Bijlage PMTO over Coaching
Bijlage Coaching aan de hand van DVD’s tijdens PMTO supervisie en opleidingsblokken Inleiding Binnen PMTO is coaching aan de hand van DVD’s een integraal onderdeel van de kwaliteitsborging van de methodiek. De informatie waar de coaching op gebaseerd is, is niet gekleurd door de beleving van de therapeut in kwestie, maar op wat de groep letterlijk ziet gebeuren op de DVD. Dit stelt hen in staat om als het ware mee te kijken met de therapeut en de feedback zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de werkelijke situatie. Door de DVD te bekijken krijgt de coach zicht op de vaardigheden die de therapeut beheerst en de vaardigheden die hij nog verder kan ontwikkelen. Hij zet vervolgens verschillende strategieën in om de vaardigheden van de therapeut te vergroten. Door dit te doen met de FIMP als leidraad, bevordert hij de behandelintegriteit van de therapeut. In dit proces speelt de groep een belangrijke rol. De coach stimuleert de groep om aan de hand van de FIMP feedback te geven op het ingebrachte fragment en bewaakt dit proces. Hij gebruikt de kennis en de steun van de groep om de therapeut een stap vooruit te helpen. Naast het beoogde leereffect voor de therapeut die zijn DVD inbrengt, heeft de coach als doel het vergroten van de kennis en vaardigheden van de therapeuten in de groep. Net zoals de therapeut model staat voor de ouders, staat de coach model voor de therapeuten (‘elephants all the way down’). De coach gebruikt vaardigheden die terug te vinden zijn in de FIMP om de coachingsbijeenkomst te structurerenn en om een veilige leeromgeving te creëren. Hij zoekt een balans tussen het geven van informatie en de groep zelf oplossingen laten zoeken door met hen te brainstormen en leidende vragen te stellen. Tijdens het coachen ligt de nadruk op wat de therapeut goed doet en worden er vaardigheden geoefend om de therapeut te helpen zich deze verder eigen te maken. Coaching aan de hand van DVD’s in de groep vindt voornamelijk plaats tijdens de PMTO opleidingsblokken en tijdens supervisie-bijeenkomsten. Coaching kent in grote lijnen een vaste opbouw. De vaste structuur ondersteunt de coach bij het begeleiden van de therapeuten. In dit document staan de opbouw en de strategieën die de coach gebruikt tijdens een coachingsbijeenkomst beschreven. In paragraaf 1 staat de opbouw van een coachingsbijeenkomst beschreven. In paragraaf 2 wordt ingegaan op manieren om rollen te verdelen, observatieopdrachten, manieren om feedback te geven, manieren om te brainstormen en mogelijkheden om te oefenen. Een aantal
TNO/ PI Research/ ISII, 2008
1
Bijlage bij het draaiboek voor opleiders
Bijlage PMTO over Coaching
punten die speciaal van belang zijn bij coaching tijdens de opleidingsblokken komen aan bod in paragraaf 3.
1. Opbouw van de coachingsbijeenkomst De coaching aan de hand van een DVD kent binnen PMTO in grote lijnen een vaste opbouw. Deze is als volgt: 1. Informatieverzameling; de coach vraagt de therapeut kort iets te vertellen over het gezin en het fragment waar de groep naar gaat kijken en wat diens vraag is hierbij. 2. Het geven van een gerichte observatieopdracht; de coach geeft de groep een gerichte observatieopdracht aan de hand van de FIMP. 3. DVD bekijken; de groep bekijkt het gekozen fragment. 4. Feedback; de groep geeft op gestructureerde wijze feedback aan de therapeut in kwestie aan de hand van de FIMP. Hierbij leggen de deelnemers steeds de link tussen het geobserveerde gedrag en de FIMP en ligt de nadruk op wat de therapeut goed deed (5:1). 5. Actief aan de slag; de deelnemers brainstormen aan de hand van suggesties die zij hebben gegeven en kunnen vervolgens iets oefenen. 