Directie Inwoners
Ingekomen stuk D21
Werk & Inkomen Openingstijden: maandag t/m vrijdag 08.30 - 17.00 uur
Mariënburg 30 6511 PS Nijmegen
Aan de Gemeenteraad van Nijmegen
Telefoon
(024) 329 92 22
Telefax
(024) 329 25 11
E-mail
[email protected]
Postadres Postbus 1065 6501 BB Nijmegen Giro 874880
Datum
Ons kenmerk
Contactpersoon
4 juli 2006
Datum uw brief
06.0017093
Martijn van der Aalst
Onderwerp
Aantal bijlagen
Doorkiesnummer
beleidsregels debiteurenbeleid Wwb 3
3292531
Geachte Leden van de Raad,
Op 21 december 2005 heeft uw Raad de hoofdlijnen voor het debiteurenbeleid onder de Wet werk en bijstand vastgesteld. Daarbij heeft ons College de opdracht gekregen om ten behoeve van de uitvoering beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften uit te werken. Deze regels zijn onlangs door ons College vastgesteld. Bijgaand bieden wij u ter informatie de beleidsregels Terugen Invordering Wet werk en bijstand aan, met het voorstel waarin de overwegingen zijn opgenomen, die tot deze regels hebben geleid.
Hoogachtend, College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Secretaris,
mevr. dr. G. ter Horst
P. Eringa
bijlagen: - collegevoorstel - kengetallen debiteuren - beleidsregels Terug- en Invordering Wet werk en bijstand
Bezoek ook onze website www.nijmegen.nl
deb info raad.doc
Collegevoorstel
Openbaar
Onderwerp
Uitgewerkte beleidsregels nav Debiteurenbeleid dec. 2005
Programma / Programmanummer
IBW-nummer
Inkomen / 3230 Portefeuillehouder
Paul Depla
Samenvatting
In december 2005 is door de Raad het nieuwe debiteurenbeleid WWB (middels Raadsbesluit nr. 251/2005) vastgesteld, alsmede een notitie met een aantal uitgangspunten. Deze uitgangspunten zijn nader uitgewerkt in beleidsregels. Tevens worden in dit voorstel de gevolgen van de gewijzigde beleidsregels geschetst.
Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr.
L500, Austin van Gaal, 2793 Datum ambtelijk voorstel
7 juni 2006
Registratienummer
06.0017093
Voorstel om te besluiten
1. Vaststellen van de nieuwe beleidsregels “Terug-en invordering Wet Werk en Bijstand”.
Paraaf
Datum
akkoord K. Donné, L500
2. Vaststellen van ingangsdatum van de beleidsregels per 1-7-2006 3. Vaststellen van overgangsrecht “Terug-en invordering Wet Werk en Bijstand”.
Programmamanager
Programmadirecteur
4. Intrekken per 1-7-2006 van de oude beleidsregels “Invordering Wet Werk en Bijstand 2004” (GB 05-025) en “Terugvordering Wet Werk en Bijstand 2004”(GB 05-023)
: Actieve informatie aan de Raad Besluit B&W d.d. 4 juli 2006
nummer: 2.8
Conform advies
Aanhouden X Anders, nl. Het college besluit met terugwerkende kracht de beleidsregels per 1 juli 2006 vast te stellen en per dezelfde datum de vigerende beleidsregels in te trekken.
Paraaf akkoord Procescoördinatie
Gemeentesecretaris
Portefeuillehouder
Datum
Collegevoorstel
1
Inleiding
In december 2005 heeft de Raad ingestemd met het nieuwe Debiteurenbeleid WWB. Het belangrijkste item hierin was dat klanten al na 3 jaar in plaats van na 5 in aanmerking kunnen komen voor kwijtschelding van vorderingen (uitgezonderd fraudevorderingen). Dit beleid is met ingang van 1-1-2006 van kracht gegaan. De algemene uitgangspunten die in het debiteurenbeleidsplan zijn geformuleerd moeten leiden tot een zodanig uitvoering van terug- en invordering dat: * de uitvoeringskosten van de terug- en invordering zo laag mogelijk zijn: * het saldo van hetgeen geïnd wordt zo hoog als mogelijk is; * het reïntegratiebeleid door de terug- en invordering niet wordt belemmerd; * het minimabeleid niet wordt gefrustreerd door terug- en invordering; * het handhavingsbeleid niet wordt ondergraven door de terug- en invordering. Gelijktijdig met het Debiteurenbeleid is in december 2005 door de Raad ook een notitie vastgesteld. In deze notitie zijn bovenstaande algemene uitgangspunten gespecificeerd. Deze zijn uitgewerkt tot de onderstaande uitgangspunten voor uitwerking van de beleidsregels1. * De gemeente Nijmegen gebruikt haar bevoegdheid om terug te vorderen. * De gemeente gebruikt haar bevoegdheid om verhaal op derden uit te voeren. * De gemeente Nijmegen gebruikt de mogelijkheid om af te zien van (verdere) terugvordering: - bij schuldsaneringstrajecten; - bij geringe bedragen; - bij dringende redenen; - als de klant gedurende een bepaalde periode aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan; - als de klant gedurende een bepaalde periode geen betaling heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij nog gaat terugbetalen. * Fraude mag niet lonen: fraudeschulden schelden we niet kwijt. * Debiteurenonderzoeken zoveel mogelijk signaalgestuurd uitvoeren om verhouding kosten en baten te optimaliseren. * Terugvorderingsbeleid mag reïntegratie niet belemmeren. * Invordering moet doeltreffend zijn. * Bij terug-en invordering onderscheidt gemeente zich van incassobureau’s door rekening te houden met hoogte inkomen, bestaande verplichtingen en individuele omstandigheden. * Minnelijke regeling moet voor klant aantrekkelijk zijn om dwangmatige invordering te voorkomen. * Het invorderingsbeleid moet inzichtelijk en niet bewerkelijk zijn.
