Schieveen Soorten waargenomen
Soort waarneming
Juridisch kader
Ontheffingsplicht?
Zwanebloem
Groeiplaats
tabel 1 Ff-wet
Nee
Glanshaver
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Gestreepte witbol
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Grote vossenstaart
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Raaigras
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Rietzwenkgras
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Timoteegras
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Fioringras
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Veldbeemgras
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Zachte dravik
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Scherpe boterbloem Behaarde boterbloem
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Paardenbloem
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Ridderzuring
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Akkerdistel
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Vogelmuur
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Herderstasje
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Paarse dovenetel
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Straatgras
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Fluitenkruid
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Grote brandnetel
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Gewone berenklauw
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Liesgras
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Rietgras
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Watermunt
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Moeraswalstro Moeras vergeet-mijnietje
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Pijlkruid
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Kikkerbeet
Groeiplaats
n.v.t.
Nee
Flora
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Bron bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
42 van 54
Landgebonden dieren Egel
Foeragerend, verblijfplaatsen
tabel 1 Ff-wet
nee, alleen zorgplicht
Mol
Foeragerend, verblijfplaatsen
tabel 1 Ff-wet
nee, alleen zorgplicht
Vos
Foeragerend, verblijfplaatsen
tabel 1 Ff-wet
nee, alleen zorgplicht
Bunzing
Foeragerend
tabel 1 Ff-wet
nee, alleen zorgplicht
Wezel
Foeragerend
tabel 1 Ff-wet
nee, alleen zorgplicht
Hermelijn
Foeragerend
tabel 1 Ff-wet
nee, alleen zorgplicht
Konijn
Foeragerend, verblijfplaatsen
tabel 1 Ff-wet
nee, alleen zorgplicht
Haas
Foeragerend, verblijfplaatsen
tabel 1 Ff-wet
nee, alleen zorgplicht
Veldmuis
Foeragerend, verblijfplaatsen
tabel 1 Ff-wet
nee, alleen zorgplicht
Bosmuis
Foeragerend, verblijfplaatsen
tabel 1 Ff-wet
nee, alleen zorgplicht
Vleermuizen Gewone dwergvleermuis Ruige dwerfvleermuis
Foeragerend, verblijfplaatsen
tabel 3 / HR IV
Foeragerend, verblijfplaatsen
tabel 3 / HR IV
Laatvlieger Vogels met vaste nesten
Foeragerend
tabel 3 / HR IV
Steenuil
Foeragerend, verblijfplaatsen
Vogel cat 1 t/m 4
Ransuil
Foeragerend, verblijfplaatsen
Vogel cat 1 t/m 4
Kerkuil
Foeragerend
Vogel cat 1 t/m 4
Buizerd
Foeragerend
Vogel cat 1 t/m 4
Sperwer
Foeragerend
Vogel cat 1 t/m 4
Torenvalk
Foeragerend, verblijfplaatsen
vogel cat 5
Boomvalk
Foeragerend
Vogel cat 1 t/m 4
Slechtvalk
Foeragerend
Vogel cat 1 t/m 4
Huismus
Foeragerend, verblijfplaatsen
Vogel cat 1 t/m 4
Boerenzwaluw
Foeragerend, verblijfplaatsen
vogel cat 5
Huiszwaluw
Foeragerend, verblijfplaatsen
vogel cat 5
Gierzwaluw
Foeragerend
Vogel cat 1 t/m 4
Grote bonte specht
Foeragerend, verblijfplaatsen
vogel cat 5
Zwarte kraai
Foeragerend, verblijfplaatsen
vogel cat 5
Roek
Foeragerend
Vogel cat 1 t/m 4
Ja, met een reden van groot openbaar belang Ja, met een reden van groot openbaar belang Ja, met een reden van groot openbaar belang
Ja, maar alleen bij zwaarwegende belangen Ja, maar alleen bij zwaarwegende belangen Ja, maar alleen bij zwaarwegende belangen Ja, maar alleen bij zwaarwegende belangen Ja, maar alleen bij zwaarwegende belangen nee, tenzij gehele leefgebied verdwijnt Ja, maar alleen bij zwaarwegende belangen Ja, maar alleen bij zwaarwegende belangen Ja, maar alleen bij zwaarwegende belangen nee, tenzij gehele leefgebied verdwijnt nee, tenzij gehele leefgebied verdwijnt Ja, maar alleen bij zwaarwegende belangen nee, tenzij gehele leefgebied verdwijnt nee, tenzij gehele leefgebied verdwijnt Ja, maar alleen bij zwaarwegende belangen
bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek bureau stadsnatuur, veldbezoek
bureau stadsnatuur bureau stadsnatuur bureau stadsnatuur
bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm
Weidevogels Grutto
Foeragerend, verblijfplaatsen
Kievit
Foeragerend, verblijfplaatsen
Tureluur
Foeragerend, verblijfplaatsen
