Bijlage no 7: Projectresultaten arbeidsomstandigheden 7.1 Sector Industrie Metaalsector start campagne ‘5xbeter’ Dat de Metaalsector actief bezig is met verbetering van het ‘arbo-imago’ is goed zichtbaar. In 2005 hebben de sociale partners in deze sector een gezamenlijk plan gepresenteerd gericht op verbeteracties ten aanzien van de blootstelling aan schadelijke stoffen en geluid. De eerste plannen zijn gerealiseerd en de sociale partners in de metaal hebben eind 2006 de campagne ‘5x beter’ gestart. Via de speciaal ontwikkelde website www.5xbeter.nl hebben werkgevers en werknemers in de metaal sindsdien toegang tot praktische informatie over (hulp)middelen ter bescherming/voorkoming van blootstelling aan lasrook, oplosmiddelen en geluid (lasrook was het eerste speerpunt van de campagne). Het zgn. Verbeterboek dat op de site wordt gepresenteerd is een Arbo-catalogus in wording. In de loop van 2007 vindt nar verwachting marginale toetsing hiervan door de Arbeidsinspectie plaats. Groothandel Metaal Het op peil houden van de inspectiedruk vormde de belangrijkste motivatie voor het project Groothandel Metaal. De uitkomst van 1054 inspecties in 2006 in deze sector is dat de arbeidsomstandigheden als ‘matig’ kunnen worden gekenschetst en deze nog altijd aandacht behoeven. De belangrijkste risico’s die tijdens de inspecties zijn aangetroffen zijn machineonveiligheid, ondeugdelijk transport en opslag en de uitstoot van dieselmotoremissies. Een belangrijke conclusie is dat voor het wegnemen van de meeste risico’s geen grote investeringen nodig zijn. Vaak komt het neer op het niet hebben van voldoende en structurele aandacht voor arbeidsomstandigheden door werkgevers. De branche heeft inmiddels voor twee van de voornoemde risico’s verbetervoorstellen gedaan. Een eerste voorstel dat aan de AI is voorgelegd betreft normering en het nemen van maatregelen ten aanzien van dieselmotoremissie. Verder wordt aan een Oplossingenboek machineveiligheid gewerkt, een thema waarop relatief veel (zware) overtredingen zijn waargenomen tijdens inspectieprojecten. Het is de verwachting dat hiermee een positieve ontwikkeling in gang wordt gezet. Inspecties in de koek- snoep- en de vleessector Het project in de koek-, snoep- en vleessectoren was een van de ‘uitwerkingen’ van de strategie Industrie 2004 – 2007. Binnen de Industrie vormen deze sectoren qua aantallen werknemers en aanwezige risico’s een belangrijk segment, waar de kans op een ongeval relatief groot is. Reden voor het met regelmaat uitvoeren van inspectieactiviteiten in deze branches. Het project is vooraf bij de verschillende branches binnen de voeding- en genotmiddelenindustrie aangekondigd. In de koek- en snoepsector hebben de sociale partners drie voorlichtingsbijeenkomsten voor zowel werknemers, als wel werkgevers gehouden. Tijdens deze bijeenkomsten zijn de bedrijven door de landelijk projectleider van de AI over de wijze van inspecteren en de inspectieonderwerpen geïnformeerd. Op grond van de eerste inspectieresultaten over machineveiligheid (m.n. oude machines) heeft al tijdens de looptijd van project een gesprek plaatsgevonden met de koek- en snoepsector. Naar aanleiding daarvan heeft de sector actie ondernomen om de situatie te verbeteren. Een van die acties is de oprichting van een meld- en expertisepunt voor arbeidsomstandigheden en arbeidsveiligheid. Daarnaast is de sector actief een Arbo-catalogus aan het ontwikkelen en heeft zij besloten om onderzoek uit te voeren naar veilig gebruik van (oude) machines. Dit heeft in handige checklisten geresulteerd, die o.a. door individuele werknemers en preventiemedewerkers gebruikt kunnen worden. De inspectieresultaten in de vleessector laten zien dat ook hier machine- en persoonlijke veiligheid belangrijke risico’s voor werknemers vormen. Daarnaast bestaan er sectorspecifieke risico’s zoals het werken op hoogte en het werken met messen. De sector zal daarom actief aan de slag moeten om de
