Bijlage 13
Toelichting op de samenwerking met cluster 2
Basisondersteuning Wanneer de schoolinterne ondersteuning ontoereikend is en vragen rondom een vermoede cluster-2problematiek niet beantwoord kunnen worden, kan een aanvraag voor een consultatie- en adviestraject worden aangevraagd. Het traject is kosteloos. Het invullen van een signaleringsinstrument ten aanzien van vermoede cluster-2-problematiek gaat hieraan vooraf. Extra ondersteuning binnen het regulier onderwijs Wanneer de school of het SwV concludeert dat de school en/of het SwV niet volledig aan haar zorgplicht kan voldoen, wordt een toeleidingstraject naar extra ondersteuning aangevraagd bij Koninklijke Kentalis te Haren (voor nadere contactgegevens zie onderaan deze bijlage). Voorwaarden aan inzet van menskracht en middelen binnen het regulier vo Omdat de cluster-2-instelling verantwoording af dient te leggen over de geboden kwaliteit, zijn door de sector voorwaarden opgesteld waarvoor de middelen worden ingezet. In een op overeenstemminggericht overleg tussen de cluster-2-instelling en het regulier onderwijs, worden afspraken gemaakt over hoe aan de vraag van de leerling en/of de context wordt voldaan en wie dit doet. De drie voorwaarden voor inzet van middelen in het regulier vo zijn. 1 De middelen worden gericht ingezet voor directe begeleiding van de cluster-2-leerling (specifieke remedial teaching, logopedist in eigen dienst, toegankelijk maken van leerstof etc.); 2 De middelen worden ingezet voor de directe ondersteuning van de leerkracht/school ten aanzien van pedagogische en didactische vaardigheden met betrekking tot de cluster-2-leerling (bijvoorbeeld in de vorm van coaching, cursussen, trainingen, co-teaching, enzovoort); 3 De middelen worden ingezet voor specifieke materialen ten behoeve van de cluster-2-leerling in afstemming met cluster 2. Vanwege de ondersteuningsplicht stelt de overheid dat de cluster-2-instelling verantwoordelijk is voor een kwalitatief goede inzet van deze middelen. Vanuit dit perspectief heeft de cluster-2instelling de plicht om de doelmatigheid van de inzet van deze middelen te borgen. Binnen deze kaders is het echter inmiddels wel mogelijk dat de middelen ook ter beschikking worden gesteld aan de reguliere scholen, in elk geval in de overgangsfase tot 1 augustus 2016. Overgangsregeling Voor de leerlingen die een cluster-2-beschikking hebben met als einddatum 1 augustus 2015 (of later) is een overgangsregeling gemaakt. Deze overgangsregeling loopt van 1 augustus 2014 tot 1 augustus 2016 en geldt niet voor indicaties die na 1 augustus 2014 worden afgegeven. Gedurende de periode tot 1 augustus 2016, zal de cluster-2-instelling in goede samenwerking met de reguliere school zorgen voor doelmatige inzet van deskundigheid ten behoeve van de leerling, uiteraard in overleg met de ouders. Er wordt een overeenkomst gesloten met de school(besturen) waarin onder andere afspraken rond omvang en voorwaarden voor beschikbaarstelling worden vastgelegd, geldend voor de overgangsregeling van 1 augustus 2014 tot 1 augustus 2016, afhankelijk van de onderwijsbehoefte van de cluster-2-leerling. Verwijzing/plaatsing cluster2 so- of vso-school Wanneer de school of het SwV concludeert dat de school en/of het SwV niet volledig aan de zorgplicht kan voldoen, wordt een toeleidingstraject naar plaatsing op een cluster-2-so- of vsoschool aangevraagd bij Kentalis. De informatie/onderzoeksgegevens van de school, in acht nemende de privacyreglementen, zijn hiervoor beschikbaar. Expertise-overdracht Kentalis-onderwijs is de scholen binnen het SwV van dienst bij het vergroten van de cluster-2expertise en kan daarbij gebruikmaken van het Kentalis-scholingsaanbod. De kosten van deze dienstverlening worden in overleg op basis van offerte vastgesteld. Contactpersoon voor ons SwV is: Lia Beerstra, teamleider Dienst Ambulante Begeleiding, Koninklijke Kentalis, Rijksstraatweg 63, 9752 AC Haren, Postbus 55, 9750 AB Haren, 06-100 09 077 (mobiel) /
[email protected] (e-mail).
Bijlage 14
Transitie vo-mbo
De werkgroep vo-mbo werkt aan afstemming op beleid en beleidsafspraken op onderwerpen als: Intergrip In 2011 is Intergrip succesvol ingevoerd om de overgang vo-mbo te begeleiden en te monitoren. In 2012 is hier een vervolg aan gegeven en zijn de mogelijkheden uitgebreid. We willen het systeem Intergrip voor de komende drie jaren borgen. De kosten hiervan zijn jaarlijks voor het vo € 14.000 (percentueel verdeeld over de drie SwV’s vo), voor het mbo € 10.000 (percentueel verdeeld over vier mbo’s), en het RMC € 10.000 (percentueel verdeeld over de drie RMC-regio’s). Regioanalyse op Voortijdig School Verlaten (vsv) Voor elke RMC-regio in de provincie is er een kwantitatieve en kwalitatieve regioanalyse gemaakt aangaande de VSV in vo en mbo. De analyse wordt gebruikt voor de verantwoording van de ontvangen regiomiddelen, de voormalige VSV- en Plusmiddelen. Het is voor de nieuwe SwV’s een belangrijke indicator in het toezicht van de onderwijsinspectie. Doorstroombegeleider vo-mbo Binnen de vo scholen worden leerlingen begeleid naar hun vervolgopleiding. Voor het merendeel gaat dit goed, maar er zijn leerlingen binnen de reguliere (ondersteunings)structuur die de overstap van het vo naar het mbo niet kunnen maken zonder extra begeleiding. De problematiek van de jongere kan de zorgstructuur van de school overstijgen. Als die signalen er zijn, kan de school een jongere aanmelden bij de doorstroombegeleider vo-mbo. Het project de doorstroombegeleider is een vervolg op het project ‘Brugfunctionaris’. Doorstroomkalender vo-mbo We hebben geconstateerd dat er geen duidelijke afspraken zijn over de data voor aanmelding, intake, toelating en plaatsing bij de overgang vo-mbo. Hiervoor is een doorstroomkalender vo-mbo ontwikkeld. Afsprakenset overstap vo-mbo Bij de evaluatie van Intergrip kwam de behoefte op tafel om met het veld (vo-mbo-LP/RMC) een afsprakenset te maken over de overstap. Deze afsprakenset is met het onderwijsveld gecommuniceerd en onder andere te vinden op onze website. Richtlijnen voorkomen schooluitval in of kort na het vo We hebben geconstateerd dat op het gebied van vsv winst valt te behalen door goede afspraken te maken over verzuim en vsv. De richtlijnen op dit punt zijn gecommuniceerd met de scholen en staan op de website van ons SwV.
2
Bijlage 15 Transitie po-vo Samenhang in afspraken - Toelatingsbeleid Er is gezamenlijk toelatingsbeleid geformuleerd met een bijbehorende transitiekalender po-vo. Dit beleid is te vinden op de site van ons SwV en wordt jaarlijks geactualiseerd op basis van evaluatie. Zorgplicht Schoolbesturen hebben vanaf 1 augustus 2014 zorgplicht. Zorgplicht betekent dat scholen ervoor moeten zorgen dat iedere leerling die op hun school zit, of die zich bij hun school aanmeldt, een passende onderwijsplek krijgt. Bij uitvoering van de zorgplicht, moet het schoolbestuur eerst kijken wat de school zelf kan doen. Vindt de school dat een leerling het beste naar een andere school binnen het samenwerkingsverband kan gaan, dan moet deze zelf zorgen voor een goede plek voor die leerling. Belangrijk bij de uitvoering van de zorgplicht is overleg met de ouders over wat een goede passende school voor hun kind is. Ook moet de school goed kijken naar wat een leerling echt nodig heeft en eerst proberen dit zelf voor elkaar te krijgen. Wat de school te bieden heeft staat in het ondersteuningsprofiel van de school. Het ondersteuningsprofiel staat veelal op de site van de school. In ieder geval hebben alle scholen in het SwV een ondersteuningsprofiel gemaakt. Op de volgende pagina is een schematisch overzicht gemaakt van de overstap po-vo in relatie tot zorgplicht. Een school heeft geen zorgplicht bij de volgende redenen: a. Denominatie. Als ouders weigeren te verklaren dat zij de grondslag van het onderwijs zullen respecteren /onderschrijven. b. Plaatsruimte, de begrenzing van het maximaal aantal leerlingen op een vestiging. Indien er wordt geloot i.v.m. plaatsruimte dan is er geen sprake van zorgplicht voor de leerlingen die niet zijn ingeloot. Qua volgtijdelijkheid vindt eerst de loting plaats en geldt voor de leerlingen die zijn ingeloot dat die of geplaatst worden of dat het bevoegd gezag een andere school zoekt die wel een passend aanbod kan doen. c. Het niveau van de leerling niet toereikend is voor dat wat het schoolbestuur te bieden heeft aan onderwijssoorten. d. Informatiegebrek, als ouders de school relevante benodigde informatie onthouden. Professionaliseren van het advies - De Plaatsingswijzer De Plaatsingswijzer is een instrument dat het advies van het po voor een onderwijssoort in het vo ondersteunt door uit te gaan van het leerlingvolgsysteem vanaf groep 6. De Plaatsingswijzer biedt inhoudelijke aanknopingspunten voor een goed advies en daarmee een adequate plaatsing in het vo. Ervaring is dat de Plaatsingswijzer betere, meer eenduidige plaatsingen oplevert met minder discussie en uiteindelijk tot een beter rendement leidt in het vo. Met ingang van het schooljaar 2014-2015 is de Plaatsingswijzer breed ingevoerd in de gehele provincie Groningen, Friesland en delen van Drenthe. Monitoren van de transitie - Intergrip Intergrip is een digitaal systeem waarin verschillende gebruikers (SwV’s, scholen, besturen en leerplicht) gedurende de aanmelding de voortgang van de overstap van leerlingen van het po naar het vo kunnen zien. Intergrip biedt tevens de mogelijkheid om de terugrapportage per individuele leerling van vo naar po meerdere jaren gestalte te geven. Naast een administratieve inspanning die aansluit op de administratiepakketten van de scholen, leidt het systeem tot daling van de administratieve last. Het systeem vervangt onder andere: deels de uitwisseling van in- en uitschrijvingsbewijzen, de (papieren) informatie-uitwisseling over de plaatsing van de leerlingen; de jaarlijkse (papieren) terugkoppeling over de resultaten van de leerlingen in het vo. Via Intergrip krijgt de basisschool de mogelijkheid tot en met het diploma in het vo mee te kijken naar de vorderingen van hun leerlingen. In 2012-2013 is het systeem geïmplementeerd in de reguliere po- en vo-scholen in de stad Groningen. In het schooljaar 2014-2015 e.v. willen we zoveel mogelijk po-scholen laten aansluiten bij Intergrip, zodat ook de po-scholen in het overige deel van de provincie Groningen en in Noorden Midden-Drenthe kunnen profiteren van bovenstaande voordelen.
3
Automatisering – OSO (Overstap Service Onderwijs) Inmiddels zijn landelijk ruim 5.600 scholen aangesloten bij de Overstap Service Onderwijs. Vanuit het SwV sturen we actief op de certificering van scholen voor po en vo. Voor ons is het van belang verbinding aan te brengen met de Plaatsingswijzer en Intergrip. OSO is de toekomst als het gaat om digitale overdracht tussen po en vo. Op dit moment lopen tests v.w.b. uitwisseling tussen po en vo. We koersen op provinciebrede invoering in schooljaar 2015-2016.
4
Bijlage 16
Factsheet vraag en antwoord ouders
Vraag en antwoord voor ouders over Passend Onderwijs in het SwV VO 20.01 – stad Groningen Hieronder staan thematisch vragen en antwoorden geformuleerd m.b.t. Passend Onderwijs. De vragen zijn veelal door ouders geformuleerd in de ‘werkgroep ouders’ die in het najaar van 2014 actief is geweest. Staat uw vraag er niet tussen dan is voor het antwoord de school waar uw kind nu zit of de school waar uw kind straks naar toe gaat, de meest aangewezen plaats om die vraag te stellen en beantwoord te krijgen. Voor algemene vragen over Passend Onderwijs en specifieke vragen rondom de toelating tot het Speciaal Onderwijs kunt u het Centraal Informatiepunt van het SwV bellen of mailen. Het tel.nr. is 050-520 91 20 (alle dagen bereikbaar van 8.30-17.00 uur) / e-mail:
[email protected]. Juist bij leerlingen met een ondersteuningsbehoefte is de gewenste en noodzakelijke betrokkenheid van ouders groot. Dit kan een extra belasting vormen voor ouders. Het kan zijn dat er dan meer steun nodig is dan het beantwoorden van vragen. Informeren gebeurt door de scholen zelf (po en vo) en eventueel via het Centraal Informatiepunt van het SwV. Scholen gebruiken in ieder geval websites, brochures en Open Dagen om informatie te geven en zijn tijdens schooltijden telefonisch bereikbaar. Ondersteuning (algemeen en bij advisering schoolkeuze) wordt in de eerste plaats gegeven door de scholen zelf. Als de leerling zich wil aanmelden in het Voortgezet Onderwijs kan de huidige po school de nodige ondersteuning bieden. Soms is onafhankelijke advisering nodig voor de po school en/of ouder. Onafhankelijk advies vanuit het SwV voor de po school en/of ouders bij een vervolgkeuze in het Voortgezet Onderwijs i.v.m. de ondersteuningsbehoefte van de leerling, kan worden gevraagd bij het Expertise- en Consultatie team (ECT). Advies kan vanuit het SwV ook door het ECT worden gegeven als de leerling al op de school zit en school en ouders er niet samen uitkomen. De contactgegevens van het ECT staan vanaf januari 2015 op de site van het SwV. Buiten het onderwijs bestaan ook organisaties waar ouders onafhankelijke ondersteuning kunnen krijgen (zie bijlage ‘ondersteuning’). Thema 1 – Algemene vragen 1. Wat houdt zorgplicht in? Schoolbesturen hebben vanaf 1 augustus 2014 zorgplicht. Zorgplicht betekent dat scholen ervoor moeten zorgen dat iedere leerling die op hun school zit, of die zich bij hun school aanmeldt, een passende onderwijsplek krijgt. Bij uitvoering van de zorgplicht, moet het schoolbestuur eerst kijken wat de school zelf kan doen. Vindt de school dat een leerling het beste naar een andere school binnen het samenwerkingsverband kan gaan, dan moet deze zelf zorgen voor een goede plek voor die leerling. Belangrijk bij de uitvoering van de zorgplicht is overleg met de ouders over wat een goede passende school voor hun kind is. Ook moet de school goed kijken naar wat een leerling echt nodig heeft en eerst proberen dit zelf voor elkaar te krijgen. Wat de school te bieden heeft staat in het ondersteuningsprofiel van de school. Het ondersteuningsprofiel staat veelal op de site van de school. In ieder geval hebben alle scholen in het SwV een ondersteuningsprofiel gemaakt. Een school heeft geen zorgplicht bij de volgende redenen: o Denominatie. Als ouders weigeren te verklaren dat zij de grondslag van het onderwijs zullen respecteren /onderschrijven. o Plaatsruimte, de begrenzing van het maximaal aantal leerlingen op een vestiging. Indien er wordt geloot i.v.m. plaatsruimte dan is er geen sprake van zorgplicht voor de leerlingen die niet zijn ingeloot. Qua volgtijdelijkheid vindt eerst de loting plaats en geldt voor de leerlingen die zijn ingeloot dat die of geplaatst worden of dat het bevoegd gezag een andere school zoekt die wel een passend aanbod kan doen. o Het niveau van de leerling niet toereikend is voor dat wat het schoolbestuur te bieden heeft aan onderwijssoorten. o Informatiegebrek, als ouders de school relevante benodigde informatie onthouden. 5
2. Zijn er websites waar de ouder informatie kan vinden over passend onderwijs? www.passendonderwijs.nl www.steunpuntpassendonderwijs.nl www.passendonderwijsenouders.nl www.passendonderwijsgroningen.nl (specifiek over de SwV’s in Groningen, met een aparte pagina voor ouders) Op deze sites staan ook vraag en antwoord pagina’s. 3. Wat zijn de mogelijkheden voor een ouder als er een meningsverschil is met de school? In de eerste plaats moeten school en ouders het uiterste uit hun gesprekken halen om tot een oplossing te komen. Lukt dit uiteindelijk toch niet dan kan het ECT van het SwV worden ingeschakeld. De namen en adressen van de personen in het ECT staan vanaf januari 2015 op de site van de school en van het SwV. Als dit ook niet tot een oplossing leidt dan kan de onderwijsconsulent worden ingeschakeld (www.onderwijsconsulenten.nl). Uiteindelijk kan de ouder bezwaar indienen bij de onderwijsgeschillencommissie als het gaat over het bezwaar rondom de toelating tot het Speciaal Onderwijs of een geschil over het ontwikkelingsperspectief. De ouder heeft als laatste optie de gang naar een burgerrechter. Bezwaren over een arrangement en of plaatsing in het vo verlopen via de bezwaar/klachten procedures van de betreffende school. Bezwaar over het advies van de po school is ook bij de po school zelf. 4. Op welke wijze kunnen ouders onafhankelijk worden ondersteund binnen de school? Als de leerling op een vo school zit dan kan er onafhankelijk advies worden gevraagd van het Expertise- en Consulatie Team van het SwV. Het ECT is voor ouders bereikbaar in een situatie waar het overleg tussen ouders en school niet leidt tot een gedeelde oplossing. Op de site van de school en het SwV staan vanaf januari 2015 de namen en e-mailadressen van deze personen. Thema 2 – Aanmelding bij een school in het vo 1. Moet de school van aanmelding elke leerling aannemen? Nee. De school waar de leerling wordt aangemeld, hoeft niet alle leerlingen op de eigen school te plaatsen. De school moet eerst onderzoeken of zij de leerling een passend onderwijsaanbod kan bieden. Dit moet binnen 6 weken na aanmelding gebeuren, eventueel met een verlenging van 4 weken. Als blijkt dat plaatsing een onevenredige belasting is voor de school, dan moet de school (bestuur) een andere school vinden die dit aanbod wel kan bieden waar het kind ook geplaatst kan worden. Dit geldt niet voor het (v)so. Bij een rechtstreekse aanmelding moet het (v)so bij het samenwerkingsverband verzoeken om een Toelaatbaarheidsverklaring (TLV). Wordt die afgegeven dan kan de leerling worden ingeschreven op het (v)so. Wordt er geen TLV afgegeven, dan moet het (v)so een andere school zoeken. 2. Hoe bepaalt de school welke plek geschikt is voor de leerling? De school onderzoekt eerst of zij zelf een passend aanbod op onderwijssoort en ondersteuningsbehoefte kan bieden. Daarbij spelen 4 factoren een rol: - de (on)mogelijkheden van de leerling; - de (on)mogelijkheden van de school; - het advies van de huidige school; - de wensen van de ouders. Als de plaatsing een onevenredige belasting voor de school vormt, heeft ze een argument om de leerling niet toe te laten. De school moet dan een andere school vinden die de leerling wel kan toelaten. De ouder hoeft zelf niet op zoek. De school waar de leerling is aangemeld heeft daartoe vanuit een verplichting vanuit de wet gelijke behandeling. 6
Thema 3 – De toelating tot het Speciaal Onderwijs 1. Kan een ouder ook eigen initiatief nemen voor het aanvragen van een toelating tot het vso? Ten allen tijde heeft de ouder de mogelijkheid om een kind op het vso aan te melden. Plaatsing vereist met passend onderwijs een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) van het SwV. Ouders kunnen dit niet zonder de school aanvragen. De school kan alleen toelating tot het vso aanvragen bij de Commissie van Advies (CvA) van het SwV. 2. Is er sprake van een onafhankelijk deskundige bij de aanvraag? In het uiteindelijke besluit zitten onafhankelijk deskundigen in de Commissie van Advies (CvA). De aanvraag zelf wordt ingediend m.b.v. deskundigen in de school. De integrale onderbouwing vanuit de school wordt gemaakt door een orthopedagoog-generalist of GZpsycholoog met eigen beroepscode. 3. Waar kunnen ouders terecht met vragen over het besluit van de CvA? Bij het Centrale Informatiepunt (050 - 520 91 20) van het SwV. Thema 4 - De aanvraag van Arrangementen 1. Wat zijn arrangementen en hoe werkt dat bij scholen en het SwV? De school geeft aan op welke wijze ze de extra ondersteuning invult voor de (individuele) leerling indien er een behoefte aan extra ondersteuning is. De middelen voor arrangementen vraagt de school aan bij het SwV. Dat kan in de vorm van een aanvraag voor een individuele leerling, een groep, of voor algemene ondersteuning in de school. Het arrangement bevat personele en eventueel materiële componenten. Voor arrangementen gelden de principes van redelijkheid en billijkheid van wat van een school gevraagd kan worden. M.b.t. een arrangement bestaat er een relatie ouder/leerling en de school en niet tussen ouder/leerling en het SwV. Een arrangement is iets wat plaatsvindt tussen SwV en school. Arrangementen krijgen binnen de school vorm, het samenwerkingsverband hoeft dit niet naar ouders toe formuleren. De ouder heeft een verbinding met de school aangaande het arrangement. De ouder kan daarmee ook niet in beroep bij het SwV. Ook bij groepsarrangementen geldt dat de ouder iets heeft met de school en niet met het SwV. De aanvraag voor een groepsarrangement kan richting het SwV gebundeld zijn, maar richting de ouders vindt uiteraard wel een (individueel) gesprek plaats over o.a. het handelingsgerichte deel van het OPP. Hierbij wil de ouder meegenomen worden in het denkproces waarom het individuele kind profiteert van de maatregelen voor de groep. 2. Wat is de rol van ouders in vormgeving van arrangementen? De ouder wordt actief (via gesprek dan wel voorlichting) door de school betrokken bij het arrangement. 3. Wat is de rol van de ouder bij het ontwikkelingsperspectiefplan (OPP)? Op het handelingsgerichte deel van het OPP heeft de ouder instemming. Voor het uitstroomperspectief heeft de ouder geen instemmingsrecht, maar ook hier moet de school de afstemming zoeken met de ouder. De ouder wordt actief (via gesprek) betrokken bij het opstellen van het OPP. 4. Kan een ouder ook eigen initiatief nemen voor het aanvragen van een arrangement? De ouder kan altijd een gesprek aanvragen bij de school (het eerste aanspreekpunt is de mentor) voor de afstemming van de ondersteuningsbehoefte van de leerling en de te bieden extra ondersteuning door de school. Als de leerling nog niet op school zit is dat ook wat de ouder vooraf met de school afstemt. 5. Hebben scholen helder wat ze nu kunnen? 7
In het Ondersteuningsprofiel staat wat de school kan (en niet kan). Elke school heeft een ondersteuningsprofiel. Veel scholen hebben het ondersteuningsprofiel inmiddels op de site staan. 6. Wordt de individuele leerling nog wel gezien? De school is verantwoordelijk voor het onderwijs en de ontwikkeling van de individuele leerling. Het onderwijs wordt in alle scholen in groepen (klassen) aangeboden. Dat daarin gekeken wordt naar ondersteuningsbehoefte van de individuele leerling is evident. Thema 5 - De deskundigheid in de scholen 1. Hoe besteedt het SwV en/of de scholen aandacht aan de kwaliteitszorg en deskundigheid t.a.v. ondersteuning in de scholen? De kwaliteitszorg van de ondersteuning is in beginsel een zaak van de school. Het SwV ondersteunt de scholen met de volgende zaken: a. De basisondersteuning in de scholen, de ondersteuning die beschikbaar is voor alle leerlingen, is met alle scholen in het SwV afgestemd op inhoud en het minimale kwaliteitsniveau. b. In het SwV is een Expertise- en Consultatie Team (ECT) ingericht. Daarin zitten medewerkers die bovenschools de scholen ondersteunen bij de kwaliteit van de ondersteuning. c. In het SwV zijn diverse netwerken en werkgroepen ingericht om de kwaliteit van de Expertise op de scholen op peil te brengen en te houden. In meerdere gevallen is dat i.s.m. met andere omliggende SwV. De volgende onderwerpen worden daarin behandeld: so/vso aansluiting – hoogbegaafdheid – dyslexie – thuiszitters – po/vo aansluiting – vo/mbo aansluiting. De orthopedagogen en ondersteuningscoördinatoren komen rondom deze onderwerpen hiervoor ook periodiek bijeen. d. Per 1-1-15 hebben het SwV en de scholen in het SwV ca. 20 fte aan personeel vanuit cluster 3 en cluster 4 overgenomen om de ondersteuningskracht te versterken. Deze personeelsleden gaan, o.l.v. het SwV, in een netwerk met elkaar hun expertise op peil houden. 2. Is er aandacht voor Passend Onderwijs in de opleiding van docenten? Dit is niet het aandachtsgebied van de SwV’s. We weten dat daar wel aandacht voor het onderwerp Passend Onderwijs is. 3. Hoe wordt scholing/opleiden van leerkrachten gerealiseerd? Binnen de opleidingen voor docenten. Verder is scholing een zaak van de school en niet van het SwV. Het SwV krijgt ook geen middelen voor scholing. Het SwV treedt wel op als makelaar m.b.t. de scholing en heeft voor de scholen de scholingsbehoefte in kaart gebracht en heeft naar aanleiding van die behoefte ook een aanbod geformuleerd naar de schoolbesturen. Via het orthopedagogen netwerk, het ECT en het platform voor ondersteuningscoördinatoren bestaat de mogelijkheid om scholing met meerdere scholen op te pakken. 4. Hoe worden directies/scholen ondersteund bij het vormgeven van Passend Onderwijs? Besturen en directies: via voorlichting door de vo-raad (het Steunpunt Passend Onderwijs), vakliteratuur en de directie en het ECT van het SwV. Verder via de feedback van de werkvloer. 5. Welke onderwijskundige oplossingen/aanpassingen zijn er voor leerlingen mogelijk binnen Passend Onderwijs? De scholen in het SwV zijn verdeeld in onderwijssoorten. Voor individuele aanpassingen zijn er voor de school mogelijkheden om met de arrangementen keuzes te maken. 6. Op welke wijze bereiden scholen zich voor op de samenwerkingssituaties tussen ouders en school. Het gaat om zaken als aanmelding/plaatsing, opstellen en evalueren ontwikkelingsperspectief, samenwerking tussen formele momenten door. 8
Een en ander is een schoolbestuurlijke uitwerking. Er zijn handvatten en handreikingen genoeg vanuit het SwV en daarbuiten. Schoolbesturen hebben eigen verantwoordelijkheid op de uitvoering. 7. In het SwV wordt bovenschoolse expertise ingezet op de scholen via zgn. ECT’s (Expertise en consultatieteams). Wat is de relatie van de ECT met de ouders? De ECT is voor ouders bereikbaar in een situatie waar ouders en school er samen, na veelvuldig overleg, niet uit kunnen komen. Op de site van de school en het SwV staan de namen en e-mailadressen van deze personen. 8. Welke vaardigheden worden van scholen verwacht om gesprekken aan te gaan met de ouders over de aangeboden ondersteuning? Dit is een aandachtspunt voor de opleidingen van docenten en bijscholingstrajecten in het vo. De invloed voor het SwV is zeer gering op dit onderwerp. Het onderwerp ‘professionaliseren van gespreksvoering’ is door scholen wel benoemd als een belangrijk thema. Scholen worden geacht ‘handelingsgericht’ te werken. Thema 6 - De aanpak ‘thuiszitters’ 1. Wat doet het samenwerkingsverband concreet voor thuiszitters? Het oplossen van thuiszitten in de basis is voor ouders een kwestie van aanmelden op een school en voor scholen dat ze zich aan hun verantwoordelijkheid houden om de leerling op die school een goede onderwijsplek te bieden. We hebben in het SwV onze eigen route middels het verzuimloket wat gekoppeld is aan de Reboundvoorziening. Scholen kunnen ondersteuning en advies vragen bij het verzuimloket. Daarnaast verzorgt het verzuimloket ook begeleiding om de thuiszitter een nieuw perspectief te bieden. Alle thuiszitters in het SwV worden gemonitord door het verzuimloket. In de ondersteuningstrajecten aan thuiszitters wordt intensief samengewerkt met de ketenpartners Accare, Lentis, Elker, MJD en de GGD. Tevens blijft het mogelijk voor de reguliere scholen zeer problematische verzuimers, voorheen de Herstartleerlingen, aan te melden voor een Reboundtraject die daar zowel in- als extern kunnen worden begeleid. De Reboundvoorziening moet ervoor zorgen dat scholen ondersteund worden bij de interventies m.b.t. thuiszitters. Het Expertise- & Consultatieteam gaat hierbij ook ondersteunen als het gaat om kwaliteit van de ondersteuning die wordt geboden. Daarnaast zijn we een werkgroep gestart met vier samenwerkingsverbanden PO en VO in de provincie Groningen en N-M Drenthe. Hier werken we samen en leren we van elkaars aanpak. 2. Wie verstaan we onder de thuiszitter? Onder thuiszittende kinderen en jongeren verstaan we: • Leerplichtige kinderen en jongeren die niet op een school staan ingeschreven zonder dat daarvoor op grond van de Leerplichtwet vrijstelling is gegeven (absoluut verzuim). • Leerplichtige kinderen en jongeren die wel op een school staan ingeschreven, maar langer dan 4 weken ongeoorloofd verzuimen (relatief verzuim). Een jongere die een vrijstelling voor de leerplicht heeft ontvangen is dus geen thuiszitter. Leerplichtigen kunnen om verschillende redenen (tijdelijk) worden vrijgesteld van de leerplicht, bijvoorbeeld doordat ze op psychische of medische gronden niet (volledig) kunnen deelnemen aan onderwijs of doordat iemand onderwijs volgt in het buitenland. Thema 7 - De samenwerking ouders en school 1. Waar moeten ouders heen wanneer er verschil in visie is tussen school en ouders? Het ECT. De namen en e-mailadressen van de personen in het ECT staan vanaf januari 2015 op de website van de scholen en het SwV zelf. We willen opnieuw benadrukken dat eerst de route binnen school te dient worden doorlopen. Die route loopt via de mentor, teamleider/ondersteuningscoördinator naar vestigingsdirecteur. Het ECT komt pas in aanmerking voor benadering als die route is doorlopen. Ook de school kan het ECT inzetten voor bemiddeling indien zij merkt dat na alle inspanningen om er met de ouders uit te 9
komen, dit niet heeft geleid tot een gedeelde oplossing. 2. Wat als een school je kind weigert met een reden waar je als ouder niet in mee kunt gaan? De dialoog met de verantwoordelijken in de school is de wenselijke route, het ECT kan ondersteuning bieden. De niet wenselijk route is die van de (landelijke) geschillencommissie waar het SwV bij is aangesloten of zelfs in het uiterste geval de burgerrechter. Daar tussenin zit nog de mogelijkheid om naar de onderwijsconsulent te gaan. Thema 8 - De rol van SwV en school in relatie tot de ouders 1. Is het samenwerkingsverband zichtbaar voor de ouder? M.a.w. kan de ouder direct bij het samenwerkingsverband terecht? a. De ouder heeft in principe alleen een relatie met de school. Een ouder meldt het kind aan bij een school. De school zorgt voor een passende plaatsing. Indien er geen passende plaatsing kan worden gerealiseerd komt de school (niet de ouder) uit bij het SwV. b. Het SwV organiseert de toelaatbaarheid tot het Speciaal Onderwijs via de Commissie van Advies. De informatie voor het besluit van de Commissie van Advies wordt aangedragen door de school in overleg met de ouder. De ouder ontvangt het besluit van de Commissie van Advies. Daartoe is ze gemandateerd door het bestuur van het SwV. Een ouder kan bezwaar maken tegen het besluit van de Commissie van Advies bij de Commissie zelf. Indien dat voor de ouder niet leidt tot een bevredigend resultaat dan kan de ouder zich wenden tot de geschillencommissie. Het SwV is aangesloten bij de landelijke geschillencommissie. c. Vanuit het SwV krijgen de scholen middelen om de extra ondersteuning in te richten. Dit is een zaak tussen school en SwV. d. De basisondersteuning en scholing in de scholen worden betaald uit de algemene middelen die de scholen krijgen van het Ministerie van Onderwijs en dus niet vanuit het SwV. e. De ouder kan zich met vragen over Passend Onderwijs in eerste instantie wenden tot de school. Lukt dit niet dan is er ook een mogelijkheid om de vraag te stellen bij het door het SwV ingerichte Centraal Informatiepunt als het gaat om de toelaatbaarheid tot het Speciaal Onderwijs. f. Ouders zijn vertegenwoordigd in de Ondersteuningsplanraad (OPR). Het samenwerkingsverband legt in een ondersteuningsplan vast welke afspraken de scholen met elkaar maken om te zorgen dat alle kinderen in de regio een passende onderwijsplek krijgen. De ondersteuningsplanraad heeft een instemmingsbevoegdheid op het ondersteuningsplan. g. De OPR contactpersonen en hun e-mailadressen staan op de site van het SwV (januari 2015). 2. Hoe wordt de informatie over de ondersteuningsprofielen gebundeld? Op dit punt heeft het SwV nog werk te doen. De afspraak tussen de schoolbesturen is dat de ondersteuningsprofielen van elke afzonderlijke school op de website van de school staan vermeld. Op het niveau van het SwV hebben we nog geen matrix gemaakt met vergelijkingen. We weten dat die vraagt leeft en overwegen hoe we dat zichtbaar moeten maken. Thema 9 - De rechten en plichten van ouders, school en SwV 1. Wat zijn de rechten en plichten van de ouders? 2. Wat zijn de rechten en plichten van de scholen? 3. Wat zijn de rechten en plichten van het SwV? Hieronder een antwoord op deze drie vragen. Het bestuur van het SwV hanteert de stelling dat passend onderwijs geen zaak van “rechten en plichten” zou moeten zijn. Het uitgangspunt voor alle scholen in het SwV is dat in op overeenstemming gericht overleg in een gelijkwaardige relatie met ouders een passende plek wordt geregeld voor iedere leerling. Als SwV hebben we ons op die verantwoordelijkheid voorbereid en ondersteunen we onze scholen hierbij. 10
Bij op overeenstemming gericht overleg hoort dat ouders de school voorzien van relevante informatie om een passende plek in te richten of te vinden. De andere kant is dat ouders mogen verwachten dat scholen hun uiterste best doen om te onderzoeken hoe zij in de behoeften van een leerling kunnen voorzien. In de toelichting op de wetswijzigingen voor passend onderwijs staat de uitdrukkelijke bedoeling dat ouders bij alle werkprocessen, die betrekking hebben op hun kind, betrokken en tijdig goed geïnformeerd worden. Ouders kunnen hun kind aanmelden op de school van hun eigen voorkeur. Bij de beoordeling of dit een passende plek is moet de school argumenten van de ouders meewegen. Maar ouders moeten ook open staan voor situatie gebonden argumenten van de school. De school communiceert beslissingen helder, beargumenteerd en schriftelijk. Specifiek voor passend onderwijs zijn mogelijkheden voor ouders, scholen en SwV verruimd om geschillen te helpen oplossen. Omdat de scholen en het SwV het uiterste willen doen om geschillen te voorkomen heeft zij zelf een onafhankelijk Expertise en Consultatie Team (ECT) beschikbaar om in dreigende geschilsituaties ouders en school te adviseren. Zie daarvoor vanaf januari 2015 de namen en emailadressen van de medewerkers op de website van het SwV. Op www.geschillenpassendonderwijs.nl staat op een rij hoe school en ouders kunnen handelen. Door het Centraal Informatiepunt van het SwV (050 - 520 91 20) worden alle mogelijke vragen van ouders en scholen rondom de toelaatbaarheid tot de toelating tot het Voortgezet Speciaal Onderwijs beantwoord. Ouders kunnen natuurlijk ook laten bijstaan door deskundigen buiten het SwV (zie bijlage ondersteuning). Leerlingdossiers worden door school en SwV conform de richtlijnen in de Wet Bescherming Persoonsgegevens beheerd. Alleen ter zake doende gegevens mogen worden vastgelegd, bewaard en uitgewisseld. Scholen en SwV moet ouders te allen tijde in staat stellen het dossier van hun kind in te zien en te corrigeren. Alle gevoerd beleid van ons SwV is getoetst door de Ondersteuningsplanraad (de contactgegevens staan vanaf januari 2015 op de site van het SwV). Het beleid van de scholen wordt getoetst door hun Medezeggenschapsraden (zie websites scholen). Dit houdt in dat de medezeggenschap het gevoerd beleid heeft getoetst op uitvoerbaarheid. De medezeggenschapsraden stellen het op prijs de ervaringen van ouders (en leerkrachten) met passend onderwijs te vernemen, maar lossen geen individuele problemen op. Als de situatie van een leerling daarom vraagt, mogen ouders verwachten dat school ook met zorgverleners buiten de school overlegt. Per 1-1-2015 hebben gemeenten een vergaande verantwoordelijkheid voor de zorg voor jeugd en jongeren. Daarom stemmen gemeente en SwV hun gevoerd beleid onderling af. Voor een leerling met een ondersteuningsbehoefte stelt school binnen 6 weken na plaatsing in overleg met de ouders een ontwikkelingsperspectief vast. De juistheid van het perspectief moet eenmaal per jaar met de ouders worden geëvalueerd. Omdat alle scholen in het SwV werken volgens de methodiek Handelingsgericht werken, is de effectiviteit van handelingsafspraken bij het perspectief regelmatig onderwerp van gesprek met ouders. Scholen zijn ontslagen van de plicht een passende plek voor een leerling in te richten of te vinden als: de grondslag van de school door ouders niet wordt gerespecteerd; ouders niet bereid zijn relevante informatie te verschaffen; het niveau van de leerling duidelijk niet past bij de school van aanmelding; er niet voldoende plaatsruimte is omdat het aantal aanmeldingen de totale opname capaciteit overtreft. Thema 10 – Het centraal informatiepunt (CI) 1. Wat is het centraal informatiepunt van SwV’s? Het CI is een samenwerking tussen de drie SwV’s po en vo in de provincie Groningen en is door de SwV’s opgezet voor algemene informatie over Passend Onderwijs en specifiek tot de toelating tot het Speciaal Onderwijs. Met name ouders maar ook scholen kunnen zich telefonisch of schriftelijk (mail en post) wenden tot dit CI indien er vragen leven. Het tel.nr. is 050 - 520 91 20 (alle dagen bereikbaar van 8.30-17.00 uur) / E-mail:
[email protected]. Voor vragen over Passend Onderwijs kunt u overigens het beste terecht bij de school waar uw kind nu zit of de school waar uw kind straks naar toe gaat. 11
2. Kunnen ouders ook op bezoek bij het centraal informatiepunt om te worden ondersteund in hun problematiek? Dat is niet de bedoeling. Het CI ondersteunt niet, maar informeert over de toelating tot het Speciaal Onderwijs.
3. Is het mogelijk om steeds dezelfde contactpersoon aan de lijn te krijgen? Het CI bestaat voorlopig uit twee personen die op vaste dagdelen werken. Het is mogelijk met dezelfde contactpersoon een relatie te onderhouden. 4. Kun je anoniem vragen stellen? Indien daarom gevraagd wordt door de vragensteller behoort dit tot de mogelijkheden. 5. Kan het centraal informatiepunt het antwoord op een gestelde vraag in eerste instantie uitzoeken en zelf terugbellen of mailen? Dit is de standaard voor de procedure indien er niet direct een antwoord kan worden geformuleerd. 6. Kunnen kinderen terecht bij het centraal informatiepunt? Dit is uit ervaring niet voorkomend, maar het wordt niet uitgesloten. 7. Hoe zit het met de waarborg van de privacy in het CI? Wat leg je vast en wat niet? Er worden behalve het type vraag geen persoonlijke zaken vastgelegd bij het CI. Daarnaast is er een privacyreglement Passend Onderwijs voor het gehele SwV, waar ook het CI aan gehouden is.
12
Bijlage 17
Informatie & ondersteuning voor ouders & professionals
Steunpunt Passend Onderwijs / 5010 Bij het Steunpunt Passend Onderwijs (www.steunpuntpassendonderwijs.nl), onderdeel van informatiepunt 5010, kunnen ouders terecht met alle vragen over extra ondersteuning binnen het onderwijs op het gebied van: • ontwikkelingsstoornissen bij leren en/of gedrag; • een fysieke beperking of chronische ziekte; • een verstandelijke beperking; • een zintuiglijke beperking. Het Steunpunt Passend Onderwijs is telefonisch bereikbaar via 5010, het informatiepunt voor ouders over onderwijs. Binnen het keuzemenu van 5010 kiest u voor keuze 2: vragen over de ondersteuning van uw kind binnen het passend onderwijs (optie 1 = algemene vragen over onderwijs). Het steunpunt is bereikbaar op werkdagen van 10.00 - 15.00 uur. vaste telefoon: (0800) 5010 - keuze 2 mobiele telefoon: (0900) 5010 123 (gratis nummer) internet: www.5010.nl Uw vragen over passend onderwijs kunt u mailen via het speciale contactformulier op de website van het Steunpunt Passend Onderwijs. Onderwijsvragen over dyslexie en dyscalculie kunnen ouders via een apart contactformulier stellen. Deze vragen worden namelijk door het Steunpunt Dyslexie van Balans beantwoord. Het Steunpunt Passend Onderwijs en het Steunpunt Dyslexie streven ernaar om een e-mailvraag binnen drie werkdagen te beantwoorden. U kunt ook kijken op: www.steunpuntpassendonderwijs.nl/vragen/veelgestelde-vragen Ieder(in) Ieder(in) is op 1 januari 2014 ontstaan uit een fusie tussen Platform VG en de CG-Raad. Het is de koepelorganisatie van mensen met een lichamelijke handicap, verstandelijke beperking of chronische ziekte. Tweehonderdvijftig organisaties zijn hierbij aangesloten. Ieder(in) is daarmee het grootste netwerk in Nederland van mensen met een beperking. Ieder(in) maakt zich sterk voor een samenleving waarin iedereen kan meedoen en niemand wordt uitgesloten. Dit betekent dat de huidige maatschappij zich veel meer moet instellen op mensen met een beperking of chronische ziekte. Hieronder vindt u de contactgegevens. Bezoekadres Churchilllaan 11 3527 GV Utrecht Postadres Postbus 169 3500 AD Utrecht Mailadres:
[email protected] Telefoon 030 - 720 00 00 maandag t/m donderdag: 09.00 - 16.30 uur vrijdag: 09.00 - 12.00 uur Informatiepunt en Meldpunt Voor meldingen en vragen zijn wij bereikbaar via het Informatiepunt Zorg en Ondersteuning 09002356780 (20 cent per gesprek). Het Ieder(in) Meldpunt is bereikbaar op woensdag van 14.00-16.00 uur via 030-297 04 04. Juridisch Steunpunt Regelrecht Verstuur uw vraag naar
[email protected]
13
Onderwijsconsulenten Onderwijsconsulenten zijn onafhankelijke deskundigen waar ouders en scholen kosteloos een beroep op kunnen doen als zij een conflict hebben over schoolplaatsing, verwijdering of het ondersteuningsaanbod. Het gaat hierbij om leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. De consulenten worden gecoördineerd vanuit een landelijk bureau in Den Haag. Onderwijsconsulenten hebben kennis van en ervaring in het werkveld van onderwijs en de zorg. Zij zijn op de hoogte van de geldende wet- en regelgeving en hebben een uitgebreid netwerk. Daardoor kunnen zij de juiste organisaties en functionarissen benaderen die kunnen helpen bij het oplossen van knelpunten rond leerlingen met een extra ondersteuningsvraag. Onderwijsconsulenten+ ondersteunen en faciliteren op projectmatige wijze professionals in onderwijs en zorg bij het opzetten van samenwerkingsprojecten. De projecten moeten leiden tot passende, constructieve en duurzame oplossingen voor groepen leerlingen die extra ondersteuning behoeven. De projecten van de Onderwijsconsulenten+ richten zich vooral op het verbeteren van de samenwerking tussen onderwijsinstellingen onderling, en tussen onderwijs- en zorginstellingen. Bureau Onderwijsconsulenten & Onderwijsconsulenten+ Postbus 19521 2500 CM Den Haag 070 - 312 28 87 www.onderwijsconsulenten.nl
[email protected] Werkwijzers In de serie Werkwijzers van de onderwijsconsulenten vinden ouders en scholen handige tips en voorbeelden over onderwijsvoorzieningen voor kinderen die extra ondersteuning nodig hebben. Tot nu toe zijn er 6 werkwijzers verschenen. De handvatten en adviezen die in de werkwijzers staan, zijn gebaseerd op praktijkervaringen van de onderwijsconsulenten www.onderwijsconsulenten.nl . De publicaties zijn gratis te downloaden van de website van de onderwijsconsulenten. Werkwijzer 1: De totstandkoming van onderwijs- en zorgarrangementen op maat in het regulier voortgezet onderwijs voor leerlingen met een autisme spectrum stoornis (ASS) Werkwijzer 2: Passend onderwijs en passende zorg voor álle leerlingen. De leerbaarheid van gedragsmoeilijke leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs Werkwijzer 3: Als passend onderwijs niet in de rugzak past. Best Practices uit de praktijk van de onderwijsconsulenten. Werkwijzer 4: Vijf OC+-projecten langs de meetlat. Een beschrijving van opbrengsten en ervaringen. Werkwijzer 5: Weer wennen aan onderwijs. De schakelklas voor langdurig zieke kinderen als opstapje naar regulier of speciaal onderwijs. Werkwijzer 6: Mogelijkheden voor moeilijk plaatsbare leerlingen. Een handreiking voor SwV’s en scholen. College Rechten van de Mens Bij vragen over mensenrechten en/of discriminatie (Wgb/cz) kunnen scholen terecht bij het College voor de Rechten van de Mens. Telefonisch via (030) 888 38 88 (tussen 10.00-16.00 uur) of via e-mail:
[email protected]. De school kan bij twijfel over eigen beleid rond gelijke behandeling het beleid voorleggen aan het College voor de Rechten van de Mens. Het College onderzoekt dan of het beleid niet discriminerend is. Dit heet een Oordeel omtrent eigen handelen. Onderwijs aan zieke leerlingen (ZIEZON & OZL Noord) Ook leerlingen met een chronische of levensbedreigende ziekte moeten onderwijs kunnen volgen. Daarnaast is het belangrijk dat zij de band met hun medeleerlingen en leraren behouden. Consulenten Onderwijsondersteuning Zieke Leerlingen (OZL) ondersteunen ouders, leerlingen en de school hierbij. Een consulent helpt bijvoorbeeld bij het organiseren van lessen aan huis als een zieke leerling geen les kan krijgen van zijn eigen leraar. De consulenten OZL zijn er speciaal voor zieke leerlingen in het basis-, voortgezet en speciaal onderwijs. Ouders en de school van een zieke leerling kunnen een consulent OZL gratis inschakelen. De consulenten werken bij de onderwijsadviesbureaus en bij de educatieve voorzieningen van de 14
Universitaire Medische Centra. Samen vormen de consulenten het landelijk netwerk Ziek zijn en Onderwijs (Ziezon). Ziezon, Landelijk netwerk ziek zijn & onderwijs p/a EDventure Bezuidenhoutseweg 161 2594 AG Den Haag tel: 070-315 41 00 website: www.ziezon.nl e-mail:
[email protected] OZL Noord Lavendelheide 21, 9202 PD Drachten tel: 088-0200300 website: www.ozlnoord.nl e-mail:
[email protected] Taken van de consulenten OZL De consulenten OZL ondersteunen bij: • de afstemming tussen en samenwerking met ketenpartners, zoals ambulant begeleiders, leerplichtambtenaren, onderwijsconsulenten en centra voor jeugd en gezin; • het onderhouden van contact tussen de school, het ziekenhuis, de leerling en zijn ouders; • het geven van voorlichting en advies aan leraren over onderwijs aan zieke leerlingen; • het geven van informatie aan leraren, ouders, (zorg)professionals en klasgenoten over het omgaan met de zieke leerling; • het regelen van onderwijs en begeleiding van de zieke leerling thuis, in het ziekenhuis en op school; • het organiseren van lessen aan huis of in het ziekenhuis als de zieke leerling geen les kan krijgen van zijn eigen leraar; • het geven van informatie over ziekten en de mogelijke gevolgen voor schoolprestaties; • het maken van een plan van aanpak voor de zieke leerling, in samenwerking met de school; • de inzet van communicatiemiddelen, zoals een laptop of tablet; In alle gevallen blijft de school waar de zieke leerling staat ingeschreven verantwoordelijk voor het onderwijsaanbod. Dit is vastgelegd in de Wet Ondersteuning Onderwijs Zieke leerlingen (WOOZ). Gedragswerk 'Gedragswerk' is een door het Ministerie van OCW mogelijk gemaakt project dat tot doel heeft de samenwerking te bevorderen in de aanpak van leerlingen die thuiszitten of voor wie dat dreigt. Met als gewenst resultaat een vermindering van het aantal leerlingen dat niet het passende onderwijs krijgt dat zij nodig hebben en waarop zij recht hebben. Contact: Sicco Baas W. Druckerweg 7, Culemborg 06-20363606 mail: http://www.gedragswerk.nl/sparringpartner/sicco_baas/contact MEE Groningen MEE Groningen is er voor mensen met: een verstandelijke beperking, een ontwikkelingsachterstand, een lichamelijke beperking, een Autisme Spectrum Stoornis (ASS), een chronische ziekte, nietaangeboren hersenletsel (NAH) en mensen met een zintuiglijke beperking. De dienstverlening is laagdrempelig, kortdurend en gratis (zonder verwijzing). In het licht van Passend Onderwijs ondersteunt MEE de ouders bij het opstellen van het ontwikkelingsperspectief van hun kind en de ondersteuningsbehoefte die hier mee samenhangt. MEE kan ook desgewenst ondersteunen in de gesprekken met de school. Ook kan MEE ondersteunen bij: welke school past het beste bij de behoefte van het kind; welke stappen moeten gezet moeten worden voor plaatsing op de gekozen school; 15
helpen inzichtelijk te maken welke ondersteuning of praktische voorzieningen het kind nodig heeft om onderwijs te kunnen volgen; ondersteunen bij de communicatie met de school en het SwV over de benodigde ondersteuning of praktische voorzieningen; ondersteuning bij conflicten tussen ouders en de school; ondersteuning bij de overgang van school naar passend werk en/of dagbesteding. T.b.v. Passend Onderwijs heeft MEE een folders voor ouders uitgebracht: www.mee.nl/nieuws/folder-passend-onderwijs-voor-ouders Contactgegevens MEE Groningen Centraal kantoor Groningen & Informatiecentrum Postbus 1346 | 9701 BH Groningen Koeriersterweg 26a | 9727 AC Groningen www.meegroningen.nl T 050 5274500 E
[email protected] Geschillen Om geschillen te voorkomen en te helpen bij het oplossen ervan, is er een nieuwe website: www.geschillenpassendonderwijs.nl met informatie over geschillen in het passend onderwijs. De website is mede mogelijk gemaakt door het ministerie van OCW, de PO-Raad en de VO-raad. Bij vragen over mensenrechten en/of discriminatie (Wgb/cz) kunnen scholen terecht bij het College voor de Rechten van de Mens. Telefonisch via (030) 888 38 88 (tussen 10.00-16.00 uur) of via e-mail:
[email protected]. De school kan bij twijfel over eigen beleid rond gelijke behandeling het beleid voorleggen aan het College voor de Rechten van de Mens. Het College onderzoekt dan of het beleid niet discriminerend is. Dit heet een Oordeel omtrent eigen handelen. Leerlingenvervoer en individuele voorzieningen Onder bepaalde voorwaarden kan uw kind gebruikmaken van leerlingenvervoer. De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van het leerlingenvervoer. De gemeenteraad stelt daarvoor een nadere regeling vast, met inachtneming van een aantal uitgangspunten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft met de komst van Passend Onderwijs hiervoor een nieuwe Modelverordening opgesteld. De nieuwe verordening Leerlingenvervoer gaat uit van een redelijkerwijs te vragen inzet van ouders. Voor leerlingen van het voortgezet (speciaal) onderwijs is het leerlingenvervoer voortaan beperkt tot die leerlingen, die vanwege een handicap niet (of niet zelfstandig) van openbaar vervoer gebruik kunnen maken. Met de samenwerkingsverbanden PO 20.01, VO 20.01, en VO 20.02 is afgesproken dat de Ondersteuningsteams op de scholen de gemeenten adviseren over de mate waarin leerlingen (bijna) in staat zijn zelfstandig of met begeleiding te fietsen of te reizen met het openbaar vervoer. Hier is een adviesformulier voor opgesteld. Scholen zijn hierover geïnformeerd. Algemene info vindt u op: http://www.vng.nl/onderwerpenindex/onderwijs/leerlingenvervoer Individuele onderwijsvoorzieningen Heeft uw kind door zijn of haar beperking specifieke voorzieningen nodig om deel te kunnen nemen aan het gewone onderwijs? Dan kunt u deze hulpmiddelen aanvragen bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) in uw regio. Het gaat bijvoorbeeld om een brailleleesregel, een doventolk of een aangepaste stoel. Voorzieningen aan het gebouw of de medewerkers van de school, zijn de verantwoordelijkheid van de school zelf. Leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs komen niet in aanmerking, omdat deze scholen al zijn aangepast op de behoeften van hun leerlingen. Ook worden geen dyslexievoorzieningen verstrekt. Scholen zijn daar zelf verantwoordelijk voor. Het UWV in uw regio verstrekt deze voorzieningen. U kunt een aanvraag indienen met het formulier dat u kunt vinden op: http://www.uwv.nl/particulieren/formulieren/IR14001788.aspx Meer informatie vindt u als ouder in de brochure ‘Voorzieningen voor het volgen van onderwijs’ van het UWV: http://www.passendonderwijs.nl/wp-content/uploads/2011/12/Brochure-voorzieningenUWV.pdf 16
Vragenvanger en Ouderkracht Stichting Volgbaar Onderwijs (voorheen havoplus) heeft de Vragenvanger opgesteld. Dankzij de Vragenvanger kunnen ouders aan andere ouders vragen stellen over o.a. passend onderwijs en inclusie. Het is een scherm dat belangen- en onderwijsorganisaties op hun website kunnen zetten. Via www.ouderkracht.nl vindt u meer info over hoe ouders elkaars vragen beantwoorden. De onderstaande organisaties bieden ondersteuning bij het vormgeven van deze arrangementen, mede op het snijvlak van onderwijs, ondersteuning en zorg: Radar: Sheila van Dijk, manager Noord Nederland Van Iddekingeweg 136 9721 CK Groningen 050 – 527 70 10 06 – 2003 3025
[email protected] Horizonbegeleiding: Directeur: Bouwke van Eeken Postadres directie/overige: Alkmesschen 18, 9403 ZX Assen 0592 - 241216 06 - 10341231
[email protected] Office Manager / cliëntenadministratie: Annet Beeftink Postadres cliëntenadministratie: Postbus 31, 9750 AA Haren 06 - 42482804
[email protected] Wereldschool (IVIO): Contact: Sjoerd Veltman Pascallaan 71 8218 NJ Lelystad 0320-292380
[email protected] Keerpunt (RENN4): Contact: Bieneke Nienhuis , 050-3098881 of 06-46716729 /
[email protected] Postbus 8091, 9702 KB Groningen Schweitzerlaan 6, 9728 NP Groningen 050 – 3098888,
[email protected] OCRN Adres: Schaaksport 114, 9728 PG Groningen Telefoon:050 750 1349 Openingstijden: Vandaag geopend · 08:00-17:00
[email protected] Cluster 1 in 2015 Bartiméus infolijn: 0900-77 888 99 of Visio Cliëntservicebureau: 088-585 85 85. Contactpersoon voor ons SwV is: Mariëlle Jongsma, ambulant onderwijskundig begeleider (06-52 67 98 35). Cluster 2 in 2015 Gevestigd aan de Rijksstraatweg 63, 9752 AC te Haren (www.kentalis.nl). Contactpersoon voor ons SwV is: Lia Beerstra, teamleider Dienst Ambulante Begeleiding, Koninklijke Kentalis, Rijksstraatweg 63, 9752 AC Haren, Postbus 55, 9750 AB Haren, 06-100 09 077 (mobiel) /
[email protected] (email). 17
Bijlage 18
Uitwerking kwaliteitszorg CIIO-maatstaf
Thema’s OP/CIIO
Jaar 1 – 2015-2016
1. Beleid
o
Evaluatie vorige jaarplan + opstelling nieuw jaarplan als afgeleide van het ondersteuningsplan
o
o
Evaluatie en bijstelling beleid o.b.v. toezichtkader inspectie en resultaten monitor (KPI’s)
o
o
Evaluatie van de KPI’s zelf o.b.v. praktijkervaringen
Visie, missie & doelen
2. Organisatie & personeel personeel, organisatie & medezeggenschap
Jaar 2 - 2016-2017 Evaluatie vorige jaarplan + opstelling nieuw jaarplan als afgeleide van het ondersteuningsplan
o
Vastgestelde set normen / prestatie-indicatoren (KPI’s)
o
Beheerst proces van vernieuwing (pilots)
o
Basale uitwerking alle beleidsgebieden, van onderwijskundig tot aan facilitair
o
Vastgesteld nieuw bestuurlijk model + managementstatuut (governance)
o
Evaluatie en bijstelling van communicatie- en overlegstructuren
o
Jaarplanning OPR vastleggen
o
o
Uitwerken communicatie- & overlegstructuur (incl. nieuwsbrieven en sociale media)
Evaluatie medezeggenschap binnen het samenwerkingsverband
o
Jaar 3 - 2017-2018
Functionerings- en beoordelingscyclus in beleid vastleggen
o
o
Evaluatie vorige jaarplan + opstelling nieuw jaarplan als afgeleide van het ondersteuningsplan
Definitieve opzet communicatie & overlegstructuur, incl. nieuwsbrieven en sociale media Beschreven procedures werving & selectie, ziekteverzuim, functioneren en beoordelen
Jaar 4 - 2018-2019 o
SWOT-analyse en evaluatie van ondersteuningsplan
o
Opstellen nieuw ondersteuningsplan voor vier jaren incl. afgeleid jaarplan
o
Vastgestelde visie en beleid op alle beleidsgebieden, van onderwijskundig tot aan facilitair
o
Beheerst proces van voldoen aan wet- en regelgeving Evaluatie bestuurlijk model
o
o
Evaluatie samenwerking OPR + werkgroepen t.b.v. nieuw ondersteuningsplan
o
Evaluatie beleid functionerings- en beoordelingsgesprekken
18
3. Primair proces
o
Inrichten interne medezeggenschap van het SwV
o
Functiewaardering opstellen t.b.v. alle nieuwe functies binnen SwV
o
Start functionerings- en beoordelingsgesprekken Afronden traject herindicaties + evaluatie
o
o
Voorlopige beschrijving inwerkproces nieuwe medewerkers
o
Afronden gehele functiehuis incl. functiebeschrijvingen en –waardering
o
Systematiek herindicaties voor langere termijn opzetten
o
Vastgesteld systeem klachten & bezwaren i.r.t. TLV’s (KPI 9)
o
Evaluatie TLV-systematiek t.b.v. nieuw ondersteuningsplan
o
Jaarevaluatie CvA incl. analyse instroom & herindicaties (KPI 2 tm 8)
o
Jaarevaluatie CvA incl. analyse instroom & herindicaties (KPI 2 tm 8)
o
Jaarevaluatie CvA incl. analyse instroom & herindicaties (KPI 2 tm 8)
o
Basaal schakelbeleid vsovo incl. symbiose
o
o
Evaluatie werkwijze, taken en rollen ECT
o
o
Evaluatie werkwijze, rollen en taken ECT t.b.v. nieuw ondersteuningsplan
o
Actualiseren toelatingsbeleid + transitiekalender PO-VO
O.b.v. evaluatie definitief schakelbeleid vso-vo incl. symbiose Herijken basisondersteuning VO-VSO middels zelfevaluatie & collegiale visitatie
o o
Evaluatie proces van ondersteuning en toewijzing LWOO/PrO
Alle schoolbesturen binnen SwV zijn aangesloten op OSO
Actualiseren toelatingsbeleid + transitiekalender PO-VO o
o
Ingericht proces toeleiding arbeidsmarkt (i.s.m. MBO)
Evaluatie toelatingsbeleid (+ Plaatsingswijzer, OSO, Intergrip, ondersteuningsgesprekken) breed t.b.v. nieuw ondersteuningsplan
Indiceren & TLV o
o
4. Primair proces
o
Arrangeren & dekkend aanbod o
o
Evaluatie Commissie van Advies incl. analyse in- & uitstroom (en rol Centraal Infopunt) (KPI 2 tm 8) Onderzoek casusniveau thuisnabij onderwijs VSO (incl. schakeltrajecten en symbiose) Ingericht proces van ondersteuning & toewijzing middels arrangementen (incl. AWBZ) m.b.v. ECT Nader invullen dekkend aanbod van ondersteuning en voorzieningen Pilot registratie thuiszitters via machinekoppeling DUO en inzicht voor SwV (pilot Ingrado en DUO) (KPI 1)
o
o
Ingericht proces van ondersteuning en
19
o
Uitgewerkt stappenplan thuiszitters (incl. absoluut/relatief verzuim, schoolweigering en problematisch verzuim) (KPI 1, 4 en 8)
o
Actualiseren toelatingsbeleid + transitiekalender PO-VO
o
Evaluatie ondersteuningsgesprekken POVO & commissie 'Aan Boord'
o
Makelaarsrol invullen deskundigheidsbevordering o.b.v. basisondersteuning
o
Beleid uitwerken LWOO/PrO i.s.m. andere SwV’s en betrokken scholen Opgestelde meerjarenbegroting
5. Primair proces
o
Financiering & verdeling gelden
o
o
o
Evaluatie voorlopige verdelingssystematiek (KPI 11) Verder uitgewerkte financiële planning- & controlcyclus o.b.v. evaluatie Jaarlijks: baten en kostenanalyse i.v.m. evaluatie verdelingssystematiek (KPI 11)
toewijzing LWOO/PrO o
Uitbreiding en implementatie onderwijszorgarrangementen
o
Onderzoek en beleid toeleiding arbeidsmarkt (i.s.m. MBO)
o
Inzichtelijk maken ondersteuningsprofielen (scholen onderling én voor ouders)
o
Afgeleide jaarbegroting
o
Vastgestelde verdeelsystematiek middelen
o
Definitieve financiële planning- en controlcyclus
o
baten en kostenanalyse i.v.m. evaluatie verdelingssystematiek (KPI 11)
o o o
o
Afgeleide jaarbegroting Vastgesteld protocol verantwoording Vastgestelde werkwijze rondom transities binnen het onderwijs baten en kostenanalyse i.v.m. evaluatie verdelingssystematiek (KPI 11)
o
Evaluatie begrotingssystematiek en afgeleide jaarbegroting
o
20
6. Partners
o
Basale afspraken verantwoording nader uitwerken
o
Financiële afspraken t.a.v. transities binnen het onderwijs Verder inrichten overlegstructuren met samenwerkingspartners (AGOkader)
o
Samenwerking met derden
7. Mensen/partners
o
Uitrol regionale uitvoering samenwerkingspartners (cl. 1 en 2, MBO, PO, gemeenten/leerplicht, zorginstellingen e.d.)
o
Verder uitwerken basale afspraken transitie en inkoop jeugd-WMO zorg binnen AGOkader (KPI 12)
o
Start cyclus structurele gesprekken leerplicht inzake thuiszitters (KPI 1) Nieuwsbrieven voor medewerkers/ medezeggenschap en ouders en externen voortzetten
o
Ouders & informatievoorziening o
FAQ Centraal Informatiepunt uitbreiden en onderverdelen naar thema’s
o
Beschreven afspraken met alle samenwerkingspartners
o
Alle scholen aangesloten op de machinekoppeling DUO
o
Evaluatie opzet en inhoud nieuwsbrieven + gebruik sociale media
o
Vastleggen rollen/taken Centraal Informatiepunt
o
Evaluatie afspraken met samenwerkingspartners
o
Gesprekken over thuiszitters vinden op structurele, systematische en cyclische wijze plaats (KPI 1)
o
O.b.v. evaluatie nieuwsbrieven voor medewerkers/ medezeggenschap en ouders en externen voortzetten
o
Voorbereiden nieuw OOGO met vier gemeenten ondersteuningsplan
21
o
8. Reflectie Kwaliteitszorg
o
Met drie SwV’s PO en VO rollen en taken Centraal Informatiepunt evalueren (onze inzet = verbreden) Eerste opzet manangementrapportages (MARAP) o.b.v. toezichtkader en KPI’s (KPI 1 t/m 13)
o
o
o
Verder uitwerken kwaliteitszorgsysteem (incl. collegiale visitatie en audits) mede o.b.v. indicatoren toezichtkader inspectie en KPI’s Afname en rapportage 1ste tevredenheidsonderzoek ouders (leerlingen) en scholen (KPI 10)
o
Collegiale visitatie in de praktijk organiseren op basisondersteuning (incl. audits)
o
Inrichten basis formeel kwaliteitshandboek
o
Besluit over start certificering SwV
o
Uitwerking formeel kwaliteitshandboek
o
Afname en rapportage tevredenheidsonderzoek medewerkers SwV (KPI 10)
o
Mogelijk certificeringstraject kwaliteitszorg starten
Evaluatie MARAP’s + opzet integrale opbrengstanalyse op alle beleidsgebieden (KPI 1 t/m 13)
22
Bijlage 19
Thuiszitters: definiëring, monitor en processtappen
Definitie Thuiszitter Als definitie wordt de door Ingrado (landelijke brancheorganisatie voor leerplicht en RMC) gehanteerde definitie van thuiszitters gebruikt: Een thuiszitter is een leerplichtige jongere tussen de 5 en 16 jaar of een jongere van 16 en 17 jaar die valt onder de kwalificatieplicht en die ingeschreven staat op een school of onderwijsinstelling en die zonder geldige reden meer dan vier weken verzuimt, zonder dat hij/zij ontheffing heeft van de leerplicht respectievelijk vrijstelling van geregeld schoolbezoek wegens het volgen van ander onderwijs. -
Het betreft ook 5-jarigen die waarschijnlijk naar een medisch kinderdagverblijf zullen gaan, maar dat effectief nog niet doen (moeten wel op een school ingeschreven staan). Thuiszitters waarmee al wel activiteiten gericht op terugkeer naar school worden ondernomen maar die nog niet volledig aan het onderwijs deelnemen, worden als thuiszitter gemeld.
* Jeugdigen die beroep hebben gedaan op artikel 5 sub a of 5 sub b en ontheven zijn van de verplichting tot inschrijven, vallen niet onder de thuiszitterdefinitie. Absoluut verzuimer: Leerplichtige jongeren die niet staan ingeschreven op een school en ook niet vrijgesteld zijn van de inschrijvingsplicht van de Leerplichtwet. Deze leerlingen vallen niet onder de officiële definitie van thuiszitters. (Het absoluut verzuim wordt gemeten door het GBA te vergelijken met de Basisregistratie onderwijs (BRON)). Leerplicht & kwalificatieplicht Jongeren tussen de 5 en 18 jaar moeten onderwijs volgen. Totdat ze een startkwalificatie hebben of 18 jaar worden. Voor leerlingen van 5 tot 16 jaar heet dit de leerplicht. Voor jongeren tussen 16 en 18 jaar heet dit de kwalificatieplicht. De kwalificatieplicht gaat in wanneer de volledige leerplicht is beëindigd. Een jongere is volledig leerplichtig tot en met het schooljaar waarin hij 16 jaar wordt. Daarna geldt de kwalificatieplicht. Tot het moment dat de jongere 18 jaar wordt óf een diploma op havo, vwo of mbo niveau-2 heeft behaald. De volgende jongeren hoeven niet te voldoen aan de kwalificatieplicht: • jongeren met een diploma of getuigschrift van het praktijkonderwijs; • jongeren die het voortgezet speciaal onderwijs hebben gevolgd in het uitstroomprofiel arbeid; • jongeren die het voortgezet speciaal onderwijs hebben gevolgd in het uitstroomprofiel dagbesteding. De kwalificatieplicht is onderdeel van de Leerplichtwet 1969. Voor jongeren die kwalificatieplichtig zijn geldt hetzelfde handhavingsinstrumentarium als voor de jongeren die volledig leerplichtig zijn. De sancties op een overtreding van de kwalificatieplicht zijn dus ook dezelfde als de sancties op basis van de leerplicht. Monitoring Landelijk vindt er een monitoring plaats naar de cijfers en registratie van absoluut en relatief verzuim. Voor de SWV-en zijn de gegevens volgens de gemeentelijke leerplichttelling het uitgangspunt voor de aanpak van verzuim (absoluut & relatief verzuim). Binnen het SwV VO 20.01 Stad Groningen gaat een pilot met Ingrado en DUO lopen om te onderzoeken of we via een machinekoppeling van de scholen met de verzuimsite van DUO direct gegevens kunnen betrekken over verzuim en thuiszitters. De uitkomsten worden uiteraard gedeeld met de andere SwV’s in de regio, maar ook landelijk.
23
Monitor thuiszitters Binnen het verzuimloket is een nieuwe monitor ontwikkeld op basis van de ervaringen van Keerpunt (RENN4). Met deze monitor gaan we, in afstemming met de andere samenwerkingsverbanden in de werkgroep, ervaring opdoen. Hiervoor hebben we zelf binnen het SwV een tweetal keren een monitor t.a.v. relatief verzuim uitgevoerd. Het meerjarenoverzicht van de eigen monitor ziet er als volgt uit: Reden / Jaar
nov-2012
nov-2013
Medisch/fysieke
8
9
Psychisch Schoolweigeraar
18 2
15 9
Overig Totaal
31 59
11 44
nov-2012 38
nov-2013 23
pro vso-cluster 3
4 0
4 0
vso-cluster 4 Keerpunt
4 13
9 8
Totaal
59
44
nov-2012
nov-2013
Soort onderwijs vmbo/havo/vwo
Woonplaats / Jaar GHTBZ
31
Overig
13
Totaal
44
Tabel 19.1
Meerjarenoverzicht monitor thuiszitters
Monitor leerplicht en DUO Daarnaast hebben we de rapportages van leerplichtambtenaren en de verzuimregistratie van DUO opgevraagd bij OCW. De cijfers over 2013, de meest recente leverbare gegevens, laten een geheel ander beeld zien. Voor ons SwV gaat het dan om: Gemeenten
Thuiszitters
Abs. verzuim
Totaal
Groningen
0
0
0
Haren
1
2
3
Ten Boer
0
0
0
Tynaarlo
0
0
1 (sic!)
Monitor absoluut verzuim via gemeenten Ter completering van onze eigen monitor de gegevens absoluut verzuim van Leerplicht gemeente Groningen, de gemeente Haren en de gemeente Ten Boer. Het gaat hier dus niet om de thuiszittende leerling die ingeschreven is op een school, maar alleen om de leerplichtige leerlingen (VO-leeftijd) die niet zijn ingeschreven op een school maar wel in de GBA van de gemeente staan. Het blijkt lastig om PO en VO goed te scheiden binnen de gemeente. En Haren kan geen cijfers over de afgelopen jaren opleveren. 24
Gemeente Groningen: In het schooljaar 2012-2013 hebben we in de gemeente Groningen totaal 41 jongeren - PO en VO/MBO - in behandeling gehad die geen plaats op een school hadden. 10 van deze jongeren hebben een vrijstelling van de leerplicht gekregen, 26 zijn weer teruggeleid naar een school en 5 jongeren zijn kort na de uitschrijving 18 jaar geworden. In schooljaar 2013-2014 hebben wij 87 leerlingen in behandeling gehad waarvan 53 teruggeleid zijn naar school, 19 een vrijstelling hebben gekregen en 13 jongeren zijn 18 jaar geworden kort na hun uitschrijving. Specifiek voor het VO gaat voor het afgelopen jaar om 20 leerlingen die allemaal zijn teruggeleid naar het onderwijs. Gegevens via Leerlingzaken Groningen, 050 - 367 69 40. Gemeente Haren: Er zijn op dit moment twee VO-leerlingen die niet op een school staan ingeschreven. De gemeente Haren is helaas niet in staat de gegevens met terugwerkende kracht te produceren. Verwachting is dat het in de voorgaande jaren om een soortgelijk aantal ging. Gegevens via Katharina Beimers, leerplicht Haren. Gemeente Ten Boer: Voor de gemeente Ten Boer waren het er in 2013-2014 in totaal 4, waarvan 3 een vrijstelling hebben gekregen en 1 leerling weer naar school is gegaan. In 2012-2013 waren er 2 dossiers, deze leerlingen hebben vrijstellingen gekregen. Voor het VO gaat het voor het afgelopen jaar om één leerling die is teruggeleid naar het onderwijs. Gegevens ook via: Heike Andreae, Leerlingzaken Groningen, 050 - 367 69 40.
25
Fasen in signalering & uitvoering van verzuim
Fase 1: Signalering, absentiesignalering en typering van verzuim
Absentiesignalering
School: signalering
School: typering
Op basis van afwezigheidscontrole
Voorlopig ongeoorloofde afwezigheid en registratie LOVS/dossier
Op basis van eerdere verlofaanvraag
Voorlopig geoorloofde afwezigheid en registratie LOVS/dossier
Op basis van ziekmelding
Fase 2: Ondernemen van actie door de school, beoordeling van verzuim
Beoordeling: typering
School: actie
School: afweging
Voorlopig ongeoorloofd verzuim
Contact met ouders/leerling t.b.v. onderzoek/interventie
verzuim was ongeoorloofd, maar beëindigd
Voorlopig geoorloofd verzuim
Aanvankelijk geen interventie/onderzoek
verzuim is ongeoorloofd en blijft voortduren
indicatoren afweging
verzuim blijkt administratief verzuim heeft geldige reden verzuim blijft geoorloofd beschouwd twijfel ontstaat, actie
26
Fase 3: Melden van verzuim aan leerplicht via het verzuimloket
Melding leerplicht
School: meldt
Afweging: meldingen
Ongeoorloofd verzuim
Kortdurend verzuim (minder dan 16 uur per 4 weken)
Geen melding
Geoorloofd verzuim
Verplicht te melden verzuim(meer dan 16 uur per 4 weken)
Indicatoren afweging
Wel melding
Wel melding (verplicht)
Geen melding
Wel melding (niet verplicht)
Fase 4: Actie en registratie door leerplicht, opgave verzuim door gemeente in leerplichttelling
Leerplicht: melding
Leerplicht: telling
Leerplicht: typering
verplicht te melden verzuim (>16 uur/weken)
Opgave in leerplichttelling naar onderwijssector
Aantal relatief verzuim
overige meldingen
Geen opgave leerplichttelling
Naar school teruggeleide verzuimers
Processen-verbaal
Aantal thuiszitters
27
Stroomschema aanpak thuiszitters verzuimloket Rebound Stad Groningen
28
Bijlage 20
Verantwoording inzet middelen en ondersteuning
Inleiding Informatief In het SwV is een werkgroep1 geformeerd om een verkenning en eerste opzet te maken voor de verantwoording in het SwV. Deze werkgroep heeft in 3 bijeenkomsten (aug-nov 2014) vanuit de verkenning beleidsvoorstellen geformuleerd die aan het bestuur van het SwV en de OPR worden voorgelegd. Voor de financiële verantwoording is de factsheet financiële verantwoording van OCW als (voorlopig) uitgangspunt genomen. De ‘facts’ zijn in dit memo verwerkt. SwV’s Passend Onderwijs zijn opgericht om samenwerking in de toegedeelde regio te bewerkstellingen over alle vormen van extra ondersteuning aan leerlingen. Bij Passend Onderwijs gaat het om extra ondersteuning aan leerlingen die nu onderwijs krijgen op: reguliere scholen voor voortgezet onderwijs (pro, vmbo, havo, vwo); scholen voor cluster 3 (zeer moeilijk lerende kinderen, langdurig zieke of lichamelijk gehandicapte of meervoudig gehandicapte kinderen); scholen voor cluster 4 (onderwijs aan kinderen met een gedragsmatige of psychiatrische problematiek). SwV’s krijgen middelen van OCW om in te zetten voor de extra ondersteuning en moeten verantwoording afleggen over de verdeling van de middelen over de scholen en over het restant van de middelen. Omdat er meerdere schoolbesturen in meer SwV’s zitten, onderhouden we over dit onderwerp afstemmingsoverleg met het SwV Ommelanden. Het SwV po heeft dit onderwerp in de integrale werkgroep zitten. Zij hebben op dit onderwerp nog geen uitwerking gegenereerd. Overzicht diverse verantwoordingen Er zijn twee soorten verantwoording voor de extra ondersteuning: 1. Financiële verantwoording a. hoeveel wordt ingezet (kwantitatieve verantwoording); b. aan wie wordt dit verantwoord. 2. Inhoudelijke verantwoording van de inzet van de ondersteuning a. waarvoor worden de middelen ingezet; b. met welk resultaat (kwalitatieve verantwoording); c. aan wie wordt verantwoord. Partijen die verantwoording afleggen Partij A - Het SwV naar: 1. OPR 2. Schoolbesturen 3. Accountant 4. Inspectie 5. OCW 6. OOGO ondersteuningsplan richting gemeenten 7. Overige stakeholders: zoals omliggende SwV’s, ouders (publieke versie van het jaarverslag) Partij B – Schoolbesturen naar: 1. (G)MR 2. SwV 3. Raad van toezicht dan wel ledenvergadering 4. Accountant 5. Inspectie 6. OCW
1
De werkgroep bestaat uit: Anneke Lalkens (controller O2G2), Jurrien Robbe (directeur en coördinator PaOn binnen het Gomaruscollege / ook betrokken bij SwV Ommelanden), Willem Dusseldorp (directeur binnen de CSG / ook betrokken bij SwV Ommelanden), Erik de Graaf en Jan Houwing (management SwV).
29
Op de verantwoording van onderdeel 2 (naar het SwV) na zijn de overige onderdelen, net als nu, de schoolbesturen zelf verantwoordelijk voor de uitwerking. Partij C – school c.q. vestiging 1. School en/of vestiging naar schoolbestuur Dit is een interne regeling en geen zaak van het SwV en wordt derhalve in deze notitie verder buiten beschouwing gelaten. Beleid Kernpunten beleid verantwoording 1 - generieke bovenliggende uitspraken 1. De verantwoording mag niet leiden tot (nieuwe) bureaucratie. Separate urenregistratie is derhalve niet aan de orde. 2. We nemen voor de verantwoording dezelfde insteek als de verantwoording in de prestatiebox die OCW voor de vo scholen beschikbaar stelt: ‘verantwoording vindt plaats via een beleidsplan incl. de benodigde inzet fte (middelen) en verantwoording over de resultaten’. 3. Financieel verantwoorden scholen op een schooljaar (arrangement) dan wel eens in de vier jaar (expertisebekostiging en basisbekostiging) a. bij het SwV: de inzet fte (inclusief puntsgewijs de beleidsaspecten); b. bij de ECT en voor gebruik: een uitgebreide beleidsomschrijving. 4. Inhoudelijk verantwoorden scholen bij het SwV de resultaten op 13 domeinen direct na een schooljaar. 2 – de kritische prestatie-indicatoren We richten ons in de verantwoording op 1. de verslaglegging van het beleid; 2. op het resultaat van het beleid. Met de resultaten van het beleid willen we het ondersteuningsplan van het SwV en de school en het te voeren jaarlijks beleid verder aanscherpen. De monitor op de resultaten van elk schooljaar (jaarlijks uiterlijk 1-10) en de indicatoren van de inspectie worden de basis voor de uitwerking van de kwaliteitszorg. De kritische prestatie-indicatoren (KPI’s)) waarop we het resultaat van het beleid gaan monitoren betreffen voor het SwV: 1. Thuiszitters (relatief en absoluut)*; 2. Percentage verwijzingen naar VSO cluster 3-4 en zittende leerlingen in VSO cluster 3-4 *; 3. Leerlingen met VSO cluster 1 en 2 indicatie in het SwV *; 4. Voortijdig Schoolverlaters (VSV) *; 5. Uitstroom en schakeling VSO cluster 3-4; 6. Verwijzingen Rebound en terugschakeling naar de scholen; 7. Tussentijdse verwijzing en doorstroom * (V10 formulier dat nu al voor DUO wordt ingevuld); 8. Aantallen/percentages schorsing en verwijdering *. 9. Aantal klachten en beroeps- en bezwaarprocedures*; 10. Tevredenheidsonderzoeken ouders/(leerlingen) en medewerkers*; 11. Baten en kosten*; 12. Combi-arrangementen met de gemeenten (incl. voormalige AWBZ); 13. Instroom: de afgewezen/doorverwezen leerlingen (i.h.k.v. de zorgplicht) in alle leerjaren. * Deze monitorgegevens maken ook deel uit van het toetsingskader van de onderwijsinspectie. In bijlage 18 is in het schema de verwijzing naar de KPI’s expliciet benoemd. 3 – verantwoording SwV over Passend Onderwijs Het SwV legt verantwoording af aan: 1. OPR via het bestuursverslag (jaarverslag/jaarrekening bij het Ondersteuningsplan); 2. Het algemeen bestuur van het SwV via de kwartaalrapportages en het bestuursverslag (jaarverslag/ jaarrekening) bij het Ondersteuningsplan; 3. Accountant via de jaarrekening; 30
4.
5. 6.
7.
Het betreft uitsluitend de middelen die het SwV niet besteedt (wettelijke voorgeschreven). Voor de accountantscontrole en het afgeven van de controleverklaring bij de jaarrekening gelden de aanwijzingen uit het jaarlijkse Onderwijscontroleprotocol OCW/EZ. Het controleprotocol waarmee accountants de jaarrekening van SwV’s controleren, komt in december 2014 beschikbaar. Bij het opstellen en indienen van de jaarcijfers gelden dezelfde modellen als voor de schoolbesturen. Deze zijn beschreven in de ‘Richtlijn Jaarverslag Onderwijs’ (RJO) en de RJ660. De instellingsaccountant van het SwV hoeft daarom niet de verdeling op grond van het ondersteuningsplan over de instellingen te controleren. Het is voldoende dat de betaling aan een aangesloten onderwijsinstelling heeft plaatsgevonden op grond van het ondersteuningsplan. Inspectie via het jaarverslag bij het Ondersteuningsplan; In het waarderingskader van de Inspectie van het Onderwijs staat dat de inspectie toeziet op doelmatige inzet van middelen van het samenwerkingsverband (indicator 1.3). De inspectie gaat hierover met alle samenwerkingsverbanden in gesprek, om als onderdeel van het reguliere toezicht inzicht te krijgen in de plan-do-check-act-cyclus (PDCA-cyclus). Het gaat dan om systematisch opstellen, meten en evalueren van doelstellingen, activiteiten en resultaten en bijbehorende bestedingen. De inspectie ontwikkelde daarvoor een werkformat om de financiële doelmatigheid van het samenwerkingsverband in kaart te brengen. OCW via de jaarcijfers en het jaarverslag; OOGO gemeenten via het ondersteuningsplan; Eens per vier jaar wordt in het OOGO met gemeenten verantwoording afgelegd over het beleid en het resultaat daarvan. In de startfase is nu afgesproken dat het eerste ondersteuningsplan voor één jaar geldend is. Voor het tweede ondersteuningsplan wordt er opnieuw OOGO gevoerd. Overige stakeholders; Ten behoeve van de omliggende SwV’s, ouders en mogelijk andere stakeholders schrijven we een publieke versie van het jaarverslag.
4 – verantwoording van de schoolbesturen over de inzet van de ondersteuning Schoolbesturen leggen verantwoording af aan: 1. MR via het reguliere jaarverslag; 2. SwV via de verslaglegging van het beleid en het resultaat van het beleid conform een, door het SwV opgesteld, format; De deelnemende schoolbesturen in het SwV zullen ook van elkaar willen weten hoe de middelen over de schoolbesturen zijn verdeeld, hoe deze worden besteed en welk resultaat is behaald. Als SwV kunnen we hier zelf afspraken over maken met de schoolbesturen, er zijn geen wettelijke voorschriften. De aanvraag van de bekostiging voor de arrangementen, de expertisebekostiging en de basisbekostiging wordt jaarlijks in mei in het volgende format aangeleverd:
31
Aanvraag Arrangement bij SwV VO 20.01
Schooljaar 2014-2015
School per Brinnummer Totaal aantal leerlingen Aantal leerlingen met een extra ondersteuningsvraag*:
Arrangementen (jaarlijks) Aspect van het beleid
Vestiging
Soort Arrangement: Periode
Fte
Looncategorie
School Groep
1-42.000 (4/5) 2-68.000 (LB/s10)
Individueel
3-78.000 (LC/s11)
Materieel in € Totaal € loonkosten +materieel
1 2 3 4 5
Expertisebekostiging (bijstelling eens per 4 jaar) Aspect van het beleid
Vestiging
Soort expertise
Periode
Fte
School Groep Individueel
Looncategorie
Materieel in € Totaal € loonkosten +materieel
1-42.000 (4/5) 2-68.000 (LB/s10) 3-78.000 (LC/s11)
1 2 3 4 5 Basisbekostiging (bijstelling eens per 4 jaar) Aspect van het beleid
Vestiging
Fte
Looncategorie
Materieel in € Totaal € loonkosten +materieel
1-42.000 (4/5) 2-68.000 (LB/s10) 3-78.000 (LC/s11) 1 2 3 4 5 * De rol van het aantal OPP’s en de registratie daarvan is een punt ter nadere uitwerking in het voorjaar 2015
De verdere inhoudelijke verantwoording vindt plaats in de vorm van een jaarlijkse aanlevering van de kengetallen in 13 domeinen. Hiertoe is een format in voorbereiding. 3. Raad van toezicht dan wel ledenvergadering; Besturen bepalen zelf, net als voorheen, hoe, wanneer en met welke frequentie ze de verslaglegging inrichten. 32
4. Accountant via de reguliere verantwoording; Schoolbesturen krijgen in verslagjaar 2014 voor het eerst de mogelijkheid om ‘ontvangen doorbetalingen rijksbijdrage samenwerkingsverband’ apart te registreren en te rapporteren. Dit is aangekondigd in de Nieuwsbrief Jaarverslaglegging (nummer 4, mei 2012) en opgenomen in het EFJ. Een schoolbestuur kan middelen ontvangen van meerdere samenwerkingsverbanden. Het schoolbestuur hoeft deze bijdragen in het jaarverslag niet verplicht uit te splitsen per samenwerkingsverband. Het schoolbestuur kan zelf beslissen hoe het hierover in het eigen jaarverslag wil rapporteren. 5. Inspectie via het reguliere jaarverslag; Schoolbesturen rapporteren over de activiteiten, middelen en resultaten die ze hebben bereikt met de middelen vanuit een of meer samenwerkingsverbanden. Ze lichten daarbij ook toe hoe dit aansluit bij de plannen die ze voor het jaar hebben gemaakt. Dit past binnen de inrichtingsvoorschriften voor het jaarverslag (RJO/RJ660). Schoolbesturen stellen namelijk een jaarverslag op waarin ze verplicht rapporteren over alle belangrijke zaken, waaronder de relatie met een of meer samenwerkingsverbanden. 5 – inhoud bestuursverslag SwV Het bestuursverslag SwV bevat in elk geval: 1. reflectie op de doelen vanuit het jaarplan en vanuit tussentijdse verslaglegging; 2. stavaza personeel werkend in of voor het SwV; 3. inhoudelijke ontwikkelingen van het samenwerkingsverband; 4. kwaliteitszorg; 5. ontwikkelingen bij de aan het samenwerkingsverband verbonden partijen, zoals schoolbesturen en gemeenten; 6. ontwikkeling van governance; 7. zaken met een politieke (overheidsprioriteiten) of maatschappelijke impact; 8. het gevoerde beleid gericht op beheersing van uitgaven inzake uitkeringen na ontslag; 9. de afhandeling van klachten; 10. de continuïteitsparagraaf, waarin op hoofdlijnen een beleidsrijke meerjarenbegroting is opgenomen die ontleend is aan de planning- & controlcyclus, en aan risicobeheersing en het verslag van het toezichthoudende orgaan. 6 – verantwoording vestigingen De verantwoording van scholen/vestigingen naar schoolbestuur (zoals genoemd partij C) is geen zaak van het SwV. Van scholen/vestigingen wordt door het SwV geen aparte verantwoording gevraagd. Getrapt kan het SwV voor een diepere analyse deze gegevens wel via het schoolbestuur opvragen. 7 – publieke versie We schrijven een publieke versie voor overige stakeholders. 8 – de jaarrekening De jaarrekening SwV bevat in elk geval (wettelijk voorschrift): 1. de balans, inclusief toelichting; 2. de staat van baten en lasten, inclusief toelichting; 3. het kasstroomoverzicht; 4. overige gegevens, inclusief de vermelding van belangrijke gebeurtenissen na de balansdatum.
33
9 – de afstemming jaarverslag SwV en jaarverslag schoolbesturen Wetgeving schrijft voor: Besturen verantwoorden zich over de ontvangen middelen (accountant en inspectie). Het SwV verantwoordt zich over de resterende middelen (accountant en inspectie). Er zijn besturen die aan meerdere SwV’s zijn verbonden (bij RENN4 zelfs 14 SwV’s). Het SwV zelf bestaat uit 10 schoolbesturen. Het is derhalve moeilijk te bepalen wie leidend is in deze afstemming. SwV’s en besturen werken vanuit dezelfde kengetallen (financieel, leerlingaantallen en resultaten). Afstemming zal naar verwachting op organische wijze plaatsvinden. Beleid: ieder handelt conform wetgeving en we schrijven vooraf niets voor. Korte samenvatting van verantwoorden (financieel en inhoudelijk) Financieel (in mei / per wat aanvraag arrangement – hoeveel (fte inzet) aanvraag expertise bekostiging – hoeveel (fte inzet) aanvraag basisbekostiging – hoeveel (fte inzet) Inhoudelijk wat
brinnummer / bij voorkeur op 1 A-4tje)2 wanneer voor welke periode mei (jaarlijks) opvolgend schooljaar3
door wie school per brinnr
aan wie SwV
Mei (eens per 4 jaar)
opvolgende 4 schooljaren4
school per brinnr
SwV
Jaarlijks op teldatum 1-10
opvolgende 4 schooljaren5
school per brinnr
SwV
door wie school per brinnr school per brinnr school per brinnr
aan wie
school per brinnr
SwV
wanneer
voor welke periode
aanvraag arrangement - waarop/waarvoor
mei (jaarlijks)
opvolgend schooljaar
aanvraag expertise bekostiging - waarop/waarvoor aanvraag basisbekostiging - waarop/waarvoor
Mei (eens per 4 jaar)
opvolgende 4 schooljaren
Mei (eens per 4 jaar)
opvolgende 4 schooljaren
resultaten (kengetallen op 13 domeinen)
1-10 (jaarlijks)
voorgaand schooljaar
ECT ECT ECT
2
De middelen worden in 3 termijnen uitbetaald over een lopend schooljaar (t=0) met als peildatum 1-10: dec(5/12) – april (3/12) en juli (4/12) 3 vaststelling juli / bijstelling op 1-10: correctie op totaal aantal lln en aantal lln met extra hulpvraag 4 vaststelling juli / jaarlijkse bijstelling op 1-10: correctie op totaal aantal lln en aantal lln met extra hulpvraag 5 vaststelling juli (jaarlijkse bijstelling op 1-10: correctie op totaal aantal lln en aantal lln met extra hulpvraag
34
Bijlage 21
Planning- & controlcyclus
Planning verslaglegging/verantwoording SwV VO VO 20.01 - algemeen kalenderjaar uiterlijke datum
actie
15 januari
trimester rapportage september t/m december
1 feb-4 jaarlijks Meerjarenbegroting eens per 4 jaar in ondersteuningsplan 1 april accountantscontrole* 1 april bestuursverslag (jaarverslag en jaarrekening voorgaand kalenderjaar)* aanvraag bekostiging scholen voor arrangementen, 1 mei expertisebekostiging, basisbekostiging
t.b.v. schooljaar/kalenderjaar
te maken door
instemmen/advies/ter kennisname advies bij fin. tkn bij going schooljaar kalenderjaar scholen directie admin. instemmen going concern concern SwV
x
DB-OPR januari
x AB-OPR
x x
x
x
AB - mei OPR - mei
x DB-OPR mei
15 mei
trimesterrapportage januari t/m april
15 juni
vaststellen bekostiging scholen voor arrangementen, expertisebekostiging, basisbekostiging
15 juni 1 oktober
begroting t.b.v. schooljaar aanleveren KPI's door scholen t.b.v. jaarverslag schooljaar
x
15 oktober
jaarverslag schooljaar
x
x
x x
DB - juni
x
x
x
x
AB - juni
OPR -juni
x AB - OPR nov
* voor het eerst in 2016 ivm verlengd boekjaar De inspectie ontvangt jaarlijks het bestuursverslag
35
Bijlage 22
Transities vo-vo, vo-vso en vso-vo
Met onderstaand overzicht willen beide SwV’s SwV’s VO 20.01 en VO 20.02 inzicht geven in de afspraken rondom de transities VO-VO en VO-VSO en VSO-VO, de verschillende tarieven die worden gehanteerd en wie welk aandeel daar in neemt betreffende de bekostiging. Transitie VO-VO
Transitie VOtussenvoorziening
Transitie VSO-VO Observatieplaatsing en symbiosetraject
Schoolbesturen verrekenen dit: - In SwV VO 20.02 niet onderling. - In SwV 20.01 wel onderling op basis van de 40 weken regeling. De formule voor de 40 weken regeling is: 40/40 op basis van de afgeronde gevolgde onderwijsweken (de vakanties horen niet bij de onderwijsweken). Van Ommelanden naar Stad & vice versa is een zaak tussen de schoolbesturen. Intern tarief Ommelanden €300 per week Intern tarief stad €200 per week Extern tarief voor beide SwV’s €600 per week Extern tarief keerpunt €750 per week Extern tarief leerpunt ? Schoolbesturen in het SwV Ommelanden verrekenen dit onderling op basis van de 40 weken regeling. In het SwV stad verloopt dit via Rebound naar de betreffende school ook basis van de 40 weken regeling. Observatieplaatsing (max 12 weken) - Besluitvorming gaat via VSO, SwV, VO - Leerling staat gedurende de observatieplaatsing ingeschreven bij de VSO school. - Bij een positieve plaatsing wordt de leerling na afloop ingeschreven bij de VO school. NB: Observatieplaatsingen worden uitgevoerd met gesloten beurs. Symbiosetraject - Leerling staat ingeschreven VSO. - Besluitvorming gaat via VSO, SwV, VO - Volgend op observatieplaatsing of direct gestart.
Transitie VO-VSO de groeiregeling
Voorstel In het symbiosecontract worden afspraken vastgelegd over de inzet van VO en VSO in een verhouding van max. 60%/40%. De middelen(basisbekostiging & ondersteuningsbekostiging) worden overeenkomstig de inzet door het VSO overgeheveld naar de VO school. Schoolbesturen verrekenen dit in 2014-2015 onderling op basis van de 40 wekenregeling. Op basis van evaluaties kan dit later leiden tot vaste tarieven. De regeling voor 2014-2015 DUO voert nog eenmaal de groeibekostiging van 16 januari 2014 uit voor het (v)so, voor de ondersteuningsbekostiging van het schooljaar 2014/2015 op basis van de wettelijke regeling. De kosten voor de groei van het (v)so in 2013-2014, vast te stellen op 16-1-14 trekt OCW af van de zware bekostiging van de SwV’s. Deze regeling wordt op macro niveau uitgevoerd en wordt daarmee niet per SwV apart verrekend. De middelen zijn toegevoegd aan het budget van de SwV’s omdat die de groei zouden bekostigen. Dit betekent dat de SwV’s er per saldo niet op achteruit gaan nu OCW/DUO de groeiregeling nog 1 keer uitvoert. Doordat OCW en DUO de kosten van de groei macro aftrekken van het budget voor de SwV’s, gaat de bekostiging van het samenwerkingsverband met ongeveer € 7,- per leerling omlaag. Deze schatting is gebaseerd op de kosten van de groeitelling op 16 januari 2013. Aanpassing van het budget van de 36
SwV’s gebeurt op basis van de kosten die zijn gemoeid met de daadwerkelijke kosten van de groei op 16 januari 2014. De eerste teldatum voor de groei (v)so onder verantwoordelijkheid én bekostiging door het SwV zelf te regelen is 1-2-15 op basis van de groei t.o.v. 1-10-14. Wettelijke regeling groeibekostiging voor SwV’s Verrekeningen (betalingen) i.v.m. de groeitelling op basis van de peildatum (tussentijdse groei (v)so tussen 1 oktober en 1 februari er op volgend) moet het samenwerkingsverband gedurende één schooljaar zelf uitvoeren. DUO zal wel informatie aan de SwV’s leveren over inschrijvingen tussen 1 oktober en 1 februari. Bij tussentijdse groei 1. móet het SwV VO de extra ondersteuningsbekostiging overdragen aan de betreffende (v)so scholen; 2. mág zij ook de basisbekostiging overdragen. T.a.v. de ondersteuningsbekostiging is de regeling helder. Het SwV (en dus niet DUO) maakt het bijbehorende bedrag gedurende één schooljaar over naar het bestuur van de (v)so school (middels T-1). Er wordt gerekend met het vaste bedrag ondersteuningsbekostiging (categorie 1, 2). Per SwV moet dan nog worden geregeld wat het betaalritme is voor de bekostiging en hoe om te gaan met de basisbekostiging. Voorstel 1: Het betaalritme van het SwV voor de ondersteuningsbekostiging van de groeitelling is maandelijks vanaf 1-8 (op 20e vd maand). Voorstel 2 A. De basisbekostiging wordt eveneens door het SwV betaald. B. De regeling voor de basisbekostiging is gelijk aan die van de ondersteuningsbekostiging (teldatum 1 februari - betaalritme maandelijks in het volgend schooljaar door het SwV - het betreft het volledige bedrag). Hiermee is de regeling voor de (v)so scholen eenduidig en eenvoudig in de bureaucratische last.
VO-VSO Observatieplaatsing en symbiosetraject
In het SwV VO 20.01 en SwV 20.02 is 1. de ondersteuningsbekostiging t.l.v. het SwV; 2. de basisbekostiging t.l.v. de school. Deze regeling is er nu ook al voor de tussentijdse verwijzingen. De formule voor het verrekenbedrag van de basisbekostiging is 40/40 op basis van de afgeronde gevolgde onderwijsweken in het jaar van verwijzen (de vakanties horen niet bij de onderwijsweken). Observatieplaatsing (max 12 weken) - Leerling staat ingeschreven bij de VO school - Besluit CvA* - Bij een positief verloop van de plaatsing wordt de leerling na afloop ingeschreven bij de VSO school. Observatieplaatsingen worden uitgevoerd met gesloten beurs. * de route moet nog worden afgestemd met de CvA. Symbiosetraject (max 2 jaren) - Leerling staat ingeschreven VO - Besluit CvA* - Volgend op observatieplaatsing of direct gestart. Voorstel 37
In het symbiosecontract worden afspraken vastgelegd over de inzet van VSO en VO in een verhouding van max.60%/40%. De middelen (basisbekostiging & ondersteuningsbekostiging) worden overeenkomstig de inzet door het VO overgeheveld naar de VSO school. Schoolbesturen verrekenen dit op basis van de 40 wekenregeling onderling in 2014-2015. Op basis van evaluaties kan dit later leiden tot vaste tarieven. * de route moet nog worden afgestemd met de CvA.
38
Bijlage 23
Communicatiestructuur & -middelen SwV
Inleiding Met de communicatiestructuur bedoelen we het geheel van alle communicatiestromen binnen de organisatie. Het gaat hier om interne en externe communicatie die een organisatie inzet om te communiceren met verschillende doelgroepen van de organisatie. De komende jaren zal de communicatiestructuur op basis van ervaringen in de praktijk worden bijgesteld en verbeterd. Daarbij komt ook de verdieping aan de orde, waarin mogelijk communicatiedoelgroepen (primair, secundair en tertiair) worden onderscheiden. En ook de communicatiedoelstellingen op strategisch niveau (lange termijn) en operationeel (korte termijn). Hierbij maken we ook de kanttekening dat het weliswaar zinvol is om de communicatiestructuur te expliciteren, daarmee ontstaat echter ook het gevaar dat het te complex wordt gemaakt (KISSprincipe). Overlegvormen Bij overlegvormen onderscheiden we regulier en incidenteel overleg. Ten aanzien van het reguliere overleg, waar we hier op focussen is er een onderscheid in overleg van/in het SwV en overleg waar ook externe partijen bij betrokken zijn. Van al deze overleggen beschrijven we hieronder het type overleg, het doel van het overleg en de frequentie. Nr.
Type overleg
Doel overleg
Frequentie
In en van het samenwerkingsverband: 1
Bestuursvergadering DB (bestuur). DB leden en PM
Besluiten nemen over beleid wat aan DB gemandateerd is conform statuten/reglement.
6x p/j
2
Bestuursvergadering AB (toezicht). Besturen en PM
Besluiten nemen over beleid wat aan AB moet voorliggen conform statuten/reglement.
6x p/j
3
Werkoverleg Expertise- & Consultatieteam. ECT-ers SwV en PM
Inscholen ECT-ers over beleid SwV, bespreken voortgang casussen en verbeteren kwaliteit onderwijs als systeem.
Wekelijks
4
Werkoverleg Commissie van Advies en Centraal Informatiepunt. PM SwV’s en CvA leden Overleg OPR (DB en voltallig)
Afstemmen beleid rond TLV’s, registratie en monitoring, observatie- en crisisplaatsing, symbiose.
Maandelijks
Bespreken beleid en voortgang op basis van planning. Uiteindelijke doel is instemming op ondersteuningsplan.
8x p/j
Afstemmend overleg DB OPR en PM Overleg vertegenwoordiging bestuur SwV/ directie met OPR
Voorbereidend overleg op OPR vergaderingen. Bestuurlijke zaken worden door vertegenwoordiging van het bestuur SwV besproken met de voltallige OPR en directie
4x p/j
5
6 7
1 á 2x p/j
39
8
Platform ondersteuningscoördinatoren V(S)O
Informeren ondersteuningscoördinatoren over beleid SwV en signalen ondersteuningscoördinatoren vertalen in beleid (pendel).
3x p/j
9
Rebound Stad Groningenoverleg (Rebound en thuiszitters). Management Rebound Stad en PM
Voortgangsbesprekingen over jaarplan/verslag (beleid/resultaten) & begroting/rekening van de Reboundvoorziening. Incl. het beleid en de resultaten van de monitor- en interventietaak thuiszitters.
5x p/j
10
Overleg pilot trajectgroepen. Uitvoerders scholen, PM en lid kerngroep VSV
Formatieve evaluatie van de drie pilots trajectgroepen op Gomarus, CSG en Werkman College.
2x p/j
11
Netwerk orthopedagogen.
Intervisie, leren van elkaar, uitwerken beleid bijv. rond dyslexie- en dyscalculieprotocollen.
3x p/j
12
Netwerk expertise. ECT SwV met Experst in de scholen (voormalige AB)
Vanuit het SwV in stand houden van een kennisbasis rond in de school ingedaalde AB-ers met een centrale rol voor het ECT.
2 á 3x p/j
13
Overleg management SwV met directies scholen (vestiging)
Afstemmingsoverleg tussen management school & SwV. De ondersteuningscoördinator sluit hierbij aan. Gaat om explicatie van SwV-beleid en signalen vanuit het onderwijsveld (pendel).
1x p/j
14
Kerngroep financiën. 3 controllers en PM
Bespreken financieel beleid en de verantwoording.
3x p/j
15
Werkoverleg financiële administratie. PM en O2G2 uitvoerders
Inrichten financiële administratie, voortgang, uitbetalingen, fiattering via Pro-Active.
4x p/j
16
Werkgroep hoogbegaafde leerlingen met ondersteuningsbehoefte. Specialisten uit de scholen. Voortgang ondersteuningsgesprekken overgang PO-VO. Uitvoerende Experts en PM
Gericht op doen van voorstellen voor arrangementen voor deze doelgroep
3x p/j
Stroomlijnen van beleid en uitvoering rond deskundigenadvies rond overgang PO-VO.
2 á 3x p/j
Type overleg
Doel overleg
Frequentie
17
Nr.
Met externe partijen: 1
Afstemmingsoverleg management SwV’s PO en VO.
Komen tot afstemming op beleidsmatig vlak rond PO-VO (toelatingsbeleid, Plaatsingswijzer, Intergrip en OSO), CvA en
5x p/j
40
PM SwV’s NM Drenthe en Groningen
Centraal Informatiepunt, etc. tussen SwV’s.
2
Werkgroep 'Samen Over'. Regiocoördinatoren PO en VO
Komen tot afstemming op beleidsmatig vlak rond PO-VO (toelatingsbeleid, ondersteuningsgesprekken groep 8, commissie 'Aan Boord', Plaatsingswijzer, Intergrip en OSO) in de SwV-regio Stad, Haren, Ten Boer en Zuidlaren.
4x p/j
3
Commissie 'Aan Boord'. Regiocoördinatoren PO en VO en leerplicht
Cie. die toezicht houdt op de definitieve plaatsing van leerlingen in de overstap POVO en hierin bemiddelt.
1-3 p/j
4
Afstemmingsoverleg Gemeenten-Onderwijs (AGO) (ambtelijk).
Ambtelijk vooroverleg t.b.v. het bestuurlijk AGO en bespreken voortgang staand beleid. Voor de thema’s zie ook: OOGO.
6x p/j
5
Afstemmingsoverleg Gemeenten-Onderwijs (AGO) (bestuurlijk)
Vaststellen bestuurlijk beleid rond afstemmingsthema’s gemeenten-onderwijs (leerlingenvervoer, vsv, thuiszitters, etc.). Voor de thema’s zie ook: OOGO.
3-4x p/j
6
VSV-overleg VO-MBOgemeenten. Ambtelijk Bestuurlijk Werkgroep overstap VO-MBO. PM SwV’s prov. Groningen, RMC coördinator en MBO vertegenwoordiging Regiegroep Plaatsingswijzer. PM en bestuurders Friesland
Beleid en resultaten rond terugdringen VSV in VO en MBO.
Bestuurlijke afstemming provincie Friesland en Groningen inzake beleid, gebruik en verspreiding Plaatsingswijzer.
4x p/j
Overleg afstemming cluster 1 en 2. PM en regiocoördinatoren cl 1 en 2 Regionaal Overleg Gemeenten en Onderwijs. Ambtenaren 4 gemeenten regio SwV en PM
Afstemmingsoverleg over samenwerking/symbiose en praktische afspraken op de scholen.
naar behoefte
Voor het OOGO gaan we uit van de regio Groningen, Haren, Ten Boer en Tynaarlo (de plaats Zuidlaren en omgeving). Ter voorbereiding op bestuurlijk OOGO is een ambtelijk overleg ingesteld. In het OOGO wordt afgestemd op de volgende thema’s: 1 samenhangende onderwijs-, ondersteunings- en hulpstructuur voor jongeren; 2 overgangen voorschools-po/so-vo/vsombo (of hbo); 3 consequenties van Passend Onderwijs voor leerlingenvervoer; 4 consequenties van Passend Onderwijs voor onderwijshuisvesting; 5 tegengaan vsv en aanpak thuiszitters; 6 aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt vo/vso en mbo.
2 á 3x p/j
7
8
9
10
Werkgroep vallend onder VSV overleg ‘Beleid en resultaten rond de overstap VO en MBO’.
6x p/j 1x p/j 3x p/j
41
7
11
12
13
uitvoering van de afspraken in het afstemmingsoverleg gemeenten en onderwijs (AGO)
Bestuurlijk Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) over het Ondersteuningsplan. 4 wethouders – DB - PM Werkgroep SO-VSO. Vertegenwoordigers uit de doelgroepen en PM SwV’s
Bestuurlijke afstemming op de hierboven genoemde thema’s.
1x per 4 jaar
Provinciale afstemming met drie SwV’s PO en VO met SO en VSO inzake herindicaties, symbiose, schakelbeleid, observatie- en crisisplaatsingen.
6x p/j
Werkgroep thuiszitters. PM SwV’s en vertegenwoordigers van de werkvloer rondom de doelgroep
Bovenregionale afstemming van beleid thuiszitters met vier SwV’s PO en VO in de provincie Groningen en N-M Drenthe.
6x p/j
14 15
Tijdelijke werkgroepen Naast structureel overleg maken we ook gebruik van incidentele overlegstructuren. Deze tijdelijke structuren zijn veelal gecentreerd rond een bepaald thema. Voorbeelden hiervan zijn: de werkgroep arrangementen en de werkgroep ouders. Zo hebben we samen met ouders, in een werkgroep in het najaar van 2014, een factsheet gemaakt met vragen van ouders en antwoorden van het SwV. Dit factsheet is integraal opgenomen in dit ondersteuningsplan en staat daarnaast als apart informatieonderdeel op de website. Ook de komende jaren zullen we op gezette tijden gebruikmaken van tijdelijke communicatiestructuren in de vorm van werkgroepen. Communicatiemiddelen Het SwV maakt actief gebruik van de volgende communicatiemiddelen: de website, brochures op thema (bijv. ECT, CvA, e.d.), opname van gegevens over het SwV in de schoolgids en nieuwsbrieven. Ook sociale media als Facebook en Twitter worden actief gebruikt, ook in communicatie met partners. Daarnaast is het ingerichte Centraal Informatiepunt van groot belang voor eenduidige communicatie vanuit het SwV, zowel voor ouders als voor scholen. Nieuwsbrieven Minimaal één keer per jaar (en zo nodig vaker) geven we een SwV-nieuwsbrief uit: één voor professionals binnen de scholen (incl. medezeggenschap) en één specifiek voor ouders en externe contacten. De nieuwsbrieven worden uiteraard ook gepubliceerd op de website. De verspreiding van de nieuwsbrief vanuit het SwV gaat via de volgende kanalen: 1. besturen SwV 2. rectoren en vestigingsdirecteuren van V(S)O-locaties 3. ondersteuningscoördinatoren binnen het samenwerkingsverband VO en VSO 4. Expertise- & Consultatieteam (met doorzending ECT-ers school) 5. ondersteuningsplanraad (OPR) 6. Commissie van Advies 7. Centraal Informatiepunt 8. contactpersonen/beleidsmedewerkers gemeenten Groningen, Haren, Ten Boer en Tynaarlo 9. andere samenwerkingsverbanden PO en VO in de regio (in de provincie Groningen en Noord- en Midden Drenthe) 10. MBO (Noorderpoort, Alfa College (VAVO), MAC, AOC) 42
11. 12. 13. 14. 15. Daarnaast 16. 17. 18.
werkgroep 'Samen Over' (overgang PO-VO onder Breed Besturen Overleg) Steunpunt medezeggenschap Passend Onderwijs Ministerie van OCW Werkgroep ‘Ouders Dichtbij’ Contactpersonen cluster 1 en 2 wordt de nieuwsbrief verspreid via: plaatsing op de website van het samenwerkingsverband vermelding via Twitter vermelding via de Facebookpagina
Schoolgids Het SwV maakt jaarlijks een algemene tekst over Passend Onderwijs in onze regio. Deze tekst kunnen scholen opnemen in hun schoolgids voor ouders/verzorgers. Daarbij dienen scholen sowieso de contactgegevens van het SwV op te nemen in de schoolgids voor ouders. Deze tekst wordt jaarlijks geactualiseerd. Naast de informatieve tekst over Passend Onderwijs, de communicatiemiddelen van het SwV, de rol van Expertise- & Consultatieteam en Centraal Informatiepunt komen de contactgegevens van het samenwerkingsverband aan de orde: St. Samenwerkingsverband Passend Onderwijs VO 20.01 | Postbus 744 | 9700 AS GRONINGEN | Leonard Springerlaan 39 | KvK 59095962 | www.passendonderwijsgroningen.nl |@PaOnVo20_01| www.facebook.com/SWVVO20.01Stad
43
Bijlage 24
Beleidsnotitie omvorming lwoo/pro naar OPP’s en TLV PrO
Beleidsnotitie6 omtrent de invoering van OPP leerrendementen, OPP overige ondersteuningsbehoeften en TLV PrO en de bekostiging daarvoor in SwV VO 20.01 Groningen Stad Inleiding Per 1-1-16 worden via wetswijziging de LWOO/PrO middelen en beschikkingen ondergebracht bij Passend Onderwijs. De SwV’s VO krijgen per 1-1-2016 de taak, op aanvraag van één van de scholen van het SwV, door een deskundige te verklaren dat a. een leerling is aangewezen op LWOO (een ‘aanwijzing’, landelijk geldig); b. een leerling toelaatbaar is tot PrO (een ‘TLV PrO’, landelijk geldig). In deze notitie staat het beleid van het SwV VO 20.01 vanaf 1-1-16. Samenvatting We willen voor de scholen meer ruimte scheppen in de uitvoering van de ondersteuning aan leerlingen binnen VMBO en PrO. We kiezen er daarom voor om de scholen zélf de toewijzing voor extra ondersteuning en de toelaatbaarheidsverklaring (TLV) PrO te laten regelen zonder het ter beoordeling voor te leggen aan een commissie (zoals de Regionale Verwijzingscommissie (RVC) nu doet). Wel hanteren we globaal dezelfde criteria voor LWOO en PrO, we willen ze alleen minder rigide toepassen. M.b.t. de aanvragen van middelen voor ondersteuning willen we meer letten op de ondersteuningsbehoefte dan op de beperking van de leerling. De bekostiging voor de ondersteuning gaan we ontschotten m.b.t de middelen voor leerrendementen (huidige LWOO middelen) en middelen voor ondersteuning aan leerlingen met sociaal-emotionele en/of gedragsproblematiek (huidige arrangementen/voormalig LGF). Bekostiging van scholen vindt in de (nabije) toekomst plaats op basis van een vaste voet; een bedrag per Ontwikkelingsperspectiefplan (OPP). Binnen de OPP’s wordt er onderscheid gemaakt tussen een OPP voor leerrendementen een OPP voor overige ondersteuningsbehoefte (i.v.m. sociaal-emotionele en/of gedragsproblematiek). In de praktijk zullen in het VMBO beide vormen van ondersteuning vaak samen gaan. Er is echter sprake van één OPP waarin beide ondersteuningsbehoeften worden beschreven inclusief het handelen daarop.
6
Dit beleid vervangt de regeling beschikkingen voor LWOO en PrO die tot 1-1-16 wettelijk gangbaar was. De notitie is in het AB van 24 juni 2015 vastgesteld en in september 2015 door de OPR. 44
Beleid OPP’s en TLV PrO en de maat voor bekostiging in het SwV 7 Uitgangspunten Algemeen 1. Denken vanuit de onderwijsbehoefte van de leerling, in overeenstemming met de zienswijze van handelingsgericht werken, is de basis voor goed onderwijs. 2. De ondersteuningstoewijzing baseert zich niet alleen op een ordening van de onderwijsbehoeften van leerlingen (de vraag), maar ook op de te bieden ondersteuning middels arrangementen (het aanbod) met als doel: leerlingen met ondersteuning thuis- en vestigingsnabij op maat kunnen bedienen op een zo passend mogelijke onderwijsplek voor de leerlingen. 3. PrO is een onderwijssoort. Voor leerrendementen wordt aanvullende ondersteuning binnen het VMBO ingezet. 4. De inzet van de middelen versterkt de ondersteuningskracht van de school als systeem. De inzet komt op die wijze ten goede aan alle leerlingen en specifiek aan de ondersteuningsvraag van de individuele leerling. NB: dit is een eerder geformuleerd uitgangspunt voor arrangementen in het SwV. 5. De inzet van de middelen komt ten goede aan het ontwikkelen van effectieve interventies die ondersteunen in het toewerken naar nieuwe wet- en regelgeving en mogelijke verevening (zowel formatief als inhoudelijk). 6. Er is in alle gevallen sprake van een route om de leerlingen met aanvullende ondersteuning goed in beeld te hebben bij de overgang PO-VO. Deze route sluit aan bij de integrale route rondom ondersteuningstoewijzing (TLV en ondersteuningstoewijzing, zie het ondersteuningsplan). 7. Het VO blijft in de route en aanmeldingsprocedure afhankelijk van het kunnen verwachten van de juiste gegevens van ouders en het PO om leerlingen een zo passend mogelijk aanbod te bieden. De SwV’s VO ontwikkelen voor de overgang PO-VO in samenwerking met SwV PO een checklist en bijbehorende route voor de leerlingen met aanvullende ondersteuning. 8. Regionale afspraken over de routes in de overgang PO-VO met de omliggende SwV’s (Noord en midden Drenthe, Zuid West Drenthe, Zuid Oost Friesland) zijn een belangrijke factor om zo thuisnabij mogelijk een passend aanbod te realiseren en onnodige leerlingenstromen te voorkomen. 9. Elke vestiging heeft een ondersteuningsprofiel met daarin opgenomen de mogelijkheden voor aanvullende ondersteuning. Uit het ondersteuningsprofiel worden de ondersteuningsmogelijkheden op de verschillende niveaus (1,2 of 3) beschreven aan hand van de indicatoren op de vijf velden van aanvullende ondersteuning (de hoeveelheid aandacht en tijd, het onderwijsmateriaal, de ruimtelijke omgeving, de expertise en de samenwerking met andere instanties). 10. De inzet op aanvullende ondersteuning staat in het ondersteuningsplan van de school en dient als basis voor het signaleren van de aanvullende ondersteuningsbehoefte bij leerlingen om deze te kunnen matchen met de in te zetten ondersteuning. 11. De bureaucratie voor de ondersteuningstoewijzing voor PrO en extra ondersteuning in de overige scholen gaat bij voorkeur afnemen t.o.v. de situatie voor de invoering van Passend Onderwijs op 1-8-14. Ondersteuningstoewijzing 12. De huidige landelijke criteria voldoen in grote lijnen. We willen een minder rigide/starre toepassing van de criteria om meer op maat de leerling te kunnen plaatsen binnen het PrO of binnen het VMBO met aanvullende ondersteuning. Hiervoor worden de criteria en route binnen de school ‘opgeschoond’. 13. In de routes en het ‘opschonen’ van de criteria zal worden toegewerkt naar - door OCW in te voeren - nieuwe wet- en regelgeving ingaande per 1-8-2018 waaronder mogelijke verevening. 7
De in deze notitie beschreven toekomst voor LWOO/PrO toewijzing en bekostiging is een uitwerking van wat een in werkgroep van de VO-raad wordt beschreven als ‘populatiebekostiging’. De VO-raad heeft hierover een notitie gepubliceerd.
45
14. Voor leerlingen met aanvullende ondersteuning wordt handelingsgericht gewerkt vanuit een integratief beeld (zie ondersteuningsroute TLV en ondersteuningstoewijzing in het VO zoals beschreven in het ondersteuningsplan). 15. Een leerling die voldoet aan de criteria voor PrO heeft ook recht op PrO onderwijs. 16. Wettelijk is het mogelijk dat leerlingen op PrO scholen zitten met een vorm van aanvullende ondersteuning zonder TLV PrO en leerlingen in het VMBO (met extra ondersteuning) die voldoen aan de criteria voor een TLV PrO. 17. De regie over het signaleren van leerlingen met een aanvullende ondersteuningsbehoefte en het toewijzen van aanvullende ondersteuning ligt bij de deskundigen van de scholen zelf, i.s.m. ouders/ketenpartners/ECT werkt dit als een systeem van gecontroleerd vertrouwen. Financieren 18. De scholen krijgen voldoende middelen om de ondersteuning te leveren. 19. We nemen op korte termijn geen maatregelen die grote verschuivingen veroorzaken in doelgroepen, aantallen leerlingen en middelen per school. 20. Scholen kunnen een meerjaren (formatie)planning maken voor ondersteuning. 21. Het ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) wordt ingezet om, op basis van de onderwijsbehoefte van de leerling, (de middelen voor) de meest passende ondersteuning toe te kennen. 22. De bedragen die tot 1-1-16 als LWOO/PrO middelen door OCW zijn vergoed aan de scholen en vanaf die datum als bekostiging (en indicatie) via het SwV lopen, kunnen als totaal beschikbaar bedrag in de bekostiging voor lichte ondersteuning aan het SwV, niet worden overschreden. Verantwoorden 23. Scholen kunnen binnen de afgesproken kaders van het SwV zelf bepalen waarop en hoe de inzet wordt geleverd (ondersteuningsprofiel). 24. De ondersteuning op basis van de onderwijsbehoeften en arrangementen onderscheiden zich op de drie niveaus van ondersteuning zoals beschreven in het ondersteuningsprofiel van de school. Hierbij wordt dit beschreven op voor de ondersteuningstoewijzing relevante kenmerken of velden: a. de hoeveelheid aandacht en tijd (hoeveel extra tijd is er nodig / beschikbaar, welke eisen moeten / kunnen we stellen aan het aantal handen in de klas of de groepsgrootte?); b. het onderwijsmateriaal (welke onderwijsmaterialen zijn nodig / beschikbaar?); c. de ruimtelijke omgeving (welke aanpassingen in de klas, in en om het schoolgebouw zijn nodig / beschikbaar om een normale schoolgang van de leerlingen met speciale behoeften te garanderen?); d. de expertise (welke teamexpertise is nodig / beschikbaar, en welke specialistische expertise is nodig / beschikbaar, met welke intensiteit?); e. de samenwerking met andere instanties (samenwerking op welke basis en met welke intensiteit is nodig / beschikbaar met welke instellingen buiten het onderwijs?). Dit betreft maatwerk waarbij scholen zoeken naar een match, middels bovenstaande vijf velden, tussen de onderwijsbehoefte van de leerling enerzijds en de binnen het eigen schoolbestuur beschikbare ondersteuning (arrangementen) anderzijds. 25. Per brinnummer verantwoorden de schoolbesturen jaarlijks in september de resultaten van de inzet van ondersteuning via in het SwV vastgestelde kritische prestatie indicatoren (KPI). NB: De uitgangspunten onder ‘verantwoorden’ staan in het ondersteuningsplan 2015-2019 reeds als beleid opgenomen. Aanvullende afspraken met de PrO scholen in het SwV de PrO scholen voeren zelf actief beleid rondom thuisnabij onderwijs. Een leerling kan echter op denominatieve gronden of specifiek aanbod van een PrO school zijn aangewezen op onderwijs in de stad Groningen; de PrO scholen maken afspraken met de PrO scholen in de nabije omgeving over het opnemen van leerlingen met een cluster 3 en 4 profiel.
46
Beleidsmaatregelen Opting out 1. We zetten in op opting out voor de criteria en duur voor LWOO. Daarbij maken we afspraken dat we binnen het SwV en intern in de scholen vooralsnog de komende twee jaar bij de instroom in grote lijnen de landelijke criteria volgen en toepassen om de leerlingen in beeld te brengen. 2. De opting out voor het loslaten/uitbreiden van de licenties voor LWOO passen we niet toe. Omdat LWOO een vorm van extra ondersteuning is en we extra ondersteuning ook in de vorm van arrangementen en expertisebekostiging hebben in het SwV, laten we de term LWOO vallen. Er zullen derhalve geen ‘Aanwijzingen LWOO’ worden verstrekt. Uitbreiding van licenties is derhalve niet aan de orde. Geen van de scholen kan nog LWOO aanvragen. Daarvoor in de plaats komt het OPP leerrendementen. Alleen de scholen die tot 1-1-16 LWOO konden aanvragen hebben ook het recht om OPP leerrendementen aan te vragen. Extra ondersteuning i.v.m. beperkte leerrendementen 3. De voormalige middelen LWOO komen beschikbaar voor het SwV. Het SwV heeft de taak de middelen toe te delen aan de scholen. Scholen die tot 1-1-16 het recht hadden op aanvragen van middelen voor LWOO kunnen vanaf die datum middelen aanvragen voor inzet op beperkte leerrendementen middels een Ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) per leerling voor leerlingen die na 1-1-16 een OPP leerrendementen krijgen. Scholen formuleren binnen de aanvraag voor bekostiging hoe ze omgaan met de beperkte leerrendementen van de leerlingen o.b.v. de selectiecriteria LWOO uit 2014-2015. Ook voor leerlingen met een OPP leerrendementen geldt het eerder geformuleerde uitgangspunt van het SwV dat voor leerlingen met een vorm van extra ondersteuning ‘Handelingsgericht’ wordt gewerkt vanuit een integratief beeld. In het SwV monitoren we de verschuivingen in leerlingaantallen met een OPP leerrendementen. Capaciteit scholen 4. Elke school bepaalt jaarlijks voor 1 oktober de maximum capaciteit per vestiging/per onderwijssoort voor het schooljaar daarop volgend. Deze maatregel is van belang om de instroom beheersbaar en thuisnabij te houden. In het geval van een groter aantal aanmeldingen dan beschikbare leerlingenplaatsen in het 1 e leerjaar, waardoor loten noodzakelijk is, is de herkomst van de leerling uit het natuurlijk voedingsgebied een voorrangsregel. Elke school bepaalt zelf het eigen voedingsgebied. 5. PrO scholen vormen op bovenstaande een uitzondering. De PrO scholen houden zich aan de volgende afspraken: a. de PrO scholen voeren zelf actief beleid rondom thuisnabij onderwijs. Een leerling kan echter op denominatieve gronden of specifiek aanbod van een PrO school zijn aangewezen op onderwijs in de stad Groningen; b. de PrO scholen maken afspraken met de PrO scholen in de nabije omgeving over het opnemen van leerlingen met een cluster 3 en 4 profiel; Praktijkonderwijs (PrO) 6. De PrO scholen verzorgen zelf de TLV voor PrO. Voor de samenstelling van de TLV draagt de PrO school zorg voor een integratief beeld van de leerling met een handelingsgerichte aanpak in het ontwikkelingsperspectiefplan (OPP). Eén en ander conform de TLV voor het VSO. De TLV PrO aanvraag zelf is een technische/administratieve handeling binnen het SwV. 7. Indien de PrO school twijfel heeft over de toekenning van een TLV PrO dan verzorgt ze een Meer Partijen Overleg (MPO) met de betrokken partijen. De partijen in het MPO zijn: de verwijzer, de ouder, de PrO school zelf, een school op het betreffende grensvlak met het PrO - VSO cluster 3, cluster 4 of VMBO school - en eventueel de contactpersoon vanuit uit Sociale Domein. 8. Om de kwaliteit van de TLV PrO op peil te houden verzorgen de drie PrO scholen onderling een audit op de afgegeven TLV’s in een cyclus van drie jaren. Elk jaar wordt bij één PrO school een audit afgenomen. NB In het plan kwaliteitszorg van het SwV staat al opgenomen dat het afnemen van audits een vorm is om de kwaliteit te verhogen. 47
9. De criteria voor PrO worden gehandhaafd zoals wettelijk bepaald met dien verstande dat er geen rigide toepassing is van de criteria. NB ‘geen rigide toepassing’ wordt nader uitgewerkt met de deskundigen in het SwV. 10. Verantwoording van de inzet van middelen voor PrO vindt plaats via inspectie en accountant. Daarnaast vindt er horizontale verantwoording plaats in het jaarverslag naar stakeholders waaronder het SwV. Jaarlijks in september, voor het eerst in 2015, vindt er een algemene verantwoording in het SwV plaats van de totale inzet middels 12 kritische prestatie indicatoren (KPI’s). 11. In het eerste jaar VMBO/PrO kan er nog wisseling van onderwijssoort plaatsvinden. Dit wordt door de deskundigen van de scholen zelf vastgesteld op basis van een toetsing. Het advies vanuit de toets kan ook zijn: er vindt heroverweging plaats in leerjaar 2. Zo wordt geprobeerd te voorkomen dat leerlingen uit de hogere jaren van het VMBO nog naar het PrO worden verwezen. Een leerling die op basis van de PrO criteria in het VMBO wordt geplaatst, heeft daar een vorm van extra ondersteuning en krijgt geen TLV PrO. De inhoud en vorm van deze toetsing wordt nader uitgewerkt met de deskundigen in het SwV. 12. De rol van ouders is voor een TLV PrO gelijk aan die bij een TLV VSO: de zienswijze ouder(s)/voogd met betrekking tot de verwijzing moet worden toegevoegd voorafgaande aan het besluit tot een TLV. 13. Bij een geschil over de zienswijze voor een TLV PrO wordt met betreffende partijen op initiatief van de aanvrager van het geschil een MPO georganiseerd. Indien de aanvrager een ouder is dan wordt het MPO georganiseerd door de school van aanmelding. Bij een blijvend geschil kan de ouder gebruik maken van de geschillenprocedure van de school. Ondersteuningstoewijzing (arrangementen/extra ondersteuning op leerrendementen) 14. De ‘Aanwijzing LWOO’ wordt niet meer geactiveerd in BRON. In plaats daarvan vindt er OPP-registratie plaats in BRON indien er sprake is van extra ondersteuning (wettelijke verplichting). 15. De eisen aan een OPP zijn zoals ze in de wet worden geformuleerd. Daarin is het handelingsdeel cruciaal voor afstemming met de leerling en zijn/haar ouders. Ouders hebben wettelijk instemming op het handelingsdeel in het OPP. 16. De intensiteit en duur van een OPP wordt door een school zelf bepaald. 17. Het borgen van de kwaliteit van een OPP ligt besloten in de volgende punten: a. Scholen willen kwaliteit leveren, zijn professioneel. NB Ze zullen daardoor niet extra OPP’s gaan schrijven. b. Middels audits zal er steekproefsgewijs een check plaatsvinden op de kwaliteit van de OPP’s door aangewezen deskundigen in het SwV. Daarbij moeten ze de specifieke vraag stellen of er sprake is van basis- of aanvullende ondersteuning. c. Onderwijsinspectie controleert het OPP en de uitvoering daarvan. d. Ouders hebben instemmingsrecht op het handelingsgerichte deel van het OPP. e. Verantwoording van de middelen bij het SwV. Financieren en verantwoorden 18. Scholen dienen jaarlijks (op basis T=0) een plan in voor de bekostiging die ze ontvangen van het SwV met daarin opgenomen de doelgroepen die ze van daaruit bedienen en welke inzet ze daar op plegen in middelen (= staand beleid in het SwV per 1-8-14). 19. Inhoudelijk voert de school gesprekken met het SwV via het ECT (planvorming vooraf) over de inzet van de bekostiging. Bij het SwV wordt jaarlijks in mei aangeleverd hoe de middelen worden besteed. Jaarlijks in september verantwoorden de scholen middels de kritische prestatie indicatoren (KPI’s) wat het resultaat is geweest van de inzet (verantwoording achteraf). Zie hiervoor verder het ondersteuningsplan 2015-2019. NB Het SwV gaat nog uitwerken hoe wordt gereageerd op scholen die wel middelen ontvangen, maar niet de prestaties leveren. Dit is een ontwikkelpunt binnen het ondersteuningsplan ter uitwerking in 2015-2016.
48
20. Toe- of afname van het totaal aantal leerlingen is de eerste maat voor de bekostiging. De scholen krijgen per leerling een vast bedrag als vaste voet om de ondersteuning in de basis in te richten, zoals ook voor 1-8-14 plaatsvond. In 2014-2015 is dat bedrag vastgesteld op €30. Dit bedrag moet door de school planmatig worden ingezet. Het is een vorm van bekostiging waarbij het plan eens per 4 jaar wordt heroverwogen en/of herzien, maar die wel jaarlijks wordt aangevraagd i.v.m. de fluctuatie van het aantal leerlingen. Het basisbedrag wordt in de toekomst gefaseerd verhoogd. De hoogte is afhankelijk van het exploitatieoverschot van het SwV van het schooljaar daarvoor. 21. Toe- of afname van het aantal leerlingen met extra ondersteuning is de tweede maat voor de bekostiging. Het OPP (ontwikkelingsperspectiefplan) per leerling wordt - ondanks de mogelijke perverse prikkel - de tweede maat voor het bepalen van de hoogte van de middelen voor extra ondersteuning per schoolbestuur. Er wordt uitgegaan van een onderscheid tussen a. een bedrag voor te leveren extra ondersteuning i.v.m. sociaal emotionele en gedragsproblematiek. Dit bedrag komt voort uit wat voor 1-18-14 als LGF-middelen door OCW aan de scholen is vergoed. Dit bedrag wordt nu per school bij het SwV aangevraagd als arrangement of expertisebekostiging. Het totale beschikbare bedrag is bepaald op ca. €1,7 miljoen en kan conform begrotingsafspraken in het SwV niet worden overschreden. De norm voor de huidige maat van ondersteuning is het aantal LGF beschikkingen op 31-7-14 (binnen de oude LGF regeling). De afbouwregeling 3/3 – 2/3 – 1/3 expireert op 1-8-17. Dat is ook het moment voor een nieuwe regeling met een vast bedrag per OPP/per leerling. In 2016-2017 wordt de regeling verder uitgewerkt omdat dan het aantal OPP’s over een periode van twee voorgaande jaren bekend is. Een dergelijk OPP zal naar verwachting om en nabij €3000 per OPP genereren voor de school. De werkelijke hoogte is afhankelijk van het rekenmodel zoals vanaf 2017-2018 wordt toegepast en van het aantal OPP’s dat wordt aangeleverd. b. een bedrag voor te leveren inzet op ondersteuning gericht op leerrendementen en omschreven in het OPP. We gaan hierbij uit van de door OCW voorgestelde bedrag van €4100 voor een ‘Aanwijzing LWOO’. Deze maatregel gaat in op 1-8-16 voor nieuwe leerlingen. Bestaande LWOO beschikkingen worden via DUO rechtstreeks toegekend aan de scholen en verrekend met het budget van het SwV. c. Alle scholen (inclusief de VSO en PrO scholen) kunnen per 1-8-17 per schooljaar extra middelen aanvragen voor een doelgroep die extra inzet vereist i.v.m. de ondersteuningsbehoefte op sociaal emotionele en/of gedragsproblematiek. Bij de toedeling van die middelen wordt rekening gehouden met de ontvangen middelen voor extra ondersteuning in het verleden. Nadere uitwerking vindt plaats in 2015-2017 m.b.v. trendcijfers. 22. Overschotten/tekorten op de middelen voor lichte ondersteuning t.a.v. TLV PrO en extra ondersteuning (voormalig LWOO) komen ten goede/ten laste van de middelen die beschikbaar zijn voor leerlingen met alleen sociaal emotionele problematiek. Alle scholen komen in aanmerking voor deze bekostiging. Het bedrag per leerling per OPP met sociaal emotionele problematiek zal daardoor, gelijk evenredig aan het overschot/tekort, stijgen/dalen. 23. LWOO leerlingen staan nog geregistreerd voor die leerlingen die voor 2016 al een LWOO indicatie hebben gekregen. Er zullen geen nieuwe LWOO leerlingen bij komen, omdat het SwV geen aanwijzingen LWOO meer zal afgeven. De komende 4 jaren (voor zittenblijvers 5 jaar) zal DUO nog rechtstreeks een budget voor het aantal LWOO leerlingen die op 1 oktober staan geregistreerd overmaken aan de scholen met een LWOO licentie. Dit bedrag komt in mindering op het budget voor lichte ondersteuning dat het SwV ontvangt (resterend bedrag lichte ondersteuning = totaalbudget lichte ondersteuning – bedragen voor lwoo- en pro-leerlingen). NB Omdat er geen nieuwe LWOO leerlingen bij komen, is het risico op overschrijding van het budget voor lichte ondersteuning LWOO laag. Daardoor is het risico op korting van de lumpsum van alle scholen binnen het SwV sterk verminderd. 49
24. Het weerstandsvermogen van het SwV wordt berekend over het deel waar het SwV risico op loopt: A: Rebound Stad (ca. €225.000). Dit deel is bepaald bij de inrichting van het SwV op 1-8-14 en is ingebracht als bestemmingsreserve door de beide oude SwV’s voorafgaande aan 1-8-14. B: Personele uitgaven voor de CvA, directie, expert en ECT (jaarlijks ca. €400.000). Het weerstandsvermogen is conform het ondersteuningsplan op 10% bepaald en is daarmee €40.000. C: Een eventuele onverwachte stijging op de uitgaven voor verwijzing VSO, TLV PrO en aanvragen voor extra ondersteuning. Het weerstandsvermogen voor wordt hiervoor op €185.000 bepaald. Het totale weerstandsvermogen is daarmee €450.000, een bedrag dat bij oprichting van het SwV op 1-8-14 al is gerealiseerd.
50
Bijlage 1 factsheet LWOO/PrO in Passend Onderwijs (bron: VO raad)
1. LWOO en PrO worden per 1-1-16 onderbracht bij Passend Onderwijs. 2. De RVC vervalt per 1-1-2016. 3. LWOO-licenties voor scholen blijven als vóór 1-1-2016 (tenzij opting out: uitbreiding is dan mogelijk). 4. SWV-VO krijgt per 1-1-2016 taak, op aanvraag van één van de scholen van het SWV, te verklaren dat a. Leerling is aangewezen op LWOO (Een “aanwijzing”, landelijk geldig) b. Leerling toelaatbaar is tot PrO (Een TLV, landelijk geldig) Deskundige lwoo/pro zoals bij TLV vso. 5. PCL verplichting vervalt per 1-1-16. 6. Alle RVC-indicaties van vóór 1-1-2016 blijven geldig. 7. Ondersteuningsbekostiging a. LWOO/PrO: Splitsing blijft in basisbekostiging en ondersteuningsbekostiging b. Per 1-1-2014 macro-budget LWOO/PrO obv rijksbegroting 2012 (= LWOO/PrO op 1-102011) c. Tot 1-1-2016 bekostigt DUO LWOO/PrO volledig en geldt macro-budgettering d. Per 1-1-2016 regio-budget per SWV-VO obv %-LWOO/PrO t.o.v. alle VO-leerlingen op 110-2012 i. SWV van school van inschrijving betaalt de ondersteuningsbekostiging. ii. Verrekening met lichte ondersteuningsmiddelen SWV, per kalenderjaar. 8. Criteria a. Handhaven landelijke criteria voor LWOO/PrO (uitzondering voor LWOO als voor opting out wordt gekozen). b. Handhaven jaarlijkse screenings-/testinstrumentenlijst c. Handhaven Maatwerk en Bijzondere gevallen voor pro d. Handhaven geldigheid/duur van de verklaring: schoolloopbaan e. Nieuw: aanvraagmoment LWOO/PrO ook na 1e leerjaar. Hersteltelling van de 1 oktobertelling tot 15 november kan niet meer worden gedaan. Telling wordt vastgesteld op 15 oktober. 51
52
9. Opting out, mogelijkheden vanaf 1-1-2016 a. Loslaten landelijke criteria en/of duur van de aanwijzing voor lwoo: SWV bepaalt zelf b. Loslaten lwoo-licenties voor vmbo-scholen: SWV bepaalt welke vmbo-scholen c. Voorwaarde (a en b): alle besturen met vestigingen in het SWV verklaren schriftelijk hiermee akkoord te gaan. 10. Ondersteuningsplan a. 1-9-15 aanvulling op Ondersteuningsplan naar OPR; binnen 4 weken instemming b. Eventuele geschilprocedure tussen 15-10-15 en 15-11-15 c. 15-12-2015 naar inspectie d. 1-1-2016 van kracht 11. Politiek a. Wetsvoorstel over loslaten van de criteria lwoo en/of pro en per 2018 is in voorbereiding. b. In 2016 besluit over eventuele verevening lwoo en/of pro en per wanneer. Onderzoek daarnaar is gestart. NB Vanaf 2015 is het schooladvies leidend/bindend voor plaatsing in het VO. Dat geldt wel voor vmbo, niet voor vmbo met LWOO en voor PrO. Bij aanmelding in het VO stelt de school vast of er een ondersteuningsbehoefte is. Indien daarbij onderzocht wordt of LWOO of PrO passend is, is onderzoek nodig en wordt de procedure gevolgd zoals vastgesteld door het SwV waartoe de school van aanmelding behoort. Voor het PrO geldt de eindtoets niet als tweede gegeven. Bij PrO geldt bij elke inschrijving dat de leerling een TLV nodig heeft, waarin onderzoek besloten zit. Voor vmbo met LWOO geldt dat vmbo onder het schooladvies valt, LWOO is geen leidend advies daarnaast, want dat valt onder de zorgplichtafweging van de school van aanmelding.
