Bijlage Vuistregels Brandveiligheid Nieuwe regelgeving brandreactie (Bijlage 5 – KB 12/07/2012) Voorschriften inzake brandwerende doorvoering (Bijlage 7 – KB 12/07/2012)
In samenwerking met WTCB
Voorwoord
INHOUDSOPGAVE
Handige vuistregels over brandveiligheid
Dit rapport is een aanvulling op de eerder verschenen “ Vuistregels Brandveiligheid, volgens
1. Inleiding
4
Belgische reglementeringen”. In deze aanvulling worden de volgende voorschriften beschouwd:
1.1 Definities
4
■ Brandreactie van wanden, plafonds en vloeren;
1.2 Europese classificatie
4
■ Brandveilige doorvoeringen van bouwelementen.
1.3 Achtergrond van de nieuwe eisen inzake reactie bij brand en aanverwante definities
5
1.4 Brandbeschermingsvermogen K
7
2. Eisen inzake brandreactie van wanden, plafonds en vloeren We vertrouwen erop u hiermee van dienst te zijn. Rockwool N.V.
8
2.1 Woongebouwen
10
2.2 Kantoorgebouwen
12
2.3 Hotels
14
2.4 Ziekenhuizen
16
2.5 Rustoorden
18
2.6 Kinderdagverblijven
20
2.7 Schoolgebouwen
22
2.8 Winkels
26
2.9 Overgangsperiode
28
3. Voorschriften inzake doorvoeringen door brandwerende wanden
30
3.1 Algemeen
30
3.2 Vereisten uit Bijlage 7 “Gemeenschappelijke voorschriften”
31
Deze Vuistregels mogen niet in zijn geheel of in delen worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Rockwool N.V. Het document is met de grootst mogelijke zorg opgebouwd. Echter, hieraan kunnen geen rechten worden ontleend.
2
3
Inleiding
1. INLEIDING 1.1 Definities
1.3 Achtergrond van de nieuwe eisen inzake reactie bij brand en aanverwante definities
Reactie bij brand
Voor vloerbekledingen gebruikt men de
De voorschriften betreffende brandreactie
Gedrag van een materiaal dat in gespecifi-
index FL (flooring): A1FL, A2FL, BFL, CFL, DFL,
zijn impliciet afhankelijk gesteld van de
De gebouwen worden in klassen onder
ceerde testomstandigheden, door zijn eigen
EFL en FFL en enkel de bijhorende klasse s
tijdspanne die de bezetters nodig hebben
verdeeld, rekening houdend met het profiel
ontbinding, een vuur waaraan het bloot-
(s1 of s2) is van toepassing.
voor een veilige ontruiming. Deze tijdspanne
van de bezetters die representatief zijn voor
is in drie fasen onderverdeeld:
het gebruik van de gebouwen en in functie
gesteld wordt, voedt.
1.2
Europese classificatie
Voor lineaire warmte-isolatie producten
1. De bezetters hebben een zekere tijd nodig
gebruikt men de index L: A1L, A2L, BL, CL, DL,
Het Europese classificatiesysteem waarop
EL en FL en de bijhorende klassen s (s1, s2
de bijlage 5 van het nieuwe KB (in werking
en s3) en d (d0, d1, d2).
■ Type
1: niet zelfredzame bezetters;
hand is.
■ Type
2: zelfredzame en slapende
2. Daaropvolgend heeft men een zekere tijd
vanaf 1 december 2012) zich baseert, wordt
nodig om te beseffen wat er aan de hand
bepaald in de norm NBN EN 13501-1. Dit
Er moet benadrukt worden dat er geen
systeem omvat:
correlatie bestaat tussen de Europese en Belgische classificatiesystemen.
van het afnemend risico:
vooraleer ze ontdekken dat er iets aan de
bezetters; ■ Type 3: zelfredzame en wakende bezetters.
is om daarna de beslissing te nemen om te ontruimen.
Bij gebrek aan bepaling van de typebezetting
3. Tenslotte, de looptijd om een veilige plaats te bereiken.
van het gebouw wordt dit in de klasse type 1 ingedeeld (strengste eisen).