veiligheid van werknemers te verhogen. Over de aanpak en noodzaak voor verbeteringen is de AI met de sector in overleg. Laden en lossen in de zuivelsector Fysieke belasting is een risico voor de gezondheid van werknemers en een belangrijke veroorzaker van arbeidsongeschiktheid. Op basis van risicoanalyse is de zuivelsector in het inspectieprogramma 2004 – 2007 opgenomen. Tijdens inspecties in deze sector heeft de AI geconstateerd dat het laden en lossen van kazen nog veelvuldig handmatig geschiedt, zodat de werknemers aan aanzienlijke fysieke belasting blootstaan. De AI heeft de inspectieresultaten met de sector besproken. Dit heeft er toe geleid dat zij actie heeft ondernomen om met oplossingen te komen om de fysieke belasting te reduceren. De uitkomst is dat er twee oplossingen voor het probleem zijn gevonden, waaronder het niet meer handmatig hoeven laden van vrachtwagens, waarmee dit probleem tot het verleden behoort. Interessant is dat de oplossingen zowel een verbetering van de arbeidsomstandigheden opleveren, als een stap vooruit in productietechnische zin. Daarmee is dit een goed voorbeeld dat investeringen in arbeidsomstandigheden in meerder opzichten lonend kunnen zijn. Chemie De chemische industrie is na de metaal- en de voeding- en genotmiddelenindustrie, de grootste industriële bedrijfstak in Nederland. In de afgelopen jaren is met enige regelmatigheid in deze sector geïnspecteerd. Het beeld dat in deze periode is ontstaan, is dat systematische aandacht voor arbeidsomstandigheden hier nog nauwelijks plaatsvindt. Tijdens de in de Chemie uitgevoerde inspecties bleek echter dat de bedrijven nu vaker dan voorheen over een arbozorgsysteem en een blootstellingsbeoordeling beschikten. Op het gebied van chemische veiligheid werden evenwel nog steeds overtredingen geconstateerd. De belangrijkste aandachtspunten waren de veiligheidsaspecten rond de opslag van- en het werken met chemische stoffen. Omdat de effecten van ongevallen in deze sector groot kunnen zijn, dient de sector hier energiek mee aan de slag te gaan. De resultaten van het project Chemie zijn met werkgevers- en werknemersorganisaties in de Chemie. besproken De werknemersorganisaties zijn acties gestart om het veiligheidsbewustzijn bij werknemers te verhogen. De werkgevers werken in het kader van de het traject versterking arbeidsveiligheid (VAV) aan de bewustwording van onveilig gedrag. Het doel hiervan is 40% reductie van het aantal ongevallen Glas- en keramieksector De uitkomsten van eerdere inspectieresultaten waren aanleiding voor het opnieuw uitvoeren van een inspectieproject in de glas- en keramieksector. Uit de resultaten bleek dat het nalevingsniveau ten aanzien van regelgeving met betrekking tot een aantal arborisico’s nog laag was. Het gaat om risicovolle activiteiten als het werken met kankerverwekkende-/gevaarlijke stoffen, blootstelling aan schadelijk geluid en om machineonveiligheid (knel en pletgevaar). In dit project is de aandacht voor risico’s in de twee sectoren naar de daar voorkomende problematiek gedifferentieerd. Glassector Belangrijke aandachtspunten bij de glasbedrijven waren: machineveiligheid, het hijsen van glaspakketten, transportveiligheid en fysieke belasting bij het zetten van glas op bouwwerken. Ondanks dat de zorg voor arbeidsomstandigheden in de sector in opmars is, moeten werkgevers en werknemers aan voornoemde risico’s blijvend aandacht besteden. Tijdens de inspecties kwam naar voren dat overtredingen zich vooral bij hijswerkzaamheden, horizontaal transport (heftrucks) en machineveiligheid voordoen en dat met name de kleinere bedrijven de aandacht van de AI blijven verdienen. De grote internationale glasbedrijven hebben inmiddels een uitgebreid veiligheidsbeleid. Werkgevers hebben in overleg met hun veiligheidskundigen diverse arbo-instrumenten ontwikkeld, waaronder een branche RI&E, diverse cursussen en protocollen. Met de sector wordt over de gewenste verbetermaatregelen overlegd. Keramieksector De belangrijkste aandachtspunten in de keramieksector waren machineonveiligheid en blootstelling aan respirabel kwarts. Hoewel, in tegenstelling tot voorgaande jaren, in veel bedrijven nu wel een arbozorgsysteem aanwezig was, zijn ten aanzien van deze risico’s nog steeds veel overtredingen geconstateerd. Meer dan het landelijk gemiddelde. Het Hoofdbedrijfschap Ambachten en de werknemersorganisaties (h)erkennen deze problematiek in de fijn keramische bedrijven. Zij gaven te kennen dat ter de verbetering van de arbeidsomstandigheden in deze sector, een verhoogde
