BIJLAGE BIJ Aanval van de MSRA!
Informatie over drie beroepen en hun achtergrondkennis MEDISCH MICROBIOLOGISCH ANALIST (blz. 2-4) INTERNIST_INFECTIOLOOG (blz. 5-7) VERPLEEGKUNDIG BELEIDSMEDEWERKER (blz. 8-10) Informatie voor docent: De leerlingen zijn in groepjes van drie verdeeld. Elke leerling krijgt één rol, één beroep. In elk groepje zit een medisch-microbiologisch analist, infectioloog en beleidsmedewerker. Samen hebben ze dus alle informatie beschikbaar, maar moeten met elkaar overleggen om de opdracht te kunnen maken.
© 2011 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Informatie over drie beroepen en hun achtergrondkennis 2
DE MEDISCH MICROBIOLOGISCH ANALIST Een medisch-microbiologisch analist houdt zich bezig met micro-organismen en gezondheid van de mens. Voorbeelden van micro-organismen zijn bacteriën en schimmels. De microbioloog test of deze organismen ergens voorkomen, bijvoorbeeld in eten of op je lichaam. Hiervoor neemt hij of zij een monster (een klein stukje) van het verdachte product. De analist probeert het organisme te identificeren en eventueel een geschikt bestrijdingsmiddel te vinden. Een microbiologisch analist aan het werk
Micro-organismen Micro-organismen zijn organismen die niet met het blote oog waar te nemen zijn, bacteriën, schimmels en eencellige planten en dieren. Virussen worden vaak ook tot deze groep gerekend, hoewel het niet echt levende organismen zijn. Het zijn slechts eiwitmantels met een stukje DNA of RNA erin. Alle organismen zijn in twee grote groepen in te delen: de prokaryoten en de eukaryoten. Eukaryoten zijn organismen die cellen hebben met een echte celkern en organellen, zoals mitochondriën. Hiertoe behoren dus schimmels, planten, dieren en mensen. Ook eencellige planten, zoals algen, en eencellige dieren, zoals amoeben, hebben celorganellen en een celkern en zijn dus eukaryoot (grieks: ‘eu’ betekent echt of goed en ‘karyos’ betekent kern). Bacteriën zijn prokaryoot (‘pro’ betekent voor). Prokaryoten hebben geen kern en geen celorganellen. Prokaryoten zijn Een schematische tekening van een bacterie. ongeveer 10 keer zo klein als Bacteriën hebben geen celkern of organellen. eukaryotische cellen. Bacteriën Bacteriën zijn relatief eenvoudige organismen. Een bacterie bestaat uit een membraan dat gevuld is met cytoplasma. Hierin drijven DNA, RNA en eiwitten los rond. Het DNA bestaat uit een enkel ringvormig chromosoom. Om het celmembraan ligt een dikke, beschermende celwand. Bacteriën komen overal voor: op de bodem van de oceaan, rond vulkanen, op de hond, op het toetsenbord van je computer, op je huid en in je darmen. Voor elke omgeving op aarde die je kunt bedenken is er wel een bacterie die er kan leven. Afhankelijk van de omgeving kunnen bacteriën zich razend snel verspreiden. Sommige soorten kunnen zich verdubbelen in 20 minuten. Dat wil zeggen dat je binnen 24 uur al miljarden nieuwe bacteriën kunt hebben. Bacteriën verspreiden zich heel makkelijk. Je hoeft maar ergens met je hand langs een deurklink vast te pakken en miljoenen bacteriën zijn van je hand naar de deurklink gegaan en andersom. © 2011 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Informatie over drie beroepen en hun achtergrondkennis 3
Het is voor mensen niet schadelijk dat er overal zoveel bacteriën zitten. De meeste bacteriën kunnen niet overleven in ons lichaam. Van de bacteriën die dat wel kunnen zijn er veel zelfs heel nuttig; ze zitten in onze darmen en helpen ons met het verteren van ons voedsel. Bacteriën zijn meestal pas schadelijk als ze echt in het lichaam komen, bijvoorbeeld in de buikholte of in het bloed. Daar kunnen ze gevaarlijke infecties veroorzaken. Gelukkig hebben mensen een zeer effectief afweersysteem tegen alles wat lichaamsvreemd is. Bacteriën worden in soorten en families ingedeeld op basis van hun vorm: Naam: Vorm:
Coccen bolvormig
Bacillen Staafvorming
Vibrionen Komma`s / gebogen staafjes