6. Afsluiting; de coach rond de coachingsbijeenkomst af. De therapeut geeft aan wat hij meeneemt en wat hij concreet kan gaan toepassen. De duur van de coachingsbijeenkomst hangt af van de vraag van de therapeut, de ervaring van de groep in het gebruik van de FIMP en de vaardigheden die de coach de groep wil leren. Over het algemeen duurt de coaching van een DVD ongeveer 45 minuten. De opbouw van een coachingsbijeenkomst wordt hieronder per onderdeel verder beschreven. De tijden die naast de onderdelen staan zijn als richtlijn bedoeld. 1.1 Informatieverzameling tijdens de coachingsbijeenkomst (ongeveer 5 minuten) Klaarzetten van de DVD Het is handig als de therapeut die de coaching krijgt van te voren de DVD heeft doorgespoeld tot het juiste fragment. Op deze manier kan de coaching sneller van start gaan. Informatie verzamelen Om goed feedback te kunnen geven die aansluit bij de therapeut en diens gezin verzamelt de coach informatie over het gezin en het fragment dat de therapeut laat zien. Hierbij schrijft hij de verkregen informatie op de flip-over om deze overzichtelijk te houden. Ook kan hij hiermee bepaalde punten benadrukken en
TNO/ PI Research/ ISII, 2008
2
Bijlage bij het draaiboek voor opleiders
Bijlage PMTO over Coaching
creëert hij meteen wat beweging. De coach verzamelt kort en bondig informatie over de volgende punten: Karakteristieken van het gezin (leeftijd kind, gezinssamenstelling, de gezinscode in de databases, A, B of C, etc.). De hoeveelheid informatie die de therapeut verzamelt hangt af van hoe goed het gezin bekend is bij de coach en bij de groep therapeuten. Om welke bijeenkomst het gaat en wat het centrale onderwerp van de bijeenkomst is. Krachten van het gezin. Wat de therapeut gaat laten zien. De vraag van de therapeut. De coach vraagt goed door om de vraag concreet en specifiek te krijgen. Soms heeft de therapeut meerdere vragen voor de groep. Wanneer de coach na het bekijken van de DVD het vermoeden heeft dat de vraag van de therapeut anders is dan eerst geformuleerd, kan hij dit bij de therapeut nagaan om diens vraag verder te verduidelijken. Het is ook mogelijk om te wachten met het opschrijven van de vraag tot na het bekijken van de DVD. De vraag kan dan duidelijker geworden zijn. Afhankelijk van de therapeut en het gezin kan de opleider ook andere informatie verzamelen voor het bekijken van de DVD. Het uitgangspunt hierbij is dat de informatie bijdraagt aan de feedback en de context waarin dit gebeurt. Wanneer de therapeut bijvoorbeeld wat onzeker lijkt over het fragment, kan de opleider de therapeut vragen om één punt te noemen waar hij tevreden over is in het fragment dat hij gaat laten zien. 1.3 Het geven van een gerichte observatieopdracht (ongeveer 2 minuten) De coach geeft de deelnemers een gerichte observatieopdracht aan de hand van de FIMP. De observatieopdracht die de coach geeft aan de groep is bepalend voor de manier waarop zij naar de DVD kijken en hoe zij vervolgens feedback geven en mogelijk gaan oefenen. De observatieopdracht moet de groep helpen om, naast de mogelijkheden die zij zien, de krachten van de therapeut te identificeren, waardoor de balans van 5:1 behouden blijft. Daarom noemt de coach expliciet dat de groep gaat kijken naar wat de therapeut in kwestie goed doet aan de hand van een bepaalde dimensie of een thema en vraagt hij daarnaast naar een aantal mogelijkheden/ suggesties. Om ervoor te zorgen dat de nadruk bij de nabespreking ligt op de krachten van de therapeut, kan hij concreet aangeven hoeveel mogelijkheden of suggesties hij precies wil terughoren,. Voorbeeld “Ik wil jullie vragen om te kijken naar de dingen die Rogier goed doet op de dimensie Structuur. Bedenk ook één vaardigheid of techniek uit de FIMP die Rogier nog meer zou kunnen inzetten om de bijeenkomst te structureren.’