inspectiedruk het meest effectief is. De KNB, Nedaco en AVA (werkgeversorganisaties in de grof keramiek) zijn ten aanzien van het risico van blootstelling aan kwarts al aan de slag gegaan. Zij hebben de ‘Social dialogue agreement silica’ ondertekend. In het kader hiervan hebben zij een werkboek samengesteld, dat als de basis voor een arbo-catalogus gaat dienen. Ook worden er voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd om dit werkplan in bedrijven te implementeren. De Arbeidsinspectie is actief met de sector in overleg en de resultaten van het inspectieproject ‘Glas en keramiek’ zijn met werkgevers- en werknemers organisaties besproken. De subbranches in de keramieksector zijn uitgenodigd om in februari met een plan van aanpak te komen om de waargenomen problematiek op te lossen. Afhankelijk van de inspanningen van de branches en het verwachte effect op de (verbetering van de) arbeidsomstandigheden in de bedrijven zal de toekomstige inspectiedruk door de Arbeidsinspectie worden bepaald. Drankensector Ook in de dranksector geven uitkomsten uit vroegere inspectieprojecten aan dat het nalevingsniveau hier doorgaans laag is. Met name hierom is deze sector in het inspectieprogramma 2004 – 2007 opgenomen. Bij de voorbereiding van het project ‘Dranken’ is intensief tussen de Arbeidsinspectie en het Productschap dranken overlegd. Daaruit bleek dat de branche inmiddels een branche RI&E en diverse instrumenten om de fysieke belasting te beperken heeft ontwikkeld. In de sector komen verschillende vormen van explosiegevaar voor. Naast het risico van stofexplosie [graanstof] is er ook het risico van gasexplosie [alcohol]. De brouwerijen hebben in samenwerking met de Arbeidsinspectie, hun leden het afgelopen jaar goed over explosiegevaar geïnformeerd. Vooral bij de distilleerderijen bleek dat dit onderwerp onderbelicht was. Ook het Productschap dranken heeft samen met de AI voor voorlichting verzorgd. Daarnaast zijn andere initiatieven voor de verbetering van de arbeidsomstandigheden ontwikkeld. De ‘arbo-motivatietraining’ in het kader van het traject ‘Versterking arbeidsveiligheid’, is hier een voorbeeld van. Omdat het project Dranken nog tot februari 2007 doorloopt, zijn de inspectieresultaten nog niet voor bespreking met de branche beschikbaar. Vuurwerkevenementen Aanleiding voor inspectie bij deze branche is de vuurwerkramp in Enschede, enkele jaren geleden. Binnen de vuurwerkbranche zijn bij het afsteken van vuurwerk op manifestaties, slechts een beperkt aantal professionele vuurwerkbedrijven actief. Het aantal locaties waar vuurwerk wordt afgestoken is hier echter een veelvoud van. De belangrijkste (arbo)risico’s in deze sector zijn blootstelling aan schadelijk geluid, aan gevaarlijke stoffen en explosiegevaar. Opvallend is het grote aantal toezichthouders: provincies, Brandweer, Politie, Vrom-Inspectie, IVW en de Arbeidsinspectie, dat bij het afsteken van vuurwerk is betrokken. In 2006 verscheen het verslag ten aanzien van het toezicht op vuurwerkevenementen. De inspectieresultaten geven aan dat de veiligheidssituatie in deze branche voor verdere verbetering vatbaar is. De inspectieresultaten zijn met de branche besproken. Dit heeft tot een door de branche ontwikkelde blootstellings-beoordelingsmethode voor geluid en gevaarlijke stoffen geleid. Deze beoordelingsmethode is door de Arbeidsinspectie beoordeeld en akkoord bevonden. De AI wacht momenteel de ontwikkelingen in het nieuwe Vuurwerkbesluit af. Op basis daarvan zal, in samenwerking met de overige toezichthouders en de branche zelf, de nieuwe toezichtstrategie voor vuurwerkevenementen worden bepaald. Groothandel in gereedschappen en computers Op basis van het grote aantal werknemers in deze sector en de risico’s (transportveiligheid, inrichting arbeidsplaatsen en fysieke belasting) waar deze aan bloot kunnen worden gesteld, is dit project in het meerjaren inspectieprogramma 2004 – 2007 opgenomen. Uitkomst van de inspecties is dat hier vooral veelvuldig overtredingen met (risicovolle) heftrucks voorkomen. Het betreft gebrekkig of geen onderhoud, het niet uitvoeren van - verplichte - keuringen en de inrichting van werkplaatsen in relatie tot het gebruik van heftrucks. De verwachting is dat deze uitkomst typerend is voor veel (zo niet alle) groothandels. De inspectieresultaten zijn met de betreffende branche besproken. Van de geïnspecteerde bedrijven waren er echter weinig bij een brancheorganisatie aangesloten. Hierdoor zal het effect van beïnvloeding via brancheorganisaties beperkt zijn. Bij vervolgprojecten in de groothandel zal hier rekening mee moeten worden gehouden.