1
Incidenteel kan afgeweken worden in verband met specifieke individuele omstandigheden (hardheidsclausule).
Collegevoorstel
Vervolgvel
2
Wat is de uitgangssituatie als we het hebben over bijstandsdebiteuren? Om een beeld te krijgen van de huidige financiële uitgangssituatie, wordt in bijlage 1 een aantal kengetallen herhaald, zoals deze ook in het raadsvoorstel van december 2005 gepresenteerd zijn. De gepresenteerde kengetallen geven op hoofdlijnen een aardig beeld van de huidige stand van zaken en weerspiegelen tevens de effecten van de in dit jaar al ingezette maatregelen, m.n. op het terrein van de handhaving. Uit de kengetallen blijkt ook dat de ontvangsten van bijstandsdebiteuren in de eerste 9 maanden van 2005 (ca. € 1,4 miljoen) aanmerkelijk hoger liggen dan in de vergelijkbare periode in 2003 (€ 1,2 miljoen) en 2004 (€ 1,1 miljoen). Dit wordt mede veroorzaakt door het ingezette “lik-op-stuk-beleid”, dat er o.a. toe heeft geleid dat de inkomsten uit beslag en verrekening medio 2005 ca. 12% hoger liggen dan medio 2004. Het openstaand saldo van 23 miljoen is echter niet direct inbaar. Tevens is een zeer aanzienlijk deel van de ontstane vorderingen een direct gevolg van wettelijk of gemeentelijk beleid (bv krediethypotheken, onderhoudsplichtvorderingen en leenbijstanden). De onderverdeling van deze categorieën in omvang is ook in bijlage 1 uitgewerkt. Beleidsmaatregelen Doelstelling is om het debiteurenbeleid binnen de gemeente Nijmegen effectiever en efficiënter vorm te geven, mede gelet op de financiële impact voor de gemeente. In dit voorstel wordt hiertoe een aantal beleidsmaatregelen voorgesteld. Daarnaast hebben ook andere voorstellen implicaties voor het debiteurensaldo. Denk hierbij in het bijzonder aan de afschaffing van de leenbijstand per 1 oktober. Onderstaand worden de verschillende beleidsmaatregelen kort toegelicht en wordt aangegeven welke gevolgen de maatregelen hebben voor: a) het uitstaand debiteurensaldo; b) de ontvangsten uit hoofde van incasso; c) de benodigde formatie. De noodzakelijke uitwerking van dit nieuwe beleid in nauw omschreven, juridische beleidsregels heeft de afgelopen maanden plaatsgevonden. Daarin zijn ook enkele aanpassingen meegenomen waardoor het incassobeleid efficiënter uitgevoerd kan worden. De nieuwe beleidsregels gaan per 1-7-2006 in. Formeel worden de oude beleidsregels “Invordering Wet Werk en Bijstand 2004” (GB 05-025) en “Terugvordering Wet Werk en Bijstand 2004”(GB 05-023) ingetrokken per 1-7-2006. 2
Doelstelling
In een 7-tal punten worden de belangrijkste wijzigingen en opvallendste zaken van bijgevoegde beleidsregels (bijlage 2) toegelicht: 1. Uitwerken van het nieuwe debiteurenbeleid in eenduidige, efficiënt uit te voeren beleidsregels; 2. Een goede verhouding tussen inkomsten uit incasso en uitvoeringskosten; 3. Bij fraude gaan we over tot maximale incasso; 4. Wél sociaal, maar niet onnodig geld mislopen;
Collegevoorstel
Vervolgvel
3
