Bijlage 1 Externe Veiligheid
Algemeen Externe veiligheid speelt een belangrijkere rol in de ruimtelijke ordening. Het is dan ook van belang inzicht te krijgen in de objecten en elementen in of nabij het plangebied die de externe veiligheid in het gebied kunnen beïnvloeden. Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat er te dicht bij gevoelige bestemmingen, activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht geworden. Het Bevi legt veiligheidsnormen en zoneringen op aan bedrijven en/of activiteiten die een risico vormen voor personen. Op grond van bovengenoemde regelgeving dienen bij ruimtelijke ontwikkelingen verplichte afstandsnormen tussen gevaarlijke inrichtingen of activiteiten en het vervoer van gevaarlijke stoffen (inclusief transportleidingen) en (beperkt) kwetsbare objecten in acht te worden genomen. Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan met gevaarlijke stoffen. Tijdens de productie, de opslag, het gebruik en het transport kunnen er zich calamiteiten voordoen, waardoor de veiligheid van de omgeving in het geding is. Deze risico's worden uitgedrukt in plaatsgebonden risico en groepsrisico waarbij in de normering onderscheid wordt gemaakt in bestaande en toekomstige situaties.
Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat iemand komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Hierbij wordt verondersteld dat een (fictieve) persoon zich gedurende 24 uur per dag gedurende een heel jaar, onbeschermd op een plaats bevindt. Het plaatsgebonden risico kan worden weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Voor kwetsbare objecten geldt een maximale toelaatbare overlijdenskans van 1 op een miljoen (10-6 risicocontour). Dit betekent dat bij nieuwe situaties de grenswaarde wordt overschreden als kwetsbare objecten (zoals woningen, ziekenhuizen, grote kantoren e.d.) tussen de 10-6 risicocontour en de inrichting, transportroute of buisleiding zich bevinden. Voor beperkt kwetsbare objecten (bedrijven, kleine kantoren e.d.) geldt de 10-6 contour als richtlijn. Dit betekent dat bij voorkeur geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour opgericht worden, maar dat een gemeente hiervan gemotiveerd af mag wijken.
Groepsrisico Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van één ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van de kans op een ongeval, het effect van het ongeval en het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied (de afstand tot waar nog dodelijke slachtoffers vallen). Het GR is niet ruimtelijk weer te geven met contouren maar wordt uitgedrukt in een grafiek waarin de groepsgrootte van aantallen slachtoffers wordt uitgezet tegen de cumulatieve kans dat een dergelijke groep slachtoffer wordt van een ongeval: de Fn- curve.
Beleid en onderzoek Externe veiligheid Voor externe veiligheid voor een inrichting is het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing. Op grond van dit besluit moet bij het vaststellen van een bestemmingsplan als het onderhavig worden getoetst op externe veiligheid. Ten eerste moet worden getoetst aan de grenswaarde van het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten (objecten met veel of met beperkt zelfredzame personen). Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon, die zich onbeschermd in de buurt van een risicobron bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met die risicobron. Het Bevi bepaalt dat het plaatsgebonden risico ter plaatse van een kwetsbaar object niet meer mag bedragen dan één op de miljoen per jaar. Het plaatsgebonden risico bepaalt de minimale afstand tussen een risicobron en een kwetsbaar object. De waarde van één op de miljoen per jaar geldt alleen voor kwetsbare objecten. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze als richtwaarde: overschrijden mag indien daar goede redenen voor zijn. Ten tweede moet het zogenaamde groepsrisico worden verantwoord. Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen komt te overlijden ten gevolge van een incident met de risicobron. Anders dan bij het plaatsgebonden risico het geval is, geldt voor het groepsrisico geen grens- of richtwaarde. Wel is in het Bevi de zogenaamde oriënterende waarde bepaald, waarmee het berekende groepsrisico moet worden vergeleken. De oriënterende waarde geeft dus aan wanneer het groepsrisico een relevante waarde heeft, maar geldt niet als een norm. Het is toegestaan de oriënterende waarde te overschrijden.