7 hoofdklassen (bijdrage aan brand): A1 Geen enkele bijdrage
De tijdspanne voor een veilige ontruiming
Bij de beoordeling van de zelfredzaamheid
A2 Nauwelijks bijdrage
is dus afhankelijk van de “aard” van de
van personen is vooral van belang in welke
B Erg beperkte bijdrage
bezetters en hun karakteristieken.
mate ze afhankelijk zijn van de fysische hulp
C Grote bijdrage
Het nieuwe KB definieert vier kenmerken:
van derden om zich tegenover de gevolgen
■ Zelfredzaam:
van brand veilig te stellen. Deze capaciteit
D Hoge bijdrage
R
E Zeer hoge bijdrage F Niet bepaald
S3 S2
2 bijkomende aspecten
met fysische en/of
psychische mogelijkheid om zichzelf
kan zowel eigen zijn aan de persoon (bv.
onmiddellijk in veiligheid te brengen
ziekte of handicap) als eigen aan de situatie
zonder fysieke hulp van derden.
(bv. dwangopsluiting).
■ Niet zelfredzaam:
S1
niet in de mogelijkheid
zich fysisch en/of psychisch onmiddellijk
Om het onderscheid tussen waken en
s1 Geringe rookproductie
in veiligheid te brengen zonder fysieke
slapend te maken, moet er gekeken worden
s2 Gemiddelde rookproductie
hulp van derden.
of het gebouw bestemd wordt om te slapen
Rookintensiteit:
E
s3 Grote rookproductie
■ Wakend:
d0 d1 d2
Brandende druppels/delen:
I
d0 Geen druppelvorming d1 Druppels branden minder dan 10 seconden d2 Druppels branden meer dan 10 seconden
4
A1 A2 B
C
D
E
F
FL
■
in staat om een begin van brand
(bv. appartementen, hotels, rusthuizen).
of een alarm onmiddellijk op te merken
Maar wanneer personen naast de slapers
en navenant te reageren.
aanwezig zijn die wakker zijn, die toezicht op
Slapend: niet in staat om een begin van
de slapers houden en die de slapers kunnen
brand of een alarm onmiddellijk op te
wekken of ontruimen, dan kunnen de slapers
merken of navenant te reageren.
gelijkgesteld worden met wakende bezetters.
5
Inleiding
1. INLEIDING 1.3 Achtergrond van de nieuwe eisen inzake reactie bij brand en aanverwante definities
1.4
Brandbeschermingsvermogen K
Ook als een betrouwbare branddetectie-
Het brandbeschermingsvermogen K
installatie en bijhorende alarminstallatie
(volgens NBN EN 13501-2) wordt beschouwd
plafonds) waarvoor minstens de klasse
naast de slapers aanwezig zijn, worden de
als het vermogen van een bekleding (plafond,
A2-s3, d2 vereist is, moet het bouw
laatste als wakende bezetters beschouwd.
vloer, wand) om de materialen erachter
element een brandbeschermings
(onderliggende lagen) te beschermen tegen
vermogen K2 30 hebben;
■ Voor
Het is mogelijk om niet het gehele gebouw
ontsteking, verkoling en andere schade
te concipiëren volgens een bepaald type.
gedurende een specifieke duur.
plafonds) waarvoor minstens de klasse
Wanneer een gebouw uit verschillende
K2 – brandbeschermingsvermogen: 10, 30
B-s1, d0 vereist is, moet het bouwelement
compartimenten bestaat, kan de bezetting
of 60 min. Tijd gedurende welke de gestan-
een brandbeschermingsvermogen K2 10
of het overeenstemmende type voor elk
daardiseerde ondergronden beschermd
hebben.
compartiment afzonderlijk bepaald worden.
blijven. Eén van de volgende ondergronden
De desbetreffende voorschriften worden
wordt getest samen met de bekleding en
Met andere woorden en ter illustratie: als de
slechts toegepast op het betrokken compar-
deze moet tegen brand beschermd worden
vastgelegde eis voor een bekleding een
timent. Dit geldt niet voor de gemeenschap-
gedurende een classificatieperiode van
klasse D-s3, d2 is, dient de eventuele invloed
pelijke trappenhuizen en evacuatiewegen.