5. De klant betaalt terug wat hij teveel heeft ontvangen, maar betaalt niet voor onze gebreken; 6. Incasso mag niet reïntegratiebelemmerend zijn. 7. Schuldsanering moet mogelijk bij fraudevorderingen 8. Overgangsrecht moet worden vastgesteld omdat het nieuwe beleid voor “oude”gevallen niet onredelijk mag werken. 3
Argumenten
ad 1 Duidelijke regels voor de uitvoering. In de beleidsregels wordt eenduidig beschreven in welke situaties tot terug-en invordering wordt overgegaan. Om efficiencyredenen wordt voorgesteld om bij nietuitkeringsgerechtigden niet meer tot incasso over te gaan onder het kruimelbedrag van € 200. Dit betekent dat we bij een kleine groep klanten (zo’n 300 a 350 klanten per jaar) geen invordering meer hoeven plegen. Je mist een deel ‘inkomen’ wat je anders zou (kunnen) behalen met invordering, maar je bespaart meer op de uitvoeringskosten. Met het voorgestelde kruimelbedrag van € 200 zit Nijmegen, afgezet tegen enkele referentiegemeenten, boven in de middenmoot. Een enkele gemeente kent geen kruimelbedrag en laat dit volledig afhangen van individuele omstandigheden. Een andere gemeente vordert alle bedragen onder de 220 euro in zijn geheel niet terug, ook niet bij WWB-klanten. Twee andere gemeenten hebben € 150 als kruimelbedrag ingesteld. ad 2 Efficiënt met voldoende incasso In de uitwerking van het debiteurenbeleid worden een aantal maatregelen genomen om de terug-en invordering zo efficiënt mogelijk te doen laten verlopen. Voorgesteld wordt om af te zien van een (tijdrovende) draagkrachtberekening bij ex-klanten en akkoord te gaan met een minnelijke regeling, indien de klant € 1500 per jaar terugbetaalt. ad 3 Bij fraude wordt een hogere aflossingscapaciteit vastgesteld De gemeente Nijmegen heeft in het verleden de aflossingscapaciteit altijd coulant ingevuld en bij klanten met een WWB-uitkering op 5% van de uitkering gesteld. Wettelijk is echter mogelijk de aflossingscapaciteit op 10% te stellen. Regelmatig komt het nu voor, dat deurwaarders de resterende 5% opeisen als het vakantiegeld uitbetaald moet worden. Voorgesteld wordt om: - bij fraudevorderingen de aflossingscapaciteit van een klant standaard op 10% te stellen. ad 4. Een sociaal incassobeleid voor klanten, maar geen inkomsten mislopen tbv derden De gemeente Nijmegen heeft in het verleden de aflossingscapaciteit altijd coulant ingevuld en bij klanten met een WWB-uitkering op 5% van de uitkering gesteld. Wettelijk is echter mogelijk de aflossingscapaciteit op 10% te stellen. Regelmatig komt het nu voor, dat deurwaarders de resterende 5% opeisen als het vakantiegeld uitbetaald moet worden. Voorgesteld wordt om: - de aflossingscapaciteit bij vorderingen niet zijnde fraudevorderingen in principe op de huidige 5% te handhaven. Indien er echter door derden beslag gelegd wordt op de uitkering, maken we gebruik van de wettelijke mogelijkheid om de aflossingscapaciteit op 10% te stellen en preferent te zijn boven de deurwaarder.