Arbeidsongevallen werknemers in de delfstofwinning in 2006 Het overzicht van de arbeidsongevallen in de delfstofwinning is verwerkt in onderstaand historisch overzicht: Arbeidsongevallen frequentie (Totaal aantal arbeidsongevallen per miljoen manuren) Nederlands Continentaal Plat en Territoir
10 9 8
Frequentie
7
5,8
6,2
5,3
5,2
6,1
6
3,9
4,4
4,3
4,7
3,3
3,8
5 4 3 2 1 0 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
© Staatstoezicht op de Mijnen
Toelichting: Geconcludeerd kan worden dat het aantal ongevallen met arbeidsverzuim per miljoen manuren licht is toegenomen, namelijk van 3,3 (2005) naar 3,8 (2006). De laatste zes jaar schommelt deze ongevalfrequentie rondom de 4. Dit is in vergelijking met andere bedrijfstakken in Nederland laag en op een vergelijkbaar niveau als die van de mijnbouwindustrie in andere Noordzee-landen. Het is goed om te kunnen constateren dat er in 2006 geen dodelijke ongevallen hebben plaatsgevonden. Uit de analyses van ongevallenonderzoek van de ernstige arbeidsongevallen die in 2005 en 2006 hebben plaatsgevonden zijn de volgende 10 gemeenschappelijke oorzaken naar voren gekomen: - onvoldoende bewust dat vooral routine matig werk risico’s met zich meebrengt; - routinematig omgegaan met werkvergunningen; - te weinig tijd besteed aan de taak risico analyses; - onvoldoende alert bij wijziging van werkplannen of personeel; - het personeel beschikte niet over de juiste kennis; - onvoldoende voorlichting aan personeel; - onbekendheid met de werkinstructies; - onvoldoende lering uit c.q. opvolging van voorvallen en bijna-ongevallen; - onvoldoende gevaren inschatten tijdens werkzaamheden; - te weinig toezicht op de werkzaamheden (op alle niveaus in het veld en op kantoor). Overige activiteiten Naast inspectieprojecten zijn brochures ontwikkeld voor de sector ‘Uitgeverij en Grafimedia’. Branche brochure ‘Arbeidsrisico’s in de Grafimedia’ De Arbeidsinspectie stelt sinds 2006 ten behoeve van werkgevers en werknemers speciale branchebrochures op. In deze brochures is onder andere informatie opgenomen over welke verplichtingen de werkgever heeft en hoe een bedrijfsinspectie verloopt. Ook zijn de belangrijkste arbeidsrisico’s in de branche uitgewerkt. De (arbo)branchebrochure voor de sector Grafimedia, is de eerste brochure die in 2006 door de AIdirectie Industrie is ontwikkeld. Hierin wordt aan bedrijven uitgelegd wat zij tijdens een inspectie kunnen verwachten ten aanzien van risico’s als: opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen, machineveiligheid, geluidsbelasting en psychische- en fysieke belasting, de vijf belangrijkste risico’s in deze sector. De brochure is in nauw overleg met de sector ontwikkeld en is, voorafgaand aan het inspectieproject, in mei 2006 aan alle bedrijven in de Grafimedia verzonden. De voorbereiding van de brochure geschiedde in nauw overleg met de sociale partners uit de branche. Ook heeft voorafgaand aan de definitieve publicatie, een test plaatsgevonden bij een tiental drukkerijen. Aan deze primeur is de nodige media-aandacht besteed.
Met deze nieuwe wijze van communiceren komt de AI tegemoet aan een lang gekoesterde wens van werkgevers: meer transparantie van de zijde van de Arbeidsinspectie. Brochure uitgeverijen Op uitdrukkelijk verzoek van de sector, is in 2005 besloten om de (arbo)branchebrochure voor de uitgeversbranche, los te koppelen van de brochure voor de Grafimedia. Een gezamenlijke brochure voor deze twee branches zou voorbij zijn gegaan aan de verschillen in de (arbeids)omstandigheden die in deze sectoren. Eind 2006 heeft dit tot een afzonderlijke branchebrochure voor de uitgeverijen geleid. Ook deze brochure is in nauwe samenwerking met werkgevers- en werknemersvertegenwoordiging ontwikkeld. In de brochure worden de twee belangrijkste arbeidsrisico’s in deze sector: werkdruk en fysieke belasting (als gevolg van beeldschermwerk) toegelicht. De brochure zal begin 2007 aan alle uitgeversbedrijven worden verspreid, waarna de inspecties zullen volgen. De uitgeverijen hebben eind 2006 een succesvol arbo-convenanttraject afgesloten. Zij zijn dan ook content met de brochure en de daarop volgende inspecties, omdat hiermee het belang van het convenant wordt onderstreept en vervolgens inzicht wordt geboden in hoeverre de afspraken uit het convenant door de uitgeverijen worden nagevolgd.