53
Bijlage 2 Kengetallen LWOO/PRO 2A - Kengetallen SwV (bron: OCW) 1. leerlingen 1-10-2011 1-10-2012 1-10-2013 1-10-2014
LWOO 955 938 948 936
3.deelname % VO2001
PRO 450 489 520 517
overig VO 15.192 15.459 15.492 15.464
totaal VO*) 16.597 16.886 16.960 16.917
1-10-2011 1-10-2012 1-10-2013 1-10-2014
LWOO 5,75% 5,56% 5,59% 5,53%
PRO 2,71% 2,90% 3,07% 3,06%
totaal 8,47% 8,45% 8,66% 8,59%
1-10-2011 1-10-2012 1-10-2013 1-10-2014
10,61% 10,71% 10,67% 10,48%
2,80% 2,84% 2,92% 2,96%
13,41% 13,55% 13,59% 13,45%
VMBO 3/4 leerlingen 2.483 2.679 2.822
Landelijk
2B – kengetallen per vestiging/school LWOO en PrO leerlingen (bron: school)
LWOO en Pro leerlingen op 1-10 LWOO leerlingen
2011
2012
2013
2014
Reitdiep Werkman Zernike O2G2
114 170 98 382
103 168 76 347
119 161 142 422
118 172 125 415
CSG Diamantlaan CSG Kluiverboom CSG
259 60 319
262 81 343
251 88 339
264 92 356
Parcivalcollege
17
17
17
12
Gomaruscollege
188
199
171
151
Totaal
906
906
949
934
PrO leerlingen Heyerdahl De Bolster Gomarus Totaal
2015 prognose
2011
2012
2013
2014
101 293 56 450
130 293 71 494
150 301 70 521
155 291 69 515
2015 prognose
54
55
2C - Kengetallen RVC beschikkingen per jaar (bron: RVC) Op dit moment zijn er al meerdere jaren beperkte fluctuaties in de aanvragen voor een PrO en LWOO beschikking en de toekenning ervan door de RVC. De scholen zijn (met de verwijzers uit het Primair Onderwijs) kennelijk goed in staat om de criteria op de juiste wijze toe te passen.
RVC beschikkingen
2011
Heyerdahl De Bolster Gomaruscollege
2012 27 52 16 95
Totaal PrO Werkman - LWOO Werkman - ISK Reitdiep Zernike College O2G2 totaal
27 36 34 45
CSG Diamantlaan VMBO CSG -Diamantlaan OPDC CSG Kluiverboom CSG totaal
43 40 19
2013
50 44 22 116 21 35 37 32
142
2014
46 62 13 121 31 18 39 41
125 37 36 20
2015
23 68 11 102 35 24 42 24
129 39 42 26
125 38 39 25
102
93
107
102
Parcival College
0
6
3
0
Gomaruscollege
57
62
41
34
301
286
280
261
396
402
401
363
Totaal LWOO Totaal LWOO en PrO
56
Bijlage 25
Handreiking invoering OPP’s en TLV PrO inclusief bekostiging
Handreiking voor scholen betreffende invoering van OPP leerrendementen, OPP overige ondersteuningsbehoeften en TLV PrO Uitgebreide versie - beleidsdocument Waarover gaat deze notitie? Op 1 januari 2016 worden het leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) en het praktijkonderwijs (PrO) onderdeel van Passend Onderwijs. Het samenwerkingsverband (SwV) wordt verantwoordelijk voor de toewijzing en de ondersteuningsbudgetten van het huidige LWOO en PrO. In deze handreiking staat voor de professionals de uitwerking van de nieuwe regeling. Daarnaast is er een uitwerking voor ondersteuning voor de overige ondersteuningsbehoefte in deze notitie opgenomen. Voor de eenvoud is er een verkorte versie gemaakt waarin schematisch wordt weergegeven hoe de regeling werkt (bijlage 5). In de notitie staan bedragen die aan OPP’s worden gekoppeld. Dit zijn nadrukkelijk rekeneenheden voor volumebekostiging aan scholen, ze staan in nauwe relatie tot de arrangementsaanvragen van de scholen bij het SwV. De genoemde bedragen per OPP zijn derhalve niet gerelateerd aan de leerling zelf, maar aan de ondersteuning die door de school wordt geleverd en waar de leerling zelf maar ook andere leerlingen van profiteren. Wat gaat er veranderen binnen leerwegondersteuning en praktijkonderwijs? We willen voor de scholen meer ruimte scheppen in de uitvoering van de ondersteuning aan leerlingen binnen VMBO en PrO. We kiezen er daarom voor om de scholen zélf de toewijzing voor extra ondersteuning en de toelaatbaarheidsverklaring (TLV) PrO te laten regelen zonder het ter beoordeling voor te leggen aan een commissie (zoals de Regionale Verwijzingscommissie (RVC) nu doet). Wel hanteren we globaal dezelfde criteria voor LWOO en PrO, we willen ze alleen minder rigide toepassen. M.b.t. de aanvragen van middelen voor ondersteuning willen we meer letten op de ondersteuningsbehoefte dan op de beperking van de leerling. De bekostiging voor de ondersteuning gaan we ontschotten m.b.t de middelen voor leerrendementen (huidige LWOO middelen) en middelen voor ondersteuning aan leerlingen met sociaal-emotionele en/of gedragsproblematiek (huidige arrangementen/voormalig LGF). Bekostiging van scholen vindt in de (nabije) toekomst plaats op basis van een vaste voet; een bedrag per Ontwikkelingsperspectiefplan (OPP). Binnen de OPP’s wordt er onderscheid gemaakt tussen een OPP voor leerrendementen een OPP voor overige ondersteuningsbehoefte (i.v.m. sociaal-emotionele en/of gedragsproblematiek). In de praktijk zullen in het VMBO beide vormen van ondersteuning vaak samen gaan. Er is echter sprake van één OPP waarin beide ondersteuningsbehoeften worden beschreven inclusief het handelen daarop. Hoe ziet de toekomst van Leerwegondersteunend onderwijs eruit? Vanaf 1 januari 2016 zal LWOO niet meer bestaan voor de nieuw aan te melden leerlingen. Deze vorm van ondersteuning wordt vervangen door een OPP voor leerrendementen. De school doet hiervoor onderzoek naar het leerrendement van de leerling. De didactische criteria voor deze vorm van ondersteuning, alhoewel minder rigide, blijven op hetzelfde niveau als het was bij een LWOO indicatie. De intensiteit en duur van een OPP wordt door een school zelf bepaald. Per 1-10-15 is de procedure voor het maken van een OPP-leerrendement als volgt: 1. De school doet onderzoek naar de leerrendementen en maakt binnen het eigen leerlingvolgsysteem een OPP indien de leerling voldoet aan de nieuwe criteria. Zie voor de criteria bijlage 1. 2. Bij de totstandkoming van het OPP-leerrendement zijn minimaal twee deskundigen betrokken, waaronder een orthopedagoog dan wel psycholoog (een generalist mag, maar hoeft niet). 57
3. Voor leerlingen met aanvullende ondersteuning betreffende leerrendementen wordt handelingsgericht gewerkt vanuit een integratief beeld (zie ondersteuningsroute TLV en ondersteuningstoewijzing in het VO zoals beschreven in het ondersteuningsplan van het SwV). M.b.t. het handelingsdeel kan de school verwijzen naar een eventueel aanwezig groepsplan. 4. De intensiteit en duur van het OPP wordt door een school zelf bepaald. 5. Op het handelingsdeel van het OPP zit instemmingsrecht voor de ouder. Het overige deel van het OPP is OOGO plichtig (op overeenstemming gericht overleg). De school hanteert hiervoor een eigen procedure. Let hierbij op het vastleggen van de instemming en het OOGO. 6. Bij het SwV wordt uiterlijk 1 juli per mail aangegeven hoeveel leerlingen met een OPP- leerrendementen er worden verwacht bij de start van het schooljaar. Het is nadrukkelijk een verwachting en van belang voor het SwV i.v.m. een prognose op de bekostiging. 7. Het OPP wordt uiterlijk 1 oktober gemeld in Bron. Dan wordt ook de definitieve melding per mail gedaan aan het SwV m.b.t. het aantal OPP’s voor leerrendementen. 8. Gedurende een schooljaar kunnen na 1 oktober wel nieuwe OPP’s voor leerrendementen worden gemaakt, maar ze tellen niet meer mee in de bekostiging van dat schooljaar. De uitvoering van de OPP’s valt onder de bestaande plannen en financiering. De administratie van een OPP-leerrendement 1. De school maakt binnen het eigen leerlingvolgsysteem een OPP. 2. Per 1-8-15 is de registratie van een OPP verplicht in Bron. Nadere instructie voor de administratie in Bron wordt vanuit de uitgever van de schooladministratiesystemen (Magister of Som) verstrekt. Uiterlijk 1 oktober worden de leerlingen in Bron gemeld inclusief de melding dat er een OPP is. 3. Het aantal OPP’s wordt onderscheidend in ‘OPP-leerrendementen’ en ‘OPP-overig’ aan het SwV gemeld. Uiterlijk 1 juli de voorlopige stand en uiterlijk 1 oktober de definitieve stand. Het OPP zelf wordt niet naar het SwV gestuurd. 4. In Intergrip wordt het OPP in de desbetreffende kolom bij de terugkoppeling naar de basisscholen aangevinkt. Hoe ziet de toekomst van Praktijkonderwijs eruit? Het PrO is een onderwijssoort dat in het bestaansrecht geen bedreiging kent. Voor de toelating tot PrO onderwijs blijven de landelijke criteria gehandhaafd en moet een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) PrO worden aangevraagd bij het samenwerkingsverband. De aanvraag wordt voor de toekenning niet getoetst door de SwV’s in Groningen. Kwaliteitsborging op de toetsing vindt plaats via een systeem van audits en door de betrokkenheid van deskundigen bij de aanvraag. De procedure voor de TLV PrO is als volgt: 1. De school doet onderzoek naar toelaatbaarheid tot het PrO m.b.v. de landelijke en wettelijke PrO criteria. 2. Voorafgaande aan de aanvraag zijn bij de totstandkoming van de aanvraag minimaal twee deskundigen betrokken, waaronder een orthopedagoog dan wel psycholoog (een generalist mag, maar hoeft niet). 3. Voor het onderzoek is het verplicht om gebruik te maken van de vastgestelde screenings- en testinstrumenten, die jaarlijks via een ministeriële regeling worden gepubliceerd. 4. De rol van ouders is voor een TLV PrO gelijk aan die bij een TLV VSO: de zienswijze ouder(s)/voogd met betrekking tot de verwijzing moet worden toegevoegd voorafgaande aan het besluit tot een TLV. 5. Uiterlijk 1 juli wordt middels een eenvoudig format (zie bijlage 2) bij het SwV de TLV voor PrO aangevraagd. 6. Zonder verder onderzoek op dat moment kent het SwV de TLV voor PrO na het indienen toe. Wel vinden er later audits plaats, door de PrO scholen zelf, op de aanvragen. 7. De verwerkingen van aanvragen na 1 juli en de toekenning door het SwV kunnen plaatsvinden tot uiterlijk 1 oktober. 8. De leerling met een TLVL PrO wordt uiterlijk 1 oktober gemeld in Bron. De aanvraag bij en toekenning door het SwV hebben dan plaatsgevonden. 58
9. Voor leerlingen met aanvullende ondersteuning wordt handelingsgericht gewerkt vanuit een integratief beeld (zie ondersteuningsroute TLV en ondersteuningstoewijzing in het VO zoals beschreven in het ondersteuningsplan van het SwV). M.b.t. het handelingsdeel kan de school verwijzen naar een eventueel aanwezig groepsplan. 10. Op het handelingsdeel van het OPP zit instemmingsrecht voor de ouder. Het overige deel van het OPP is OOGO plichtig (op overeenstemming gericht overleg). De school hanteert hiervoor een eigen procedure. Let hierbij op het vastleggen van de instemming en het OOGO. Tussentijdse instroom in het PrO 1. In het eerste jaar VMBO/PrO vindt de afweging plaats of er wisseling van onderwijssoort wenselijk is. Dit wordt door de deskundigen van de scholen zelf vastgesteld op basis van afweging en onderzoek binnen een professioneel team in de school en in overleg met de ouders. Zo wordt geprobeerd te voorkomen dat leerlingen na het 1 e leerjaar van het VMBO nog naar het PrO worden verwezen. NB De afweging in het 1e leerjaar kan zijn: er vindt heroverweging plaats in leerjaar 2. 2. Een leerling die op basis van de PrO criteria in het VMBO wordt geplaatst, heeft daar een vorm van extra ondersteuning en krijgt geen TLV PrO. Het besluit van het professionele team in de school wordt verwoord en vervolgens ondertekend door een orthopedagoog/psycholoog. De toetsing op de besluiten vindt regelmatig plaats via de audits. Een voorbeeldkader voor de afweging van het professionele team staat in bijlage 4. Bijzonder groepen leerlingen in het PrO Alleen scholen voor PrO kunnen een aanvraag indienen voor bijzondere groepen van leerlingen (artikel 15e in de WVO (gepubliceerd als AMvB op 24 juni 2015). In artikel 15e is opgenomen dat bijzondere groepen toegelaten kunnen worden tot het PrO, het betreft leerlingen met LWOO/OPP of vso-indicatie. De PrO school doet de aanvraag voor de toelating. Administratie van TLV PrO 1. De school vraagt uiterlijk 1 juli met een formulier per leerling de TLV PrO aan bij het SwV voor de leerlingen waarvoor tot dan onderzoek heeft plaatsgevonden. Uiterlijk 1 oktober is de laatste mogelijkheid om de leerlingen voor PrO aan te melden. Zie voor het format van de aanvraag bijlage 2. 2. Het SwV kent op hetzelfde formulier als waarmee de aanvraag voor PrO plaatsvindt de TLV PrO toe en stuurt dit formulier terug aan de school. 3. Het SwV en de school voeren ieder een eigen administratie op de toekenningen. 4. De school meldt de leerling in Bron, uiterlijk 1 oktober en dan ook definitief bij het SwV. Kan er in het tweede of hogere leerjaar VO ook een OPP leerrendement worden gemaakt? Als de school in het tweede leerjaar of later vindt dat een leerling zijn haar leerrendement niet haalt en ze ondersteuning wil bieden, dan vindt de interne afweging plaats of het ook binnen de basisondersteuning past. Zo niet dan kan de school een OPP leerrendement maken. Bij elk OPP stel je de vraag hoe lang het OPP duurt. Leerlingen die een ‘oude LWOO’ indicatie hebben (afgegeven door een RVC voor 1-1-16) houden die indicatie tot het eind van de schoolloopbaan in het VMBO. De middelen voor de oude LWOO indicaties worden rechtstreeks ontvangen van OCW zonder tussenkomst van het SwV. Welke andere vorm van ondersteuning is er op de scholen mogelijk? 1. Indien een leerling op een reguliere school (met uitzondering van het Pro en VSO) een ondersteuningsvraag heeft die boven de basisondersteuning uitstijgt en die niet leerrendementen betreft, dan kan de school een OPP maken voor overige ondersteuningsbehoeften. In grote lijnen geldt dezelfde procedure als voor een OPP leerrendementen. 2. Er kan gedurende het schooljaar tussentijds een arrangement voor één leerling, een arrangement voor een groep leerlingen of een arrangement voor materiele lasten worden aangevraagd. Dit is een optie als de school aan kan tonen dat er nog gedurende het lopende 59
schooljaar extra ondersteuning (formatie/materialen) is of moet worden ingezet. Zie hiervoor de criteria voor het aanvragen van tussentijdse arrangementen. 3. Daarnaast is het mogelijk voor scholen om een experiment dan wel pilot aan te vragen bij het samenwerkingsverband. Wat is de samenhang OPP’s met de aanvraag voor arrangementen en/of expertisebekostiging? Het (individuele) OPP zelf hoef je niet bij het SwV aan te leveren. Je maakt, als er sprake van is, een OPP aan in het LVS is en je vinkt het aan in Magister of SOM. Uiterlijk 1 oktober is de melding in Bron. De aantallen OPP’s onderscheidend in OPP leerrendement en OPP overig worden eveneens uiterlijk 1 oktober aangeleverd bij het SWV. Voor de aanvraag van middelen bij het SwV maak je één arrangement of meerdere arrangementen. Het arrangement wordt besproken met het ECT. Arrangementen hebben betrekking op en bundeling van OPP’s. In het arrangement wordt inhoudelijk de geboden ondersteuning beschreven. De begroting voor het arrangement levert de school jaarlijks in mei aan bij het SwV. Het totale aantal OPP’s is de uiteindelijke maat voor de bekostiging. Dat bedrag komt ongeveer overeen met de begroting van de arrangementsaanvraag bij het SwV. Hoe is de procedure voor het maken van een OPP-overig? 1. De school doet onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte. Indien de ondersteuningsbehoefte de basisondersteuning overstijgt en de school een passend ondersteuningsaanbod heeft, overweegt de school een OPP voor overige ondersteuningsbehoefte voor de leerling binnen het eigen leerlingvolgsysteem te maken. Bij het onderzoek en de samenstelling van het OPP is minimaal een orthopedagoog betrokken. 2. Leerlingen met een OPP-overige ondersteuningsbehoefte krijgen een handelingsgericht aanbod vanuit een integratief beeld (zie ondersteuningsroute TLV en ondersteuningstoewijzing in het VO zoals beschreven in het ondersteuningsplan van het SwV). M.b.t. het handelingsdeel kan de school verwijzen naar een eventueel aanwezig groepsplan. 3. De intensiteit en duur van een OPP wordt door een school zelf bepaald. 4. Op het handelingsdeel van het OPP zit instemmingsrecht voor de ouder. Het overige deel van het OPP is OOGO plichtig. De school hanteert hiervoor een eigen procedure. Let hierbij op het vastleggen van de instemming en het OOGO. 5. Bij het SwV wordt uiterlijk 1 juli per mail aangegeven hoeveel leerlingen met een OPPoverige ondersteuningsbehoefte worden verwacht bij de start van het schooljaar. 6. Het OPP wordt uiterlijk 1 oktober gemeld in Bron. Dan wordt ook de definitieve melding per mail gedaan aan het SwV m.b.t. het aantal OPP’s - overig. 9. Gedurende een schooljaar kunnen na 1 oktober nieuwe OPP’s voor overige ondersteuningsbehoeften worden gemaakt. De uitvoering van deze OPP’s valt onder de plannen en financiering van het lopende schooljaar. De school wordt alleen door het SwV extra bekostigd als gedurende het schooljaar de school aantoonbaar tijdelijk niet geplande extra formatie of middelen voor de uitvoering van dergelijke OPP’s moet inzetten. De aanvraag voor deze middelen bij het SwV geschiedt dan via een tussentijds arrangement. Zie daarvoor de gehanteerde criteria. Kan er voor twee vormen van ondersteuning een OPP worden aangevraagd? Nee, een dubbel OPP voor leerlingen is niet mogelijk. Wel kunnen alle scholen, ook de scholen voor VSO, per 1 augustus 2017 extra middelen aanvragen voor doelgroepen die extra inzet vereisen i.v.m. de ondersteuningsbehoefte op sociaal emotionele en/of gedragsproblematiek. Bij de toedeling van die middelen wordt rekening gehouden met de ontvangen middelen voor extra ondersteuning in het verleden (LWOO of PrO + LGF voor één leerling). Voor de schooljaren 20152016 en 2016-2017 zijn de middelen vastgesteld op het budget van 1 augustus 2014. NB De PrO scholen ontvangen deze extra middelen al vanaf 1-8-14 in de vorm van een arrangement. Wanneer is een Ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) nodig? De Wet stelt dat voor leerlingen die in het regulier onderwijs extra ondersteuning nodig hebben, een Ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) opgesteld dient te worden. Voor PrO en VSO scholen is een OPP sowieso verplicht. 60
61
Welke eisen worden er aan het OPP gesteld? Voor een OPP hanteren we als richtlijn datgene wat bij wet is vastgelegd: • de te verwachten uitstroombestemming en de onderbouwing daarvan. De onderbouwing bevat minimaal de factoren die het onderwijsproces bevorderen en belemmeren; • afwijkingen van het reguliere onderwijsprogramma; • begeleiding en ondersteuning die de leerling nodig heeft, inclusief de duur van de ondersteuning, met daarop instemming op het handelingsdeel door de ouder. In het OPP kan worden verwezen naar een groepsplan m.b.t. de uitvoering van het handelingsdeel. Op het handelingsdeel van het OPP zit instemmingsrecht voor de ouder. Ten behoeve van het uitstroomperspectief moet de school ‘op overeenstemming gericht overleg’ met de ouders voeren. De school beschrijft en hanteert hiervoor een eigen procedure. Hoe houden we zicht op de kwaliteit van aanvragen? De scholen in het SwV zijn de afgelopen jaren zelf goed in staat geweest om kwalitatief goede aanvragen in te dienen bij de RVC. Nu er na 1 oktober 2015 geen onafhankelijke commissie meer is, willen we wel zicht houden op het borgen van de kwaliteit van de aanvragen. We willen via audits de kwaliteit van de OPP’s periodiek en steekproefsgewijs gaan toetsen. Verder is t.a.v. de kwaliteitsborging er de wettelijke eis om een orthopedagoog of psycholoog voor de samenstelling van een OPP en TLV PrO als deskundige te raadplegen. Audits in het PrO op de TLV PrO Om de kwaliteit van de TLV PrO op peil te houden verzorgen de drie PrO scholen onderling een audit op de afgegeven TLV’s in een cyclus van drie jaren. Elk jaar wordt bij één PrO school een audit afgenomen. NB In het plan kwaliteitszorg van het SwV staat al opgenomen dat het afnemen van audits een vorm in het SwV is om de kwaliteit te verhogen. Audits in de overige reguliere scholen en het vso Om de kwaliteit van de OPP’s op peil te houden wordt een team van deskundigen in het SwV samengesteld die via een nog af te spreken periodisering en steekproefsgewijs de OPP’s vanaf 20162017 op de scholen via een audit gaan toetsen. Wat gebeurt er als een leerling met extra ondersteuning verhuist? 1. Een TLV PrO kent een landelijke geldigheid. De bekostiging loopt ten alle tijden over het SwV waar de PrO school is gevestigd. 2. Indien de leerling naar een school vertrekt buiten het SwV wordt het OPP aan de ouders verstrekt die het kunnen inleveren bij de vervolgschool. 3. Indien een leerling nieuw wordt aangemeld van buiten het SwV (PO, VO school buiten het SwV) is er onderzoek naar een aanwezig OPP en/of naar de ondersteuningsbehoefte. De ontvangende school bepaalt zelf of er een OPP wordt gemaakt. 4. Indien de leerling in een ander SwV een ‘aanwijzing LWOO’ had kan die, na onderzoek, worden omgezet in een OPP-leerrendementen. 5. Met andere SwV’s zijn geen financiële afspraken gemaakt. Hoe ziet de regeling er uit voor ‘nieuwkomers’? Voor de groep nieuwkomers hanteren ISK en de scholen een op maat-benadering. Het besluit tot plaatsing in het regulier of speciaal onderwijs is o.a. afhankelijk van genoten onderwijs in het thuisland en het tempo waarin de leerling het Nederlands onderwijs kan volgen. Wat verlangt het VO nog van het PO? Met het PO in de omgeving wordt afgesproken dat uiterlijk 15 maart via OSO8 wordt overgedragen: 1. De NAW gegevens. 2. Het OKR vanuit het eigen leerling-administratiesysteem (las) met daarin