10, 30 of 60 min:
van de onderliggende lagen (materialen
Deze dienen te voldoen aan de voorschriften
■ Een
achter de bekleding) bekeken te worden
die met het strengste type overeenstemmen.
spaanplaat die alle onderliggende
■ Voor
toepassingen (wanden, vloeren of
toepassingen (wanden, vloeren of
lagen vertegenwoordigt (resultaten van de
tenzij de bekleding een brandbeschermings-
testen kunnen ook gebruikt worden voor
vermogen K2 10 heeft.
andere ondergronden). ■ Een
andere specifieke ondergrond met
dezelfde samenstelling als één van de onderliggende lagen (resultaat van de testen enkel van toepassing voor de specifieke ondergrond). De eisen van brandreactie zijn van toepassing op de bouwproducten in hun uiteindelijke toepassingsvoorwaarde, met andere woorden met inbegrip van de onderliggende lagen en de bevestigingswijze. Deze onderliggende lagen moeten niet beoordeeld worden als zij beschermd worden door een bouwelement met een brandbeschermingsvermogen K2 dat voldoet aan de volgende vereisten:
6
7
2. EISEN INZAKE BRANDREACTIE VAN WANDEN, PLAFONDS EN VLOEREN
Eisen inzake
brandreactie
De eisen van brandreactie voor de diverse
Bovendien worden in dit rapport de
gebouwen worden in de nu volgende
strengste eisen van brandreactie in
paragrafen op tekeningen vermeld.
evacuatiewegen en trappenhuizen vermeld,
Voor de duidelijkheid wordt per constructie,
d.w.z. wanneer het gebouw niet uitgerust is
een aparte kleurcode voor de eisen van
met een automatische branddetectie van
brandreactie gebruikt:
het type totale bewaking. Het moet
■ ■ ■ ■
Verticale wanden Plafonds en verlaagde plafonds
Illustratie: in de evacuatiewegen
benadrukt worden dat in de terminologie ‘trappenhuizen” de sassen, de overlopen en de trappen zelf en ook het horizontale deel van de evacuatieweg op het gelijkvloers vanaf de trapzalen tot buiten het gebouw
Vloeren
worden inbegrepen.
Thermische isolatie van de leidingen
De vereisten op het gebied van de bloot gestelde oppervlakken onder de verhoogde
De vereisten van brandreactie voor de
vloeren en boven de verlaagde plafonds
thermische isolatie van de leidingen
worden hieronder niet aangegeven.
betreffen niet de isolatie van luchtkanalen.
■ Voor
de verhoogde vloeren, die opper
Deze luchtkanalen zijn uit materialen van
vlakten moeten beantwoorden aan klasse.
klasse A1 vervaardigd en de isolatie
- B-s1, d2 in de evacuatiewegen;
producten met inbegrip van hun bekledingen
- C-s1, d2 in de lokalen die geen
zijn minstens van klasse A2-s1, d0.
evacuatieweg zijn. ■ Voor
de verlaagde plafonds, die opper
Een maximum van 10% van de zichtbare
vlakten moeten beantwoorden aan klasse
oppervlakte van elke verticale wand (bv.
B-s1, d0 in de evacuatiewegen (tenzij de
deur), elk plafond (bv. verlichting) of elke
ruimte boven de verlaagde plafonds
vloer (bv. toegang tot een technische ruimte)
onderbroken zijn door verticale schei-
is niet onderworpen aan de vereisten van
dingen E30 zodanig dat ze volumes
brandreactie.
vormen waarvan de horizontale projectie kan ingeschreven worden in een vierkant
Een maximum van 5 % van de zichtbare
van maximum 10 m zijde).
oppervlakte van de gevels is niet onder worpen aan de vereisten van brandreactie.