7.2 Sector Bouw De fysieke belasting van stratenmakers aangepakt. In 2006 is een inspectieproject uitgevoerd dat vooral tot doel had om de grote fysieke belasting waaraan stratenmakers blootstaan, terug te dringen. Bijzonder was de betrokkenheid van de betrokken brancheorganisatie, de OBN, bij dit project. Met de Arbeidsinspectie was zij van mening dat de tijd rijp was om een volgende stap te zetten bij het inzetten van machines bij het bestratingswerk. In onderling overleg en na consultatie van de vakbonden is afgesproken dat voortaan - als eerste stap: straten van grote oppervlakken met nieuwe stenen - in principe machinaal moet worden uitgevoerd. De grens is gesteld op 1500 m2. Deze afspraak, die inmiddels ‘de nieuwe norm’ is gaan heten, komt boven op wat al voor stratenmakers in de beleidsregel ‘Tillen op bouwplaatsen’ was geregeld. Feitelijk doet ze - meer nog dan de beleidsregel - recht aan de problematiek van de fysieke belasting van stratenmakers. Deze vloeit immers meer voort uit de frequentie van het tillen door de stratenmaker en de omstandigheden waaronder deze zijn werk uitvoert, dan uit het gewicht van de afzonderlijke steen of tegel. Voor kleine stratenmakersbedrijven zal deze nieuwe aanpak betekenen dat zij óf hierin meegaan, óf zich op kleinschalig(er) werk gaan richten. Meegaan betekent: investeren in nieuw materieel en in de opleiding van de werknemers, maar ook minder arbeidsuitval en een grotere motivatie bij deze werknemers. Om de ontwikkeling van het machinale bestraten te stimuleren, mag ook de rol van de opdrachtgever, vaak een gemeentelijke overheidsorganisatie, niet worden vergeten. Nu gebeurt het nog vaak dat deze, om geen of minder valide redenen, via omschrijving in het bestek machinaal bestraten niet toestaan. In het inspectieproject is er daarom voor gekozen om ook opdrachtgevers op hun verantwoordelijkheden in het bouwproces aan te spreken. Concreet betekent dit dat van hen wordt verwacht dat zij in het bestek of het V&G plan, het probleem van de fysieke belasting expliciet benoemen en daarbij aangeven dat zoveel mogelijk van mechanische of machinale technieken gebruik moet worden gemaakt. Zo nodig werden opdrachtgevers hiertoe door het stellen van een eis gedwongen. Nieuwe Europese regelgeving voor asbest In alle Europese lidstaten is in 2006 nieuwe Europese regelgeving met betrekking tot asbest tot stand gekomen. Voor Nederland heeft de implementatie hiervan onder meer tot de indeling van werkzaamheden met asbest in drie risicoklassen geleid. De achterliggende gedachte daarbij is dat de maatregelen die genomen moeten worden om werknemers tegen het risico van blootstelling aan asbest te beschermen, gerelateerd moeten zijn aan de werkelijk aanwezige risico’s. Met andere woorden: weinig maatregelen bij lichte risico’s, meer en zwaardere maatregelen bij hoge risico’s. Helemaal nieuw - en niet onomstreden in de asbestwereld - is het gegeven dat de werkzaamheden in risicoklasse 1, waar zich de kleinste risico’s voordoen, voortaan ook door niet voor asbest gecertificeerde bedrijven mogen worden uitgevoerd. Ter gelegenheid van de invoering van de nieuwe regelgeving is min of meer gelijktijdig door alle lidstaten een Europese asbestcampagne gestart. Deze campagne bestond uit een voorlichtings- en een inspectietraject, waarbij een flyer en - in Nederland - een document over de 3 risicoklassen zijn
gerealiseerd. Beiden zijn op grote schaal bij de relevante werkgevers- en werknemersorganisaties verspreid. Vanaf oktober tot half december zijn daarna in Nederland in 184 inspecties op locatie uitgevoerd. De resultaten hiervan lieten zien dat veel bedrijven ten tijde van de inspecties nog onvoldoende hadden ingespeeld, of op de hoogte waren van de nieuwe regelgeving. Zo was op 71 locaties nog geen risicoklasse bepaald, voordat met de uitvoering van de werkzaamheden was begonnen. In het totaal zijn bij 65% van de inspecties één of meer handhavingsinstrumenten ingezet. Een hoog percentage als bedacht wordt dat nu nog vrijwel uitsluitend gecertificeerde bedrijven op locatie zijn aangetroffen en geïnspecteerd. Binnen afzienbare tijd zullen de inspectieresultaten van alle lidstaten in een gezamenlijk verslag openbaar worden gemaakt. Dan zal ook een voorzichtige vergelijking kunnen worden gemaakt over de wijze waarop de nieuwe Europese regelgeving in de verschillende lidstaten wordt gehanteerd. Vluchtige organische stoffen in de Timmerindustrie Het aanbrengen van coatings op timmerwerk wordt veelal uitgevoerd door middel van spuiten. Hierbij bestaat een voortdurende kans op te hoge blootstelling aan vluchtige organische stoffen (VOS). De blootstelling bij het handmatig aanbrengen (kwasten, rollen en dompelen) van coatings kan eveneens aanzienlijk zijn. Een (langdurige) beroepsmatige blootstelling aan VOS kan leiden tot aantasting van het zenuwstelsel. Dit resulteert op den duur in een patroon van klachten (Organo Psycho Syndroom, ofwel OPS) dat niet omkeerbaar is en tot arbeidsuitval kan leiden. Op grond van artikel 4.62b van het Arbobesluit geldt voor (bij ministeriële