OSO – overstap service onderwijs. Een landelijk systeem voor digitale overdracht van de gegevens. Indien de PO school hier nog geen gebruik van maakt dan is een papieren overdracht het alternatief. 62 8
a. het enkelvoudige advies (PrO – BB – KB – GL/TL/MAVO – HAVO – VWO); voor het advies PrO worden de landelijke criteria gebruikt. Het advies wordt integraal onderbouwd; b. een lijst m.b.t. de sociaal-emotionele ontwikkeling vanuit het schooleigen lvs; c. de leerrendementen; d. advies over ondersteuning in het VO en op welk gebied; e. een beschrijving van de ondersteuningsbehoefte. 3. De Plaatsingswijzer als bijlage via OSO. Voor het vaststellen van de leerrendementen worden de signaleringslijsten in de PLW gebruikt. 4. Bij een PrO advies is de IQ bepaling verplicht. Het onderzoeksrapport wordt als bijlage via OSO meegezonden. In de Ommelanden verzorgt het VO de test. In de stad Groningen wordt de test uitgevoerd door de PO scholen. 5. Indien aanwezig en relevant kunnen IQ gegevens voor de overige leerlingen in het VO via OSO worden aangeleverd. 6. Vastgelegde relevante beperkingen (zoals dyslexie, dyscalculie) worden als bijlage via OSO verzonden. 7. Overige, door het PO te beoordelen, relevante informatie als bijlage (indien aanwezig). Indien de leerling in het PO ondersteuning heeft ontvangen die in een OPP is beschreven, wordt deze via OSO meegezonden als bijlage. 8. In Intergrip wordt aangevinkt of ondersteuning in het PO is verleend en of ondersteuning in het VO noodzakelijk wordt geacht. NB In overleg met het SwV de Ommelanden wordt een gezamenlijke tekst over de wijzigingen in het VO als voorlichting naar de PO scholen gestuurd. Hoe te handelen op de grensvlakken van onderwijs en ondersteuning? Indien de school twijfel heeft over de toekenning van een TLV PrO of VSO of plaatsing in een VMBO/HAVO/VWO school dan verzorgt ze een Meer Partijen Overleg (MPO) met de betrokken partijen. De partijen in het MPO zijn: a. de verwijzende school; b. de ouder; c. de school zelf. Bij voorkeur kan de school een verzoek aan het ECT richten om te ondersteunen bij het MPO; d. een school op het betreffende grensvlak met het PrO, VSO of andere reguliere school; e. eventueel de contactpersoon vanuit het Sociale Domein. De uitkomst van het overleg is leidend voor de school die de zorgplicht heeft. Kan een leerling switchen van VMBO naar PrO of andersom? In het eerste jaar VMBO/PrO kan er nog wisseling van onderwijssoort plaatsvinden. Dit wordt door de deskundigen van de scholen zelf vastgesteld op basis van een afweging door een team van professionals in de school. Het advies vanuit de afweging kan ook zijn: er vindt heroverweging plaats in leerjaar 2. Zo wordt geprobeerd te voorkomen dat leerlingen uit de hogere jaren van het VMBO nog naar het PrO worden verwezen. Een leerling die voldoet aan de PrO criteria in toch in het VMBO wordt geplaatst, krijgt daar een vorm van extra ondersteuning middels een OPPleerrendementen en krijgt geen TLV PrO. Het besluit van het professionele team in de school wordt verwoord en vervolgens ondertekend door een orthopedagoog/psycholoog. De toetsing op de besluiten vindt regelmatig plaats via de audits. Een voorbeeldkader voor de afweging van het professionele team staat in bijlage 4. Hoe verloopt de financiering en verantwoording van de middelen? 1. Scholen dienen jaarlijks (op basis T=0) een plan in voor de bekostiging die ze ontvangen van het SwV met daarin opgenomen de doelgroepen die ze van daaruit bedienen en welke inzet ze daar op plegen in middelen (= staand beleid in het SwV VO stad per 1-8-14). 2. Inhoudelijk voert de school gesprekken met het SwV via het ECT (planvorming vooraf) over de inzet van de bekostiging. Bij het SwV wordt jaarlijks in mei aangeleverd hoe de middelen worden besteed. Jaarlijks in september verantwoorden de scholen middels de kritische prestatie indicatoren (KPI’s) wat het resultaat is geweest van de inzet (verantwoording achteraf). Zie hiervoor verder het ondersteuningsplan 2015-2019. 63
NB Het SwV gaat nog uitwerken hoe wordt gereageerd op scholen die wel middelen ontvangen, maar niet de prestaties leveren. Dit is (op last van de Inspectie voor SwV’s) een ontwikkelpunt binnen het ondersteuningsplan ter uitwerking in 2015-2016. 3. Toe- of afname van het totaal aantal leerlingen is de eerste maat voor de bekostiging. De scholen krijgen per leerling een vast bedrag als vaste voet om de ondersteuning in de basis in te richten, zoals ook voor 1-8-14 plaatsvond. In 2014-2015 is dat bedrag vastgesteld op €30. Dit bedrag moet door de school planmatig worden ingezet. Het is een vorm van bekostiging waarbij het plan eens per 4 jaar wordt heroverwogen en/of herzien, maar die wel jaarlijks wordt aangevraagd i.v.m. de fluctuatie van het aantal leerlingen. Het basisbedrag wordt in de toekomst gefaseerd verhoogd. De hoogte is afhankelijk van het exploitatieoverschot van het SwV van het schooljaar daarvoor. 4. Toe- of afname van het aantal leerlingen met extra ondersteuning is de tweede maat voor de bekostiging. Het OPP (ontwikkelingsperspectiefplan) per leerling wordt - ondanks de mogelijke perverse prikkel die daar van uit kan gaan - de tweede maat voor het bepalen van de hoogte van de middelen voor extra ondersteuning per schoolbestuur. De hieronder genoemde bedragen die aan OPP’s worden gekoppeld zijn nadrukkelijk rekeneenheden voor volumebekostiging aan scholen, ze staan in relatie tot de arrangementsaanvragen, jaarlijks in mei, van de scholen bij het SwV. De bedragen zijn derhalve niet gerelateerd aan de leerling zelf, maar aan de ondersteuning die in de school wordt geleverd en waar de leerling zelf en andere leerlingen van profiteren. Er wordt uitgegaan van een onderscheid tussen: d. ondersteuning i.v.m. sociaal emotionele en gedragsproblematiek. Dit rekenbedrag komt voort uit wat voor 1-18-14 als LGF-middelen door OCW aan de scholen is vergoed. Dit bedrag wordt nu per school bij het SwV aangevraagd als arrangement of expertisebekostiging. Het totale beschikbare bedrag is bepaald op ca. €1,7 miljoen en kan conform begrotingsafspraken in het SwV niet worden overschreden. De norm voor de huidige maat van ondersteuning is het aantal LGF beschikkingen op 317-14 (binnen de oude LGF regeling). De afbouwregeling 3/3 – 2/3 – 1/3 expireert op 1-817. Dat is ook het moment voor een nieuwe regeling met een vast bedrag per OPP/per leerling. In 2016-2017 wordt de regeling verder uitgewerkt omdat dan het aantal OPP’s over een periode van twee voorgaande jaren bekend is. Een dergelijk OPP zal naar verwachting om en nabij €3000 per OPP genereren als bijdrage voor de ondersteuning die de school heeft ingericht. De werkelijke hoogte is afhankelijk van het rekenmodel zoals vanaf 2017-2018 (per 1-8-17) wordt toegepast én van het aantal OPP’s dat dan door de scholen bij het SwV wordt aangeleverd en in Bron staat vermeld; e. ondersteuning gericht op leerrendementen en omschreven in het OPP. We gaan hierbij uit van het door OCW voorgestelde rekenbedrag van €4100 voor een ‘Aanwijzing LWOO’. Deze maatregel gaat in op 1-8-16 voor nieuwe leerlingen. De middelen komen van het SwV. De bestaande LWOO beschikkingen worden via DUO rechtstreeks toegekend aan de scholen en verrekend met het budget van het SwV; f. extra middelen voor doelgroepen die extra inzet vereist i.v.m. een speciale ondersteuningsbehoefte. Ook de VSO scholen kunnen aanspraak maken op deze middelen. Bij de toedeling van die middelen wordt rekening gehouden met de ontvangen middelen voor extra ondersteuning (LWOO/LGF/RZB) in het verleden. Nadere uitwerking vindt plaats in 2015-2017 m.b.v. trendcijfers. De ingang is per 1-8-17.
64
5. Overschotten/tekorten op de middelen voor lichte ondersteuning t.a.v. TLV PrO en ondersteuning i.v.m. leerrendementen (voormalig LWOO) komen ten goede/ten laste van de middelen die beschikbaar zijn voor leerlingen met alleen sociaal emotionele problematiek. Alle scholen komen in aanmerking voor deze bekostiging. Het bedrag per leerling per OPP met sociaal emotionele problematiek zal daardoor, gelijk evenredig aan het overschot/tekort, stijgen/dalen. 6. LWOO leerlingen staan nog geregistreerd voor die leerlingen die voor 2016 al een LWOO indicatie hebben gekregen. Er zullen geen nieuwe LWOO leerlingen bij komen, omdat het SwV geen aanwijzingen LWOO meer zal afgeven. De komende 4 jaren (voor zittenblijvers 5 jaar) zal DUO nog rechtstreeks een budget voor het aantal LWOO leerlingen die op 1 oktober staan geregistreerd overmaken aan de scholen met een LWOO licentie. Dit bedrag komt in mindering op het budget voor lichte ondersteuning dat het SwV ontvangt (resterend bedrag voor lichte ondersteuning = totaalbudget lichte ondersteuning – bedragen voor lwooen pro-leerlingen). Hoe verloopt een beroep en/of een bezwaar? 1. Een geschil met de ouder over het aanbod van de school is een zaak tussen ouder en school. In de eerste plaats dragen school en ouder er zorg voor om het uiterste uit hun gesprekken halen om tot een oplossing te komen bij de ondersteuning van de leering. Als de leerling al op school zit dan is de eerst aan te spreken persoon de mentor van de leerling. Daarnaast wordt de mentor ondersteund door het management van de school. Als de leerling nog niet op de school zit is er een toelatingscommissie die kan worden benaderd. Ook de toelatingscommissie wordt ondersteund door het management van de school. 2. Leiden de gesprekken en het overleg uiteindelijk niet tot een gedeelde oplossing dan kan voor een onafhankelijk advies het Expertise- en Consultatie Team (ECT) van het SwV worden ingeschakeld. De namen en adressen van de personen in het ECT staan op de site van de school en van het SwV. 3. Bezwaren over een arrangement en of plaatsing in het vo verlopen via de bezwaar/klachten procedures van de betreffende school. Bezwaar over het advies van de po school is bij de betreffende po school. 4. Alle scholen hebben een klachtencommissie die kan worden benaderd voor bezwaren over het handelen van de school. In de schoolgidsen en websites van de scholen staat hoe de klachtencommissie kan worden benaderd. 5. Geschil individuele ouder - school. De landelijke geschillencommissie toelating en verwijdering gaat over geschillen tussen ouder en de school (niet via SwV) over de vraag of de school in het kader van zorgplicht een passend aanbod heeft gedaan. Elke school is hier verplicht bij aangesloten en de commissie wordt in stand gehouden door de landelijke Stichting Onderwijsgeschillen (www.onderwijsgeschillen.nl). Deze commissie gaat ook over geschillen ten aanzien van het opgestelde ontwikkelingsperspectief door de school. Daarnaast kunnen ouders bij geschillen over toelating/verwijdering ook terecht bij het College voor de Rechten van de Mens en beroep aantekenen bij de rechter (ook na een oordeel van de geschillencommissie). Georganiseerd door: Geschillencommissie Passend Onderwijs (www.onderwijsgeschillen.nl - niet via het SwV), College voor Rechten van de Mens en Burgerrechter.
65
Bijlage 1 – Criteria voor ondersteuning i.v.m. leerrendementen Let op! Het OPP leerrendement is uitsluitend voor VMBO leerlingen en wordt alleen bekostigd door het SwV aan VO scholen (brinnummer) die voorheen de LWOO licentie hadden. Het OPP leerrendement wordt in het Magister of SOM aangevinkt en doorgegeven aan Bron én het SwV. Leerrendementen Uit het didactisch profiel blijkt dat er een leerrendement is tussen 50% en 75 % (voorheen 25-50% leerachterstand) t.o.v. de didactische leeftijd op twee of meer domeinen van de schoolse vaardigheden: begrijpend lezen, inzichtelijk rekenen/wiskunde, spelling en technisch lezen. Eén van de twee domeinen moet in ieder geval begrijpend lezen of inzichtelijk rekenen/wiskunde zijn; Het didactisch profiel wordt samengesteld op basis van de signaleringslijsten van de Plaatsingswijzer en dossieronderzoek (minimaal drie jaar LVS gegevens). Het kan relevant zijn om naast het eerder genoemd didactisch profiel onderzoek te doen naar sociaal emotionele- of gedragsproblematiek. De problematiek wordt aangetoond middels psychologisch of psychiatrisch onderzoek. De orthopedagoog of psycholoog weegt of het onderzoek recent genoeg is en relevant voor de ondersteuning die in het onderwijs wordt geleverd. De ondersteuningsbehoefte staat immers centraal en niet de beperking van de leerling. Beredeneerd afwijken leerlingen met een didactische leeftijd lager dan 51 (bijvoorbeeld leerlingen uit groep 7 en leerlingen uit andere landen): de absolute niveaus worden gehanteerd. Bijvoorbeeld DLE < 40 in januari of een DLE <45 in juni. m.b.t. de grenzen van net niet/net wel ondersteuning of net niet/net wel VMBO/PrO wordt 5-10% ‘vrije ruimte’ gehanteerd. In dat geval wordt een beredeneerde afwijking omschreven. Testmaterialen: Niveau-adequate toets, maximaal 1 keer terugtoetsen. Doortoetsen is geen vereiste voor het vaststellen van de leerrendementen. Intelligentieniveau in relatie tot leerrendementen Het onderscheid in IQ <91 dan wel >90 is niet meer een vereiste om een OPP leerrendement voor de leerling te maken. NB De onderwijssoort voor de leerling wordt niet bepaald door intelligentiegegevens maar door het advies van het PO. Als het PO, ter onderbouwing van het advies, intelligentiegegevens wil gebruiken is dat begrijpelijk. De VO school moet zich houden aan het advies van de PO school. Als de leerling eenmaal in het VO zit en de VO school twijfelt of de leerling het niveau wel aankan kun men zelf een intelligentietest doen als men dat belangrijk vindt. Indien voor de onderbouwing van een OPP wel intelligentietesten worden aangeleverd en deze verouderd (>2 jaar) zijn, volstaat een verklaring van het intelligentieniveau afgegeven door een orthopedagoog/psycholoog. De beredeneerde afwijking wordt omschreven. NB Toelaatbaarheid voor het praktijkonderwijs (wettelijke regeling): Het intelligentieniveau is minimaal 55 en maximaal 75-80; En uit het didactisch profiel blijkt dat de leerrendementen < 50 % (voorheen leerrendementen van >50%) t.o.v. de didactische leeftijd op twee of meer domeinen van schoolse vaardigheden; Eén van de twee domeinen moet in ieder geval begrijpend lezen of inzichtelijk rekenen/wiskunde zijn. 66
Voor de PrO school bestaat beleidsruimte als het IQ 75-80 bedraagt of er is sprake van strijdigheid van gegevens (het IQ wijst op VMBO en de leerrendementen op PrO of omgekeerd).
67
Bijlage 2 – voorbeeld format aanvraag TLV PrO
68
Aanvraag TLV PrO Voornaam
Achternaam
Geboorte datum
BSN
Woonplaats
jongen
meisje
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 Toekenning TLV PrO Datum: Naam SwV: SwV VO 20.01 Groningen stad Naam gemachtigde SwV voor toekenning TLV PrO: Handtekening gemachtigde SwV
69
Bijlage 3 – Wat staat er in de WVO over het OPP Artikel 26 WVO. ontwikkelingsperspectief 1. Het bevoegd gezag stelt nadat op overeenstemming gericht overleg is gevoerd met de ouders een ontwikkelingsperspectief vast: a. voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven, voor zover het betreft leerlingen die voorbereidend beroepsonderwijs, middelbaar of hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs volgen; b. voor leerlingen die praktijkonderwijs volgen. 2. Het ontwikkelingsperspectief wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na de inschrijving van de leerling vastgesteld. Indien het betreft een inschrijving op grond van artikel 27, lid 2f, wordt het ontwikkelingsperspectief uiterlijk binnen zes weken na de definitieve plaatsing van de leerling vastgesteld. 3. Het ontwikkelingsperspectief wordt ten minste één keer per schooljaar met de ouders geëvalueerd. 4. Nadat op overeenstemming gericht overleg is gevoerd met de ouders kan het bevoegd gezag het ontwikkelingsperspectief bijstellen. NB: wordt op enig moment in 2015 gewijzigd in: instemming ouders op het handelingsdeel. Deze wetswijziging is al aangenomen in de 2e kamer. 5. Het ontwikkelingsperspectief bevat een omschrijving van de begeleiding, bedoeld in artikel 17b. Indien voor leerlingen als bedoeld in het eerste lid, onder a, bij de inrichting van het onderwijs wordt afgeweken van één of meer onderdelen van het onderwijsprogramma, wordt dat in het ontwikkelingsperspectief vermeld. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften over de inhoud van het ontwikkelingsperspectief vastgesteld (zie hierna). AMvB: Inrichtingsbesluit WVO Artikel 15c. Inhoud ontwikkelingsperspectief 1. Het ontwikkelingsperspectief, bedoeld in artikel 26 van de wet, bevat ten minste informatie over a. naar welk vervolgonderwijs, en indien het een leerling betreft die praktijkonderwijs volgt naar welke soort arbeid uitstroom van de leerling wordt verwacht, b. en de onderbouwing daarvan. 2. De onderbouwing bevat ten minste een weergave van de belemmerende en bevorderende factoren die van invloed zijn op het onderwijs aan de leerling.
70
Bijlage 4 – Optioneel kader voor hertoetsing m.b.t plaatsing leerling in het VMBO of PrO VMBO <-> PrO in 1e of 2e leerjaar Persoonlijke gegevens Naam
:
Geboortedatum
:
School
:
Leerjaar
:
Ingevuld door
:
Uitkomst PrO
bespreekgeval
VMBO
leerlingbespreking Is de leerling diplomeerbaar voor het VMBO?
nee
twijfel
ja
Past de ondersteuningsbehoefte van de leerling binnen ons ondersteuningsprofiel?
nee
twijfel
ja
Werk/dagbesteding
onduidelijk
MBO
Wat is het uitstroomperspectief
Didactische gegevens PRO
bespreekgeval
VMBO
valide test voor nulmeting begin schooljaar
BL
dle < 30
BL
dle : 30 - 40
BL
dle > 40
Sp
dle < 40
Sp
dle = 40
Sp
dle > 40
Rek dle < 40
Rek dle = 40
Zelfde valide test beslismeting februari
< 5 maanden vooruitgang
5 maanden vooruitgang >5 maanden vooruitgang
IQ- gegevens valide IQ-onderzoek
PrO IQ < 75
bespreekgeval IQ 75 - 80
Rek dle > 40
VMBO IQ > 80
71
Aanvullend onderzoek, indien nodig Leergedrag
PMT-K-2
PRO Stanine 7 – 9 op de schalen negatieve faalangst en prestatiemotivatie
bespreekgeval Stanine 7 – 9 op één van de schalen negatieve faalangst of prestatiemotivatie
VMBO Stanine 1- 6 op de schalen negatieve faalangst en prestatiemotivatie;
Persoonlijkheidsonderzoek, bijvoorbeeld door middel van Twee hoge/zeer hoge scores op de schalen Inadequatie, Sociale Inadequatie, Recalcitrantie of Dominantie
Eén hoge/zeer hoge score op de schaal Inadequatie, Sociale Inadequatie, Recalcitrantie of Dominantie
Gemiddelde tot zeer lage scores op de schalen Inadequatie, Sociale Inadequatie, Recalcitrantie of Dominantie
Lage/zeer lage score op de schaal Volharding
Lage/zeer lage score op de schaal Volharding
Gemiddelde tot zeer hoge score op de schaal Volharding
DVL
Twee signaalscores op de onderdelen: Sociabiliteit, Zelfwaardering of Taakgerichtheid
Eén signaalscore op het onderdeel Sociabiliteit, Zelfwaardering of Taakgerichtheid
Geen signaalscores op de onderdelen Sociabiliteit, Zelfwaardering of Taakgerichtheid
TRF
Twee of meer scores in het klinisch gebied
Eén score in het klinisch gebied of twee Alle scores in het normale scores in het gebied grensgebied
NPVJ - II
Bij de beslissing zijn de uitkomst van de leerlingbespreking, op basis van de didactische gegevens en de IQ-gegevens, doorslaggevend. -
Wanneer de didactische gegevens en het IQ beide in het PrO-gebied liggen, is PrO geïndiceerd. Bij didactische gegevens in het PrO-gebied en IQ-score als bespreekgeval is PrO geïndiceerd. Wanneer de didactische gegevens en de IQ gegevens beide bespreekgeval zijn, is de uitkomst van de leerlingbespreking doorslaggevend. Wanneer de didactische gegevens en het IQ beide in het VMBO-gebied liggen, is VMBO geïndiceerd. Bij didactische gegevens in het VMBO-gebied en IQ-score als bespreekgeval, is VMBO geïndiceerd.
Als de uitkomst van de leerlingbespreking verdeeld is, kan er aanvullend onderzoek worden uitgevoerd. De beslissing zal vervolgens in een multidisciplinair team (mentor, ondersteuningscoördinator PrO, ondersteuningscoördinator VMBO, gedragsdeskundige) genomen worden. Bijlage 5 – schematische weergave stappenplan OPP en TLV PrO 72
73