TNO/ PI Research/ ISII, 2008
3
Bijlage bij het draaiboek voor opleiders
Bijlage PMTO over Coaching
De observatieopdracht en de verdeling van de FIMP dimensies onder de therapeuten hangt af van een aantal factoren. Deze zijn de kennis die de groep heeft van de FIMP, en welke vaardigheden op de FIMP relevant zijn voor de vraag van de therapeut en het fragment. Zeker van belang hierbij zijn ook de vaardigheden die de coach bij de therapeut wil vergroten. Bij vragen die bijvoorbeeld betrekking hebben op weerstand, kan de groep kijken door de lens van de dimensies procesvaardigheden, didactische vaardigheden en structuur. Als de therapeut bijvoorbeeld vragen heeft over hoe hij de leiding kan behouden tijdens de bijeenkomst of over hoe hij ouders meer aan het woord kan laten, dan kan de coach er voor kiezen om te kijken naar de dimensies structuur en procesvaardigheden. In paragraaf 2 wordt ingegaan op de verschillende observatieopdrachten die de coach kan geven en tot welke werkvormen en oefeningen deze kunnen leiden. Deze paragraaf gaat ook in op hoe de coach observatieopdrachten en de nabespreking daarvan kan afstemmen op de kennis die de groep heeft van FIMP. 1.4 Kijken van het fragment (ongeveer 5 minuten) 1.5 Feedback geven (ongeveer 15 minuten) Na het bekijken van het fragment geeft de groep aan de hand van de FIMP feedback aan de therapeut. De coach structureert dit proces om ervoor te zorgen dat de feedback opbouwend en concreet is. Hierbij heeft hij als doel dat de groep het geobserveerde gedrag verbindt aan vaardigheden en technieken die in de FIMP beschreven staan. Ook heeft de coach een sturende rol door de punten die hij van belang vindt extra te benadrukken. De manier waarop de groep feedback geeft hangt af van de specifieke observatieopdracht en de verdeling van de FIMP dimensies voor het bekijken van de DVD. Welke vorm de coach ook kiest, het uitgangspunt is dat de nadruk ligt op wat de therapeut goed heeft gedaan (5:1). De coach zorgt ervoor dat de groep eerst aangeeft wat zij goed zagen gaan door de lens van de FIMP, voordat zij suggesties geven. Suggesties die geformuleerd zijn in termen van wat de therapeut nog meer zou kunnen doen zijn duidelijker en motiveren meer dan suggesties in termen van wat de therapeut moet laten. De coach structureert de feedback van de groep door leidende vragen te stellen. Voorbeeld ‘Er zaten sterke procesvaardigheden in dit fragment. Dorien, jij hebt gekeken naar deze dimensie. Welke procesvaardigheden zag je Jan inzetten om een veilige sfeer te creëren?’
TNO/ PI Research/ ISII, 2008
4
Bijlage bij het draaiboek voor opleiders
Bijlage PMTO over Coaching
Hier volgen een aantal tips en aandachtspunten voor bij het geven van feedback: De coach begint door de therapeut positieve feedback te geven over het gekozen fragment. Wanneer het een fragment was waarin de therapeut aan het worstelen was, kan de coach een ondersteunende opmerking maken (bijvoorbeeld door te normaliseren). De coach vraagt de groep wat zij de therapeut in kwestie goed zagen doen door de lens van de FIMP. Hoe hij dit precies doet hang af van de gerichte observatieopdracht die hij voor het bekijken van het fragment heeft gegeven. Een mogelijkheid is om eerst aan de therapeut die het stuk ingebracht heeft te vragen waar hij tevreden over was ( bijvoorbeeld ‘als je dit fragment terugkijkt, wat is dan een ding waar je tevreden over bent?). De coach bekrachtigt de inbreng van de deelnemers, vraagt goed door naar het geobserveerde gedrag en herformuleert waar nodig. Hij noteert de inbreng van de deelnemers op de flip-over en vat van tijd tot tijd samen. Belangrijke punten benadrukt hij. Voorbeeld ‘Ja goed gezien Sarah. Lucien stelde inderdaad een aantal goede leidende vragen. Welke vond je er uit springen?’
Er zijn verschillende manieren om na het benoemen van de krachten terug te gaan naar de vraag. De coach kan bijvoorbeeld aan de groep (of de therapeut zelf) vragen welke genoemde krachten helpen bij zijn vraag. De opleider kan dan deze punten op de flip-over omcirkelen. Zo ziet de groep ook nog eens extra het nut van het identificeren van de krachten; hier zit vaak de oplossing (gedeeltelijk) al in. Mogelijk doet de therapeut al wat nodig is, maar kan hij bepaalde dingen nog meer doen. Voorbeeld ‘Welke punten op deze lijst met krachten helpen Rachida vooral om moeder te activeren? Van welke punten zeggen wij: blijf dit vooral doen om moeder te activeren?’
Vervolgens kan de coach de vraag breder trekken: wat kan je als therapeut nog meer doen in deze situatie om een bepaald doel te bereiken? De coach kan ook de vraag stellen vanuit de behoefte van het gezin: wat hebben deze ouders nog meer nodig? Op deze twee manieren depersonaliseert hij de vraag en maakt hij deze extra relevant voor de groep. De groep brainstormt ideeën en de coach zet deze op de flip-over. De coach kan er ook voor kiezen om de deelnemers te vragen naar suggesties binnen de dimensie van de FIMP waarna zij gekeken hebben. Dit kan direct nadat zij de goede punten hebben genoemd, of nadat de coach op alle dimensies de sterke punten heeft verzameld.