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel
nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht
bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
43 van 54
Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel
Scholekster
Foeragerend, verblijfplaatsen
Kleine Plevier
Foeragerend, verblijfplaatsen
Kluut
Foeragerend, verblijfplaatsen
Krakeend
Foeragerend, verblijfplaatsen
Slobeend
Foeragerend, verblijfplaatsen
Kuifeend
Foeragerend, verblijfplaatsen
Bergeend
Foeragerend, verblijfplaatsen
graspieper
Foeragerend, verblijfplaatsen
Gele kwikstaart
Foeragerend, verblijfplaatsen
Veldleeuwerik Overige (broed)vogels
Foeragerend, verblijfplaatsen
Koolmees
Foeragerend
Ekster
Foeragerend
Pimpelmees
Foeragerend
Roodborst
Foeragerend
Merel
Foeragerend
Fazant
Foeragerend, verblijfplaatsen
Witte kwikstaart
Foeragerend
Spreeuw
Foeragerend
Kauw
Foeragerend
Houtduif
Foeragerend
Holenduif
Foeragerend
Tukse tortel
Foeragerend
Zanglijster
Foeragerend
Vlaamse gaai
Foeragerend
Tjiftjaf
Foeragerend
fitis
Foeragerend
Vink
Foeragerend
Heggemus
Foeragerend
Winterkoning
Foeragerend
Boomkruiper
Foeragerend
Ringmus
Foeragerend, verblijfplaatsen
Rietzanger
Foeragerend, verblijfplaatsen
Rietgors
Foeragerend, verblijfplaatsen
Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel
Bosrietzanger
Foeragerend, verblijfplaatsen
Algemene
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht
bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm
nee, alleen zorgplicht
bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm
nee, alleen zorgplicht
bureau stadsnatuur, van
nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
44 van 54
broedvogel
der Helm
Kleine Karekiet
Foeragerend, verblijfplaatsen
Grasmus
Foeragerend, verblijfplaatsen
Staartmees
Foeragerend, verblijfplaatsen
Spotvogel
Foeragerend, verblijfplaatsen
Kneu Grauwe vliegenvanger
Foeragerend, verblijfplaatsen
Groenling
Foeragerend, verblijfplaatsen
Putter
Foeragerend, verblijfplaatsen
Fuut
Foeragerend
Canadese gans
Foeragerend, verblijfplaatsen
Nijlgans
Foeragerend, verblijfplaatsen
Grauwe gans
Foeragerend, verblijfplaatsen
Knobbelzwaan
Foeragerend, verblijfplaatsen
Wilde Eend
Foeragerend, verblijfplaatsen
Meerkoet
Foeragerend, verblijfplaatsen
Waterhoen
Foeragerend, verblijfplaatsen
Patrijs
Foeragerend, verblijfplaatsen
Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel Algemene broedvogel
Vissen Kleine modderkruiper
Leefgebied
Tabel 2 Ff-wet
Bittervoorn
Leefgebied
Tabel 3 Ff-wet
nee, bij werken conform een gedragscode nee, bij werken conform een gedragscode
Karper
Leefgebied
Visserijwet
nee, alleen zorgplicht
bureau stadsnatuur
Riviergrondel
Leefgebied
Visserijwet
nee, alleen zorgplicht
bureau stadsnatuur
Kroeskarper
Leefgebied
Visserijwet
nee, alleen zorgplicht
bureau stadsnatuur
Giebel
Leefgebied
Visserijwet
nee, alleen zorgplicht
bureau stadsnatuur
Kolblei
Leefgebied
Visserijwet
nee, alleen zorgplicht
bureau stadsnatuur
Brasem Driedoornig stekelbaarsje Tiendoornig stekelbaarsje
Leefgebied
Visserijwet
nee, alleen zorgplicht
bureau stadsnatuur
Leefgebied
Visserijwet
nee, alleen zorgplicht
bureau stadsnatuur
Leefgebied
Visserijwet
nee, alleen zorgplicht
bureau stadsnatuur
Zeelt
Leefgebied
Visserijwet
nee, alleen zorgplicht
bureau stadsnatuur
Blankvoorn
Leefgebied
Visserijwet
nee, alleen zorgplicht
bureau stadsnatuur
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Foeragerend, verblijfplaatsen
Projectcode
nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht nee, alleen zorgplicht
bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm bureau stadsnatuur, van der Helm
bureau stadsnatuur bureau stadsnatuur
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
45 van 54
Bijlage 7 Waarnemingen vleermuizen (bSR)
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
46 van 54
Bijlage 8a Waarnemingen vogels FF-wet (bSR)
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
47 van 54
Bijlage 8b: Roofvogels (van der Helm)
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
48 van 54
Bijlage 8c: Zwaluwen (Van der Helm)
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
49 van 54
Bijlage 8d: Categorie vijf vogels (Van der Helm)
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
50 van 54
Bijlage 8e Waarnemingen rode lijst vogels (bSR)
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
51 van 54
Bijlage 9 Beschermde vissen (bSR)
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
52 van 54
Bijlage 10 Voortoets Lepelaar
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
53 van 54
Bijlage 11 Aanvraag tijdelijke natuur
Flora- en faunatoets BP Polder Schieveen
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Eind concept
24 november 2014
54 van 54