Bijlagen Toolkit in veilige handen Deze bijlagen horen bij de Toolkit In veilige handen. Met het project ‘In veilige handen’ werkt Vereniging NOV in opdracht van het ministerie van Justitie (in samenwerking met het ministerie van VWS en het ministerie voor Jeugd en Gezin) aan het ondersteunen van vrijwilligersorganisaties bij het voorkomen van en adequaat omgaan met seksueel misbruik. Vereniging NOV werkt hiervoor samen met MOVISIE, NOC*NSF en Scouting Nederland. Kijk voor meer informatie op www.inveiligehanden.nl.
1
Inhoudsopgave
2
1
Werkvorm Situatieschetsen
1
2
Voorbeeld omgangsregels
5
3
Werkvorm Intimiteit, waar ligt de grens?
7
4
Werkvormen rond omgangsregels voor minderjarigen
11
5
Tips voor het bespreken en implementeren van omgangsregels
15
6
Modelgedragscode 17
7
Werkvorm Dilemma’s en grenzen: de Brievenbus
19
8
Voorbeeld schriftelijke enquêtes
21
9
Werkvorm Checklist risicofactoren
35
10
Werkvormen om groepsgewijs risicofactoren te inventariseren
41
11
Werkvorm Klachten- en wensenbus
45
12
Werkvormen op het gebied van prioriteiten stellen
47
13
Voor wie een VOG?
51
14
Tips aanstellingsbeleid
53
15
Modelmeldprotocol 55
16
Borging van de deelname aan de registratielijst in de organisatie
59
17
Voorbeeldbrochure voor begeleiders en trainers
61
18a
Blauwdruk tuchtrecht
67
18b
Modeltuchtreglement 71
18c
Sanctiebeleid 83
19
Voorbeeldbrochure minderjarigen
93
20
Voorbeeldbrochure ouders
97
21
Voorbeeldflyer minderjarigen
101
22
Tips voor het bekendmaken van beleid en vertrouwenspersoon
103
23
Waar kun je met welke vragen terecht?
105
Bijlage 1 - Werkvorm Situatieschetsen1 In elke vrijwilligersorganisatie kunnen zich dagelijks situaties voordoen waarbij je denkt: hoe komt dit, kan dit wel? Situaties kunnen ook heel vanzelfsprekend geworden zijn, terwijl je er diep in je hart vraagtekens bij zou willen zetten. Het is niet altijd makkelijk je reactie te bepalen en een antwoord te vinden. Door het bekijken en bespreken van een aantal situatieschetsen, kun je het denken over omgangsvormen en intimiteit aanscherpen.
Werkvorm Team/groepsdiscussie
Doelgroep Bestuursleden
Duur In een kleine groep 60 minuten, in grotere groep waarin je met subgroepjes werkt 90 minuten
Benodigdheden • Situatieschetsen op papier • Pennen
Werkwijze Op de achterkant van deze werkvorm staat een uitgebreide lijst met situatieschetsen. Selecteer er circa negen om te bespreken. Individueel, eventueel in subgroepjes (10 tot 30 minuten) • Ieder krijgt een lijst met situatieschetsen • Eventueel in groepjes uit elkaar • Ieder schrijft kort op wat zijn/haar eerste reactie zou zijn op de beschreven situaties • Als in groepjes gewerkt wordt, bespreek dan samen het volgende: - Welke situatie vond je het lastigst? - Welke situaties doen zich in je werk het meest voor? - Heb je nog een voorbeeldsituatie uit je eigen praktijk die je wilt inbrengen? Plenaire bespreking (30 tot 35 minuten) Mogelijke vragen voor de bespreking: • Zijn dit soort situaties in het vrijwilligerswerk van de deelnemers herkenbaar? • Wat zijn de eerste reacties van de deelnemers op de verschillende situaties (kies hierbij een paar situaties om nader te bespreken)? • Hoe zouden deelnemers zelf reageren als hen zoiets overkwam? • Zijn er verschillende mogelijkheden om te reageren in de besproken situaties? • Maakt het uit wie wat doet of nalaat? • Maakt het uit of het om een jongen of meisje gaat? • Maakt het uit of je degene die jij over de grens vindt gaan, (goed) kent? • Maakt het uit wie het slachtoffer is? • Wat zou de consequentie kunnen zijn als je er iets van zegt? • Wat zou de consequentie kunnen zijn als je er niets van zegt? • Wat verwacht je van anderen als dit met jou zou gebeuren? • Is het makkelijk of moeilijk om een collega-vrijwilliger aan te spreken? • Is het makkelijk of moeilijk om een betaald medewerker aan te spreken? • Welke situatie vinden de deelnemers het lastigst om bespreekbaar te maken? • Wat hebben zij nodig om dit soort zaken te kunnen bespreken? Afronding, evaluatie (15 minuten) • Hoe was het om deze situaties zo te bespreken? • Wat gaan we doen met de uitkomsten? Welke vervolgacties zijn mogelijk? Welke zijn al gepland? 1 Bron: Spel Gedragen gedrag, PPSI (www.ppsi.nl)
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
1
Situatieschetsen omgang/intimiteit/begeleiding & verzorging Situatie
Hoe reageer je?
Je helpt een kind met douchen. Je collega-vrijwilligers Ellen en Frank komen druk pratend binnen en zeggen dat ze jou dringend moeten spreken. Omdat de deur openstaat, zie je toevallig dat een vrijwilliger in de agenda van een jongere zit te bladeren die hij op tafel heeft laten liggen. Een vrijwilliger haalt regelmatig haar hand door het haar van een jongere en zegt ‘ha lieve krullenbol’. Vrijwilligers praten regelmatig over jongeren waar andere jongeren bij zijn. Een kind/jongere zegt dat Claire ‘zulke mooie tieten heeft’. Vrijwilliger Anke reageert met: ‘En ik dan?’ Een kind is bang tijdens het kamp en blijft maar huilen als het in bed ligt. Een vrijwilliger neemt het kind mee naar zijn/haar slaapkamer. Fred, een begeleider: ‘Anke? Die irriteert mij gewoon, als ze een arm om me heenslaat dan zal ik die afwijzen. Van iedereen zou ik dit accepteren, behalve van haar.’ Je ziet dat Hein zijn teamgenootje Maaike lastigvalt. Hij probeert haar tegen haar zin vast te pakken en te zoenen. Maaike roept dat hij op moet houden. Vrijwilliger Hans reageert met: ‘Ah joh Maaike, stel je niet zo aan, Hein bedoelt het goed.’ Tijdens de pauze merk je dat twee medewerkers op de wc uitgebreid met elkaar aan het vrijen zijn. Tijdens het kamp vraagt begeleider Els aan haar collega Henk: ‘En met wie zou jij op een onbewoond eiland willen zitten?’ Een vrijwilliger toont veel zorg voor een kind/jongere uit een eenoudergezin. Hij bezoekt de moeder regelmatig en onderneemt samen met haar en het kind allerlei activiteiten. Een vrijwilliger neemt een kind in huis dat thuis veel problemen heeft. Collega Clara maakt portretten van kinderen en exposeert die binnen de vereniging. Nu gaat het gerucht dat zij ook schaars geklede kinderen fotografeert. (En wat als de collega Henk zou heten?) Twee jongeren kunnen bijna niet van elkaar afblijven. Ze zitten met de armen om elkaar heen en zoenen zodra ze de kans krijgen. Twee jongens kunnen het goed met elkaar vinden en ondernemen veel met elkaar. Andere jongens uit de groep noemen ze ineens ‘de homo’s’. Een jongere blijft na een activiteit rondhangen terwijl de begeleider aan het opruimen is. Je loopt toevallig voorbij en ziet dat jongere en begeleider samen hand in hand weglopen. Een jongere vraagt aan vrijwilliger Piet, die open uitkomt voor zijn homoseksualiteit, of hij hem eens mee wil nemen naar een homobar. Een jongere zegt tegen een begeleider: ‘Met jou zou ik wel eens een beschuitje willen eten’. 2
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Een kind leunt zwaar op een van je collega’s, die veel begrip heeft voor de persoonlijke situatie van het kind. De vrijwilliger heeft het kind zijn mobiele nummer gegeven. Nu belt het kind hem op waar jij bij bent: je collega moet nú komen. Frans en Meike, twee vrijwilligers, hebben elkaar een paar keer buiten de vereniging ontmoet. Nu tref je hen zoenend aan bij de kopieermachine. Een relatie tussen twee jongeren is uit. Nu wacht de jongen het meisje voortdurend op en volgt haar. Voor de verjaardag van de begeleider heeft een groepje jongeren een string gekocht. Een kind dat voor het Sinterklaasfeest begeleider Klaas heeft getrokken, begint zijn/haar gedicht met: ‘Omdat ik van je hou’. Een jongere die voor het Sinterklaasfeest begeleider Klaas heeft getrokken, begint zijn/haar gedicht met: ‘Je bent een lekker ding’. De eerste dag waarop de activiteiten weer beginnen, geeft een twaalfjarig kind de begeleidster een zoen op de mond. ‘Natuurlijk kus ik de kinderen/jongeren. Bij een verjaardag hoort een zoen’, zegt een collega. Tijdens een feest van de vereniging trekt vrijwilliger Klaas/Carla een jongere mee op de dansvloer en zegt: ‘Hier heb ik de hele avond al op gewacht’. Tijdens het kamp stelt een begeleider/ster voor om een ‘pyjamaparty’ te houden. Tijdens een nachtspel (dropping) loopt een begeleider innig met zijn armen om twee meisjes heen. Rond Sinterklaas noemen kinderen/jongeren een getinte groepsgenoot ‘Piet’. Bij een feest wordt een meisje tegen haar zin door een groep jongens de dansvloer opgesleurd. Na het feest brengt een vrijwilliger een kind/jongere naar huis. Een vader die als begeleider meegaat met het kamp zegt tegen de kinderen: ‘Ik ben bang in het donker, ik slaap bij begeleidster Ineke.’ In een Sinterklaasgedicht gaat een vrijwilliger uitvoerig in op de sexy verschijning van degene die hij heeft geloot. Een vrijwilligster verschijnt op het feest van de vereniging in een jurk die ‘niets te raden overlaat’. Een jongere heeft als Sinterklaassurprise een penis van papiermaché voor zijn begeleider Karel gemaakt. ‘Ga je straks met mij schuren?’, roept een overmoedige jongere tegen je collega.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
3
4
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Bijlage 2 - Voorbeeld omgangsregels Iedereen die de vereniging bezoekt onderschrijft de doelstellingen en het huishoudelijk reglement van de vereniging en houdt zich aan de omgangsregels die hieronder zijn opgeschreven. Wie dat doet, is van harte welkom. Wij vinden afspraken over de manier van omgaan met elkaar belangrijk, omdat iedereen zich prettig en veilig moet kunnen voelen. Dit kan alleen als je elkaar in je waarde laat en elkaar met respect behandelt. Dit betekent dat wij in onze vereniging alle vormen van ongelijkwaardige behandeling zoals, pesten, machtsmisbruik, discriminerende, racistische, seksistische of (seksueel) intimiderende gedragingen of opmerkingen, of het hiertoe aanzetten, ontoelaatbaar vinden. Wij vragen van alle medewerkers, kinderen, hun ouders of andere bezoekers, dat zij meewerken aan het naleven van de omgangsregels. Niet alle zaken die anderen kunnen kwetsen, kunnen we in regels verwoorden. Dan zouden het er veel te veel worden. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat als iets niet genoemd wordt, dit wel toelaatbaar is. 1. Ik accepteer en respecteer de ander zoals hij is en discrimineer niet. Iedereen telt mee binnen de vereniging. 2. Ik houd rekening met de grenzen die de ander aangeeft. 3. Ik val de ander niet lastig. 4. Ik berokken de ander geen schade. 5. Ik maak op geen enkele wijze misbruik van mijn machtspositie. 6. Ik scheld niet en maak geen gemene grappen of opmerkingen over anderen. 7. Ik negeer de ander niet. 8. Ik doe niet mee aan pesten, uitlachen of roddelen. 9. Ik vecht niet, ik gebruik geen geweld, ik bedreig de ander niet, ik neem geen wapens mee. 10. Ik kom niet ongewenst te dichtbij en raak de ander niet tegen zijn of haar wil aan. 11. Ik geef de ander geen ongewenste seksueel getinte aandacht. 12. Ik stel geen ongepaste vragen en maak geen ongewenste opmerkingen over iemands persoonlijk leven of uiterlijk. 13. Als iemand mij hindert of lastig valt dan vraag ik hem/haar hiermee te stoppen. Als dat niet helpt, vraag ik een ander om hulp. 14. Ik help anderen om zich ook aan deze afspraken te houden en spreek degene die zich daar niet aan houdt erop aan en meldt dit zo nodig bij het bestuur.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
5
6
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Bijlage 3 - Werkvorm Intimiteit, waar ligt de grens? Je durft onderhand niemand meer aan te raken; is een arm om iemands schouder dan ook al een ongewenste intimiteit? Wordt het niet allemaal overdreven? Vragen die je de laatste tijd vaker hoort. Ze kunnen op weerstand duiden, soms zijn ze ook uiting van oprechte verwarring. In deze werkvorm gaan begeleiders samen grenzen verkennen en op basis daarvan afspraken maken wat wel en niet kan.
Werkvorm Groepsdiscussie aan de hand van voorbeeldsituaties.
Doelgroep Begeleiders van kinderen/jongeren
Doel Begeleiders kunnen aangeven onder welke voorwaarden bepaalde situaties rond omgangsvormen, intimiteit, betrokkenheid wel of niet worden toegestaan binnen de organisatie/club/vereniging.
Duur 60 minuten
Benodigdheden • Werkblad ‘Wat kan wel/niet; het grijze gebied’ • Werkblad ‘Turven per subgroep’ • Flap-over met lege vellen en stiften (1 voor elke 3 deelnemers)
Werkwijze In deze werkvorm gaan begeleiders samen grenzen verkennen en op basis daarvan afspraken maken wat wel en niet kan. Introductie (5 minuten) Geef het volgende letterlijk of in eigen woorden weer: Als het gaat om betrokkenheid en afstandelijkheid, intimiteit en lichamelijkheid doen zich altijd gebieden voor waarvan de grenzen vaag zijn. Je kunt niet zomaar zeggen: mag wel of mag niet. Dit kan per situatie en per kind/jongere verschillen. Het antwoord op de vraag waar de grens ligt is desondanks simpel: de grens is daar waar de ander hem legt. Die grens geeft iemand op één of andere manier aan. Wat iemand onder gewenst en ongewenst verstaat is dus persoonlijk en die persoonlijke grens dient te worden gerespec teerd. Dit geldt voor vrijwilligers, maar ook voor kinderen en jongeren. Dit vereist wel dat mensen in staat zijn grenzen aan te geven. Sommige kinderen/jongeren hebben niet geleerd of hebben juist afgeleerd om grenzen te stellen. Dit betekent dat je als medewerker actief werkt aan het creëren van een klimaat waarin zij grenzen mogen en kunnen hebben. Om oog te hebben voor mogelijke grenzen, is het belangrijk dat je als begeleider zicht hebt op zowel je persoonlijke als je professionele waarden en normen. Eén professionele grens ligt er altijd: dat je geen seksuele contacten met kinderen/jongeren hebt. Dit is strafbaar volgens het Wetboek van Strafrecht. Deze grens stijgt uit boven de individuele beleving van kinderen, jongeren, medewerkers en vrijwilligers. Door middel van deze werkvorm gaan we gezamenlijk afspraken maken over omgangsvormen, betrokkenheid en grenzen. Dit betekent niet dat er op alle intimiteit of lichamelijkheid een taboe moet komen te liggen. Dit zou een verarming betekenen van een positieve omgang en begeleiding. Openheid en het constante gesprek over hoe we iets doen en waarom, bijven het allerbelangrijkste. Aan de slag (30 minuten) Deel het werkblad met situatieschetsen uit. Laat iedereen eerst individueel invullen of iets naar hun idee wel kan, niet kan of soms wel/soms niet kan (het zogenaamde grijze gebied). Het is de bedoeling dat men de lijst zo spontaan mogelijk invult en zijn/haar eerste gevoel volgt. Het gaat niet om een ‘goed’ of ‘fout’ antwoord, maar om mogelijke afwegingen die in een situatie aan de orde kunnen zijn.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
7
Laat de groep vervolgens in subgroepen van 3 personen uiteengaan en geef de volgende instructie. • Spreek af wie de rapporteur is. • Turf de eerste 5 minuten met behulp van het turfblad snel wat iedereen heeft ingevuld. Het is belangrijk dat je op dit moment in de werkvorm nog geen discussie voert of laat voeren. Bekijk welke twee situaties de meest uiteenlopende scores hebben. • Probeer over deze twee situaties op grond van argumenten tot een eenduidig standpunt te komen en verwoord dit in een omgangsregel. Schrijf situaties, argumenten en omgangsregel op een flap. • Bespreek wanneer er tijd over is nog een derde of eventueel vierde situatie. Plenaire bespreking (25 minuten) Laat elke subgroeprapporteur de discussie kort samenvatten en de argumenten en daaruit voortvloeiende omgangsregel presenteren. Wanneer alle subgroepen hun presentatie hebben gegeven, wordt bekeken over welke zaken het belangrijk is afspraken te maken. • Welke situatie(s) riepen het meest discussie op? • Bij welke thema’s zijn duidelijke afspraken nodig? • Zijn er ook thema’s waarvoor geen afspraken nodig zijn? • Wat doe je wanneer iemand een minderheidsstandpunt heeft? • Is het in de praktijk makkelijk of moeilijk om dit soort situaties bespreekbaar te maken? Wat belemmert je? Wat zou het kunnen bevorderen?
Aandachtspunten • Als vervolg op deze bijeenkomst kan eventueel een werkgroepje aan de slag om voor die zaken die de meeste discussie opriepen, omgangsregels uit te werken. • Het niet maken van afspraken, is ook een afspraak! Namelijk dat ieder individueel op grond van eigen inzicht en normen en waarden handelt. Hierdoor kan willekeur in handelen ontstaan en kunnen grenzen makkelijker worden overschreden. • Een niet ‘sluitende’ afspraak blijkt vaak beter te zijn dan geen afspraak, omdat men in gesprek is/blijft over het onderwerp. • Werkblad en turfblad kunnen worden aangevuld met voorbeelden die aansluiten bij de eigen situatie, denk daarbij aan bijvoorbeeld samen op kamp gaan, de kleedkamer, lichamelijke hulp bij het dagelijks leven, etc.
8
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Werkblad ‘Wat kan wel/niet; het grijze gebied’ De situatie
Wel
Grijs
Niet
1. Een arm om een kind/jongere heenslaan. 2. Een kind/jongere heeft een nieuwe vriend(in) en stelt jou vragen over seks. 3. Vrijwilligers dragen sexy kleding. 4. Een kind (6 jaar) wil bij jou op schoot zitten. 4. Een jongere (14 jaar) wil bij jou op schoot zitten. 5. Schuifelen met een jongere op een feestavond. 6. Een kind/jongere bij je thuis uitnodigen. 7. Een vriendschapsrelatie met een kind/jongere aangaan. 8. Bij een jongere op schoot gaan zitten. 9. Een kind/jongere hangt na een activiteit regelmatig om de begeleider heen en geeft hem/haar cadeautjes. 10 Een kind/jongere zegt ‘lekker ding’ tegen je. 11. Een kind/jongere uitmaken voor ‘stommerik’. 12. Een kind/jongere tegen betaling een klusje bij je laten doen. 13. Een kind/jongere grijpt je bij je billen of borsten. 14. Een lieveling hebben/een zwak hebben voor een kind/jongere. 15. Sjansen met een kind/jongere. 16. Privézaken met een kind/jongere bespreken. 17. Een kind/jongere scheldt jou uit voor bijvoorbeeld ‘klootzak’ of ‘trut’. 18. Voor de grap meegaan in verliefdheidsgevoelens die een kind/jongere voor jou heeft. 19. Jongeren dragen sexy kleding. 20. Een kind/jongere roept erotische gevoelens bij je op.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
9
Turfblad Turf wat iedereen heeft ingevuld. Zorg ervoor dat er tijdens het turven nog geen discussie wordt gevoerd! Welke twee situaties hebben de meest uiteenlopende scores? Kom op grond van argumenten tot een eenduidig standpunt en verwoord dit in een omgangsregel. Schrijf op een flap. Situatie
Wel
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.
10
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Niet
Grijs
Bijlage 4 - W erkvormen rond omgangsregels voor minderjarigen1 Stellingenspel ‘Omgangsregels in de groep’ Werkvorm Groepsgesprek
Doelgroep Kinderen/jongeren
Doel Samen omgangsregels formuleren
Duur 90 minuten
Benodigdheden • Bord met krijt of flap-over met stift • Stellingen op papier
Werkwijze Start (5 minuten) De begeleider vertelt de kinderen/jongeren dat het belangrijk is dat ze zich prettig voelen in de organisatie. In de club, op de gang, buiten. Daarom worden er een paar situaties besproken, om zo met elkaar te bepalen wat nog leuk is en wanneer het niet meer plezierig is. Stellingen bespreken (30 minuten) De begeleider plaatst de kinderen/jongeren in groepjes. Ieder groepje krijgt een exemplaar van een stelling. De kinderen/jongeren wisselen binnen de groepen hun standpunten uit over de stelling en over situaties waarin zij de stelling aanvaardbaar of onaanvaardbaar vinden. Dan ontwerpt iedere groep voorwaarden of een regel om dergelijke onaanvaardbare situaties te voorkomen en aan te pakken. Bij bijvoorbeeld de stelling ‘Mag je dan helemaal niks zeggen over hoe iemand eruitziet?’ de volgende regel: ‘Wij zeggen alleen positieve dingen over iemands kleding.’ Of bij de stelling ‘Een beetje stoeien hoort erbij’ deze regels: ‘We stoeien alleen als de ander dat ook wil. En we raken elkaar bij het stoeien niet bewust aan bij billen, borsten en kruis.’ Ieder groepje presenteert zijn standpunt over de stelling en de situatie waarin zij die aanvaardbaar en onaanvaardbaar vinden en zijn voorstel voor een regel op dit gebied. Omgangsregels vaststellen (45 minuten) De begeleider schrijft alle omgangsregels op. Door middel van stemmen worden afspraken gemaakt rondom de definitieve omgangsregels. Als er discussie ontstaat over één of meer regels die door de subgroepjes zijn ingebracht, kunnen de volgende vragen behulpzaam zijn: • Hoe zou jij in deze situatie reageren? • Wordt je reactie bepaald door of je degene die je lastigvalt kent? • Wat zou de consequentie kunnen zijn als je er iets van zegt? • Wat is de consequentie als je er niets van zegt? • Wat verwacht je van de anderen (docent, klasgenoot, vriend) als dit met jou zou gebeuren? Afsluiting (10 minuten) Ter afsluiting wordt gekeken hoe de omgangsregels voor ieder zichtbaar gemaakt kunnen worden.
1 Bronnen: www.ppsi.nl en www.schoolenveiligheid.nl.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
11
Voorbeeldstellingen • • • • • • • • • •
12
Een beetje dollen met elkaars spullen (afpakken, overgooien, verstoppen, ongevraagd lenen) moet kunnen. Als een meisje nee zegt, bedoelt ze ja. Roddelen doen we toch allemaal? Bijnamen kunnen echt heel grappig zijn. En, hij is toch een Turk?! Een beetje stoeien hoort erbij. Sommige mensen horen er gewoon niet bij. Mag je dan helemaal niks zeggen over hoe iemand eruit ziet? Als iemand niet ophoudt met plagen, mag je hem best een dreun geven. Het is toch leuk als iemand zegt dat je lekkere billen hebt. Maar als je nou heel verliefd bent, dan kan je daar toch niks aan doen?
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Kringgesprek ‘Zo zijn onze manieren’ Werkvorm Begeleid kringgesprek aan de hand van situatieschetsen
Doelgroep Kinderen/jongeren
Doel Kinderen zelf omgangsregels laten formuleren
Duur 90 minuten
Benodigdheden • Situatieschetsen, elk apart op een stevig A4 geschreven/geprint • Bord met krijt of flap-over met stift • Groot vel (A1-formaat) en bijbehorende wissellijst
Werkwijze Start (5 minuten) De begeleider vertelt de kinderen dat het belangrijk is dat ze zich prettig voelen in de organisatie. In de club, op de gang, buiten. Daarom worden er een paar situaties besproken, om zo met elkaar te bepalen wat nog leuk is en wanneer het niet meer plezierig is. Situatie introduceren (2 minuten) De begeleider neemt een situatie en leest deze hardop voor, bijvoorbeeld de situatie waarin roddelen centraal staat. De begeleider hangt de situatiebeschrijving op of legt deze neer, zodat de situatie duidelijk leesbaar is, en vraagt de deelnemers om ieder voor zich na te denken wat zij hiervan vinden. De begeleider let daarbij op de nuancering: ‘Roddelen is niet aardig, maar wat als iemand nu echt heel vervelend doet?’ Denken in tweetallen (10 minuten) De begeleider vraagt de kinderen vervolgens om in tweetallen na te denken over afspraken die ze met elkaar kunnen maken om het samen prettig te houden. Een voorbeeld: ‘Roddelen NEE: wij zeggen aardige dingen over elkaar’. Noteren bedachte regels (5 minuten) De begeleider schrijft alle bedachte regels op de flap-over of het bord. Stemmen (5 minuten) De kinderen kiezen de regel waar ze zich allemaal aan kunnen en willen houden. Nieuwe situatieschets (circa 25 minuten per situatieschets) Vervolgens wordt een nieuwe situatieschets voorgelegd, waarbij hetzelfde proces tot en met het stemmen wordt doorlopen. Bespreek zo verschillende situaties, net zolang tot de tijd bijna op is of het genoeg is. Afsluiting (10 minuten) De gekozen regels worden door de kinderen op een groot vel geschreven. Zij schrijven hun namen er omheen. De regels worden op een goed zichtbare plek opgehangen (zie ook de tips voor implementatie van omgangsregels in bijlage 5).
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
13
Mogelijke situatieschetsen • • • • • •
Een paar meisjes maken grapjes over de naam van een van de jongens. In de kleedkamer bij gym noemt een jongen een meisje ‘dikke’ en ‘varken’. Twee jongens maken vaker opmerkingen over ‘die lekkere billen’ van een meisje. Een begeleider komt heel erg dichtbij staan om te praten. Een meisje moet een bril gaan dragen. Sommige kinderen noemen haar nu ‘brillenkoker’. Een jongen wil ook eens met de basketbal spelen. Maar hij krijgt de bal niet. Dan bijt hij de jongen die de bal heeft keihard in zijn arm. • De twee oudste meisjes van de groep doen alles samen. Zij roddelen met elkaar over wat de andere meisjes doen of hoe ze er uitzien. • De trainer loopt vaak onverwachts de kleedkamer binnen. Tip: Wanneer je de voorbeeldomgangsregels uit bijlage 2 graag als uitgangspunt neemt voor je organisatie, kies dan stellingen of situatieschetsen die daar nauw bij aansluiten.
14
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Bijlage 5 - T ips voor het bespreken en implementeren van omgangsregels1 Het bespreken van omgangsregels met minderjarigen 1. Onderzoek samen wat ‘normaal’ is en wat ‘over de grens’ Wat de een normaal vindt, kan voor de ander over de grens zijn. Je kunt zulke verschillen door jongeren zelf laten onderzoeken. Hieronder staan drie omgangsregels en bijbehorende vragen die je met jongeren kunt bespreken om te stimuleren dat zij zich deze regels eigen maken.
Ik accepteer en respecteer de ander zoals hij is en discrimineer niet. Iedereen telt mee binnen de organisatie. • Hoe merk ik dat iemand respect voor me heeft? • Hoe kan een ander dat aan mij merken? • Welke woorden en gebaren gebruiken we daarbij? • Hoe zou dat nog duidelijker kunnen? Ik vecht niet, ik gebruik geen geweld, ik bedreig de ander niet, ik neem geen wapens mee. • Welk ‘geweld’ gebruik ik om mijn zin te krijgen? • Welk ‘geweld’ gebruiken anderen? • Hoe kun je conflicten zonder geweld oplossen? • Wat doe je als er wel geweld gebruikt wordt? Ik kom niet ongewenst te dichtbij en raak de ander niet aan tegen zijn of haar wil. • Wat vind ik normaal gedrag van anderen? • Wat vinden anderen normaal gedrag van mij? • Welke omgangsregels passen daarbij? Daarnaast is het goed om met jongeren te bespreken hoe je anderen aanspreekt op hun gedrag. Gebruik daarvoor de volgende vragen: • Wat doe je als iemand wel over de grens gaat? • Door wie laat ik mij aanspreken en wie spreek ik aan? • Wie moet dat niet wagen en bij wie waag ik het niet? • Hoe zouden we aanspreken ‘normaal’ kunnen maken? 2. Laat jongeren eigen omgangsregels formuleren Je kunt ook samen met kinderen/jongeren omgangsregels formuleren. Gebruik hierbij de voorbeeldregels als inspiratiebron. Zet de omgangsregels nadat er consensus over is op papier, laat ze ondertekenen door alle aanwezigen en geef iedereen een exemplaar mee. 3. Zet werk- of spelvormen in Er zijn verschillende spelvormen om met kinderen/jongeren over grensoverschrijdend gedrag en gedragsregels te praten. Bijvoorbeeld: • Stellingenspel ‘Omgangsregels in de groep’ (zie bijlage 4) • Kringgesprek ‘Zo zijn onze manieren’ (zie bijlage 4) • ‘De Verleiding’, te bestellen bij Jong Nederland (www.jongnederland.nl) en bij Steunpunt Scouting Gelderland (www.scoutinggelderland.nl). 4. Ontwerp gezamenlijk afbeeldingen/pictogrammen Ontwerp met een groepje jongeren pictogrammen die de regels weergeven en gebruik ze in voorlichtingsmateriaal. 5. Laat jongeren zelf slogans bedenken Denk aan motto’s als ‘Geen geweld dan ben je een held’ of de slogans zoals Loesje die verzint.
1 Bronnen: www.ppsi.nl en www.schoolenveiligheid.nl.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
15
Het implementeren van omgangsregels 1. Maak een folder of flyer voor ouders, kinderen/jongeren en medewerkers over de omgangsregels Zie voor voorbeeldfolders en een voorbeeldflyer bijlagen 17, 19, 20 en 21. 2. Maak omgangsregels kenbaar aan het begin van het activiteitenjaar 3. Maak de omgangsregels zo zichtbaar mogelijk • Hang een regel groot uitgeschreven op, goed zichtbaar voor kinderen/jongeren, ouders en begeleiders. Elke week krijgt een andere regel extra aandacht. • Gebruik visueel materiaal, bijvoorbeeld afbeeldingen van ongewenst of gewenst gedrag. • Maak een poppenkastvoorstelling over de omgangsregels. • Hang posters met wisselende slogans op zichtbare plekken in de school. • Hang berichten rondom omgangsvormen op het prikbord. 4. Stel een maandthema in Neem elke maand een onderdeel van de omgangsregels (bijvoorbeeld ‘elkaar helpen’) als uitgangspunt voor een serie activiteiten en besteed zo door het jaar heen continu aandacht aan de omgangsregels.
Het naleven van omgangsregels 1. Benoem negatief én positief gedrag Voor een veilig klimaat binnen de vereniging moet je elkaar aan durven spreken. Dat betekent: aanwijzen wat je hindert, wat niet volgens de afspraak is of waar je het niet mee eens bent (‘Je zou stoppen met pesten, maar nu zie ik je toch weer …’). Maar net zo goed is het van belang dat je prettig gedrag prijst, zegt wat je belangrijk vindt en waardeert (‘Fijn dat jullie na die ruzie nu weer vriendinnen zijn.’) Om elkaar wederzijds te kunnen ‘aanspreken’ op negatief gedrag is juist een cultuur nodig waarin ook veel aandacht is voor positief gedrag. Het bevestigen van positief gedrag werkt immers beter dan het afkraken van negatief gedrag. 2. Neem pedagogische maatregelen als regels worden overschreden Bij grensoverschrijdingen zijn er maatregelen of straffen nodig, om te zorgen dat het ongewenste gedrag stopt, de rust en orde hersteld worden en het gedrag van de overtreder verandert. Denk aan maatregelen als: • Kom even hier naast me staan tot je weer afgekoeld bent. • Pak je spullen en kom hier vooraan zitten. • Wegens het overtreden van de regel mag je een week niet komen. Maatregelen werken meestal het beste als ze door de overtreder als zinvol worden ervaren. Dat bereik je door iemand ‘mede-eigenaar’ te maken van de maatregel: ‘Hoe zou jij het probleem oplossen?’. Zoek samen naar oplossingen op het gebied van schuld erkennen, schade herstellen en het gedrag veranderen/bewust werken aan positiever gedrag. Als er ernstiger feiten plaatsvinden, gaat het natuurlijk niet meer om pedagogisch handelen, maar is het doel alleen maar het veiliger maken van de organisatie. Zie hiervoor het modelmeldprotocol (bijlage 15).
16
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Bijlage 6 - Modelgedragscode (vrijwillige) medewerkers Veel grenzen in het contact tussen (vrijwillige) medewerkers en minderjarige leden/deelnemers aan de activiteiten van de vereniging /stichting zijn niet eenduidig. Het ene kind wil even op schoot zitten als het troost zoekt, het andere kind heeft behoefte aan een aai over de bol en weer een ander kind vindt het niet prettig om aangeraakt te worden. Hierover kunnen nooit exacte grenzen worden afgesproken die voor alle kinderen en in alle situaties gelden. Dat is maar goed ook, want voor veel kinderen is dichtbijheid en lichamelijk contact een voorwaarde om te groeien. Maar er is wel één heel duidelijke grens en dat is de grens dat seksuele handelingen en contacten tussen (jong)volwassen medewerkers en minderjarigen, die bij ons komen, absoluut ontoelaatbaar zijn! Daarom hebben wij als vereniging/stichting voor al onze (vrijwillige) medewerkers een gedragscode opgesteld. De gedragscode bestaat uit twee delen: regels die bijdragen aan een open, transparante en veilige omgeving voor kinderen én vrijwilligers en de omschrijving van seksueel grensoverschrijdend gedrag die het uitgangspunt is van het tucht- en sanctiebeleid dat door de organisatie wordt gevoerd. Wanneer je bij ons komt werken, als vrijwilliger, stagiair(e) of als betaalde kracht, vragen wij je deze gedragscode te ondertekenen. Hiermee verklaar je dat je de gedragscode kent en volgens de gedragscode zult handelen. 1. De gedragsregels voor(vrijwillige) medewerkers: 1. De begeleider moet zorgen voor een omgeving en een sfeer waarbinnen de minderjarige zich veilig en gerespecteerd voelt. 2. De begeleider onthoudt zich ervan de pupil te bejegenen op een wijze die de minderjarige in zijn waardigheid aantast. 3. De begeleider dringt niet verder door in het privéleven van de minderjarige dan functioneel noodzakelijk is. 4. De begeleider onthoudt zich van elke vorm van seksuele benadering en misbruik ten opzichte van de minderjarige. Alle seksuele handelingen, handelingen, contacten en –relaties tussen begeleider en minderjarige tot 16 jaar zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel grensoverschrijdend gedrag. 5. De begeleider mag de minderjarige niet op zodanige wijze aanraken, dat deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard ervaren zal worden. 6. De begeleider zal tijdens trainingsdagen, kampen, reizen, uitjes en dergelijke zeer terughoudend en met respect omgaan met minderjarigen en de ruimtes waarin zij zich bevinden, zoals de kleedkamer of hotelkamer. 7. De begeleider heeft de plicht de minderjarige naar vermogen te beschermen tegen vormen van ongelijkwaardige behandeling en seksueel grensoverschrijdend gedrag en zal er actief op toezien dat de gedragscode door iedereen die bij de minderjarige is betrokken, wordt nageleefd. 8. Indien de begeleider gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met deze gedragscode en bij vermoedens van seksueel grensoverschrijdend gedrag, is hij verplicht hiervan melding te maken bij de daarvoor door het bestuur aangewezen personen. 9. De begeleider krijgt of geeft geen (im)materiële vergoedingen die niet in de rede zijn. 10. In die gevallen waar de gedragscode niet (direct) voorziet, of bij twijfel over de toelaatbaarheid van bepaalde gedragingen ligt het binnen de verantwoordelijkheid van de begeleider in de geest van de gedragscode te handelen en zo nodig daarover in contact te treden met een door het bestuur aangewezen persoon. 2. Omschrijving seksueel grensoverschrijdend gedrag met minderjarigen en sanctiebeleid Onder seksueel grensoverschrijdend gedrag met minderjarigen verstaan wij: Elke vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering, in verbale, nonverbale of fysieke zin, opzettelijk of onopzettelijk, die door de persoon die het ondergaat als ongewenst of gedwongen wordt ervaren; en / of plaatsvindt binnen een ongelijke machtsverhouding (volwassene-kind, hulpverlener-cliënt, leerkracht-leerling, trainer-pupil, leiding-jeugdlid, e.d.); en / of andere handelingen of gedragingen die strafbaar zijn volgens het Wetboek van Strafrecht. Gedragingen die volgens de bovenstaande omschrijving vallen onder seksueel grensoverschrijdend gedrag met minderjarigen, kunnen worden gesanctioneerd door een tuchtrechtprocedure waarin hoor en wederhoor zal plaatsvinden. De sancties bestaan uit het voor korte of langere tijd uitsluiten van vrijwilligerswerk met minderjarigen door persoonsgegevens in een centraal register op te nemen. Seksueel grensoverschrijdende gedragingen met minderjarigen waarvan het bestuur oordeelt dat deze vallen onder het Wetboek van Strafrecht, zullen bij politie/justitie worden gemeld. Deze gedragscode is …. vastgesteld door de ……. van (naam bestuur / vergadering vereniging) Ondertekening vrijwilliger
Ondertekening Bestuur Vereniging Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
17
18
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Bijlage 7 - W erkvorm Dilemma’s en grenzen: de Brievenbus De grenzen aan het contact met kinderen/jongeren zijn benoemd in de gedragscode, maar zijn niet helemaal sluitend vast te leggen. Wat in de ene situatie acceptabel is, kan in de andere een grove grensoverschrijding zijn. Hoe kun je dichtbij kinderen/jongeren staan en je betrokkenheid uiten, maar tegelijkertijd voldoende afstand bewaren? Hoe ga je om met de extra verantwoordelijkheid die je als vrijwilliger hebt voor het bewaken van grenzen?
Werkvorm Team- of groepsdiscussie
Doelgroep Bestuurders en begeleiders
Doel Nagaan hoe je in de praktijk grenzen in de omgang met kinderen/jongeren signaleert en bewaakt
Duur 60 minuten
Benodigdheden • Witte lege briefkaarten • Stiften • Brievenbus (schoenendoos met briefopening)
Werkwijze Individueel (15 minuten) • De gespreksleider vraagt aan de deelnemers om één of meer situaties op te schrijven die met dilemma’s rondom grenzen aan betrokkenheid en intimiteit in de omgang met kinderen/jongeren te maken hebben. Het gaat om situaties in het ‘grijze gebied’, waarbij ze zich afvragen waar de grens ligt. Het mag niet over een grove grensover schrijding als aanranding of verkrachting gaan. De situatie moet echt zijn gebeurd en bij voorkeur niet te lang geleden. • Laat de deelnemers elke situatie op een blanco briefkaart beschrijven en de situatie een pakkende titel geven die ze op de voorkant van de kaart schrijven. Alle kaarten gaan in een ‘brievenbus’. Plenaire bespreking (25 minuten) • De deelnemers pakken om de beurt een kaartje uit de bus. Het kaartje wordt voorgelezen en de groep probeert ter plekke soortgelijke situaties uit de eigen praktijk te bedenken om het probleem te illustreren. • De gespreksleider vraagt de deelnemers vervolgens om een mogelijke oplossing voor dit probleem te bedenken. • Gezamenlijk wordt besproken wat goede handelingsalternatieven zijn. Afronding en evaluatie (15) • Hoe was het om deze situaties zo te bespreken? • Zijn er in aanvulling op de omgangsregels en de bestaande gedragscode nog nadere afspraken nodig en mogelijk?