TNO/ PI Research/ ISII, 2008
5
Bijlage bij het draaiboek voor opleiders
Bijlage PMTO over Coaching
Het komt voor dat de vraag van de therapeut een vraag is om bevestiging van de effectiviteit van een bepaalde techniek die hij inzet (‘Houdt ik genoeg de leiding?’, ‘ben ik te confronterend?’, ‘doe ik genoeg rollenspel?). Soms is deze vraag nog breder: doe ik hier PMTO? Deze laatste vraag komt vaker voor bij therapeuten die net begonnen zijn bij het toepassen van de methodiek. Vaak zijn deze vragen al beantwoord nadat de groep identificeert wat de therapeut laat zien aan de hand van de FIMP. Om meer mogelijkheden ter sprake te brengen kan de coach vervolgens aan de groep vragen wat je als therapeut nog meer kan doen om een bepaald doel te bereiken. Voorbeeld ‘Als we deze mooie lijst bekijken, kunnen we concluderen dat Ingrid hier goed de regie hield tijdens de bijeenkomst. Blijf dus vooral de dingen doen we net noemden! Als we nu in het algemeen kijken, wat kan je als therapeut nog meer doen om de leiding te houden?’
Wanneer de groep over gaat naar het benoemen van mogelijkheden, schrijft de coach deze op de flip-over. Hij stelt vragen aan de groep om bepaalde mogelijkheden nog concreter te krijgen en herformuleert waar nodig. Hij legt de nadruk op de mogelijkheden die hem het meest effectief lijken (bijvoorbeeld door leidende vragen te stellen). Na het bekijken van het fragment is het aan de coach om te bepalen waar de groep de aandacht op richt en welke vaardigheden hij wil vergroten bij de therapeuten. Dit kan verschillen met de vraag van de therapeut. De coach zoekt dan een manier om zijn doel te verweven met de vraag van de therapeut. Op deze manier heeft de therapeut het gevoel dat zijn vraag gehoord wordt terwijl de coach ook de vaardigheden kan aanleren die hij van belang vindt. 1.6 Oefenen (15 minuten) Het is zinvol om de groep te laten oefenen met een of meerdere vaardigheden die bij het geven van feedback naar voren zijn gekomen. Hierbij gaat het om vaardigheden die de therapeut helpen bij het beantwoorden van zijn vraag. De coach kan één of twee genoemde opties kiezen en de groep hiermee laten oefenen. Ook kan hij de therapeut zelf vragen om een keuze te maken. Door te oefenen kan de therapeut ervaren wat het effect is van de geopperde vaardigheden, kan hij zien hoe zijn collega’s deze uitvoeren en kan hij de vaardigheid zelf uitproberen om deze onder de knie krijgen. Dit vergroot de kans dat hij deze goed in zal kunnen zetten en dat hij dit ook werkelijk zal gaan proberen. Tijdens het oefenen kan de coach inschatten in hoeverre de therapeuten de vaardigheid beheersen. Door middel van het geven van feedback kan hij de therapeuten helpen om deze vaardigheden verder te versterken. Voor verschillende vormen van oefenen zie paragraaf 2. Na het oefenen vraagt de coach de therapeuten wat goed werkte en vult hij zo nodig de lijst met mogelijkheden op de flip-over aan.
TNO/ PI Research/ ISII, 2008
6
Bijlage bij het draaiboek voor opleiders
Bijlage PMTO over Coaching
1.7 Afsluiting (ongeveer 2 minuten) De coach sluit de bijeenkomst af door de therapeut die de DVD in heeft gebracht te vragen wat hij meeneemt uit de feedback en wat hij concreet gaat gebruiken in de volgende bijeenkomst met ouders. De opleider kan in een korte samenvatting bepaalde punten nog eens benadrukken. Hij prijst de therapeut en de groep voor hun ideeën en het oefenen.