Verantwoording groepsrisico In plaats van een toetsing aan een norm schrijft het Bevi voor dat het bevoegd gezag het groepsrisico moet verantwoorden. Artikel 13 van het Bevi schrijft voor welke elementen in de verantwoording van het groepsrisico moeten worden vermeld: a. de aanwezige en de op grond van dat besluit te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting of inrichtingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken, voor zover het invloedsgebied ligt binnen het gebied waarop dat besluit betrekking heeft, op het tijdstip waarop dat besluit wordt vastgesteld; b. het groepsrisico per inrichting op het tijdstip waarop dat besluit wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–7 per jaar en met de kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–9 per jaar; c. indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door degene die de inrichting drijft, die dat risico mede veroorzaakt en, indien van toepassing, de voorschriften die zijn of worden verbonden aan de voor die inrichting geldende vergunning, bedoeld in artikel 8.1 van de wet; d. indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die in dat besluit zijn opgenomen; e. de voorschriften ter beperking van het groepsrisico die het bevoegd gezag voornemens is te verbinden aan de voor een inrichting, die behoort tot een categorie van inrichtingen ten behoeve waarvan dat besluit wordt vastgesteld, te verlenen vergunning, bedoeld in artikel 8.1 van de wet. f. de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico; g. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst; h. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval in de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt of mede veroorzaakt, waarvan de gevolgen zich uitstrekken buiten die inrichting, en
2
i.
de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt of mede veroorzaakt, om zich in veiligheid te brengen indien zich in die inrichting een ramp of zwaar ongeval voordoet.
Artikel 13 bepaalt tevens dat er overleg dient plaats te vinden met het bevoegd gezag van de inrichting waarvan het invloedsgebied geheel of gedeeltelijk over het plangebied valt. Ook moet de regionale brandweer om advies worden gevraagd.
Provinciaal beleid Naast het gestelde in het Bevi heeft de provincie Zuid-Holland een beleid groepsrisico vastgesteld. Volgens dit beleid moet een groepsrisicoverantwoording plaatsvinden volgens de CHAMP-methodiek. CHAMP staat voor Communicatie, Horizon, Anticipatie, Motivatie en Preparatie. De CHAMP-methode wordt overigens volledig gedekt met de toepassing van artikel 13 van het Bevi. Naast de CHAMP-methode wil de provincie, neergelegd in de Provinciale StructuurVisie, dat op termijn het groepsrisico nergens de oriënterende waarde overschrijdt. Bij de verantwoording moet aannemelijk worden gemaakt dat dit op termijn het geval zal zijn.
Gewenste ontwikkeling De vaststelling van het bestemmingsplan Landelijk Gebied betekent niet dat er nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt waardoor personen aan het plangebied worden toegevoegd. Het plan kan derhalve worden aangeduid als een conserverend bestemmingsplan. De beoordeling van de risico's moet daarom plaatsvinden op grond van de bestaande situatie. Het aspect Externe Veiligheid wordt in het bestemmingsplan meegenomen en nader beoordeeld.
Inventarisatie relevante risicobronnen voor het plangebied Inrichtingen binnen het plangebied In het bestemmingsplan zelf is de vestiging van risicovolle bedrijven overeenkomstig de Bevi uitgesloten in de bestemmingsregeling en wordt door middel van de milieuzonering voldoende afstand van gevoelige bestemmingen gehouden bij de projectie van de bedrijvigheid. De ligging van vier propaantanks en een op-en overslag van consumenten vuurwerk binnen het plangebied geeft geen gevaar voor de veiligheid buiten de inrichting en is geen bijzonder aandachtspunt.
Inrichtingen buiten het plangebied Buiten het plangebied zijn geen externe veiligheid relevant inrichtingen aanwezig.
Basisnet Weg, Spoor en Water Vervoer per schip Uit dezelfde inventarisatie valt op te maken dat er met betrekking tot de externe veiligheid van vervoer van gevaarlijke stoffen in de binnenvaart momenteel geen knelpunten bestaan binnen de gemeente Leidschendam-Voorburg, en dat deze voor de toekomst ook niet worden verwacht.