8
9
2.1 WOONGEBOUWEN (TYPE 2)
Lage gebouwen
Hoge gebouwen
Woongebouwen
Middelhoge gebouwen
10
11
2.2 KANTOORGEBOUWEN (TYPE 3)
Lage gebouwen
Hoge gebouwen
Kantoorgebouwen
Middelhoge gebouwen
12
13
2.3 HOTELS (TYPE 2)
Lage gebouwen
Hoge gebouwen
Hotels
Middelhoge gebouwen De vereisten van brandveiligheid voor hotels zijn vastgelegd door gemeenschappelijke besluiten die nog het oude Belgische classificatiesysteem gebruiken. Op termijn zullen deze vereisten ook op het Europese classificatiesysteem zich baseren. In principe kan men veronderstellen dat zij zouden moeten overeenstemmen met de vereisten opgenomen in bijlage 5 van het KB, omdat deze nu rekening houden met de type bezetting, door de aard van de bezetter, om de vereisten van reactie bij brand te bepalen.
14
15
2.4 Ziekenhuizen (TYPE 1)
Hoge gebouwen De vereisten van brandveiligheid voor ziekenhuizen zijn vastgelegd door een apart Koninklijk besluit (KB 6/11/1979) dat nog het oude Belgische classificatiesysteem gebruikt. Op termijn zullen deze vereisten ook op het Europese classificatiesysteem zich baseren. In principe kan men veronderstellen dat zij zouden moeten overeenstemmen met de vereisten opgenomen in bijlage 5 van het KB, omdat deze nu rekening houden met de typebezetting, door de aard van de bezetter, om de vereisten van reactie bij brand te
Ziekenhuizen
bepalen.
16
17
2.5 Rustoorden (TYPE 1)
Lage gebouwen (lokalen voor bewoners maximaal 1 verdieping boven evacuatieniveau) De vereisten van brandveiligheid voor rustoorden zijn vastgelegd door gemeenschappelijke besluiten die nog het oude Belgische classificatiesysteem gebruiken. Op termijn zullen deze vereisten ook op het Europese classificatiesysteem zich baseren. In principe kan men veronderstellen dat zij zouden moeten overeenstemmen met de vereisten opgenomen in bijlage 5 van het KB, omdat deze nu rekening houden met de typebezetting, door de aard van de bezetter, om de vereisten van reactie bij brand te bepalen.
Rustoorden
Middelhoge en hoge gebouwen (lokalen voor bewoners minimaal 2 verdiepingen boven evacuatieniveau)
18
19
2.6 Kinderdagverblijven en opvang (TYPE 1)
Lage gebouwen (met 1 niveau)
Middelhoge en hoge gebouwen
Lage gebouwen (met meer dan 1 niveau) Kinderdagverblijven
20
21
2.7 Schoolgebouwen-internaat (type 2)
Lage gebouwen (met 1 niveau nachtbezetting)
Middelhoge gebouwen
Lage gebouwen (met meer dan 1 niveau nachtbezetting)
Hoge gebouwen
Schoolgebouwen
22
23
2.7 Schoolgebouwen (type 3)
Lage gebouwen (met 1 niveau dagbezetting)
Middelhoge gebouwen
Lage gebouwen (met meer dan 1 niveau dagbezetting)
Hoge gebouwen
Schoolgebouwen
24
25
2.8 Winkels (TYPE 3)
Lage gebouwen
Hoge gebouwen
Middelhoge gebouwen
Winkels
26
27
2.9 Overgangsperiode
De bouwproducten die geen CE-markering
De onderstaande tabellen geven de klassen
Let wel op: deze tabellen vormen geen
moeten dragen, en ten laatste tot 1/12/2016,
weer volgens het Belgische classificatie
tabel van overeenkomst tussen de
Bijvoorbeeld: indien er volgens Bijlage 5 een
mogen nog gebruikt worden op basis van
systeem, die aanvaard kunnen worden onder
Belgische en Europese klassen, maar laten
klasse BFL-s2 vereist is voor de vloerbekle-
een klasse van reactie bij brand volgens de
de bovenvermelde voorwaarden ten opzichte
wel toe om een bouwproduct te kiezen met
ding in een collectieve keuken, mag men
Belgische norm.
van de vereisten uitgedrukt volgens de
een Belgische klasse voor een specifieke
gedurende de overgangsperiode van 4 jaren
Europese classificatie.
toepassing die aan een Europese klasse
(tot 1/12/2016) en voor het product dat geen
moet beantwoorden.
CE-markering moet dragen, ook een vloerbekleding van de klasse A2 volgens de Belgische norm gebruiken.