TNO/ PI Research/ ISII, 2008
7
Bijlage bij het draaiboek voor opleiders
Bijlage PMTO over Coaching
2. Observatieopdrachten en vormen van feedback geven en oefenen Omdat de observatieopdracht in grote mate de nabespreking bepaalt, wordt in deze paragraaf ingegaan op verschillende werkvormen, waarbij de observatieopdracht steeds aan de nabespreking is gekoppeld (2.1). Vervolgens staan in deze paragraaf enkele manieren beschreven om te brainstormen en te oefenen (2.2.). De coach kan deze toepassen bij de verschillende vormen uit 2.1. 2.1 Rolverdelingen, observatieopdrachten en bijbehorende vormen van feedback geven Recht toe recht aan verdeling van de dimensies Rolverdeling en observatieopdracht. Iedere deelnemer krijgt voor het bekijken van de DVD een FIMP dimensie toegewezen. De deelnemers krijgen de opdracht om na te gaan wat goed gaat (minimaal 5 punten) en tevens één suggestie te formuleren op ‘hun’ dimensie. Daarnaast is het mogelijk om twee personen dezelfde dimensie te geven waarbij één nagaat wat goed gaat terwijl de ander een suggestie formuleert. De coach kan er ook voor kiezen om in tweetallen of drietallen (afhankelijk van de grootte van de groep) de deelnemers te laten kijken naar wat goed ging en een suggestie te formuleren aan de hand van één of meer FIMP dimensies. Nabespreking. Per dimensie gaat de verschillende dimensies af die hij verdeeld heeft en vraagt steeds bij de bijhorende groep of persoon na wat zij goed vonden gaan en wat zij als suggestie hebben op deze dimensie. In het geval dat de coach binnen een dimensie een persoon heeft laten kijken naar wat goed gaat, terwijl de ander kijkt naar een suggestie, vraagt hij altijd eerst naar wat goed ging. De coach kan ervoor kiezen om dit per dimensie te doen of eerst alle personen aan het woord te laten die naar de krachten hebben gekeken en vervolgens de suggesties per dimensie na te gaan. Geheime FIMP dimensies Rolverdeling en observatieopdracht. De coach schrijft verschillende FIMP dimensies op briefjes en stopt deze in een doosje (per briefje kunnen dit één of juist meerdere dimensies zijn). Het doosje gaat rond en iedere deelnemer pakt voor zichzelf een briefje (een alternatief is dat de coach geen doosje gebruikt, maar de briefjes uitdeelt). De dimensie op het briefje bepaalt de dimensie waar de deelnemer naar gaat kijken. De deelnemers vertellen elkaar niet welke dimensie op hun briefje staat, deze blijft ‘geheim’. Nabespreking. De coach vraagt op willekeurige volgorde mensen wat zij zagen aan de hand van hun dimensie (maar noemt deze dimensie niet!). Na het geven van feedback kan de groep raden wie naar welke dimensie heeft gekeken aan de hand van de genoemde vaardigheden. Deze vorm stimuleert de therapeuten om goed na te denken over de indeling van de FIMP. Daarom is deze vorm vooral nuttig wanneer de groep nog niet zo bekend is met de FIMP.
TNO/ PI Research/ ISII, 2008
8
Bijlage bij het draaiboek voor opleiders
Bijlage PMTO over Coaching
Groepen van krachten en mogelijkheden Rolverdeling en observatieopdracht. De coach deelt de groep in in twee subgroepjes waarbij één groep via de FIMP kijkt naar krachten van de therapeut, terwijl de andere groep kijkt naar mogelijkheden (suggesties). Hierbij kan de coach expliciet aan geven hoeveel suggesties hij wil van de tweede groep. Nabespreking. De groep die kijkt naar de krachten via de FIMP gaat eerst. Vervolgens komen de suggesties aan bod. De coach zorgt er voor dat het aantal krachten een stuk groter is dan het aantal suggesties. Een thema of onderwerp belichten Rolverdeling en observatieopdracht. De deelnemers kijken in groepjes van twee (of meer, afhankelijk van de grootte van de groep) naar wat goed ging binnen een bepaald onderwerp (e.g., 5:1, leidende vragen, een FIMP dimensie) en formuleren één suggestie. Nabespreking. De deelnemers overleggen in tweetallen over wat goed ging binnen een specifiek onderwerp. Nadat de groepjes onderling overlegd hebben, delen zij hun bevindingen met de groep. Wanneer de groep kleiner is, kan de coach de verschillende onderwerpen verdelen onder de individuele therapeuten. Eerst het gedrag benoemen, dan de vaardigheid op de FIMP Rolverdeling en observatieopdracht. De coach verdeelt de