3
Vervoer per Spoor Binnen en buiten het plangebied is geen Spoor aanwezig.
Route gevaarlijke stoffen De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft verschillende routes vastgesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen mag uitsluitend over deze wegen plaatsvinden. Om van deze vaste routes af te wijken heeft de vervoerder een ontheffing nodig. Een ontheffing heeft als doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld tot een aanvaardbaar minimum te beperken door: •
Het reduceren van transportrisico's;
•
Het voorkomen van sluipverkeer;
•
Mogelijkheden voor verbetering van rampenbestrijding;
•
Verzekering van aansluiting op het landelijke basisnet.
De meest voorkomende stoffen die over de routes binnen het plangebied rijden, zijn Propaan transporten naar enkele agrarische bedrijven en/of woningen in het buitengebied. Voor deze transporten gelden de voorgeschreven routes in de ontheffingen voor het vervoeren van andere gevaarlijke stoffen. Binnen het plangebied ligt de belangrijkste route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, de rijksweg A4 (figuur 1. Verder spelt de provinciale weg de N206 een belangrijke rol. Het groepsrisico is berekend met behulp van het rekenprogramma RBMII. Als basis voor de berekeningen is de regionale informatie (tellingen en kaart) genomen.
Transport van gevaarlijke stoffen In de gemeente Leidschendam-Voorburg vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats over de weg en via buisleidingen. Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg is uitgegaan van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid en het bijbehorende Basisnet Weg.
Basisnet Weg In het Basisnet wordt het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg water binnen de maatschappelijke randvoorwaarde van veiligheid duurzaam mogelijk gemaakt, met meeweging van de belangen van ruimtelijke ordening. Het Basisnet beoogt daarbij de spanning tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid te verminderen door het vaststellen van gebruikruimtes voor het vervoer en veiligheidzones voor de ruimtelijke ordening. Andere doelen van het Basisnet zijn het creëren van duidelijkheid over waar welk vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en wat de consequenties van het vervoer van gevaarlijke stoffen voor burgers, bestuurders, bedrijfsleven en hulpverlenings- en rampenbestrijdingsorganisaties zijn.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg Het transport vanuit het zuiden naar het noorden, zorgt voor een omvangrijke stroom van gevaarlijke stoffen over de A4 vanaf het knooppunt Ypenburg richting Leiden-Amsterdam. Binnen
4
het plangebied vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats over de rijkswegen A4, maar ook over de provinciale weg N206. De intensiteiten op de N206 is relatief laag.. In tabel 1 zijn de transportstromen over de rijkswegen en de provinciale wegen weergegeven met bijbehorende invloedsgebieden. De Provincialeweg N206 is weliswaar aangewezen als route vervoer gevaarlijke stoffen, maar dit is dermate kleinschalig dat de drempelwaarden uit de PGS 3 niet worden overschreden. Dit betekent dat er geen PR 10-6-contour en er geen overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico is.
5
Transport van gevaarlijke stoffen over de relevante wegen De Basisnet-tabel
Weg Omschrijvin GF3 g vlak Ref. Z7
GF3 max
LF1
LF2
LT1 LT2 LT3 GF GF GT GT GT GT 1 2 2 3 4 5
A4: afrit 7 1578 4000 4930 1732 28 (Zoeterwoud 4 e Dorp) Knp. Prins Clausplein
Weg Naamgeving vlak
Veiligheidszo ne gemeten van het midden van de weg
Plasbr and aandac ht gebied
214 65
PR 10-7 contour LF1
0
0
0
0
Vervoershoeveelhede n GF3 voor het berekenen van het GR
GF3 referentie
0
0
GR > 0,1*orienta tiewaarde
GF3 28 max gebruiks
waarde ruimte Z7
A4: afrit 7 (Zoeterwoude Dorp) -Knp. Prins Clausplein
13
Ja
1578
4000
Nee
Categorisering van wegen in het Basisnet Categorie
Gebruiksruimte vervoer
Paars
Toename vervoer mogelijk Geen nieuwe kwetsbare Geen kwetsbare t.o.v. prognose 2020 met objecten in de Vrije zone van objecten binnen de factor 1.5 voor GF 3 en factor 30 meter PR 10 -6 contour 2 voor alle andere stoffen
Oranje
Toename vervoer mogelijk t.o.v. prognose 2020 met factor 1.5 voor GF 3 en factor 2 voor alle andere stoffen
Geen nieuwe kwetsbare objecten in de Kwetsbaar Object Vrije -zone van 30 meter
Geen kwetsbare objecten binnen de PR 10 -6 contour
Geel
Toename vervoer mogelijk t.o.v. prognose 2020 met factor 2 voor alle stoffen
Tot 30meter vanaf de wegrand rekening houden met plasbranden
Geen
Groen
Toename vervoer mogelijk t.o.v. prognose 2020 met factor 2 voor alle stoffen
Geen
Geen
6
Maatregelen RO nieuw
Maatregelen RO bestaand
Met betrekking tot de snelweg geldt vanuit de typering van wegen uit het Basisnet voor de A4 dat deze als een 'Geel weg' getypeerd kan worden. In tabel staat de uitleg van de kleurcategorisering weergegeven
De A4 heeft een 10-6 /jaar plaatsgebonden risicocontour van 13 meter vanaf de rand van de weg. Binnen deze contour liggen geen kwetsbare objecten en mogen in het kader van het Besluit-Transportroutes-Externe-Veiligheid ook geen kwetsbare objecten opgericht worden (de Kwetsbaar Object Vrije-zone. In figuur is de Basisnetkaart met bijbehorende kleurcategorisering, zoals aangegeven in tabel 0.2, voor geheel Nederland weergegeven.
Basisnetkaart met kleurcategorisering voor heel Nederland
Plaatsgebonden risico Uit de regionale informatie (GEO-web) blijkt dat de plaatsgebonden 10-6 contour binnen de grenzen van de Rijksweg ligt. Er liggen geen kwetsbare - en/of beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour.
7
Groepsrisico Het huidige groepsrisico wordt door de invulling van het plangebied niet gewijzigd. Het groepsrisico is berekend met het RBMII rekenprogramma. Met behulp van kentallen is het aantal personen in de bestemmingsvlakken bepaald. Daardoor is bij de berekening een hoger aantal personen genomen dan in werkelijkheid aanwezig zullen zijn. Uit de berekening komt naar voren dat het groepsrisico ver onder de oriënterende waarde ligt. In figuur 2 is het groepsrisico weergegeven met behulp van Fn-curves.
Weg Kilome Fo Fow Ma Gr_ Gf3 Wegva numm ter w xn k ID er wegvak bijn nivea u P02437 R004 /80
Rijksweg
8
39-40
0
0
0
1
Gt Lf1 Lf2 4
1499 0
L Lt Lt Grafiek t 2 3 1
Fowtxt
46 164 2 2 6 Curveleeg.h < 0.001 84 58 7 03 2 tm
Fn curve.
Groepsrisico van de Rijksweg A4 die door Leidschendam-Voorburg gaat
Het groepsrisico is berekend op basis van tellingen van gevaarlijke stoffen. Zoals te zien in bovenstaande figuur is het groepsrisico kleiner dan 0,1 x de oriëntatiewaarde. Dit geeft aan dat op dit moment het transport over de rijksweg door Leidschendam-Voorburg geen knelpunten op het gebied van het groepsrisico oplevert.
9
Buisleidingen Veiligheidsbeleid rond buisleidingen Het externe veiligheidsbeleid is er op gericht afstand aan te brengen tussen activiteiten met gevaarlijke stoffen en personen die in de omgeving van die gevaarlijke activiteit aanwezig zijn. Volgens het externe veiligheidsbeleid, zoals dat na de vuurwerkramp in Enschede in het NMP 4 is vastgesteld, biedt de overheid burgers een minimum beschermingsniveau tegen risico's die zij zelf niet kunnen beheersen of voorkomen. Dat wil zeggen dat voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde geldt die niet overschreden mag worden bij kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Voor aardgastransportleidingen dient de externe veiligheid beoordeeld te worden aan de hand van afstanden in de Circulaire “Regels inzake de zonering langs hogedrukaardgastransportleidingen” uit 1984. Echter deze circulaire wordt vervangen door een AMvB (Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen). De veiligheidsafstanden voor hogedruk aardgasleidingen zijn herzien. In het plangebied liggen een tweetal regionale aardgastransportleidingen en een hoofd aardgastransportleiding. Het betreft de leidingen kenmerk nummers A517-kr 004 t/m 12, W-514 -01-KR 033 t/m 47 en W-514-19-KR 001. De leiding kenmerk nummer A517-kr 004 t/m 12 heeft een diameter van 30 inch en een ontwerpdruk van 66,2 bar; De leiding kenmerk nummer W-514 -01-KR 033 t/m 47 heeft een diameter van 20 inch en een ontwerpdruk van 40 bar de leiding kenmerk nummer W-514-19-KR 001 heeft een diameter van 8 inch en een ontwerpdruk van 40 bar De leiding wordt beheerd door de Gasunie. Uit het onderzoek van het Bureau externe veiligheid Haaglanden blijkt dat het plaatsgebonden risico voor de leidingen kenmerk nummer W-514 -01-KR 033 t/m 47 en de leiding kenmerk nummer W-514-19-KR 001 volgens de nieuwe risicobenadering op de leiding zelf ligt. Buiten deze leidingen is geen 10-6 contour aanwezig. Voor de leiding kenmerk nummer A517-kr 004 t/m 12 ligt 10-6 contour op 200 meter Uit de gegevens blijkt verder dat de leiding kenmerk nummer W-514 -01-KR 033 t/m 47 een effectafstand van maximaal 140 meter heeft (1% letaliteitsgrens) en de leiding kenmerk nummer W-514-19-KR 001 een effectafstand van maximaal 95 meter heeft (1% letaliteitsgrens).De leiding kenmerk nummers A517-kr 004 t/m 12 heeft een effectafstand van maximaal 380 meter heeft (1% letaliteitsgrens) Binnen deze afstanden bevindt zich een aantal woningen. Het betreft een aantal verspreid liggende woningen aan de Stompwijkseweg; Meeslouwerweg, Huyssiterweg en Veilingweg. Vanwege het effectafstand van 380, 140 en 95 meter zijn de buisleidingen van invloed op de veiligheidssituatie binnen het plangebied. Het hierdoor. Aangezien het een bestaande situatie met verspreid liggende woningen betreft is het veroorzaakte risico is echter laag. Onder het plangebied ligt eveneens een buisleiding van defensie die buiten gebruik is en daarom dichtgespoten is.
Actuele ontwikkelingen De circulaire Zonering langs aardgastransportleidingen 1984 wordt vervangen door een AMvB (Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen). De procedure daarvan loopt, maar de verwachting is dat de AMvB pas in 2011 in werking zal treden. Tevens is bij het ministerie van VROM gewerkt aan de Structuurvisie buisleidingen. In Leidschendam-Voorburg wordt geanticipeerd op het toekomstige beleid. Zo wordt in de gevallen dat er sprake is van een buisleiding in een plangebied er een berekening gemaakt van het PR en het GR. De uitkomsten hiervan worden op dezelfde manier gewogen als dat voor het transport van gevaarlijke stoffen gebeurt.
10
Buisleidingen binnen het plangebied
Buisleidingen Uit de digitaalkaart (GEO-web Haaglanden) voor buisleidingen blijkt dat in het bestemmingsplan diverse hoogdruk aardgasleidingen liggen. De een aardgasleiding heeft een druk van 66 bar, een diameter van 30", een diepteligging van circa 2 meter en de overige hebben een druk van 40 bar, een diameter van 12 en 8 inch en een diepteligging van circa 1 meter.(figuur 1). Van de hoogdruk aardgasleidingen zijn het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) niet berekend. Door verspreid liggende woningen is het groepsrisiconiveau voor de buisleidingen zo laag dat het niet in een grafiek weer te geven is.
Toetsing Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen Bij het vervoer van deze gevaarlijke stoffen door buisleidingen is de systematiek voor de toepassing van de risicobenadering wezenlijk anders dan die voor de andere vormen van vervoer. De systematiek bij deze buisleidingen is in belangrijke mate vergelijkbaar met die voor categoriale inrichtingen. Door middel van vaste veiligheidsafstanden gekoppeld aan het soort leiding en type maatregelen is direct af te leiden welke scheiding tussen risicobron en kwetsbare objecten gewenst is. Deze veiligheidsafstanden zijn weer onderverdeeld in bebouwings- en toetsingsafstanden. Voor de begripsvorming omtrent de bebouwings- en toetsingsafstand kan worden gesteld dat de bebouwingsafstand vergeleken kan worden met de PR 10-6 contour. De toetsingafstand kan in worden vergeleken met de PR 10-8 contour. Bij ligging van kwetsbare- of beperkt kwetsbare objecten binnen de toetsingsafstand moet de toetsingsafstand worden meegenomen bij de bepaling van het groepsrisico. De vrijwaringzone van 30 meter aan beide zijden van de leiding wordt vrijgehouden van bebouwing. Daarnaast moet de bebouwingsafstand van 95 meter in acht worden genomen. Een enkel verspreid liggende woningen in het plangebied voldoet niet aan deze afstanden. Binnen 100% afstand is de invloed van de leidingen zodanig groot dat toename van bebouwing of personen binnen deze afstanden sterk bijdraagt aan de verhoging van het groepsrisico.
11
Buis ID
Lengte Jaar in buisdeel gebruik name
Toets Minbou Afstand afstan w over-lijden d 1%
Afstand over-lijden 100 %
Afstand 10-6 contour
W-514-01 688.8709 1995 -KR-033 76329
32
15
140
70
0
W-514-19 708.8166 1987 -KR-002 4255
22
8
95
50
0
A-517-KR 623.4336 1967 -007 00888
95
30
380
160
120
Gebruik Eigenaar er
Diame ter in milime ter
Herkom st
Diam Dru Dru Produc Aandui Wanddik Materia Dekkin eter k in k in t ding te in al g in bar kilo milimeter inch Pas cal
Gas Transpor t Service s B.V.
N.V. 323.9 Nederland se Gasunie
12.75 40
405 Aardga W-514- 17.48 3 s 01-KR-0 33
GRADE 1.7 B
Gas Transpor t Service s B.V.
N.V. 219.1 Nederland se Gasunie
8.63
40
405 Aardga W-514- 6.3 3 s 19-KR-0 02
GRADE 4.42 B
Gas Transpor t Service s
N.V. 762 Nederland se Gasunie
30
66,2 670 Aardga A-517- 13.8 8 s KR-007
X60f
1.39
Maatgevende scenario's Binnen het plangebied liggen enkele woningen op een korte afstand van de hoogdruk aardgasleidingen. De ene aardgasleiding heeft een druk van 66 bar, een diameter van 30", een diepteligging van circa 1,5 meter en de andere heeft een druk van 40 bar, een diameter van 20" en een diepteligging van circa 1,7 meter. Deze woningen kunnen als gevolg van een calamiteit in relatie tot de afstand van de woningen tot de risicobronnen het volgende effect optreden: Een hoogdruk aardgasleiding kan falen als gevolg van schade door derden. Falen als gevolg van corrosie is uitgesloten door de veiligheidsmaatregelen die door de Gasunie zijn genomen (inherente veiligheid). Door een beschadiging van de aardgasleiding kan gas vrijkomen dat vervolgens ontsteekt en een fakkelbrand vormt.
Het aantal personen in het invloedsgebied Huidige situatie en toekomstige situatie De vaststelling van het bestemmingsplan Landelijk Gebied betekent niet dat er nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt waardoor personen aan het plangebied worden toegevoegd. Het plan kan derhalve worden aangeduid als een conserverend bestemmingsplan. De beoordeling van de risico's moet daarom plaatsvinden op grond van de bestaande situatie.
Plaatsgebonden risico aardgasleiding Uit de digitaalkaart (GEO-web Haaglanden) voor buisleidingen blijkt dat het plaatsgebonden 10-6
12
contour voor de leidingen W-514-01-KR-033 en W-514-19-KR-002 op de leidingen zelf ligt. Het plaatsgebonden 10-6 contour voor de leiding A-517-KR-007 120 meter ligt. Binnen deze toetsingsafstanden zijn een zeer beperkt aantal woningen en een agrarisch bedrijf gelegen. Nieuwe gevoelige functies buiten de bebouwingsvrije afstand, zoals woningen, kunnen wel worden toegestaan. Voor zover deze zich wel binnen de toetsingsafstand bevinden, mag worden gesteld dat het aantal nieuwe woningen dat zich eventueel voordoet niet leidt tot overschrijding van het plaatsgebonden risico. Datzelfde geldt voor het groepsgebonden risico. Ten opzichte van de huidige situatie kan bij gebruik making van de ruimte-voor-ruimte regeling in het plan één nieuwe woning binnen deze toetsingsafstand worden gerealiseerd. Mocht de situatie zich voordoen dat gebruik gemaakt wordt van de ruimtevoor- ruimte regeling dan zal voor de nieuwe woning bekeken moeten worden of dit zorgt voor onaanvaardbare risico's voor de nieuwe woning. Dit is afhankelijk van de eerder genoemde nieuw op te stellen regelgeving. De bebouwing in het plangebied valt onder de categorie incidentele bebouwing en bijzondere objecten categorie II Voor de leidingen in het plangebied geldt de volgende bebouwingsvrije afstand: Minimale afstanden tot woonbebouwing en bijzondere objecten: - hoofdaardgastransportleidingen: 5 m aan weerszijde van de hartlijn - regionale transportleidingen: 4 m aan weerszijde van de hartlijn. Binnen deze afstand mogen geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden opgericht. Deze zone is op de plankaart opgenomen waarbinnen geen bouwwerken mogen worden gebouwd (behoudens na vrijstelling) dan wel bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden worden verricht (uitgezonderd bepaalde werken met een aanlegvergunning) in het belang van de betreffende leiding.
Groepsrisico Door verspreid liggend bedrijfswoningen ligt het huidige groepsrisico in verband met de aardgasleiding veer onder de oriëntatiewaarde. Binnen het plangebied blijft het groepsrisico op gelijk niveau; rekenkundig heeft het plan dus nauwelijks invloed op de hoogte van het groepsrisico.
Maatregelen ter beperking van het groepsrisico In het plangebied bestaan voldoend mogelijkheden om de nadelige gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico te beperken. Deze maatregelen zijn hieronder opgesomd. het plangebied worden geen nieuwe kwetsbar objecten toegestaan binnen het invloedsgebied van de gasleidingen; In het plagebied wordein n geen specifieke bestemmingen opgenomen waar verminderd zelfredzame personen zouden kunnen verblijven; bereikbaarheid van de aardgasleiding. Binnen het plangebied worden geen specifieke bestemmingen opgenomen waar verminderdzelfredzame personen zouden kunnen verblijven. Gelet op de diverse gebruiksfuncties binnen het plangebied moet echter wel rekening worden gehouden met aanwezigheid van personen met een verminderde mobiliteit, zoals ouderen.
Zelfredzaamheid Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijk hulp van hulpverleningsdiensten. Het zelfredzame vermogen van personen is een belangrijke voorwaarde om grote calamiteiten bij een incident te voorkomen. De mogelijkheden
13
voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchting. De mogelijkheden van zelfredzaamheid zijn afhankelijk van het maatgevende scenario. In onderhavig geval is dit een fakkelbrand. Mogelijkheden van zelfredzaamheid bij een fakkelbrand In het geval van een fakkelbrand is er geen tijd om te vluchten en zullen de personen in het plangebied binnen de 95 meter van de aardgasleiding slachtoffer worden. Buiten de 95 meter is in het geval van een fakkelbrand, schuilen in een gebouw of woning in beginsel de beste manier om de calamiteit te overleven. Is het gebied voldoende ingericht om de zelfredzaamheid te kunnen faciliteren? Behalve de vraag of zelfredding mogelijk is, zijn de fysieke eigenschappen van gebouwen en omgeving van invloed op de vraag of die zelfredding optimaal kan plaatsvinden. Vanuit de hierboven geschetste mogelijkheden is het dus van belang dat het plangebied goed te ontvluchten is. Aardgasleiding opnemen in crisisplan De aardgasleiding zal worden opgenomen in het crisisplan van de gemeente. In ieder geval zal worden opgenomen de juiste ligging en de technische gegevens van de leiding. Ook de mogelijke scenario's die zich kunnen voordoen en de contactgegevens van de Gasunie zullen in het crisisplan worden opgenomen. Bereikbaarheid van de aardgasleiding meenemen in plannen.
Bereikbaarheid oppervlaktewater Naast de standaard brandkranen kan het bij een calamiteit nodig zijn om meer bluswater beschikbaar te hebben. Dit bluswater kan verkregen worden uit oppervlaktewater (Stompwijksevaart, Molenvaart, Nieuwe vaart en de Vlietlanden). Dit oppervlaktewater moet wel voldoende bereikbaar zijn.
Aardgasleiding opnemen in gebruiksmeldingen Voor gebouwen waar meer dan 50 personen kunnen verblijven is een gebruiksmelding verplicht. Deze meldingen worden beoordeeld door de brandweer. Voor de gebruiksmeldingen voor de gebouwen in het plangebied zal de brandweer er op toezien dat de aardgasleiding in gebruiksmelding wordt meegenomen.
Bestrijding Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken is het van belang dat op het moment dat er iets misgaat de hulpverlening niet wordt belemmerd bij de uitvoering van haar taken. De inrichting van de ruimte kan de bestrijding echter negatief of positief beïnvloeden. Het is dus van belang knelpunten voor de hulpverlening in de ruimtelijke inrichting te voorkomen dan wel op te lossen. Veel van dit soort aspecten zullen in een rampbestrijdingsplan vastgelegd zijn of in het geval deze niet aanwezig is nog moeten worden vastgelegd. Opstelmogelijkheden voor materieel; is er voldoende ruimte bij de bron en in de belaste omgeving om het materieel te stallen. Inzetbaarheid van middelen en personele capaciteit; zijn voldoende (blus)middelen aanwezig. De beheersbaarheid wordt bepaald door de mogelijkheden van de hulpdiensten om hun taken goed uit te oefenen.
Conclusie en verantwoording In deze rapportage is ingegaan op de onderdelen die bij de verantwoording van het groepsrisico
14
dienen te worden betrokken. Hieronder worden kort de belangrijkste constateringen en te nemen maatregelen samengevat, op basis waarvan het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad haar verantwoording kan baseren. Ter waarborging van bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de direct omgeving van de leidingen kunnen de onderstaande activiteiten niet worden toegestaan binnen de belemmerende strook Binnen het plaatsgebonden 10-6 contour geen kwetsbare objecten ; Het aanbrengen van gesloten verhardingen, djepwortelende en/of hoogopgaande beplanting ; Het wijzigen van maailveldniveau door ontgronding of ophoging; Het verrichten van grondroeactiviteiten; Diepploegen Het indrijven van voorwerpen in de bodem; Het permanent opslaan van goederen en/of afvalstoffen; Het aanleggen van waterlopen, vergraven, verrimen en/of dempen van bestaande waterlopen; Het plaatsen van lichtmasten, wegwijzers, en ander straatmeubilair. Aardgasleiding opnemen in gebruiksmeldingen; 1. Scenario calamiteit aardgasleiding meenemen in oefenprogramma brandweer; 2. Bewaking primaire bluswatervoorziening; 3. Aardgasleiding opnemen in crisisplan Verantwoording Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Leidschendam-Voorburg hebben kennis genomen van de inhoud van deze rapportage en achten het groepsrisico aanvaardbaar.
15
16