regeling aangewezen) werkzaamheden, waarbij vluchtige organische stoffen of producten met een hoog gehalte aan deze stoffen worden gebruikt, de verplichting om deze stoffen en producten te vervangen door onschadelijke of minder schadelijke stoffen, respectievelijk producten die geen of veel minder vluchtige organische stoffen bevatten. Al rond 2000 is vastgesteld dat er in technische zin geen ernstige belemmeringen bestaan voor het toepassen van VOS-arme coatings (watergedragen systemen) op geveltimmerwerk. In opdracht van de Nederlandse Bond van Timmerfabrikanten is door de Stichting Hout Research onderzoek uitgevoerd naar de bedrijfseconomische haalbaarheid van de omschakeling naar watergedragen coatings. De omschakeling vereist in een aantal gevallen aanpassing van technische of bouwkundige voorzieningen in het bedrijf, in samenhang temperatuur- en luchtvochtigheidvereisten van de omgeving waarin coaten en droging plaatsvindt. Sinds 1 maart 2004 is de Arbeidsomstandighedenregeling 4.32 ‘Coating van timmerwerk in binnensituaties’ van kracht. Het gaat daarbij om werkzaamheden in binnensituaties, waar het productieproces bestaat uit het aanbrengen van coatings op producten waarbij de gebruiksklare coating meer dan 150 g/l VOS bevat. Binnendeuren zijn hiervan uitgezonderd. In deze situaties moet de coating worden vervangen door onschadelijke of minder schadelijke coatings, respectievelijk producten die geen of veel minder vluchtige organische stoffen bevatten In 2006 is deze regeling door de Arbeidsinspectie in de timmerindustrie gecontroleerd. In 282 bedrijven is een inspectie uitgevoerd, ruim een derde van de gehele timmerindustrie. In 60% van de bedrijven werden producten gecoat. Bij 20% van die bedrijven werden nog vluchtige organische stoffen toegepast, in de helft van de gevallen in de lage toegestane concentratie. Bij 10% van de geïnspecteerde bedrijven waar producten werden gecoat, werd de vervangingsregeling niet nageleefd. Er zijn verschillende handhavingsinstrumenten - waaronder 5 boeteaanzeggingen - ingezet om deze overtreders te corrigeren. Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de Timmerindustrie redelijk op weg is met de naleving van de VOS-vervangingsregeling. Aanrijdgevaar spoorbaanwerkers Het beroep spoorbaanwerker is een gevaarlijk beroep vanwege de kans op een dodelijk ongeval door aanrijding. Al enkele jaren inspecteert de Arbeidsinspectie in- en overlegt met deze branche om het thema ‘veiligheid’ goed op de agenda te zetten. De aanpak heeft in 2006 tot concrete resultaten geleid. Er is structureel overleg tussen de opdrachtgever Prorail en de procesaannemers Bam-Rail, Volkerrail, en Strukton tot stand gekomen. In dit overleg zijn en worden afspraken gemaakt over het voorkómen van aanrijdgevaar en elektrocutiegevaar volgens het principe van de arbeidshygiënische strategie. De afspraken zijn beschreven in het ‘Normenkader Veilig Werken’ (NVW). In januari 2007 hebben voornoemde partijen en de Stichting Arbeidsomstandigheden en Spoorwegveiligheid, waarin werkgevers- en werknemersorganisaties zijn vertegenwoordigd, hierover een ‘Letter of Commitment’
ondertekend. Het overleg zal in 2007 worden uitgebreid met vertegenwoordigers van ingenieursbureaus en werkplekbeveiligingsbedrijven, zodat de betrokkenheid bij- en het draagvlak voor de afspraken nog meer wordt versterkt. Daarnaast is in 2006 de stichting ‘Railalert’ opgericht, met als doelstelling: het bevorderen van de arbeidsveiligheid in brede zin bij de aanleg en het beheer van de railinfrastructuur, zowel op als langs het spoor. De stichting verzorgt de verschillende vormen van certificatie (verplichte en vrijwillige) die daarbij van belang zijn. Binnen de stichting vindt tussen alle belanghebbende partijen afstemming over arbeidsveiligheid plaats. Daarnaast is de Stichting Arbeidsomstandigheden en Spoorwegveiligheid bezig met het opstellen van een arbocatalogus, waarbij wordt aangesloten bij de afspraken over aanrijdgevaar uit het NVW . Ook in de praktijk zien we resultaten. De zgn. ‘extra veiligheidsman’ is de AI tijdens de inspecties in 2006 niet meer tegengekomen (dit is een te laag beveiligingsniveau, waarbij gebruikt wordt gemaakt van persoonlijke waarneming) en steeds meer werkzaamheden worden volgens de hoogste beveiligingsklasse: ‘Buitendienststelling (BD)’ uitgevoerd. Niettemin bestaan er nog veel praktijkvragen en moest de AI nog regelmatig optreden in verband met direct gevaar voor personen. De implementatie van de richtlijnen zal nog veel tijd en energie vragen. Het in 2006 gehouden inspectieproject is gezamenlijk met de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) voorbereid en uitgevoerd. Door uitwisseling van kennis en gezamenlijk optreden in brancheoverleggen en inspecties, zijn de uitvoeringstaken in overeenstemming met de ‘Kaderstellende visie op het toezicht’ uitgevoerd. De resultaten van het inspectieproject zullen in 2007 aan de branche worden teruggekoppeld. En ook in 2007 blijven de AI en IVW in deze branche inspecteren om de implementatie van het NVW te volgen.