Spirillen Spiraalvormig
Streptococcus, Staphylococcus (zoals MRSA)
Nitraatbacterie, Pestbacterie (Yersinia pestis)
Cholera-bacterie (Vibrio cholera)
Van dit type zijn tot nu toe geen ziekteverwekkers gevonden
Afbeelding:
Voorbeelden:
Antibiotica Bacteriële infecties worden bestreden met antibiotica (anti=tegen, bio=leven). Antibiotica werd in 1928 ontdekt door de Schotse bacterioloog Alexander Fleming. Hij ontdekte een schimmel die een bacterieremmende stof afscheidde. Die schimmel heette Penicillium notatum en zo kreeg ook het eerste antibioticum zijn: penicilline. Tegenwoordig bestaan er tientallen verschillende soorten antibiotica. Deze worden op grote schaal vervaardigd in farmaceutische bedrijven. Micro-organismen produceren de antibiotica en deze antibiotica kunnen eventueel nog kunstmatig worden aangepast. In dit laatste geval spreken we van halfsynthetische antibiotica.
De arts-bacterioloog Alexander Fleming aan het werk in zijn laboratorium.
Antibiotica werken meestal niet bacteriedodend, maar bacterieremmend. Zo remmen sommige typen antibiotica bijvoorbeeld de aanmaak van de celwand of de celmembraan. Hierdoor kunnen bacteriën geen reparaties uitvoeren, niet groeien of niet delen. Andere antibiotica verhinderen de aanmaak van nieuwe eiwitten of RNA. Antibiotica grijpen altijd op een heel specifieke plaats van het organisme aan.
© 2011 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Informatie over drie beroepen en hun achtergrondkennis 4
Niet alle antibiotica werken alleen tegen bacteriën. Er bestaan ook antibiotica die schadelijk zijn voor schimmels, eencelligen, planten, dieren en dus ook voor mensen. Een arts moet dus goed afwegen welk antibioticum hij gebruikt om een patiënt te behandelen: het medicijn moet schadelijk zijn voor de ziekmaker en niet, of zo min mogelijk, voor de patiënt. Sommige antibiotica hebben heftige bijwerkingen. Een probleem dat op kan treden bij het gebruik van antibiotica is dat bacteriën er resistent tegen kunnen worden oftewel ongevoelig voor dat type antibiotica. Dat ontstaat als volgt: bacteriën delen zeer snel. Binnen enkele dagen kunnen er al ontelbare aantallen bacteriën ontstaan. Ondanks dat al deze bacteriën slechts één ouderbacterie hebben, zijn er veel die toch net iets van elkaar verschillen. Deze verschillen ontstaan door mutaties in het DNA.
Met antibiotica kunnen bacteriën bestreden worden. Door een mutatie is het DNA van de donkere bacterie net iets anders dan van zijn lichtere soortgenoten. Deze kleine verandering in het DNA kan veranderingen in bijvoorbeeld de celwand veroorzaken. Het antibioticum mist ineens een aangrijpingspunt en de bacterie is daardoor resistent. Hij kan zich nu naar hartelust vermenigvuldigen…
Als deze groep bacteriën blootgesteld wordt aan een antibioticum waar ze gevoelig voor zijn zullen ze allemaal of in ieder geval de meeste het loodje leggen. Het zou echter kunnen dat er toevallig één bacterie tussen zit waarbij het antibioticum niet werkte. Doordat de overige bacteriën allemaal verdwenen zijn heeft deze, antibiotica ongevoelige, bacterie alle ruimte om te groeien en te delen. Zo ontstaat er een hele nieuwe populatie bacteriën waarbij het gebruikte antibioticum niet meer werkt. De bacteriesoort is ongevoelig geworden: ze is resistent. Dit is precies wat er gebeurd is met een aantal populaties van de Staphylococcus aureus. Deze zijn bestreden met het veelgebruikte antibioticum methicilline. Een aantal konden hier tegen en vermenigvuldigden zich. Deze bacteriën zijn ‘methicilline resistente Staphyloccus aureus’ genoemd: MRSA. Tegenwoordig zijn stammen van deze bacterie gevonden die resistent zijn nog meer typen antibiotica. Het enige antibioticum dat nog effectief is tegen deze stammen is vancomycine. Het is van levensbelang dat we er voor zorgen dat deze bacterie niet ook nog eens resistent wordt voor dit laatste antibioticum.