Collegevoorstel
Vervolgvel
4
ad 5. De klant betaalt terug wat hij teveel heeft ontvangen, maar betaalt niet voor onze gebreken. Indien een klant ten onrechte uitkering heeft ontvangen, vorderen we terug. En als het betrekking heeft op voorgaande jaren, vorderen we het verstrekte bedrag niet netto, maar bruto terug. Echter, het komt voor dat de klant tijdig inkomsten en/of veranderingen in het huishouden doorgeeft en dit niet tijdig verwerkt wordt door de gemeente. Daarom wordt het volgende voorgesteld: - als door een klant tijdig en correct gegevens worden aangeleverd, welke niet door de gemeente verwerkt worden, wordt maximaal 6 maanden teruggevorderd. - als een klant tijdig en correct de gegevens aanlevert, maar door de afhandelingtermijn van de gemeente de klant de vordering niet netto kan terugbetalen, wordt de vordering niet bruto maar netto teruggevorderd. ad 6. Je verdient meer geld met uitstroom dan met incasso Als uitgangspunt is gesteld dat terugvordering niet reïntegratiebelemmerend mag zijn; je verdient meer als klanten uitstromen uit de uitkering. Het afgelopen jaar zijn er op het gebied van reïntegratie al uitstroombevorderende maatregelen genomen zoals het instellen van een uitstroompremie. Het debiteurenbeleid wordt hierop aangesloten door niet reïntegratiebelemmerend te zijn. Voorgesteld wordt om: - de incasso te handhaven op het bedrag behorende bij een bijstandsuitkering als de klant uitstroomt naar werk. Een klant betaalt hetzelfde bedrag per maand terug als ware hij in de uitkering. Er wordt bewust geen beroep gedaan op een hogere draagkracht omdat de klant is gaan werken. Uitgezonderd van deze versoepeling zijn klanten met fraudevorderingen. ad 7. Een toekomst zonder schulden Bij schuldsanering met fraudevorderingen kan, onder in de beleidsregels uitgewerkte voorwaarden meegewerkt worden aan een schuldsanering. Na een succesvolle schuldsanering wordt overgegaan tot kwijtschelding van de fraudevorderingen. Dit biedt burgers perspectief op een schuldenvrij bestaan, verlaagt de druk op de Wet Sanering Natuurlijke Personen (WSNP) en verhoogt het incassorendement (onder schuldsanering wordt een groter deel afgelost dan bij een WSNP). ad 8. Overgangsrecht In een tweetal situaties is het beleid tot terugvordering van fraudevorderingen aangescherpt. Omdat deze aanscherping onredelijk werkt voor klanten waarbij nu reeds bijstand vanwege fraude is teruggevorderd wordt het volgende overgangsrecht vastgesteld: − Zoals onder punt 3 aangegeven wordt er bij fraudevorderingen een hogere aflossingscapaciteit vastgesteld. Dit beleid zal gelden voor alle besluiten tot terugvordering vanwege fraude die op of na 1 juli 2006 worden genomen. − Zoals onder punt 7 aangegeven is kwijtschelding van fraudevordering mogelijk bij schuldsanering. In het oude beleid was een kwijtschelding van een fraudevordering ook mogelijk als een klant gedurende 60 maandtermijnen naar draagkracht had afgelost en daarmee ook 60% van de oorspronkelijke vordering was terugbetaald. Het nieuwe kwijtscheldingsbeleid voor fraudevorderingen zal gelden voor alle besluiten tot terugvordering vanwege fraude die op of na 1 juli 2006 worden genomen en voor fraudevorderingen waarop tot 1 juli 2006 nog
Collegevoorstel
Vervolgvel
5
niet is afgelost. Het oude beleid blijft van toepassing voor alle klanten die voor 1 juli 2006 aflossen op een fraudevordering. 4
5
6
Financiën
Dit collegevoorstel betreft een (technische) uitwerking van het eerder vastgestelde Raadsbesluit Debiteurenbeleid WWB. In dit Raadsbesluit is reeds een inschatting gemaakt van de financiële gevolgen van het nieuwe debiteurenbeleid. Juridische aspecten
Terug-en invordering is onder de Wet Werk en Bijstand een bevoegdheid van de gemeente geworden. De gemeente Nijmegen maakt van deze bevoegdheid gebruik, op de wijze zoals aangegeven in de beleidsregels. Middels deze uitgewerkte beleidsregels van het gemeentelijke Debiteurenbeleid en geeft de gemeente Nijmegen hier de noodzakelijke invulling aan. Communicatie+draagvlak
Het conceptcollegevoorstel is reeds voorgelegd aan het klantgroepoverleg en medio mei 2006 besproken. Het klantgroepoverleg reageerde positief op het collegevoorstel, maar stelt één wijzing voor. Namelijk om de aflossingscapaciteit bij fraudevorderingen te handhaven op de huidige 5% ipv de voorgestelde 10%. Reden voor deze voorgestelde wijziging is dat er regelmatig samenloop is met andere schulden/schuldeisers. Door de aflossingscapaciteit op 5% te handhaven, heeft de klant nog enige ruimte om ook schuldafspraken met derden te maken. Hoewel we begrip hebben voor dit standpunt, stellen we na afweging toch voor om het oorspronkelijke voorstel te handhaven en bij fraudevorderingen de maximale 10% draagkracht te incasseren. Allereerst wordt door het incasseren van de maximale 10% draagkracht inhoud gegeven aan het uitgangspunt dat fraude niet mag lonen. Bij het handhaven van de aflossingscapaciteit op 5% loopt de gemeente verder inkomsten uit terugvordering mis, terwijl deze ruimte anders wordt ingezet ten behoeve van andere schuldeisers van de klant. Qua bestedingsruimte is er voor de klant geen verschil, aangezien deze ruimte regelmatig wordt ingezet voor andere schulden/schuldeisers Na behandeling en accordering in het College informeren we de klanten middels de klantbrief. De beleidsregels worden aangekondigd in de Brug en gepubliceerd in het Bestuurlijk Informatie Systeem (BIS).
7
Uitvoering
Voor de uitvoering worden de beleidsregels momenteel nader uitgewerkt in richtlijnen. Tevens wordt eind mei binnen de afdeling Zorg & Inkomen en Werk & Inkomen via de kwaliteitsmedewerkers de belangrijkste veranderingen gecommuniceerd. Voor Bureau Vordering Klanten en Bureau Incasso (ex-klanten) is een uitgebreide instructie gepland.
Bijlage(n):
3 bijlage 1: Kengetallen debiteuren bijlage 2: Beleidsregels Terug- en Invordering Wet werk en bijstand bijlage 3: Brief aan de Raad
Collegevoorstel
Vervolgvel
6
Bijlage 1
Kengetallen debiteuren
Onderstaande kengetallen geven op hoofdlijnen een beeld van de huidige stand van zaken. De effecten van de in 2005 ingezette maatregelen, m.n. op het terrein van de handhaving, zijn al zichtbaar. De toename van het uitstaand debiteurensaldo wordt veroorzaakt door toepassing van Hoogwaardig Handhaven. Het uitstaand debiteurensaldo uit hoofde van Fraudevordering WWB is gestegen van ca. € 5,2 miljoen per ultimo 2004 tot ca. € 6,4 miljoen per ultimo augustus 2005. Kengetal Uitstaand Debiteurensaldo
Periode September 2005 Ultimo 2004
Ontvangsten uit hoofde van debiteurenbeleid
Januari-september 2005 Januari-september 2004 Januari-september 2003
Benodigde voorziening bijstandsdebiteuren
September 2005 Ultimo 2004
Beschikbare formatie (begroting)
Bedrag € 23.231.689 € 22.451.312 € 1.440.289 € 1.109.387 € 1.198.321 € 16.425.000 € 15.551.000
Bureau Vorderingen Klanten Bureau Incasso
26,8 fte 22,2 fte
Vanwege boekhoudkundige verplichtingen is de gemeente Nijmegen verplicht om tegenover het uitstaande debiteurensaldo een “voorziening bijstandsdebiteuren” te treffen. Bij mutaties in het uitstaand debiteurensaldo en in verdeling in soorten openstaande vorderingen, wordt de voorziening aangepast.
Indeling van vorderingen naar aard en herkomst Het bestand aan uitstaande vorderingen kan op verschillende manieren worden ingedeeld. Hier volgt een begripsbepaling van de gebruikte begrippen:
inbare vorderingen - niet inbare vorderingen
Inbare vorderingen: dit betreft dat deel van de vorderingen dat in komende jaren geheel of gedeeltelijk te innen is. Het percentage van de vorderingen dat daadwerkelijk geïnd wordt is afhankelijk van het gevoerde debiteurenbeleid (bv. de periode van terugbetaling bedraagt 3 jaar of 5 jaar) en de draagkracht van de debiteur. Bovendien moet het volgende in acht genomen worden: als vorderingen geïnd worden wil dat niet zeggen dat er op een gegeven moment geen “inbare” vorderingen meer over zijn. Er ontstaat steeds weer nieuwe vorderingen, waarbij het ontstaan ook een teken van “goed beleid” kan zijn. (bijvoorbeeld: goede opsporing van fraude leidt tot vorderingen).
Collegevoorstel
Vervolgvel
7
Niet inbare vorderingen: dit betreft dat deel van de vorderingen waarbij het risico aanzienlijk is dat dit niet geïnd kan worden. Dat doet zich bijvoorbeeld voor bij klanten die naar het buitenland zijn verdwenen of een onbekende woon- of verblijfplaats hebben.
beïnvloedbare vorderingen - niet-beïnvloedbare vorderingen
Beïnvoedbare vorderingen: het ontstaan van vordering is (voor een aanzienlijk gedeelte) beïnvloedbaar door de uitvoering. Niet-beïnvoedbare vorderingen: dit is een vordering die het gevolg is van een wettelijke taak, uitgewerkt in gemeentelijk beleid. Ontstaan en hoogte hiervan is niet beïnvloedbaar door de uitvoering. Er zijn 45 verschillende soorten vorderingen, om een beeld te geven van wat er aan vorderingen zoal open staat is het volgende (globale en samengevoegde) overzicht van de grootste debiteurenposten gemaakt:
Indeling vorderingen globaal Aard + herkomst
Totaal
Beïnvloedbaar
saldo
Nietbeïnvloedbaar
Inbaar
Niet inbaar
in milj. Fraude
€ 7,50
Krediethypotheek Leenbijstand div. Bbz
€ 0,70 € 3,60
Leenbijstand Wwb (LO en BB) Onderhouds-plicht Wwb Terugvord. Bbz
€ 2,80
€ 4,70
X X
€ 0,20 € 2,50
€ 0,50 € 1,10
€ 2,10
X
€ 0,70
€ 1,40
€ 3,00
X
€ 2,10
€ 0,90
€ 0,60 X
€ 0,20
€ 0,40
Terugvord. Wwb e.a. Verrekening met UWV
€ 4,40 X
€ 1,90
€ 2,50
€ 0,20 X
€ 0,20
Wet boete (oud)
€ 0,15 X
€ 0,03
€ 0,12
€ 10,63
€ 11,62
Totaal
€ 22,25
X
---
Bijlage 2
Beleidsregels Terug- en Invordering Wet werk en bijstand Rechtsregels artt 58 tot en met 60 Wwb B&W besluit no d.d.
Terugvordering Artikel 58 van de Wet werk en bijstand (WWB) geeft het college de bevoegdheid om kosten van bijstand,in een aantal in het eerste lid van dit artikel opgesomde situaties, terug te vorderen. Van deze bevoegdheid maakt het college, behoudens de in deze beleidsregel opgenomen uitzonderingen, als volgt gebruik: • Ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende bijstand (artikel 58 lid 1 onder a.)
•
−
Onjuiste inlichtingen. Als er ten onrechte of teveel uitkering is verstrekt omdat de belanghebbende de inlichtingenplicht, ex artikel 17 Wwb, niet of niet behoorlijk is nagekomen, wordt het besluit tot toekenning van het recht, ingevolge artikel 54 lid 3 onder a WWB, herzien en wordt de ten onrechte of teveel betaalde uitkering teruggevorderd.
−
Een onjuist toekenningsbesluit In gevallen waarin als gevolg van een foutief toekenningsbesluit ten onrechte of teveel uitkering verstrekt is, wordt dat besluit ingevolge artikel 54 lid 3 onder b WWB herzien en wordt de ten onrechte of teveel betaalde uitkering teruggevorderd.
−
Niet besteden bijstand aan bestemde doel In gevallen waarin verstrekte bijzondere bijstand niet of niet volledig is besteed aan het bestemde doel wordt het besluit tot toekenning, ingevolge artikel 54 lid 3 onder b WWB, herzien en wordt de ten onrechte of teveel betaalde uitkering teruggevorderd.
Niet nakomen aflossingsverplichtingen bij als geldlening of borgtocht verleende bijstand (artikel 58 lid 1 onder b en c). Bijstand die als geldlening of in de vorm van borgtocht is verstrekt wordt teruggevorderd wanneer de belanghebbende niet aan zijn verplichting tot terugbetaling aan de kredietverlenende instantie voldoet.
1
•
•
Verstrekte voorschotten (artikel 58 lid 1 onder d). Van de belanghebbende wordt het verleende voorschot geheel of gedeeltelijk teruggevorderd indien: − een voorschot is verstrekt en − over de betrokken periode geen recht op bijstand bestaat of het recht op bijstand bedraagt minder dan het verleende voorschot. Onverschuldigd betaalde bijstand voor zover belanghebbende dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen (artikel 58 lid 1 onder e) De teveel of ten onrechte betaalde bijstand wordt teruggevorderd indien: − de gemeente een onjuiste betaling verricht heeft en − de belanghebbende dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen en − de betaling niet langer dan twee jaar voor de datum van het terugvorderingsbesluit heeft plaatsgevonden.
•
Anderszins onverschuldigde betaling (artikel 58 lid 1 onder f)
Terugvordering bij naderhand, in aanmerking te nemen, verkregen middelen over een bijstandsperiode, of ontvangen vergoedingen van kosten, waarvoor bijstand is verleend Het kan zowel gaan om achteraf ontvangen vermogen als om achteraf ontvangen inkomen. −
Achteraf ontvangen inkomsten Inkomsten worden teruggevorderd die door de belanghebbende zijn ontvangen en die betrekking hebben op een periode waarover uitkering is ontvangen. Voorwaarde hierbij is dat deze inkomsten in aanmerking zouden zijn genomen bij de vaststelling van het recht op bijstand en/of bij de hoogte van de bijstand. Er wordt teruggevorderd tot het bedrag waarmee met de ontvangen inkomsten rekening zou zijn gehouden.