7.3 Sector Dienstverlening Een belangrijk speerpunt in 2006 vormden de inspectieprojecten die op de aanpak van agressie en geweld in een aantal risicovolle sectoren met veel klantcontacten waren gericht. Uitkeringsinstanties Van september 2005 tot mei 2006 is een inspectie project uitgevoerd bij 437 (van de 643) uitkeringsinstanties: gemeentelijke sociale diensten, UVW en CWI. De problematiek bleek nog ernstiger te zijn dan verwacht. Van de ondervraagde werknemers wordt 64% wel eens geconfronteerd met agressieve klanten. Verder bleek dat 75% van de onderzochte instellingen te kort schiet in het nemen van maatregelen om het personeel tegen gewelddadige klanten te beschermen. Er zijn met betrekking tot agressie en geweld 629 overtredingen geconstateerd, dus gemiddeld meer dan 1 overtreding per onderzochte vestiging. Vaak ontbrak het bij de organisaties aan bronaanpak, zoals het goed in kaart brengen van het probleem. Ook waren medewerkers onvoldoende beschermd in de zin van: veilige inrichting van spreekkamers en trainingen agressie en geweld. De resultaten zijn met de drie overkoepelende organisaties besproken, die inmiddels de nodige maatregelen hebben aangekondigd. Verder heeft het ministerie van SZW de wet aangepast, waardoor sociale diensten agressieve klanten op hun uitkering kunnen korten. De minister van Binnenlandse Zaken heeft, mede naar aanleiding van een geweldsincident in de gemeente Zeist, een plan van aanpak gelanceerd, gericht op het tegengaan van agressie tegen sociale diensten. Over enkele jaren zal de AI opnieuw inspecteren om te zien of de maatregelen vruchten hebben afgeworpen. Openbaar vervoer Ook het openbaar vervoer behoort tot de sectoren waar werknemers (met name chauffeurs en conducteurs) regelmatig geconfronteerd worden met verschillende vormen van agressie en geweld. Uit eerder onderzoek blijkt dat meer dan de helft van de werknemers last heeft van agressieve uitingen van klanten. Dit loopt uiteen van schelden en intimidatie tot bedreigen en fysiek geweld waarbij soms zelfs wapens worden gebruikt. De Arbeidsinspectie heeft begin 2006 onderzocht welke maatregelen OV-bedrijven nemen om deze incidenten te voorkomen of te beheersen en tevens ook getoetst of deze maatregelen ook daadwerkelijk worden uitgevoerd. Alle OV-bedrijven die bij de brancheorganisatie Mobis zijn aangesloten (trein, bus, tram, metro) zijn bij dit project onder de loep genomen waarbij ook werkplekken zijn geïnspecteerd en werknemers zijn geïnterviewd. Uit de resultaten blijkt dat de stap van beleid naar praktijk groot is, en het implementatieproces achter blijft.