© 2011 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Informatie over drie beroepen en hun achtergrondkennis 5
INFECTIOLOOG (arts) Een internist is een arts die zich heeft gespecialiseerd in aandoeningen van de inwendige organen. De infectioloog is nog verder gespecialiseerd in infectieziekten. Dit zijn ziekten veroorzaakt door bijvoorbeeld bacteriën en virussen. De infectioloog bekijkt hoe een infectie verloopt en hoe het lichaam daarop reageert. Hij kan ook een behandeling voorschrijven.
Besmetting, infectie en ontsteking Een infectie is niet hetzelfde als een besmetting. Een besmetting is de overdracht van ziekteverwekker, bijvoorbeeld van mens tot mens of van een object naar een mens. Pas als de ziekteverwekker door de eerste afweerlinie, de huid, heen is en daar schade toebrengt spreken van een infectie. De eerste reactie van het lichaam, de activiteit van het afweersysteem, is de ontstekingsreactie. Koorts is een voorbeeld van een ontstekingsreactie. Afweerlinies Mensen staan de hele dag bloot aan allerlei invloeden die een ziekte zouden kunnen veroorzaken: bacteriën, schimmels, virussen. Toch wordt je meestal niet ziek en je hoeft daar ook niet bang voor te zijn. Mensen hebben namelijk ontzettend goede barrières tegen al deze mogelijke ziekteverwekkers. Als deze linies normaal functioneren is de MRSA-bacterie volstrekt ongevaarlijk voor mensen. Om schadelijk te zijn moet een bacterie eerst de drie afweerlinies van het menselijk lichaam weerstaan: 1. Eerste afweerlinie: het lichaamsoppervlak (huid en wanden van spijsverterings- en ademhalingssystemen) vormt een bijna ondoordringbare laag voor microorganismen. 2. Tweede afweerlinie: Fagocyten (vreetcellen) eten alles op wat lichaamsvreemd is. 3. Derde afweerlinie: Lymfocyten maken stoffen aan de specifiek gericht zijn tegen de ziekteverwekker. 1ste linie: externe afweer door de huid en overige lichaamsoppervlakten. Tot het lichaamsoppervlak behoren de huid, de bekleding van het spijsverteringsstelsel en ademhalingsstelsel, urinewegen, vagina en het bindvlies van de ogen. De opperhuid bestaat uit verschillende lagen cellen: levende en delende cellen aan de binnen kant en dode, verhoornde cellen aan de buitenkant. De huid vormt zo een bijna ondoordringbare laag voor de meeste micro-organismen.