−
Achteraf ontvangen vermogen Als een belanghebbende redelijkerwijs niet kan beschikken over vermogen dan wordt dit niet betrokken bij de bijstandsverlening. Op het moment waarop de belanghebbende wel over het vermogen kan beschikken, wordt het vermogen, vanaf de datum van aanspraak op het vermogen, wel in aanmerking genomen bij de beoordeling van het recht op bijstand. Als blijkt dat er ten onrechte of teveel aan bijstand is verstrekt dan wordt dit bedrag teruggevorderd. Terugvordering van bijstand met een bepaalde bestemming. Bijstand die is verleend met een bepaalde bestemming wordt van de belanghebbende teruggevorderd wanneer met het oog op die specifieke bestemming naderhand vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen.
Artikel 59 van de Wet werk en bijstand (WWB) geeft het college de bevoegdheid om kosten van bijstand ook van gezinsleden, terug te vorderen. Van deze bevoegdheid maakt het college, behoudens de in deze beleidsregel opgenomen uitzonderingen, gebruik.
2
Afzien van terugvordering Van de in artikel 58 eerste lid Wwb opgenomen bevoegdheid om af te zien van (verdere) terugvordering maakt het college in de volgende situaties gebruik: •
• •
Het college ziet geheel af van terugvordering als: − het terug te vorderen bedrag minder dan € 200,00 netto op jaarbasis bedraagt en − de belanghebbende geen uitkering meer ontvangt. Het college ziet geheel of gedeeltelijk af van terugvordering als er sprake is van dringende redenen. Van dringende redenen is sprake in zeer bijzondere, individuele omstandigheden. Het college ziet af van terugvordering voor zover: − de gemeente nadat de belanghebbende een signaal heeft afgegegeven dat de bijstand tot een te hoog bedrag of ten onrechte wordt betaald, is doorgegaan met het, tot een te hoog bedrag of ten onrechte, verstrekken van bijstand en − de terugvordering betrekking heeft op een periode langer dan zes maanden nadat de belanghebbende dat signaal heeft afgegeven.
In artikel 58 vierde lid WWB is opgenomen de bevoegdheid om de vordering te verhogen met de wettelijke rente en de op de terugvordering betrekking hebbende kosten. • Het college maakt van deze bevoegheid alleen gebruik bij het executeren van de vordering door middel van overdracht aan een deurwaarder. In artikel 58 vierde lid Wwb is ook opgenomen de bevoegheid om de krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 over de bijstand af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen, alsmede de vergoeding bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet terug te vorderen. Het zogenaamde bruteren. Er zijn twee momenten waarop het college een beslissing tot bruteren moet nemen: 1. Het moment van het nemen van een besluit tot terugvordering; Van de bevoegheid tot het bruteren bedoeld in deze situatie maakt het college als volgt gebruik: Hoofdregel: • Het college bruteert als de terugvordering betrekking heeft op een verstreken kalenderjaar; Uitzondering: • Het college ziet af van bruteren als: − de vordering betrekking heeft op een periode gelegen in de eerste zes maanden van het voorafgaande kalenderjaar − en het bestaan van de vordering in de eerste zes maanden van dat kalenderjaar ook bekend is geworden − en besluit wordt pas na afloop van dat kalenderjaar genomen.
3
2. Na afloop van een kalenderjaar over een in het voorafgaande kalenderjaar genomen besluit om een, op dat jaar betrekking hebbende, terugvordering netto op te maken. Van de bevoegheid tot het bruteren bedoeld in deze situatie maakt het college als volgt gebruik: Hoofdregel: • Het college bruteert als de netto opgemaakte vordering niet of niet geheel is terugbetaald; Uitzondering: • Het college ziet af van bruteren als: − een besluit tot terugvordering 6 maanden, nadat bekend is geworden dat er een vordering is ontstaan, is genomen.
Kwijtschelding van vorderingen 1. Kwijtschelding van vorderingen niet zijnde vorderingen die zijn ontstaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht ex artikel 17 Wwb. • Het college ziet ambtshalve geheel of gedeeltelijk af van verdere terugvordering als de belanghebbende gedurende 36 maandtermijnen volledig aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan. • Het college ziet ambtshalve geheel of gedeeltelijk af van terugvordering als de belanghebbende gedurende 36 maandtermijnen, vanwege het ontbreken van een aflossingscapaciteit, geen betalingen heeft kunnen verrichten en het niet aannemelijk is dat hij dit nog zal kunnen gaan doen. • Als de belanghebbende aanbiedt om een bedrag van ten minste 50 % van de (restant)schuld in één keer af te lossen ziet het college af van verdere terugvordering indien: de belanghebbende bij reguliere aflossing van de vordering of door middel van beslag op uitkering, inkomen en/of (on)roerende goederen van de belanghebbende en/of van degene met wie hij in gemeenschap van goederen is gehuwd of een geregistreerd partnerschap is aangegaan, naar alle waarschijnlijkheid minder kan aflossen dan het voorgestelde afkoopbedrag of, de belanghebbende zich naar alle waarschijnlijkheid zal weten te onttrekken aan de invorderingsmogelijkheid van de gemeente zoals bij voorgenomen vertrek naar het buitenland. •
Het college ziet geheel of gedeeltelijk af van verdere terugvordering bij het succesvol afronden van een schuldsaneringstraject in het kader van een minnelijke schuldregeling.