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
19
20
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Bijlage 8 - V oorbeeld schriftelijke enquêtes Om er achter te komen hoe het gesteld is met de (ervaren) veiligheid in de organisatie kan gebruik worden gemaakt van een enquête, zowel voor minderjarigen, als voor (vrijwillige) begeleiders. Als laatste vind je in deze bijlage een veiligheidsthermometer: een verkorte versie van de enquête voor minderjarigen. Handig als je denkt dat een ‘lichtere’ aanpak meer respons oplevert of beter past in de cultuur van jouw vereniging of organisatie.
Voorbeeld schriftelijke enquête minderjarigen Deze voorbeeldenquête gaat in op de ervaringen van minderjarigen en op de vraag in hoeverre het beleid rond omgangsvormen en seksueel misbruik bij hen bekend is. De vragenlijst bevat vele vragen. Kies die vragen die in jouw situatie van belang en relevant lijken. De vragenlijst verdient aanpassing wanneer het minderjarigen betreft die jonger zijn dan 12 jaar of jongeren met een verstandelijke beperking. Kijk dan nog eens naar de aard van de vragen en taalniveau van de geënquêteerden, mogelijk kun je gebruik maken van ondersteuning met pictogrammen of foto’s. Schrijf het taalgebruik toe naar de kinderen/jongeren die je wil bevragen. Ook kan het nodig zijn de vragenlijst begeleid af te nemen, bij voorkeur door een onafhankelijke, niet direct bij het kind/de jongere betrokken persoon. Het is belangrijk dat de enquête goed wordt geïntroduceerd en het invullen niet teveel moeite kost. Het aankruisen van antwoorden kost minder tijd en moeite dan het invullen van open vragen. Voeg een antwoordenveloppe bij. Stel een duidelijke en niet te lange deadline voor retourneren, om te voorkomen dat de enquête op een stapel ‘ooit nog te doen’ belandt en wordt vergeten.
Voorbeeld introductiebrief enquête minderjarigen Beste
Bij deze brief zit een vragenlijst over omgangsvormen en veiligheid binnen onze organisatie. Wij vinden het belangrijk dat iedereen zich veilig kan voelen. We willen zorgen dat ongewenst gedrag zoals pesten, discriminatie, agressie of seksueel misbruik zo min mogelijk voorkomt. Daarom horen we graag van je of jij je veilig voelt en wanneer en waarom jij je misschien onveilig voelt. We willen ook van je weten of je bekend bent met wat wij binnen onze vereniging hebben afgesproken over omgangsregels, de vertrouwenspersoon en waar je naartoe kunt met klachten. We horen graag van je over welke zaken je tevreden bent en waaraan we nog meer aandacht moeten besteden. We hopen dat je de vragenlijst in wilt vullen. Als we genoeg antwoorden binnen krijgen, dan weten wij meer over de (beleving van) veiligheid in onze organisaties en zullen we actie ondernemen waar nodig. Je hoeft je naam niet te noemen. Wat je invult behandelen we anoniem en we zorgen ervoor dat de reacties nergens terug te lezen zijn. Een antwoordenveloppe om te retourneren hebben we bijgevoegd. Wil je de enquête vóór bij ons inleveren/in de brievenbus doen? Dank je voor je medewerking! Met vriendelijke groet,
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
21
Voorbeeldbrief introductiebrief enquête aan ouders van kinderen
Beste ouders/verzorgers, Zoals u wellicht bekend is, heeft onze vereniging als uitgangspunt dat er binnen de vereniging een zo prettig mogelijk omgangsklimaat tussen kinderen/jongeren onderling en tussen kinderen/jongeren en (vrijwillige) medewerkers bestaat. Een klimaat waarin met respect voor elkaars grenzen wordt omgegaan. Om de veiligheid in onze vereniging te behouden en daar waar mogelijk te verbeteren, willen wij graag van uw kind horen hoe hij de omgang binnen onze vereniging ervaart. Wij hebben uw kind een vragenlijst meegegeven. Deze vragen hebben betrekking op hoe prettig en veilig uw zoon of dochter zich voelt in het contact met groepsgenoten en begeleiders. Daarnaast zijn er vragen die betrekking hebben op eventuele vervelende ervaringen op seksueel gebied. Misschien dat uw kind hem zelf kan/wil invullen. Maar misschien is het ook fijn als u hem of haar daarbij helpt. In het laatste geval vragen wij u uw kind in alle openheid antwoord te laten geven. Ook als dit antwoord misschien niet zo leuk is. Het kan voor u aanleiding zijn om een gesprek met uw kind, en zo nodig met ons, aan te gaan. Voor ons zijn de antwoorden van uw kind belangrijk om te kunnen werken aan de veiligheid binnen onze organisatie. Alle informatie wordt uiteraard vertrouwelijk behandeld. Er zal geen gebruik gemaakt worden van de naam van uw zoon of dochter. Mocht het bovenstaande nog vragen of opmerkingen bij u oproepen dan kunt u contact opnemen met . Mocht u of uw kind tijdens of na het invullen van de vragenlijst behoefte hebben aan contact met de vertrouwenspersoon (bijvoorbeeld omdat hij/zij iets ernstigs heeft meegemaakt), dan kunt u bereiken op: . Uiteraard zullen wij u van de uitkomsten van deze enquête en vervolgstappen op te hoogte stellen. Met vriendelijke groet,
22
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Voorbeeldvragenlijst Op de volgende bladzijden staat een aantal vragen. Als iets klopt voor jou, zet dan een kruisje onder JA. Als iets een béétje klopt voor jou is zet je een kruisje onder +/- . Als iets voor jou niet zo is voor jou, zet je een kruisje onder NEE. Bij 5 en 6 krijg je andere antwoordmogelijkheden. Kies het antwoord dat het beste bij jou past. Er zijn geen goede of foute antwoorden, het gaat erom wat JIJ er van vindt.
Algemene gegevens Ben je een jongen of meisje? 0 Jongen
O Meisje
Hoe oud ben je? O tussen 5 en 8 O tussen 12 en 14
O tussen 8 en 10 O tussen 14 en 16
O tussen 10 en 12 O tussen 16 en 18
A. Gevoel van Veiligheid 1. Ik voel me veilig binnen de vereniging
Ja
+/-
Nee
Ja
+/-
Nee
a. In het gebouw. b. In de groep. c. In de kleed- of doucheruimte. d. In de buurt (op het terrein). e. Op kamp, op toernooi of op een andere manier buiten de reguliere activiteiten. f. Anders, namelijk:
2. Ik voel me veilig binnen de vereniging
a. Omdat ik een goed contact heb met mijn begeleider(s). b. Omdat begeleiders respectvol met me omgaan. c. Omdat begeleiders goed letten op mijn veiligheid. d. Omdat begeleiders goed letten op mijn grenzen. e. Omdat begeleiders goed luisteren naar mijn wensen. f. Omdat begeleiders goed luisteren als ik ergens mee zit. g. Omdat begeleiders mij steunen wanneer dat nodig is. h. Omdat begeleiders ingrijpen als er vervelende dingen gebeuren. i. Omdat er altijd toezicht aanwezig is. j. Omdat de andere kinderen/jongeren prettig met me omgaan. k. Omdat de andere kinderen/jongeren mijn grenzen respecteren. l. Anders, namelijk:
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
23
3. Ik voel me veilig binnen de vereniging
Ja
+/-
Nee
Ja
+/-
Nee
a. Omdat er duidelijke omgangsregels zijn. b. Omdat je over alles kunt praten als je dat wilt. c. Omdat het duidelijk is dat je mag klagen en bij wie je dat kunt doen. d. Omdat je klacht altijd serieus wordt genomen en als het kan wordt verholpen. e. Omdat je je ideeën en kritiek naar voren kunt brengen en hier goed naar geluisterd wordt. f. Omdat je bij problemen/ruzies geholpen wordt dit op te lossen. g. Omdat je mee kunt denken over wat er beter kan. h. Omdat je ook goed wordt geholpen als je iets verkeerds hebt gedaan of gezegd. i. Anders, namelijk:
B. VERVELENDE ERVARINGEN binnen de vereniging 4. Ik voel me onveilig binnen de vereniging door
a. Andere kinderen/jongeren. b. Persoonlijk begeleider. c. Andere begeleiders. d. Andere mensen die hier werken. e. Bezoekers. f. Onveilige plekken (gangen, doucheruimtes, toiletten, slechte verlichting, ‘enge’ plekken, e.d.) . g. Onveilige plekken in de omgeving (terrein, parkeerterrein, slechte verlichting, e.d). i. Anders, namelijk:
24
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
5. H eb je dit wel eens meegemaakt binnen de vereniging? (als het Ja is, schrijf dan ook hoe vaak je het mee hebt gemaakt)
Nooit
Ja
Hoe vaak?
Ik word buitengesloten (als ik niet precies doe wat de ander wil). Er wordt tegen me gescholden. Ik word gepest/getreiterd. Ik word gediscrimineerd. Agressie (slaan/schoppen, bijten). Ik krijg geen hulp (als ik iets niet kan, weet, begrijp/of als ik iets verkeerd heb gedaan of gezegd). Seksuele opmerkingen:
Zegt iemand wel eens zoiets tegen jou als: “wat heb jij lekkere billen of mooie borsten”, “wil je met me neuken”, terwijl je dat niet wil? Ongewenst seksueel gedrag
Is het wel eens gebeurd dat iemand, zonder dat jij het wilt, dingen doet zoals: steeds zijn arm om je heen leggen, té dicht bij je gaan staan, steeds een afspraakje met je proberen te maken/je dwingen te kijken naar seksuele handelingen/je ongevraagd seksplaatjes laten zien. Ongewenste aanrakingen:
Bijvoorbeeld: knuffelen, zoenen, aanraken, betasten, beetpakken, terwijl je dat niet wil. Een begeleider die seks met jou wil of je wil aanraken op intieme plekken zoals je borsten of je billen. Iemand anders binnen de verenging die seks met jou wil of je wilt aanraken, terwijl jij dat niet wil. Een begeleider die seks met andere jongeren heeft of hen tegen hun zin wil aanraken. Seksueel lastig gevallen door een begeleider via MSN/Hyves/Sugababes of andere internetsites. Gefilmd of gefotografeerd worden terwijl je seksuele handelingen moest doen. Andere vervelende dingen die je hebt mee gemaakt:
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
25
C. afspraken binnen de vereniging 6. Wil je de volgende vragen antwoorden met ja, nee of ik weet niet.
Ja
Nee
Weet niet
a. Weet je wat afspraken zijn rond de omgang met elkaar? b. Zijn er omgangsregels voor kinderen/jongeren? c. Zijn er gedragregels voor medewerkers? d. Worden de regels goed toegepast (wordt er goed opgetreden bij grensoverschrijdend gedrag)? e. Weet je wie de vertrouwenspersoon (voor kinderen/jongeren) is? f. Zou je naar de vertrouwenspersoon toegaan als je te maken krijgt met ongewenst gedrag/seksueel misbruik? g. Weet je bij wie je ongewenst gedrag/seksueel misbruik kunt melden? h. Weet je dat er een meldprocedure is voor ongewenst gedrag/seksueel misbruik?
D. Opmerkingen/tips Wil je nog iets meer zeggen over veilig of onveilig voelen? Heb je misschien nog tips voor ons? ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………
Dank je voor je medewerking! Wanneer je naar aanleiding van deze enquête vertrouwelijk met iemand wilt praten, kun je contact opnemen met: Je kunt hem/haar als volgt bereiken:
26
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Voorbeeld schriftelijke enquête (vrijwillige) begeleiders Ook onder (vrijwillige) begeleiders kun je een enquête uitzetten. Onderstaande vragenlijst bevat voorbeeldvragen. Bij toepassing in jouw organisaties hoef je niet alle vragen te stellen. Afhankelijk van het doel van de inventarisatie en/of de doelgroep die wordt bevraagd, kun je vragen weglaten, aanscherpen of toevoegen. Het is belangrijk dat de enquête goed wordt geïntroduceerd en het invullen niet teveel tijd of moeite kost. Het aankruisen van antwoorden kost minder moeite dan het invullen van open vragen. Voorbeeld introductiebrief enquête (vrijwillige) begeleiders Beste vrijwilligers, We vinden het binnen onze vereniging belangrijk aandacht te hebben voor veiligheid en het voorkomen van grensoverschrijdend gedrag. Daarom willen we alle vrijwilligers vragen hoe zij denken over en wat zij in de praktijk meemaken van omgangsvormen, grensoverschrijdend gedrag en seksueel misbruik. We willen graag horen wat naar wens verloopt en welke knelpunten er zijn. Ook horen we graag welke wensen er leven en welke suggesties er zijn voor verbetering. De gegevens uit de enquête worden anoniem verwerkt. Informatie uit de enquête is nergens terug te vinden of te herleiden tot personen. We hopen dat je de enquête in wilt vullen, zodat wij de veiligheid van kinderen/jongeren kunnen ver-groten en grensoverschrijdend gedrag tegen kunnen gaan. Mocht deze enquête vragen bij je oproepen dan kun je contact opnemen met . Mocht je tijdens of na het invullen van de vragenlijst behoefte hebben aan contact met de vertrouwenspersoon (bijvoorbeeld omdat je iets ernstigs hebt meegemaakt), dan kun je bereiken op . We hebben een antwoordenveloppe bijgevoegd. Wil je de enquête vóór aan ons terugsturen? Bij voorbaat hartelijk dank voor je medewerking. Met vriendelijke groet, Voorbeeldbeeldvragenlijst Algemene gegevens 1. Wat is je functie binnen de vereniging? O Begeleider O Leidinggevende O Bestuurslid O Andere functie, namelijk ……………………………… 2. Wat is je leeftijd? O jonger dan 18 O tussen 35 en 45 O ouder dan 65 3. Wat is je geslacht? 0 Man
O tussen 18 en 25 O tussen 45 en 55
O tussen 25 en 35 O tussen 55 en 65
O Vrouw
4. Hoe lang ben je bij deze organisatie werkzaam? O korter dan een jaar O een jaar O twee tot vijf jaar O vijf tot tien jaar
O twee jaar O langer dan tien jaar Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
27
A. STELLINGEN BEGELEIDINGSVERANTWOORDELIJKHEID 1. Het hoort tot mijn begeleidingsverantwoordelijkheid:
Mee eens
Oneens
Mee eens
Oneens
a. Er zoveel mogelijk op toe te zien dat kinderen respectvol met elkaar omgaan en de omgangregels naleven. b. Er op toe te zien dat de privacy en lichamelijke integriteit van kinderen/jongeren niet wordt aangetast. c. Een voorbeeld te zijn voor de kinderen/jongeren. d. Grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen/jongeren onderling te signaleren en corrigerend op te treden. e. Grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen/jongeren en begeleiders te signaleren en corrigerend op te treden. f. Ernstige vormen van grensoverschrijdend gedrag/seksueel misbruik te melden.
2. Kun je aangeven of u het eens of oneens bent met onderstaande uitspraken
a. Ik word voldoende begeleid/ondersteund om met thema’s als omgangsvormen en veiligheid om te gaan. b. Ik word voldoende begeleid/ondersteund om met grensoverschrijdend gedrag om te gaan. c. We handelen vanuit gemeenschappelijke waarden en normen als het gaat om omgangsvormen. d. Thema’s als omgangsvormen, grenzen en grensoverschrijdend gedrag zijn goed bespreekbaar binnen de vereniging. e. Er heerst een collegiale sfeer in mijn team. f. Dilemma’s, onmacht of handelingsverlegenheid kan ik makkelijk bespreekbaar maken met collega’s. g. Medewerkers vertonen goed voorbeeldgedrag. h. Er is een gesloten sfeer, problemen worden niet snel besproken. i. Mensen die ‘anders’ zijn of een afwijkende mening hebben, hebben het zwaar. j. De sfeer is erg prestatiegericht, als je iets moeilijk vindt, word je gauw gezien als een ‘watje’. k. Er wordt nogal eens spottend gepraat over homo’s. l. Er worden nogal eens negatieve opmerkingen gemaakt over mensen uit andere culturen. m. Er worden vaak grappen gemaakt over seks. n. Er wordt vaker spottend gesproken over seksueel misbruik/seksuele intimidatie.
28
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
B. BELEID Kun je aangeven wat u vindt van hieronder genoemde beleidsaspecten
Gaat goed
Kan beter
Moet aangepakt
a. Beleid rond omgangsvormen (omgangsregels). b. Verklaring Omtrent Gedrag voor medewerkers. c. Gedragscode voor medewerkers. d. Wordt deze gedragscode gehandhaafd (wordt er goed opgetreden bij grensoverschrijdend gedrag?). e. Omgangsregels voor kinderen/jongeren. f. Worden deze omgangsregels gehandhaafd (wordt er goed opgetreden bij grensoverschrijdend gedrag?). g. Vertrouwenspersoon kinderen/jongeren (goed bekend, laagdrempelig?). h. Vertrouwenspersoon medewerkers (goed bekend, laagdrempelig?). i. Weet je bij wie je (vermoedens van) ongewenst gedrag/seksueel misbruik kunt of moet melden? Ben je bekend met het protocol? j. Worden situaties van grensoverschrijdend gedrag/seksueel misbruik volgens jou altijd gemeld? k. Worden klachten over/meldingen van grensoverschrijdend gedrag/ seksueel misbruik goed afgehandeld?
C. ERVARINGEN Heb je onderstaande wel eens meegemaakt/gesignaleerd van vrijwilligers naar kinderen/jongeren?
de laatste 24 maanden ooit
1-2 x
3-5x
meer dan 5x
a. Uitsluiting. b. Schelden, pesten/treiteren. c. Discriminatie (geslacht; cultuur/huidskleur; seksuele voorkeur). d. Agressie/geweld (slaan, schoppen, bijten). e. Onthouden van hulp bij vervelende situaties. f. Te grote betrokkenheid/verwevenheid bij bepaalde kinderen/jongeren. g. Ontmoetingen buiten werktijd. h. Een (seksuele) relatie aangaan met een kind/jongere. i. Seksueel getinte opmerkingen (‘grapjes’, vragen naar seksleven, opmerkingen over uiterlijk, e.d). j. Seksueel getint/opdringerig gedrag (met de ogen uitkleden; nèt te dichtbij komen; klem zetten; dwingen tot kijken naar seksuele handelingen; confronteren met pornografische afbeeldingen). k. Aanranding/handtastelijkheden (ongewenst knuffelen, zoenen, aanraken, betasten, beetpakken).
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
29
l. Verkrachting (vaginale, orale of anale penetratie met penis, vingers, tong of voorwerpen). m. Seksueel lastig vallen door een begeleider via MSN, Hyves, Sugababes of andere internetsites. n. Filmen of fotograferen terwijl men seksuele handelingen moest doen.
D. BEHOEFTEN AAN ONDERSTEUNING & DESKUNDIGHEIDSBEVORDERING 1. Kun je aangeven of je behoefte hebt aan onderstaande zaken?
Ja
Nee
a. Meer aandacht voor de thematiek tijdens (team)overleggen. b. Meer aandacht voor de thematiek tijdens werkbegeleiding. c. Meer informatie over werkwijze vertrouwenspersoon kinderen/jongeren. d. Meer informatie over werkwijze vertrouwenspersoon medewerkers. g. Meer informatie over de meldprocedure van (vermoedens van) grensoverschrijdend gedrag/seksueel misbruik. h. Deskundigheidsbevordering t.a.v. omgangsvormen. i. Deskundigheidsbevordering t.a.v. signaleren seksueel misbruik. j. Deskundigheidsbevordering t.a.v. de omgang met grensoverschrijdend gedrag. k. Iets anders namelijk:
E. OVERIGE OPMERKINGEN/TIPS Heb je nog verdere opmerkingen of tips? Dank voor je medewerking! Wanneer je naar aanleiding van deze enquête vertrouwelijk met iemand wilt praten, kun je contact opnemen met: Je kunt hem/haar als volgt bereiken:
30
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Veiligheidsthermometer De veiligheidsthermometer1 is een verkorte versie van de enquête voor minderjarigen. De vragen gaan over meerdere omgangsvormen en zijn dus niet alleen op seksueel misbruik gericht. Voordeel hiervan kan zijn dat het onderwerp misbruik minder beladen wordt. De thermometer kan individueel, maar ook binnen een groep minderjarigen (voorafgaande aan een activiteit) worden afgenomen. Afname • Het is raadzaam ouders/vertegenwoordigers vooraf te informeren. • Het beantwoorden van de vragenlijst duurt vijf á tien minuten. • De bevraging is anoniem. Wanneer de thermometer in de groep wordt afgenomen, moet de inrichting van de ruimte dusdanig zijn dat de deelnemers ongehinderd en veilig de vragenlijst kunnen invullen. Loop als begeleider tijdens het invullen niet door de ruimte, omdat de deelnemers zich daardoor geremd kunnen voelen bij een eerlijke beantwoording van de vragen. • Ook de manier van inzamelen van de ingevulde vragenlijsten moet de anonimiteit waarborgen (bijvoorbeeld door het gebruik van een envelop of een doos achterin de ruimte). • De afname moet plaatsvinden in een voor de minderjarigen veilige situatie. Presentatie van de resultaten De presentatie van de resultaten kan op groepsniveau plaatsvinden voor zowel de kinderen/jongeren als voor vrijwilligers en ouders. Introductie • Vertel in eigen bewoording: “Veiligheid binnen de vereniging is belangrijk. Om te meten hoe veilig jullie je bij ons voelen, willen we je vragen een korte vragenlijst in te vullen.” • De vragenlijst heeft zes hoofdvragen: drie over gevoelens van veiligheid, drie over gevoelens van onveiligheid. • Door middel van een voorbeeld kan duidelijk worden gemaakt hoe zij de vragen moeten beantwoorden. Geef een voorbeeld per groep vragen. • Vertel tijdens de instructie op welke wijze zij op de hoogte worden gebracht van de resultaten van de bevraging.
1 Naar: Y. Leeman, J. Gijtenbeek, E. Roede, Etnische diversiteit en veiligheid op school, Amsterdam, oktober 1999, SCO-Kohnstamm Instituut.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
31
Vragenlijst veiligheidsthermometer Persoonlijke gegevens De afname van deze vragenlijst gebeurt anoniem, maar toch zouden wij een paar dingen van je willen weten: Ik ben: O een jongen
O een meisje
Ik ben ……… jaar oud. Het geboorteland van mijn vader is: ………………………………………………………………………………………… Het geboorteland van mijn moeder is: ……………………………………………………………………………………… Oordeel over veiligheid Zet een kruisje bij wat jij vindt dat waar is en kies tussen nooit, bijna nooit, soms, vaak of altijd. 1 Ik voel me binnen de vereniging veilig genoeg om
Nooit
Bijna nooit
Soms
Vaak
Altijd
Mezelf te zijn. Voor mijn geloof uit te komen. Mijn mening te geven. Te kiezen en te doen wat ik wil.
2. Ik voel mij veilig
Nooit
Bijna nooit
Soms
Vaak
Altijd
Nooit
Bijna nooit
Soms
Vaak
Altijd
In de groep. Tijdens de activiteit. Bij de begeleider(s). In het gebouw. In de kantine. Op het terrein. In de buurt van de vereniging.
3. Ik voel mij veilig omdat: Er goed op het naleven van de omgangsregels wordt gelet. Je goed wordt geholpen als je om hulp vraagt. Er goed wordt opgetreden als kinderen worden buitengesloten. Er goed wordt opgetreden bij pesten. Er goed wordt opgetreden bij geweld. Er goed wordt optreden bij discriminatie. Er goed wordt opgetreden bij schelden. Er goed wordt opgetreden bij ongewenst seksueel kijken, seksuele woorden en aanrakingen. Ik weet bij wie ik terecht kan als ik iets vervelends meemaak.
32
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
4. Ik voel mij onveilig door:
Nooit
Bijna nooit
Soms
Vaak
Altijd
Nooit
Bijna nooit
Soms
Vaak
Altijd
Nooit
Bijna nooit
Soms
Vaak
Altijd
Uitschelden. Bedreiging met woorden. Uitsluiting (niet mogen meedoen). Stuk maken, stelen van mijn spullen. Pesten. Agressie. Lichamelijk geweld. Bedreiging met een wapen. Discriminatie. Ongewenst seksueel kijken. Ongewenste seksuele woorden (‘grapjes’, vragen over seks, opmerking over je uiterlijk). Ongewenste seksuele aanrakingen (knuffelen/zoenen/betasten). Gedwongen worden tot seks. Seksueel lastig gevallen via MSN, Hyves, Sugababes of andere internetsites. Gefilmd of gefotografeerd worden terwijl ik seksuele handelingen moest doen.
5. Ik voel me onveilig door het gedrag van Begeleiders. Andere kinderen/jongeren. Andere personen binnen de vereniging.
6. Ik maak ongewenst gedrag mee vanwege: Hoe ik eruit zie. Wat ik wel en niet goed kan. Mijn afkomst, geloof of cultuur. De manier waarop ik praat (en schrijf). Het feit dat ik een jongen of een meisje ben. Het feit dat ik homo of lesbo ben.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
33
34
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Bijlage 9 - W erkvorm Checklist risicofactoren Met behulp van de ‘Checklist risicofactoren’ kan in kaart worden gebracht hoe het staat met de fysieke omgeving, toezicht en gelegenheden, omgangscultuur en bespreekbaarheid van het thema en het beleid rond de preventie en aanpak van seksueel misbruik.
Werkvorm Checklist
Doel Risicofactoren in kaart brengen en inventariseren wat mogelijke verbeterpunten zijn
Duur Een dagdeel
Werkwijze Formeer een groepje van bestuursleden, (vrijwillige) medewerkers en eventueel ouders dat de checklist invult. Het groepje kan daarbij gebruik maken van eigen observaties en ervaringen, maar ook van de uitkomsten van de enquêtes die in bijlage 8 beschreven staan, en eventueel van dossiers over incidenten uit het verleden, bestaande gedragscodes, de statuten van de vereniging etc. Per punt dat actie behoeft vullen ze waar mogelijk in welke verbeteractie zij voorstellen. 1. Nagaan welke risicofactoren er op kindniveau zijn De checklist heeft vooral betrekking op risicofactoren op organisatieniveau. Voordat de checklist ingevuld wordt, is het goed ook na te gaan in hoeverre je als organisatie te maken hebt met risicofactoren op kindniveau. Anders gezegd: in hoeverre er binnen de organisatie kinderen zijn die extra kwetsbaar zijn voor seksueel misbruik. Het is niet de bedoeling dat je hier verandering in brengt. Het is alleen wel goed je ervan bewust te zijn. Je kunt er ook de noodzaak mee onderbouwen om actie te ondernemen. Hieronder een lijstje met kenmerken die kwetsbaarheid van minderjarigen voor seksueel misbruik vergroten. • Er zijn veel kinderen onder de 16 jaar in de vereniniging. • Er zijn verwaarloosde minderjarigen die hunkeren naar aandacht en bevestiging. • Er zijn kinderen die sociaal geisoleerd zijn. • Er zijn minderjarigen die problemen thuis hebben. • Er zijn minderjarigen met een geschiedenis van misbruik, mishandeling, verwaarlozing of pesten. • Er zijn kinderen met een negatief zelfbeeld. • Er zijn minderjarigen die verminderd weerbaar zijn. • Er zijn minderjarigen met een (verstandelijke) beperking. • Er zijn veel lichamelijke contacten (nodige) met minderjarigen. • Er zijn minderjarigen die heel ambitieus zijn. • Er zijn minderjarigen die sterk afhankelijk zijn van één begeleider. • Minderjarigen zijn niet goed op de hoogte van omgangsvormen, wat wel en niet normaal is, dat niemand zomaar aan je mag zitten. 2. Nagaan of er (vrijwillige) medewerkers zijn waarbij persoonlijke risicofactoren spelen Ook bij (vrijwillige) begeleiders kunnen er op persoonlijk niveau zaken spelen die het risico groter maken dat zij grensoverschrijdend gedrag naar minderjarigen gaan vertonen. Het is zinvol om na te gaan in hoeverre je als organisatie te maken hebt met dergelijke (vrijwillige) medewerkers. • Sterke behoefte om controlerend/almachtig te zijn (neiging tot misbruik machtspositie). • Middelengebruik (drank/drugs). • In contact met minderjarigen zoeken naar bevestiging, warmte en waardering. • Behoefte om mannelijk- of vrouwelijkheid of seksuele aantrekkingskracht te bewijzen. • Zich onttrekken aan afspraken. • Opvallend overal bij aanwezig willen zijn. • Gericht op contacten met minder weerbare minderjarigen. • (Grote) interesse voor porno/seks op internet. • Weinig op hebben met beleid, richtlijnen en procedures. Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
35
3. Checklist invullen (bijgevoegd) 4. Rapporteren aan het bestuur
CHECKLIST Situatie
Ja, dit is in orde
SFEER/CULTUUR
Je wordt er niet op aangekeken als je kritiek geeft op een situatie binnen de organisatie. Het bestuur luistert altijd naar kritiek van de leden, vrijwilligers, deelnemers. Waar mogelijk wordt er iets gedaan met kritiek die terecht lijkt. Het is de gewoonte om feedback te vragen en te geven; je hoeft zaken niet ‘zelf op te lossen’. Er worden geen vervelende grappen gemaakt over vrouwen, homo’s, lesbiennes, mensen uit andere culturen of mensen met een beperking. Grappen zoals hierboven bedoeld worden door leden en bestuur actief bestreden. Mensen die ‘anders’ zijn worden als ieder ander behandeld. Er wordt geen druk op ze uitgeoefend om zich aan te passen. Er is geen sterke groepsdruk (denk aan: pressie om altijd loyaal te zijn, bang zijn om af te gaan waar anderen bij zijn). Mannen en vrouwen hebben gelijke posities en rollen binnen de organisatie. Mannen en vrouwen zijn in gelijke mate vertegenwoordigd onder vrijwilligers, (kader) leden en bestuursleden. Er leven geen stereotiepe beelden van vrouwelijkheid en mannelijkheid. Er is geen specifieke groep die de sfeer bepaalt. De sfeer is gezellig. De cultuur is niet hard, stoer en prestatiegericht. De leden letten onderling op elkaar zodat niemand buiten wordt gesloten. Er is geen plaats voor pesterijen. BELEID
36
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Nee, dit gaat niet goed
Actie: ja of nee?
Te ondernemen actie; wat gaan we doen?
Wanneer? Door wie?
Situatie
Ja, dit is in orde
Nee, dit gaat niet goed
Actie: ja of nee?
Te ondernemen actie; wat gaan we doen?
Wanneer? Door wie?
Er kan openlijk met bestuur en kader over seksueel misbruik gesproken worden. Kritiek op de situatie rondom seksueel misbruik wordt door het bestuur goed opgepakt. Er is actief beleid tegen geweld, agressie en seksueel misbruik tussen leden onderling en tegen of van derden. Er wordt niet alleen gehandeld vanuit persoonlijke opvattingen, maar juist ook vanuit gemeenschappelijk vastgestelde normen en waarden. Bestuur en kader hebben een actieve houding met betrekking tot preventie van seksueel misbruik. Leden en vrijwilligers weten welk gedrag zij mogen verwachten van bestuur en coördinerende vrijwilligers als het gaat om seksueel misbruik. Medewerkers of vrijwilligers worden aangesproken als ze minderjarigen tot lieveling maken of juist uitsluiten. Grensoverschrijdend gedrag wordt niet genegeerd en wordt gemeld. Preventie van ongewenste omgangsvormen wordt aan de orde gesteld. Er is aandacht in de organisatie voor het overbrengen van gedragsnormen. Er is aandacht voor (grenzen aan) emoties, intimiteit en genegenheid. Er ligt geen taboe op het tonen van de eigen kwetsbaarheid van vrijwilligers. Mensen worden niet verweten kinderachtig of preuts te zijn. Seksueel misbruik is iets dat serieus wordt besproken en niet lacherig of spottend. De problematiek wordt niet gebagatelliseerd (bij ons gebeurt dat niet, je mag ook niets meer). Het beleid is voldoende bekend bij vrijwilligers, (minderjarige) deelnemers en ouders. Er zijn duidelijke procedures bij de aanstelling van vrijwillige medewerkers, inclusief aanvraag van Verklaring Omtrent Gedrag en navragen van referenties.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
37
Situatie
Ja, dit is in orde
Er zijn omgangsregels voor betrokkenen, leden, deelnemers, (vrijwillige) medewerkers. Er is een gedragscode voor (vrijwillige) begeleiders. Begeleiders weten wat de regels uit de gedragscode zijn. Nieuwe vrijwilligers worden gewezen op omgangsregels en gedragscode. Er wordt bij de minderjarigen en hun ouders nagegaan of zij zich veilig voelen en hoe zij de omgang met begeleiders ervaren. Er bestaat een meldprotocol als er een incident plaatsvindt rond seksueel misbruik. Iedereen (ook leden en ouders van leden) kent deze procedure. Er is een aanspreekpunt binnen de vereniging voor klachten of meldingen. Er is tevredenheid over het meldprotocol. Er is een vertrouwenspersoon aangewezen. De organisatie heeft haar beleid rond seksueel misbruik in statuten en reglementen opgenomen. Begeleiders, bestuur en andere coördinerende (vrijwillige) medewerkers worden wanneer nodig bijgeschoold op het gebied van preventiebeleid seksueel misbruik. Het bestuur is zich bewust van de risicofactoren van het werken met bepaalde groepen kinderen (zie het lijstje bij punten 1 en 2 voorafgaand aan deze checklist). TOEZICHT en BESCHERMING
Eén op één contact tussen minderjarigen en vrijwillige medewerkers wordt beperkt. Ouders van jeugdleden worden betrokken bij de activiteiten van hun kinderen. Er zijn afspraken gemaakt over de begeleiding van jeugdactiviteiten of –teams. Er zijn aparte afspraken gemaakt over begeleiding bij kampen, reizen of overnachtingen. Er is afgesproken dat begeleiders geen hotelkamer of tent delen met minderjarigen. Deze afspraken zijn bij ouders bekend en worden goed beoordeeld.
38
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Nee, dit gaat niet goed
Actie: ja of nee?
Te ondernemen actie; wat gaan we doen?
Wanneer? Door wie?
Situatie
Ja, dit is in orde
Nee, dit gaat niet goed
Actie: ja of nee?
Te ondernemen actie; wat gaan we doen?
Wanneer? Door wie?
Ouders zijn in de gelegenheid het nakomen van afspraken te controleren. Begeleiders hebben naast activiteitgerelateerde contacten geen privé-contacten met minderjarigen die zij begeleiden. Vrijwilligers die zich op enige wijze schuldig hebben gemaakt aan seksueel misbruik worden niet meer geplaatst op risicovolle functies. VEILIGHEID VAN GEBOUW
Rondom het gebouw is goede verlichting. De parkeerplaats en fietsenstalling zijn goed verlicht. De toegang tot het gebouw is goed verlicht. Gangen, kleedruimtes en douches zijn goed verlicht. Er zijn gescheiden kleed- en doucheruimtes voor mannen en vrouwen. Deze ruimtes zijn tijdens activiteiten afsluitbaar. Van bezoekers is het altijd duidelijk waarom zij zich in het gebouw bevinden. Er is altijd een leidinggevende aanwezig totdat de laatste deelnemer het gebouw verlaat. Opmerkingen van deelnemers over de veiligheid van het gebouw worden serieus genomen; zo mogelijk wordt actie ondernomen. RISICOFACTOREN (VRIJWILLIGE) MEDEWERKERS
Vrijwillige medewerkers hebben geen te grote betrokkenheid bij minderjarigen. Vrijwilligers maken minderjarigen niet tot lieveling en doen ook niet aan het negeren van bepaalde minderjarigen. Begeleiders zijn zich bewust van hun eigen positie en invloed. Begeleiders handelen volgens afspraken over omgang met elkaar en minderjarigen, niet alleen vanuit eigen normen. Begeleiders stimuleren de zelfbeschikking en mondigheid van minderjarigen.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
39
Situatie
Ja, dit is in orde
Begeleiders hebben respect voor de waardigheid van minderjarigen. Vrijwilligers onthouden zich van discriminerende, seksueel getinte of rolbevestigende uitspraken en gedragingen. Begeleiders signaleren problemen met grensoverschrijdend gedrag wanneer die zich voordoen. Vrijwilligers zijn bekend met richtlijnen, beleid en procedures. Begeleiders krijgen goede op hen toegesneden scholing. Aan (vrijwillige) begeleiders wordt een Verklaring Omtrent Gedrag en referenties gevraagd. Er is (toe)zicht en begeleiding waar één op één relaties noodzakelijk zijn. Er zijn geen (vrijwillige) medewerkers met een (informele) machtspositie binnen de vereniging, die nauwelijks worden gecontroleerd. Vrijwilligerscoördinatoren zijn op de hoogte van persoonlijke risicofactoren van medewerkers (zie het lijstje bij punten 1 en 2 voorafgaand aan deze checklist).
40
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Nee, dit gaat niet goed
Actie: ja of nee?
Te ondernemen actie; wat gaan we doen?
Wanneer? Door wie?
Bijlage 10 - W erkvormen om groepsgewijs risicofactoren te inventariseren Het gesprek aangaan en daarin met elkaar discussiëren is een manier om duidelijk te krijgen hoe gedacht wordt over risicofactoren, veiligheid en de omgangscultuur binnen de organisatie. Hieronder staan twee werkvormen1 die je daarvoor in kunt zetten. Voor beide vormen geldt dat het werken in relatief kleine groepen deelnemers meer mogelijkheden geeft om ieders mening naar voren te brengen.
Stellingenspel Werkvorm Groepsgesprek
Doelgroep Alle betrokkenen bij een organisatie, zoals bestuurders en (vrijwillige) begeleiders
Doel Inventariseren welke risicofactoren betrokkenen bij de organisatie signaleren
Duur Snelheid werkt goed bij een dergelijk spel. Neem voor elke stelling circa 5 minuten. Beslis van tevoren hoeveel stellingen je wilt behandelen en bepaal aan de hand daarvan de duur. Doe dit spel niet langer dan 45 minuten.
Benodigdheden Lijst met stellingen (zie voorbeeldstellingen op keuzekaartjes hierna)
Werkwijze Leg de deelnemers aan de discussie stellingen voor en laat iedereen hierop in drie stappen reageren. Stelling nemen: Om de discussie minder statisch te maken wordt de ruimte in drieën gedeeld: mee eens/mee oneens/neutraal. De deelnemers moeten een keuze maken uit een van de drie locaties. Overtuigen: Vervolgens krijgen de drie (of soms twee) groepen de opdracht om argumenten te bedenken om de anderen over te halen. De verschillende mogelijke zienswijzen en perspectieven kunnen hierdoor naar voren komen. Nabespreken: Bij de nabespreking kan worden geïnventariseerd of men van mening is dat de betreffende stelling een probleem vormt en zo ja, wat hieraan gedaan zou kunnen worden.
1 Bronnen: M. Cense, Een slag vóór, preventiebeleid seksuele intimidatie (Papendal: NOC*NSF, 1999) en M. Cense, Werkboek lesgeven over omgangsvormen (Utrecht/Papendal: TransAct/NOC*NSF, 2003).
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
41
Discussiekaarten Stellingen kunnen ook op discussiekaarten worden gezet en in kleine subgroepen worden besproken.