Bij 12 van de 15 geïnspecteerde bedrijven blijken werknemers onvoldoende beschermd tegen agressie en gewelddadige reizigers . De AI heeft in die gevallen eisen tot naleving ingezet om te komen tot aanscherping van het toegepaste beleid en blijft die bedrijven ook controleren tot alles in orde is. Een derde recente actie op gebied van agressie en geweld betreft de detailhandel. Uit een in 2005 uitgevoerd monitoronderzoek bleek dat de helft van de ondervraagde werknemers min of meer regelmatig wordt geconfronteerd met agressieve klanten; ruim 10% geeft aan ook schade hiervan te hebben ondervonden, variërend van blauwe plekken en littekens tot slaapproblemen en straatvrees. Verder kwam naar voren dat een structurele aanpak van A&G veelal ontbrak, vooral bij kleinere winkels. De branche (ondermeer het Platform Detailhandel) is mede op basis van deze uitkomsten aan de gang om dit onderwerp steviger op de agenda te krijgen, mogelijk resulterend in het ontwikkelen van een specifieke arbocatalogus door het Hoofdbedrijfschap Detailhandel. Eind 2006 is vervolgens door de AI een inspectieproject uitgevoerd bij een groot aantal winkels in risicogebieden om daar waar nodig ook te stimuleren dat winkels maatregelen nemen om de werknemers beter tegen agressie te beschermen. In de loop van 2007 zal over de uitkomsten van dit project worden gerapporteerd. Tot slot nog enige toelichting bij twee andere projecten uit de sector Dienstverlening waar andere arborisico’s centraal hebben gestaan: Sociale werkvoorziening veiliger, maar nog niet veilig genoeg Aangezien uit een eerder inspectieproject (2003/2004) was gebleken dat in de sociale werkvoorziening met name de machineveiligheid en het toezicht daarop ernstig te kort schoot is in het afgelopen jaar opnieuw een uitgebreid inspectieproject uitgevoerd bij alle 90 SW-bedrijven. Uit dit project bleek dat zich een gunstige ontwikkeling heeft voorgedaan: ondanks het feit dat er nu meer bedrijven en machines zijn gecontroleerd is het aantal overtredingen afgenomen (van 317 naar 260). Ook het aantal bedrijven zonder enkele overtreding is toegenomen (van 12 naar 26), en het aantal overtredingen met gebrekkig toezicht (niet onbelangrijk voor deze kwetsbare doelgroep) is gedaald van 63 naar 19. Bovendien is het aantal zware overtredingen, waarbij sprake was van stillegging en een directe boete, gedaald van 22% naar 15%. Ondanks deze positieve ontwikkeling is het nalevingniveau (260 overtredingen bij 64 bedrijven) nog steeds veel te laag, zeker gelet op de kwetsbaarheid van de werknemers en de inspanningen die brancheorganisatie Cedris de afgelopen periode heeft geleverd om de bedrijven voor te lichten en te stimuleren. De betrokken SW-bedrijven en Cedris zullen op korte termijn een inhaalslag moeten maken om het nalevingniveau verder op te krikken, waarbij gedacht wordt aan de versteviging van de contacten tussen arboprofessionals in SW-bedrijven, de uitwisseling van best practices en de stand van de techniek. In dit verband kan ook gemeld worden dat Cedris heeft besloten in een 5-tal SWbedrijven het project Versterking arbeidsveiligheid uit te voeren, gesubsidieerd door SZW. De Arbeidsinspectie zal in 2007 in samenwerking met sociale partners een specifieke Arbobrochure opstellen die naar alle bedrijven zal worden toegezonden. In 2008 zal door de AI opnieuw een inspectieproject worden uitgevoerd, nu specifiek gericht op de achterblijvers. Werkomstandigheden in thuiszorg verbeterd Van mei 2005 tot april 2006 heeft de AI bij ruim 160 (van de 200) thuiszorginstellingen onderzoek uitgevoerd naar de naleving van de Arbowet. De inspecties werden geconcentreerd op de risico’s fysieke belasting (m.n. tilproblematiek) en agressie en geweld. Behalve hoofd- en nevenvestigingen zijn daarbij ook zo’n 400 werksituaties bij cliënten thuis geïnspecteerd, om te kijken hoe het werk daadwerkelijk werd uitgevoerd. De uitkomsten van het project zijn bemoedigend: 11% van de instellingen (18 van de 163) doet nog te weinig aan echt preventiebeleid op het gebied van tilbelasting (bijv. ontbreken tilhulpmiddelen!) en agressie en geweld (bijv. ontbreken alarmmiddelen . Dit is een veel betere uitkomst vergeleken met het vorige project in 1998 toen er in vrijwel alle onderzochte instellingen veel mis bleek te zijn in de thuiszorg. Om het ziekteverzuim en de WAOinstroom in de thuiszorg te verminderen heeft de overheid toen in 1999 samen met werkgevers en werknemers een Arboconvenant gesloten. Hierin zijn afspraken gemaakt over de aanpak van lichamelijke belasting, werkdruk en veiligheid. De branche blijkt over het algemeen de ingezette maatregelen goed te hebben opgepakt. De arbeidsinspectie zal op grond van deze laatste resultaten voorlopig niet meer in de thuiszorg controleren, maar blijft uiteraard wel contact houden met deze sector om de verdere ontwikkelingen goed te kunnen volgen.