2. Kwijtschelding van vorderingen die zijn ontstaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht ex artikel 17 Wwb (fraudevorderingen). •
Het college ziet onder voorwaarden geheel of gedeeltelijk af van verdere terugvordering van fraudevorderingen, bij het succesvol afronden van een schuldsaneringstraject in het kader van een minnelijke schuldregeling. De voorwaarden zijn:
4
−
−
De fraudevordering moet ouder dan vijf jaar zijn, waarbij de termijn van vijf jaar aanvangt op de datum van het door middel van een besluit bekendmaken van de vordering aan de belanghebbende. Als de fraudevordering jonger dan vijf jaar is, moet de vordering niet meer bedragen dan 25% van de totale schuldenlast van de belanghebbende
Matiging van terugvordering •
•
Bij terugvordering in de situatie als bedoeld in artikel 59 lid 2 WWB hanteert het college de volgende regel: − In het geval een belanghebbende heeft samengewoond met een partner en beiden waren gedurende de periode van de verzwegen samenwoning uitkeringsgerechtigden, wordt de terugvordering gematigd tot het verschil tussen de aan beiden verstrekt uitkeringen naar de norm alleenstaande (ouders) en de norm gehuwden waar beiden recht op zouden hebben gehad. Bij het aanwezig zijn van in aanmerking te nemen, verzwegen, vermogensbestanddelen matigt het college de terugvordering tot het bedrag waarmee de waarde van het vermogensbestanddeel het vrij te laten vermogen ex. art 34 derde lid WWB overtreft. Hierbij wordt het vrij te laten vermogen aangehouden zoals dat gold op het moment van het verkrijgen van het in aanmerking te nemen vermogensbestanddeel.
Voor wat betreft de invorderingsmaatregel hanteert het college de volgende regels: • De aflossingscapaciteit voor het terugbetalen van een vordering, niet zijnde vorderingen ontstaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht ex artikel 17 WWB, wordt bij uitkeringsgerechtigden en bij belanghebbende die uitstromen naar werk, op 5% van de toepasselijk bijstandsnorm vastgesteld. • De aflossingscapaciteit voor het terugbetalen van een vordering, niet zijnde vorderingen ontstaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht ex artikel 17 WWB, wordt bij uitkeringsgerechtigden op 10% van de toepasselijk bijstandsnorm vastgesteld op het moment dat er door derden beslag gelegd wordt op de uitkering. • De aflossingscapaciteit voor het terugbetalen van een vordering die is ontstaaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht ex artikel 17 WWB, wordt bij uitkeringsgerechtigden op 10% van de toepasselijk bijstandsnorm vastgesteld. • De aflossingscapaciteit voor het terugbetalen van een vordering die is ontstaaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht ex artikel 17 WWB, wordt bij belanghebbende die geen uitkering meer ontvangt, vastgesteld op 50% van het positieve verschil tussen het besteedbaar inkomen per maand (inclusief vakantiegeld) en de toepasselijke bijstandsnorm. Dit bedrag wordt vermeerderd met de aflossingscapaciteit van 10% behorend bij de toepasselijke bijstandsnorm. • De aflossingscapaciteit voor het terugbetalen van een vordering, niet zijnde vorderingen ontstaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht ex artikel 17 WWB, wordt bij de belanghebbende die als gevolg van werkaanvaarding, geen uitkering meer ontvangt, gehandhaafd op 5% van de toepasselijke bijstandsnorm.
5
•
De aflossingscapaciteit voor het terugbetalen van een vordering niet zijnde vorderingen ontstaaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht ex artikel 17 WWB, wordt bij belanghebbende die geen uitkering meer ontvangt, vastgesteld op 50% van het positieve verschil tussen het besteedbaar inkomen per maand (inclusief vakantiegeld) en de toepasselijke bijstandsnorm. Dit bedrag wordt vermeerderd met de aflossingscapaciteit van 5% behorend bij de toepasselijke bijstandsnorm.
Van het vaststellen van een aflossingscapaciteit zoals in deze laatste regel beschreven ziet het college af indien de belanghebbende met een voorstel tot een minnelijke regeling een vordering van: € 1500, terugbetaalt in één jaar; € 3000,- terugbetaalt in twee jaar; € 4500,- terugbetaalt in drie jaar. −
6