Overgangsperiode
28
29
3. VOORSCHRIFTEN INZAKE DOORVOERINGEN DOOR BRANDWERENDE WANDEN 3.1 Algemeen
3.2
VEREISTEN UIT BIJLAGE 7 “GEMEENSCHAPPELIJKE VOORSCHRIFTEN”
“Doorvoeringen doorheen wanden van
A. Defenities
leidingen voor fluïda of voor elektriciteit en de uitzetvoegen mogen de vereiste weer
Leiding (of pijpennetwerk) (bron: WTCB)
Enkelvoudige doorvoeringen:
stand tegen brand van de bouwelementen
Netwerk of geheel van pijpen die bestemd
Doorvoering van een leiding of een kabel die
niet nadelig beïnvloeden. De bepalingen
zijn voor het transport van;
op een zodanig grote afstand van een andere
van bijlage 7 «Gemeenschappelijke voor
■ fluïda
doorvoering gelegen is, dat er geen
schriften» zijn van toepassing” (art. 3.1 van de bijlagen 2, 3 en 4 van KB 12 juli 2012). Met andere woorden: indien een (verticale
(drinkwaterleiding, afvalwater
leiding, gasleiding, aardolieleiding, …),
wederzijdse beïnvloeding kan optreden.
■ van
vaste stoffen (korrels, pellets, …) of
De minimale afstand wordt gedefinieerd op
■ van
elektriciteit en dergelijke (elektro-
basis van volgende figuur.
magnetische golven, …).
of horizontale) wand brandwerend dient te zijn, geldt dit ook voor de doorvoeringen.
Kanaal (bron: WTCB) Leiding waarin lucht (luchtkanaal, aëraulisch kanaal of ventilatiekanaal) of een verbrandingsproduct (kanaal voor verbrandingsproducten of rookkanaal) stroomt.
30
31
VOORSCHRIFTEN INZAKE DOORVOERINGEN
3. VOORSCHRIFTEN INZAKE DOORVOERINGEN DOOR BRANDWERENDE WANDEN
B. Toepassingsgebied
Meervoudige doorvoeringen:
Speling tussen leiding en mantelbuis
Doorvoering die geen enkelvoudige
Verschil tussen de binnendiameter van
doorvoering is.
de mantelbuis en de buitendiameter van
De voorschriften uit de bijlage 7 zijn van
de leiding.
toepassing op doorvoeringen van bouw
Diameter (D):
elementen door leidingen. Deze zijn niet
De nominale buitendiameter van de leiding
van toepassing op doorvoeringen van
of kabel.
bouwelementen door luchtkanalen, verluchtingskokers, rookkanalen en
Onbrandbare leiding:
brandwerende kleppen. Andere regels
Leiding vervaardigd uit metaal of andere
gelden voor deze elementen.
onbrandbare materialen met een smeltpunt groter dan 1000 K (727°C), met uitzondering van leidingen in glas.
Voorbeeld: buitendiameter van de leiding: 80 mm en binnendiameter van de mantelbuis 90 mm => speling = 10 mm.
De voorschriften zijn van toepassing op enkelvoudige doorvoeringen van leidingen. Deze zijn niet van toepassing op meervou-
Brandbare leiding:
Mortel:
Leidingen die geen onbrandbare leidingen zijn.
Mengsel op basis van gips, kalk en/of cement met anorganische vulstof al dan niet
Onbrandbare isolatie
met toevoeging van composietversterking en
Isolatiemateriaal dat aan de klassering
chemische toeslagstoffen.
A2-s1, d0 beantwoordt.
dige doorvoeringen van leidingen.
C. Vereiste criteria en tijdsduur De afdichting van de doorvoering moet het scheidend vermogen behouden: de vlamdichtheid E en de thermische isolatie I. ■ Behalve
bij enkelvoudige doorvoeringen
van leidingen met een diameter < 160 mm, zonder isolatie of onbrandbare isolatie (A2-s1, d0) volstaat de vlamdichtheid E. De vereiste tijdsduur is dezelfde als geëist voor de wand. ■ Behalve
bij leidingkoker = ½ van de
voorgeschreven voor de wand van een leidingkoker (met minimaal van 30 min).