De huid. bron: www.beautycentre-renaissance.nl/huid.html
© 2011 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Informatie over drie beroepen en hun achtergrondkennis 6
Bovendien scheiden zweetklieren, talgklieren en bacteriën die op de huid leven allemaal stoffen af die de groei van schadelijke bacteriën remt. Ook het spijsverteringskanaal is bedekt met een dikke laag cellen waar microorganismen niet makkelijk door heen komen. Daarnaast hebben speeksel en maagsap een sterke antibacteriële werking, respectievelijk eiwitvertering en verlaging van de pH. In de dunne en dikke darm zijn dan ook nog eens nuttige bacteriën aanwezig die vreemde bacteriën bestrijden. De slijmvliezen in het ademhalingssysteem produceren slijm waarin microorganismen blijven steken. Dit slijm wordt daarna naar het verteringskanaal getransporteerd door trilhaarcellen. De eerste afweerlinie wordt ook wel de aspecifieke, externe afweer genoemd. 2de linie en 3de afweerlinie: afweer door witte bloedcellen Omdat bloedvaten zich over het hele lichaam uitspreiden is het bloed een prima manier om ook het afweersysteem zo te verspreiden. Infecties kunnen ten slotte in heel het lichaam plaatsvinden. Witte bloedcellen zijn het belangrijkste onderdeel van de interne afweer. De samenstelling van het bloed: Samenstelling Bloedplasma bloed (vocht) Percentage in 55% het bloed
Rode bloedcellen 42%
Bloedplaatjes
Belangrijkste functie
Transport zuurstof
Helen van wonden
Afbeelding
Transport cellen, voeding, afval nvt
2,5%
Witte bloedcellen 0,5% Fagocyten Lymfocyten (vreetcellen) Aspecifieke Specifiek afweer afweer
2de linie: interne afweer door fagocyten Nadat een ziekteverwekker de eerste afweerlinie gepasseerd is, komt hij de tweede tegen: de fagocyten ofwel vreetcellen. De fagocyt is een grote cel die als een soort Pacman door de bloedbanen reist op zoek naar lichaamsvreemde stoffen. Doordat de fagocyt van vorm kan veranderen (als een soort amoebe) kan hij ook het bloedvat verlaten. Als een fagocyt een lichaamsvreemde stof tegenkomt vreet hij hem op. Dit doet hij door de ziekteverwekker in zijn geheel te omvatten. Dit proces heet fagocytose. In de cel wordt de ziekteverwekker verteerd. De tweede afweerlinie en fagocytose: Een fagocyt / macrofaag vreet een bacterie op. Deze linie noemen we de aspecifieke Binnen de macrofaag wordt de bacterie verteerd. interne afweer.
© 2011 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Informatie over drie beroepen en hun achtergrondkennis 7
3de linie: interne afweer door lymfocyten Naast de fagocyten is er nog een andere grote De derde groep witte bloedcellen in het bloed aanwezig: afweerlinie: de lymfocyten. Als de fagocyten de Rambo`s Stap 1: lymfocyten onderzoeken de van het bloed zijn, zouden de lymfocyten de bacterie. James Bonden van het bloed zijn. Bij een infectie gaan de lymfocyten namelijk eerst op onderzoek uit voordat ze hun slag slaan. Stap 2: lymfocyten Lymfocyten herkennen de antigenen die maken specifieke binnendringers met zich meedragen. Antigenen antilichamen tegen de bacterie. zijn lichaamsvreemde structuren aan de buitenkant van de binnendringer. Meestal zijn antigenen eiwitten of suikers. Elke lymfocyt kan Stap 3: daarna één type antigeen herkennen. produceren de Een lymfocyt die een antigeen herkent gaat lymfocyten grote zeer snel delen. Zo ontstaan er heel snel hoeveelheden antilichamen. allemaal lymfocyten die het specifieke antigeen herkennen. Vervolgens produceren de lymfocyten onvoorstelbare hoeveelheden antistoffen. Deze antistoffen maken de binnendringer onschadelijk. Deze laatste linie is gericht tegen één soort binnendringer en zéér effectief. Deze derde linie noemen we de specifieke interne afweerlinie. De werking van antistoffen De bacterie is het lichaam binnengedrongen. Hij is herkend door lymfocyten en de antistoffen stromen door het bloed. Antistoffen passen precies op de antigenen van de bacterie (zoals een sleutel in een slot). Antistoffen vallen de bacterie op verschillende manieren aan: 1. De antistoffen binden rondom het antigeen, waardoor het afgeschermd wordt. Hij wordt een makkelijke prooi voor fagocyten. Bij virussen wordt zo voorkomen dat ze andere cellen binnendringen.
2. De antistoffen binden aan de bacterie en halen er enzymen bij die gaten in zijn celwand maken.
3. De antistoffen werken als een soort handvatten voor fagocyten. Deze vreetcellen kunnen de ziekteverwekker makkelijker vastgrijpen en opeten.