FIMP dimensies onder de therapeuten. Hierbij geeft hij aan dat zij in de nabespreking eerst het gedag gaan noemen om vervolgens de vaardigheid op de FIMP te noemen. Hij vraagt de therapeuten daarom om extra op het gedrag te letten. Nabespreking. De coach gaat de dimensies af en vraagt steeds de therapeuten om eerst het gedrag te noemen en vervolgens de vaardigheid op de FIMP. Deze vorm helpt de therapeuten om steeds concreet te zijn met hun feedback. Het helpt hen ook het verband te blijven zien tussen het gedrag van de therapeut en de FIMP. Daarom is deze vorm handig bij beginnende therapeuten en bij therapeuten die geneigd zijn om vooral de FIMP term te noemen en moeite hebben om een voorbeeld te geven. Geschreven feedback Rolverdeling en observatieopdracht. De coach verdeelt de groep in twee subgroepen en verdeeld de FIMP dimensies (één of twee per groep). Hij vraagt beide groepen om te kijken naar wat de therapeut goed doet op ‘hun’ dimensie en ook een aantal suggesties te bedenken. Per groep wijst de coach een iemand aan die tijdens de nabespreking gaat schrijven. Nabespreking. Na het bekijken van de feedback bespreken de groepen onderling wat zij zagen. De ‘notulist’ schrijft deze punten op. De krachten en suggestie zijn TNO/ PI Research/ ISII, 2008
9
Bijlage bij het draaiboek voor opleiders
Bijlage PMTO over Coaching
specifiek beschreven waarbij de vaardigheid op de FIMP benadrukt is (dik gedrukt, onderstreept). Vervolgens geven de twee groepen om de beurt feedback. Het kan aardig zijn om hierbij een woordvoeder per groep aan te stellen. De groepen geven de geschreven feedback aan de therapeut. Deze vorm is vooral goed te gebruiken wanneer de therapeuten bekend zijn geraakt met de FIMP en het ze goed lukt om de nadruk te leggen op wat goed gaat en suggesties positief te formuleren. Wanneer dit niet het geval is, bestaat de kans dat wat zwart op wit komt te staan niet helpend is voor de therapeut. Reflective team Rolverdeling en observatieopdracht. De coach verdeelt de groep in subgroepjes (afhankelijk van de grote van de groep) en wijst hen FIMP dimensies toe. De therapeut die coaching krijgt gaat naast de coach zitten. Hij kan dit doen met zijn rug naar de groepjes toegekeerd (optioneel). Nabespreking. Bij het nabespreken praten de groepjes onderling (bijvoorbeeld met stoelen naar elkaar toegedraaid) over alle dingen die de therapeut goed deed aan de hand van de FIMP dimensie die de coach hen heeft toegewezen. Nadat zij sterke punten hebben genoemd kunnen zij ook een suggestie formuleren. Zij kunnen dit hardop doen of stilletjes overleggen en vervolgens een suggestie op de flip-over schrijven. De therapeut in kwestie wordt niet direct door de groepsleden aangesproken. Zij spreken over hem in de derde persoon; de therapeut ‘luistert mee’, samen met de coach. De coach zit naar de groep toegekeerd en vormt de verbinding tussen de groep en de therapeut. Hij herformuleert de feedback van de groep waar nodig en kan de ‘reflective teams’ aanvullen. De coach kan ook kort aanschuiven om model te staan en belangrijke zaken toe te voegen. Ook kan hij de flip-over gebruiken om de inbreng van de groepen te benadrukken. Deze vorm kan handig zijn wanneer de groep extra structuur nodig heeft. De coach heeft namelijk in deze vorm extra de regie. Ook kan de coach deze vorm inzetten wanneer de therapeut het spannend vindt om feedback te krijgen. Reflective team met teamleiders Rolverdeling en observatieopdracht. Het verschil bij deze vorm is dat de coach per team of groep één teamleider aanwijst. Deze is verantwoordelijk voor de groep tijdens het geven van de feedback. De coach geeft hen de opdracht vragen te stellen aan hun team over wat zij zagen tijdens de DVD aan de hand van ‘hun’ dimensie. Nabespreking. Bij de nabespreking laat de coach de teamleiders om de beurt hun groep bevragen over wat zij zagen. Tijdens dit proces communiceert de coach met de twee teams via hun teamleider. Hij coacht als het ware de teamleider en zo ook de groep door de vragen te stellen en opdrachten te geven die betrekking hebben op
TNO/ PI Research/ ISII, 2008
10
Bijlage bij het draaiboek voor opleiders
Bijlage PMTO over Coaching
diens groep . Verder is het geven van feedback hetzelfde als bij het reflective team, zonder teamleider. Deze vorm geeft de coach nog meer de regie en maakt het makkelijker om de structuur te bewaken in groepen waar er weerstand is Feedback tijdens het kijken van de DVD Wanneer de vraag van de therapeut gaat over de timing van een specifieke vaardigheid (bijvoorbeeld ‘wanneer had ik meer leidende vragen kunnen stellen?’) of de coach hiermee wil oefenen, kan de hij van te voren afspreken dat hij de DVD stil zet op het moment dat een deelnemer een mogelijkheid ziet voor het gebruik van de specifieke vaardigheid. Dit dient gepaard te gaan met extra veel steun omdat de deelnemers zich vooral richten op de mogelijkheden. Een alternatief is om het fragment twee keer te bekijken. De eerste keer richten de therapeuten zich op de sterke punten. De tweede keer wordt de DVD stop gezet als zich een mogelijkheid voordoet voor het gebruik van een specifieke vaardigheid. Afstemming op de kennis van de FIMP Wanneer de therapeuten nog weinig kennis hebben over de FIMP, traint de coach hen in het gebruik van de FIMP en weeft hij informatie in over de verschillende dimensies, technieken en vaardigheden tijdens het coachen. De coach kan de therapeuten op verschillende manieren trainen in het gebruik van de FIMP. Hier volgen een aantal mogelijkheden: De FIMP kort voorbespreken Rolverdeling en observatieopdracht. De coach kiest een of twee dimensies van de FIMP waarop hij inschat dat de therapeut in kwestie sterk is. Vóór het bekijken van de DVD loopt hij deze dimensie(s) met de groep langs en bespreekt met hen de vaardigheden en technieken. Vervolgens vraagt hij de groep om te kijken naar het fragment door de lens van de behandelde dimensie. Nabespreking. Tijdens de nabespreking bevraagt de coach de therapeuten welke vaardigheden van de behandelde dimensie zij terug zagen in de DVD. Hierbij vult hij de groep aan en weeft hij informatie in over de vaardigheden/ technieken en de dimensie. Gedrag verbinden aan FIMP termen Rolverdeling en observatieopdracht. In plaats van het verdelen van de FIMP dimensies vraagt de coach de groep te kijken naar wat de therapeut in kwestie goed deed in het fragment waarbij zij de vraag van de therapeut in hun achterhoofd houden. Hierbij benadrukt de opleider dat de deelnemers zich vooral moeten richten op het gedrag van de therapeut.
TNO/ PI Research/ ISII, 2008
11
Bijlage bij het draaiboek voor opleiders
Bijlage PMTO over Coaching
Nabespreking. Na het bekijken van het fragment vraagt de opleider specifiek naar het geobserveerde gedrag en zet dit op de flip-over. Vervolgens kan hij met de groep zoeken naar de bijbehorende FIMP termen en onder welke dimensie deze vallen.
2.2 Verschillende vormen van oefenen Degene die de coaching krijgt kiest een van de mogelijkheden die door de groep geopperd zijn (ook de coach kan deze keuze maken). Vervolgens wordt in groepjes van twee of drie de gekozen suggestie geoefend. In de nabespreking gaat de coach bij de deelnemers na wat werkte. De coach verdeeld de groep in tweetallen en laat hen oefenen met een van de suggesties. De therapeut die de DVD inbracht oefent zelf niet direct, maar loopt langs de oefenende therapeuten om ideeën op te doen. Nadat de groep heeft geoefend, vraagt de coach wat de therapeut heeft gezien wat hij handig vond. De groep oefent deze punten weer in rollenspel waarbij de therapeut zelf mee doet. Nadat de coach bij de groep is nagegaan wat de therapeut goed deed in de DVD, brainstormt de coach met de groep over wat verdere mogelijkheden zijn. De mogelijkheden worden snel achter elkaar uitgespeeld door twee therapeuten voor de groep waarbij de deelnemers steeds van stoel en rol verwisselen (‘carrousel’). Vervolgens gaat de coach bij de deelnemers na wat goed werkte en geeft dit terug aan de therapeut in kwestie. De therapeut kan beginnen in de rol van ouder om te ervaren wat voor effect de verschillende mogelijkheden hebben voordat hij deze zelf oefent. Om te brainstormen over mogelijkheden gaat de groep in een kring zitten. De persoon die een suggestie doet speelt deze meteen uit met een aantal personen uit de groep. De coach kan kort feedback geven en de groep bevragen voordat iemand een andere suggestie uitspeelt.
TNO/ PI Research/ ISII, 2008
12
Bijlage bij het draaiboek voor opleiders
Bijlage PMTO over Coaching
3. Coaching tijdens de opleidingsblokken Coachen tijdens de opleidinsgblokken komt in grote lijnen overeen met het coachen tijdens de supervisie. De opbouw en de technieken beschreven in paragraaf 1 en 2 zijn daarom voor beide vormen van coaching goed inzetbaar. Er zijn ook enkele verschillen tussen het coachen tijdens supervisie en het coachen tijdens de opleidingsblokken. De coach werkt tijdens de opleidingsblokken met een grotere groep therapeuten, die elkaar minder goed kennen dan in de supervisie groepen. Het scheppen van een veilig klimaat om in te leren is daarom extra van belang. Om te zorgen dat iedereen even veel coaching krijgt en de groep er ook zoveel mogelijk van leert, is de duur van de bijeenkomsten steeds 45 minuten. Om de nodige veiligheid te creëren en om de tijd goed te bewaken, houdt de coach zich strakker aan de structuur van de coachingsbijeenkomst. Dit geldt ook voor het in stand houden van de verhouding 5:1 tijdens het geven van feedback. Naast de net genoemde punten wordt in deze paragraaf ingegaan op een aantal andere dingen die speciaal van belang zijn tijdens de opleidingsblokken. Informatie verzamelen Tijdens het eerste opleidingsblok waarin de therapeuten coaching krijgen (blok 3), zal de coach mogelijk iets meer informatie verzamelen dan in latere blokken. De coach kan bijvoorbeeld kort wat informatie verzamelen over de krachten en doelen van het gezin en de metafoor die de therapeut voor het gezin bedacht heeft. Verdelen van de rollen voor het kijken van de DVD De coaching die de therapeut krijgt tijdens de opleidingsblokken komt in de database te staan. Het is daarom handig als de coach een schrijver/notulist aanwijst die de feedback opschrijft tijdens de coaching. Om de groep medeverantwoordelijk te maken voor de structuur van de coaching, wijst de coach een tijdbewaker aan met een specifieke opdracht. Het geven van een observatieopdracht en feedback aan de hand van de FIMP De observatieopdracht die de coach geeft en de manier waarop de groep de DVD nabespreekt aan de hand van de FIMP is onder andere afhankelijk van de ervaring die de groep heeft met het gebruik van dit instrument en hun kennis van de terminologie. Blok 3: ‘FIMP training’ Wanneer de groep voor het eerst met elkaar DVD’s gaat bekijken tijdens de coaching (Blok 3), hebben de deelnemers nog weinig ervaring met het gebruik van de FIMP. Zij zullen de dimensies en de bijbehorende vaardigheden nog niet goed kennen. De opleider kan op verschillende manieren de therapeuten trainen in het gebruik van de FIMP. Deze staan beschreven in paragraaf 2.
TNO/ PI Research/ ISII, 2008
13
Bijlage bij het draaiboek voor opleiders
Bijlage PMTO over Coaching
Blok 4 en 5: ‘gewoon gebruik’ Tijdens Blok 3 en de supervisies zijn de deelnemers steeds beter bekend geraakt met het gebruik van de FIMP. In Blok 4 en 5 van de opleiding kan de coach er daarom van uit gaan dat de groep de FIMP termen kent en kan hij het gebruik van de FIMP hierop afstemmen. Voor het bekijken van een fragment kan hij de deelnemers vragen via bepaalde dimensies van de FIMP te kijken en kan tijdens het geven van feedback direct de FIMP term gebruikt worden (het verbinden hiervan aan geobserveerd gedrag blijft echter belangrijk!). De groep helpen om 5:1 vast te houden Het kan voor de therapeuten wennen zijn dat de coach zoveel nadruk legt op de dingen die goed gaan voordat hij overgaat naar wat verdere mogelijkheden zijn. Zeker tijdens de opleiding zorgt de coach dat de groep de balans van 5:1 vasthoudt. Voor therapeuten kan dit soms voelen als 20:1. Wanneer de groep hier moeite mee heeft kan de coach dit normaliseren. Hij kan er voor kiezen om vervolgens nog eens met de groep de functie hiervan te bekijken of deze kort te noemen. Een manier om de groep te helpen is om met hen af te spreken hoe lang zij gaan kijken naar krachten en hoe lang zij dan naar mogelijkheden gaan kijken. De coach kan hierbij een tijdsbewaker aanstellen om de tijd bij te houden. Nadat het de groep is gelukt om zich aan de tijd te houden, kan de coach dit belonen met iets lekkers. Afsluiting Als afsluiting van de coaching tijdens het opleidingsblok geeft de coach de therapeut een beloning in de vorm van iets lekkers of een leuke(symbolische) kleinigheid. De groep kan kort applaudisseren. Met deze afsluiting wil de coach de therapeut op een aantal punten in het zonnetje zetten. Hij beloont de therapeut voor zijn progressie als PMTO therapeut, het reflecteren op zijn eigen gedrag tijdens de coaching en zijn openheid om te blijven leren en zich verder te ontwikkelen. Ook is dit een mooie kans om de therapeut te belonen voor het werk dat hij met zijn gezinnen doet. Een DVD laten zien voor een grote groep is ook spannend. De coach beloont de therapeut ook voor het laten zien van zijn werk en de leerkansen die dit de groep heeft gegeven.
TNO/ PI Research/ ISII, 2008
14
Bijlage bij het draaiboek voor opleiders