Ter illustratie voor een verticale wand EI 60 en voor een wand EI 60 van een leidingkoker.
32
33
VOORSCHRIFTEN INZAKE DOORVOERINGEN
3. VOORSCHRIFTEN INZAKE DOORVOERINGEN DOOR BRANDWERENDE WANDEN D. Type-oplossingen van de Bijlage 7
Voorwaarden voor de afdichting
D1. Type-oplossing A – afdichting met rotswol of mortel
Afdichting met mortel (cement, gips, …): Afdichtingdiepte Lm ≥ 50 mm (E 60) en ≥ 70 mm (E 120)
Toepassingsgebied ■ Enkelvoudige ■ Lichte
doorvoering;
binnenwanden of massieve muren
(minimaal (R)EI 60); ■ Type
leiding:
- Onbrandbaar
- Kunststof (PVC, PE, …).
Maximale diameter van de leiding (mm)
Afdichting met rotswol: Afdichtingdiepte Lm ≥ 50 mm, stevig aangedrukt
34
35
VOORSCHRIFTEN INZAKE DOORVOERINGEN
3. VOORSCHRIFTEN INZAKE DOORVOERINGEN DOOR BRANDWERENDE WANDEN Voorbeeld ■ Massieve
Opvulling met mortel muur (R)EI 60;
■ Brandbare
1. Massieve muur (EI 60)
leidingen (PVC) met buitendiameter van 25 mm en 50 mm;
■ Tussenafstand
2. Brandbare leiding in vb 25 en 50 mm
300 mm.
3. Speling Aanbeveling WTCB: tussen 10 en 50 mm 4. Opvulling met mortel 2 zijden Totale diepte min 50 mm. 5. Ophanging ≤ 500 mm
Enkelvoudige doorvoering ■ Tussenafstand
> grootste diameter → OK
Maximale diameter Aard van de leiding Brandbare leidingen en
Afdichting
1. 2. 3. 4. 5.
Massieve muur Onbrandbare leiding Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting rond de leiding Ophangconstructie van de leiding
1. 2. 3. 4. 5.
Massieve muur Leiding Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting rond de leiding Ophangconstructie van de leiding
Vereiste E E30
E60
E120
met mortel
50
50
50
met rotswol
50
25
25
elektrische kabels
Opvulling met rotswol 1. Massieve muur (EI 60) 2. Brandbare leiding in vb 25 en 50 mm 3. Speling
■ Diameter
25 mm →
■ Diameter
50 mm → opvulling met rotswol NOK
opvulling met rotswol of mortel OK opvulling met mortel OK
Aanbeveling WTCB: tussen 10 en 50 mm 4. Opvulling met rotswol Totale diepte min 50 mm. Aanbeveling WTCB: volledige breedte 5. Ophanging ≤ 500 mm
36
37
VOORSCHRIFTEN INZAKE DOORVOERINGEN
3. VOORSCHRIFTEN INZAKE DOORVOERINGEN DOOR BRANDWERENDE WANDEN D2. Type-oplossing B – mantelbuis
Voorwaarden voor de afdichting
Toepassingsgebied
Speling tussen leiding en mantelbuis
■ Enkelvoudige
■ <
■ Massieve ■ Type
doorvoering;
muren;
4 mm = open speling (geen afdichting);
■ Tussen
5 en 45 mm: afdichting met rotswol (één zijde over een diepte van minimaal 50 mm).
leiding:
- Onbrandbaar
- PVC-U;
■ Mantelbuis
- Onbrandbaar (metaal) - PVC-U (B-s3, d0).
Maximale diameter van de leiding (mm)
Speling tussen mantelbuis en massieve muur ■ Afdichting
38
met mortel
- Langs 2 zijden
- Totale diepte 50 mm (E 60) en 70 mm (E 120).
39
VOORSCHRIFTEN INZAKE DOORVOERINGEN
3. VOORSCHRIFTEN INZAKE DOORVOERINGEN DOOR BRANDWERENDE WANDEN 1. Massieve muur (EI 60)
Voorbeeld ■ Massieve
muur uit metselwerk met REI 60;
■ Enkelvoudige
doorvoering;
■ Onbrandbare
leiding met een diameter van 100 mm;
■ Metalen
2. Onbrandbare leiding in vb. diamter 100 mm 3. Mantelbuis L = 140 mm NOK
mantelbuis met een lengte van 140 of 300 mm.
L = 300 mm OK 4. Speling leiding/mantelbuis 5. Opvulling met rotswol Open speling OK Opgevulde speling OK (50 mm) 6. Speling tussen mantelbuis en muur 7. Afdichting met mortel (min. 50 mm) 8. Ophanging ≤ 500
Enkelvoudige doorvoering → OK Maximale diameter
1. 2. 3. 4. 5.
Massieve muur Onbrandbare leiding Mantelbuis Speling tussen leiding en mantelbuis Afdichting met rotswol van de speling tussen leiding en mantelbuis 6. Uitsparing en speling rond de mantelbuis 7. Afdiching met mortel rond de mantelbuis 8. Ophangconstructie van de leiding C ≥ 25 mm B+C ≥ 50 mm (E60/60) of 70 mm (E120)
Lengte L van de mantelbuis
Speling
Vereiste E E30
E60
E120
Metalen of onbrandbare
Open speling
110
110
90
Opgevulde speling
110
110
25
Open speling
90
90
25
Opgevulde speling
50
25
25
40
40
25
materialen mantelbuis L = 300
Metalen of onbrandbare materialen mantelbuis L = 140
PVC – U mantelbuis L = 140 mm Open speling
■ Metalen
mantelbuis L = 140 mm → NOK (max. 90 mm).
■ Metalen
mantelbuis L = 300 mm → OK (max. 110 mm).
40
41
VOORSCHRIFTEN INZAKE DOORVOERINGEN
3. VOORSCHRIFTEN INZAKE DOORVOERINGEN DOOR BRANDWERENDE WANDEN D3. Type-oplossing C – Hangtoilet
E. Andere oplossingen: Brandwerende voorziening
Toepassingsgebied
Indien buiten het toepassingsgebied van
■ Maximale
diameter 110 mm;
de type-oplossingen van bijlage 7 (KB
■ Bevestigd
tegen wand uit metselwerk of
12/07/2012) en/of als alternatieven van deze
beton; ■ Maximaal
type-oplossingen: plaatsing van een vereiste tijdsduur 30 min.
specifieke brandwerende voorziening, die gevalideerd is door een classificatie- en
Voorwaarden voor de afdichting ■ Afdichting
proefrapport.
zoals type-oplossing A. De brandweerstand (vlamdichtheid E en/of thermische isolatie I) moet aangetoond worden door (Punt 2. van Bijlage 1 van KB 13-6-2007 gewijzigd door KB 12-7-2012): ■ CE-markering; ■ Bij
gebrek aan CE-markering
- Classificatierapport volgens Europese
- Berekeningsmethode
- Benor- of ATG-goedkeuring
- Proef volgens NBN 713-020.
norm
Meer informatie: Zie Technische Voorlichting van het WTCB “Doorvoeringen van leidingen, kanalen en andere verzwakkingen door brandwerende bouwelementen”. De nieuwe Technische Voorlichting van het WTCB is voorzien eind 2013.
42
43
VOORSCHRIFTEN INZAKE DOORVOERINGEN
ALVL44B, April 2013
Create and protect® De ROCKWOOL Group is een betrouwbare partner bij het creëren van efficiënte en esthetische oplossingen die gebouwen beschermen tegen het milieu en het milieu tegen de impact van gebouwen. De ROCKWOOL Group levert wereldwijd producten en services die het mogelijk maken esthetisch verantwoorde gebouwen te creëren die zorgen voor comfortabele woon-, werk- en leefomstandigheden.
Rockwool N.V. Cluster Park - Romboutsstraat 7 1932 Zaventem Tel.: 02 715 68 05 Email:
[email protected] www.rockwool.be
Productwijzigingen zijn voorbehouden zonder voorafgaande berichtgeving. ROCKWOOL kan geen aansprakelijkheid aanvaarden voor de eventuele aanwezigheid van (zet)fouten en onvolledigheden.