© 2011 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Informatie over drie beroepen en hun achtergrondkennis 8
VERPLEEGKUNDIG BELEIDSMEDEWERKER De verpleegkundig beleidsmedewerker heeft als hoofdtaak het stellen en uitvoeren van regels rondom de zorg voor de patiënten. Om dit zo goed mogelijk te doen moet hij / zij kennis hebben van zowel ziektes en patiënten als van beleid en maatregels. Op basis van die kennis worden beslissingen gemaakt. Het ziekenhuis Een ziekenhuis is eigenlijk een rare situatie: je gaat er naar toe als je ziek of gewond bent. Ziekte en verwondingen leiden tot een verlaagde afweer. Mensen met infectieziektes kunnen ook in het ziekenhuis terecht komen en dragen ziekteverwekkers mee. In een ziekenhuis zijn dus tegelijkertijd aanwezig: een verhoogde concentratie ziekteverwekkers en veel mensen met een verlaagde afweer (én tevens de beste hulp die je dan als patiënt kunt krijgen). Een belangrijke taak binnen een ziekenhuis is dus het voorkomen dat ergens besmettingen en nieuwe infecties optreden! Verspreiding van bacteriën Op elke plaats waar veel mensen bij elkaar komen, komen ook veel verschillende bacteriën bij elkaar. Dat is ook het geval in een ziekenhuis. Een bacterie is een relatief eenvoudig, eencellig organisme zonder celkern. Bacteriën zijn overal: op je vingers, op het boek, in je eten en op het toetsenbord van je computer. Veruit de meeste bacteriën die overal om ons heen leven zijn niet Een schematische tekening van een bacterie. Bacteriën hebben geen celkern of organellen. schadelijk. Omdat ze zo klein zijn verspreiden bacteriën zich ongemerkt. Door iemand een hand te geven, een deurklink vast te pakken of een dier te aaien worden miljoenen bacteriën uitgewisseld. Nogmaals: als je gezond bent dat is niet schadelijk, maar de normale gang van zaken. Voor ziekenhuizen is dat echter wel een probleem, daar moet de verspreiding van eventueel schadelijke bacteriën wel worden tegengegaan. Het ziekenhuis kan daarvoor een aantal maatregelen nemen: - Schoonmaken en ontsmetten. Materiaal zoals scalpels en injectienaalden is steriel gemaakt door verhitting. - Medicijnen: gebruik antibiotica als patiënten een Isolatie van patiënten besmet met MRSA. De infectie hebben zodat de bacterie zich niet verder patiënt links moet apart blijven liggen van de verspreid. overige patiënten. Ook moet bij verzorging en bezoek wegwerpkleding gedragen worden. - Verspreiding voorkomen: besmet personeel, besmette bezoekers en besmette patiënten krijgen geen toegang tot het ziekenhuis totdat ze de schadelijke bacterie niet meer met zich mee dragen.
© 2011 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Informatie over drie beroepen en hun achtergrondkennis 9
- Isolatie: patiënten met een besmettelijke bacterie krijgen een aparte ruimte met een sluis. Artsen, verplegers, bezoekers en schoonmakers telkens als ze langs komen moeten speciale, ontsmette kleren aan. Isolatie kost veel geld. Door besmetting te voorkomen, worden ook nieuwe infecties voorkomen. MRSA Een veelvoorkomende bacterie is de Staphylococcus aureus (dit betekent letterlijk de ‘staafvormige goudkleurige’). Deze bacterie komt bij de meeste mensen normaal voor op de huid en in de neus. Gewoonlijk veroorzaakt deze bacterie geen problemen. Alleen onder speciale omstandigheden, bij een wond of verminderde weerstand, kan een infectie ontstaan. Deze geneest meestal vanzelf. Als het nodig is om de infectie te behandelen kan de behandelend arts kiezen uit verschillende soorten antibiotica.