Werkvorm Groepsgesprek
Doelgroep Alle betrokkenen bij een organisatie, zoals bestuurders en (vrijwillige) begeleiders
Doel Inventariseren welke risicofactoren betrokkenen bij de organisatie signaleren
Duur Versie ‘Kaartjes trekken en bespreken’ 90 minuten (45 minuten groepjes, 45 minuten plenair) Versie ‘Hiërarchie aanbrengen’ 70 minuten (35 minuten groepjes, 35 minuten plenair)
Benodigdheden Keuzekaartjes met daarop stellingen (zie voorbeeldstellingen in de vorm van keuzekaartjes hieronder)
Werkwijze Er zijn meerdere manieren om met discussiekaarten te werken. a. Kaartjes trekken en bespreken Verdeel de groep in subgroepen van ongeveer 6 personen. Elke groep krijgt een stapel kaartjes waarop stellingen staan. Voorlezen en persoonlijke indruk (2 minuten): Om de beurt trekt elke deelnemer een kaartje, leest dit hardop voor en vertelt hoe hij of zij denkt dat er in de organisatie mee om wordt gegaan. Reactie deelnemers (5 minuten): De overige deelnemers geven hun reactie. Leg vooraf goed uit dat het niet gaat om het bespreken van de gewenste situatie (hoe het zou moeten zijn), maar om het krijgen van een reëel beeld van de huidige situatie. Plenaire bespreking: Na ongeveer 45 minuten (of zo’n zes à zeven stellingen) volgt een plenaire bespreking. De begeleider vraagt per kaartje aan de subgroepen wat hun visie is. Vervolgens worden verschillen en overeenkomsten benoemd en wordt een standpunt bepaald: wat betekent de uitkomst van de discussie? Wat zijn zaken die aangepakt zouden moeten worden? b. Aanbrengen van een hiërarchie Verdeel de groep in subgroepen van ongeveer 4 personen. Individueel (5 minuten): Iedere deelnemer krijgt een stapel kaartjes met stellingen (steeds dezelfde stellingen). Eerst brengt iedereen individueel een volgorde aan in zijn/haar kaartjes: welke situatie vindt hij/zij het meeste spelen of vormt het grootste probleem? Subgroepje (35 minuten): Vervolgens is de opdracht om met elkaar tot overeenstemming te komen over het aanbrengen van een definitieve (gezamenlijke) hiërarchie. Dit betekent dat men elkaar moet bevragen en veel uit moet leggen. Plenaire bespreking (30 minuten): In de plenaire nabespreking doen de subgroepjes verslag. Wat zijn opvallende verschillen en overeenkomsten? Waar zou dit mee te maken kunnen hebben? Welke conclusie kan worden getrokken? Welke zaken verdienen meer aandacht en welke prioriteit moeten ze krijgen?
42
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Voorbeeldstellingen/keuzekaartjes
Er worden op de vereniging geen grappen gemaakt over seksuele handelingen of het uiterlijk van vrouwen.
Seksueel grensoverschrijdend gedrag komt in ‘mijn’ groep/afdeling niet voor.
We zijn erg hecht, dat is vaak prettig, maar een afwijkende mening kun je eigenlijk niet hebben.
Kinderen/jongeren komen regelmatig bij medewerkers thuis.
Medewerkers zijn soms te persoonlijk betrokken bij kinderen/jongeren.
Kinderen/jongeren zijn soms erg afhankelijk van één bepaalde medewerker.
Over omgangsvormen wordt pas gesproken wanneer er iets uit de hand is gelopen.
Er wordt verwacht dat je loyaal bent aan de vereniging, anders lig je eruit.
Wij zijn zo klein, apart beleid is niet nodig. We hebben het zo in de gaten als misbruik speelt.
Wat je moet doen bij (een vermoeden) van seksueel misbruik is niet helder.
Op feestavondjes mag een medewerker best wat minder afstandelijk zijn (bijv. schuifelen of wat flirten met kinderen of jongeren).
De kwetsbaarheid van kinderen/jongeren en hen weerbaarder maken, heeft alle aandacht.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
43
44
Medewerkers zijn deskundig en alert op mogelijke signalen bij kinderen/jongeren die op misbruik kunnen duiden.
Je kunt vrijwilligers niet voorschrijven hoe ze gekleed moeten gaan (geen sexy T-shirt of lage broek o.i.d.).
Hechte relaties tussen begeleiders en kinderen/ jongeren zijn bij ons heel gewoon.
Het is duidelijk welke grenzen medewerkers moeten hanteren in het contact met kinderen/ jongeren.
Het is heel gewoon en acceptabel wanneer medewerkers een ‘lieveling’ onder kinderen/ jongeren hebben.
Wat men moet doen als men een vermoeden heeft van seksueel misbruik, is in onze organisatie volstrekt onbekend.
Er wordt in het team/op de afdeling veel gesproken over dilemma’s en de manier van omgaan met kinderen/jongeren.
Op (trainings)kampen is het heel gewoon dat begeleiders/trainers bij kinderen/jongeren slapen.
Er wordt hoogstens spottend over seksueel misbruik gesproken.
Elke begeleider/trainer heeft een eigen aanpak. Hier is geen toezicht op of overleg over.
Begeleiders/trainers zijn heilig. Niemand haalt het in zijn hoofd om tegen hen in te gaan.
Ambitieuze sporters hebben één persoon die bepaalt hoe hun programma er uitziet.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Bijlage 11 - W erkvorm Klachten- en wensenbus1 In deze werkvorm zijn mogelijke knelpunten of risicofactoren nauwelijks voorgestructureerd. Dat betekent dat mensen op een heel open wijze worden bevraagd. Om ze daadwerkelijk te betrekken bij de verbeteracties is het belangrijk dat ze hier zelf ook over meedenken. Ze moeten niet alleen zeggen ‘dit is niet goed’, maar ook bedenken hoe hierin verandering kan worden gebracht.
Werkvorm Groepsgesprek
Doelgroep Deze manier van bespreken is goed in te bouwen in een algemene ledenvergadering of een andere bijeenkomst waar veel betrokkenen zijn. Het is geschikt voor alle betrokkenen: jeugd(leden), volwassenen, vrijwilligers, medewerkers, ouders.
Doel Deelnemers vragen naar hun klachten en wensen op het gebied van preventie van seksueel misbruik, maar ook oplossingen laten formuleren.
Duur 90 minuten
Benodigdheden • • • •
Flap-over, stiften Twee schoenendozen of andere ‘bussen’ Schaar A4-papier
Werkwijze Klachten en wensen inventariseren (15 minuten) Aan de deelnemers wordt gevraagd om op een papier klachten te formuleren en op een ander papier wensen rond de thematiek. Klachten en wensen kunnen overal over gaan: dat het onderwerp seksueel misbruik moeilijk bespreekbaar is; hoe wordt opgetreden bij seksueel misbruik; hoe mensen elkaar aanspreken binnen de organisatie; dat meer duidelijkheid nodig is over wat te doen bij dilemma’s of vermoedens van misbruik; dat er behoefte is aan ondersteuning, deskundigheidsbevordering, enzovoort. Om de deelnemers op weg te helpen kunnen aandachtspunten worden geformuleerd. Bijvoorbeeld: • visie op omgangsvormen • bespreekbaarheid van het onderwerp • omgaan met kwetsbaarheid en afhankelijkheid van kinderen/jongeren • omgaan met intimiteit • lichamelijke verzorging • grenzen in het ‘grijze’ gebied • handelen bij grensoverschrijdend gedrag • (beroeps)houding van medewerkers • inbreng van kinderen/jongeren • inbreng van ouders/vertegenwoordigers • bespreekbaarheid van het onderwerp • handelen volgens de gedragscode • visie rondom seksueel misbruik • preventie van seksueel misbruik • omgaan met vermoedens, signaleren van seksueel misbruik • melden van seksueel misbruik • deskundigheid van medewerkers 1 Bron: B. Nolet & M. van Galen, Hoe kom je erop? (Den Haag: Project Kommunikatie, 1991).
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
45
De klachten en wensen worden in aparte klachten- en wensenbussen gedaan (die gewoon uit twee schoenendozen kunnen bestaan). Om beurten pakken deelnemers een kaartje uit de klachtenbus en lezen dit voor. De gespreksleider schrijft de klacht op een flap-over. Daarna is de wensenbus aan de beurt: ook daaruit wordt om beurten een kaartje gepakt en voorgelezen. Hierna gaat de gespreksleider met de groep na of er wensen zijn die bij een klacht horen. Zo ja, dan schrijft hij/zij die achter de klacht op. Oplossingen bedenken in subgroepen (30 minuten) Vervolgens gaat de groep in 3 subgroepen uiteen. De flap-over met klachten en wensen wordt horizontaal in drieën geknipt. Elke subgroep neemt een deel mee en bedenkt hoe de klachten en wensen aangepakt zouden kunnen worden. Plenaire bespreking (45 minuten) De oplossingen worden plenair geïnventariseerd en besproken. Daarna wordt gezamenlijk bepaald welke klachten de meeste prioriteit verdienen en worden afspraken gemaakt over het in gang zetten van acties (zie ook bijlage 12 over het stellen van prioriteiten).
46
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Bijlage 12 - W erkvormen op het gebied van prioriteiten stellen Wanneer aanwezige risicofactoren in kaart zijn gebracht, is het nodig prioriteiten te stellen: wat ga je als organisatie eerst aanpakken en wat daarna? Bij voorkeur gebeurt dit in samenspraak met alle betrokkenen (medewerkers, kinderen/jongeren, ouders/vertegenwoordigers). Hieronder staan twee verschillende vormen beschreven om dat te doen: aan de hand van prioriteitenlijsten of met behulp van keuzekaartjes.
Prioriteitenlijst 1 Werkvorm Individuele vragenlijst of groepsgesprek
Doel Mensen inspraak geven in prioriteitstelling aanpak preventiebeleid
Duur Voor het individueel invullen van de lijst hebben mensen zo’n 20 minuten nodig. Het verwerken van de lijsten hangt af van het aantal lijsten. De groepsgesprek-variant kost 60 tot 90 minuten.
Benodigdheden Prioriteitenlijst (zie voorbeeld hieronder)
Werkwijze Laat mensen individueel (eventueel steekproefsgewijs) reageren op een lijst met mogelijke oplossingen door met 1 t/m 10 aan te laten geven wat prioriteit moet krijgen. Wanneer de scores worden samengevoegd, kan een toptien worden samengesteld. Vervolgens kan hieruit een topdrie of topvijf worden bepaald voor de korte termijn, de middellange termijn en de langere termijn. Het is ook mogelijk deze werkvorm in een groepsvariant toe te passen. Laat de deelnemers de lijst eerst individueel invullen. Registreer de score vervolgens centraal en bespreek wat opvallende overeenkomsten en verschillen zijn.
Voorbeeld prioriteitenlijst Beïnvloeden risicofactoren op organisatie- of locatieniveau Sfeer en cultuur • Op gang brengen discussie over omgangsvormen met kinderen/jongeren. • Gezamenlijk omgangsregels opstellen en implementeren. • Training omgangsvormen/grenzen. • Procedures ‘signaleren en melden van grensoverschrijdend gedrag/seksueel misbruik’. • Lastige situaties, handelingsverlegenheid tot vast agendapunt maken van overleg. Toezicht, bescherming en gelegenheden • Regelmatige toetsing veiligheidsbeleving bij kinderen/jongeren. • Betrekken van ouders/verzorgers. • Waar nodig twee begeleiders aanwezig laten zijn. • Herinrichting gebouwen of terrein (bijvoorbeeld afgesloten wc- en doucheruimtes, alarmknop in bepaalde ruimtes, betere verlichting, weghalen van bosjes, bewaking op het terrein). • Richtlijnen voor professioneel handelen (opnieuw) implementeren.
1 Bron: F. Prior, De veilige school - kijken, kiezen en meten (Utrecht: APS, 1999)
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
47
Beleid • Beleid opstellen of herzien. • Gedragscode voor alle medewerkers invoeren. • Regelmatig informatie verstrekken over beleid. • Wervings- en selectiebeleid (VOG, referenties, gedragscode) aanscherpen. • Laagdrempelige consultatiemogelijkheid (vertrouwenspersoon) bij vermoedens instellen. • Centrale registratie en analyse van meldingen regelen. Ongelijke verhoudingen • Wervings- en aanstellingsbeleid toespitsen. • Samenstelling van de kinderen-/jongerenpopulatie meer in evenwicht brengen.
Beïnvloeden risicofactoren op medewerkersniveau Omgang met kinderen/jongeren • De visie van de organisatie rond de omgang met kinderen uitdragen. • Gezamenlijk richtlijnen voor het handelen opstellen. • Deskundigheidsbevordering. • In het werkoverleg dilemma’s, macht- en onmachtsituaties bespreken. • Consultatie- en adviesmogelijkheden. Deskundigheid • Uitdragen van visie en beleid. • Themabijeenkomsten organiseren. • Deskundigheidsbevordering op terrein van nabijheid en grenzen in de omgang met kinderen en signaleren seksueel misbruik. Normering en begeleiding vanuit de organisatie • Bijstellen aanstellingsbeleid (VOG, referenties opvragen, gedragscode ondertekenen). • Duidelijkheid scheppen over mogelijke maatregelen in geval van seksueel misbruik. • Aandacht voor thema in begeleidings- of overlegsituaties. • Treffen van maatregelen in het geval van seksueel misbruik. Persoonlijk niveau • Persoonlijke (verplichte) coaching. • Omgangsvormen, grenzen aan contact, reden om met kinderen te werken aan de orde stellen in sollicitatiegesprek.
Beïnvloeden van risicofactoren op kind/jongereniveau • • • • • •
48
Voorlichting geven over gewenste en ongewenste omgangsvormen. Voorlichting geven over wat te doen bij nare ervaringen. Regelmatig meten van de veiligheidsbeleving. Vertrouwenspersoon laat zich regelmatig zien. Toezicht en bescherming bieden. Bij extra kwetsbare kinderen ouders adviseren hun kinderen (elders) de mogelijkheid te bieden hun weerbaarheid te vergroten.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Keuzekaartjes2 Werkvorm Groepsgesprek
Doel Mensen inspraak geven in prioriteitstelling aanpak preventiebeleid
Duur 75 minuten
Benodigdheden Keuzekaartjes (zie achterzijde)
Werkwijze Het is ook mogelijk om met behulp van keuzekaartjes in groepen het gesprek aan te gaan over maatregelen die prioriteit moeten krijgen. Verdeel de groep in subgroepen van vier tot zes personen. Individueel (10 minuten): Geef ieder lid van elke subgroep een stapel kaartjes (bij voorkeur niet meer dan tien). De opdracht is om deze in een persoonlijke rangorde te leggen (de belangrijkste bovenaan). Subgroepje (35 minuten): Laat elk groepje vervolgens met elkaar de persoonlijke keuzes bespreken. Waar zijn overeenkomsten, waar liggen de opvallendste verschillen? Wat zijn argumenten voor de gemaakte keuzes? De opdracht is vervolgens om met elkaar een eenduidige rangorde aan te brengen. Ieder groepje plakt de drie prioriteiten waarop de keuze is gevallen op een flap, met een toelichting in geschreven of getekende vorm. Plenaire bespreking (30 minuten): In de plenaire slotbespreking licht elke subgroep zijn flap mondeling toe. Bespreek gezamenlijk de uitkomsten: wat zijn opvallende overeenkomsten en verschillen? Bepaald tot slot drie onderwerpen die prioriteit moeten krijgen.
2 Bron: F. Prior, De veilige school - kijken, kiezen en meten (Utrecht: APS, 1999)
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
49
Voorbeeld keuzekaartjes
50
Wervings- en selectiebeleid bijstellen (VOG en referenties vragen, omgangsvormen en gedragscode bespreken).
Gedragscode invoeren en laten ondertekenen.
Kinderen en jongeren (regelmatig) bevragen over de ervaren veiligheid.
Medewerkers bevragen over omgangsvormen, risico’s en gebeurtenissen.
(Gezamenlijk) opstellen van omgangsregels en die ondertekenen.
Laagdrempelig meldpunt voor kinderen en jongeren.
Consultatiemogelijkheid voor medewerkers.
Informatie over mogelijke maatregelen bij overschrijding van de gedragscode.
Deskundigheidsbevordering medewerkers.
Open communicatie over omgangsvormen, dilemma’s, wensen en grenzen.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Bijlage 13 - V oor wie een Verklaring Omtrent Gedrag? Doe een doelgroepanalyse! Voor wie een Verklaring Omtrent Gedrag? Voor het vrijwillig jeugdwerk geldt geen wettelijke verplichting om een VOG aan te vragen. De werkgever/vereniging kan zelf bepalen of hij iemand voor de uitvoering van een bepaalde functie vraagt een VOG te overleggen. Vereniging NOV stelt zich op het standpunt dat het in principe raadzaam is om voor iedere (vrijwillige) medewerker die direct of indirect met kinderen/jongeren te maken krijgt of kan krijgen, een VOG rond zeden aan te vragen. Het bestuur van de vereniging kan een werknemer/vrijwilliger verplichten een VOG te overleggen. Hoe meer de andere verenigingen in de sector werken met een VOG, hoe belangrijker het wordt dat ook jij ermee werkt. Je zou anders de kans kunnen lopen dat je in verhouding aantrekkelijker wordt voor plegers van seksueel misbruik, aangezien ze bij anderen niet, maar bij jou wél aan de slag kunnen zonder VOG. Het is natuurlijk eenvoudig om vast te stellen welke (vrijwillige) medewerkers direct met kinderen te maken krijgen. Minder duidelijk is het bij functies waarbij een medewerker wel op (het terrein van) de vereniging aanwezig is, maar geen begeleidingstaken heeft naar de kinderen/jongeren, bijvoorbeeld iemand die de grasmat onderhoudt van het sportveld, of de penningmeester. Is een VOG voor deze functies wel noodzakelijk? Hierop is geen eenduidig antwoord mogelijk. Deze personen zijn deel van de vereniging, zij kunnen aanwezig zijn bij activiteiten, in de kantine, bij festiviteiten, enzovoort. Van personen die kinderen misbruiken, is bekend dat zij kwetsbare kinderen op grote afstand herkennen en soms jarenlang werken aan het opbouwen van een ‘relatie’ met het kind, voordat het misbruik daadwerkelijk plaatsvindt. Mensen in dit soort functies kunnen voldoende gelegenheid hebben om toch een contact met het kind op te bouwen.
Wanneer wel? Het is raadzaam om in principe voor alle vrijwilligers binnen het vrijwillig jeugdwerk een VOG aan te vragen, maar in iéder geval voor vrijwilligers die de volgende functies bekleden: • begeleiders/coaches • leiding • (hulp)trainers • stagiair(e)s • fysiotherapeuten • masseurs • vertrouwenspersonen • wedstrijdfunctionarissen
Wanneer niet? Mocht je als vereniging besluiten om voor bepaalde functies/functiegroepen geen VOG aan te vragen, maak dan een helder afwegingskader (bijvoorbeeld: deze functiegroep werkt op het landelijk bureau en komt niet met kinderen/ jongeren in aanraking). Denk na over de risico’s, bijvoorbeeld dat bepaalde functiegroepen weliswaar niet direct met kinderen/jongeren in aanraking komen, maar wellicht wel indirect de kans hebben om contacten met kinderen/ jongeren aan te knopen. Voorkom in ieder geval willekeur: laat het al dan niet aanvragen van een VOG niet afhangen van de persoonlijke beoordeling van een vrijwilligerscoördinator of bestuurslid.
Vastleggen in huishoudelijk reglement Om willekeur te voorkomen én duidelijkheid te scheppen is het belangrijk dat in het huishoudelijk reglement wordt opgenomen voor welke functies/functiegroepen wel of geen VOG opgevraagd dient te worden.
VOG, Gedragscode en referenties Iedereen aan wie een VOG wordt gevraagd, wordt ook gevraagd de gedragscode te ondertekenen. Het kan raadzaam zijn om voor functies waarvoor geen VOG wordt aangevraagd, wel de verplichting in te voeren om de gedragscode te ondertekenen. Denk bijvoorbeeld aan meewerkende ouders die op verzoek van de vereniging regelmatig kinderen vervoeren. Wanneer deze personen wél de gedragscode hebben moeten ondertekenen, zijn de grenzen aan contacten met kinderen/jongeren voor hen in ieder geval duidelijk. Voor alle vrijwilligers geldt dat het raadzaam is referenties in te winnen. Dit kan door de landelijke referentielijst te raadplegen en het opvragen van referenties bij vorige werkgevers/vrijwilligersorganisaties, waarbij expliciet naar mogelijke klachten over ongewenst gedrag wordt gevraagd. Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
51
Blijkt uit een VOG wantrouwen? Een vaak gehoorde opmerking is dat iemand vragen een VOG te overleggen een uiting van wantrouwen is. Maar als de VOG-plicht onderdeel uitmaakt van algemene regels, gaat dat niet meer op. De vraag om een VOG wordt wel als wantrouwen ervaren wanneer je als organisatie geheel willekeurig de één wel en de ander niet een VOG laat overleggen. Het is ook goed om te weten dat inmiddels ruim 500.000 mensen op jaarbasis een VOG moeten aanvragen – en dat aantal groeit nog steeds. De kans is zeer groot dat de persoon van wie een VOG verlangd wordt er al eerder een heeft moeten aanvragen voor zijn of haar werk en het helemaal niet vreemd vindt. Ten slotte: vraag je als organisatie af of je de persoon die zich verzet tegen het aanvragen van een VOG wel echt binnen je vereniging wil hebben.
52
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Bijlage 14 - T ips aanstellingsbeleid Een doordacht en kritisch aanstellingsbeleid kan een hoop problemen voorkomen. Onderstaande tips kunnen je hierbij helpen.
Liever één te weinig dan de verkeerde Alle vrijwilligersorganisaties willen graag zo veel mogelijk vrijwilligers aantrekken. Er is altijd wel wat te doen. Maar de schade die een verkeerde vrijwilliger kan aanrichten is enorm, niet alleen voor je organisatie (denk aan imagoschade of verdeeldheid in de club), maar ook voor deelnemers aan de activiteiten. Schaam je niet voor een relatief zware selectie. Straal juist uit: het kost je wat moeite om bij ons aan de slag te komen, omdat we vrijwilligerswerk en het werken met minderjarigen serieus nemen. Zorg er dus ook voor dat je, mocht je een vacature bij een vrijwilligersvacaturebank wegzetten, daar al aangeeft dat er gevraagd wordt om een Verklaring Omtrent Gedrag en dat alle begeleiders een gedragscode moeten ondertekenen.
Persoonlijk is altijd beter Zijn er mensen in je organisatie met een goed oog voor mensen en een goed oor voor verhalen? Laat die dan met alle potentiële vrijwilligers een gesprek hebben. Degenen die de gesprekken voeren moeten ook bereid zijn om tegen een vrijwilliger te zeggen: ‘Het spijt me, ik denk niet dat we plek voor je hebben.’ Bij voorkeur leg je tot op zekere hoogte uit waarom. Het is niet erg om te laten weten dat je het gevoel hebt dat iemand niet geschikt is om te werken met minderjarigen.
Draag uit dat iedereen hetzelfde wordt behandeld: de waarde van beleid Niet alle vrijwilligersorganisaties hebben formeel vrijwilligersbeleid. Het grote voordeel van het expliciet opschrijven van je beleid is dat je uitdraagt dat iedereen volgens dat beleid wordt behandeld. Concreet voorbeeld: in je beleid heb je staan dat er gevraagd wordt om een Verklaring Omtrent Gedrag. Die VOG is dus geen kwestie van het niet vertrouwen van een bepaald persoon, het is een afspraak die je met zijn allen hebt gemaakt.
Maak afspraken concreet: laat de gedragscode ondertekenen Tijdens één of meerdere gesprekken die je met een potentiële vrijwilliger hebt, kun je afspraken maken over werkzaamheden, beschikbaarheid en andere praktische zaken. Dit is ook het moment om concreet te worden over wat wel en niet kan in de organisatie. Een manier om een vrijwilligerscontract en een gedragscode in te kleden is bijvoorbeeld door het onderdeel te maken van een welkomstpakket. In het pakket zit informatie en misschien een klein welkomstcadeautje. De vrijwilliger krijgt het en ondertekent op dat moment de vrijwilligersovereenkomst inclusief gedragscode.
Maak bijscholing en periodieke gesprekken een onderdeel van je beleid Zo’n eerste gesprek kan nog wat theoretisch zijn, aangezien de vrijwilliger nog niet daadwerkelijk aan de gang is. Zorg daarom dat je het thema ‘seksueel misbruik voorkomen’ ook op andere momenten aan de orde stelt, bijvoorbeeld in de vorm van een thema-avond of een training. En zorg dat je periodiek de gelegenheid hebt om met vrijwilligers te praten over wat ze meemaken.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
53
54
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Bijlage 15 -Modelmeldprotocol Dit protocol beschrijft hoe je moet handelen bij situaties waarin sprake is van (vermoedens van) seksueel misbruik/ ongewenst gedrag en hoe en bij wie deze gemeld moeten worden. Het protocol biedt bescherming aan de melder/degenen die naar het protocol handelen, aan het vermoedelijke slachtoffer en aan degene die beschuldigd wordt. Het protocol geeft ook een verplichting: te handelen op de vastgelegde manier. Het protocol heeft betrekking op het contact tussen begeleiders (al diegenen die met kinderen/jongeren tot 18 jaar werken/in aanraking komen) en pupillen en op grensoverschrijdende contacten tussen pupillen onderling. Naast dit meldprotocol is er een klachten- of tuchtprocedure die in werking kan worden gezet na een melding. Ook kan melden leiden tot aangifte wanneer er sprake is van een (vermoeden) van een strafbaar feit. Verder kan melding leiden tot (voorlopige) maatregelen ten opzichte van de beschuldigde. Het bestuur is verantwoordelijk om op een zo zorgvuldig mogelijk en objectieve wijze met elke melding om te gaan. Indien nodig zal het bestuur dan ook een beroep doen op in- of externe deskundigen.
1. Wat is seksueel misbruik? Wat zegt de wet? De Nederlandse wetgeving geldt voor iedereen, dus ook voor gebeurtenissen die zich binnen dan wel buiten [naam vereniging/organisatie invullen] afspelen. In het Wetboek van Strafrecht, boek II, titel XIV ‘misdrijven tegen de zeden’ stellen diverse wetsartikelen bepaalde seksuele gedragingen strafbaar. Deze zijn ook binnen [naam vereniging/ organisatie invullen] allen van kracht. Eén wetsartikel 249 willen we hier met name noemen: “Hij die ontucht pleegt met zijn minderjarig kind, stiefkind of pleegkind, zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of een geldboete van de vierde categorie”. Een jeugdlid is aan de zorg en waakzaamheid van onze vereniging toevertrouwd. Dit artikel is dus onverminderd van kracht op al diegenen die jeugdleden begeleiden. Definitie Er bestaan vele uitingsvormen van seksueel grensoverschreidend gedrag van kinderen. Sommige gedragingen zijn door het duidelijke (strafbare) seksuele karakter niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Maar bij sommige gedragingen kunnen vloeiende overgangen bestaan tussen wat je wel en wat je niet als seksueel/ongewenst kunt typeren. Als criterium kan worden gehanteerd: of het welzijn van het kind en zijn lichamelijke en psychische integriteit in het geding zijn. Bij seksueel grensoverschreidend gedrag zijn de ‘gevoelens van het jeugdlid’ en niet de ‘gedachten of bedoelingen van de volwassene’ bepalend. En hetgeen is verwoord in de zedenparagraaf van het Wetboek van Strafrecht. Wij richten ons op de preventie van seksueel misbruik binnen onze organisatie. Een breder begrip is seksueel grensoverschrijdend gedrag. Daaronder vallen ook gedragingen die leiden tot seksueel misbruik, of het scheppen van een klimaat waarin misbruik gedijt. We hebben een gedragscode ontwikkeld die elk seksueel grensoverschrijdend gedrag buiten de orde verklaart. In het tuchtrecht, de gedragscode en andere semi-juridische documenten gebruiken we deze term. De definitie van seksueel grensoverschrijdend gedrag luidt:
Elke vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering, in verbale, non-verbale, digitale of fysieke zin, opzettelijk of onopzettelijk, die door de persoon die het ondergaat als ongewenst of gedwongen wordt ervaren; en/of plaatsvindt binnen een ongelijke machtsverhouding (volwassene-kind, hulpverlener-cliënt, leerkracht-leerling, trainer-pupil, leiding–jeugdlid, e.d.); en/of andere handelingen of gedragingen van een soortgelijke aard als die strafbaar zijn gesteld in het Wetboek van Strafrecht. Om welke gedragingen gaat het? In de gedragscode staat duidelijk verwoord welke gedragingen niet zijn toegestaan. Enkele voorbeelden: • alle seksuele contacten met kinderen tot 18 jaar; • een seksueel/erotisch geladen sfeer scheppen (ook via afbeeldingen, post, telefoon, sms, e-mail, internet); • intieme relaties tussen jeugdleden en begeleiders; • ongewenste aanrakingen. Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
55
2. Signaleringstaak medewerkers Alle medewerkers hebben een taak in het signaleren van (vermoedens van) seksueel misbruik en grensoverschrijdend gedrag. We verwachten dat zij niet alleen de grovere vormen serieus nemen, maar ook de zogenaamde ‘kleinere’ grensoverschrijdingen. Deze komen het meest voor en zijn vaak een signaal voor een klimaat waarin ernstigere vormen meer kans kunnen krijgen. Wanneer je mildere vormen van grensoverschrijdend gedrag signaleert, verwachten we dat je de betreffende perso(o)n(en) daarop aanspreekt en corrigerend optreedt.
3. Meldplicht bij (vermoedens/signalen) van seksueel misbruik Iedereen die seksueel misbruik vermoedt, of erover hoort, is verplicht dit te melden bij het bestuur (of door een door het bestuur daarvoor aangewezen persoon). Wanneer medewerkers twijfelen over de ernst of het terecht zijn van een vermoeden, geldt een consultatieplicht bij een vertrouwenspersoon die zij om advies kunnen vragen. Indien medewerkers (vermoedens van) seksueel misbruik direct uiten bij hun leidinggevende, gaat deze niet zelf tot handelen over, maar schakelt de het bestuur in. De meldplicht overstijgt alle andere belangen die in het geding zouden kunnen zijn, zoals de wens tot geheimhouding bij het slachtoffer. Het is niet aan medewerkers om aan waarheidsvinding te doen, dit kan een eventueel juridisch traject verstoren. Let wel: een melding is géén beschuldiging! Na een melding wordt zorgvuldig en objectief onderzocht wat er aan de hand is. Er is oog voor zowel de privacy en belangen van het vermoedelijke slachtoffer als die van de beschuldigde. Het bestuur laat zich desgewenst adviseren door (externe) deskundigen over verdere handelwijzen: • gesprek met beschuldigde; • informatief gesprek met de politie; • instellen calamiteitenteam; • in gang zetten meldprocedure; • aangifte bij politie; • voorlopige maatregelen t.a.v. de vermoedelijke pleger/beschuldigde; • veiligstellen en opvang van het slachtoffer; • informatie aan betrokkenen; • nazorg.
4. Voorlopige zwijgplicht na een melding Naast de meldplicht geldt een voorlopige zwijgplicht voor het bestuur, de melder en medewerkers binnen de organisatie ten opzichte van derden. Natuurlijk kunnen deze betrokkenen zich wel uiten bij de vertrouwenspersoon. Een voorlopige zwijgplicht is nodig zodat er niet meer personen bij een zaak worden betrokken dan voor een zorgvuldige behandeling noodzakelijk is. Er moet worden voorkomen dat geruchten ontstaan en iemand al bij voorbaat als ‘schuldig’ wordt bestempeld. De zwijgplicht is ook belangrijk om te zorgen dat een eventuele straf rechtelijke procedure niet wordt belemmerd.
5. Hoe te handelen bij vermoedens of feiten rond seksueel misbruik Er zijn vele signalen die op seksueel misbruik kunnen duiden, maar het belangrijkste signaal is misschien wel: ik heb het gevoel dat er iets niet klopt. Ga bij jezelf het volgende na en probeer alleen feiten te benoemen: • Wanneer begon de ongerustheid? Waardoor? Wat is er precies gebeurd? • Om welke signalen gaat het? Wanneer doen ze zich voor? • Zijn er geleidelijke of plotselinge gedragsveranderingen? Hoe lang is dit al aan de hand?
56
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Het kan ook zijn dat een jeugdlid je spontaan vertelt over het misbruik, een ouder zijn zorgen naar je uitspreekt, of dat je het zelf ter plekke constateert. DOEN • Zorg voor de veiligheid van het kind/de jongere. • Als je iemand op heterdaad betrapt: –– Laat het slachtoffer niet alleen; –– Meld het onmiddellijk aan de leidinggevende of degene die bereikbaarheidsdienst heeft voor calamiteiten;. –– Als de situatie bedreigend is: bel 112 zodat de politie kan ingrijpen; –– Laat de toestand zoveel mogelijk onaangeroerd in verband met eventueel sporenonderzoek. Bel de zedenpolitie (112), meld waarover het gaat en vraag om instructies. • Stel zo weinig mogelijk vragen. Luister en stel het kind op zijn/haar gemak. • Schrijf alles zo letterlijk en feitelijk mogelijk op, ook de vragen die je hebt gesteld. • Vertel dat je verplicht bent het verhaal aan het bestuur te melden, maar dat er geen stappen buiten medeweten van het slachtoffer om worden genomen. • Meld het vermoeden direct bij het bestuur. Bij twijfel consulteer de vertrouwenspersoon. • Verwijs de persoon desgewenst naar een vertrouwenspersoon. • Licht zo snel mogelijk de leidinggevende in over de situatie. • Blijf beschikbaar voor het kind/de jongere en blijf de normale begeleiding bieden. LATEN • Handel nooit op eigen houtje! • Hoor het vermoedelijke slachtoffer niet uit. Het uithoren van het vermoedelijke slachtoffer en/of het spreken met contactpersonen van het vermoedelijke slachtoffer kan een eventueel juridisch traject verstoren. Het is niet aan de medewerker om aan waarheidsvinding te doen! • Neem bij een vermoeden nooit zelf contact op met de vermoedelijke pleger, ook niet als het een collega is. De beste manier om het misbruik te stoppen en aan te pakken, is een objectief en een officieel onderzoek. • Denk aan de (voorlopige) zwijgplicht! • Beloof nooit geheimhouding, ook niet wanneer een slachtoffer erom vraagt.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
57
58
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Bijlage 16 - B orging van de deelname aan de registratielijst in de organisatie De gedragscode vormt de richtlijn voor de omgang van begeleiders met minderjarige deelnemers. In het tuchtreglement wordt aan het overtreden van de gedragscode sancties verbonden. Deze sancties bestaan uit het voor kortere of langere tijd registreren van personen op een registratielijst seksueel grensoverschrijdend gedrag. Vrijwilligers moeten weten dat als ze de gedragscode overtreden ze op de registratielijst komen. Dat ze dit ook daadwerkelijk weten, kan op verschillende manieren binnen de organisatie geborgd worden. Eén manier is de gedragscode en de bijbehorende sancties in de statuten en het huishoudelijk reglement opnemen. Het is niet voor alle organisaties noodzakelijk om de statuten en het huishoudelijk regelement aan te passen. Dit kan ook via een vrijwilligersovereenkomst. Uiteraard geldt voor alle organisaties dat de tekst van de gedragscode, het tuchtrecht en de deelname aan de registratielijst voor iedereen probleemloos toegankelijk en vrij beschikbaar moeten zijn. Wanneer is aanpassing van de statuten en huishoudelijke reglementen noodzakelijk? Is het doen van vrijwilligerswerk door de leden het statutaire doel van een vereniging? Dan is het statutair vastleggen van de gedragscode, het tuchtrecht en de deelname aan de registratielijst noodzakelijk. Dit geldt voor verenigingen die zich ten doel stellen vrijwilligerswerk te verrichten met inzet van de leden als vrijwilligers. Kenmerkend bij dit soort verenigingen is dat iemand lid moet worden om vrijwilligerswerk te kunnen doen. Als een dergelijke vereniging kwaliteitseisen aan toetredende leden wil stellen (bijvoorbeeld niet op de registratielijst staan en bereid zijn zich te onderwerpen aan de gedragscode en tuchtrecht), dan moet dat statutair zijn geregeld. Ook moet in de statuten zijn vastgelegd wanneer welke sancties van toepassing zijn. Wanneer via vrijwilligersovereenkomst? Voor organisaties waar het vrijwilligerswerk niet gekoppeld is aan het lidmaatschap, is een statutaire regeling niet nodig. Bij deze stichtingen en verenigingen is het doen van vrijwilligerswerk zelf geen statutaire doelstelling. Stichtingen hebben geen leden en kunnen volstaan met het sluiten van een overeenkomst met de vrijwilligers. Hetzelfde geldt ook voor verenigingen die activiteiten voor de leden aanbieden met de hulp van vrijwilligers. In deze vrijwilligersovereenkomst staat naast de gebruikelijke onderwerpen dat de vrijwilliger de gedragscode moet naleven, dat bij overtreding het tuchtrecht van toepassing is en dat bij het opleggen van bepaalde sancties zal worden overgegaan tot opzegging van de overeenkomst en plaatsing op de lijst. Voorbeeldtekst statutenwijziging en aanpassing huishoudelijk reglement. Op de plaats in de statuten waar staat aangegeven wat de verplichtingen zijn van de leden of vrijwilligers van de organisatie, kan worden aangegeven welk handelen of nalaten gesanctioneerd kan worden. Daar kan verwezen worden naar de definitie van seksueel grensoverschrijdend gedrag en de gedragscode. Aan de al genoemde verplichtingen kan het volgende stukje tekst worden toegevoegd:
‘De leden (of vrijwilligers) zijn verplicht de gedragscode ter preventie van seksueel grensoverschrijdend gedrag met minderjarigen in het vrijwilligerswerk na te leven. Niet naleven ervan kan aanleiding zijn tot het opleggen van sancties. Het bestuur hanteert hierbij de in de statuten/huishoudelijke reglement genoemde algemene definitie seksueel grensoverschrijdend gedrag en de gedragscode voor vrijwilligers. De procedure voor het opleggen van sancties zal gebeuren conform de regels van het tuchtreglement vrijwilligerswerk, waarvan de uitvoering in handen is van een daarvoor, door de algemene ledenvergadering of bevoegd gezag ingestelde tuchtcommissie seksueel grensoverschrijdend gedrag. De algemene definitie seksueel grensoverschrijdend gedrag luidt: ’Elke vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering, in verbale, non-verbale of fysieke zin, opzettelijk of onopzettelijk, die door de persoon die het ondergaat als ongewenst of gedwongen wordt ervaren; en /of plaatsvindt binnen een ongelijke machtsverhouding (volwasseneminderjarige, hulpverlener-cliënt, leerkracht-leerling, trainer-pupil, leiding-jeugdlid, e.d.); en /of andere handelingen of gedragingen die strafbaar zijn volgens het Wetboek van Strafrecht.’
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
59
Een andere mogelijkheid is de verwijzing naar de definitie en gedragscode te plaatsen onder een algemene bepaling over welk handelen of nalaten strafbaar is gesteld. Dat kan als volgt:
‘In het algemeen is strafbaar gesteld elk handelen of nalaten dat de vrijwilligersorganisatie kan schaden doordat het in strijd is met de wet, de statuten en reglementen van de organisatie, de besluiten van (een van) haar organen, alsmede de gedragscode seksueel misbruik minderjarigen in het vrijwilligerswerk.’ In het huishoudelijk reglement komt te staan hoe de organisatie in de praktijk omgaat met seksueel misbruik; wie doet wat? Je kunt daarin verwijzen naar het meldprotocol. Aangezien iedere organisatie eigen keuzes maakt over waar te melden, wie als vertrouwensadviseur geldt en dergelijke, zal de tekst hierover in elk huishoudelijk reglement anders zijn. Voorbeeld tekst vrijwilligersovereenkomst In een vrijwilligersovereenkomst staan de rechten en plichten van vrijwilligers artikelsgewijs. Voeg in de overeenkomst aan de plichten een apart artikel toe waarin de vrijwilliger verplicht is zich aan de gedragscode te houden, dat bij overtreding het tuchtrecht van toepassing is en dat bij het opleggen van bepaalde sancties de overeenkomst wordt opgezegd en tot plaatsing op de lijst wordt overgegaan. De voorbeeldtekst is:
‘De vrijwilliger is verplicht de gedragscode na te leven. Niet naleven ervan kan aanleiding zijn tot het opleggen van sancties aan de overtreder. Het bevoegd gezag hanteert hierbij de gedragscode voor vrijwilligers en de daarin vermelde definitie van grensoverschrijdend gedrag. De procedure van het opleggen van sancties zal gebeuren volgens de regels van het tuchtreglement vrijwilligerswerk, waarvan de uitvoering in handen is van een daarvoor, door de Algemene ledenvergadering of bevoegd gezag, ingestelde tuchtcommissie seksueel grensoverschrijdend gedrag. Om zeker te zijn dat vrijwilligers bekend zijn met de gedragscode en de gevolgen van het overtreden van de gedragscode, kunnen organisaties vrijwilligers verplichten de gedragscode te ondertekenen. Wanneer een organisaties niet standaard een overeenkomst met de vrijwilligers sluit, is het ondertekenen van de gedragscode een verplichting voor deelname aan de registratielijst.
60
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Bronnen • NIVON, Wat te doen bij (vermoedens van) ongewenste intimiteiten – handleiding voor begeleiders (2008). • NOC*NSF, Preventie van seksuele intimidatie in de sport – brochure voor trainers en coaches (Arnhem, augustus 2005). • NOC*NSF, Preventie van seksuele intimidatie in de sport – brochure voor ouders (Arnhem, augustus 2005). • Scouting Nederland, Protocol ongewenst gedrag (2005).
Het meldprotocol is te vinden [digitale of fysieke locatie invullen].
Contactgegevens Contactpersoon bestuur: [naam en telefoonnummer] Vertrouwenspersoon of adviseur sociale veiligheid: [naam en bereikbaarheidsgegevens]
Veiligheid van kinderen en jongeren binnen de vereniging
[Invullen: naam organisatie] organiseert al jaren activiteiten voor jongeren. Plezier van het kind staat centraal. De begeleiders, veelal vrijwilligers, zetten zich iedere keer weer in om leuke en uitdagende activiteiten te organiseren. Hierbij vinden we het belangrijk dat minderjarigen veilig zijn binnen onze vereniging. Dit betekent niet alleen dat we zorgen voor veilige (speel)toestellen, maar ook dat we ernaar streven dat kinderen en jongeren zich bij ons prettig en veilig voelen en met plezier onze organisatie bezoeken. Daar hoort bij dat kinderen soms getroost moeten worden of dat begeleiders met jongeren stoeien. Met andere woorden: lichamelijk contact is in bepaalde gevallen wenselijk. Maar er zijn ook situaties voorstelbaar waarin grenzen worden overschreden en het contact overgaat in ongewenst gedrag of zelfs seksueel misbruik. Deze situaties willen wij voorkomen. Ongewenst gedrag en seksueel misbruik worden niet getolereerd. [Naam organisatie] is een plek waar kinderen en jongeren niet alleen voor de activiteiten komen, maar ook voor gezelligheid, aandacht en plezier. En dat moet zo blijven! [Naam organisatie] wil een veilige omgeving waarborgen door aandacht te hebben voor een open en positieve atmosfeer en door duidelijke afspraken over omgangsvormen te maken. Dit is belangrijk omdat ongewenste omgangsvormen daardoor minder kans krijgen, sneller bespreekbaar zijn en kunnen worden aangepakt als ze toch de kop opsteken. Een van die ongewenste omgangsvormen is seksueel misbruik. Wij willen kinderen hier zoveel mogelijk tegen beschermen. Daarom vragen wij nieuwe medewerkers een VOG (Verklaring Omtrent Gedrag) te overleggen. Hiermee wordt nagegaan of ze ooit betrokken zijn geweest bij een zedenmisdrijf. Ook hebben wij een gedragscode voor medewerkers die met kinderen werken. In deze gedragscode is vastgelegd waar grenzen liggen in het contact tussen medewerkers en kinderen. Maar wij willen onze ogen niet sluiten voor het feit dat seksueel misbruik overal voorkomt waar mensen samenkomen. Ondanks preventieve maatregelen kan het ook binnen onze vereniging plaatsvinden. Daarom heeft het bestuur stappenplannen klaarliggen hoe te handelen na een melding van (een vermoeden van) seksueel misbruik. [Optioneel en indien aanwezig: Ook hebben wij een vertrouwenspersoon aangesteld, hebben wij een meldprotocol waarin staat beschreven dat en hoe (vermoedens van) misbruik moeten worden gemeld en leggen we bij geconstateerd misbruik sancties op aan plegers middels het tuchtrecht.]
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Wat is seksueel grensoverschrijdend gedrag
In deze brochure lees je er meer over. Ook kun je zien welke taken jij als begeleider hebt bij het creëren van een veilig klimaat en het voorkomen, signaleren en melden van ongewenste omgangsvormen en seksueel misbruik.
1
Definitie Wij richten ons op de preventie van seksueel misbruik binnen onze organisatie. Een breder begrip is seksueel grensoverschrijdend gedrag. Daaronder vallen ook gedragingen die leiden tot seksueel misbruik, of het scheppen van een klimaat waarin misbruik gedijt. We hebben een gedragscode ontwikkeld die elk seksueel grensoverschrijdend gedrag buiten de orde verklaart. In het tuchtrecht, de gedragscode en andere semi-juridische documenten gebruiken we deze term. De definitie van seksueel grensoverschrijdend gedrag luidt:
‘Elke vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering, in verbale, non-verbale of fysieke zin, opzettelijk of onopzettelijk, die door de persoon die het ondergaat als ongewenst of gedwongen wordt ervaren; en/of plaatsvindt binnen een ongelijke machtsverhouding (volwassene-minderjarige, hulpverlener-cliënt, leerkracht-leerling, trainer-pupil, leidingjeugdlid, e.d.); en/of andere handelingen of gedragingen van een soortgelijke aard als die strafbaar zijn in het Wetboek van Strafrecht.
Het eerste deel van de definitie maakt duidelijk dat de gevoelens van het slachtoffer bepalend zijn en niet de gedachten of bedoelingen van de pleger. Het slachtoffer bepaalt de grenzen van ‘gewenst’ en ‘ongewenst’, en die kunnen verschillen per persoon. Het tweede deel van de definitie draait om het misbruik maken van een ongelijke machtspositie op grond van bijvoorbeeld leeftijd, sekse, positie, getal of fysieke kracht.
Tot slot: iedere vorm van seksuele toenadering tot jeugdigen beneden de 16 jaar is verboden (Wetboek van Strafrecht: artikel 244, 245, 247, 248a, 249). Daarnaast is het strafbaar om afbeeldingen te maken van seksuele gedragingen van iemand die nog geen 18 jaar is (Wetboek van Strafrecht: artikel 240b).
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Natuurlijk laten de omgang tussen mensen en het lichamelijk contact tussen begeleider en kinderen/jongeren zich niet tot in detail regelen. Lichamelijk contact kan functioneel zijn, en een aai over de bol kan motiverend en prettig zijn. Op aanrakingen en het geven van complimentjes mag geen taboe bestaan. Het gaat erom de grens naar misbruik niet te overschrijden. Om daarover helderheid te scheppen, hebben we omgangsregels en een gedragscode opgesteld.
14.
13.
10. 11. 12.
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Ik accepteer en respecteer de ander zoals hij is en discrimineer niet. Iedereen telt mee binnen de vereniging. Ik houd rekening met de grenzen die de ander aangeeft. Ik val de ander niet lastig. Ik berokken de ander geen schade. Ik maak op geen enkele wijze misbruik van mijn machtspositie. Ik scheld niet en maak geen gemene grappen of opmerkingen over anderen. Ik negeer de ander niet. Ik doe niet mee aan pesten, uitlachen of roddelen. Ik vecht niet, ik gebruik geen geweld, ik bedreig de ander niet, ik neem geen wapens mee. Ik kom niet ongewenst te dichtbij en raak de ander niet tegen zijn of haar wil aan. Ik geef de ander geen ongewenste seksueel getinte aandacht. Ik stel geen ongepaste vragen en maak geen ongewenste opmerkingen over iemands persoonlijk leven of uiterlijk. Als iemand mij hindert of lastigvalt, dan vraag ik hem/haar hiermee te stoppen. Als dat niet helpt vraag ik een ander om hulp. Ik help anderen om zich ook aan deze afspraken te houden en spreek degene die zich daar niet aan houdt op aan. Zo nodig meld ik dat laatste bij het bestuur.
1.
Omgangsvormen en omgangsregels
Wees je als begeleider bewust van situaties die het plezier in de activiteit en de veiligheid ernstig kunnen bedreigen. Ongewenste omgangsvormen en seksueel misbruik vormen zo’n bedreiging. Ze komen voor op alle plekken waar mensen samenkomen. Het kan dus ook binnen onze vereniging voorkomen. Het is belangrijk dat je als begeleider de grenzen van kinderen/jongeren respecteert en hen ondersteunt bij het stellen van grenzen naar anderen. En dat je alert bent op signalen die zouden kunnen wijzen op ongewenste omgangsvormen of seksueel misbruik. Neem je verantwoordelijkheid als je iets signaleert!
3
Van iedereen die onze vereniging bezoekt, verwachten wij dat hij/zij zich aan de omgangsregels houdt die hieronder zijn opgeschreven. Wie dat doet, is welkom. Wij vinden afspraken over de manier van omgaan met elkaar belangrijk, omdat iedereen zich prettig en veilig moet kunnen voelen. Dit kan alleen als je elkaar in waarde laat en met respect behandelt. Dit betekent dat wij in onze vereniging alle vormen van ongelijkwaardige behandeling, zoals pesten, machtsmisbruik of (het aanzetten tot) discriminerende/seksistische/seksueel intimiderende gedragingen of opmerkingen, ontoelaatbaar vinden. Niet alle zaken die anderen kunnen kwetsen, kunnen we in regels verwoorden. Dan zouden het er veel te veel worden. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat zaken die niet genoemd worden maar wel grensoverschrijdend zijn, wél toelaatbaar zijn.
Verantwoordelijkheden begeleider
Als begeleider of trainer heb je een belangrijke functie. Je werkt met kinderen en jongeren die nog volop in ontwikkeling zijn. Je hebt samen een doel: [beschrijving activiteit van de organisatie]. Maar als begeleider van kinderen/jongeren heb je ook nog een andere taak. Je bent (mede) verantwoordelijk voor hun veiligheid en welzijn binnen de vereniging. Je wilt dat ze plezier beleven aan hun activiteiten, dat er een goede sfeer is en dat ze zich op hun gemak voelen. Ook ouders vinden dit belangrijk! Streef ernaar om een open en vertrouwelijke sfeer te creëren waarin iedereen respectvol met elkaar omgaat en waarin iedereen elkaar durft aan te spreken op gedrag. Als begeleider vervul je een belangrijke voorbeeldfunctie. Laat kinderen en jongeren zien welk gedrag gewenst is en spreek anderen aan wanneer zij een grens overschrijden.
2
4 Gedragscode
De gedragscode geldt voor iedereen binnen de organisatie die met kinderen werkt, zoals [noem een aantal voorbeelden van functies in de organisatie]. Wij vragen hen de gedragscode te ondertekenen. Hiermee verklaren zij de gedragscode te kennen en niet tegen de gedragscode in te zullen handelen. De gedragscode is gemaakt om de risico’s op ongewenst gedrag in de relatie tussen kinderen/jongeren en hun begeleider/trainer te verkleinen. De code bevat voorschriften voor het handelen van de laatsten. De richtlijnen in de gedragscode fungeren ook als toetssteen voor het gedrag van begeleiders en kinderen in concrete situaties en nodigen uit tot nadenken en discussiëren over het eigen handelen en dat van anderen in de vereniging. De gedragscode luidt als volgt: 1. De begeleider moet zorgen voor een omgeving en een sfeer waarbinnen de pupil zich veilig en gerespecteerd voelt. 2. De begeleider onthoudt zich ervan de pupil te bejegenen op een wijze die de pupil in zijn waardigheid aantast. 3. De begeleider dringt niet verder door in het privéleven van de pupil dan functioneel noodzakelijk is. De begeleider ontvangt de pupil niet bij hem of haar thuis. 4. De begeleider onthoudt zich van elke vorm van seksuele benadering en misbruik ten opzichte van de pupil. Alle seksuele handelingen, contacten en relaties tussen begeleider en pupil tot 16 jaar zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel misbruik. 5. De begeleider mag de pupil niet op zodanige wijze aanraken, dat deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard ervaren zal worden. 6. De begeleider zal tijdens trainingsdagen, kampen, reizen, uitjes en dergelijke zeer terughoudend en met respect omgaan met pupillen en de ruimtes waarin zij zich bevinden, zoals de kleedkamer of hotelkamer. 7. De begeleider heeft de plicht de pupil naar vermogen te beschermen tegen vormen van ongelijkwaardige behandeling en seksueel misbruik en zal er actief op toezien dat de gedragscode door iedereen die bij de pupil is betrokken, wordt nageleefd.
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Wat zijn risicofactoren?
8. Indien de begeleider gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met deze gedragscode en bij vermoedens van seksueel misbruik, is hij verplicht hiervan melding te maken bij de daarvoor door het bestuur aangewezen personen. 9. De begeleider krijgt of geeft geen (im)materiële vergoedingen die niet in de rede zijn. 10. In die gevallen waar de gedragscode niet (direct) voorziet, of bij twijfel over de toelaatbaarheid van bepaalde gedragingen ligt het binnen de verantwoordelijkheid van de begeleider in de geest van de gedragscode te handelen en zo nodig daarover in contact te treden met een door het bestuur aangewezen persoon.
5
Je bent als trainer/coach of begeleider in een positie om seksuele intimidatie bespreekbaar te maken, te signaleren en te voorkomen. Je bewust zijn van de hierna genoemde risicofactoren is daarbij de eerste en belangrijkste stap.
Afhankelijkheid Relaties met kinderen/jongeren zijn vaak hecht, zeker als een begeleider en kind/ jongere grote (sportieve) ambities delen en (dus) veel tijd met elkaar doorbrengen. Als begeleider is het zaak je te realiseren dat er risico’s kleven aan dergelijke afhankelijkheidsrelaties. Aan seksueel misbruik van kinderen/jongeren gaat nagenoeg altijd een extreme afhankelijkheidsrelatie vooraf. Bewaar als begeleider daarom altijd een professionele afstand. Als je een individueel kind/jongere intensief begeleidt, dan doe je er goed aan ook anderen (ouders, trainers) bij de activiteiten met je pupil te betrekken.
Machtsverschillen Seksueel misbruik komt vooral voort uit machtsverschillen. Ook in onze vereniging bestaan er machtsverschillen. Die vloeien onder meer voort uit leeftijd (volwassene tegenover kind/jongere), positie (begeleider tegenover kind/jongere) of getal (groep tegenover kind). Daarom besteden we extra aandacht aan het maken van afspraken over hoe je binnen de vereniging met elkaar en kinderen/jongeren omgaat.
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Voorbeelden van grensoverschrijdend gedrag • Een begeleider vraagt geheimhouding aan kind buiten spelverband. • Zonder overleg zondert een begeleider zich af met één of een paar kinderen. • Zonder overleg slaapt een begeleider niet in de begeleiderstent/-kamer. • Een begeleider heeft een intieme brief of kaart geschreven aan een kind. • Een begeleider gaat in op avances van verliefde tiener.
Ambitieuze kinderen Sommige kinderen zijn ambitieus. Vooral in de sport zijn er kinderen die dolgraag hun talenten willen ontwikkelen. Dit kan de afhankelijkheid van degene die hen begeleidt/ coacht nog sterker maken. Het stellen van eigen grenzen is dan nog lastiger, omdat er meer op het spel staat en dus meer te verliezen valt.
Kwetsbare kinderen Bepaalde kinderen of jongeren zijn extra kwetsbaar zijn als het gaat om seksueel misbruik. Plegers kiezen vaak een slachtoffer uit dat niet al te sterk in de schoenen staat, of weinig steun van anderen heeft. Kinderen/jongeren die ‘anders’ zijn, bijvoorbeeld vanwege hun afkomst, seksuele geaardheid of handicap, vormen een kwetsbare groep. Maar ook kinderen/jongeren zonder extra kwetsbaarheid lopen meer risico slachtoffer te worden dan volwassenen. Door het leeftijdsverschil kan de pleger (onbewust) veel invloed uitoefenen. Kinderen weten bovendien meestal nog weinig over seksualiteit; ze herkennen seksueel gedrag niet snel als misbruik en weten niet hoe ze hun grenzen kunnen aangeven.
Gevolgen seksueel misbruik
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Gevolgen voor de vereniging Naast het slachtoffer en de beschuldigde ondervindt ook de vereniging gevolgen van seksueel misbruik. Het kan het plezier in activiteiten bederven en de (sportieve) prestaties doen verminderen. Ook kan het leden kosten.
Gevolgen voor begeleiders Als begeleider kun je ernstige schade oplopen wanneer je betrokken raakt bij seksueel misbruik. Iemand die zich schuldig maakt aan seksueel misbruik ondervindt de jarenlange gevolgen van de beschuldiging en mogelijke rechtsvervolging. Ook in het geval waarbij er geen opzet in het spel is, zijn de gevolgen van een beschuldiging zeer ingrijpend.
Gevolgen voor de slachtoffers Slachtoffers kunnen alle plezier verliezen in de activiteit die ze bij onze vereniging hebben. Bij ernstig misbruik kunnen ze hun leven lang last houden van psychische en fysieke problemen. De gevolgen zijn vaak al op korte termijn voelbaar, maar komen soms pas jaren na het misbruik aan de oppervlakte.
De schade die seksueel misbruik aanricht, is groot.
6
7
‘Mag ik ze dan geen aai meer over hun bol geven?’ Het bepalen van grenzen
Veel grenzen in het contact tussen medewerkers en pupillen in de vereniging zijn niet eenduidig. Het ene kind wil even op schoot zitten als het troost zoekt, het andere kind heeft behoefte aan een aai over de bol en weer een ander kind vindt het niet prettig om aangeraakt te worden. Dit betekent dat nooit eenduidige grenzen kunnen worden afgesproken die voor alle kinderen en in alle situaties gelden. Voor veel kinderen is nabijheid en lichamelijk contact een voorwaarde om te groeien. Aanrakingen en het geven van complimentjes moeten in de vereniging dus geen taboe worden! Meelevende, bemoedigende of troostende aanrakingen door een begeleider als uitingen van emoties zijn geen probleem. Waar het om gaat is dat je steeds zorgvuldig bent: niet elk kind of elke jongeren stelt dergelijke aanrakingen op prijs.
Signalen
• Het belang van het kind staat altijd voorop. • Alles moet in het openbaar kunnen plaatsvinden. • Er worden geen kinderen voorgetrokken. • Alles gebeurt zo veel mogelijk met twee begeleiders. • Voor een kind hoort een ander kind het beste maatje te zijn en voor een begeleider een andere begeleider.
8
Kinderen kunnen signalen laten zien als ze te maken hebben met ongewenst gedrag of seksueel misbruik. Als een kind wordt lastiggevallen, heeft dat vaak gevolgen voor zijn of haar enthousiasme en plezier. Gedragsveranderingen op dit gebied kunnen onschuldig zijn en gewoon een tijdelijk ‘dipje’ in de gemoedstoestand betreffen, maar net zo goed een signaal zijn dat er iets aan de hand is. Soms vertellen kinderen zelf dat er iets gebeurt dat ze niet prettig vinden. Andere kinderen geven weer signalen via lichamelijke klachten. Het is van belang dat je dergelijke signalen altijd serieus neemt.
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Vragen, twijfels? Blijf niet zitten met vragen of twijfels! Als je bijvoorbeeld naar aanleiding van het gedrag van een kind vragen hebt waarop je geen antwoord weet, neem dan contact op met [naam van aangewezen persoon binnen de organisatie]. Je krijgt dan informatie en advies over de mogelijkheden om tot een goede aanpak te komen.
Wat kun je nog meer doen?
Signalen of vermoedens van seksueel misbruik? Heb je vermoedens dat een van de kinderen/jongeren die aan jouw zorg zijn toevertrouwd seksueel wordt misbruikt? Handel volgens het meldprotocol en meld je vermoeden zo spoedig mogelijk bij [naam van aangewezen persoon binnen de organisatie, vertrouwenspersoon of adviseur sociale veiligheid indien aanwezig). Die bekijkt in samenspraak met jou wat er mogelijk aan de hand kan zijn en welke stappen kunnen worden ondernomen: veiligstellen kind, gesprek, klacht indienen, informatief gesprek met de politie, etc.
9
Als begeleider kun je veel doen om seksueel misbruik te voorkomen. Ten eerste is het belangrijk dat je de ‘risico’s van het vak’ kent en dat je je verantwoordelijkheden als begeleider serieus neemt.
Sta eens stil bij de relatie die je met kinderen/jongeren hebt: hoe je omgaat met fysiek contact en met privacy (kleedkamer), in welke mate je je mengt in het privéleven, enz. Vraag aan de kinderen/jongeren die jij begeleidt wat zij als intimiderend of ongewenst gedrag beschouwen. Vertel dat zij grenzen mogen hebben en informeer hen over ons beleid.
Peil ook eens bij collega’s hoe zij hierover denken en spreek elkaar aan bij twijfels. Draag bij aan een open cultuur binnen onze vereniging, maak het onderwerp bespreekbaar en zet het eens op de agenda. Dit draagt ertoe bij dat iedereen eerder zal durven te praten over omgangsvormen, grensoverschrijdend gedrag en seksueel misbruik.
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Bijlage 18a - Blauwdruk tuchtrecht vrijwilligerswerk1 Inleiding Het ontwikkelen van een tuchtreglement voor één bepaalde organisatie is geen eenvoudige, maar wel een haalbare onderneming die tot een werkbaar en eenduidig reglement kan leiden. Moet het reglement echter toepasbaar zijn voor meerdere organisaties die sterk van elkaar verschillen, dan moet naast de gebruikelijke inhoud van een tuchtreglement ook deze diversiteit van organisatievormen worden meegewogen in de ontwikkeling van het tuchtreglement. Een in ‘beton gegoten’ tuchtreglement is dan niet gewenst. De oplossing kan dan juist liggen in een flexibel, algemener geformuleerd tuchtreglement, waar iedere organisatie zich in kan vinden. Het gevaar hiervan is een verlies aan eenduidige toepassing van de opgenomen artikelen. Er ontstaat bij zo’n flexibel tuchtreglement namelijk een zekere mate van willekeur of rechtsongelijkheid in de tuchtrechtspraak en dit staat op gespannen voet met het streven naar het komen tot een gemeenschappelijk registratiesysteem. Wil het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP), het toetsende orgaan in deze, namelijk een gezamenlijk registratiesysteem voor het vrijwilligerswerk goedkeuren, dan stelt men juist eisen op het gebied van inhoudelijke en procedurele eenduidigheid. Het resultaat van een korte inventarisatieronde onder een aantal organisaties die met vrijwilligers werkt, benadrukt nog eens de noodzaak van een zo algemeen mogelijk geformuleerd tuchtreglement. Dit komt met name door de diversiteit van organisatievormen (of de mate waarin men überhaupt georganiseerd is) en het al dan niet aanwezig zijn van professionaliteit om een tuchtreglement en bijkomende zaken (gedragscode, sanctiesysteem, tuchtcommissie, vertrouwenscontactpersonen, etc.) de juiste rol te laten spelen in beleid rondom seksueel misbruik. Gezien de CBP-eisen en de bestaande diversiteit van deelnemende organisaties, stellen we de volgende benaderingswijze voor. We maken onderscheid tussen datgene wat het CBP nadrukkelijk eist op het gebied van eenduidigheid/gelijkvormigheid enerzijds en hetgeen zij aan variaties accepteert anderzijds. De nadrukkelijke eisen moeten dan ook in elk tuchtreglement onverkort zijn opgenomen, terwijl we daarnaast de ruimte die het CBP laat voor eigen invulling benutten om het tuchtreglement zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de behoeften en kenmerken van de betreffende organisatie zelf. Er ontstaat daardoor een verplicht deel en een vrij in te vullen deel voor elk tuchtreglement. Deze opzet leidt tot wat wij de ’blauwdruk tuchtreglement’ hebben genoemd. Het bestaat uit een aantal uitgangspunten dat hieronder is verwoord. Een deel van die uitgangspunten is verplicht voor elk tuchtreglement (zie Uitgangspunten onder 1) het andere deel kan zelf worden ingevuld (zie Uitgangspunten onder 2). Op basis hiervan kan elke organisatie haar eigen tuchtreglement opstellen, waarin de eisen van het CBP én de eigen kenmerken zijn verwerkt. Bijlage 19 bevat een model tuchtreglement dat als voorbeeld dient van een dergelijk ingevuld tuchtreglement. Dit model tuchtreglement kan door iedere organisatie worden gehanteerd, maar dat ben je niet verplicht. Je hebt de vrijheid tot het ontwikkelen van een eigen tuchtreglement, maar dan ben je daarbij gebonden aan de verplichte onderdelen en formuleringen waarop we hierna nader ingaan. Onder het kopje Reikwijdte wordt de reikwijdte van het tuchtreglement besproken en het de laatste alinea gaat kort in op de mogelijkheid voor een organisatie haar tuchtrechtspraak uit te besteden aan een andere rechtspersoon.
Uitgangspunten Een tuchtreglement dient ter uniformering van een aantal procedurele stappen en inhoudelijke beslissingen ten aanzien van vormen van seksueel misbruik die in een organisatie plaatsvinden. Omdat de deelnemende organisaties samen een registratiesysteem gaan hanteren, moeten op een aantal aspecten de verschillende tuchtreglementen seksueel misbruik eenduidig zijn geformuleerd, waardoor een gezamenlijke basis ontstaat voor de behandeling van zaken betreffende seksueel misbruik. Naast dit streven naar uniformering en eenduidigheid zullen de organisaties binnen omschreven grenzen onderdelen van hun tuchtreglement zelf van uitleg en specificaties mogen voorzien.
1 Drs. P. Moget en Drs. M. Weber (NOC*NSF)
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
67
1. Verplicht voor elk tuchtreglement De volgende procedurele stappen en/of inhoudelijke normen, moeten op één en dezelfde manier worden uitgelegd en toegepast: 1. de definitie van seksueel misbruik; 2. de gedragscode voor begeleiders; 3. de tuchtrechtelijke behandeling van een klacht inzake seksueel misbruik; 4. het sanctiesysteem; 5. uitvoering meldplicht van sancties aan de beheerder van het registratiesysteem; 6. verplichting uitvoering en handhaving sanctie; 7. samenstelling tuchtcommissie en commissie van beroep. Ad 1: de definitie van seksueel misbruik, zoals deze moet luiden voor elk tuchtreglement. De gehanteerde definitie van seksueel misbruik geldt voor alle participerende organisaties. De definitie van seksueel grensoverschrijdend gedrag is: elke vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering, in verbale, non-verbale of fysieke zin, opzettelijk of onopzettelijk, die door de persoon die het ondergaat als ongewenst of gedwongen wordt ervaren; en/of plaatsvindt binnen een ongelijke machtsverhouding (volwassene-kind, hulpverlener-cliënt, leerkracht-leerling, trainer-pupil, leiding-jeugdlid, e.d.); en/of andere handelingen of gedragingen die genoemd worden in de Zedenparagraaf (Titel XIV: Misdrijven tegen de zeden) van het Wetboek van Strafrecht (W.v.Sr.). Met name staat hierin centraal hoe het slachtoffer het gedrag van de pleger ervaart. Dit is een onvervreemdbaar element in deze definitie. Van belang bij het beoordelen of het bij een bepaald gedrag om seksueel misbruik gaat is niet of het de intentie van de pleger was, maar hoe degene die het gedrag moet ondergaan dit heeft ervaren. Ook is de opvatting, dat alle overtredingen uit de Zedenparagraaf van het Wetboek van Strafrecht vallen onder de definitie van seksueel misbruik, een onvervreemdbaar element in de definitie van seksueel misbruik. Zie voor definitie seksueel misbruik art.1.s, model tuchtreglement seksueel misbruik. Ad 2: de gedragscode voor begeleiders zoals deze moet luiden voor elk tuchtreglement. De gedragscode voor begeleiders moet worden toegepast op alle personen die als begeleider van pupillen kunnen worden aangemerkt. Van het begrip “Begeleider” wordt een niet-limitatieve opsomming gegeven. In feite is de gedragscode voor begeleiders een specificatie van de definitie seksueel misbruik. De gedragscode voor begeleiders is ontwikkeld omdat juist de relatie begeleider-pupil kwetsbaar is vanwege onder andere de afhankelijkheid en de machtsongelijkheid. Dit noodzaakt extra waarborgen om de veiligheid van de pupil te realiseren. Deze waarborgen zijn beschreven in termen van geboden en verboden voor begeleiders. De toepassing en handhaving ervan is voor alle participerende organisaties een verplichting. Zie voor gedragscode begeleiders art. 4, model tuchtreglement seksueel misbruik. Ad 3: de tuchtrechtelijke behandeling van een aangifte over seksueel misbruik zoals deze beschreven dient te worden in elk tuchtreglement. Een tuchtrechtelijke behandeling van een aangifte over gedrag dat als seksueel misbruik wordt ervaren, geschiedt altijd op de in het vigerende tuchtreglement beschreven wijze. Sancties of maatregelen tegen plegers die buiten het tuchtreglement tot stand komen, missen daarmee de rechtsgrond om de betrokkene op te nemen in het registratiesysteem. Om een deugdelijke procesgang te garanderen voor alle partijen, behoren in een tuchtreglement de volgende onderwerpen en processtappen te zijn geregeld: • begripsbepalingen; • definitie seksueel misbruik, inclusief zedenparagraaf Wetboek van Strafrecht; • gedragscode begeleiders; • wat men verstaat onder een overtreding en wanneer deze strafbaar is; • termijnen, de gehele procedure mag met het oog op de redelijkheid niet meer dan drie maanden in beslag nemen (bij voorkeur sneller); • procedure van het doen van een aangifte bij de tuchtcommissie; • communicatie met beklaagde omtrent de aangifte; • beschrijving hoe de aangifte wordt behandeld; • (indien van toepassing) wijze van vooronderzoek; • beschrijving van de mondelinge behandeling tijdens een zitting van de tuchtcommissie; • rol van getuigen en deskundigen tijdens een zitting van de tuchtcommissie; • mogelijkheid tot ondersteuning van partijen door raadslieden; • beschrijving op te leggen straffen; • wijze van uitspraak doen door de tuchtcommissie; 68
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
• beroepmogelijkheid tegen uitspraak tuchtcommissie; • tenuitvoerlegging en handhaving sanctie; • registratie sanctie in het registratiesysteem; • samenstelling en wijze van benoemen en ontslaan leden tuchtcommissie en commissie van beroep; • beschrijving bevoegdheden tuchtcommissie en commissie van beroep; • wijze van vaststelling en wijzigen tuchtreglement. Zie voor formulering van deze processtappen de bijbehorende artikelen van het model tuchtreglement. Ad 4: het sanctiesysteem dat in elk tuchtreglement moet worden opgenomen. Een tuchtreglement maakt gebruik van een sanctiesysteem dat voor alle participerende organisaties op dezelfde wijze geldt. Dit sanctiesysteem heeft tot doel het herstellen van de sociale veiligheid van en rondom een slachtoffer van seksueel misbruik, alsmede van de activiteitenomgeving waarin zich het incident m.b.t. seksueel misbruik heeft voorgedaan. Het sanctiesysteem is dus geen middel voor het straffen van plegers van seksueel misbruik, zoals het Wetboek van Strafrecht dat beoogt, maar een middel tot herstel van veiligheid. Gebruikmaking van het geformuleerde sanctiesysteem is een voorwaarde voor een legitieme uitspraak van de tuchtcommissie. Andere sancties dan die erin beschreven staan, mogen dan ook niet worden toegepast. Evenals in het Strafrecht, zijn met betrekking tot de concrete sancties alleen maximum periodes genoemd. Dit geeft de tuchtcommissie de mogelijkheid om naar bevind van zaken een passende sanctie en sanctieperiode vast te stellen, waarbij men alleen is gehouden aan een maximum. Zie voor sanctiesysteem art. 18, 19 & 20, model tuchtreglement seksueel misbruik. Ad 5: uitvoering meldplicht van sancties aan de beheerder van het registratiesysteem. Door gebruikmaking van een uniform tuchtreglement hebben de participerende organisaties de mogelijkheid om een gezamenlijk registratiesysteem te voeren. Alle tuchtrechtelijke sancties die tot stand zijn gekomen door juiste toepassing van een uniform tuchtreglement, zijn geschikt om in het registratiesysteem te worden opgenomen. Op deze manier wordt een bijdrage geleverd aan de sociale en fysieke veiligheid van personen die gebruik maken van diensten of participeren aan activiteiten van de organisaties. De veiligheid zal echter een schijnveiligheid blijken indien we elkaar niet verplichten alle door de tuchtcommissies opgelegde sancties te melden aan de beheerder van het registratiesysteem. Deze verplichting moet dan ook worden opgenomen in elk tuchtreglement. Zie voor uitvoering meldplicht art. 21, model tuchtreglement seksueel misbruik. Ad 6: verplichte uitvoering en handhaving sanctie. Om ervoor te zorgen dat de door de tuchtcommissies of commissie van beroep opgelegde sancties ook daadwerkelijk worden uitgevoerd, dient in elk tuchtreglement te worden opgenomen dat de organisatie de uitspraken van de tuchtcommissie en commissie van beroep uitvoert en handhaaft, ook indien deze uitspraken het gevolg zijn van tuchtprocedures in een andere participerende organisatie. Zie voor verplichte uitvoering en handhaving sancties art. 17, model tuchtreglement seksueel misbruik. Ad 7: samenstelling tuchtcommissie en commissie van beroep. Het is van belang dat in beide commissies kennis en deskundigheid aanwezig is op het gebied van tuchtrechtelijke procedures en op het gebied van seksueel misbruik. Om dit te garanderen is vereist dat in zowel de tuchtcommissie als in de commissie van beroep minimaal één jurist en minimaal één deskundige op het gebied van seksueel misbruik zitting heeft. Zie voor samenstelling tuchtcommissie en commissie van beroep art. 20, model tuchtreglement seksueel misbruik.
2. Aanpasbaar voor verschillende organisaties De volgende procedurele stappen en/of inhoudelijke normen kunnen tussen de participerende organisaties verschillen: 1. uitwerking van definitie seksueel misbruik en gedragscode voor begeleiders in concreet gedrag; 2. de wijze waarop aangifte wordt gedaan; 3. overtreding en sanctie, sanctieperiode; Ad 1: uitwerking van definitie seksueel misbruik en gedragscode voor begeleiders naar concrete handelingen en situaties. Een tuchtreglement dient bruikbaar en toegesneden te zijn voor de organisatie die ermee werkt. De in het tuchtreglement opgenomen definitie van seksueel misbruik en de gedragscode voor begeleiders kunnen door elke afzonderlijke organisatie op het niveau van concrete gedragingen toepasbaar worden gemaakt voor de aard van de activiteiten en kwetsbaarheden die de eigen organisatie kent. Elke organisatie is hier vrij in. Wel moeten de concrete (geboden of verboden) gedragingen binnen de begrenzingen vallen van de definitie van seksueel misbruik en van de artikelen van de gedragscode. Het zelf door een organisatie beschrijven van concrete gedragingen die Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
69
als geboden of verboden gelden, heeft tot voordeel dat binnen de organisatie grote herkenbaarheid en duidelijkheid wordt gecreëerd over wat men verstaat onder seksueel misbruik en hoe men de gedragscode moet interpreteren. Een tweede voordeel is dat de concrete verboden of geboden houvast bieden voor een tuchtcommissie bij het beoordelen van gedragingen waarover is geklaagd. Een concrete invulling kan echter nooit volledig zijn en een tuchtcommissie zal dan ook moeten en mogen terugvallen op de algemener gestelde gedragscode en definitie van seksueel misbruik, indien wordt geklaagd over gedrag dat niet met name in de uitwerking van de definitie seksueel misbruik en gedragscode staat beschreven. Als een organisatie geen concrete uitwerking zoals hier wordt bedoeld heeft geformuleerd, zal de tuchtcommissie bij een klacht gebruik maken van de definitie van seksueel misbruik en/of de gedragscode en zelf beoordelen of de klacht daarbinnen valt. Ad 2: de wijze waarop aangifte wordt gedaan. Een uniform tuchtreglement stelt weliswaar eisen aan de inhoud van een aangifte, maar schrijft niet dwingend voor hoe de aangifte bij de tuchtcommissie terechtkomt. De organisatie mag zelf bepalen aan wie de aangifte van de klager moet worden gericht, bijvoorbeeld aan een lid van het bestuur, aan een vertrouwenscontactpersoon, rechtstreeks aan tuchtcommissie, etc. Uiteindelijk moet de aangifte bij de tuchtcommissie terechtkomen en is de organisatie verantwoordelijk voor het zo spoedig mogelijk doorsturen van de aangifte naar de tuchtcommissie wanneer deze aan haar is gericht. De organisatie is tegelijkertijd verantwoordelijk voor het vertrouwelijk omgaan met de kennis die men verkrijgt middels de aangifte. Ad 3: overtreding en sanctie, sanctieperiode. Een uniform tuchtreglement maakt gebruik van sancties die qua zwaarte van elkaar verschillen. Het ligt aan de afwegingen die de tuchtcommissie maakt op basis van de ernst van de overtreding, welke sanctie zij wil toepassen. Naast het principe dat voor gelijke zaken gelijke sancties moeten gelden, kan de tuchtcommissie per zaak specifieke omstandigheden betrekken in haar afwegingen bij het vaststellen van een sanctie. De beschikbare sancties, de respectievelijke maxima daarvan en de opgebouwde jurisprudentie, vormen de begrenzingen van dit verder flexibele sanctiesysteem. De commissie van beroep, waartoe partijen zich kunnen richten indien men het met de sanctie in eerste aanleg niet eens is, speelt in de ontwikkeling van jurisprudentie een toetsende rol.
Reikwijdte tuchtreglement Een tuchtreglement geldt onder andere voor personen die zonder dat ze lid zijn van een organisatie, als vrijwilliger activiteiten verrichten. Ook een aangifte tegen een persoon die geen lid is van de organisatie, maar die blijkens de aangifte verdacht wordt van seksueel misbruik welke is gepleegd tijdens of vanwege activiteiten die onder verantwoordelijkheid van die organisatie vallen, wordt door de tuchtcommissie behandeld. Wordt de persoon schuldig bevonden aan wat hem ten laste wordt gelegd, dan kunnen alle sancties worden toegepast die in het sanctiesysteem beschreven staan en in elk tuchtreglement uniform moeten zijn opgenomen. Een probleem is dat de sanctie ‘royement’ niet kan gelden voor niet-leden. In het geval een tuchtcommissie of commissie van beroep de sanctie ‘royement’ toepasselijk vindt voor de norm die de pleger heeft overtreden, komt voor niet-leden daarvoor de sanctie ‘schorsing’ in de plaats. De periode van schorsing is dan gelijk aan de periode waarover men het royement zou uitspreken als de pleger lid was van de organisatie. Tijdens deze schorsingsperiode kan de betrokkene geen lid worden van de organisatie of van een andere participerende organisatie. Het feit dat iemand geen lid is van een organisatie vormt dus geen beletsel om hem sancties op te leggen zoals het weren uit een organisatie of uit een functie, nadat met betrekking tot hem een dergelijke sanctie door de tuchtcommissie is uitgesproken. Door ook hier het registratiesysteem te hanteren, wordt de handhaving van deze sancties voor alle deelnemende organisaties mogelijk. Werknemers vallen wel onder de werking van de definitie seksueel misbruik en de gedragscode als ze begeleidingstaken verrichten en zij kunnen middels het tuchtreglement worden gesanctioneerd. Eventuele arbeidsrechtelijke gevolgen die de sanctie heeft, kunnen niet via het tuchtreglement worden geregeld.
Uitbesteding tuchtrechtspraak. Deelnemende organisaties die geen eigen tuchtrechtspraak kunnen organiseren voor incidenten betreffende seksueel misbruik en deze tuchtprocedure uitbesteden aan een andere rechtspersoon, moeten met het tuchtreglement dat zij dan hanteren aan dezelfde voorwaarden voldoen als organisaties die een eigen tuchtreglement opstellen.
70
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Bijlage 18b - M odeltuchtreglement Modeltuchtreglement seksueel grensoverschrijdend gedrag vrijwilligersorganisaties INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk I Algemene bepalingen Artikel 1: Begripsbepalingen Artikel 2: Toepassingsgebied tuchtreglement Hoofdstuk II Overtredingen Artikel 3: Seksueel grensoverschrijdend gedrag Artikel 4: Gedragscode voor begeleiders inzake seksueel grensoverschrijdend gedrag Artikel 5: Overtredingen Hoofdstuk III De Tuchtcommissie en Commissie van Beroep Artikel 6: Tuchtcommissie en commissie van beroep Artikel 7: Onverenigbaarheden Artikel 8: Bevoegdheden Hoofdstuk IV Procedure Artikel 9: Klacht Artikel 10: Verweerschrift betrokkene Artikel 11: Voorafgaand onderzoek Artikel 12: Behandeling Artikel 13: Zitting Hoofdstuk V Bewijs Artikel 14: Getuigen en deskundigen Artikel 15: Bewijs Artikel 16: Uitspraak Artikel 17: Beroep Hoofdstuk VI Sancties en tenuitvoerlegging Artikel 18: Ordemaatregel bestuur Artikel 19: Op te leggen sancties Artikel 20: Sancties Artikel 21: Tenuitvoerlegging Artikel 22: Registratie sancties seksueel grensoverschrijdend gedrag Artikel 23: Tuchtrecht
Hoofdstuk I Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen In dit tuchtreglement wordt verstaan onder: a. Organisatie: georganiseerd (onstoffelijk) lichaam dat gebruik maakt van vrijwilligers ter uitvoering van haar activiteiten en die met betrekking tot het bestrijden van seksueel grensoverschrijdend gedrag gebruik maakt van dit tuchtreglement. b. Bestuur: het bestuur van de organisatie dat van dit tuchtreglement gebruik maakt. c. Vergadering: de algemene vergadering of ledenraad van de organisatie, of indien niet-bestaand, het overleg van het bevoegde gezag. d. Bevoegd gezag: het hoogste besluitvormende orgaan binnen de organisatie. e. Tuchtcommissie: de tuchtcommissie die door een organisatie de bevoegdheid is verleend tot het namens die organisatie in behandeling nemen van een klacht met betrekking tot seksueel grensoverschrijdend gedrag. f. Commissie van beroep: de commissie die door de betreffende organisatie de bevoegdheid is verleend tot het in behandeling nemen van beroepszaken over uitspraken van de tuchtcommissie. g. De voorzitter: de voorzitter van de tuchtcommissie of van de commissie van beroep. h. Lid: werknemer, lid, of vrijwilliger van een organisatie die in opdracht van en/of onder verantwoordelijkheid van deze organisatie activiteiten verricht, alsmede een ieder die aan die activiteiten als gebruiker/afnemer participeert. Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
71
i.
j.
k. l. m. n. o.
p.
q. r.
s.
Vrijwilliger: een ieder die een bijdrage om niet levert aan de organisatie zonder daartoe in een arbeidsrechtelijke relatie te staan met de organisatie ten tijde van het leveren van de bijdrage en al dan niet een lidmaatschap heeft van de organisatie. Betrokkene: • werknemer, lid, of vrijwilliger van de organisatie tegen wie een klacht vanwege seksueel grensoverschrijdend gedrag is ingediend; • werknemer, lid, of vrijwilliger van de organisatie tegen wie door het bestuur of het bevoegde gezag een ordemaatregel is genomen vanwege (vermoedens) van seksueel grensoverschrijdend gedrag; • hij die beroep heeft ingesteld tegen een uitspraak van de tuchtcommissie, of • hij die staat geregistreerd in het registratiesysteem. Partijen: degene die klacht heeft gedaan (of namens wie klacht is gedaan) en betrokkene. Begeleider: iedere werknemer , lid of vrijwilliger die de gedragscode heeft ondertekend, die feitelijk in een begeleiderrelatie staat tot een of meerdere minderjarige pupil(len). Pupil: kind dat of jongere die participeert aan de activiteit die de organisatie aanbiedt en die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt. Gedragscode: gedragsregels met betrekking tot seksueel grensoverschrijdend gedrag, waaraan de begeleider zich dient te houden. Klacht: de klacht tegen betrokkene aangaande seksueel grensoverschrijdend gedrag, waarmee de klaagster/ger of diens (wettelijke) vertegenwoordiger te kennen geeft van de tuchtcommissie een uitspraak te verlangen omtrent het al dan niet gegrond zijn van de klacht en bijgevolg sanctioneerbaarheid van het gedrag dat betrokkene blijkens de klacht wordt verweten. Registratiesysteem: het systeem waarin betrokkenen worden geregistreerd na oplegging van een onherroepelijk geworden sanctie door de tuchtcommissie of commissie van beroep inzake seksueel grensoverschrijdend gedrag. Zitting: feitelijke behandeling van de klacht door de tuchtcommissie of commissie van beroep. Uitspraak: de conclusie van de tuchtcommissie omtrent een klacht tegen betrokkene inzake de overtreding van (een van) de bepalingen van de gedragscode. Alsmede de eindconclusie van de commissie van beroep in een beroepzaak. Seksueel grensoverschrijdend gedrag: elke vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering, in verbale, non-verbale of fysieke zin, opzettelijk of onopzettelijk, die door de persoon die het ondergaat als ongewenst of gedwongen wordt ervaren; en/of plaatsvindt binnen een ongelijke machtsverhouding (volwassene-kind, hulpverlener-cliënt, leerkracht-leerling, trainer-pupil, leiding-jeugdlid, e.d.); en/of andere handelingen of gedragingen die genoemd worden in de Zedenparagraaf (Titel XIV: Misdrijven tegen de zeden) van het Wetboek van Strafrecht (W.v.Sr.).
Artikel 2 Toepassingsgebied tuchtreglement 1. Het tuchtreglement geldt ongeacht de rechtsvorm van de organisatie. 2. Het tuchtreglement geldt voor elke begeleider en alle leden van de organisatie. 3. De behandeling van een klacht met betrekking tot seksueel grensoverschrijdend gedrag geschiedt met inachtneming van de bepalingen van het tuchtreglement zoals deze geldt op de datum van de indiening van de klacht. 4. Overtredingen van andere aard dan seksueel grensoverschrijdend gedrag, vallen niet onder het tuchtreglement, ook al zijn zij onderdeel van de klacht. 5. Het tuchtreglement is ook van toepassing in het geval de betrokken gedraging voorligt in een gerechtelijke procedure. 6. Het tuchtreglement is ook van toepassing als een lid door de organisatie is geschorst of is ontzet uit zijn lidmaatschap van de vereniging. 7. Het in dit tuchtreglement bedoelde seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft betrekking op seksueel grensoverschrijdend gedrag dat heeft plaatsgevonden in relatie tot beoefening van activiteiten binnen het verband van de organisatie. Van seksueel grensoverschrijdend gedrag is eveneens sprake wanneer degene die het ondergaat ook buiten de organisatie ten opzichte van de pleger in een afhankelijkheidsrelatie verkeert die ontstaan is binnen het verband en/of activiteiten van de organisatie.
72
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Hoofdstuk II Overtredingen Artikel 3 Seksueel grensoverschrijdend gedrag Seksueel grensoverschrijdend gedrag is een verboden gedraging. Dit verbod geldt voor ieder die lid is van de organisatie en/of werkt voor deze organisatie en voor ieder ander die als vrijwilliger taken verricht voor de organisatie.
Artikel 4 Gedragscode voor begeleiders inzake seksueel grensoverschrijdend gedrag 1.
Met betrekking tot de begeleiders geldt de volgende gedragscode: a) De begeleider moet zorgen voor een omgeving en een sfeer waarbinnen de pupil zich veilig en gerespecteerd voelt. b) De begeleider onthoudt zich ervan de pupil te bejegenen op een wijze die de pupil in zijn waardigheid aantast. c) De begeleider dringt niet verder door in het privéleven van de pupil dan nodig. d) De begeleider onthoudt zich van elke vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van de pupil. Alle seksuele handelingen, contacten en relaties tussen begeleider en pupil die de leeftijd van 16 jaren nog niet heeft bereikt, zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel grensoverschrijdend gedrag. e) De begeleider mag de pupil niet op zodanige wijze aanraken, dat deze aanraking naar redelijke verwachting door de pupil als seksueel of erotisch van aard ervaren zal worden. f) De begeleider zal tijdens trainingsdagen, kampen, reizen, uitjes en dergelijke, gereserveerd en met respect omgaan met pupillen en met de ruimtes waarin zij zich bevinden, zoals de kleedkamer of hotelkamer. g) De begeleider heeft de plicht de pupil naar vermogen te beschermen tegen vormen van ongelijkwaardige behandeling en seksueel grensoverschrijdend gedrag en zal er actief op toezien dat de gedragscode en definitie van seksueel grensoverschrijdend gedrag door iedereen die bij de pupil is betrokken, wordt nageleefd. h) Indien de begeleider gedrag signaleert dat valt onder de definitie van seksueel grensoverschrijdend gedrag, of dat een overtreding inhoudt van deze gedragscode, of vermoedens heeft van seksueel grensoverschrijdend gedrag, is hij verplicht hiervan melding te maken bij de daarvoor aangewezen personen of het bevoegde gezag. i) De begeleider accepteert of geeft geen (im)materiële vergoedingen van respectievelijk aan pupillen, die niet in de rede zijn. j) In die gevallen waarin de gedragscode niet (direct) voorziet, of bij twijfel over de toelaatbaarheid van bepaalde gedragingen, ligt het binnen de verantwoordelijkheid van de begeleider om in de geest van de gedragscode te handelen. 2. De organisatie hanteert op basis van het tuchtreglement de in het eerste lid van dit artikel vermelde gedragscode voor begeleiders. Begeleiders vallen, ongeacht of zij wel of niet lid zijn van de organisatie, vanwege het uitvoeren van een begeleiderstaak voor de organisatie, onder de verantwoordelijkheid van de organisatie en horen zich derhalve aan de gedragscode te houden. Overtreding van deze gedragscode door begeleiders levert een overtreding op in de zin van dit tuchtreglement en kan op grond van dit tuchtreglement worden gesanctioneerd.
Artikel 5 Overtreding 1. Wanneer het bepaalde in artikel 3 en/of 4 van dit tuchtreglement wordt overtreden, is er sprake 2. van een overtreding van dit tuchtreglement. 3. Onder een overtreding wordt bovendien verstaan het verwijtbaar niet, niet tijdig of niet naar behoren nakomen van in dit tuchtreglement opgenomen verboden en verplichtingen, alsmede het gelegenheid bieden of aansporen tot, het vergemakkelijken van, of het behulpzaam zijn bij het verwijtbaar niet, niet tijdig of niet naar behoren nakomen van in dit tuchtreglement opgenomen verboden en verplichtingen. 4. Een overtreding kan door de tuchtcommissie ook worden gesanctioneerd indien dezelfde gedraging ter beoordeling aan de strafrechter of aan de burgerlijke rechter is of kan worden voorgelegd of voorgelegd is geweest, ongeacht de uitkomst daarvan.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
73
Hoofdstuk III De Tuchtcommissie en Commissie van Beroep Artikel 6 Tuchtcommissie en commissie van beroep 1. De tuchtcommissie bestaat uit minimaal drie leden, waarvan één voorzitter is. 2. De commissie van beroep bestaat uit minimaal drie leden, waarvan één voorzitter is. 3. De tuchtcommissie kan in de uitvoering van zijn werkzaamheden ondersteund worden door een ambtelijk secretaris. 4. De leden en de secretaris van de tuchtcommissie en van de commissie van beroep worden benoemd, geschorst en ontslagen door de algemene ledenvergadering van de organisatie of anders door het bevoegde gezag. 5. De leden van de tuchtcommissie en van de commissie van beroep beschikken over kennis en ervaring op het gebied van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Beide commissies beschikken minimaal over één jurist en over ten minste één deskundige op het gebied van seksueel grensoverschrijdend gedrag. 6. De benoeming van de leden van de tuchtcommissie en van de commissie van beroep geschiedt voor de duur van drie jaren met de mogelijkheid van een aansluitende benoeming voor telkens een periode van drie jaren met een maximale zittingsduur van negen jaren. 7. Benoemde leden treden in functie de dag na hun benoeming in de tuchtcommissie of in de commissie van beroep. Zij maken deel uit van de tuchtcommissie of van de commissie van beroep tot en met de dag waarop hun lidmaatschap van die commissie eindigt.
Artikel 7 Onverenigbaarheden 1. 2.
3.
4.
5.
Het lidmaatschap van de tuchtcommissie en van de commissie van beroep is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur/bestuur van de organisatie waarvoor de commissies recht spreken. Een lid van de tuchtcommissie of van de commissie van beroep mag niet aan de behandeling van een zaak deelnemen indien het lid persoonlijk of uit hoofde van een functie of activiteit bij die zaak op enigerlei wijze betrokken is (geweest). Een lid van een tuchtcommissie kan niet tegelijk zitting hebben in de commissie van beroep, noch na het beëindigen van die functie als lid van de commissie van beroep betrokken zijn bij de behandeling van een zaak, waarover hij als lid van de tuchtcommissie heeft geoordeeld. Een lid van de commissie van beroep kan niet tegelijk lid zijn van de tuchtcommissie. Indien een lid van de tuchtcommissie of van de commissie van beroep voor of tijdens de behandeling van een zaak meent dat zich een onverenigbaarheid voordoet waarin dit artikel niet voorziet, of dat het lid zich om een andere reden wenst terug te trekken als lid van de betreffende commissie, doet hij hiervan onverwijld en met opgaaf van redenen mededeling aan de voorzitter van de tuchtcommissie of van de commissie van beroep, die daarop de organisatie verzoekt tijdelijk een ander lid van de commissie aan te wijzen. De leden van de commissies die op de wijze zoals beschreven in lid 4 van dit artikel, voor de commissies worden aangewezen, functioneren met volledige bevoegdheid tot de eerstvolgende ledenvergadering, of anders maximaal voor de duur van een jaar, waarna volgens de geldende procedure de benoeming van een nieuw lid voor de commissie wordt geregeld.
Artikel 8 Bevoegdheden 1. De tuchtcommissie behandelt overtredingen in eerste instantie. 2. De commissie van beroep behandelt het beroep dat tegen een uitspraak van de tuchtcommissie is ingesteld. 3. De tuchtcommissie en de commissie van beroep beoordelen op grond van de klacht, het onderzoek, de verhoren ter zitting van de partijen, getuigen en deskundigen en eventueel andere derden, of er sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag van betrokkene. De tuchtcommissie of commissie van beroep zijn voorts bevoegd aan hun oordeel een sanctie te verbinden, zoals in artikelen 13 en 14 van dit tuchtreglement genoemd. 4. De tuchtcommissie en de commissie van beroep kunnen ieder(e) werknemer, lid, vrijwilliger, orgaan of commissie van de organisatie verplichten door de desbetreffende commissie gestelde vragen schriftelijk of ter zitting mondeling te beantwoorden. Het schriftelijk verweer voeren van betrokkene valt niet onder deze verplichting. 5. De tuchtcommissie en commissie van beroep zijn alleen bevoegd tot het behandelen van klachten ten aanzien van seksueel grensoverschrijdend gedrag, als daartoe een schriftelijke opdracht of overeenkomst met het bestuur of het bevoegd gezag van de organisatie aan ten grondslag ligt. 6. De organisatie kan middels een overeenkomst een tuchtcommissie buiten haar eigen organisatie bevoegdheid verlenen tot het in eerste en tweede aanleg behandelen van haar tuchtzaken. De uitspraken in een tuchtrechtzaak die aldus tot stand komen zijn bindend voor de organisatie en alle betrokken partijen.
74
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Hoofdstuk IV Procedure Artikel 9 Klacht 1.
2.
3.
4.
5. 6.
7.
8. 9.
10.
11.
Ieder(e) werknemer, lid, of vrijwilliger, pupil of participant aan activiteiten van een organisatie, die meent dat er ten opzichte van hem of haar sprake is van seksueel grensoverschrijdend gedrag, begaan door een ander(e) werknemer, lid of vrijwilliger van de organisatie, kan hiervan een klacht indienen. Tevens kan degene die getuige is van een vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag, welke niet tegen hem/haar zelf is gericht, maar tegen een derde en waarvan hij/zij getuige is of over in kennis wordt gesteld, hierover een klacht indienen. Is het seksueel grensoverschrijdend gedrag gericht tegen een pupil jonger dan zestien jaren, dan kan ook diens wettelijk vertegenwoordiger klacht doen. Indien degene die de klacht wil doen een verstandelijke, zintuiglijke of motorische beperking heeft, onder curatele staat of indien een mentor diens belangen behartigt, kan hij/zij de klacht laten opstellen en indienen door de betreffende vertegenwoordiger of belangenbehartiger. Een klacht over seksueel grensoverschrijdend gedrag kan rechtstreeks worden gericht aan de tuchtcommissie indien het bestuur van de organisatie onder wiens verantwoordelijkheid de betrokkene(n) activiteiten verricht(en) de tuchtcommissie bevoegdheid heeft verleend tot het voor de organisatie in ontvangst nemen van de klacht. De klacht bevat een opgave van de personalia van de klager en zoveel als mogelijk die van de betrokkene(n), alsmede een zo volledig en nauwkeurig mogelijke beschrijving van feiten en omstandigheden, voor zover mogelijk met de datum(s) waarop of de periode waarin het seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft plaatsgevonden. Uit de gegevens van de klacht moet het voor de behandelende tuchtcommissie mogelijk zijn eenduidig vast te stellen wat de klacht is, wanneer hetgeen waarover wordt geklaagd is voorgevallen, wie het slachtoffer is, wie er klaagt, en tegen welke persoon of personen de klacht is gericht (betrokkene(n)). Voor een klacht inzake seksueel grensoverschrijdend gedrag hanteert dit tuchtreglement geen verjaringstermijn. Een klacht is ontvankelijk indien degene tegen wie de klacht zich richt (de betrokkene) ten tijde van de overtreding werknemer, lid, vrijwilliger, of pupil was van de organisatie, of anderszins bijdroeg of participeerde aan activiteiten van de organisatie. Indien de betrokkene ten tijde van de behandeling van de klacht geen werknemer, lid, vrijwilliger, of pupil of participant meer is van de organisatie, wordt de klacht behandeld volgens dit Tuchtreglement, als ware de betrokkene nog steeds werknemer, lid, vrijwilliger, pupil of participant van de organisatie. De tuchtcommissie beoordeelt of hij bevoegd is de klacht te behandelen. Indien de tuchtcommissie oordeelt niet bevoegd te zijn, kan degene die klacht heeft gedaan hiervan beroep instellen bij de commissie van beroep. Indien de commissie van beroep oordeelt dat de klacht wel in behandeling dient te worden genomen, verwijst hij de zaak terug naar de tuchtcommissie die dan de klacht in behandeling moet nemen. Indien de commissie van beroep het oordeel van de tuchtcommissie deelt, wordt de klacht niet in behandeling genomen. Tegen de uitspraak van de commissie van beroep staat geen intern beroep open. Een anonieme klacht wordt niet door de tuchtcommissie in behandeling genomen. Degene die de klacht heeft ingediend kan de klacht intrekken. Dit is niet meer mogelijk nadat de tuchtcommissie uitspraak heeft gedaan. Het intrekken van de klacht geschiedt schriftelijk en moet gemotiveerd zijn. De tuchtcommissie is bevoegd degene die de klacht heeft ingediend en deze weer intrekt, hierover te horen. In geval de betrokkene reeds op de hoogte was gesteld van de klacht, wordt deze bij intrekking ervan van dit feit op de hoogte gesteld. De tuchtcommissie neemt de zaak vervolgens niet in behandeling of stopt de behandeling ervan. Wordt de klacht ingetrokken door een belangenbehartiger of wettelijke vertegenwoordiger, dan is de tuchtcommissie bevoegd, de persoon wiens belang wordt behartigd of voor wie de wet wordt vertegenwoordigd, hierover te horen. De tuchtcommissie zal zijn bevindingen daarover aan het bestuur van de organisatie overleggen. Een klacht wordt door de tuchtcommissie opgevat als een verzoek tot het komen tot een oordeel over hetgeen in de klacht is gesteld.
Artikel 10 Verweerschrift betrokkene 1.
De tuchtcommissie zendt de klacht en bijbehorende documenten binnen vijftien werkdagen na ontvangst per aangetekende brief met bericht van ontvangst en per gewone post aan de betrokkene. Hij voorziet dit van een begeleidend document waarin de tuchtprocedure staat beschreven. 2. De betrokkene kan tegen de klacht schriftelijk verweer voeren. Het verweerschrift moet binnen tien werkdagen na verzending van de klacht door de tuchtcommissie zijn ontvangen. Het verweerschrift wordt toegezonden per aangetekende brief met bericht van ontvangst. De tuchtcommissie kan, indien de betrokkene hier schriftelijk gemotiveerd om verzoekt en dit doet binnen de termijn van tien werkdagen na verzending klacht, de verweertermijn verlengen met tien werkdagen. 3. Indien de betrokkene geen verweer voert, zal de tuchtcommissie de tuchtprocedure voeren zonder dit verweer. 4. De betrokkene is gehouden in zijn verweerschrift naar waarheid te verklaren. Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
75
5. De betrokkene kan zich door een gemachtigde laten bijstaan. Deze moet daartoe een schriftelijk volmacht van de betrokkene kunnen overleggen aan de tuchtcommissie of de betrokkene moet dit mondeling bevestigen tijdens de zitting.
Artikel 11 Voorafgaand onderzoek 1.
2.
3.
4.
5. 6.
7.
8. 9. 10.
Aan de (mondelinge) behandeling van een klacht kan een onderzoek voorafgaan. Het instellen van een onderzoek is een bevoegdheid van de tuchtcommissie, onder wiens verantwoordelijkheid het onderzoek plaatsvindt. De tuchtcommissie benoemt een onderzoeker die het onderzoek verricht. De onderzoeker kan van binnen of buiten de organisatie komen. Degene die de klacht indient kan de tuchtcommissie verzoeken een vrouwelijke dan wel een mannelijke onderzoeker aan te wijzen. De tuchtcommissie komt indien mogelijk aan dit verzoek tegemoet. De onderzoeker onderzoekt naar aanleiding van de klacht de gestelde feiten en omstandigheden en hoort in verband met het onderzoek partijen, alsmede personen die over de gestelde feiten en omstandigheden kunnen verklaren. De onderzoeker gaat tijdens het onderzoek zorgvuldig om met de hem bekende feiten en omstandigheden. Derden worden niet verder ingelicht over hetgeen de onderzoeker weet dan dat strikt noodzakelijk is voor het horen van hen in het kader van het onderzoek. De onderzoeker kan in het kader van het onderzoek getuigen en/of deskundigen horen, alsmede leden van het bestuur, leden van commissies en andere leden of functionarissen/vrijwilligers van de organisatie. De tuchtcommissie kan de onderzoeker instructies geven over de werkwijze betreffende het onderzoek. Bij afwezigheid daarvan stelt de onderzoeker zijn werkwijze vast en doet van die werkwijze voorafgaand aan het onderzoek mededeling aan de tuchtcommissie en aan degenen die hij hoort voordat het feitelijk horen plaatsvindt. De onderzoeker kan zich voor het onderzoek tijdens het horen laten bijstaan door een notulist, die hiervan schriftelijke verslagen maakt. Een verslag wordt ter ondertekening aan de gehoorde voorgelegd. Weigert deze te ondertekenen, dan wordt hiervan in het verslag melding gemaakt, met -indien bekend- een opgave van reden(en). De onderzoeker rapporteert aan de tuchtcommissie nadat het onderzoek is afgerond. De onderzoeker kan ter zitting door de tuchtcommissie worden gehoord over het onderzoek. De onderzoeker kan niet als getuige of deskundige van een van de partijen aan het tuchtproces deelnemen.
Artikel 12 Behandeling 1. 2.
3. 4. 5.
De klacht van seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt, nadat de (verlengde) termijn van het verweerschrift is verstreken, tijdens een zitting van de tuchtcommissie behandeld. De tuchtcommissie ziet van een mondelinge behandeling af indien reeds uit de klacht blijkt dat de tuchtcommissie niet bevoegd is de zaak te behandelen of wanneer degene die klacht heeft gedaan nietontvankelijk is in de klacht. Er wordt dan geen zitting gehouden. De tuchtcommissie doet in deze gevallen schriftelijk uitspraak en zendt deze aan partijen. Degene die klacht heeft gedaan kan van deze uitspraak in beroep gaan bij de commissie van beroep. De tuchtcommissie stelt datum, uur en plaats van de mondelinge behandeling vast en deelt dit ten minste tien dagen vóór de dag van de zitting schriftelijk mee aan partijen. De tuchtcommissie roept ook andere personen op die hij ter zitting wil horen. De oproep geschiedt naar keuze van de tuchtcommissie per gewone post of per aangetekende brief met bericht van ontvangst. De schriftelijke en mondelinge behandeling vinden niet in het openbaar plaats.
Artikel 13 Zitting 1.
De mondelinge behandeling vindt plaats tijdens een zitting. De tuchtcommissie nodigt daartoe de personen uit van wie hij het noodzakelijk vindt dat zij bij de zitting aanwezig zijn. In zijn schriftelijke uitnodiging vermeldt de tuchtcommissie de rol van de genodigde: als klager, als betrokkene, als getuige, als deskundige, als raadsman, als belangenbehartiger, als wettelijke vertegenwoordiger, als onderzoeker. 2. Bij het niet verschijnen ter zitting van een der genodigden, oordeelt de tuchtcommissie of de zitting doorgaat dan wel wordt uitgesteld. De tuchtcommissie stelt in het laatste geval een nieuwe zittingsdatum vast. Hierover worden alle genodigden schriftelijk geïnformeerd. 3. Na een hiertoe schriftelijk ingediend verzoek, kan de tuchtcommissie toestaan dat anderen dan de onder lid 1 genoemde personen de zitting bijwonen. 4. Partijen en hun raadslieden mogen de gehele zitting bijwonen, tenzij het bepaalde in lid 5 en 6 toepassing vindt.
76
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
5. De tuchtcommissie kan iedere aanwezige het verder bijwonen van de zitting verbieden indien naar zijn oordeel door hun gedrag de orde van de zitting wordt verstoord. 6. Partijen kunnen op eigen verzoek afzonderlijk van elkaar worden gehoord. Eventuele raadslieden van partijen mogen bij dat verhoor aanwezig zijn. Het verzoek tot het afzonderlijk horen moet voorafgaand aan de zitting bij de tuchtcommissie worden ingediend. De tuchtcommissie honoreert dit verzoek in principe altijd. De tuchtcommissie doet in een dergelijk geval beide partijen een schriftelijk verslag toekomen. In het geval dat partijen gezamenlijk worden gehoord wordt daarvan één verslag gemaakt, waarvan afschriften aan partijen ter hand worden gesteld. 7. De leden van de tuchtcommissie stellen de klager, betrokkene en andere opgeroepen personen, zo nodig vragen. Partijen kunnen de tuchtcommissie verzoeken aanvullende vragen aan elkaar te mogen stellen. Aan dit verzoek wordt voldaan, tenzij de vragen naar het oordeel van de tuchtcommissie niet ter zake dienend zijn. De tuchtcommissie kan bepalen dat vragen alleen via hem mogen worden gesteld. 8. De tuchtcommissie maakt van de mondelinge behandeling een relevante, zakelijke samenvatting die door de voorzitter wordt ondertekend. Dit kan door een van de leden van de tuchtcommissie worden gedaan of door iemand die daar speciaal voor is aangesteld. Afschriften van deze samenvatting worden aan partijen ter hand gesteld.
Hoofdstuk V Bewijs Artikel 14 Getuigen en deskundigen 1.
2.
3.
4. 5.
De tuchtcommissie is bevoegd voor een zitting getuigen en deskundigen op te roepen. Hij informeert partijen hierover. Ter zitting moet voor partijen duidelijk zijn wie de getuigen en deskundigen zijn en wat in het laatste geval hun deskundigheid is. Partijen kunnen de tuchtcommissie verzoeken bepaalde getuigen en/of deskundigen, anderen dan die door de tuchtcommissie reeds zijn aangewezen, te horen tijdens de zitting. Dit verzoek moet schriftelijk en uiterlijk een week vóór de zittingsdatum gedaan worden aan de tuchtcommissie. Het verzoek vermeldt mede de namen van de getuigen en bij de deskundigheden hun deskundigheid. De tuchtcommissie informeert hierover de andere partij. Het is aan de tuchtcommissie om te bepalen hoeveel getuigen en deskundigen van beide partijen maximaal ter zitting worden toegelaten om gehoord te worden. Wenst een partij meer dan drie personen uit te nodigen, dan moet zij dit motiveren in haar verzoek aan de tuchtcommissie. Het is dan aan de tuchtcommissie of dit wordt toegestaan. Werknemers, leden en vrijwilligers van de organisatie, die als getuige of deskundige worden opgeroepen, zijn verplicht te verschijnen. Ook anderen dan werknemers, leden, of vrijwilligers kunnen als getuige of deskundige worden opgeroepen. Getuigen zijn verplicht naar waarheid te verklaren. Deskundigen zijn verplicht te antwoorden naar hetgeen de wetenschap hen leert. Schriftelijke verklaringen van getuigen of deskundigen worden alleen dan door de tuchtcommissie in het onderzoek betrokken, indien de opstellers ervan als dat naar het oordeel van de tuchtcommissie noodzakelijk is, hun verklaring ter zitting komen toelichten en zo nodig daarover vragen beantwoorden.
Artikel 15 Bewijs 1.
De verdeling van de bewijslast, de toelaatbaarheid van de bewijsmiddelen en de waardering van het bewijsmateriaal, staan ter vrije beoordeling van de tuchtcommissie. 2. De tuchtcommissie kan een partij in elke stand van het geding bevelen bepaalde bescheiden over te leggen. Indien een partij overlegging van de gevraagde bescheiden weigert, kan de tuchtcommissie daaruit de conclusies trekken die zij juist acht. 3. Het bewijs van een overtreding is geleverd indien de tuchtcommissie of de commissie van beroep op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden de conclusie trekt dat de betrokkene de overtreding heeft begaan.
Artikel 16 Uitspraak 1.
Een uitspraak van de tuchtcommissie komt tot stand door een met meerderheid genomen besluit. De leden van de tuchtcommissie hebben ieder één stem. 2. Indien de tuchtcommissie van oordeel is dat de in de klacht beschreven overtreding niet door de betrokkene is begaan, stelt de tuchtcommissie in zijn oordeel uitdrukkelijk/expliciet vast dat de betrokkene geen overtreding heeft begaan inzake seksueel grensoverschrijdend gedrag. 3. Indien de tuchtcommissie van oordeel is dat de in de klacht beschreven overtreding door de betrokkene is begaan, deelt hij aan de betrokkene mee welke sanctie hem/haar voor de overtreding wordt opgelegd. Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
77
4. Indien inzake een beroep tegen de uitspraak van de tuchtcommissie, de commissie van beroep van oordeel is dat de uitspraak van de tuchtcommissie in stand kan blijven, bevestigt hij die uitspraak. 5. Indien inzake een beroep tegen de uitspraak van de tuchtcommissie, de commissie van beroep van oordeel is dat de uitspraak van de tuchtcommissie niet in stand kan blijven, wijzigt hij deze uitspraak en bepaalt hij of de betrokkene wordt vrijgesproken, dan wel ter zake van welke overtreding een sanctie aan de betrokkene wordt opgelegd. 6. Bij het bepalen van de sanctie en de zwaarte/duur ervan, worden zoveel mogelijk in gelijksoortige zaken dezelfde maatstaven aangelegd. 7. De tuchtcommissie doet na de beëindiging van de mondelinge behandeling zo spoedig mogelijk uitspraak, in ieder geval niet later dan vier weken nadat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. 8. De tuchtcommissie doet altijd schriftelijk uitspraak en motiveert zijn uitspraak. De tuchtcommissie kan ook eerst ter zitting een mondelinge uitspraak doen en deze daarna op schrift stellen. 9. Een uitspraak wordt ondertekend door de leden van de tuchtcommissie. 10. Indien de feiten of omstandigheden van de behandelde zaak hiertoe aanleiding geven, kan de tuchtcommissie aan het bestuur of het bevoegde gezag van de organisatie aanbevelingen doen, welke gericht zijn op het veranderen van een situatie en/of het nemen van preventieve maatregelen. 11. De tuchtcommissie zendt zijn uitspraak per aangetekende brief met bericht van ontvangst aan partijen en zendt een afschrift van de uitspraak aan het bestuur van de organisatie. 12. In de uitspraak wordt mededeling gedaan van de overtreding die betrokkene heeft begaan, van de duur van de sanctie, evenals de letterlijke tekst van de berisping, van de activiteiten waaraan niet mag worden deelgenomen, van de rechten die worden onthouden, van de functies die niet mogen worden uitgeoefend, of van het royement. Tot slot worden de personalia van betrokkene vermeld. 13. Tenzij de tuchtcommissie anders bepaalt, treedt de sanctie in werking op de dag van uitspraak. 14. De publicatie van de uitspraak geschiedt op een door de organisatie vastgestelde wijze. De tuchtcommissie kan hierin ongevraagd de organisatie adviseren en dit formuleren in zijn aanbiedingsbrief van de uitspraak aan de organisatie. 15. Indien de bevindingen ter zitting daartoe aanleiding geven, is de tuchtcommissie bevoegd om partijen te verwijzen naar mediation ter regeling van hun conflict.
Artikel 17 Beroep 1.
2.
3. 4.
5.
78
Partijen kunnen van een uitspraak van de tuchtcommissie beroep instellen bij de commissie van beroep. Het beroep kan alleen worden ingediend door de partijen zelf, of namens hen door hun raadslieden of wettelijk vertegenwoordigers/belangenbehartigers. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na de datum van ontvangst van de uitspraak van de tuchtcommissie, welke geacht wordt twee dagen na de datum van verzending te zijn gelegen, tenzij de partij die in beroep gaat overtuigend aannemelijk kan maken dat hij pas later dan die periode van de uitspraak van de tuchtcommissie kennis heeft kunnen nemen. Het beroep wordt schriftelijk en gemotiveerd ingesteld. Het beroepschrift wordt per aangetekende brief gezonden aan de commissie van beroep. Indien het beroepschrift wordt ingediend bij de organisatie, wordt het beroepschrift doorgezonden aan de commissie van beroep. Als datum van ontvangst geldt dan de datum waarop de organisatie het beroepschrift heeft ontvangen. De commissie van beroep doet binnen vier weken na ontvangst van het beroep, uitspraak. Tegen deze uitspraak staat intern geen beroep open.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Hoofdstuk VI Sancties en tenuitvoerlegging Artikel 18 Ordemaatregel bestuur 1.
2. 3. 4.
5.
6. 7.
Indien er naar het oordeel van het bestuur sprake is van seksueel grensoverschrijdend gedrag of van een vermoeden daarvan, kan het bestuur ter voorkoming van herhaling, het voortduren ervan en/f ter onmiddellijke beveiliging van individuen of activiteitenomgeving, een bestuurlijke ordemaatregel nemen middels waarvan aan degene die van seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt verdacht met onmiddellijke ingang een tijdelijke beperking van de bewegingsvrijheid wordt opgelegd inzake rechten, taken, functie(s), contacten en locatie(s). De ordemaatregel van het bestuur vervangt niet de tuchtrechtelijke procedure of sanctie. De ordemaatregel kan ook worden genomen indien nog geen tuchtrechtelijke klacht van de seksueel grensoverschrijdend gedrag is gedaan. De ordemaatregel geldt niet langer dan totdat op basis van de tuchtprocedure definitief een sanctie is vastgesteld dan wel tot het moment dat de klacht ongegrond is verklaard, de klager niet ontvankelijk is verklaard, de tuchtcommissie of beroepscommissie onbevoegd worden verklaard, of de klacht wordt ingetrokken. Bij het uitblijven van een klacht wordt de ordemaatregel ongedaan gemaakt, uiterlijk zes weken nadat deze is ingegaan. De ordemaatregel kan eveneens worden genomen naar aanleiding van een strafrechtelijke klacht bij de politie aangaande seksueel grensoverschrijdend gedrag, ongeacht het al dan niet aanwezig zijn van een tuchtrechtelijke klacht. In een dergelijk geval geldt als maximale duur van de ordemaatregel het moment van uitspraak van de rechter of elk moment daarvóór waarop het opsporings- en vervolgingstraject wordt gestopt. Van een door het bestuur genomen ordemaatregel staat ingevolge dit tuchtreglement geen intern beroep open. Het bestuur kan de ordemaatregel ook nemen op basis van een verzoek daartoe door de tuchtcommissie.
Artikel 19 Op te leggen sancties 1.
2. 3. 4.
5. 6.
Als sanctie kan worden opgelegd: a. een berisping; b. het verbod om deel te nemen aan één of meer activiteiten van de organisatie voor een door de tuchtcommissie vast te stellen periode, maar maximaal voor de duur van drie jaren; c. het verbod om één of meer aan werknemers, leden, vrijwilligers, pupillen of andere participanten van de organisatie, toegekende rechten uit te oefenen, voor een door de tuchtcommissie vast te stellen periode, maar maximaal voor de duur van vijf jaren; d. het verbod tot het uitoefenen van door de tuchtcommissie vast te stellen één of meerdere functies in de organisatie, voor een door de tuchtcommissie vast te stellen periode, maar maximaal voor de duur van tien jaren; e. schorsing voor een door de tuchtcommissie vast te stellen periode, maar maximaal voor de duur van vijf jaren; f. royement als lid van de organisatie voor een door de tuchtcommissie vast te stellen periode van maximaal levenslang. Een sanctie is gericht op het voorkomen van herhaling en het herstel van de veiligheid met betrekking tot het slachtoffer en de omgeving waarin het seksueel grensoverschrijdend gedrag zich afspeelde. Ten aanzien van de sancties bestaat geen voorwaardelijkheid en geen proeftijd. Bij het opleggen van een sanctie kan de tuchtcommissie rekening houden met de situatie die na het beëindigen van de sanctie tussen partijen kan ontstaan. Indien hij dat nodig acht kan de tuchtcommissie aangeven welke veranderingen hij in de organisatie wenselijk acht met betrekking tot preventie van seksueel grensoverschrijdend gedrag alsook met betrekking tot gedragsafspraken met betrokkene na het einde van de sanctieperiode. Hiervan wordt in de uitspraak mededeling gedaan. De tuchtcommissie kan, zodra klacht is gedaan, het bestuur van de betreffende organisatie om een bestuurlijke ordemaatregel tegen de verdachte verzoeken. Behalve bij een berisping, leidt een tuchtrechtelijke veroordeling automatisch tot registratie van de betrokkene in het gezamenlijke registratiesysteem seksueel grensoverschrijdend gedrag van de aangesloten organisaties. De tuchtcommissie doet daartoe, op een door de beheerder van het registratiesysteem aangegeven wijze, opgave van bedoelde tuchtrechtelijke sanctie aan de beheerder.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
79
Artikel 20 Sancties 1. 2. 3.
4.
5.
6.
7.
De berisping houdt een officiële veroordeling in van bepaald, met name genoemd gedrag van de betrokkene. Deze wordt door de tuchtcommissie op schrift gesteld en aan betrokkene toegezonden. Het verbod om deel te nemen aan activiteiten van de organisatie wordt als sanctie opgelegd voor bepaalde, door de tuchtcommissie vast te stellen, activiteiten en duur, maximaal voor de duur van drie jaren. Het verbod om één of meer rechten uit te oefenen, is gericht op het beperken van de bewegingsvrijheid van de betrokkene, geldend voor bijvoorbeeld bepaalde ruimtes, omgang met bepaalde personen, groepen of teams, inzage van bepaalde dossiers, aanwezigheid bij bepaalde wedstrijden, trainingen of vergaderingen, zulks voor een door de tuchtcommissie vast te stellen duur van maximaal vijf jaren. Het verbod om bij de organisatie één of meer functies uit te oefenen geldt voor zowel bestaande, officieel beschreven samenstel van taken, als voor niet beschreven maar gebruikelijk samenstel van taken binnen de organisatie. De functies waarvoor het verbod geldt worden bepaald door de tuchtcommissie, evenals de periode van de sanctie. De organisatie kan voor de duur van de sanctieperiode de betrokkene een ander samenstel van taken aanbieden op voorwaarde dat daarin geen taken voorkomen die door de sanctie van de tuchtcommissie zijn uitgesloten. Het verbod geldt voor de duur van maximaal tien jaren. Door een schorsing kan de betrokkene geen functie en rechten uitoefenen die een werknemer, lid, vrijwilliger, pupil of participant aan activiteiten rechtens toekomt, noch anderszins actief of passief deelnemen aan activiteiten van de organisatie. De duur van de schorsing wordt door de tuchtcommissie vastgesteld en is maximaal vijf jaren. Het royement wordt uitgesproken indien de overtreding zo ernstig is dat onder geen voorwaarden herhaling ervan mag optreden en/of de veiligheid binnen de activiteitenomgeving op geen andere wijze kan worden hersteld en verzekerd. Indien de betrokkene tegen deze sanctie in beroep gaat, is hij gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep, geschorst. Het royement kent als maximum levenslang. Voor organisatievormen waarbij geen sprake is van leden, zoals de stichtingsvorm, wordt met de sanctie ‘royement’ (art. 19, lid1, sub h) bedoeld: een schorsing volgens art. 19, lid 1, sub g, voor de duur dat anders het royement zou gelden.
Artikel 21 Tenuitvoerlegging 1.
2.
3.
4.
5.
6.
80
Het bestuur of anders het bevoegde gezag, is verplicht de sanctie zoals geformuleerd in de uitspraak van de tuchtcommissie of commissie van beroep ten uitvoer te leggen en erop toe te zien dat deze wordt gehandhaafd, tenzij hogere wetgeving zich daartegen verzet. De betrokkene, het bestuur, werknemers, andere leden en organen van de organisatie, pupillen en andere participanten aan activiteiten, zijn verplicht hun medewerking aan de tenuitvoerlegging van een sanctie te verlenen. Het is betrokkene niet toegestaan in de periode van de tenuitvoerlegging van de sanctie in de eigen noch in een andere organisatie taken uit te oefenen of activiteiten te verrichten of aan activiteiten deel te nemen, of anderszins aanwezig te zijn, van een aard respectievelijk op een wijze die hem vanwege de sanctie is verboden. Het is organisaties verboden om een betrokkene in diens sanctieperiode taken en activiteiten van welke aard dan ook te laten verrichten of anderszins aanwezig te laten zijn, die hem, vanwege een sanctie opgelegd in een andere organisatie, zijn verboden. Het instellen van beroep schort de tenuitvoerlegging van een sanctie niet op. Deze tenuitvoerlegging treedt in werking op de dag van de uitspraak van de tuchtcommissie, tenzij deze in de uitspraak anders bepaalt. Op verzoek van betrokkene kan de commissie van beroep de tenuitvoerlegging van een sanctie voor de duur van de behandeling van het beroep opschorten. Het verzoek tot het opschorten van de sanctie kan tegelijk worden gedaan met het indienen van een beroepschrift. Een verzoek tot opschorting kan niet worden gehonoreerd zonder dat er beroep is ingesteld. De commissie van beroep doet schriftelijk uitspraak over bedoeld verzoek. Deze uitspraak staat geheel los van de oordeelsvorming en uitspraak van de commissie van beroep. Het bestuur of anders het bevoegde gezag van de organisatie kan de tenuitvoerlegging van een sanctie op enig moment in de sanctieperiode opschorten, indien nieuwe feiten of omstandigheden bekend worden, die indien deze bekend waren aan de tuchtcommissie tijdens de behandeling van de zaak, zeer waarschijnlijk tot geen of een veel lichtere sanctie zouden hebben geleid. Een verzoek tot herziening moet door betrokkene schriftelijk worden gericht aan het bestuur of het bevoegde gezag, voorzien van die nieuwe feiten en omstandigheden. Indien op het moment van indienen van het verzoek tot herziening nog de mogelijkheid tot het instellen van beroep open staat, zal het bestuur of het bevoegde gezag het verzoek als een beroep opvatten en het verzoek aan de commissie van beroep aanbieden. Tegen de uitspraak van de commissie van beroep staat geen intern beroep open.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
7. Indien het bestuur of het bevoegde gezag het verzoek tot herziening inwilligt en de tenuitvoerlegging van de sanctie opschort, stelt hij, indien de periode van beroep is verlopen, het verzoek aan de tuchtcommissie ter hand, die het verzoek als ware het een nieuwe klacht behandelt. Tegen de uitspraak van de tuchtcommissie kan beroep worden ingesteld. 8. De periode van herziening telt niet mee als onderdeel van de sanctieperiode. 9. In de periode van herziening kan het bestuur of het bevoegde gezag besluiten betrokkene taken te laten verrichten of aan activiteiten te laten deelnemen, die gegeven de aanleiding van de opgelegde sanctie geen gevaar opleveren voor de veiligheid van de activiteiten omgeving en de daarbij betrokken pupillen. 10. In geval betrokkene middels het in lid 4 en 5 van dit artikel bepaalde, in tegenstelling tot eerdere uitspraak een andere sanctie krijgt opgelegd of wordt vrijgesproken, doet de tuchtcommissie of commissie van beroep hier op de gebruikelijke wijze mededeling van aan partijen, bestuur en beheerder registratiesysteem. De tenuitvoerlegging van de oorspronkelijk opgelegde sanctie wordt in overeenstemming gebracht met de nieuwe sanctie, of in geval van vrijspraak, gestopt. In dit laatste geval volgt rehabilitatie van betrokkene op een door het bestuur of bevoegde gezag te bepalen wijze.
Artikel 22 Registratie sanctie seksueel grensoverschrijdend gedrag 1.
2.
3.
4.
5.
6.
7. 8.
Wanneer door de tuchtcommissie of de commissie van beroep een sanctie (uitgezonderd de berisping) is opgelegd waartegen geen intern beroep meer open staat of wordt ingesteld, zendt de betreffende commissie binnen vijf werkdagen na het definitief worden van de uitspraak, deze in niet-geanonimiseerde vorm aan de beheerder van het registratiesysteem, met het verzoek de uitspraak en personalia van betrokkene in het registratiesysteem seksueel grensoverschrijdend gedrag op te nemen. Tegen dit verzoek om registratie naar aanleiding van een uitspraak van de tuchtcommissie of van de commissie van beroep, staat voor de betrokkene middels dit tuchtreglement geen beroep open. Indien ter zake van seksueel grensoverschrijdend gedrag door de strafrechter aan een werknemer, lid, vrijwilliger of pupil of participant van een organisatie, een onvoorwaardelijke straf is opgelegd, is deze gehouden de strafrechtelijke uitspraak aan het bestuur van de organisatie ter hand te stellen. Het bestuur overhandigt de uitspraak aan de tuchtcommissie. Deze beoordeelt of de opgelegde straf betrekking heeft op seksueel grensoverschrijdend gedrag welke heeft plaatsgevonden in relatie tot activiteiten van betrokkene binnen het verband van de organisatie, zoals bedoeld in artikel 3 en 4 van dit tuchtreglement. Indien de tuchtcommissie oordeelt dat de in lid 2 van dit artikel bedoelde opgelegde straf heeft plaatsgevonden in relatie tot activiteiten binnen het verband van de organisatie, verbindt hij daaraan een tuchtrechtelijke sanctie op basis van het door de strafrechter bewezen verklaarde delict. Deze sanctie -uitgezonderd de berisping- zendt hij binnen vijf werkdagen aan de beheerder van het registratiesysteem voor seksueel grensoverschrijdend gedrag, met het verzoek tot registratie van de uitspraak en personalia van betrokkene. Tegelijkertijd wordt betrokkene hiervan schriftelijk per post en bij aangetekende post op de hoogte gesteld. Betrokkene kan van de beslissing als bedoeld in lid 3 beroep instellen bij de commissie van beroep. Het beroep kan alleen betrekking hebben op het oordeel van de tuchtcommissie dat het strafrechtelijk veroordeelde gedrag heeft plaatsgevonden in relatie tot activiteiten van de organisatie en/of op de aard en duur van de sanctie. Tegen de uitspraak van de commissie van beroep staat geen intern beroep open. Indien de tuchtcommissie oordeelt dat het gedrag van betrokkene waarop de strafrechter de strafoplegging baseert, geen relatie heeft met activiteiten van de organisatie, deelt de tuchtcommissie dit per post en bij aangetekende brief mede aan de betrokkene en aan degene die van het seksueel grensoverschrijdend gedrag strafrechtelijk klacht heeft gedaan indien deze als werknemer, lid, vrijwilliger of pupil of participant verbonden is aan de organisatie. Deze laatste kan binnen vier weken na ontvangst van de schriftelijke mededeling van de beslissing van de tuchtcommissie in beroep gaan bij de commissie van beroep. Het in lid 5 bedoelde beroep van degene die strafrechtelijk klacht deed heeft tot strekking dat betrokkene alsnog in het registratiesysteem seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt opgenomen. Tegen de uitspraak van de commissie van beroep staat geen intern beroep open. De zittingen van de tuchtcommissie en commissie van beroep zijn zonder oproeping van partijen en zijn gebaseerd op de uitspraak van de strafrechter en eventueel het beroepsschrift. Van behandeling van een strafrechtelijk vonnis door de tuchtcommissie of commissie van beroep wordt afgezien indien ter zake het veroordeelde feit via het tuchtrecht reeds recht is gesproken.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
81
Artikel 23 Vaststelling en wijziging Tuchtreglement 1. 2. 3. 4. 5.
Dit tuchtreglement wordt vastgesteld en gewijzigd door de algemene ledenvergadering van de organisatie, of in geval er geen leden zijn, door het bevoegde gezag van de organisatie. Gebruikmaking van dit tuchtreglement wordt in de statuten van de organisatie vastgelegd. Dit tuchtreglement is van toepassing op de werknemers, leden, vrijwilligers, of pupillen en participanten van de organisatie, die de leeftijd van 12 jaren hebben bereikt of ouder zijn. Werknemers, leden, vrijwilligers, of pupillen en participanten, waaronder ook de betrokkene, zijn verplicht op eerste verzoek alle door de tuchtcommissie en commissie van beroep voor de beoordeling of behandeling van een zaak verzochte medewerking te verlenen en informatie te verstrekken. Dezelfde verplichting geldt met betrekking tot de activiteiten van de onderzoeker en enig andere handeling of besluit dat voortvloeit uit de werkzaamheden van de tuchtcommissie en commissie van beroep.
Bijlage modeltuchtreglement: Korte weergave Titel XIV Wetboek van Strafrecht In artikel 3, lid 2 van dit Tuchtreglement wordt gesteld dat onder seksueel grensoverschrijdend gedrag, zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 1, mede wordt verstaan de in de artikelen 239 t/m 250 (Titel XIV: Misdrijven tegen de zeden) van het Wetboek van Strafrecht (W.v.Sr.) strafbaar gestelde feiten, waarvan hierna verkort weergave wordt gedaan: a. schennis van de eerbaarheid, art.239 W.v.Sr; b. verspreiding van pornografische afbeeldingen enz., art. 240 W.v.Sr.; c. aanbieden enz. aan jeugdigen van pornografie: het verstrekken, aanbieden of vertonen van een afbeelding, voorwerp of gegevensdrager aan een minderjarige jonger dan zestien jaar, met daarop een afbeelding of meerdere afbeeldingen waarvan de vertoning schadelijk geacht wordt, art. 240a W.v.Sr.; d. jeugdigen gebruiken voor pornografie: het verspreiden, openlijk tentoonstellen vervaardigen, invoeren, doorvoeren, uitvoeren of in bezit hebben van een afbeelding (of van een gegevensdrager bevattende een afbeelding) van een seksuele gedraging waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken, art. 240b W.v.Sr; e. verkrachting, art. 242 W.v.Sr.; f. gemeenschap met een bewusteloze of geestelijk gestoorde, art. 243 W.v.Sr.; g. gemeenschap met een persoon beneden de twaalf jaar, artikel 244 W.v.Sr.; h. gemeenschap met personen tussen de twaalf en zestien jaar, art. 245 W.v.Sr.; i. feitelijke aanranding van iemands eerbaarheid, art. 246 W.v.Sr.; j. ontucht met een bewusteloze, geestelijk gestoorde of met een minderjarige jonger dan zestien jaar, art. 247 W.v.Sr.; k. het uitlokken van minderjarigen tot achttien jaar tot ontucht door het doen van giften of beloften van geld of goederen, het misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of anderszins door misleiding, art. 248a W.v.Sr.; l. het ontucht plegen met een minderjarige, die ouder is dan 16 jaren maar nog niet de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt, art. 248b W.v.Sr.; m. het opzettelijk aanwezig zijn bij het plegen van ontucht met minderjarigen (jonger dan achttien jaar) of bij het vertonen van afbeeldingen van dergelijke handelingen in een daarvoor bestemde gelegenheid, art. 248c W.v.Sr.; n. ontucht met misbruik gezag: het ontucht plegen met zijn minderjarig kind, stiefkind of pleegkind, zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige dan wel met zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, art. 249 W.v.Sr.; o. het dwingen tot seksuele handelingen met een derde: het bevorderen of opzettelijk teweegbrengen van het plegen van ontucht door een derde met zijn minderjarig kind, stiefkind of pleegkind, zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige dan wel met zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, art. 250 W.v.Sr. Bij vaststelling door een strafrechter dat een van de hierboven genoemde artikelen uit het Wetboek van Strafrecht, Titel XIV, zoals deze nu luidt of in de toekomst komt te luiden, is overtreden, geldt dat er sprake is van seksueel grensoverschrijdend gedrag zoals gedefinieerd in art. 1, lid s van dit tuchtreglement.
82
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Bijlage 18c - S anctiebeleid1 Inleiding Hieronder worden de uitgangspunten geformuleerd en de sancties beschreven die gelden voor leden vrijwilligers en medewerkers van vrijwilligersorganisaties. Daarnaast worden de uitgangspunten voor de bewaartermijn van persoonsgegevens in het registratiesysteem beschreven. Als laatste worden de volgens het Wetboek van Strafrecht strafbare zedendelicten en de volgens tuchtrecht strafbare overtredingen toegelicht. Als basis voor het tuchtrechtelijk strafbaar stellen van seksueel misbruik gelden de definitie van seksueel misbruik en de gedragscode voor begeleiders, zoals deze luiden voor het vrijwilligerswerk.
Uitgangspunten sanctiesysteem seksueel misbruik in het vrijwilligerswerk. 1.
Een sanctiesysteem met betrekking tot seksueel misbruik in het vrijwilligerswerk is niet gericht op vergelding, zoals de strafoplegging door een strafrechter dat wél beoogd, maar op het herstellen van veiligheid rondom slachtoffer en activiteitenomgeving. Een sanctiesysteem is ook gericht op het voorkomen van nieuwe voorvallen door de pleger of anderen. Het herstellen van veiligheid houdt niet alleen een sanctie in tegen de pleger, maar ook maatregelen gericht op het verbeteren van preventie. Het sanctiesysteem richt zich alleen op de pleger. In het tuchtrecht echter is ruimte voor een tuchtcommissie om ook preventieve maatregelen ten aanzien van de omgeving te adviseren aan de organisatie. Ten aanzien van de pleger wordt de vraag gesteld of de wijze waarop hij de veiligheid en integriteit van het slachtoffer heeft aangetast, reden is om te veronderstellen dat hij (waar “hij” staat lees ook “zij”) geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of permanent niet geschikt is om verder nog aan het vrijwilligerswerk bij te dragen zoals hij dat voorheen deed. Bevestigend antwoord op deze vraag leidt tot een sanctie gericht tegen de pleger. Ten aanzien van de omgeving waarin het incident plaatsvond, wordt de vraag gesteld waarom, ondanks eventueel aanwezige preventieve maatregelen, het incident heeft kunnen plaatsvinden. Antwoord op deze vraag kan leiden tot advies aan de betreffende organisatie over te nemen preventieve maatregelen. Afwezigheid van voldoende preventieve maatregelen leidt overigens niet tot “meer begrip” c.q. een mildere sanctie voor de overtreding van de pleger.
2. Een veroordeling door een Strafrechter voor overtreding van één der artikelen van de zedenwetgeving uit het Wetboek van Strafrecht, Titel XIV: misdrijven tegen de zeden, wordt opgevat als vaststelling van het feit dat de pleger een bedreiging vormt voor de veiligheid van hen die in zijn omgeving aan activiteiten deelnemen, alsmede een bedreiging voor het gevoel van veiligheid en bescherming die de activiteitenomgeving wil bieden. Met dit laatste wordt gedoeld op de negatieve invloed die een overtreding heeft op de fysieke en sociale veiligheid, sfeer, cultuur en andere randvoorwaarden waarin het activiteitenaanbod plaatsvindt. Een veroordeling vanwege Strafrecht leidt dan ook tot een sanctie vanuit het tuchtrecht seksueel misbruik, die erop gericht is te voorkomen dat de pleger binnen de activiteitenomgeving zijn gedrag kan herhalen en/of die omgeving (nogmaals) onveilig kan maken. Ook is deze sanctie gericht op het creëren van een periode van herstel voor de veiligheid binnen de betreffende omgeving. De aard (zwaarte) en periode van de sanctie is afhankelijk de zwaarte van de overtreding. Bij het vaststellen van de sanctieperiode door tuchtrecht volgend op een strafrechtelijke veroordeling, wordt niet speciaal gekeken naar de lengte van de veroordeling. Er moet worden bezien of vanuit het oogpunt van (het herstel van) veiligheid de strafperiode lang genoeg is. Dit kan resulteren in een tuchtrechtelijke sanctieperiode die langer of korter is dan de strafduur die de strafrechter uitspreekt. Het is wel van belang dat de sanctie vanuit tuchtrecht zo snel mogelijk na de uitspraak van de strafrechter wordt vastgesteld en dat daarmee niet wordt gewacht tot de strafrechtelijke periode voorbij is. Dit vanwege het recht doen aan de klager die met het indienen van de klacht om maatregelen vraagt, evenals de duidelijkheid waar de activiteitenomgeving recht op heeft en mee gediend is. Bij het vaststellen van de tuchtrechtelijke sanctieperiode na een strafrechtelijke veroordeling wegens een zedendelict zal meespelen dat een op retributie gebaseerde strafrechtelijke vrijheidsstraf qua lengte geen rekening houdt met de grondslag van het sanctiesysteem in het vrijwilligerswerk, namelijk het voorkomen van herhaling en het herstel van veiligheid. Dit brengt met zich mee dat de strafrechtelijke strafperiode niet eenop-een wordt overgenomen als sanctieperiode vanuit tuchtrecht. 1 Drs. P. Moget en Drs. M. Weber (NOC*NSF)
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
83
Het “ne bis in idem” (niet tweemaal straffen voor dezelfde daad) is hier overigens niet in geding omdat de sanctie niet kan worden opgevat als een dubbele straf voor hetzelfde feit, maar als antwoord op de vraag die ten aanzien van de pleger moet worden gesteld met het oog op het herstel van veiligheid. 3. Gedragingen die niet onder wettelijke verboden vallen, maar volgens de definitie van seksueel misbruik en de gedragscode voor begeleiders wel als vormen van seksueel misbruik kunnen worden opgevat, worden gesanctioneerd volgens een vooraf vastgesteld sanctiesysteem, dat hieronder wordt uitgewerkt (zie punt 4.). Een sanctie treedt niet eerder in werking dan nadat is komen vast te staan dat zij tot stand kwam volgens een objectieve interne procesgang, hier verder te noemen “Tuchtreglement”. Het zorgdragen dat een Tuchtreglement ten grondslag ligt aan de opgelegde sanctie is een verantwoordelijkheid van de organisatie waar het incident plaatsvond. De organisatie moet daartoe beschikken over een door de ALV aangenomen Tuchtreglement, of bij afwezigheid van een ALV een door het hoogste gezag goedgekeurd Tuchtreglement. Een dergelijk reglement kan men zelf opstellen of men kan gebruik maken van het Model Tuchtreglement dat op basis van de “Blauwdruk Tuchtreglement” voor organisaties met vrijwilligers is ontwikkeld. Met het begrip “objectieve interne procesgang” wordt verwezen naar de wijze waarop de tuchtprocedure moet worden gevoerd, van klacht tot en met sanctie. Voor organisaties die werken met vrijwilligers is een “Blauwdruk Tuchtreglement” geschreven waarin de kenmerken staan geformuleerd van een deugdelijk Tuchtreglement. Elk Tuchtreglement dat deze kenmerken in zich heeft, voldoet aan de eis van een objectieve interne procesgang. Iedere sanctie die hierop is gebaseerd is legitiem in de zin dat deze kan dienen om de betrokkene in het Registratiesysteem voor vrijwilligers op te nemen voor de duur van de sanctie. De “Blauwdruk Tuchtreglement” fungeert daarmee als toets voor de door de organisaties ontwikkelde of gehanteerde Tuchtreglementen. Een van de vereisten van een deugdelijk Tuchtreglement is dat daarin het sanctiesysteem wordt gehanteerd zoals dat hieronder is geformuleerd. 4. De sancties die ter beschikking van het tuchtrecht staan zijn: • Een berisping; • Het verbod om deel te nemen aan bepaalde activiteiten voor een duur van maximaal drie jaren; • Het verbod om rechten uit te oefenen die een lid toekomt voor een duur van maximaal vijf jaren; • Het verbod tot het uitoefenen van een of meer functies voor een duur van maximaal tien jaren; • De schorsing voor een duur van maximaal vijf jaren; • Het royement als lid voor de duur van maximaal levenslang.
Toelichting sancties Ad berisping: Een berisping is het officieel veroordelen van bepaald met name genoemd gedrag van betrokkene. Dit wordt schriftelijk door de tuchtcommissie aan de betrokkene uitgereikt. Ad verbod deelnemen aan bepaalde activiteiten: Het verbod om deel te nemen aan bepaalde, met name genoemde activiteiten van de organisatie, wordt als sanctie opgelegd voor een bepaalde duur of voor een aantal keren dat die activiteiten plaatsvinden. De periode waarover het verbod geldt is maximaal drie jaren. Ad het verbod rechten uit te oefenen: Het onthouden van rechten beoogt het gericht beperken van bewegingsvrijheid van betrokkene, geldend voor bijvoorbeeld bepaalde ruimtes, omgang met bepaalde personen, groepen of teams, inzage van bepaalde dossiers, aanwezigheid bij bepaalde activiteiten of wedstrijden of trainingen of vergaderingen. Dit voor de duur van maximaal vijf jaren. Ad het verbod op het uitoefenen van een of meer functies: Het verbod op het uitoefenen van een of meerdere functies of samenstel van taken, is gericht op het voorkomen dat betrokkene met bepaalde doelgroepen activiteiten verricht. Deze sanctie geldt voor de duur van maximaal tien jaren. Ad schorsing: Schorsen is verbod op het uitoefenen van alle taken of functies alsmede op het uitoefenen van lidmaatschapsrechten. Het is een zware sanctie die wordt opgelegd als een lichtere sanctie niet voldoende wordt geacht, maar royement te zwaar wordt bevonden. Een schorsing wordt uitgesproken voor de duur van maximaal vijf jaren. 84
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Ad royement/ontzegging uit lidmaatschap/ontslag: Het eenzijdig vanuit de organisatie opheffen van het lidmaatschap van betrokkene, met intrekking van alle rechten en verworvenheden (zoals licenties, commissielidmaatschap, docentschap). Deze sanctie wordt uitgesproken voor de duur van maximaal levenslang. Indien de tuchtcommissie of commissie van beroep de sanctie ‘royement’ niet kan opleggen omdat betrokkene geen lid is, geldt de sanctie ‘schorsing’, en wel voor de duur die men in geval van royement zou opleggen. Noten bij sancties: a. De sancties zijn niet verbonden aan een specifieke overtreding. Welke specifieke sanctie wordt uitgesproken hangt niet alleen af van de regel die is overtreden, maar ook van de omstandigheden waaronder de overtreding plaatsvond, kenmerken van het slachtoffer zoals leeftijd en mate van afhankelijkheid van de pleger, de gevolgen die het heeft voor het slachtoffer, of het recidive betreft of niet, enz. In de hierboven beschreven sancties zit wel een oplopende “zwaarte“: de berisping kan beschouwd worden als de lichtste sanctie en het royement als de zwaarste, met tussen deze twee uitersten de andere sancties. Om toch een idee te geven hoe de sancties kunnen worden verbonden aan regels die worden overtreden, volgt in de toelichting die als laatste in deze bijlage staat, een uitwerking van de sancties gekoppeld aan bepaalde overtredingen. Benadrukt wordt dat deze niet verplichtend zijn. b. Een geldboete is in principe ook een sanctie, maar heeft geen relatie met het veiliger maken van de activiteitenomgeving en wordt daarom hier niet gebruikt. c. Niet te beschouwen als sanctie, maar wel als dringend advies aan de betreffende organisatie, is elke uitspraak van de tuchtcommissie die zich richt op de verandering, verbetering of invoering van preventieve maatregelen naar aanleiding van een door deze commissie behandeld concreet incident. d. Eveneens niet te beschouwen als sanctie, maar als middel om de situatie onmiddellijk na een incident werkbaar te houden, is de zogenoemde voorlopige bestuurlijke ordemaatregel. Dit houdt in dat het bevoegd gezag in geval van een klacht of incident, de betrokkene met onmiddellijke ingang een tijdelijke bewegingsvrijheid kan opleggen m.b.t. locatie en activiteiten binnen de organisatie. Hier hoeft dus geen uitspraak van de tuchtcommissie aan ten grondslag te liggen. Een bestuurlijke ordemaatregel wordt de betrokkene door het bevoegd gezag aangezegd en schriftelijk bevestigd. De tijdelijke bestuurlijke ordemaatregel is geen ad hoc veroordeling noch een vooruitlopen op een mogelijke veroordeling door strafrechter of tuchtcommissie. De maatregel is gebaseerd op de overweging van de noodzaak tot onmiddellijk herstel van veiligheid en rust binnen de activiteitenomgeving waar het incident plaatsvond. De voorlopige bestuurlijke ordemaatregel eindigt uiterlijk op het moment dat het oordeel van de tuchtcommissie in werking treedt. 5. In alle gevallen, uitgezonderd de berisping, waarin een sanctie vanuit tuchtrecht en/of een straf vanuit de zedenwetgeving wordt opgelegd, wordt deze aan de beheerder van het registratiesysteem gemeld, zodat deze formeel kan toetsen of de sanctie en/of strafoplegging aanleiding geven tot opneming van de persoonsgegevens van betrokkene in het registratiesysteem. Deze toetsing geschiedt op een van te voren vastgestelde wijze aan de hand van vooraf vastgestelde criteria. Zie hiervoor “Randvoorwaarden Registratiesysteem”. 6. In het sanctiesysteem wordt alleen gewerkt met maxima. Beneden deze grens kan iedere tuchtcommissie bepalen welke sanctie en sanctieperiode zij het meest geëigend vindt voor een bepaalde overtreding. Hiermee kan recht worden gedaan aan de specifieke kenmerken van en omstandigheden rondom het betreffende incident en is er ruimte voor de werking van cultuureigen aspecten van de betreffende organisatie. 7. Voor alle sancties geldt dat aanvullend erop door de organisatie nadere afspraken kunnen worden gemaakt met betrokkene over het hervatten van activiteiten na de sanctieperiode. Het gaat hier om afspraken over gedragingen die de veiligheid van de activiteitenomgeving aantasten en waarvan de basis ligt in het beleid van de organisatie inzake seksueel misbruik. De tuchtcommissie kan zich in haar uitspraak over de noodzaak van dergelijke afspraken al uitspreken. In een hervattinggesprek tussen de organisatie en betrokkene, welke moet plaatsvinden na de sanctieperiode, worden deze afspraken gemaakt en schriftelijk bevestigd. 8. Bij een combinatie of opeenstapeling van overtredingen, zal bij het vaststellen van de sanctie de zwaarte ervan evenredig toenemen. 9. De in dit sanctiesysteem gehanteerde definitie van seksueel misbruik alsmede de gedragscode voor begeleiders, zijn die welke staan geformuleerd in het “Basisdocument”.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
85
Uitgangspunten bewaartermijn registratiesysteem 1.
2.
3.
4.
5.
Het registratiesysteem is bedoeld om diegenen van activiteiten tijdelijk of permanent buiten te sluiten, die door Strafrecht en/of door tuchtrecht veroordeeld zijn vanwege seksueel misbruik. Om dit te bereiken is het registratiesysteem een hulpmiddel, geen doel op zich. Het doel ligt immers in het fysiek en sociaal veilig maken en houden van de activiteitenomgeving. Hierop is ook het sanctiesysteem gebaseerd dat in het tuchtrecht wordt gebruikt. Het registratiesysteem is volgend op een strafrechtelijke of tuchtrechtelijke veroordeling. Het voegt niet zelf een extra straf toe aan hetgeen in een seksueel misbruikzaak is uitgesproken, maar registreert gegevens van veroordeelden voor een bepaalde, vooraf vastgestelde termijn: de bewaartermijn. De bewaartermijn van persoonsgegevens in het registratiesysteem is gelijk aan de lengte van periode waarin de sanctie van het tuchtrecht van kracht is. Immers neemt de veroordelende instantie in haar overwegingen mee dat de sanctietermijn (en eventueel aanvullende maatregelen) voldoende moet zijn om de veiligheid in de activiteitenomgeving te herstellen en te behouden. Het registratiesysteem dient het doel van veiligheid en neemt dan ook de sanctietermijn over als bewaartermijn. De bewaartermijnen gebaseerd op veroordelingen van Strafrecht (zedendelicten) zijn gelijk aan de onderscheidenlijke sanctieperiode die het tuchtrecht verbindt aan het specifieke delict waarvoor wordt veroordeeld (zie hierna onder “gedragingen die vallen onder Strafrecht”, sanctiesysteem). In het geval dat om formele redenen vanuit geen enkele organisatie een sanctie kan worden vastgesteld naar aanleiding van een veroordeling vanuit Strafrecht, wordt deze sanctie door de beheerder vastgesteld met inachtneming van de sancties uit het sanctiesysteem. Berispingen worden niet opgenomen in het registratiesysteem.
Uitwerking sanctiesysteem in relatie tot WvSr en Gedragscode Begeleiders. Strikt genomen maken bovenstaande uitgangspunten en sancties het niet noodzakelijk om concreet te worden over de relaties tussen sancties en overtredingen. Het vooraf verbinden van een sanctie aan een overtreding is geen eis die aan het sanctiesysteem wordt gesteld. De concrete uitwerking die hieronder volgt, is dan ook bedoeld als leidraad voor de tuchtcommissies van de verschillende organisaties en is niet bindend. Er worden twee soorten gedragingen in verband gebracht met het sanctiesysteem: • seksueel misbruik-gedragingen die vallen onder Wetboek van Strafrecht; • seksueel misbruik-gedragingen die vallen onder de definitie van seksueel misbruik en/of onder het bepaalde in de gedragscode voor begeleiders. Ad seksueel misbruik- gedragingen die vallen onder Wetboek van Strafrecht. Wordt een gerechtelijk vonnis uitgesproken inzake een overtreding van de zedenwetgeving begaan in het vrijwilligerswerk, en staat tegen dat vonnis geen beroep meer open, dan is daarmee vastgesteld dat de pleger een bedreiging vormt voor de veiligheid van deelnemers en activiteitenomgeving. Naast de strafrechtelijke veroordeling is dan ook een tuchtrechtelijke veroordeling op de pleger van toepassing. De zedenwetgeving kent een aantal artikelen dat hierna worden verbonden aan een tuchtrechtelijke sanctie en aan een maximum sanctieperiode: a. Indien het zich om een eenmalige overtreding handelt ten aanzien van art. 239 of 240 WvSr (schennis van de eerbaarheid respectievelijk verspreiding van pornografische afbeeldingen), volgt een verbod op het uitoefenen van een bepaalde functie of meerdere functies voor de duur van maximaal vijf jaren. Aanvullend op het verbod een of meerdere functies uit te oefenen kan de tuchtcommissie in haar uitspraak beperkende maatregelen opnemen over de activiteiten van betrokkene (over omgang met bepaalde groepen, betreden van bepaalde locaties, deelnemen aan bepaalde activiteiten, etc.). Bij herhaling van hetzelfde delict (art. 239 of 240 WvSr) volgt een zelfde verbod voor de duur van maximaal tien jaar. Bij een verdere herhaling volgt royement voor de duur van maximaal tien jaren. b. Indien het om artikel 240a WvSr handelt, aanbieden van pornografie aan jeugdigen onder de 16 jaar, volgt een verbod op het uitoefenen van een bepaalde of meerdere bepaalde functie(s) voor de duur van maximaal tien jaar, eventueel door de tuchtcommissie aangevuld met beperkende maatregelen over de activiteiten van betrokkene (over omgang met bepaalde groepen, betreden van bepaalde locaties, deelnemen aan bepaalde activiteiten, etc.). Deze afspraken kunnen desgewenst permanent zijn. Herhaling van overtreding van art. 240a WvSr leidt tot een royement voor de duur van maximaal tien jaren. c. Indien het zich om een incident handelt, vallend onder een van de volgende wetsartikelen uit het WvSr, volgt royement voor de duur van maximaal levenslang.
86
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Deze artikelen zijn: 240b (minderjarigen onder 18 jaar gebruiken voor pornografie, het vervaardigen ervan, in het bezit hebben ervan, verspreiden ervan, invoeren ervan, uitvoeren ervan, doorvoeren ervan, tentoonstellen ervan); 242 (verkrachting); 243 (gemeenschap met bewusteloze of geestelijk gestoorde); 244 (gemeenschap met persoon beneden 12 jaar); 245 (gemeenschap met persoon tussen 12 en 16 jaar); 246 (feitelijke aanranding der eerbaarheid); 247 (ontucht met bewusteloze, geestelijk gestoorde of kind jonger dan 16 jaar); 248a (uitlokken van minderjarige tot ontucht); 248b (ontucht met minderjarige persoon tussen 16 en 18 jaar); 248c (opzettelijk aanwezig zijn bij het plegen van ontucht met minderjarigen jonger dan 18 jaar of bij het vertonen van afbeeldingen van dergelijke handelingen); 249 (ontucht met misbruik gezag); 250 (dwingen tot seksuele handelingen van o.a. minderjarige deelnemer met derden tegen betaling); 250a (idem als art. 250 maar dan zonder bloedband of andere relatie). Noten: a. De strafrechter kan bij veroordeling voor bepaalde delicten (artt. 242 tot en met 247 en 248a tot en met 250a), ontzetting uit bepaalde rechten uitspreken. Ook kan n.a.v. veroordeling van de artikelen 248a tot en met 250a, indien het misdrijf in het beroep is begaan, de pleger van de uitoefening van dat beroep worden ontzet. Dit is een vorm van strafverzwaring die in het sanctiebeleid gevolgd kan worden door het zwaarder aanrekenen van seksueel misbruik van een trainer dan van bijv. een medespeler. Herhaling van seksueel misbruik kan ook tot strafverzwaring aanleiding geven. In een aantal “lichte” gevallen van seksueel misbruik is daarvoor in het sanctiebeleid al voorzien. Voor de meer zwaardere delicten is vooralsnog het uitgangspunt dat de lengte van de sanctie moet voorkomen dat de persoon terugkeert in dezelfde functie. Er kan echter ook hier voorzien worden in een sanctie bij herhaling. b. In alle gevallen van uitspraken vanuit W.vSr. met betrekking tot zedendelicten, zal de tuchtcommissie onderzoeken welke maatregelen zij de organisatie adviseert te nemen ter preventie van herhaling. Deze maatregelen zijn niet gericht op betrokkene, maar moeten deel gaan uitmaken van een algemeen preventiebeleid binnen de organisatie. c. In gevallen van strafrechtelijke vrijheidsstraffen gaat de periode van de tuchtrechtelijke sanctie in na beëindiging van de vrijheidsstraf. Bij strafrechtelijke taakstraffen gaat de tuchtrechtelijke sanctieperiode in na beëindiging taakstraf. Bij strafrechtelijke geldboetes gaat de periode van tuchtrechtelijke sanctie in na de uitspraak van de strafrechter. Tussen het moment waarop het incident aan de organisatie bekend werd en de inwerkingtreding van de tuchtrechtelijke sanctie, zit als overbrugging de bestuurlijke ordemaatregel die de organisatie kan uitspreken. d. In gevallen van art. 245 en 249, kan indien er sprake is van geringe leeftijdsverschillen tussen pleger en slachtoffer, bij het bepalen van de sanctie door het tuchtrecht hiermee rekening worden gehouden, in de zin dat dit tot verlichting van de sanctie en/of verkorting sanctieperiode aanleiding kan geven.
Ad seksueel misbruik-gedragingen die vallen onder de definitie van seksueel misbruik en/of onder de bepalingen van de gedragscode begeleiders. Onder seksueel misbruik wordt het volgende verstaan: “Seksueel misbruik is elke vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering, in verbale, nonverbale of fysieke zin, opzettelijk of onopzettelijk, die door de persoon die het ondergaat als ongewenst of gedwongen wordt ervaren; en / of plaatsvindt binnen een ongelijke machtsverhouding (volwassene-kind, hulpverlener-cliënt, leerkrachtleerling, trainer-pupil, leiding-jeugdlid, e.d.); en / of andere handelingen of gedragingen die strafbaar zijn volgens het Wetboek van Strafrecht.” Deze definitie geldt voor het gedrag van alle personen die in of voor een organisatie werkzaam zijn. Dus werknemers, leden en vrijwilligers. Met betrekking tot begeleiders van minderjarige deelnemers is de definitie uitgewerkt in een gedragscode. Daarin zijn gedragingen opgenomen die de omgang tussen begeleider en minderjarige deelnemer regelt, waarbij als uitgangspunt is genomen dat de begeleider met betrekking tot de sociale veiligheid van de minderjarige deelnemer een extra verantwoordelijkheid heeft en tegelijkertijd ten opzichte van hem in een machtsongelijke relatie staat. Dit stelt specifieke eisen aan het gedrag van de begeleider. Leidraad voor de eisen die aan dat gedrag wordt gesteld is de gedragscode, zoals geformuleerd en opgenomen in het “Basisdocument”. Daarin wordt in tien Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
87
artikelen algemene gedragsafspraken gemaakt die gelden voor alle begeleiders van minderjarige pupillen. Deze gedragsafspraken beogen helderheid te verschaffen in de soorten gedragingen die in het kader van het bestrijden van seksueel misbruik niet zijn toegestaan. Het betreffen zowel strafbare als niet-strafbare vormen van seksueel misbruik. Tevens worden een aantal niet-limitatieve voorbeelden gegeven van overtredingen bij de verschillende artikelen. Begeleiders vallen, ongeacht of zij wel of niet lid zijn van de organisatie, vanwege het uitvoeren van een begeleiderstaak voor de organisatie, onder verantwoordelijkheid van die organisatie en horen zich derhalve aan de gedragscode te houden. Overtreding van deze gedragscode door begeleiders levert een overtreding op in de zin van het Tuchtreglement en kan op grond daarvan worden gesanctioneerd. Met betrekking tot de begeleiders geldt de volgende gedragscode: 1. De begeleider moet zorgen voor een omgeving en een sfeer waarbinnen de minderjarige deelnemer zich veilig en gerespecteerd voelt. 2. De begeleider onthoudt zich ervan de minderjarige deelnemer te bejegenen op een manier die de minderjarige deelnemer in zijn waardigheid aantast. 3. De begeleider dringt niet verder door in het privéleven van de minderjarige deelnemer dan functioneel noodzakelijk is 4. De begeleider onthoudt zich van elke vorm van seksueel misbruik ten opzichte van de minderjarige deelnemer. Alle seksuele handelingen, contacten en relaties tussen begeleider en minderjarige deelnemer die de leeftijd van 16 jaren nog niet heeft bereikt, zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel misbruik. 5. De begeleider mag de minderjarige deelnemer niet op zodanige wijze aanraken, dat deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard ervaren zal worden. 6. De begeleider zal tijdens trainingsdagen, kampen, reizen, uitjes en dergelijke gereserveerd en met respect omgaan met minderjarige deelnemers en de ruimtes waarin zij zich bevinden, zoals de kleedkamer of hotelkamer. 7. De begeleider heeft de plicht de minderjarige deelnemer naar vermogen te beschermen tegen vormen van ongelijkwaardige behandeling en seksueel grensoverschrijdend gedrag en zal er actief op toezien dat de gedragscode door iedereen die bij de minderjarige deelnemer is betrokken, wordt nageleefd. 8. Indien de begeleider gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met deze gedragscode en bij vermoedens van seksueel misbruik, is hij verplicht hiervan melding te maken bij de daarvoor door het bestuur aangewezen personen. 9. De begeleider krijgt of geeft geen (im)materiële vergoedingen die niet in de rede zijn. 10. In die gevallen waarin de gedragscode niet (direct) voorziet, of bij twijfel over de toelaatbaarheid van bepaalde gedragingen, ligt het binnen de verantwoordelijkheid van de begeleider in de geest van de gedragscode te handelen en zonodig daarover daarover in contact te treden met een door het bestuur aangewezen persoon.
Toelichting van de gedragscode per artikel: Art. 1 gedragscode: “De begeleider moet zorgen voor een omgeving en een sfeer waarbinnen de minderjarige deelnemer zich veilig en gerespecteerd voelt.” Het zorgen voor een veilige omgeving en sfeer houdt met name in dat bij iedere begeleider een permanente verantwoordelijkheid ligt tot het onmiddellijk verbieden, stoppen en tegengaan (en zelf afzien van deelname aan) van gedragingen die de omgeving waarin activiteiten plaatsvinden, sociaal onveilig of vijandig maakt of die schadelijke gevolgen hebben voor welke deelnemer of groep van deelnemers dan ook. Gedragingen die hieronder vallen zijn discriminatie naar geslacht, seksuele geaardheid, levensovertuiging, culturele achtergrond, leeftijd, fysieke en/of geestelijke kenmerken. Ook vallen hieronder alle vormen van seksueel misbruik en het dreigen met of gebruiken van fysiek of geestelijk geweld. Tevens vallen eronder misbruik van macht, pesten, gedwongen gewelddadige of seksueel getinte inwijdingsrituelen, buitensluiten. Deze verantwoordelijkheid richt zich op alle door de organisatie georganiseerde activiteiten, maar ook op alle handelingen en situaties ter voorbereiding op of ter afsluiting van die activiteiten, zoals omkleden, douchen, warming up, massage, blessurebehandeling, reizen, trainingen, stages, clinics, zomerkampen, toernooien in binnen- en buitenland, feesten, naar een activiteit brengen of thuisbrengen). Voor het tuchtreglement seksueel misbruik zijn alleen die gedragingen relevant die vallen onder de definitie van seksueel misbruik en onder deze gedragscode. Concrete voorbeelden hiervan zijn: 1. het niet onmiddellijk door feitelijke interventie laten stoppen van een klaarblijkelijke vorm van seksueel misbruik waarvan de begeleider getuige is of waarvan hij op de hoogte wordt gesteld; 88
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
2. het participeren in vormen van seksueel misbruik of aanmoedigen van anderen daartoe; 3. het door de begeleider in woord of gedrag scheppen van een seksueel of erotisch geladen sfeer (door woord, gedrag, vertoning filmbeelden, aankleding omgeving) of aan het voortbestaan daarvan een bijdrage leveren; 4. het door de begeleider op niet-functionele wijze bekijken van de minderjarige deelnemer waarbij de aandacht is gericht op de geslachtskenmerken; 5. het door de begeleider met seksueel gedrag ingaan op verliefde gevoelens, seksuele verlangens of fantasieën van een minderjarige deelnemer; 6. het achterwege laten van hulp aan een slachtoffer of slachtoffers van een incident dat valt onder seksueel misbruik; 7. het niet of onvoldoende uitoefenen van begeleiderstaken rondom en tijdens een activiteit waardoor gelegenheid ontstaat voor vormen van seksueel misbruik, die met het juist uitvoeren van de begeleiderstaken hadden kunnen worden voorkomen;
Het niet ingrijpen bij incidenten die de veiligheid m.b.t. seksueel misbruik van minderjarige deelnemers aantasten, wordt opgevat als een ernstig tekortschieten van de zijde van de begeleider, waarvoor de begeleider officieel wordt berispt indien het voorval geen directe nadelige gevolgen heeft voor het slachtoffer. Zijn die er wel, dan kan afhankelijk van die gevolgen, tot een andere (zwaardere) sanctie tegen de begeleider worden besloten. Indien een begeleider bij herhaling er blijk van geeft de naleving van dit artikel niet ter hand te kunnen of te willen nemen, of vanwege eigen gedragingen er een negatieve invloed op heeft, volgt vanwege deze ongeschiktheid ontheffing van de taak of taken waar het actief bijdragen aan een veilige activiteitenomgeving onderdeel van uitmaakt. Het entameren van of zelf meedoen aan bovengenoemde en soortgelijke aan seksueel misbruik gerelateerde gedragingen, wordt eveneens opgevat als een ernstig tekortschieten en wordt afhankelijk van het specifieke gedrag en de gevolgen ervan, gesanctioneerd met een officiële berisping tot en met royement. Dit is een grote marge, maar gezien de bovengenoemde verboden gedragingen en de rol die de begeleider daarin heeft gehad, is dit op z’n plaats. Art. 2 gedragscode: “De begeleider onthoudt zich ervan de minderjarige deelnemer te bejegenen op een wijze die de minderjarige deelnemer in zijn waardigheid aantast.” Het in de waardigheid aantasten slaat onder andere op het onnodig uitoefenen van dwang, drang of gebruik maken van het machtsverschil tussen begeleider en minderjarige deelnemer, om deze laatste tot gedragingen te bewegen of te dwingen die redelijkerwijs niet van de minderjarige deelnemer mogen worden gevraagd of geen onderdeel uitmaken van het concrete doel van de begeleiding. Hieronder vallen ook het opleggen of onderhouden van omgangsvormen die de minderjarige deelnemer als een minderwaardig persoon diskwalificeert (uitschelden, strakke commando- en drilstructuren, eenzijdig communiceren, fysieke en mentale strafstructuren, onthouden van fysieke en mentale behoeften) waardoor geestelijke en fysieke schade kan ontstaan. Hoewel bovenstaande bejegening door de begeleider niet gericht hoeft te zijn op doelen van seksuele aard, behoort ze naast het dehumaniserend karakter ervan, tot een omgangspatroon waarbinnen seksueel misbruik vaak plaatsvindt, of op volgt. Om die reden dient deze bejegening als een verbod te worden gehandhaafd in een sanctiesysteem omtrent seksueel misbruik. Concrete voorbeelden van bedoelde gedragingen in relatie tot seksueel misbruik zijn: 1. het door de begeleider uitoefenen van dwang of op enigerlei wijze gebruik maken van het machtsverschil dat bestaat tussen hem en de minderjarige deelnemer, met het kennelijke oogmerk de minderjarige deelnemer tot seksuele handelingen te dwingen, daartoe te verleiden of over te halen, of die te dulden; 2. het zich onnodig en/of zonder toestemming van de minderjarige deelnemer bevinden in of het naar binnen kijken/gluren in ruimtes die door de minderjarige deelnemer worden gebruikt als privé-ruimtes, zoals douches, kleedkamers, toiletten, hotelkamers, kampeertenten en soortgelijke ruimtes, waarin de minderjarige deelnemer mag veronderstellen zich te kunnen gedragen als ware hij alleen en ongezien; 3. het door de begeleider verrichten van handelingen m.b.t. de minderjarige deelnemer die niet tot zijn bekwaamheid en taken behoren en/of op dat moment niet geboden zijn. Het zich schuldig maken aan bovengenoemde of vergelijkbare vormen van bejegening, wordt gesanctioneerd met een verbod tot deelneming aan bepaalde activiteiten, verbod bepaalde rechten uit te oefenen, verbod uitoefenen van een of meer functies, schorsing of royement, afhankelijk van de zwaarte van het incident. Art. 3 gedragscode: “De begeleider dringt niet verder door in het privé-leven van de minderjarige deelnemer dan functioneel nodig.“ Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
89
Met het zich onthouden van onnodige privé-bemoeienis wordt onder andere bedoeld dat de begeleider afziet van afspraken maken buiten de activiteiten om met minderjarige deelnemers die hij begeleidt, afziet van het bij hem thuis uitnodigen van een of meerdere minderjarige deelnemers, afziet van het mee op privé-reizen of vakanties nemen van minderjarige deelnemers, alsmede dat hij afziet van iedere relatievorm die gezien z’n begeleidingstaak niet noodzakelijk is. Concrete voorbeelden van bedoelde gedragingen in relatie tot seksueel misbruik zijn: 1. het bij herhaling of op systematische wijze privé bij de begeleider alleen thuis of een andere afgezonderde plaats uitnodigen van een minderjarige deelnemer, waarmee de begeleider een machtsongelijke relatie heeft, indien deze ontmoeting vanuit de begeleidingstaak niet nodig is en/of elders kan worden georganiseerd, zoals in een clubgebouw of een publieke gelegenheid; 2. het door de begeleider op enigerlei wijze systematisch claimen of isoleren van een minderjarige deelnemer buiten de activiteiten om, het weghouden van de minderjarige deelnemer bij de ouders of het overnemen van opvoedingstaken van de ouders. Het onnodig doordringen in het privé-leven van de minderjarige deelnemer wordt gesanctioneerd met een officiële berisping. Bij herhaling ervan volgt verbod op het uitoefenen van een of meerdere functies. Voorafgaande aan de inzet van een tuchtprocedure kan aan partijen in overweging worden gegeven het conflict door mediation op te lossen. Dit wordt alleen bij mineure gevallen geadviseerd, zoals poging tot afspraak maken in privé-sfeer of voorstellen om een kamer te delen, waarbij de uitvoering achterwege blijft. Art. 4 gedragscode: “De begeleider onthoudt zich van elke vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van de minderjarige deelnemer. Alle seksuele handelingen, contacten en relaties tussen begeleider en de deelnemer die de leeftijd van 16 jaren nog niet heeft bereikt, zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel misbruik”. De begrenzingen van de relatie tussen begeleider en minderjarige deelnemer worden gevormd door de activiteiten die hen samenbrengt. Elk ander motief dat deze relatie mede vorm en inhoud geeft en de wensen of verlangens van de begeleider dient, is een grensoverschrijding die onwenselijk is. Betreft het wensen en verlangens van seksuele aard jegens een minderjarige onder de 16 jaar, dan is deze grensoverschrijding absoluut verboden en te beschouwen als misbruik van vertrouwen en/of macht van de begeleider t.o.v. de minderjarige deelnemer. Het zij nadrukkelijk gesteld dat het de verantwoordelijkheid is van de begeleider de grenzen te respecteren, dus óók in het geval dat de minderjarige deelnemer tot 16 jaar instemt met het overschrijden ervan (of daartoe de wens uit). Het gaat hier om seksuele relaties tussen volwassen begeleiders en minderjarige deelnemers. De wet stelt dergelijke relaties strafbaar. Voor de sanctie wordt daarom verwezen naar “seksueel misbruik-gedragingen die vallen onder WvSr.” (zie hiervoor). Het zij hier nog eens nadrukkelijk vermeld dat ook indien de minderjarige deelnemer instemt met de seksuele relatie met een volwassen begeleider, de begeleider onverminderd strafbaar is, voor zowel het WvSr als voor het tuchtrecht. Art. 5 gedragscode: “De begeleider mag de minderjarige deelnemer niet op een zodanige wijze aanraken, dat deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard ervaren zal worden.” Uitgangspunt is dat de begeleider ervoor dient te zorgen dat het lichamelijk contact met de minderjarige deelnemer zich beperkt tot hetgeen noodzakelijk en functioneel is in het kader van de activiteiten en binnen de taken van de begeleider ligt. Dit contact is dus van professionele/functionele aard en dient dusdanig te worden uitgevoerd dat het geen twijfel laat bestaan over de achterliggende overwegingen. Tevens dient het in overeenstemming te zijn met hetgeen de minderjarige deelnemer als wenselijk beschouwt. Concrete voorbeelden van deze gedragingen in relatie tot seksueel misbruik zijn: 1. bij begroeten of afscheid te lang de hand vast houden; 2. de minderjarige deelnemer naar zich toe trekken voor aanhalen, omarmen of kussen; 3. zich tegen de minderjarige deelnemer aandrukken; 4. billen, borsten, of andere erogene zones aanraken onder het mom van functionele instructie; 5. geslachtsdelen aanraken. Naast deze rechtstreekse toepassing van de gedragscode moet een tuchtrechtsysteem niet blind zijn voor de momenten dat begeleider en minderjarige deelnemer elkaar minder formeel treffen, zoals in de juichstemming na een gewonnen wedstrijd, een peptalk in de kleedkamer, napraten in de kantine, feest, afscheid na een reis of kamp, etc. In de wijze van sanctioneren zal rekening gehouden moeten worden met de context waarbinnen het gedrag plaatsvindt alsmede met het verschil in zwaarte van bovengenoemde gedragingen. Zo is het te lang vasthouden van een hand van een ander gehalte dan de geslachtsdelen aanraken, of weegt het omarmen na de wedstrijd waarin men 90
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
kampioen wordt anders dan in de context van een verenigingsfeest. In alle gevallen echter is het de minderjarige deelnemer die ervaart of het gedrag seksueel intimiderend is en zal ondanks het wat minder formele karakter van bepaalde situaties, de begeleider er rekening mee dienen te houden dat ook dán machtsverschillen een rol spelen en hij daarom verantwoordelijk blijft voor het bewaken van grenzen zoals deze in deze gedragscode zijn verwoord. Het mee laten wegen van de context bij het vaststellen van de sanctie is een verantwoordelijkheid van de tuchtcommissie. Aanrakingen die niet noodzakelijk en functioneel zijn en die door de minderjarige deelnemer als seksueel intimiderend worden ervaren, kunnen tot mediation leiden tussen begeleider en minderjarige deelnemer op voorwaarde dat beide partijen dit middel aanvaarden. Doel van mediation is het herstel van wederzijds vertrouwen en de toezegging van begeleider om de grenzen van de minderjarige deelnemer te respecteren. Wordt mediation als middel afgewezen en volgt een tuchtprocedure, dan leidt toewijzing van de klacht tot een officiële berisping aan het adres van de begeleider. Herhaling leidt tot verbod van het uitoefenen van een of meer functies, tot schorsing of tot royement, afhankelijk van de zwaarte van het incident. Art. 6 gedragscode: “De begeleider zal tijdens trainingsdagen, kampen, reizen, uitjes en dergelijke gereserveerd en met respect omgaan met minderjarige deelnemers en de ruimtes waarin ze zich bevinden, zoals de kleedkamer of hotelkamer” Gereserveerd en met respect omgaan houdt ten eerste in dat de begeleider de minderjarige deelnemer niet onnodig claimt en isoleert van de omgang met andere minderjarige deelnemers en begeleiders. Dit is ook gerelateerd aan het zich terughoudend opstellen ten aanzien van het privé-leven van de sporter, zoals beschreven in de uitwerking van artikel 3 gedragscode (zie hierboven). Gereserveerd en met respect omgaan houdt ten tweede in dat de minderjarige deelnemer zich veilig kan voelen in de ruimtes waar hij zich begeeft, zijn privacy gewaarborgd is en sociale controle niet is uitgesloten. Voorbeelden van gedragingen in relatie tot seksueel misbruik zijn: 1. begeleider en minderjarige deelnemer reizen bij voorkeur niet met z’n tweeën, maar met meerdere deelnemers of begeleiders; 2. begeleider en minderjarige deelnemer slapen niet op dezelfde kamer; 3. de minderjarige deelnemer wordt niet onnodig in een situatie gebracht waarin hij lang alleen moet zijn met de begeleider; 4. waar mogelijk wisselt de begeleiding tussentijds, zodat niet langdurige een-op-een relaties ontstaan tussen begeleiders en minderjarige deelnemers; 5. de begeleider komt niet onaangekondigd en zonder toestemming van de minderjarige deelnemer de hotelkamer of kleedkamer binnen waarin zich de minderjarige deelnemer bevindt; 6. de begeleider creëert geen situaties waarin hij alleen in een afgesloten ruimte is met de minderjarige deelnemer, tenzij dat vanwege de activiteiten niet anders kan; 7. de begeleider houdt zich niet onnodig in kleedkamers waar zich minderjarige deelnemers bevinden, zoals tijdens douchen en omkleden (dus ook niet samen douchen of kleedkamer delen); 8. de begeleider maakt geen opnames met welke gegevensdrager dan ook, noch verspreidt opnames van activiteiten van minderjarige deelnemers die een privé karakter hebben, zoals douchen, omkleden, toiletbezoek. Het overtreden van deze en gelijksoortige gedragsregels behoeven niet allemaal onderdeel te vormen van seksueel intimiderend gedrag, maar zijn wel negatieve ontwikkelingen die het gevaar van het optreden van seksueel misbruik vergroten. Voor zover zij in verband staan met seksueel misbruik, worden zij door dit sanctiesysteem gesanctioneerd. Indien dit niet het geval is, zal de organisatie toch op een andere, al dan niet tuchtrechtelijke wijze, dergelijke gedragingen moeten voorkomen en stoppen. De sanctionering van overtreding van deze regels is sterk afhankelijk van het specifieke gedrag en varieert van waarschuwing (onnodig en onaangekondigd aanwezig zijn in kleedkamer, hotelkamer etc.) tot en met schorsing (voyeurisme, opnames maken van privé-situaties van sporter en / of het verspreiden daarvan). Bij herhaling na schorsing kan royement volgen. In mineure gevallen van een eenmalig incident (zoals onaangekondigd kleedkamer binnenkomen) kan in plaats van een tuchtprocedure mediation aan partijen worden voorgesteld. Art. 7 gedragscode: “De begeleider heeft de plicht de minderjarige deelnemer naar vermogen te beschermen tegen vormen van ongelijkwaardige behandeling en seksueel grensoverschrijdend gedrag en zal er actief op toezien dat de gedragscode door iedereen die bij de begeleiding van de minderjarige deelnemer is betrokken, wordt nageleefd.” Het beschermen van de minderjarige deelnemer is reeds aan de orde gekomen bij de behandeling van art.1 van Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
91
deze gedragscode, waaronder ook de bescherming tegen (de gevolgen van) seksueel misbruik wordt begrepen. Artikel 7 formuleert expliciet de plicht voor deze vorm van bescherming. Art. 8 gedragscode: “Indien de begeleider gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met deze gedragscode en bij vermoedens van seksueel misbruik, is hij verplicht hiervan melding te maken bij de daarvoor aangewezen personen.” De verplichting tot samenwerken ter behartiging van de belangen van de minderjarige deelnemer, begint met het vereiste dat de begeleider naar alle deelnemers open communiceert over welk gedrag wel en welk gedrag niet is toegestaan in het kader van sociale veiligheid. Maar het houdt ook in dat hij melding doet bij het bevoegd gezag van incidenten die een overtreding inhouden, zoals in het kader van deze gedragscode gevallen van seksueel misbruik. Voorts wordt van de begeleider verwacht mee te werken aan tuchtprocedures en de handhaving van sancties. Het niet melden of niet samenwerken zoals hierboven bedoeld, doet ernstig afbreuk aan het in stand houden van een veilige activiteitenomgeving. Voorbeelden van gedragingen in het kader van seksueel misbruik zijn: 1. het nalaten van het doen van aangifte of melding bij het bevoegd gezag van een incident of situatie waarvan de begeleider getuige is of kennis heeft en waarvan hij redelijkerwijs had kunnen weten dat het om seksueel misbruik gaat en er niet van uit had kunnen gaan dat een ander de aangifte of melding zou doen; 2. het ontmoedigen of beletten van anderen (zoals een minderjarige deelnemer of andere begeleider) om aangifte of melding te doen van een incident met betrekking tot seksueel misbruik; 3. het niet meewerken aan de tuchtprocedure die naar aanleiding van een aangifte m.b.t. seksueel misbruik dan wel het niet meewerken aan het eventuele vooronderzoek voorafgaande aan de behandeling van de aangifte door de tuchtcommissie. De sanctie op dergelijk gedrag, afhankelijk van de zwaarte van het incident en de gevolgen ervan voor het slachtoffer, varieert van een berisping tot en met ontheffen uit taken. Art. 9 gedragscode: “De begeleider krijgt of geeft geen (im)materiële vergoedingen die niet in de rede zijn.” Indien de door de begeleider verlangde tegenprestaties van seksuele aard zijn, volgt als sanctie ontheffing uit taken. Indien dergelijke tegenprestaties ook inderdaad zijn uitgewisseld, volgt als sanctie royement. Dit geldt ook indien de begeleider dergelijke tegenprestaties aanvaardt op aanbod van de sporter. Art. 10 gedragscode: “In die gevallen waarin de gedragscode niet (direct) voorziet, of bij twijfel over de toelaatbaarheid van bepaalde gedragingen, ligt het binnen de verantwoordelijkheid van de begeleider in de geest van de gedragscode te handelen en zonodig daarover daarover in contact te treden met een door het bestuur aangewezen persoon.” De begeleider is verantwoordelijk voor het (doen) naleven van deze gedragsregels. In de gevallen dat er gedragingen zijn die weliswaar niet met name zijn genoemd, maar kennelijk in strijd zijn met het streven en in stand houden van een veilige omgeving, berust bij de begeleider onverminderd de verplichting tot ingrijpen. Artikel 10 van de gedragscode beschrijft niet alleen de verplichting daartoe, maar geeft de begeleider ook de steun om in gevallen waarin concrete regels ontbreken, naar eigen oordeel te handelen. Het overtreden van dit artikel valt dan ook onder de sanctionering zoals die onder art.1 van deze gedragscode is beschreven. Noten: a. Onder begeleider wordt een ieder begrepen die in hiërarchische verhouding tot de minderjarige deelnemer staat of over hem een vorm van macht uitoefent vanwege positie, taken, status of leeftijd. Met het oog op deze begeleider-deelnemer relatie is dit sanctiesysteem ontwikkeld. Een nadere uitwerking van het begrip is te vinden in het Model Tuchtreglement en in de ‘Blauwdruk Tuchtreglement’. Voor seksueel misbruik dat plaatsvindt tussen personen waarin deze hiërarchische verschillen en machtsverschillen niet bestaan, bijvoorbeeld tussen twee minderjarige deelnemers, geldt als uitgangspunt voor sanctionering de definitie van seksueel misbruik zoals geformuleerd in dit sanctiesysteem. b. Er zal moeten worden onderzocht of ten aanzien van minderjarige deelnemers met een beperking, een aanvullend of afwijkend sanctiebeleid adequater is dan bovenstaande. c. De sanctie ‘royement’ levert formeel een probleem op indien het gaat om een betrokkene die geen lid is of die voor een organisatie diensten verricht die geen leden heeft (stichting). In dergelijke gevallen wordt de sanctie ‘royement’ omgezet in de sanctie ‘schorsing’. De periode waarover deze schorsing loopt wordt bepaald door de periode waarover de tuchtcommissie ten aanzien van de betrokkene het royement zou uitspreken indien deze lid was van de organisatie. 92
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
[Omschrijving activiteit] met plezier
Welkom bij onze vereniging! Wij hopen dat je met veel plezier bij ons [omschrijving activiteit]. Wij willen ook graag dat je je prettig en veilig voelt bij ons en dat iedereen op een fijne manier met elkaar omgaat. Daarom hebben we omgangsregels gemaakt voor een leuke, open en veilige sfeer. En voor begeleiders hebben we ook nog gedragsregels gemaakt over hoe zij met kinderen en jongeren om moeten gaan.
Omgangsregels Van iedereen die onze vereniging bezoekt – medewerkers, kinderen, hun ouders of andere bezoekers – verwachten we dat zij zich aan de omgangsregels houden die hiernaast zijn opgeschreven. Wie dat doet, is welkom. Wij vinden afspraken over hoe wij met elkaar omgaan belangrijk, omdat iedereen zich prettig en veilig moet kunnen voelen. Dit kan alleen als je elkaar in je waarde laat en elkaar met respect behandelt. Dit betekent dat wij in onze vereniging geen enkele vorm van ongelijkwaardige behandeling accepteren. Denk daarbij aan pesten, roddelen, machtsmisbruik, discriminatie of (seksueel) intimiderend gedrag of opmerkingen. Natuurlijk kunnen we niet alle zaken die kwetsend voor iemand kunnen zijn in regels verwoorden. Dan zouden het er veel te veel worden. Maar de regels maken heel duidelijk hoe we met elkaar om willen gaan binnen [naam vereniging] en wat voor soort gedrag we niet willen. Iedereen is anders, maar iedereen telt mee. Ook als iemand zich anders gedraagt of er anders uitziet, behandel je hem met respect.
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
1.
Omgangsregels
Ik houd rekening met de grenzen die de ander aangeeft. Als iemand iets
niet wil, dan mag dat. Ik doe het dan niet tóch. 2. Ik val de ander niet lastig. te maken.
3. Ik berokken de ander geen schade, bijvoorbeeld door spullen kapot of kwijt
rechten dan anderen. Ik dwing iemand anders niet mijn zin te doen alleen
4. In onze club ben ik misschien belangrijk, maar daardoor heb ik niet meer omdat ik dat kan.
5. Ik scheld niet en maak geen gemene grappen of opmerkingen over anderen.
6. Ik negeer de ander niet. Als iemand me iets wil vragen of met me wil
praten, dan kan dat. Ik draai me dan niet om en loop niet zomaar weg.
7. Ik doe niet mee aan pesten, uitlachen of roddelen. geen wapens mee.
8. Ik vecht niet, ik gebruik geen geweld, ik bedreig de ander niet, ik neem
wil aan.
9. Ik kom niet ongewenst te dichtbij en raak een ander niet tegen zijn of haar
en zelfs seksuele gevoelens en handelingen horen erbij, maar alleen als de
10. Ik geef de ander geen ongewenste seksueel getinte aandacht. Verliefd zijn
ander daar ook behoefte aan heeft.
11. Ik stel geen opdringerige vragen en maak geen nare of pijnlijke
opmerkingen over iemands persoonlijk leven of uiterlijk.
12. Als iemand mij hindert of lastigvalt, dan vraag ik hem/haar hiermee te
stoppen. Als dat niet helpt, vraag ik een ander om hulp.
13. Ik help anderen om zich ook aan deze afspraken te houden en spreek
degene die zich daar niet aan houdt op aan. Zo nodig meld ik dat laatste bij het bestuur.
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Seks tussen begeleiders en kinderen of jongeren is verboden Seks tussen een begeleider en kinderen is wettelijk verboden. Net als een seksuele relatie met een minderjarige jongere. In de gedragscode staan regels die dit duidelijk maken.
Veiligheid De begeleider moet zorgen voor een omgeving en een sfeer waarbinnen alle kinderen en jongeren zich veilig en gerespecteerd voelen. De begeleider heeft de plicht om kinderen en jongeren zo veel als mogelijk te beschermen tegen alle vormen van ongelijkwaardige behandeling en seksueel misbruik.
Voor mensen die binnen onze vereniging met kinderen of jongeren werken, hebben we een gedragscode opgesteld. Hierin staat wat begeleiders moeten doen om te zorgen voor een veilige sfeer en om (seksueel) misbruik te voorkomen.
Gedragscode voor begeleiders
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Wanneer een begeleider de gedragscode overtreedt Wanneer je het niet eens bent met de manier waarop de begeleider zijn/haar taak uitvoert, of wanneer hij of zij je een vervelend gevoel geeft, spreek de begeleider dan
Als iemand iets doet wat je niet leuk vindt, probeer hem of haar hier eerst op aan te spreken. Zeg gewoon ‘STOP, ik vind dit niet prettig!’. Soms helpt aanspreken niet, of is een situatie zo dreigend dat je het niet durft. Vertel het dan aan je begeleider of neem contact op met de [vertrouwenspersoon of adviseur sociale veiligheid]. Die helpt je om te kijken wat je (samen) kunt doen om de situatie te stoppen of veranderen.
Stomme opmerkingen gaan misschien je ene oor in en je andere oor uit. Maar ze kunnen ook in je hoofd blijven zitten. Je gaat je er dan rot door voelen. Soms gaat het verder dan alleen opmerkingen. Dan zit iemand aan je terwijl je dat niet wilt, of laat iemand je seksplaatjes zien.
Wanneer een ander kind of jongere je lastigvalt Lastiggevallen worden kan op verschillende manieren. Iemand maakt steeds opmerkingen waarvan je baalt, maakt grappen over je lijf. Of iemand komt heel dicht bij je staan, terwijl je dat niet wilt.
Als je wordt lastiggevallen op de vereniging, vind je het misschien heel moeilijk om er iets van te zeggen. Toch is het belangrijk om dat wél te doen. Misschien heeft degene die jou lastigvalt niet eens door hoe vervelend het voor jou is. Als je dat vertelt, dan zal hij of zij waarschijnlijk ‘sorry’ zeggen en het niet meer doen. Maar soms helpt praten niet, of ben je bang om voor jezelf op te komen. Blijf er niet over zwijgen! Zoek zo snel mogelijk iemand aan wie je het wél kan vertellen! Vertel het aan iemand die je vertrouwt. Je begeleider, vader of moeder, of iemand anders die jou kan helpen. Als iemand anders ook weet wat er gebeurt, kun je er samen iets aan doen.
We willen dat iedereen respectvol met elkaar omgaat. Toch kan het gebeuren dat iemand iets doet dat je niet prettig vindt, dat tegen je zin is. Dan is het niet meer leuk en kom je misschien liever niet meer op onze vereniging. En dat is natuurlijk niet de bedoeling! De bedoeling is dat die ander ophoudt jou lastig te vallen!
Laat merken als je iets vervelend vindt!
hierop aan. Wanneer jullie er samen niet uitkomen, dan kun je de hulp inroepen van [naam van de aangewezen persoon binnen de organisatie]. Ook kun je altijd hulp zoeken bij de [vertrouwenspersoon of adviseur sociale veiligheid]. Er zijn een aantal gevallen waarin het verstandig is om meteen contact op te nemen met [naam van de aangewezen persoon binnen de organisatie] of de [vertrouwenspersoon of adviseur sociale veiligheid]. Als je begeleider je bijvoorbeeld aanraakt op plaatsen waar dat echt niet nodig is, of steeds toevallig komt binnenlopen als jij onder de douche staat of je omkleedt. Of wanneer je begeleider je uitgebreid knuffelt en zoent als je gewonnen hebt. Of seks met je wil hebben. Dan overtreedt hij/zij de gedragscode. Meld dit altijd, bij je ouders, het bestuur of de [vertrouwenspersoon of adviseur sociale veiligheid]. Die laatste kan ook helpen bij het nemen van stappen als er sprake is van strafbare feiten: melden bij het bestuur, praten met je ouders, indienen van een klacht en/of verwijzen naar de politie. Jíj bepaalt wat er mag! Misschien denk je bij ongewenst gedrag: • ‘Hij bedoelt het gewoon aardig’ • ‘Ik had de deur ook op slot moeten doen’ • ‘Ik moet blij zijn dat zij mij wil begeleiden’ • ‘Ik had zelf niet zo aardig moeten doen’ • ‘Maar hij is zo verliefd op me’ • ‘Misschien is het wel normaal?’ • ‘Ze vinden vast dat ik me aanstel’ • ‘Als ik iets zeg, schopt ’ie me uit het team’ • ‘Ik schaam me dood’ • ‘Niemand zal me geloven’ Er zijn honderd excuses te bedenken voor bepaald gedrag, maar voor seksueel misbruik is nóóit een excuus. Het mag niet. Waarom niet? Omdat jij het niet wilt en omdat de wet zegt dat het verboden is. Het is dus nooit jouw schuld. Als jij het niet wilt, is de ander altijd fout. Het gaat om jouw lijf, dus jíj bepaalt wat je oké vindt. Dat is niet voor iedereen hetzelfde. Jij bent de enige die weet wat je wel en niet goed vindt. En daar moet iedereen naar luisteren.
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Advies en hulp
Voor informatie, hulp of advies kun je terecht bij de [vertrouwenspersoon of adviseur sociale veiligheid], [naam vertrouwenspersoon of adviseur sociale veiligheid]. Wil je een klacht indienen, dan kan dat ook bij [hem/haar] of bij [naam van de aangewezen persoon binnen de organisatie]. De vertrouwenspersoon of adviseur sociale veiligheid is bereikbaar via [contactgegevens].
Wil je meer algemene informatie? Kijk dan op www.inveiligehanden.nl. Daar staan ook een aantal organisaties die je verder kunnen helpen.
Bron: NOC*NSF, Preventie van seksuele intimidatie in de sport – brochure voor jongeren (Arnhem, 2005).
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Bron: NOC*NSF, Preventie van seksuele intimidatie in de sport – brochure voor ouders (Arnhem, augustus 2005).
Contactgegevens Contactpersoon bestuur: [naam en telefoonnummer] [Vertrouwenspersoon of adviseur sociale veiligheid]: [naam en telefoonnummer]
Heb je vermoedens dat je kind seksueel wordt misbruikt? Meld het zo spoedig mogelijk bij [naam van aangewezen persoon] van het bestuur, of neem contact op met de vertrouwenspersoon: [naam, telefoonnummer en/of emailadres]. Deze bekijkt samen met jou wat er mogelijk aan de hand kan zijn en welke stappen kunnen worden ondernomen (veiligstellen kind, gesprek, klacht indienen, informatief gesprek met de politie, etc.).
Vragen, twijfels en klachten Blijf niet zitten met vragen, twijfels of klachten. Als je bijvoorbeeld naar aanleiding van signalen in het gedrag van je kind vragen hebt waarop je geen antwoord weet, neem dan contact op met [naam vertrouwenspersoon of adviseur sociale veiligheid]. Je krijgt advies over wat de mogelijkheden zijn om tot een goede aanpak te komen.
Signalen Gedragsveranderingen bij je kind, zoals een duidelijke afname van het enthousiasme en plezier in de activiteiten bij onze vereniging, kunnen een signaal zijn dat er iets aan de hand is. Het kan hierbij gaan om een tijdelijk ‘dipje’ in de gemoedstoestand, maar dit soort veranderingen kunnen ook duiden op vervelende ervaringen. Soms vertellen kinderen zelf dat er iets gebeurt dat ze niet prettig vinden. Andere kinderen geven weer signalen via lichamelijke klachten. Het is van belang dat je dergelijke signalen serieus neemt en in een gesprek met je kind onderzoekt wat er aan de hand is. Dat is natuurlijk óók onze verantwoordelijkheid, maar als ouder zie je zoiets waarschijnlijk het eerst.
Als ouder kun je een actieve rol vervullen bij het voorkómen en vroegtijdig signaleren van seksueel misbruik. Dat kan door met je kind te praten over zaken als lichamelijk contact en het voelen en stellen van eigen grenzen op dat gebied. Daarnaast kun je door actief betrokken te zijn bij de [sport]activiteiten van je kind een bijdrage leveren aan een veilig klimaat en de juiste omgangsvormen.
Wat kun je als ouder doen?
Een veilig klimaat binnen de vereniging
Als ouder weet je als geen ander wat ‘de club’ voor je kind(eren) kan betekenen. Vaak is [naam vereniging] niet alleen de plek waar zij [trainen/een activiteit doen]. Ze komen ook voor de gezelligheid, de aandacht en het maken van plezier. Wij vinden het belangrijk dat kinderen veilig zijn binnen onze vereniging. Dit betekent niet alleen dat we zorgen voor veilige (speel)toestellen, maar ook dat we ernaar streven dat kinderen zich bij ons prettig en veilig voelen.
Wij willen een veilige omgeving waarborgen door aandacht te hebben voor een open en positieve atmosfeer en door duidelijke afspraken over omgangsvormen te maken. Dit is belangrijk omdat ongewenste omgangsvormen daardoor minder kans krijgen, sneller bespreekbaar zijn en kunnen worden aangepakt als ze toch de kop opsteken. Een van die ongewenste omgangsvormen is seksueel misbruik. Wij willen kinderen hier zoveel mogelijk tegen beschermen. Daarom vragen wij nieuwe medewerkers een VOG (Verklaring Omtrent Gedrag) te overleggen. Hiermee wordt nagegaan of ze ooit betrokken zijn geweest bij een zedenmisdrijf. Ook hebben wij een gedragscode voor medewerkers die met kinderen werken. In deze gedragscode is vastgelegd waar grenzen liggen in het contact tussen medewerkers en kinderen. Maar wij willen onze ogen niet sluiten voor het feit dat seksueel misbruik overal voorkomt waar mensen samenkomen. Ondanks preventieve maatregelen kan het ook binnen onze vereniging plaatsvinden. Daarom hebben wij een [vertrouwenspersoon/adviseur sociale veiligheid] aangesteld en hebben we een meldprotocol waarin staat beschreven hoe (vermoedens van) misbruik moeten worden gemeld. [Optioneel, als dit er is: bij geconstateerd misbruik leggen we sancties op aan plegers middels het tuchtrecht.] Hier lees je in deze brochure er meer over. Ook kun je zien welke rol je als ouder kunt vervullen bij het signaleren en voorkómen van ongewenste omgangsvormen en seksueel misbruik.
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Omgangsvormen en omgangsregels
Van iedereen die onze vereniging bezoekt – medewerkers, kinderen, hun ouders of andere bezoekers – verwachten wij dat zij zich aan de omgangsregels houden die hieronder zijn opgeschreven. Wie dat doet, is welkom. Wij vinden afspraken over de manier van omgaan met elkaar belangrijk, omdat iedereen zich prettig en veilig moet kunnen voelen. Dit kan alleen als je elkaar in waarde laat en met respect behandelt. Dit betekent dat wij in onze vereniging alle vormen van ongelijkwaardige behandeling, zoals pesten, machtsmisbruik of (het aanzetten tot) discriminerende/seksistische/ seksueel intimiderende gedragingen of opmerkingen, ontoelaatbaar vinden. Niet alle zaken die anderen kunnen kwetsen, kunnen we in regels verwoorden. Dan zouden het er veel te veel worden. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat zaken die niet genoemd worden maar wel grensoverschrijdend zijn, wél toelaatbaar zijn.
Onze omgangsregels 1. Ik accepteer en respecteer de ander zoals hij is en discrimineer niet. Iedereen telt mee binnen de vereniging. 2. Ik houd rekening met de grenzen die de ander aangeeft. 3. Ik val de ander niet lastig. 4. Ik berokken de ander geen schade. 5. Ik maak op geen enkele wijze misbruik van mijn machtspositie. 6. Ik scheld niet en maak geen gemene grappen of opmerkingen over anderen. 7. Ik negeer de ander niet. 8. Ik doe niet mee aan pesten, uitlachen of roddelen. 9. Ik vecht niet, ik gebruik geen geweld, ik bedreig de ander niet, ik neem geen wapens mee. 10. Ik kom niet ongewenst te dichtbij en raak de ander niet tegen zijn of haar wil aan. 11. Ik geef de ander geen ongewenste seksueel getinte aandacht. 12. Ik stel geen ongepaste vragen en maak geen ongewenste opmerkingen over iemands persoonlijk leven of uiterlijk. 13. Als iemand mij hindert of lastigvalt, dan vraag ik hem/haar hiermee te stoppen. Als dat niet helpt, vraag ik een ander om hulp. 14. Ik help anderen om zich ook aan deze afspraken te houden en spreek degene die zich daar niet aan houdt op aan. Zo nodig meld ik dat laatste bij het bestuur.
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
‘Hij die ontucht pleegt met zijn minderjarig kind, stief of pleegkind, zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of een geldboete van de vierde categorie.’
Een veel minder ‘grijs gebied’ wordt verwoord in het tweede deel van de definitie. Hier gaat het om misbruik maken van de ongelijke machtspositie tussen volwassene/begeleider en kind. Een belangrijk wetsartikel in het kader van misbruik van een kind door een verenigingsmedewerker is artikel 249 in de zedenparagraaf van het Wetboek van Strafrecht:
Zoals uit de definitie blijkt, gaan we uit van de gevoelens van het slachtoffer. Deze zijn bepalend en niet de gedachten of bedoelingen van de pleger. Dat wordt verwoord in de zinsnede ‘die door de persoon die het ondergaat als ongewenst of gedwongen wordt ervaren’. De grenzen van wat ‘gewenst’ en ‘ongewenst’ is, verschillen per persoon. De een lacht mee met een dubbelzinnig grapje; de ander voelt zich er behoorlijk ongemakkelijk onder. Of: wat voor het ene kind een bemoedigend klopje is, ervaart een ander als een vervelende en onnodige aanraking.
‘Elke vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering, in verbale, non-verbale of fysieke zin, opzettelijk of onopzettelijk, die door de persoon die het ondergaat als ongewenst of gedwongen wordt ervaren; en/of plaatsvindt binnen een ongelijke machtsverhouding (volwassene-minderjarige, hulpverlener-cliënt, leerkracht-leerling, trainer-pupil, leidingjeugdlid, e.d.); en/of andere handelingen of gedragingen van een soortgelijke aard als die strafbaar zijn gesteld in het Wetboek van Strafrecht.’
Wij richten ons op de preventie van seksueel misbruik binnen onze organisatie. Een breder begrip is seksueel grensoverschrijdend gedrag. Daaronder vallen ook gedragingen die leiden tot seksueel misbruik, of het scheppen van een klimaat waarin misbruik gedijt. We hebben een gedragscode ontwikkeld die elk seksueel grensoverschrijdend gedrag buiten de orde verklaart. In het tuchtrecht, de gedragscode en andere semi-juridische documenten gebruiken we deze term. De definitie van seksueel grensoverschrijdend gedrag luidt:
Preventie van seksueel misbruik
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Kwetsbaar Kinderen en jongeren zijn relatief kwetsbaar als het gaat om seksueel misbruik. Zij herkennen seksueel gedrag niet snel als misbruik en hebben veel minder mogelijkheden tot verweer dan volwassenen. Zij kennen ook vaak hun eigen grenzen (nog) niet goed of weten die niet aan de ander duidelijk te maken.
Slachtoffers kunnen door dergelijke machtsverschillen geen of weinig weerstand bieden aan de pleger. Een pleger kan zijn invloed op verschillende manieren aanwenden. Vaak gaat dit heel subtiel: lieve woordjes, cadeautjes geven, de minderjarige van zich afhankelijk maken. Die laatste kan dat in eerste instantie als leuk ervaren en pas later beseffen hoe vreselijk het was. Soms gebruiken plegers minder subtiele vormen van dwang, zoals dreiging met geweld, emotionele en psychologische druk of chantage om de minderjarige te dwingen tot geheimhouding. Een vertrouwensrelatie tussen [begeleider/trainer/coach] en kinderen/jongeren is een belangrijke basis voor plezier in de activiteiten, maar kan kinderen/jongeren ook kwetsbaar en afhankelijk maken.
Machtsverschillen Bij seksueel misbruik is er eigenlijk altijd sprake van ongelijkheid in macht tussen slachtoffer en pleger. In onze vereniging kan dat machtsverschil te maken hebben met: 1. leeftijd (volwassene tegenover minderjarige); 2. positie/afhankelijkheidsrelatie (trainer tegenover sporter, leerkracht tegenover leerling, teamleider tegenover pupil); 3. aantal (groep tegenover eenling); 4. fysieke ontwikkeling/handicap (fysiek en/of mentaal sterk tegenover fysiek en/of mentaal zwak); 5. sekse (de meeste daders zijn mannen, slachtoffers zijn vrouwen en meisjes of jongere jongens).
Iedere vorm van seksuele toenadering van jeugdigen beneden de 16 jaar is verboden (Wetboek van Strafrecht: artikel 244, 245, 247, 248a, 249). Daarnaast is ook het maken van afbeeldingen van seksuele gedragingen van iemand jonger dan 18 jaar verboden (Wetboek van Strafrecht: artikel 240b).
Ambitieus Sommige kinderen zijn ambitieus. Bijvoorbeeld als het gaat om sport. Ze willen hun talenten ontwikkelen. Dit kan de afhankelijkheid van degene die hen begeleidt of coacht nog sterker maken. Het stellen van eigen grenzen is dan nog lastiger, omdat er meer op het spel staat en dus meer te verliezen valt.
‘Ze heeft het sporten altijd heel fijn gevonden. Ging met plezier naar de trainingen en kwam altijd enthousiast thuis. Ineens wilde ze niet meer naar de training. Ze gedroeg zich stil en teruggetrokken en werd kwaad als wij vonden dat ze toch moest gaan.’
Gedragscode Wij nemen de preventie van seksueel misbruik zeer serieus. Daarom hebben we naast omgangsregels ook een gedragscode opgesteld voor diegenen binnen de vereniging die met kinderen werken, zoals [noem voorbeelden van functies van medewerkers die gedragscode moeten ondertekenen]. De gedragscode is gemaakt om de risico’s van ongewenst gedrag in de relatie tussen kind/jongere en begeleider/trainer te verkleinen. Hij fungeert ook als toetssteen voor het gedrag van begeleiders en kinderen in concrete situaties. Veel grenzen in het contact tussen medewerkers en pupillen in de vereniging zijn niet eenduidig. Het ene kind wil even op schoot zitten als het troost zoekt, het andere kind heeft behoefte aan een aai over de bol en weer een ander kind vindt het niet prettig om aangeraakt te worden. Hierover kunnen dus nooit precies grenzen worden afgesproken die voor alle kinderen en in alle situaties gelden. Maar er is één heel duidelijke grens en die is dat seksuele handelingen en contacten tussen (jong)volwassen medewerkers en kinderen die bij ons komen absoluut ontoelaatbaar zijn! Daarom hebben wij als vereniging voor al onze (vrijwillige) medewerkers een gedragscode opgesteld. Wij vragen iedereen die bij ons komt werken en die met kinderen te maken heeft, de gedragscode te ondertekenen. Hiermee verklaren zij de gedragscode te kennen en niet tegen de gedragscode in te zullen handelen.
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
De gedragscode ziet er als volgt uit: 1. De begeleider moet zorgen voor een omgeving en een sfeer waarbinnen de pupil zich veilig en gerespecteerd voelt. 2. De begeleider onthoudt zich ervan de pupil te bejegenen op een wijze die de pupil in zijn waardigheid aantast. 3. De begeleider dringt niet verder door in het privéleven van de pupil dan functioneel noodzakelijk is. De begeleider ontvangt de pupil niet bij hem of haar thuis. 4. De begeleider onthoudt zich van elke vorm van seksuele benadering en misbruik ten opzichte van de pupil. Alle seksuele handelingen, contacten en relaties tussen begeleider en pupil tot 16 jaar zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel misbruik. 5. De begeleider mag de pupil niet op zodanige wijze aanraken, dat deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard ervaren zal worden. 6. De begeleider zal tijdens trainingsdagen, kampen, reizen, uitjes en dergelijke zeer terughoudend en met respect omgaan met pupillen en de ruimtes waarin zij zich bevinden, zoals de kleedkamer of hotelkamer. 7. De begeleider heeft de plicht de pupil naar vermogen te beschermen tegen vormen van ongelijkwaardige behandeling en seksueel misbruik en zal er actief op toezien dat de gedragscode door iedereen die bij de pupil is betrokken, wordt nageleefd. 8. Indien de begeleider gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met deze gedragscode en bij vermoedens van seksueel misbruik, is hij verplicht hiervan melding te maken bij de daarvoor door het bestuur aangewezen personen. 9. De begeleider krijgt of geeft geen (im)materiële vergoedingen die niet in de rede zijn. 10. In die gevallen waar de gedragscode niet (direct) voorziet, of bij twijfel over de toelaatbaarheid van bepaalde gedragingen ligt het binnen de verantwoordelijkheid van de begeleider in de geest van de gedragscode te handelen en zo nodig daarover in contact te treden met een door het bestuur aangewezen persoon.
Overtreding van deze code leidt tot een tuchtprocedure en kan disciplinaire maatregelen tot gevolg hebben. Wanneer een medeweker wordt verdacht van strafbare feiten, zal het bestuur politie en/of justitie inschakelen.
Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Welkom in de groep! Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
101
In deze flyer vind je informatie over de omgangsvormen binnen onze vereniging. Afspraken maken over omgangsvormen is belangrijk. Het voorkomt pesten, roddelen, agressie en seksueel misbruik. Wanneer iedereen de gouden regels volgt, dan kan er een leuke, open en veilige sfeer zijn binnen de groep.
Ga respectvol met elkaar om Dit zijn onze omgangsregels: 1. Iedereen is anders, maar iedereen telt mee. Ook als iemand zich anders gedraagt of er anders uitziet, behandel ik hem met respect. 2. Ik houd rekening met de grenzen die de ander aangeeft. Als iemand iets niet wil, dan mag dat. Ik doe het dan niet tóch. 3. Ik val de ander niet lastig. 4. Ik berokken de ander geen schade, bijvoorbeeld door spullen kapot of kwijt te maken. 5. In onze club ben ik misschien belangrijk, maar daardoor heb ik niet meer rechten dan anderen. Ik dwing iemand anders niet mijn zin te doen alleen omdat ik dat kan. 6. Ik scheld niet en maak geen gemene grappen of opmerkingen over anderen. 7. Ik negeer de ander niet. Als iemand me iets wil vragen of met me wil praten, dan kan dat. Ik draai me dan niet om en loop niet zomaar weg. 8. Ik doe niet mee aan pesten, uitlachen of roddelen. 9. Ik vecht niet, ik gebruik geen geweld, ik bedreig de ander niet, ik neem geen wapens mee. 10. Ik kom niet ongewenst te dichtbij en raak een ander niet tegen zijn of haar wil aan. 11. Ik geef de ander geen ongewenste seksueel getinte aandacht. Verliefd zijn en zelfs seksuele gevoelens en handelingen horen erbij, maar alleen als de ander daar ook behoefte aan heeft. 12. Ik stel geen opdringerige vragen en maak geen nare of pijnlijke opmerkingen over iemands persoonlijk leven of uiterlijk. 13. Als iemand mij hindert of lastigvalt, dan vraag ik hem/haar hiermee te stoppen. Als dat niet helpt, vraag ik een ander om hulp. 14. Ik help anderen om zich ook aan deze afspraken te houden en spreek degene die zich daar niet aan houdt op aan. Zo nodig meld ik dat laatste bij het bestuur.
Laat merken als je iets niet prettig vindt Gaat iemand te ver? Zeg er iets van. ‘STOP, dit vind ik niet prettig!’ bijvoorbeeld. Wanneer dit niet helpt, zoek dan hulp bij je begeleider. Ben je niet tevreden over hoe je begeleider je helpt? Spreek je begeleider erop aan en roep anders de hulp van een ander in.
Zie je dat iemand anders wordt lastiggevallen? Ga helpen of zoek anderen die in kunnen grijpen.
Zoek hulp als je er niet uitkomt Word jij lastiggevallen? Kom je er samen niet uit? Durf je degene van wie je last hebt niet aan te spreken? Of vind je het te bedreigend? Zoek hulp. Meld het bij het bestuur of bij de [vertrouwenspersoon of adviseur sociale veiligheid].
Dit is verboden (een strafbaar feit) • Seksuele toenaderingen/handelingen tussen begeleider en deelnemer. • Seksuele toenadering door iemand boven de 16 jaar naar iemand jonger dan 16. • Afbeeldingen maken van seksueel gedrag van iemand onder de 18 jaar. Maak je je zorgen over iets dat jou of een ander is overkomen? Meld het bij het bestuur of de [vertrouwenspersoon of adviseur sociale veiligheid].
102
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Bijlage 22 - T ips voor het bekendmaken van beleid en vertrouwenspersoon Wanneer je als vereniging een goed preventiebeleid hebt om seksueel misbruik te voorkomen, staat of valt het succes van dit beleid met de bekendheid ervan. Ook het hebben van een vertrouwenspersoon heeft weinig nut wanneer mensen niet weten dat hij of zij er is. Onderstaande tips helpen je het beleid en de vertrouwenspersoon bekend te maken. • Heeft je vereniging een blad? Schrijf regelmatig een stukje over veiligheid en omgangsvormen en bij wie men terecht kan voor klachten. • Heb je een website als vereniging? Maak je beleid en vertrouwenspersoon zichtbaar. • Hang posters op in het gebouw. • Gebruik een praatplaat of poster om omgangsvormen in de groep te bespreken en de vertrouwenspersoon te introduceren. Zie www.cycloop.com. • Deel een leuke gadget uit met de contactgegevens van de vertrouwenspersoon of adviseur sociale veiligheid, bijvoorbeeld een sticker. • Lees een verhaal of gedicht voor om te verduidelijken waarvoor ze bij de vertrouwenspersoon terechtkunnen. (Gebruik bijvoorbeeld het knieboek Giechelgeheimpjes van de Gereformeerde Hogeschool of Blijf van me af van het Project Preventie Seksuele Intimidatie.) • Laat een lied horen, bijvoorbeeld Het is goed zoals je bent van Kinderen voor Kinderen, of een rap. • Voer een toneelstuk op, bijvoorbeeld over twee leerlingen die met een probleem zitten en niet weten naar wie ze daarmee toe moeten gaan. • Maak samen een leuke brievenbus waarin kinderen/jongeren briefjes kunnen stoppen met vragen, gevoelens, ervaringen. • Organiseer een informatieavond voor ouders. Maak speciaal voor hen een folder (zie bijlage 20). • Deel een folder/flyer uit met een pakkende titel en het telefoonnummer en de bereikbaarheid van de vertrouwenspersoon. • Maak een echte wegwijzer. Een verkeersbord met pijlen waarop staat naar wie je kunt gaan als er iets is. • Zorg dat de vertrouwenspersoon ook per e-mail te bereiken is voor vragen of klachten. • Geef kinderen en ouders een visitekaartje mee met naam, telefoonnummer en e-mailadres van de vertrouwenspersoon. • Schrijf een stukje in het jaarverslag. Bron: www.ppsi.nl
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
103
104
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Bijlage 23 - W aar kun je met welke vragen terecht? In veilige handen heeft een informatie- en adviesfunctie in het leven geroepen, die is ondergebracht bij de kennislijn van MOVISIE (telefoon 030 789 21 12). Daarnaast is er een aantal instellingen die geraadpleegd kunnen worden op hun eigen expertise. Deze bijlage benoemt de verschillende organisaties en geeft voorbeelden van de vragen waarmee je bij deze instellingen terecht kunt. Wanneer vrijwilligersorganisaties op zoek zijn naar informatie en advies over het onderwerp seksueel misbruik in het vrijwillige jeugdwerk dan gaat dat in de regel om twee aandachtsgebieden: 1. Preventie: het beleid en maatregelen ter voorkoming van seksueel misbruik. 2. Ondersteuning bij incidenten: de reactie op en ondersteuning bij vermoedens van (dreigende) incidenten, of acute situaties van seksueel misbruik.
Preventie Een belangrijke vraag waarop we met de Informatie- en adviesfunctie van In veilige handen een antwoord willen geven is: hoe en door wie op de beste en snelste manier antwoord gegeven kan worden op alle mogelijke vragen rondom preventie van seksueel misbruik binnen vrijwillig jeugdwerk (informatiefunctie). Daarbij moet adequaat tegemoet gekomen worden aan de ondersteuningsbehoeften van besturen, leden en vrijwilligers van de organisaties bij het formuleren en uitvoeren van preventiebeleid (adviesfunctie).
Ondersteuning bij incidenten De rol van de landelijke c.q. regionale organisaties binnen de sector vrijwillig jeugdwerk, zoals NOC*NSF en Scouting Nederland, is vooral gericht op het informeren en adviseren van de eigen achterban. Zowel ten aanzien van preventie als op het terrein van reactie op incidenten of vermoedens daarvan. Buiten deze organisaties kennen we in Nederland reguliere organisaties die preventie van en hulpverlening bij seksueel misbruik van minderjarigen bieden, zoals Advies- en meldpunt Kindermishandeling/Bureau Jeugdzorg en de GGD.
Koepelorganisaties of andere ondersteuning? Vrijwilligerswerk kent een geheel eigen dynamiek die vraagt om maatwerk bij zowel preventie als bij een incident van seksueel misbruik van minderjarigen. Landelijke koepelorganisaties kunnen daarbij ondersteuning bieden of, in geval van incidenten, gebruikmaken van een eigen tuchtrechtsysteem. Zo ondersteunen NOC*NSF en Scouting Nederland hun achterban met een intern informatie- en adviesaanbod. Vragen rondom incidenten worden door een landelijk meldpunt en vertrouwenspersonen beantwoord. Sportbonden, sportverenigingen of scoutingafdelingen bijvoorbeeld, kennen adviseurs sociale veiligheid die betrokkenen bij seksueel misbruik kunnen informeren en verwijzen naar het landelijk meldpunt. Vrijwilligersorganisaties, waar (nog) geen interne voorzieningen bestaan of waar de interne dienstverlening niet volledig is ingevuld, kunnen een beroep doen op externe, reguliere organisaties. Die staan hierna vermeld in het overzicht Aanbod ondersteuningorganisaties..Een reeks mogelijke vragen vanuit besturen, ouders, kinderen, vrijwilligers en beschuldigden en welke instelling deze zou kunnen beantwoorden, vind je terug in het laatste deel van deze bijlage: Met welke vragen kun je waar terecht? Bij onduidelijkheden kun je altijd contact opnemen met de informatie- en advieslijn In veilige handen, die is ondergebracht bij de kennislijn van MOVISIE: 030 789 21 12.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
105
106
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Informatie en advies aan iedereen. Intaketeam bepaalt: consult, of melding. Bij melding onderzoek en registratie en verwijzing naar Bureau Jeugdzorg (BJZ). Bij consult geeft het AMK advies en begeleiding (coaching) aan besturen bijvoorbeeld om vermoedens van een incident te onderzoeken, gesprekken te voeren en bij doen van aangifte.
Advies en meldpunt kindermishandeling gevestigd in alle 12 provincies plus drie stadsregio: Amsterdam, Rotterdam en Den Haag (ondergebracht bij de Bureaus Jeugdzorg).
Advies- en meldpunt Kindermishandeling (AMK)
Informatielijn over preventie seksueel misbruik minderjarigen in het vrijwilligerswerk.
Aanbod
Beheerder registratielijst zedenovertreders vrijwilligerswerk en adres voor tuchtcommissie branche vrijwilligerswerk.
Project ‘In veilige handen’ Kenniscentrum seksueel geweld.
Functie/taken
Vereniging Brancheorganisatie voor Nederlandse het vrijwilligerswerk. Organsaties Vrijwilligerswerk (NOV)
MOVISIE
Naam organisatie Vestigingsplaats
Aanbod ondersteuningsorganisaties
Vertrouwensarts, gedragsdeskundigen (orthopedagogen), maatschappelijk werkers, sociaalpedagogisch werkers, sociaaljuridisch medewerkers en juristen.
Bezoldigde en onbezoldigde bestuursleden.
Professionele krachten in de teams Huiselijk en seksueel geweld en Versterking vrijwillige inzet.
Professionele of vrijwillige medewerkers
www.amk-nederland.nl www.kindermishandeling.nl
0900 123 1230, 7x24 uur ( 0,05 per min.)
030 7892010/2046 (direct) [email protected] www.nov.nl www.inveiligehanden.nl
Landelijke vrijwilligersorganisaties en lokale steunpunten vrijwilligerswerk.
Kinderen 0-18 jaar en beroepsgroepen huisartsen, maatschappelijk werkers, politie, en alle andere beroepsgroepen in zorg, welzijn en onderwijs.
www.movisie.nl www.inveiligehanden.nl
Informatie- en advieslijn: 030 789 21 12
Bereikbaarheid
Vrijwilligersorganisaties, steunpunten vrijwillige inzet en andere ondersteuners.
Doelgroepen
Een interview met een werknemer van het AMK staat op: www. kindermishandeling.nl
Opmerkingen
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
107
Functie/taken
In alle 12 provincies plus stadsregio: Amsterdam, Rotterdam en Den Haag.
Gevestigd in alle centrumgemeenten en enkele andere plaatsen (ca. 40). Het werkgebied omvat de centrumgemeenten en de regiogemeenten, voor zover die zich daarbij hebben aangesloten. De functies en taken kunnen variëren maar bestaan veelal uit informatie, advies en verwijzing van burgers en professionals met vragen over huiselijk geweld.
Naam organisatie Vestigingsplaats
Bureau Jeugdzorg (BJZ)
(Advies) en Steunpunten Huiselijk Geweld ((A)SHG’s) Informatie, advies en verwijzing naar reguliere hulp; face-to-facegesprekken voor vraagverheldering en actieve verwijzing, kortdurende ambulante begeleiding en crisisinterventie; voorlichting aan publiek en professionals over huiselijk en seksueel geweld. In de wet Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling krijgen de steunpunten de rol van meldpunt huiselijk geweld (vanaf 2011).
Informatie, advies, screening, indicering, uitzetten hulpverleningstraject kind en ouder(s) en verwijzing. Uitzetten hulpverlening voor alle betrokkenen. Screening en indicering voor verdere hulp. BJZ coördineert hulp aan het gezin (casemanagement). Verwijzing naar jeugdhulpverlening of AMW, (jeugd)GGZ.
Aanbod
Maatschappelijk werkers, sociaalpedagogen, orthopedagogen, beleidsadviseurs, projectmanagers.
Vertrouwensarts, gedragsdeskundigen, maatschappelijk werkers, sociaalpedagogisch werkers, sociaaljuridisch medewerkers en juristen.
Professionele of vrijwillige medewerkers
Slachtoffers, plegers en getuigen van huiselijk en seksueel geweld en andere burgers, professionals in de hulpverlening, (buurt) welzijn, maatschappelijke opvang, gezondheidszorg, veiligheidshuizen en politie en justitie.
Jeugdigen en hun ouders/verzorgers. Verwijzers zoals: huisartsen, maatschappelijk werkers, politie en alle andere beroepsgroepen in zorg, welzijn en onderwijs.
Doelgroepen
www.shginfo.nl
Landelijk telefoonnummer: 0900-126 26 26 (0,95 c. per min.). Ongeveer de helft van de steunpunten is 7x24 uur, bereikbaar. Andere alleen overdag op werkdagen.
Voor telefoonnummers (7x24 uur bereikbaar) en adressen zie www.bureaujeugdzorg.info
Bereikbaarheid
MOVISIE biedt ondersteuning aan de (Advies-) en Steunpunten Huiselijk Geweld door informatie, training en het organiseren van landelijke bijeenkomsten voor de coördinatoren en medewerkers. In samenwerking met VWS en de brancheorganisaties wordt gewerkt aan kwaliteitsontwikkeling.
Nederlands Jeugdinstituut (www.nji.nl) biedt veel informatie over de jeugdzorg voor professionals.
Opmerkingen
108
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Functie/taken
Het verlenen van psychosociale ondersteuning (praktisch, emotioneel) en juridische dienstverlening na een ingrijpende gebeurtenis, zoals een misdrijf, verkeersongeluk of calamiteit. Waar mogelijk verlichten van materiële en immateriële schade. SHN zet zich daarbij in voor verbetering van de positie van het slachtoffer in het algemeen o.a. door kennisontwikkeling.
Naam organisatie Vestigingsplaats
Slachtofferhulp Nederland (SHN), hoofdkantoor in Utrecht en 75 bureaus verdeeld over 7 regio’s. Emotionele, juridische en praktische ondersteuning. Naast praktische (formulieren, regelzaken) en juridische dienstverlening zoals begeleiding bij aangifte, rechtszitting, hulp bij voeging (schade) en aanvraag schadefonds geweldsmisdrijven biedt SHN eerste opvang en ondersteunende gesprekken en verwijst zij slachtoffers naar verdere deskundige hulp.
Aanbod
Naast goed opgeleide vrijwilligers zijn er ook betaalde medewerkers binnen de organisatie actief zoals voedingsadviseurs en casemanagers bij zeer ernstige delicten.
Professionele of vrijwillige medewerkers
Slachtoffers, nabestaanden, getuigen en andere betrokkenen bij een misdrijf (geweld, zeden, vermogen) of verkeersongeval of incidenten, zoals brand en verdrinking.
Doelgroepen
www.slachtofferhulp.nl www.ikzitindeshit.nl (speciale jongerensite)
Telefonisch: 0900-0101 (lokaal tarief)
Bereikbaarheid
De hulp- en dienstverlening is voor de cliënt gratis.
Opmerkingen
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
109
Er zijn 29 GGD instellingen gefinancierd door de 441 gemeenten. Het werkterrein en takenpakket van een GGD worden mede bepaald door de gemeenten die de instelling financieren.
Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) Verenigd in een koepel: GGD Nederland. Het verenigingsbureau is gevestigd in Utrecht.
Bij ca. 9 GGD’en is het Steunpunt Huiselijk Geweld ondergebracht, waar ook adviezen worden gegeven inzake huiselijk en seksueel geweld. Een aantal GGD’en heeft een Meldpunt Zorg en overlast, waar ook hulpvragen worden afgehandeld.
Functie/taken
Naam organisatie Vestigingsplaats
De taken van de GGD’en zijn niet overal hetzelfde. Iedere GGD voert voor de gemeenten specifieke opdrachten uit. Deze opdrachten staan beschreven in de gemeentelijke nota’s over het lokale volksgezondheidbeleid. Uniforme basistaken zijn o.a. gezondheidsbevordering (preventie), jeugdgezondheidszorg, bevolkingsonderzoeken en sociaal-medische advisering. Dit takenpakket kan uitgebreid zijn met: uitvoering coördinatie bij calamiteiten en zedenzaken. Advisering, beantwoorden van vragen en verwijzen van hulpvragen. Aanbod externe vertrouwenspersonen voor het onderwijs.
Aanbod
Artsen, wetenschappelijk onderzoekers, verpleegkundigen, maatschappelijk werkenden.
Professionele of vrijwillige medewerkers
Publiek, instellingen en gemeenten in het werkgebied.
Doelgroepen
Telefonisch, via internet en fysiek in de vestigingsplaatsen. Voor telefoonnummers en (web)adressen, zie: www.ggd.nl
Bereikbaarheid
Opmerkingen
110
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Functie/taken
Landelijk bureau in Utrecht.
Informatie- en hulplijn
Algemene telefonische hulpdienst.
Informatie, advies en begeleiding van mensen met een beperking.
Naam organisatie Vestigingsplaats
Stichting Korrelatie
Kindertelefoon, aangehaakt bij de bureaus Jeugdzorg
Sensoor, kantoren zijn gevestigd in 15 regio’s.
MEE, verspreid door Nederland. Hoofdkantoor in Utrecht.
Informatie, advies en begeleiding van mensen met een beperking.
Telefonische hulp en informatie en advies per email.
Telefonische informatie en hulp aan kinderen.
Telefonische hulpverlening en via internet, per mail of chat. Laagdrempelig, direct een gesprek, hulp op maat en advies. Korrelatie wordt door de publieke omroepen gefinancierd om opvang te doen na radio- en tvprogramma’s.
Aanbod
Maatschappelijk werkenden, orthopedagogen, enz. Geen vrijwilligers.
Goed opgeleide vrijwilligers.
Voor de functie opgeleide vrijwilligers.
Professionals: maatschappelijk werkers, psychologen en pedagogen.
Professionele of vrijwillige medewerkers
Kinderen en volwassen met een beperking.
Iedereen, ook anoniem.
Kinderen (anoniem mag).
Iedereen en voor allerlei problemen. Jongeren en volwassenen. Kijkers en luisteraars kunnen na de uitzendingen bellen of mailen.
Doelgroepen
www.mee.nl
Telefonisch: 0900-999 88 88, of via mail.
T: 0900-0767 en via chatknop op www.sensoor.nl
www.kindertelefoon.nl
Telefoon: 0800-0432 (elke dag 14.00-20.00 uur)
Onlinehulp voor jongeren : chatfunctie, ma t/m vr 9.00-18.00 u. Speciaal voor 12 tot 30-jarigen: www.question-zone.nl
Telefonisch: 0900-1450 ( 0,15 per min.), ma t/m vr. 9.00-18.00 uur. www.korrelatie.nl [email protected]
Bereikbaarheid
MEE werkt uitsluitend voor mensen met een beperking.
Zowel slachtoffers, getuigen en beschuldigden kunnen (anoniem) terecht bij Korrelatie.
Opmerkingen
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
111
Landelijk netwerk van 30 bureaus (gevestigd in de grotere steden). Hoofdkantoor in Utrecht. Juridische informatie en advies.
Het Juridisch Loket. Informatie en advies over juridische procedures en oplossing van juridische problemen. Verwijzing naar rechtshulp.
Netwerk, ondersteuning en professionalisering van vertrouwenspersonen. Voor anderen: relevante informatie en adressen.
Netwerk van en voor vertrouwenspersonen (seksuele intimidatie, en andere klachten).
Landelijke Vereniging van Vertrouwenspersonen (LVVVP).
Door middel van onderzoek en interventies willen we de seksuele en reproductieve gezondheid van mensen bevorderen en voorkomen dat mensen te maken krijgen met seksueel geweld of seksueel misbruik. De Rutgers Nisso Groep doet onder andere onderzoek naar seksueel geweld, seksueel misbruik en seksuele intimidatie en ontwikkelt beleid, interventies en voorlichting. Informatie over seksuele intimidatie, vertrouwenspersonen en klachtafhandeling. Klachtopvang en klachtafhandeling.
Landelijk kennisinstituut seksuele gezondheid, Utrecht.
Rutgers Nisso Groep (RNG)
Aanbod
Platform seksuele intimidatie. Organisatie: Rutgers Nisso Groep (kenniscentrum seksualiteit) Utrecht.
Functie/taken
Naam organisatie Vestigingsplaats
Sociaal-juridisch Medewerkers (HBO) en WO juristen.
Bestuur en leden van de vereniging.
nvt
Onderzoekers, interventieontwikkelaars (consultants), informatiespecialisten en communicatieadviseurs.
Professionele of vrijwillige medewerkers
Iedere burger.
Vertrouwenspersonen.
Instellingen in zorg- en welzijn, onderwijs en sport.
Professionals (waaronder ook vrijwilligers) die seksuele gezondheid willen bevorderen en seksueel misbruik willen voorkomen.
Doelgroepen
Telefonisch: 0900-8020, per mail en via chatfunctie op www.juridischloket.nl
Uitsluitend via de website: www.LVVVP.nl
www.platformseksueleintimidatie.nl
www.rng.nl
Telefonisch 030-2313431 of per mail: [email protected]
Bereikbaarheid
De website bevat links naar bureaus voor advies, training en ondersteuning bij klachten.
Opmerkingen
112
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Opsporing en vervolging plegers; horen getuigen; informatie en advies aan slachtoffers en andere betrokkenen; verwijzing slachtoffers naar AMK/BJZ of SHG of SHN1.
Opsporing en vervolging zedendelicten en misdrijven gericht tegen kinderen of gepleegd door kinderen; werkt samen met GGD voor de hulpverlening aan betrokkenen.
Jeugd- en zedenpolitie, gespecialiseerde afdeling binnen de politie.
Slachtoffers van zedendelicten.
Iedereen die betrokken is bij of beschikt over informatie over zedenzaken.
MBO, HBO en academisch intern opgeleid personeel
Doelgroepen
Advocaten gespecialiseerd in rechtshulp aan slachtoffers
Professionele of vrijwillige medewerkers
Meld misdaad anoniem: 0800-7000 of www. meldmisdaadanoniem.nl
www.politie.nl
0900-8844 of het nummer van de plaatselijke politie.
www.lanzs.nl [email protected]
Bereikbaarheid
1 AMK/BJZ: Advies- en meldpunten kindermishandeling en Bureaus Jeugdzorg; SHG: Steunpunten huiselijk geweld; SHN: Slachtofferhulp Nederland.
Informatie en advies, rechtsbijstand en rechtshulp aan slachtoffers van zedendelicten.
Landelijk netwerk van advocaten gespecialiseerd in rechtsbijstand en rechtshulp aan slachtoffers van zedendelicten.
Landelijk advocatennetwerk Zedenslachtoffers.
Aanbod
Functie/taken
Naam organisatie Vestigingsplaats
Werkt met zedenscenario’s die in werking worden gesteld op het moment dat duidelijk sprake is van een zeden misdrijf. Bij vermoedens van grensoverschrijdend gedrag wordt vaak geen actie ondernomen.
Sommige LANZS advocaten werken ook voor beschuldigden. Ze kunnen allemaal naar specialisten voor beschuldigden doorverwijzen.
Opmerkingen
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
113
Hoe zorgen we dat het politieonderzoek en de rechtszaak niet mislukt?
rechtsbijstand krijgen? Is er een verzekering?
Wat moeten we doen als we worden gedagvaard? Kunnen we
schadevergoeding eist?
een slachtoffer (of diens ouders) of een onterecht beschuldigde
Hoe zit het met de aansprakelijkheid van onze vereniging als
tuchtrecht- of strafrechtelijke uitspraak. Hoe gaan we daarmee om?
maatregel, zoals een schorsing, terug. Er is op dat moment nog geen
Een beschuldigde/verdachte vrijwilliger keert na een bestuurlijk
rehabilitatiebeleid (eerherstel)?
Wat te doen met onterecht beschuldigden: wat is een goed
ondersteunen?
Wij willen zelf een tuchtrechtregeling opstellen, kunt u ons daarbij
tuchtcommissie?
Hoe kunnen we ons aansluiten bij een tuchtrechtregeling,
aangevraagd voor een jeugdige vrijwilliger (vanaf 16 jaar)?
VOG procedure? Wie betaalt de kosten? Kan een VOG ook worden
Is een VOG verplicht voor onze vereniging? Hoe zit het nu met de
Kunt u onze vertrouwenspersoon opleiden?
Hoe moeten we intern klachten afhandelen? Er is nog geen klacht.
evaluatieonderzoek doen?
Kunnen jullie ons preventiebeleid op kwaliteit toetsen of een
vertrouwenspersonen?
Opstelling van gedragsregels, een intern protocol,
Kunnen jullie ons adviseren over een passend preventiebeleid?
preventiebeleid hebben. Waar halen we informatie?
Onze financier stelt als voorwaarde voor financiering dat we
Op het gebied van beleid en organisatie:
Vragen van besturen
AMK*
Met welke vragen kun je waar terecht? BJZ*
(A)SHG*
X
X
X
GGD
Jeugdgezondheidszorg Stichting Korrelatie
Kindertelefoon
Sensoor
SHN*
X
X
X
X
RNG*
X
X
X
X
Platform seksuele intimidatie
X X
X
X
X
X
X
X
X
Landelijk advocatennetwerk zedenslachtoffers
X
X
X
X
Juridisch loket
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
MOVISIE
114
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
X
X
Met wie kan ik praten over wat ik heb meegemaakt?
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Kun je me helpen? Ik word gepest!
X
X
X
X
Help ik ben misbruikt! Ik wil niet meer naar …
Na een incident:
vriend(in)?
Een andere jongen (of meisje) voelt zich niet prettig, wat kan ik doen als
daarover praten?
Ik voel me ongemakkelijk bij een bepaalde vrijwilliger, met wie kan ik
Bij gevoel van onveiligheid:
Vragen van slachtoffers kinderen
adviseren of begeleiden?
We willen aangifte doen, kunnen jullie ons hierover informeren,
ondersteunen?
We willen de klacht intern afhandelen, kunt u ons daarbij
adviseren? En helpen bij de voorbereiding?
We willen een gesprek voeren met de beschuldigde, kunnen jullie ons
worden, de slachtoffers en hun ouders moeten begeleid worden. Hoe?!
Help, we hebben een ernstig incident! Dit moet verder onderzocht
overlaten aan anderen?
binnen onze vereniging? Wat moeten wij doen en wat kunnen we beter
Kunnen jullie ons adviseren bij onze vermoedens van seksueel misbruik
we dat en hoe dan?
We willen af van een vrijwilliger die we niet (meer) vertrouwen. Kunnen
verwijzen voor hulpverlening?
Bestaan er behandelprogramma’s; waar kan ik een pleger naar
er?
Hoe herken je signalen van seksueel misbruik; welke risicofactoren zijn
Op het gebied van vroegtijdige signalering en ingrijpen:
X
X
X
X
X
X
X
GGD
X
X
(A)SHG*
Kunt u een klacht voor ons afhandelen?
X
BJZ*
Kunt u ons een vertrouwenspersoon voor klachtopvang leveren?
Serviceverlening
AMK*
Jeugdgezondheidszorg
X X
X
X
X
X
Kindertelefoon
X
X
X
X
Stichting Korrelatie
X
X
X
X
X
Sensoor
X
X
SHN*
X
X
X
X
X
X
RNG*
X
X
X
Platform seksuele intimidatie
X
X
Juridisch loket
X
X
X
X
X
Landelijk advocatennetwerk zedenslachtoffers
X
X
X
X
X
X
MOVISIE
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
115
Waar liggen de grenzen, wat mag ik nog wel?
geven?
Wat wordt er van mij verwacht? Moet ik op alle vragen antwoord
Ik ben gevraagd om te getuigen in een klachtprocedure/rechtszitting.
gedrag vertoont bij kinderen? Moet ik hem aanspreken? Hoe dan?
Wat als ik zie of hoor dat een andere vrijwilliger grensoverschrijdend
bespreken?
Ik ben het niet eens met delen van de gedragsregels. Waar kan ik dat
dan? Moet ik de VOG zelf betalen?
dat? Stel dat ik een keer ben aangehouden voor dronkenschap, wat
Ik moet een VOG aanvragen, waaraan moet ik voldoen? Hoe werkt
Vragen van vrijwilligers:
zestienplussers, klopt dat?
De club zegt dat ze niet verantwoordelijk is voor incidenten tussen
aanspreken?
maar de club zegt niet verantwoordelijk te zijn. Wie kunnen we
Er heeft een incident plaatsgevonden onderweg naar een activiteit,
Wie is verantwoordelijk voor een incident in een vrijwilligersorganisatie?
gedrag van de leiding. Hoe pakken we dat aan?
van de begeleider. We willen een gesprek met het bestuur over het
Ons kind vertelt over vreemde opmerkingen en/of handtastelijkheden
Bij incident:
hebben het vermoeden dat dit te maken heeft met de trainer.
We maken ons zorgen: ons kind wil niet meer naar de vereniging. We
heerst, of vrijwilligers grensoverschrijdend gedrag vertonen?
Wat moeten we doen als we signaleren dat er een onprettige sfeer
Bij niet-pluisgevoel of vermoeden:
Hoe kunnen we nagaan of een vereniging haar zaakjes op orde heeft?
Voordat een kind lid wordt:
Vragen van ouders:
X
X
AMK*
X
X
X
BJZ*
X
X
X
X
X
(A)SHG*
X
X
GGD
Jeugdgezondheidszorg
X
X
Stichting Korrelatie
Kindertelefoon
Sensoor
SHN*
RNG*
Platform seksuele intimidatie
X
X
X
Juridisch loket
X
X
X
X
X
Landelijk advocatennetwerk zedenslachtoffers
X
X
X
X
MOVISIE
116
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
*RNG: Rutgers Nisso Groep
*SHN: Slachtofferhulp Nederland
*(A)SHG: (Advies) en Steunpunten Huiselijk Geweld
*BJZ: Bureau Jeugdzorg
*AMK: Advies- en meldpunt Kindermishandeling
Mag ik nu nooit meer vrijwilligerswerk doen?
kan dat zomaar?
Ze willen mijn naam opnemen op de zwarte lijst (registratiesysteem),
Met welke klachtinstanties en rechters krijg ik te maken?
bestuur doet niets. Wie kan mij hierbij helpen?
Ik wil eerherstel want de beschuldiging is niet terecht bevonden. Het
Ik ben onterecht beschuldigd, wie kan mij advies en begeleiding geven?
tuchtrechter. Wie staat mij bij?
Ik ben beschuldigd. Ik ben schuldig en moet verschijnen bij de
kan mijn gezin terecht voor ondersteuning?
Ik ben schuldig. Welke gevolgen heeft dit voor mij en mijn gezin? Waar
politieonderzoek? Welke ondersteuning, rechtsbijstand is er voor mij?
Ik ben beschuldigd. Wat staat mij te wachten? Hoe verloopt het
doen?
Ik ben onschuldig en wil graag trainer/lid blijven, wat moet of kan ik
Vragen van beschuldigden:
vindt de ander eng of klef.
Hoe herken ik de grenzen van een kind? Wat de een normaal vindt,
X
AMK*
BJZ*
X
(A)SHG*
X
X
GGD
Jeugdgezondheidszorg
X
X
X
Stichting Korrelatie
Kindertelefoon
X
Sensoor
X
SHN*
RNG*
Platform seksuele intimidatie
X X
X X
X
X
MOVISIE
X
X
X
Landelijk advocatennetwerk zedenslachtoffers
X
X
X
X
X
Juridisch loket