Arm met huidontstekingen door MRSA
In het buitenland, en steeds vaker in Nederland, komt een stam van deze bacteriesoort voor die niet gevoelig is voor de meeste soorten antibiotica: ze is resistent. Deze stam is de MRSA (methicilline resistente Staphylococcus aureus). Alleen het antibioticum vancomycine is werkzaam. In Nederlandse ziekenhuizen willen we verspreiding van deze Delende MRSA bacterie voorkomen. De bacterie wordt actief opgespoord bacterie (elektronen(screenen van patiënten, onderzoeken van risicogroepen) en microscopische foto). actief bestreden (ontsmetting van materiaal, isolatie van besmette patiënten). Hierdoor proberen we MRSA-uitbraken te voorkomen. Artsen in Nederland zijn bang dat deze bacterie uiteindelijk ook resistent wordt tegen dit laatste redmiddel of dat andere bacteriën ook resistent worden. In Nederland zijn artsen terughouden met het voorschrijven van antibiotica. In België en op veel andere buitenlanden zijn ze daar minder bang voor en gebruiken gewoon zo snel mogelijk de meeste effectieve antibiotica. Resistente bacteriën komen in Nederland veel minder voor dan in veel buitenlanden. Patiënten uit het buitenland worden daarom altijd getest op aanwezigheid van de MRSA-bacterie. Verlaagde afweer Voor gezonde mensen is een infectie met de MRSA-bacterie geen enkel probleem. Gezonden mensen hebben namelijk een uitstekende afweer die bestaat uit 3 linies die de bacterie moet overwinnen om ernstige schade toe te brengen: 1ste afweerlinie: De huid en andere lichaamsoppervlakten. De huid is voor bacteriën en de meeste andere micro-organismen en virussen een ondoordringbare laag. Patiënten met open wonden, brandwonden of andere huidproblemen hebben gaten in de eerste afweerlinie.
© 2011 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Informatie over drie beroepen en hun achtergrondkennis 10
2de afweerlinie: Fagocyten. In het bloed zijn witte bloedcellen aanwezig die alles aanvallen en opeten wat ze herkennen als lichaamsvreemd. Deze witte bloedcellen zijn de fagocyten, oftewel de vreetcellen. 3de afweerlinie: Lymfocyten. Deze witte bloedcellen produceren heel gericht specifieke antistoffen tegen elke binnendringer die als lichaamsvreemd wordt herkend. Voorbeelden van een verzwakte 2de en 3de linie: - Patiënten met problemen in het beenmerg hebben vaak te weinig witte bloedcellen. Witte (en rode) bloedcellen worden namelijk aangemaakt in het beenmerg. - Sommige patiënten krijgen medicijnen die als werking (of bijwerking) het afweersysteem onderdrukken. - Sommige patiënten hebben al één of meerdere infecties. Hun afweersysteem is al heel hard aan de slag en nóg een infectie kan teveel zijn. Antibiotica Het belangrijkste hulpmiddel om bacteriële infecties te bestrijden zijn antibiotica. Patiënten met een verlaagde afweer kunnen geholpen worden door het toedienen van antibiotica. Antibiotica zijn medicijnen die bacteriën en schimmels bestrijden. Meestal worden deze organismen dan niet gedood, maar alleen geremd in de groei. Het afweersysteem van de patiënt krijgt dan meer tijd om zelf de binnendringers aan te pakken. De meeste antibiotica zijn veilig, maar sommige antibiotica kunnen vervelende bijwerkingen hebben voor de patiënt zelf: bijvoorbeeld diarree, allergische reacties, huiduitslag, nierbeschadiging enzovoorts. De ene mens is hier gevoeliger voor dan de andere. Antibiotica gericht op bacteriën is meestal onschadelijk voor mensen. Antibiotica gericht op schimmels of eencellige dieren of planten hebben veel meer bijwerkingen. Dat komt doordat de celbouw van die organismen veel lijkt op de celbouw van mensen. Er bestaan steeds meer bacteriestammen die resistent zijn voor allerlei antibiotica. Het beleid op landelijk niveau moet daarom ook gericht zijn op de ontwikkeling van nieuwe soorten antibiotica. Ontwikkeling is echter langzaam en duur.
© 2011 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap