BIJLAGE 1 Trendstudie 2014 staat+trends@breda Doorkijk in staat van de stad en trends ter ondersteuning van de bestuurswisseling 2014
BIJLAGE 2 Trendstudie 2014 Platform 31
BIJLAGE 1 Trendstudie 2014 staat+trends@breda Doorkijk in staat van de stad en trends ter ondersteuning van de bestuurswisseling 2014
>
Inhoud
0600_13b_Bijlage_overdrachtsdocument 2014_v3
Trendstudie 2014
3
1 Demografie......................................................................................................................... 5 Lichte groei bevolking Breda 5 Aantal en aandeel ouderen neemt toe, jongeren stabiel 5 Stijgende beroepsbevolking vlakt af 7 Vooral in de Haagse Beemden afname van jongeren en toename van ouderen 8
2 Sociaal domein................................................................................................................... 9 2% van de Bredanaars heeft geen maatschappelijk vangnet 12 Actieve burgers in grote delen van Breda 12 Aantal leerlingen en studenten zal stabiliseren 13 Jeugdwerkloosheid stijgt 14 Maatschappelijke participatie stijgt 15 Tweederde deel van de Bredanaars sport 16 Een op de tien Bredanaars is veel te zwaar 16 Aandachtsbuurten scoren minder goed op vijf doelen wijkontwikkeling 17
3 Economisch domein......................................................................................................... 19 Verwachting economische groei Nederland niet boven de 1,5% 21 Werkgelegenheid na een periode van sterke groei de laatste jaren afgenomen, na 2014 stabilisatie tot lichte groei 21 Stijging werkloosheid in 2012 en 2013 22 Gemiddelde toename bijstand in Breda 23 Stabilisatie aantal winkels maar wel schaalvergroting 23 Leegstand verkooppunten Breda 24 Minder initiatieven (plannen) verwacht voor kantoren en bedrijven 24 Toeristisch bezoek daalt ook in Breda, maar waardering blijft hoog 28
4 Fysieke domein................................................................................................................ 29 Wonen; afname bouwplannen; meer particuliere opdrachtgevers 30 Aanbod woningen daalt; transacties schommelen 31 Intensiever grondgebruik 33 Groei en veranderingen in mobiliteit 34 Breda heeft relatief veel duurzaamheidsinitiatieven 35 Urgentie voor duurzaamheid met integrale en ruimtelijke maatregelen 36 Minder hinder (beleefde) overlast van milieuaspecten 37 Bredanaars dat afgelopen jaar (soms) gezondheidsklachten heeft door milieuaspecten 37 Luchtkwaliteit en fijnstof minder door maatregelen 38 Lichte toename geluidshinder verkeer 38
5 Veiligheid en leefbaarheid in wijken.............................................................................. 39 VEILIGHEID 40 Ontwikkeling veiligheidspositie minder gunstig 42 Jeugdcriminaliteit daalt sinds 2008 42 Drugsdelinquentie neemt sinds 2008 af 43 LEEFBAARHEID 43 Leefbaarheid goed maar onder druk in sommige buurten 43 Aantal voorzieningen vrij constant tot nu 43 Oordeel burgers over schoon-heel-veilig daalt, maar is nog goed 43 Meer initiatieven van burgers in de openbare ruimte 44 Bereidheid burgers voor inzet in buurt 44
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
1
6 Bestuur ............................................................................................................................. 45 Algemeen maatschappelijke trends 46 Beleidsagenda’s medeoverheden geven kaders en bieden kansen 46 Toenemend belang van subregionale samenwerking 47 Nieuw verantwoordelijkheidsmodel overheid, markt en samenleving: overlaten en loslaten 48 Groei van initiatieven in Breda 48 Ombuigings- en krimpopgave Rijksoverheid 49 Impact op gemeentelijke organisaties 49
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
2
Trendstudie 2014
>
Ten behoeve van de bestuurswisseling in maart 2014 is een analyse gemaakt van trends en ontwikkelingen die relevant kunnen zijn voor de volgende bestuursperiode 2014-2018 en verder. Het doel van de trendstudie is het bieden van in- en extern referentiemateriaal dat gebruikt kan worden bij het maken van programmatische keuzen aan de start van de nieuwe bestuursperiode. Voor de trendstudie is gebruik gemaakt van bestaande in- en externe (data)bronnen. Als belangrijkste externe bron is gehanteerd het onderzoeksrapport ‘Steden in onzekere en turbulente tijden’ (oktober 2013) dat Platform31 maakte in opdracht van 19 gemeenten waaronder de gemeente Breda. De trendstudie biedt een overzicht van de belangrijkste algemene landelijke trends, ontwikkelingen en onzekerheden in het fysieke, economische, sociale en bestuurlijke domein, die in meer of mindere mate relevant zijn voor alle Nederlandse (middel)grote steden en gemeenten. De studie is gebaseerd op onderliggende onderzoeken van o.a. nationale adviesraden. Vanwege de gebruikswaarde en relevantie is het onderzoeksrapport integraal als bijlage bij deze trendstudie gevoegd. Voor de lokale toetsing, onderbouwing, duiding en/of aanvulling van deze algemene trends is gekeken naar beschikbare en meest actuele Bredase data en onderzoeken op voornoemde domeinen. Soms zijn geëxtrapoleerde data of prognoses beschikbaar met een langere tijdshorizon, vaker betreffen het historische reeksen tot en met 2012 of 2013. Overigens is veel materiaal eerder al verzameld, uitgewerkt en opgenomen in de structuurvisie Breda 2030. De landelijke trends én de lokale data zijn gegroepeerd en gepresenteerd in zes domeinen: • demografie • sociaal domein • economisch domein • fysiek domein • veiligheid en leefbaarheid • bestuur en regio Per domein wordt de ‘staat van Breda’ weergegeven met eventuele Benchmark gegevens, een prognose of trend en relevante informatie over deelonderwerpen. Samenvattend wordt per domein een overzicht gegeven van: 1. Landelijke trends en ontwikkelingen 2. Bredase trends en ontwikkelingen 3. Wat op valt bij vergelijking van Bredase en landelijke trends. Met deze brede oriëntatie probeert de trendstudie op een compacte manier redelijk dekkend, maar niet uitputtend, te zijn voor de beleidsomgeving van de gemeente. Deze Trendstudie 2014 maakt als separate bijlage deel uit van het Overdrachtsdocument 2014. Breda, januari 2014.
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
3
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
4
1
Demografie Landelijke trends en ontwikkelingen in het demografische domein samengevat. • Wijzigende samenstelling inwoners en huishoudens. • Afname bevolking (20-65 jaar) trendbreuk met het verleden. Bredase trends en ontwikkelingen in het demografische domein samengevat. • Lichte groei bevolking Breda tot 2030. • Krimp in bijna alle West-Brabantse gemeenten na 2024 • Vergrijzing in Breda minder dan in overig West-Brabant. • Jongere leeftijdsgroepen blijven qua omvang op het zelfde niveau terwijl die in West-Brabant afnemen • Lichte toename beroepsbevolking tot 2030. • Lichte toename allochtone inwoners waaronder MOE-landers.
Reflectie op landelijke en Bredase trends De bevolkingsontwikkeling is in Breda minder expliciet dan elders. De vergrijzing neemt wel toe tot 2030. De jongere leeftijdsgroepen blijven stabiel door instroom van studenten. De middelbare leeftijdsgroepen nemen wel af na 2020. Deze trends werken met name door in het wonen (meer levensloopgeschikte woningen), zorg en welzijn (toename hulp en dienstverlening) van ouderen en werkgelegenheid (afname beroepsbevolking). In sommige buurten zal de vergrijzing sterker toenemen dan in andere buurten. Navolgend komt voor Breda de stand van zaken of Benchmark en ontwikkeling of trend gedetailleerd voor de volgende onderwerpen aan de orde: • Groei bevolking • Vergrijzing en vergroening • Ontwikkeling beroepsbevolking • Ontwikkelingen buurten Lichte groei bevolking Breda Breda is qua omvang de negende stad van Nederland en groeit nog steeds. In Atlas Nederlandse gemeenten komen als sterke punten naar voren een goede mix aan jong en oud, en een hoog opgeleide bevolking. Aantal en aandeel ouderen neemt toe, jongeren stabiel Volgens de prognose van 2013 groeit het aantal inwoners in Breda naar ruim 191.000 in 2030. Dit betekent een toename van ruim 7%. Door de vergrijzing nemen alle leeftijdsgroepen boven de 55 jaar toe. In Breda is geen sprake van ontgroening. Het aantal jongeren (0-19 jaar) blijft stabiel. De twintigers en dertigers nemen nog iets toe, bij een afname van de veertigers.
bladzijde 3
Gemeentelijke prognose 2013-2030
Gemeentelijke prognose 2013-2030
250000 200000 75 plus 150000
65-74 jaar 45-64 jaar
100000
20-44 jaar 0-19 jaar
50000
_2030
_2029
_2028
_2027
_2026
_2025
_2024
_2023
_2022
_2021
_2020
_2019
_2018
_2017
_2016
_2015
_2014
_2013
0
Bron: Gemeentelijke prognose 2013
bld 4 100000 90000
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
5
bladzijde 3
Gemeentelijke prognose 2013-2030 250000 200000 75 plus 150000
65-74 jaar 45-64 jaar
100000
20-44 jaar
bladzijde 3 Huishoudenprognose bld 4
_2030
_2029
_2028
_2027
_2026
_2025
_2024
_2023
_2022
_2021
_2020
_2019
_2018
_2017
_2016
_2015
_2014
_2013
Momenteel telt Breda circa 85.000 huishoudens, Volgens0-19 dejaar meest recente huishouden50000 rognose neemt dit aantal toe naar ruim 95.500 in 2030. Naar verhouding neemt het aantal 0 huishoudens met 12% meer toe dan het aantal inwoners (7%). Dit is vooral het gevolg van een forse toename van de eenpersoonshuishoudens. 2013-2030
Gemeentelijke prognose 2013-2030
100000 90000
250000 80000 70000 overige huishoudens
60000 200000
eenouderhuishoudens
50000
75 plus
40000
150000
samenwonenden met kind(eren)
30000
65-74 jaar
20000
45-64 jaar
10000
20-44 jaar
100000
samenwonenden zonder kind(eren) eenpersoonshuishoudens
0 0-19 jaar 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030 50000 Bron: Provinciale prognose 2012
_2030
_2029
_2028
_2027
_2026
_2025
_2024
_2023
_2022
_2021
_2020
_2019
_2018
_2017
_2016
_2015
_2014
_2013
Grafiek Etnisch 0 volgt
6000 De stagnerende woningmarkt heeft een daling van verhuizingen binnen de gemeente tot gevolg. Het aantal vestigingen in Breda de laatste jaren per saldo hoger dan het aantal 5000 vertrekken. Als Centrumstad met onderwijsvoorzieningen vestigen zich vooral jongeren 4000 tussen de 17 en 21 jaar. MOE-landen bld 4 Turkije
3000
Marokko
100000
Meer allochtone inwoners Suriname 90000 2000 Lichte stijging aandeel allochtone bewoners op de totale Antillen/Aruba bevolking van 20% in 2000 naar 80000 23% in 2013. Vooral het aantal Marokkanen en Midden- en Oost-Europeanen is toegeno1000 70000 men. Verwacht wordt dat het aantal autochtone inwoners min of meer gelijk blijft de 60000 0 komende Verwachting is dat in 2025 27% van de Bredanaars van allochtone afkomst 50000 2005 jaren. 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 zal40000 zijn. De30000 buitenlandse migratie is van karakter veranderd, waardoor vooral Ontwikkeling leeftijdsgroepen Breda en arbeidsmigratie de blz20000 5 reden is van vestiging naar Breda. gezinsmigratie van vnl Marokkaanse en Turkse rest De West Brabant 2013-2030 10000 bevolkingsgroepen is beperkt. De komende jaren wordt vooral een toestroom van arbeidsmi75 plus 0 granten uit de Midden- en Oost-Europa verwacht. 2013 2014 201565-74 2016 jaar 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030 Rest West Brabant
45-64 jaar
Ontwikkeling etnische groepen in afgelopen jaren
Grafiek Etnisch volgt 6000
Breda
20-44 jaar 0-19 jaar 0
50
100
150
200
5000 4000
MOE-landen Turkije
3000
Marokko Suriname
2000
Antillen/Aruba
1000 0 2005
blz 5
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Ontwikkeling leeftijdsgroepen Breda en rest West Brabant 2013-2030
Bron: GBA
75 plus 65-74 jaar Rest West Brabant
45-64 jaar
Breda
20-44 jaar 0-19 jaar
Trendstudie 2014 0 50 staat+trends@breda 100 150
200
6
overige huishoudens eenouderhuishoudens samenwonenden met kind(eren) samenwonenden zonder kind(eren) eenpersoonshuishoudens
0 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Grafiek Etnisch volgt 6000 5000 4000
MOE-landers zijn afkomstig uit Midden- en Oost-Europese MOE-landen landen die toegetreden zijn tot de EU per 1-1-2004 (Polen, Estland, Letland, Litouwen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije en Slovenië) Turkije of per 1-1-2007 (Bulgarije en Roemenië). Sinds 2005 is het aantal in Breda geregistreerde Marokko MOE-landers ruim vervijfvoudigd. Verwachting is dat dit aantal verder zal toenemen, ook door Suriname het vrije arbeidsverkeer van Bulgaren en Roemenen. Naast deze geregistreerde MOE-landers is Antillen/Aruba onbekend hoeveel van deze arbeidsmigranten niet staan ingeschreven in het GBA.
3000 2000 1000 0 2005
blz 5
2006
Vergrijzing minder dan in overig West-Brabant en Breda aantrekkelijk voor vestiging jongeren Voor Breda wordt voor de verschillende leeftijdsgroepen een andere ontwikkeling verwacht dan in overig West-Brabant. Waar in Breda het aantal 0-19 en 20-44 jarigen nog gelijk blijft 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 daalt die voor West-Brabant. Het aantal ouderen 65-74 en 75 plus stijgt in Breda en WestBrabant. De toename van het aantal 75 plussers ligt fors hoger in West-Brabant dan in Breda.
Ontwikkeling leeftijdsgroepen Breda en rest West Brabant 2013-2030
Ontwikkeling leeftijdsgroepen Breda en rest West Brabant 2013-2030
75 plus 65-74 jaar Rest West Brabant
45-64 jaar
Breda
20-44 jaar 0-19 jaar 0
50
100
150
200 Bron: Provinciale prognose 2012. Index 2013=100
De ontwikkeling van de bevolking is van betekenis voor een groot aantal beleidsterreinen zoals arbeidsmarkt, wonen, zorg, , onderwijs, voorzieningen en de ontwikkeling van buurten. Stijgende beroepsbevolking vlakt af De potentiële beroepsbevolking (18 tot en met 65 jaar) stijgt in 2012 tot 87.000 personen. De toename van de beroepsbevolking tot 2020 is het gevolg van demografische effecten en hogere (bruto) arbeidsparticipatie. Vanaf 2020 tot 2030 wordt een stabilisatie verwacht. Ontwikkeling en prognose Beroepsbevolking 90000
Beroepsbevolking
86000 82000 78000 74000 70000
oude prognose
nieuwe prognose
Bron: CBS, CPB, GBA, gemeentelijke prognose, Provincie N-B
Bladzijde 8
Vooral in de Haagse Beemden afname van jongeren en toename van ouderen In de kaart is te zien waar toename van de jongeren van 0-23 jaar hoger of lager is dan gemiddeld.
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
7
Vergroening: ontwikkeling jongeren 0-23 jaar in 2013-2030 buurten (index)
Bron: Buurt- en wijkprognose 2013
Vooral in de Haagse Beemden zal het aantal kinderen en jongeren tot 24 jaar afnemen. Dit geldt ook voor de dorpen Prinsenbeek, Teteringen en Ulvenhout. Verwachting is dat in veel centrumbuurten en delen van West-Breda nog een groei te verwachten is van deze leeftijdsgroep. De vergrijzing (het aantal 65 plussers) zal vooral in de Haagse Beemden toe gaan nemen.
Vergrijzing: ontwikkeling 65+ in 2013-2030 buurten (indexcijfers)
Bron: Buurt- en wijkprognose 2013
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
8
2
Sociaal domein Landelijke trends en ontwikkelingen in het sociale domein samengevat.
• Ontwikkeling van verzorgingsstaat naar participatiestad. • Vermaatschappelijking van de zorg door macrofinanciële en demografische ontwik kelingen. • Politiek-maatschappelijke beweging naar meer eigen verantwoordelijkheid burgers en een daarbij ondersteunende lokale overheid. Uitgangspunt zijn mogelijkheden van mensen, niet hun beperkingen. • Trend is helder, maar veel onzekerheid over de uitwerking op lokaal niveau. • Beleid nog steeds in ontwikkeling, financiële kaders liggen niet vast en rijkskaders nog onzeker. • Eenduidig inzicht in omvang en kosten kwetsbare groepen ontbreekt. • Burgerkracht biedt kansen en bedreigingen voor solidaire samenleving. • Gemeenten aan zet om nieuwe vormen van solidariteit aan te wakkeren en oude, belemmerende structuren te slechten. Bredase trends en ontwikkelingen in het sociale domein samengevat. • Relatief weinig armoede in Breda, maar wel toename • Een derde deel van de Bredanaars is kwetsbaar • Helft Bredase huishoudens maakt gebruik van regeling of voorziening • 8 tot 10% van de kinderen/jongeren woont in een gezin met een inkomen langdurig op het sociaal minimum; • 2% van de Bredanaars heeft geen maatschappelijk vangnet • Aantal leerlingen en studenten zal stabiliseren • Jeugdwerkloosheid stijgt • Maatschappelijke participatie stijgt • Tweederde deel van de Bredanaars sport • Een op de tien Bredanaars is veel te zwaar Reflectie op landelijke en Bredase trends Breda is een relatief welvarende stad in vergelijking tot andere grote gemeenten. De stad kent relatief weinig huishoudens in armoede en ligt het gemiddeld gezinsinkomen hoog. Het aandeel huishoudens met een regeling op gebied van onderwijs, inkomensondersteuning, arbeidsparticipatie en welzijn/zorg is vergeleken andere grote gemeenten laag. Toch is een derde deel van de bevolking kwetsbaar, moet 7,5% van de huishoudens lang durig rondkomen met een inkomen langdurig op het sociaal minimum en woont bijna 10% van de Bredase 0-18 jarigen in een dergelijk gezin. De aandachtsbuurten scoren minder goed op de combinatie van leefomgeving, veiligheid, jeugd, meedoen en gezond. Dit heeft te maken met een stapeling van kwetsbare- en overlastgevende groepen. De aandacht voor de buurten met een achterstand verschuift van fysieke interventies naar sociale interactie, gericht op eigen initiatieven van bewoners en instellingen. Navolgend komt voor Breda de stand van zaken of Benchmark en ontwikkeling of trend gedetailleerd voor de volgende onderwerpen aan de orde: Navolgend komt de stand, ontwikkeling / trend en details van de volgende onderwerpen aan de orde: • Armoede • Sociale voorzieningen • Onderwijs • Jeugdwerkloosheid • Maatschappelijke participatie • Sporten • Gezondheid Trendstudie 2014 staat+trends@breda
9
Beroepsbevolking
90000 86000 82000 78000
Relatief 74000 weinig armoede in Breda, maar wel toename Percentage huishoudens met inkomens <105% van het sociaal minimum
70000
18% 16%
oude prognose
nieuwe prognose
14% 12% 8 Bladzijde G50 10% (18)
8% 6% 4% 2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Bron: Atlas voor gemeenten, 2013
Het aantal Bredanaars dat langdurig rond moet komen van het sociaal minimum, nam in 2010 en 2011 toe, maar is in 2012 gestabiliseerd. Vergeleken met de 50 grote gemeenten is het aandeel arme huishoudens in Breda lager dan het gemiddelde. Zowel het percentage bijstandsgerechtigden als het percentage arbeidsongeschikten is in Breda erg klein vergeleken met de andere 50 gemeenten.
langdurig Huishoudens Huishoudens langdurig op sociaal minimum op sociaal minimum 0,09 0,08 0,07 0,06 0,05 0,04 0,03 0,02 0,01 0 2001
2005
2008
2010
2011
2012
2013 Bron: Armoedebestand, O&I, 2013
2012
Een derde deel van de Bredanaars is kwetsbaar - 2012 5%
5% 10% 10%
Geen risicofactor Geen risicofactor
21% 21%
1 risicofactor 1 risicofactor
64%
64%
2 risicofactoren 2 risicofactoren 3 en meer risicofactoren
3 en meer risicofactoren
Bron: Kwetsbare Bredanaars, O&I, 2013
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
10
Bijna 2/3 deel van de Bredanaars heeft geen risicofactoren op gebied van kwetsbaarheid. De risicofactoren hebben betrekking op regelingen die de gemeente verstrekt, op cliënten van het IMW, WIJ en/of MEE, en op risicobevolkingsgroepen. Een op de vijf Bredanaars heeft 1 risicofactor. 15% van de Bredanaars heeft 2 of meer risicofactoren. Zij behoren tot de kwetsbaren. Helft Bredase huishoudens maakt gebruik van regeling - Aantal regelingen per huishouden 6310; 7%
6460; 8% 0
11220; 13%
1
44570; 52%
2 3
17565; 20%
4 of meer
Bron: Stapelingsmonitor, CBS, 2013
52% van de Bredase huishoudens maakt gebruik van een regeling die te maken heeft met de 3 D’s (met uitzondering van jeugdzorg). Binnen de G32 varieert het percentage huishoudens met regeling tussen de 35 en 62%. Breda staat op een 8e plaats in de ranking van gemeenten met een laag tot hoog aandeel huishoudens met een regeling. De helft van de huishoudens die gebruik maakt van een regeling, heeft een regeling ter ondersteuning van het inkomen. Thema’s van ondersteuning van uitgekeerde regelingen 1685; 3%
7405; 14% Inkomensondersteuning
25945; 50%
Arbeidsparcipae Welzijn en zorg
16925; 33%
Onderwijs
Bron: Stapelingsmonitor, CBS, 2013
Via de WMO worden vooral vervoersvoorzieningen en huishoudelijke hulp en zorgvoor zieningen ondersteund. Het aantal voorzieningen dat jaarlijks in het kader van de WMO wordt afgegeven loopt bij alle vier de voorzieningen iets terug. Dit heeft vooral te maken met een andere werkwijze en toekenning waarbij samen met aanvrager gekeken wordt naar andere mogelijke alternatieven.
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
11
Arbeidsparticipatie
25945; 50%
Welzijn en zorg
16925; 33%
Onderwijs
Ontwikkeling WMO voorzieningen
Ontwikkeling WMO voorziening
verplaatsing vervoer 2012 2011
wonen
2010
huishoudelijke hulp of verzorging 0
2000 4000 6000 8000 10000 12000 Bron: Kwetsbare Bredanaars, O&I, 2013
Potentiele sociale steun
Potentiele sociale steun
2% van de Bredanaars heeft geen 2% maatschappelijk vangnet 60% van de Bredanaars kan bij problemen een beroep doen op een breed vangnet van familie, vrienden en/of buren. Zij kunnen daar ook terecht voor karweitjes en voor de gezelligheid. Bij 38% is dit vangnet er wel, maar beperkter. 2% van de Bredanaars heeft geen sociale steun. 38%
veel sociale steun
matige sociale steun geen sociale steun
60%
Potentiele sociale steun 2%
Bladzijde 10 1 0,9
38%
veel sociale steun mage sociale steun geen sociale steun
60%
0,8 0,7 0,6 0,5
Bron: Wijkmonitor 2012, O&I
0,4
Actieve burgers in grote delen van Breda 0,3 Het Provinciaal Opbouworgaan Noord-Brabant (PON) onderscheidt actieve, pragmatische, afzijdige en volgzame burgers. De actieve burgers zijn wat hoger opgeleid en hebben een hoger huishoudeninkomen. Het huishoudensinkomen is in Breda relatief hoog. Ook het opleidingsniveau van de beroepsbevolking is relatief hoog. Dat zou betekenen dat het potentieel aan actieve burgers in Breda relatief hoog is. In de volgende figuur is in kaart gebracht waar in Breda sprake is van een hoge en lage (economische/maatschappelijke) participatiegraad.
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
12
Mate van participatie in de Bredase buurten
Bron: Wijkmonitor 2012
Vooral in Zandberg, Sportpark, Ginneken, Belcrum, (Over)Kroeten en Westerpark is de mate van economische en/of maatschappelijke participatie relatief hoog. In Hoge Vucht en Doornbos-linie, Fellenoord, Haagpoort en Heuvel is de participatiegraad relatief laag. Aantal leerlingen en studenten zal stabiliseren Het aantal studenten op de Bredase Hbo-instellingen is sterk toegenomen van 13.000 in 2003 tot 20.000 in 2012. De verwachting is dat dit tot 2030 zal afvlakken en stabiliseren. Ook het aantal studenten uit Breda op het Hbo (in Breda of elders) is vrijstabiel van 6.300 in 2000 tot 6370 in 2011. Van de studenten op het Hbo in Breda komt 1/3 uit Breda en 2/3 van elders (bron monitor studentenhuisvesting ABF). Hbo-studenten 2003-2012 op Bredase hogescholen (per 1 okt) 25000
20000
15000
10000
5000
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
0
Bron: CBS en DUO
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
13
0
0,2 leerlingen op het voortgezet onderwijs in Breda ontwikkelt zich vrij stabiel van Het aantal 12.0270,1 in 2005/06 naar 12.604 in 2011/12. In de nabije toekomst zal het aantal vrij constant blijven, gezien de bevolkingsprognose van deze leeftijdscategorie. 0 Het aantal Bredase studenten op MBO opleidingen in Breda neemt licht toe van 4019 in schooljaar 2005/06 naar 4514 voor het schooljaar 2011/12.
Het vroegtijdig schoolverlaten ligt op 3,8%. Dit ligt in Breda iets boven het gemiddelde van West Brabant. Bladzijde 11 0,2 Vroegtijdig schoolverlaters 0,1
0
0,06
Voortijdig schoolverlaten
0
0,05 0,04 0,03 Bladzijde 11 0,02
West Brabant Breda
0,01
Voortijdig schoolverlaten
0 0,06 0,05 0,04 0,03
Ontwikkeling jeugdwerklozen Breda
0,02 0,06 0,01
West Brabant
Bron: RBL West-Brabant
Breda
Jeugdwerkloosheid stijgt 0,05 Het 0percentage jeugdige niet-werkende werkzoekenden neemt in 2012 en 2013 toe. Dit zijn jongeren van 15 tot en met 24 jaar die bij UWV als werkzoekende staan ingeschreven en die 0,04 niet of minder dan 12 uur per week werken. 0,03
Ontwikkeling jeugdwerklozen Breda 0,02
Ontwikkeling jeugdwerklozen Breda
0,01 0,06 0,050
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
41548
0,04 0,03 0,14 0,02 0,12 0,01 0,1 0 0,08 0,06
41548
5-18 jarigen
0-4 jarigen Bron: UWV Werkbedrijf, bewerking O&I, 2013
0,04 0,14 0,02 0,12 0,10
2001
2005
2009
2011
2012
0,08 5-18 jarigen
0,06 0,04 0,02 65+ 0
0-4 jarigen
Maatschappelijke participatie (Hortulanis) Trendstudie 2014 staat+trends@breda
14
0 0,06
0,05 0,04 0,03
Ontwikkeling jeugdwerklozen Breda
0,06 0,02 0,05 0,01
Ruwweg 1 op de 10 kinderen of jongeren in Breda wonen in een gezin met een inkomen 0,040 langdurig op het sociaal minimum. Sinds 2009 blijft dit aandeel vrij constant. 2005
0,03
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
41548
Gezinnen, met kinderen, op langdurig laag sociaal inkomen 0,02 0,14 0,01 0,12 0 2005
0,1
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
41548
0,08 5-18 jarigen
0,14 0,06
0-4 jarigen
0,12 0,04 0,1 0,02 0,08 0
2001
0,06
2005
2009
2011
2012
5-18 jarigen 0-4 jarigen Bron: Armoedebestand, O&I, 2013
0,04
Maatschappelijke participatie (Hortulanis)
0,02 Maatschappelijke participatie stijgt De maatschappelijke participatie in het arbeidsproces, verenigingsleven, vrijwilligerswerk, 0 mantelzorg2001 en bezoek2005 aan culturele instellingen neemt langzaam toe. In 2007 nam 81% en 2009 2011 2012 65+ in 2012 nam 87% deel aan een of meerdere van deze activiteiten. In de leeftijdsgroep 65+ ligt dit lager.
45-64
Maatschappelijke participatie (Hortulanis)
Maatschappelijke participatie (Hortulanis) 30-44
(Zeer) actieven Passieven Zeer passieven
65+ 15-29 45-64 2012 30-44 0%
20%
40%
60%
80%
100%
(Zeer) actieven Passieven Zeer passieven
15-29 2012 0%
20%
40%
60%
80%
100% Bron: Wijkmonitor 2012, O&I
Het aandeel Bredanaars dat mantelzorg en vrijwilligerswerk verleent neemt langzaam toe. Het potentieel aan vrijwilligers lijkt te stabiliseren. In de toekomst zal het aantal hulpvragen (door stijging van het aantal ouderen) toenemen. Medio 2014 worden nieuwe resultaten bekend van monitor vrijwilligerswerk en informele zorg.
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
15
Bladzijde 12
Mantelzorg en vrijwilligers
Mantelzorg en vrijwilligers
Bladzijde 12 Vrijwilligerswerk (struc./incid.)
Mantelzorg en vrijwilligers Potentieel aan vrijwilligers
Vrijwilligerswerk (struc./incid.) Mantelzorg familie
Potentieel aan vrijwilligers Mantelzorg anderen
Mantelzorg familie 0
0,1
0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
Bron Wijkmonitor 2012, O&I
Mantelzorg anderen
Tweederde deel van de Bredanaars sport Sportparticipatie leeftijd 0 0,1 naar 0,2 het 0,3 decennium 0,4 0,5 0,6 De sportparticipatie van Bredanaars is vanaf 2001 laatste iets toegenomen van 63% naar gemiddeld 67%. De toename is het grootst bij de leeftijdsgroep 16-24 jaar en 65+ de 65 plussers. 45-64 jaar
Sportparticipatie naar leeftijd
Sportparticipatie naar leeftijd
25-44 jaar
2012 2007-2010 2005-2007
65+ 16-24 jaar
2001-2005
6-15 jaar 45-64 jaar
25-44 jaar
0
0,2
0,4
0,6
0,8
2012
1
2007-2010 2005-2007
16-24 jaar
2001-2005
BMI
6-15 jaar 0
0,2
0,4 3% 9% 1%
0,6
0,8
1 ondergewicht (< 18,5) Bron: Sportonderzoek Breda, 2012, O&I normaal gewicht (18,5-25)
16%
BMI
Licht overgewicht (25-27)
Een op de tien Bredanaars is veel te zwaar matig overgewicht (27-30) Meer dan de helft van de Bredanaars heeft53% een normaal gewicht. 34% heeft licht tot matig ernstig overgewicht (30-400 overgewicht en 10% 18% heeft obesitas. Dit is vergelijkbaar met de percentages van (>40) 2010. ziekelijk overgewicht 3% 9% 1% BMI
ondergewicht (< 18,5)
1%
16% 9%
normaal gewicht (18,5-25)
3%
Licht overgewicht (25-27) matig overgewicht (27-30)
Bladzijde 14 16%
53% 18%
ondergewicht (< 18,5)
ernstig overgewicht (30-400
normaal gewicht (18,5-25) Licht overgewicht (25-27)
ziekelijk overgewicht (>40)
mag overgewicht (27-30)
53% 18%
ernsg overgewicht (30-40) ziekelijk overgewicht (>40)
Bladzijde 14 Bron: Wijkmonitor 2012, O&I
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
16
Aandachtsbuurten scoren minder goed op vijf doelen wijkontwikkeling De aandachtswijken blijven minder goed scoren op de combinatie van leefomgeving, veiligheid, jeugd, meedoen en gezond. Score op combinatie van leefomgeving, veiligheid, jeugd, meedoen en gezond
Bron Wijkmonitor 2012, O&I
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
17
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
18
Economisch domein
3
Landelijke trends en ontwikkelingen in het economisch domein samengevat. • Komende jaren beperkte groei. • Toenemende werkloosheid moeilijk af te remmen. • Toenemende tweedeling op arbeidsmarkt. • Groei werkgelegenheid in de zorg en afname bij de overheid. • Ondernemerschap en een ondernemende cultuur nog belangrijker dan in het verleden. • Stijgende beroepsbevolking vlakt af. Bredase trends en ontwikkelingen in het economische domein samengevat. • Crisis werkt ook door in Breda. • Werkloosheid stijgt naar 8,1%, komende jaren mogelijk naar 10%. Ook in West-Brabant en in de grotere gemeenten van Midden-Brabant stijgt de werkloosheid. • Werkgelegenheid na een periode van sterke groei de laatste jaren afgenomen. In 2013 een daling met 1%, vanaf 2014 stabilisatie • Grootste werkgelegenheid in de zorg en het onderwijs • Grootste afname werkgelegenheid laatste twee jaar bij gezondheid/zorg, groothandel en bouw • Breda en de regio zetten in op de speerpunten biobased, logistiek en maintenance • Focus voor nieuwe bedrijven op Stationsgebied en Rithmeesterpark • Stijgende beroepsbevolking in Breda vlakt af • Toeristisch bezoek daalt ook in Breda, maar waardering blijft hoog • Stabilisatie aantal winkels maar wel schaalvergroting • Toenemende leegstand van kantoren, bedrijven en winkels • In toekomst focus op Leisure, Binnenstad, City making Reflectie op landelijke en Bredase trends De Bredase trends volgen de landelijke. Wel neemt de werkloosheid in Breda en Middenen West-Brabant harder toe dan landelijk. Navolgend komt voor Breda de stand van zaken of Benchmark en ontwikkeling of trend gedetailleerd voor de volgende onderwerpen aan de orde: • Economische groei • Werkgelegenheid • Werkloosheid • Bijstand • Beroepsbevolking • Detailhandel • Kantoren en bedrijven • Toerisme
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
19
Sociaal economische index Sociaal-economische index De sociaal-economische index bestaat uit
Ranking
bijstand
(16)
werkloosheid
(11)
arbeidsongeschiktheid
(2)
armoede
(10)
percentage laaopgeleiden
(11)
participatie vrouwen
(20)
banen
(19)
percentage groeisectoren
(18)
sociaal-economische index
(6)
Ranking gemeente op de index (1 = hoogte positie, 50 = laagste positie)
1
10
20
30
40
50 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
6
Bron: Sociaal-economische index (ATLAS)
EI RO
3
201 1 2010
201
G
eter Breda rom EI Ba BLO
LIC HT E
12
CRISIS
NUL
e
P IM
Econom isc h GROEI
20
LICH TE KR
Bij de sociaal-economische index staat Breda, na een dip in 2009, de afgelopen drie jaar weer op een stabiele 6e plaats. De index voor Breda is ook iets verbeterd (5.3 naar 5.9). De samengestelde index is berekend vanuit verschillende onderwerpen met daarin een onderlinge weging. De goede score komt vooral door het lage aantal arbeidsongeschikten, een relatief hoge participatie van vrouwen, een iets hoger aandeel hoogopgeleiden en een laag aandeel laagopgeleiden.
Begin februari 2014 wordt de Economische Barometer 2014 gepresenteerd. Bij de vitaliteitmeter (onderzoek Toplocaties van bureau Louter) dat jaarlijks via Elsevier wordt gepubliceerd, daalt Breda van een 4e naar een 8e plaats. Het onderzoek geeft aan hoe vitaal een stad is op gebied van economie. Het is gebaseerd op ruim veertig indicatoren, waaronder werkgelegenheid, krimp en groei, nieuwbouw en bezetting van kantoren, uitgifte van bedrijventerreinen en de arbeidsproductiviteit. De einduitslag is berekend door de prestaties van gemeenten af te zetten tegen het inwonertal.
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
20
2012
2011
1
5
Haarlemmermeer
8.09
2
2
Zwolle
7.92
3
3
Eindhoven
7.86
4
1
s-Hertogenbosch
7.81
5
6
Utrecht
7.64
6
13
Apeldoorn
7.59
7
8
Groningen
7.57
8
4
Breda
7.57
9
12
Hengelo (O.)
7.53
10
7
Amersfoort
7.47
11
9
Amsterdam
7.43
12
14
Rotterdam
7.41
13
10
Tilburg
7.37
14
20
Venlo
7.25
Bron: Vitaliteitindex Louter
Tabel vitaliteitsindex
Verwachting economische groei Nederland niet boven de 1,5% Voor Nederland is er vanaf 2010 negatieve economische groei. In 2013 is die -1,25%; De krimp in 2013 is groter dan verwacht en het herstel is minder groot dan vorig jaar werd aangenomen In 2014 wordt een voorzichtig herstel verwacht met 0,5% groei. Daarna gematigde groei tot 2017. Economische groei 4,0%
Economische groei
3,0% 2,0% 1,0% 0,0% Bladzijde 14
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
-1,0% -2,0% -3,0% -4,0% BBP verwachting d.d.2012
BBP verwachting d.d.2013
Bron: CPB, CBS, DNB
Werkgelegenheid (banen) Werkgelegenheid na een periode van sterke groei de laatste jaren afgenomen, 106000 stabilisatie tot lichte groei na 2014 In103000 Breda zijn er 101.263 personen werkzaam bij 15.408 vestigingen. De belangrijkste werkgevers zijn gezondheid en welzijn, advisering en onderzoek en detailhandel. De 100000 werkgelegenheid is in 2013 met 1.166 banen in Breda afgenomen, ook in West-Brabant is de werkgelegenheid gedaald. De daling werkgelegenheid komt voor een belangrijk deel door 97000 banenverlies in groothandel, gezondheid en welzijn en bouwnijverheid. De werkgelegenheid 94000wel gestegen in informatie en communicatie en vervoer en opslag. Het aantal is nog vestigingen is met 5%, toegenomen iets meer dan het West-Brabants gemiddelde (4%). 91000 Deze toename wordt vooral veroorzaakt door de toename van eenpersoonsbedrijven en 88000 Het aantal vacatures daalt in 2013 verder. Uitzendbanen zijn toegenomen. starters. 85000 Banen
huidige prognose CBP UWV prognose Trendstudie 2014 staat+trends@breda
21
Economische groei
3,0% 2,0% 1,0% 0,0% Bladzijde 14
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
-1,0% -2,0%
4,0%
-3,0%
3,0%
Economische groei
2,0% De-4,0% werkgelegenheidsontwikkeling geeft tot 2014 een lichte daling te zien van het aantal banen. In 2015-2016 wordt een stabilisatie tot lichte verwacht. BBP verwachting d.d.2012 BBPgroei verwachting d.d.2013Daarna een lichte groei 1,0% in 2017-2018. 0,0% Bladzijde 14
2005
2006
2007
2008
2009
-1,0%
2010
Werkgelegenheid (banen)Werkgelegenheid -2,0%
106000
-3,0%
103000
-4,0%
2011
2013
2014
2015
2016
2017
(banen)
BBP verwachting d.d.2012
100000
2012
BBP verwachting d.d.2013
97000
Werkgelegenheid (banen)
94000 91000
106000
88000
103000
85000
100000 97000 94000 91000 88000
9.000
Banen
huidige prognose CBP
UWV prognose
Werkloosheid (nww)
Bron: CPB, WGE-enquête, UWV
Stijging werkloosheid in 2012 en 2013 85000 De werkloosheid (in aantal) stijgt in 2012. Ook in 2013 en 2014 zal de werkloosheid nog toenemen. De verwachting is Banen dat de werkloosheid vanaf 2015 hoog UWV zal blijven. huidige prognose CBP prognose
7.000
Werkloosheid (nww)
5.000
9.000
3.000
7.000
Werkloosheid (nww)
niet werkende werkzoekenden
UWV prognose
huidige CBP-prognose
5.000
3.000 niet werkende werkzoekenden
UWV prognose
huidige CBP-prognose
Bron: CPB, DNB, UWV Werkbedrijf
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
22
Het werkloosheidspercentage stijgt in 2012 tot 8,1%. De stijging is in 2012 in Breda fors hoger dan landelijk. Deze stijging geldt voor heel West-Brabant en ook voor de grotere gemeenten in Midden-Brabant. In 2013 en 2014 wordt een verdere stijging verwacht tot boven de 10%. In 2015-2017 zal het werkloosheidsniveau geleidelijk afnemen, maar het blijft duidelijk hoger dan in voorgaande jaren. Werkloosheid- % 12
Werkloosheidspercentage
Werkloosheids-%
8
12
Werkloosheids-%
6
4
blz 16 2
Werkloosheidspercentage
blz 16
10
10
8
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
6 werkloosheids-%*
huidige prognose
4
WWB ontwikkeling 2013 (als % t.o.v. 2009)
Bron: CBS, CPB, GBA, gemeentelijke prognose, Provincie N-B
Zwolle
Gemiddelde toename 2 bijstand in Breda Tilburg 250 2000 is2001 2003 2004 2005 2006gestegen 2007 2008sinds 2009 2010 dan 2011in2012 2013 2014 2015 2016 2017 In Midden- en West-Brabant het 2002 aantal WWB-ers harder 2009 Roosendaal Oost-Brabant. Ten opzichte van de referentiegemeenten in Nederland is de toename in Breda 's-Hertogenbosch 200 werkloosheids-%* huidige prognose Helmond gemiddeld. Eindhoven Ontwikkeling WWB Breda
150
WWB ontwikkeling 2013 (als % t.o.v. 2009)
Bergen op Zoom Arnhem Apeldoorn Amersfoort
WWB ontwikkeling 2013 (als % t.o.v. 2009)100 50
Zwolle Tilburg 0Roosendaal 0,1 's-Hertogenbosch Helmond Eindhoven Ontwikkeling WWB Breda Bergen op Zoom Arnhem Apeldoorn Amersfoort
0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
0
0,7
250
2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 okt-13
200 150 100 50
0
0,1
0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
0
0,7
2006 2007 2008 2009 2010
Bron: CBS, bewerking O&I
Stabilisatie aantal winkels maar wel schaalvergroting Het aantal verkooppunten in Breda stabiliseert op 1450 winkels. Daarentegen is het winkelvloeroppervlak in afgelopen jaren wel toegenomen, maar stabilisatie in 2013. Dit duidt op een toename van winkels met een grote(re) oppervlak.
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
bladzijde 17
23
ds-% Aantal verkooppunten
winkelvloeroppervlak (m2)
Bron: Locatus © (oktober 2013, jaarlijkse peildatum april), bewerking O&I Breda
8 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 van het oppervlak waarneembaar bij winkels in de branche ‘In/Om Er is vooral een stijging huis’. Daarnaast bij ‘Dagelijks’ en ‘Detailhandel Overig’. huidige prognose
Leegstand verkooppunten Breda De leegstand van winkels is hoog. In 2e helft 2013 is weer een toename zichtbaar. In oktober 2013 staat 13,9% van het aantal winkels leeg (landelijk 12,4%). Dat is 10% van het beschikbare winkelvloeroppervlak. Breda neemt de 8e plaats in van de grotere gemeenten.
009)
0,5
Leegstand verkooppunten 250
200 150 100 50
0,6
0,7
0 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 okt-13 Bron: Locatus, (gegevens per oktober 2013)
Minder initiatieven (plannen) verwacht voor kantoren en bedrijven De realisatie van bedrijventerreinen (gemeentelijke en private kavels) kent een langjarig gemiddelde van 11,79 ha netto per jaar (periode 1996-2012). Vanaf 2010 is er een forse afname van 8 ha naar ruim 3 ha in 2013.
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
24
Prognose uitgifte bouwkavels harde plannen bedrijventerreinen (exclusief Douaneterrein) door de Gemeente Breda (op basis van de actualisatie grondexploitaties per 1 juli 2013) en prognose van het op de markt komen van bouwkavels in private plannen.
Bron: Meerjarenperspectief grondbeleid
De verwachting is dat de uitgifte de komende drie jaar nog even stijgt waarna er ingezet wordt op een ontwikkeling van iets meer dan 3 ha per jaar. In de structuurvisie is tot 2020 ruim 116 ha bedrijfsterreinen in de planning opgenomen. In de nota meerjaren perspectief grondbedrijf wordt aangegeven dat de huidige omstandigheden en verwachte ontwikkelingen aanleiding zijn geweest om de vraag naar kantoren in de Structuurvisie Breda 2030 opnieuw naar beneden bij te stellen. Het GE-scenario1 is losgelaten, en de bandbreedte tussen het lage (1,4 ha en het hoge (2,1 ha) TM scenario is leidend. Daarnaast is er ook een kwalitatieve behoefte (andere kwaliteit kantoorruimte dan beschikbaar) voor spreiding in Centrum/Stationslocatie en langs uitvalswegen en snelwegen.
1 Het Centraal Planbureau heeft vier scenario’s voor economische ontwikkeling van Europa opgesteld. Naast Global Economy en Transatlantic Markets zijn dat Strong Europe en Regional Communities.
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
25
Prognose uitgifte bouwkavels t.b.v. harde plannen kantoren door Gemeente Breda (op basis van de actualisatie grondexploitaties per 1 juli 2013) en prognose van het op de markt komen van bouwkavels in private plannen in m² bvo
Realisatie en programma kantoren 50.000 45.687
45.000
8.687
40.000 35.000 30.000 25.000
23.357
20.000
14.887 14.887 10.267
10.000 5.000 0
8.687
37.000
15.000
4.660 2.600 2.060 2011
8.687
13.513 13.513
8.687 14.670
8.687
1.000 2012
Ø 2.830
6.200
6.200
2015
2016
1.580 2013
2014
2017
8.687
8.687
4.827
4.827
2018
2019
Ø 10.7578.687
2020
860
860
860
860
860
860
860
860
860
860
2021
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Afzet kavels t.b.v. private ontw. (m BVO)
Gemiddelde geprognosticeerde gemeentelijke uitgifte per jaar 2013-2019 (m BVO)
Geprognosticeerde uitgifte kantoren (m BVO)
Gemiddelde gerealiseerde uitgifte per jaar 2011-2012 (m BVO)
Gerealiseerde uitgifte kantoren (m BVO)
Bron: Meerjarenperspectief grondbeleid
Landelijke informatie over kantoren en bedrijven van Bureau Property wijst eveneens op toenemende leegstand. Uit de Property-informatie in combinatie met gemeentelijke informatie blijkt dat de leegstand van kantoorruimten en bedrijfsruimten in 2013 verder is gestegen. 12
© 2013 Deloitte The Netherlands
Voorraad kantoren 2011-2013 (per 1 januari) in m en bedrijven 2
Bron: afdeling ABR gemeente Breda
Het marktaanbod van kantoren ligt sinds april 2012 boven de 150.000 m2. Dit aanbod neigt in 2013 naar een kleine afname.
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
26
2 1 1,5 0,5
14%
1 0 bladzijde 18 0,5
1 14%
Aanbod commercieel vastgoed kantoren Breda 2009-2013
2,5
0 200.000 bladzijde 18
1
150.000
2
200.000 100.000
2,5 1,5
150.000 50.000
2 1
100.000 aanbod kantoren Property
trend aanbod kantoren
50.000
1,5 0,5
1
Bron: Propertynl
1
0 Het300.000 marktaanbod bedrijven ligt ruim boven trend de 250 duizend m2. aanbodvan kantoren Property aanbod kantoren Dit aanbod neigt in 2013 naar stabilisatie.
0,5
10
250.000
Aanbod commercieel vastgoed bedrijven Breda 2009-2013 gemeenten (>750 m2) 200.000
0
1
150.000 300.000 100.000 250.000 50.000 200.000 150.000 aanbod bedrijven Property
100.000
trend aanbod bedrijven
50.000
aanbod bedrijven Property
trend aanbod bedrijven
Bron: Propertynl
Het aanbod van bedrijfsruimten als % van de voorraad ligt voor Breda hoger dan het Nederlands gemiddelde. Deze ratio neemt in Breda nog steeds toe, terwijl de ratio voor Nederland zich stabiliseert. Aanbod-voorraadratio bedrijfsruimtemarkt Breda en Brabantse gemeenten Eindhoven Tilburg Breda Den Bosch Roosendaal Helmond Oosterhout Bergen op Zoom Nederland 0%
2%
4%
6%
8%
10%
Bron: DTZ Zadelhoff Bewerking © O&I, juni 2013
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
27
150.000 100.000 50.000
aanbod bedrijven Property
trend aanbod bedrijven
Toeristisch bezoek daalt ook in Breda, maar waardering blijft hoog Ondanks de goede waardering van de bezoekers kampt Breda al enige jaren met een dalend aantal toeristen. Waar Breda nog tot 2008 jaarlijks meer Nederlandse toeristen wist te trekken, is de trend nu omgekeerd. Sinds 2009 daalt het aantal bezoekers van buitenaf gestaag; van 1,5 miljoen in 2008 tot 1,25 miljoen in 2012. Dit heeft gevolgen voor de bestedingen, de werkgelegenheid, het (economisch) draagvlak voor de voorzieningen etc. Bijna alle Nederlandse steden kennen een afnemend bezoekersaantal. Winkelen (funshoppen) is de belangrijkste toeristische activiteit. Breda staat in de ranglijst van grote steden op de 11e plaats gemeten naar bezoekers en 8e plaats gemeten naar bezoeken. Breda is al jaren één van de meest gastvrije steden van Nederland. Uit het VVV-onderzoek ‘meest gastvrijestad van Nederland’ neemt Breda van de 21 grootste steden de vierde plaats in. Op het onderdeel ‘waardering horeca en winkelaanbod’ bezet Breda zelfs een top drie positie.
Bladzijde 19
Aantal bezoekers en aantal bezoeken aan Breda
5000000 4500000 4000000 3500000 3000000 2500000 2000000 1500000 1000000 500000 0 2006
2007
2008
aantal bezoeken Breda
2009
2010
2011
2012
Bron: Continu Vakantie Onderzoek: Toeristisch Bezoek aan Steden aantal bezoekers Breda
bladzijde 21
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
28
4
Fysieke domein Landelijke trends en ontwikkelingen in fysieke domein samengevat.
• Kwaliteit en variatie van woon- en leefomgevingen en stedelijke voorzieningen worden belangrijker. Er is een toenemende waardering voor groen en water in de stad. • Grotere ruimtelijke, economische en sociale verschillen in Nederland. • Vooral verbeteringen en transformaties bestaande voorraad van belang. Van ‘sloop en nieuwbouw’ naar ‘behoud en transformatie’ vooral in kleinschalige projecten. • Innovatieve en vraaggerichte woning- en utiliteitsbouw nodig. • Flexibiliteit, adaptiviteit en go with the flow van gemeente wenselijke ontwikkelrichting. • Personenmobiliteit zal blijven groeien; de vraag naar het verplaatsen intensiveert. Een transitie van autobezit naar autogebruik verandert de positie van de auto. Hogere en andere eisen aan mobiliteit. • Milieubeleid ontwikkelt zich sterk richting integrale aanpak in samenhang met ruimtelijke ontwikkelingen. • Marktpartijen besteden steeds meer aandacht aan duurzaamheid bij (bouw)projecten, omdat er energie en kosten zijn te besparen. • De verwachting is dat stijgende prijzen van grondstoffen een effect zullen hebben op onze economie en maatschappij. Bredase trends en ontwikkelingen in fysieke domein samengevat. • Ondanks crisis blijft woningbouwproductie tot en met 2014 op peil, daarna wordt een afname verwacht • Afname gemeentelijke bouwplannen en meer particuliere opdrachtgevers • Intensiever grondgebruik • Aanbod te koop staande woningen daalt in 2013; transacties schommelen • Verdere groei en veranderingen in mobiliteit • Breda heeft relatief veel duurzaamheidsinitiatieven • Urgentie voor duurzaamheid door milieutrends met integrale en ruimtelijke maatregelen • Energielasten spelen een steeds grotere rol. Betaalbaarheid van het wonen komt onder druk.
Reflectie op landelijke en Bredase trends Breda is een groeiende stad in een krimpende regio. De afgelopen decennia heeft de stad goed gebruik gemaakt van de hoogconjunctuur, met aandacht voor duurzame kwaliteit in de gebouwde omgeving (zowel in de VINEX, als in het Centrum en in de wijkvernieuwing) en in het buitengebied. De groei in het fysieke domein zal grotendeels in de bestaande stad plaatsvinden. In de stad zijn veel plekken en gebouwen beschikbaar die vrijkomen voor herontwikkeling. Er vindt nog maar beperkte uitbreiding plaats. Breda kent een divers en aantrekkelijk woonklimaat, dit uit zich in een gemiddelde hoge woningprijs. Toch scoort Breda qua woonaantrekkelijkheid (stedelijke voorzieningen) ten opzichte van andere steden gemiddeld. De nieuwbouwproductie van woningen in Breda was ondanks de crisis tot en met 2013 goed maar zal na 2013 inzakken. Brabantbreed zijn in 2013 (netto) 5.400 woningen gebouwd, in Breda zijn ca. 1000 woningen (netto) opgeleverd. Tot 2030 neemt de automobiliteit nog toe (autonoom). Pas na 2020 wordt een eerste verandering in de samenstelling van het verkeer verwacht (duurzamer vervoer). De opgaven op het gebied van klimaat, energie en duurzaamheid zullen de komende tijd steeds meer effect hebben op de ruimtelijke ontwikkeling van Breda. In de onlangs gepresenteerde duurzaamheidmonitor scoort Breda een 13e positie voor het sociaal, ecologische en economische kapitaal van de stad ten opzichte van de grote steden.
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
29
Navolgend komt voor Breda de stand van zaken of Benchmark en ontwikkeling of trend gedetailleerd voor de volgende onderwerpen aan de orde: • Wonen • Ruimtegebruik • Mobiliteit • Duurzaamheid Wonen; afname bouwplannen; meer particuliere opdrachtgevers De woonaantrekkelijkheid van Breda, volgens de berekening van Atlas voor Gemeenten, scoort van de 50 grote gemeenten gemiddeld. De score is sinds 2008 aan het verbeteren van de 31e plaats naar de 26e plaats in 2012 en 2013. Woonaantrekkelijkheidsindes Woonaantrekkelijkheidsindex De woonaantrekkelijkheidsindex bestaat uit
Ranking
bereikbaarheid van banen (per auto en OV)
(23)
cultureel aanbod
(32)
veiligheid
(29)
percentage koopwoningen
(18)
nabijheid natuurgebieden
(18)
culinair aanbod
(13)
aanwezigheid universiteit
(12)
percentage vooroorlogse woningen
(31)
woonaantrekkelijkheidsindex
(26)
Ranking gemeente op de index (1 = hoogte positie, 50 = laagste positie)
1
10
20
30
40
50 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
26 Bron: Atlas voor Gemeenten, 2013
De berekening is gebaseerd op aantrekkelijkheid van stedelijke voorzieningen; bereikbaarheid van banen, cultureel en culinair aanbod, veiligheid, % koopwoningen en vooroorlogse woningen, nabijheid natuurgebieden, aanwezigheid universiteit. De ranking van Breda valt met name lager uit door de items ‘veiligheid’, ‘cultureel aanbod’ en ‘vooroorlogse woningen’. Bij de onlangs gepresenteerde duurzaamheidsmonitor (Telos december 2013) scoort Breda een 13e positie ten opzichte van de (middel)grote steden. Het gaat daarbij om het ecologische kapitaal (ecosystemen binnen de stad), het sociaal culturele kapitaal ( sociale interacties binnen de samenleving) en economisch kapitaal (functioneren van regionale economie). Op dat laatste onderdeel scoort Breda gemiddeld iets hoger. Het regionaal afgestemde woningbouwprogramma voor de 2012 tot en met 2022 bedroeg 7.100 woningen. Dit aantal is gebaseerd op provinciale bevolking- en woningbouwbehoefteprognoses die periodiek worden herijkt en op basis waarvan in regionaal verband in West-Brabant afspraken worden gemaakt. Eind vorig jaar werd er al bij Regionale Agenda Wonen uitgegaan van een productie van 6.800 woningen. Dit zal dit jaar naar verwachting het aantal opnieuw naar beneden worden bijgesteld. Naast de provinciale prognoses wordt ook door Onderzoek en Informatie periodiek prognoses uitgevoerd. De laatste prognose van O&I valt hoger uit dan de provinciale behoefteramingen. Beide prognoses komen overigens nog steeds uit op een toename van de bevolkingomvang. Verwacht wordt dat de verkoop van particuliere bouwkavels (CPO) zal toenemen naar 11% en het aandeel koopwoningen groot zal blijven (75%).
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
30
Prognose uitgifte bereikbare, middeldure laag, middeldure hoog, dure woningen en particuliere bouwkavels in grondexploitaties Gemeente Breda
Bron: Meerjarenperspectief grondbeleid
Prognose uitgifte huurwoningen, koopwoningen en particuliere bouwkavels Gemeente Breda
Bron: Meerjarenperspectief grondbeleid
Aanbod woningen daalt; transacties schommelen Het aanbod te koop staande woningen daalt vanaf begin 2013. Het aantal verkochte woningen volgt in 2013 de ontwikkelingen van 2012. Landelijk is sprake van een toename van de verkochte woningen in het derde kwartaal.
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
31
Aanbod en transacties woningen
14%11%15%12%13% 8%15%
14%
2000
13%
18% 20%22 %19% 25% 26% 19%26%22% 23% 27%
1500
8%15%
14%
49% 57%55% 10002000
5001500
14%11%15%12%13% 13%
18% 20%22 %19% 26% 25% 26% 19% 22% 23% 27%
aanbod transacties
55% 49% 01000 57%
500 aanbod Bron: NVM Breda
0 Bij de behoefteberekening (GWI 2010) van woon/zorgvormen tot 2020 wordt een sterke toename van Nultreden en Levensloopgeschikte woningen verwacht. Bij die scenario’s word al rekening gehouden met een extramuralisering van de zorg (Verzorgd en Beschermd wonen) aanbod naar zelfstandig wonenden. Voor ouderen die minder vitaal zijn en langer zelfstandig willen blijven wonen moet de woning levensloopgeschikt zijn. Het aantal levensloopgeschikte woningen is deVraagontwikkeling periode 2010-2012 met woonzorgvormen bijna 1.400 toegenomen. Resteert er voor 2020 volgens de huidige berekeningen in 2013 een opgave van 3.200 woningen na aftrek van de 30000 huidige harde plancapaciteit van 3.300 woningen. Volgend jaar wordt bij de evaluatie GWI 2010-2014 en de toekomstige opgave bekeken of 25000 de behoefte-ontwikkeling op basis van nieuwe ontwikkelingen moet worden bijgesteld. 20000 Nultreden wonen
Vraagontwikkeling woonzorgvormen Vraagontwikkeling woonzorgvormenLevensloopgeschikt 15000 Verzorgd wonen
30000 10000
Beschermd wonen
25000 5000 20000 0 2010 15000
2015
2020
Nultreden wonen
2025
Levensloopgeschikt Verzorgd wonen
10000
Beschermd wonen
5000 0 2010
2015
2020
2025 Bron: factsheet GWI
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
Ontwikkeling grondgebruik Breda 0,5
32
Nultreden wonen Levensloopgeschikt Verzorgd wonen Beschermd wonen
De woonlasten (som van OZB, riool- en reinigingsrechten) liggen voor Breda in 2013 boven het gemiddelde van de grote steden (716 euro voor meerpersoonshuishoudens). Ten opzichte van 2012 is er een stijging van 1,4%.
2025
Woonlasten in euro per meerpersoonshuishouden
uik Breda
2008 2010 2012
Landbouw
Overig
Bron: Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2013 Coelo
De WOZ waarde (waardebepaling onroerende zaken) van panden is in Breda vanaf 2011 aan het dalen vanwege de crisis. Intensiever grondgebruik Het bebouwd oppervlak is in 4 jaar tijd licht gestegen. In beperkte mate geldt dat ook voor water. Dat gaat vooral ten kosten van landbouw en overig grondgebruik. De gemiddelde woningdichtheid is van 2005 naar 2012 gestegen van 5,7 naar 6,0 woningen per ha. De keuze in de Structuurvisie voor een compacte stad (inbreiding in plaats van uitbreiding) zal voor een deel in veranderend grondgebruik naar voren komen. De komende jaren moet ook door invulling en transformatie van braakliggende terreinen en leegstaande bedrijven en kantoorlocaties invulling aan worden gegeven.
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
33
Ontwikkeling grondgebruik Breda
Ontwikkeling grondgebruik Breda
0,5 0,45 0,4 0,35 0,3 0,25 0,2 0,15 0,1 0,05 0
2008 2010 2012
Bebouwd
Bos en natuur
Recreatie
Water
Landbouw
Overig
Bron: Altlas Nederlandse gemeenten
bladzijde 24
Breda scoort voor groen en water in en om de stad (voor omvang en kwaliteit) rond het gemiddelde van de 50 steden. De score voor bos en kwaliteitsakkers en -weilanden is bovengemiddeld. Groen en water blijken voor een belangrijk deel (ongeveer een kwart) de waardeverschillen tussen woonlocaties in Nederland te verklaren (bron Atlas Nederlandse gemeenten 2013). Groei en veranderingen in mobiliteit Bij de 32 grote gemeente neemt Breda een matige 25e plek in met relatief veel verkeers overlast. Het autobezit en de mobiliteit in Breda groeien nog steeds. Er wordt een autonome mobiliteitsgroei verwacht van bijna 30%, wat een reële, zelfs voorzichtige, schatting is. Recente cijfers van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KIM) ondersteunen dit beeld. Dit leidt tot ongewenste neveneffecten op het vlak van economie, leefbaarheid, veiligheid, klimaat en duurzaamheid. De ontwikkelambities zoals verwoord in de Breda 2030 en de Binnenstadsvisie zijn hierbij een randvoorwaarde. De ambitie voor vervoerswijze in Breda is in de Structuurvisie als volgt geformuleerd.
Benchmark mobiliteit. Breda is, ten opzichte van vergelijkbare steden in Nederland, te bestempelen als een autostad. Het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer blijft ver achter. Toch is er goed nieuws: in Breda is er nog Modal split 2007
ruimte en potentie is om het gebruik van de
Modal split 2030
verschillende vervoerswijzen meer in balans te
Auto 55% brengen. Waar steden als Groningen, Ensche-
Auto 68%
de, Apeldoorn, Tilburg en Nijmegen nu staan
Fiets 27%
OV 5%
Fiets 35%
OV 10%
qua fiets- en openbaar vervoergebruik, is voor Breda een reële ambitie voor de komende vijftien jaar. Bron: Structuurvisie Breda 2030, hoofdrapport
In de Structuurvisie wordt gesteld dat het toekomstperspectief van de stad door de CO2 neutrale opgave en de versterkte regionale (economische) positie er voor het mobiliteitssysteem een hele opgave ligt. Het vermogen om te anticiperen op veranderingen kan bereikt worden met een integrale ambitie met een reëel uitvoeringsprogramma. De uitstoot van CO2 van verkeer moet van 40% naar 25% gereduceerd worden. Dit kan bereikt worden door structuur- en systeemverbeteringen. De energiebehoefte voor verkeer en vervoer is als volgt geformuleerd.
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
34
Energiebehoefte Breda verkeer en vervoer autonoom
Bron: Structuurvisie Breda 2030, discussiestuk
Breda heeft relatief veel duurzaamheidsinitiatieven Breda heeft al wat verdiensten staan voor duurzaamheid. De Duurzaamheidsmeter, de nominatie voor Duurzame Topper 2011, de Triple-A-status (klimaat) en Golden Green Award zijn voorbeelden van prijzen die Breda in de wacht heeft gesleept. Breda neemt in 2013 na Nijmegen de 2e plaats in bij de lokale duurzaamheidsmeter. In het Uitvoeringsprogramma Klimaat 2013-2016 (UP Klimaat) staan diverse projectvoorstellen om duurzaamheidinitiatieven te bevorderen. Breda DuurSaam en Nudge zijn initiatieven die de gedachte uitdragen dat een duurzame samenleving tot stand kan komen door het verbinden van sociaal kapitaal van onderop. Breda DuurSaam doet dat op lokale schaal, Nudge landelijk. Een resultaat van die samenwerking is een digitale kaart van Breda maken waarop zichtbaar is welke burgers zich betrokken voelen bij de duurzame stad, welke initiatieven er zijn en welke organisaties/ bedrijven zich als duurzaam willen profileren in de stad. Op de kaart zijn mensen (nudgers), de organisaties die duurzaam ondernemen (vrienden) en initiatieven waaraan men kan meedoen of inspiratie halen. De kaart bevat de eerste initiatieven die Nudge heeft leren kennen in Breda. Breda heeft gemiddeld per 1000 inwoners 1,7 initiatieven (Nederland gemiddeld 0,7) en scoort daarbij een goede 13e plaats ten opzichte van andere grote steden.
bladzijde 25
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
35
Initiatieven in Breda
Bron: www.nudge.nl
Urgentie bladzijdevoor 25 duurzaamheid met integrale en ruimtelijke maatregelen Breda is in 2013 gestart met de uitvoering van het tweede Uitvoeringsprogramma Klimaat ’Slim samenwerken aan een CO2-neutraal Breda.’. De urgentie hiervan wordt elk jaar onderstreept door zichtbare (en meetbare) klimaatveranderingen in Nederland en daarbuiten. Het energieverbruik en de mobiliteit, de twee belangrijkste invloedsfactoren hierin, zien we ook in Breda nog steeds groeien. In de Structuurvisie zijn, vanwege deze dwingende trends ambities geformuleerd voor 2030. Navolgend is de stand van 2013 met de beoogde ontwikkeling tot 2030 geformuleerd. In de structuurvisie zijn integrale en ruimtelijke maatregelen geformuleerd om dit te bereiken. In afbeelding is te zien hoe het gebruik van fossiel en duurzaam gas, elektriciteit en warmte zich moet ontwikkelingen, om de CO2 doelstelling te behalen. Energiebronnen Breda scenario 2044
Bron: Klimaat uitvoeringprogramma
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
36
Of het nu door natuurlijke of menselijke factoren komt, ons klimaat verandert. In Nederland en Breda wordt het warmer en natter. De effecten worden het meest zichtbaar en merkbaar op langere termijn, maar de trend is nu al zichtbaar. De effecten zijn een toename van wateroverlast, afname van kwaliteit van het oppervlakte water en droogte in de zomer. Hitte-eilandeffect Breda
27˚C
27˚C
27˚C 27˚C
27˚C
Hitte-eilandeffect Breda
Verwachte gemiddelde temperatuur in de stad wanneer het in het buitengebied 27˚C is. De verwachte temperatuur is bepaald op basis van oppervlakte openbare ruimte en tuinen. Hierbij is de aanname gedaan dat het percentage verharding in tuinen per buurt gelijk is. Het betreft de gemiddelde temperatuur op buurtniveau. Lokaal kunnen nog grote verschillen optreden.
28 ˚C 29 ˚C 30 ˚C 31 ˚C 32 ˚C 33 ˚C 34 ˚C
Bron: Structuurvisie Breda 2030, hoofdrapport
Uit de klimaatseffectatlast.nl is op te maken dat in het huidige klimaat er gemiddeld 24 zomerse dagen zijn met een temperatuur boven de 25 graden. In 2030 worden er daarvan 40 dagen verwacht. In er rond Breda wordt verwacht dat de gemiddelde jaarneerslag zal toenemen van 825-850 naar 875-900 mm per jaar (Bron: Klimaatseffectatlas.nl). Minder hinder (beleefde) overlast van milieuaspecten In 2011 was er in vergelijking met de twee voorgaande jaren een (licht) afnemende tendens voor de gezondheidsklachten door geluidoverlast. Het aantal gezondheidsklachten door de luchtkwaliteit is weer iets hoger dan in 2010, maar is nog wel lager dan in de jaren daarvoor. Bredanaars dat afgelopen jaar (soms) gezondheidsklachten heeft door milieuaspecten
Geluidsoverlast
2008
2009
2010
2011
17%
20%
17%
15%
Luchtkwaliteit
19%
20%
13%
15%
Geur
13%
15%
8%
9%
Afval
12%
13%
9%
9%
Waterkwaliteit
4%
5%
3%
3%
Bodemkwaliteit
2%
3%
1%
2%
Bron Omnibusenquête 2011
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
37
Luchtkwaliteit en fijnstof minder door maatregelen In de eerste jaren van het nieuwe millennium bleek luchtkwaliteit een probleem. Veel bouwplannen konden niet doorgaan en er was zorg over gezondheidseffecten op de korte en lange termijn. In de jaren er na is door diverse wetswijzigingen, Europese afspraken en niet in de laatste plaats fysieke maatregelen de luchtkwaliteit een minder probleem geworden. Tegenwoordig leidt de luchtkwaliteit niet vaak tot beperkingen in een bouwopgave, maar aan de andere kant voldoet de luchtkwaliteit nog steeds niet aan wat de Wereld Gezondheids organisatie als minimum graag zou willen. De komende jaren zal de luchtkwaliteit door maatregelen verder verbeteren, bijvoorbeeld via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Lichte toename geluidshinder verkeer Geluid(overlast) in Breda wordt voornamelijk veroorzaakt door wegverkeer en in minder mate door spoorverkeer. De afgelopen decennia is de geluidemissie in heel Nederland toegenomen, o.a. door autonome groei, verdere verstedelijking en de toegenomen welvaart. Een wets voorstel is in ontwikkeling om deze trend van geluidtoename, het zogenoemde handhavingsgat, te breken. Er wordt een maximum gekoppeld aan geluidemissie van hinderlijke bronnen, waarbij de beheerder van de bron verantwoordelijk is voor het beperken van de toename van geluid. Ook voor gemeentelijke wegen komt er een verantwoordingsplicht om deze geluidtoename te beperken. Hoe dat exact vorm krijgt, is nog niet duidelijk. Inhoudelijk laat de structuurvisie zien dat er een toename van stedelijk verkeer te verwachten valt op de stadsontsluitings wegen.
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
38
Veiligheid en leefbaarheid in wijken
5
Landelijke trends en ontwikkelingen voor veiligheid en leefbaarheid samengevat • Door terugtredende overheid ontstaan initiatieven op de particuliere veiligheidsmarkt. • Deregulering betekent een verschuiving van vergunningverlening naar toezicht. De handhavingstaak van de gemeente groeit verder mede door terugtrekking van de nationale politie uit de lokale wetgeving. • De veiligheidsconjunctuur volgt de economische conjunctuur. Door de hoge (jeugd) werkloosheid blijft de kans op een groei van de hennepteelt en een groei van vermogensdelicten groot. • Woninginbraken nemen verder toe, ook in de nabije toekomst als gevolg van de hoge (jeugd)werkloosheid en de welvaartsverschillen tussen West- en Oost-Europa. • Informatisering speelt op gebied van veiligheid een grote rol, enerzijds op vlak van safety (crises) als op vlak van security (criminaliteit). Slachtofferschap door cybercrime zal steeds verder toenemen door ICT-afhankelijkheid. Internet zal steeds belangrijker worden als ontmoetingsplaats van vraag en aanbod voor (de georganiseerde) criminaliteit. • Samenwerking tussen partners van belang ook op bovenlokaal niveau. • Burgemeesters krijgen regierol op terrein van ondermijnende criminaliteit. Dit betekent voor netwerkgemeente Breda taken op punt van sturing informatievoorziening en -uitwisseling en het maken van analyses. • De grote gemeenten zullen een centrumfunctie krijgen op gebied van safety en security. • De participatiestad brengt initiatieven voort in de buurten, mede op initiatief van de corporaties en andere samenwerkingspartners. Focus op nieuwe bewoners in gebieden met een hoge werkloosheid, met een verdunning van de problematiek als gevolg. De zorg voor de minder zelfredzamen zal blijven. Bredase trends en ontwikkelingen voor veiligheid en leefbaarheid samengevat. • De Bredase veiligheidspositie ontwikkelt zich minder gunstig dan andere gemeenten. • Het onveiligheidsgevoel van Bredanaars neemt toe in de afgelopen jaren. Bredanaars voelen zich minder veilig dan het gemiddelde van de G32. • Jeugdcriminaliteit daalt sinds 2008, maar stijgt onder de jongvolwassenen sinds 2010 mede als gevolg van stijgende jeugdwerkloosheid. • Drugsdelinquentie en jeugdcriminaliteit nemen sinds 2008 af. • Leefbaarheid goed maar onder druk in sommige buurten • Vooral in de Haagse Beemden een afname van jongeren en toename van ouderen • Opschaling van voorzieningen; minder in aantal meer centraal gesitueerd • Oordeel burgers over schoon-heel-veilig daalt, maar is nog goed • Meer initiatieven van burgers in de openbare ruimte
Reflectie op landelijke en Bredase trends Participatie, individualisering, eigen initiatief, etc. zullen consequenties hebben voor leefbaarheid en veiligheid. Door de hoge (jeugd)werkloosheid komt de veiligheid en leefbaarheid in de buurten verder onder druk. Noord-Brabant, zo ook Breda, heeft te maken met georganiseerde criminaliteit en/of drugscriminaliteit. Navolgend komt voor Breda de stand van zaken of Benchmark en ontwikkeling of trend gedetailleerd voor de volgende onderwerpen aan de orde: • Veiligheid (algemeen, jeugdcriminaliteit, drugsdelinquentie) • Demografische prognose per buurt • Leefbaarheid per buurt (inclusief voorzieningen en beheer openbare ruimte)
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
39
VEILIGHEID Ontwikkeling veiligheidspositie minder gunstig Figuur: Ranking op AD-Misdaadmeter sinds 2008. Op positie 1 komen relatief het meeste aantal misdrijven voor. 0 10 Diefstal/inbraak woning
20
Bladzijde 26
30
Tabel ontbreekt
Diefstal uit/vanaf motorvoertuigen
40
Mishandeling
50
0 10 20
Bladzijde 26
60
Straatroof
70
Overval
80
Diefstal/inbraak woning
90 2008
30
Tabel ontbreekt
2009
2010
2011
2012
Diefstal uit/vanaf motorvoertuigen Bron: AD-Misdaadmeter 2009-2013
40
Mishandeling
25
50 Hoewel het aantal auto-inbraken daalt in Breda (zie figuur hieronder) is het aantal per bladzijde 28
20 top 10 van Straatroof 60 inwoner in Breda hoog, vergeleken met andere gemeenten. Breda staat in de
steden waar relatief het meeste auto-inbraken voorkomen. Voor woninginbraak, mishandeling 15 inbraak woningen
70 en straatroof staat Breda rond de 20e plaats. Voor al deze misdrijven geldt dat Breda in de diefstal uit/vanaf auto
Overval 10 jaren qua positie is gestegen, vooral de woninginbraken zijn in absolute zin en qua afgelopen geweld
80 ranking gestegen. Daarentegen is de positie van Breda wat betreft overvallen enorm 5 90 verbeterd. 0 2008 2009 2011 2010 2012 20112013 2012 2010 Aantal woninginbraken, auto-inbraken en geweldsmisdrijven per 1000 inwoners 25
Onveilig gevoel in eigen buurt Breda
0,35 20
0,3
bladzijde 28
0,25
15
0,2
inbraak woningen diefstal uit/vanaf auto
10
geweld
0,15 5
0,1 0,05
0 2010
0 2001
2004
2011
2006
2012
2007
2013
2009
2011 Bron: Veiligheidsmonitor 2013
De beleefde sociale veiligheid de eigenBreda buurt is de laatste jaren iets verslechterd. Vergeleken Onveilig gevoel in eigenin buurt
0,35
met de G32 voelen Bredanaars zich vaker onveilig en is het rapportcijfer veiligheid lager dan gemiddeld.
0,3 0,25 0,2 0,15 0,1 0,05
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
40
20
bladzijde 28
15
inbraak woningen diefstal uit/vanaf auto
10
geweld
5 0 2010
2011
2012
2013
Onveilig gevoel in eigen buurt Breda
Onveilig gevoel in eigen buurt Breda
0,35 0,3 0,25 0,2 0,15 0,1 0,05 0 2001
2004
2006
2007
2009
2011
Bron: Veiligheidsmonitor 2013
Op basis van informatie over criminaliteit, veiligheidsgevoel, overlast is in de wijkmonitor van 2012 een samengestelde score berekend. Hieruit blijkt dat veiligheid met name een issue is in het centrum van Breda, Tuinzigt en Hoge Vucht en Doornbos-Linie. Score veiligheid in buurten Breda
Bron: Wijkmonitor 2012
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
41
Jeugdcriminaliteit daalt sinds 2008 bladzijde 29
Ontwikkeling aantal jeugdigen en jongvolwassenen delinquenten
1000 900 800 700 600 500 400 300 bladzijde 29 200 100 1000 0 900
2005
800
2006
2007
2008
700
2009
12-17 jaar
2010
18-24 jaar
2011
2012
Bron: Veiligheidsmonitor 2013, info OM
600 500
Het 300 aantal jeugdigen en jongvolwassenen dat bij het OM geregistreerd staat neemt sinds 2008400 af. Sinds 2010 is het aantal jongvolwassen delinquenten weer gestegen. Landelijk 250 300een verband gelegd tussen jeugdcriminaliteit en jeugdwerkloosheid. Ook de jeugdwordt 200 werkloosheid neemt sinds 2010 toe. 200 Ruim100 8% van de Bredanaars geeft aan veel overlast van groepen jongeren in de buurt te hebben. 150 0 Dit komt overeen met het gemiddelde van de G32. 2005
2006
100 Drugsdelinquentie
2007
2008
neemt sinds 2008 af
12-17 jaar
2009
2010
2011
2012
18-24 jaar
50
Ontwikkeling aantal drugsdelinquenten 0 300
2005
250
2006
2007 12-17 jaar
2008
2009
18-24 jaar
2010
2011
2012
Volwassenen
200 150 blz 30 zie kaarten 100
50 Opgeruimd Breda knip en plak 0 2005 2006
2007 12-17 jaar
2008 18-24 jaar
2009
2010 Volwassenen
2011
2012
Bron: Veiligheidsmonitor 2013, info OM
blz 31
Sinds 2008 daalt het aantal personen dat vanwege drugsdelicten bij het OM moest voor komen. blz 30 zie kaarten
Opgeruimd Breda knip en plak
blz 31
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
42
LEEFBAARHEID Leefbaarheid goed maar onder druk in sommige buurten De beleving van de leefbaarheid van buurten is in 2012 ten opzichte van 2010 iets gedaald. De beleving woonomgeving is vanaf 2010 stabiel gebleven. Vanaf 2007 vindt gemiddeld 12 a 13% van de bewoners dat de eigen buurt er op veruit is gegaan. Over de toekomst is een iets groter deel optimistisch, maar dat positieve denken neemt vanaf 2007 wat af. Vergeleken met de G32 scoort de leefbaarheid in Breda goed tot gemiddeld. Voor de aspecten rondom sociale en fysieke leefbaarheid (cohesie, voorzieningen, schoonheel-veilig, woonomgeving, etc) is in de Wijkmonitor een samengestelde score voor leefbaarheid berekend. Hieruit blijkt dat sommige centrumbuurten en enkele buurten in het westen van Breda (Heuvel, Tuinzigt, Haagpoort) evenals Doornbos-Linie, Brabantpark en Kesteren lagere scores hebben. Score leefbaarheid in buurten Breda (z-scores)
Bron: Wijkmonitor 2012
Aantal voorzieningen vrij constant tot nu In de afgelopen jaren is het aantal maatschappelijke voorzieningen in de buurten en wijken van Breda vrij constant gebleven. Wel zijn er op het gebied van gezondheidszorg, cultuur, onderwijs en sport zijn er tendensen tot schaalvergroting en concentratie. In het streefbeeld van Breda 2030 zijn de maatschappelijke voorzieningen (voor zorg en welzijn) op wijkniveau voor een deel samen gegaan en zijn multifunctioneel, kwalitatief hoogwaardig en goed bereikbaar. De nadruk op bereikbare centrale voorzieningen (beleidsconcept GWI) blijft, omdat dit mensen in staat stelt zo lang mogelijk in hun eigen omgeving te blijven wonen. Oordeel burgers over schoon-heel-veilig daalt, maar is nog goed In de Structuurvisie wordt aangegeven dat de gebruiksdruk op de openbare ruimte zal door de keuze van compacte stad toenemen. Het rapportcijfer dat Bredanaars aan de woonomgeving geven is wat gedaald. Het aspect ‘heel/niets kapot’ wordt in 2012 lager beoordeeld dan in voorgaande jaren. Vergeleken met de G32 gemeenten is de fysieke verloedering echter minder erg dan gemiddeld.
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
43
Meer initiatieven van burgers in de openbare ruimte Bij Opgeruimd Breda worden initiatieven van burgers in de openbare ruimte ondersteund. Na de start in 2012 is er een constante toename van initiatieven. Stand 1 oktober
Stand 1 december
Groene deals
87
Groene deals
100
Schone deals
26
Schone deals
32
Bijzondere deals
8
Bijzondere deals
8
Wijkdeals totaal
133
Wijkdeals totaal
140
Opgeruimde Bredanaar
89
Opgeruimde Bredanaar
93
Klassedeals
4
6
4
3
6
4
3
Klassedeals
5 Bron: www.opgeruimdBreda.nl
De participatiekaart van Breda geeft een overzicht van burgerparticipatie projecten in de openbare ruimte. Participatiekaart
Bron: www.opgeruimdBreda.nl
Bereidheid burgers voor inzet in buurt In 2012 is voor het eerst gevraagd in het kader van de leefbaarheid van buurten wat bewoners zelf kunnen doen en wat de gemeente kan doen. Bijna vier op de tien Bredanaars (38%) vind dat bewoners zelf een aantal zaken kunnen oppakken zoals; elkaar helpen/sociale controle, meedoen/activiteiten organiseren en netheid/ onderhoud. In sommige buurten en is dat wat hoger. Ruim tweederde deel van de Bredanaars (67%) vind dat de gemeente vooral op gebied van veiligheid, voorzieningen en onderhoud wat kan doen in de buurt.
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
44
6
Bestuur
Mondiale en landelijke trends en ontwikkelingen in bestuurlijk domein samengevat. • Veranderende agenda’s van medeoverheden zoals VN, Europa, Rijk, Provincie en Regio geven (dwingende) kaders en bieden kansen • Er ontstaan nieuwe verhoudingenmodellen tussen overheid, markt en samenleving • De (lokale) overheid heeft nieuwe sturingsvormen nodig en een herdefiniëring van haar rol. • Alternatieve financieringsvormen zijn nodig voor gemeentelijke taken zoals ruimtelijke ordening en beheer van de stad vanwege wegvallen van subsidies en oude verdienmodellen • Bij Europese, Rijk en Provinciale subsidie hogere eisen aan co-financiering, revolverendheid en samenwerking • Meer overlaten aan de samenleving en de burgers is mogelijk en wenselijk • De verantwoordelijkheid voor de meest kwetsbare inwoners kan de overheid niet naar de samenleving delegeren. • Sommige publieke problemen (zoals uitsluiting, willekeur, verminderen externe effecten) zijn alleen oplosbaar door de overheid. • De overheid moet voor die problemen spelregels en randvoorwaarden vaststellen en bewaken. • Grote gemeentelijke (transitie)opgaven vergen bestuurs- en uitvoeringskracht • Rijk en Provincie (Krachtig Bestuur) pleiten voor bestuurlijke opschaling, (sub)regionale samenwerking en herindeling • Ombuigings- en krimpopgave voor overheidsorganisaties (gebouwen) vanuit de rijks overheid Bredase trends en ontwikkelingen in bestuurlijk domein samengevat. • Definiëring van andere rol en positie van gemeente Breda o.a. via denk –en werkmodel van Verantwoordelijkheidsladder • Gemeentelijke overheid wordt uitgedaagd om simultaan op meerdere velden en schalen te schaken (Europa-Delta-Rijk-provincie-B5-regio-subregio-stad-wijk-dorp-straat-voordeur) • Provincie en regio vragen om nog steviger invullen van centrumrol van Breda voor de regio West-Brabant • Voor strategische samenwerking worden allianties in de Vlaams-Nederlandse Delta (Rotterdam-Zeeland-Antwerpen) en met Brabantstad nog belangrijker • Voor tactische samenwerking neemt belang van de subregio toe en vormt het gebied Breda-Oosterhout-Etten-Leur een “functional urban region” waarbinnen veel inwoners werken, wonen en besteden • Door nadruk op bestaande stad meer urgentie voor koppelen van ontwikkelen en beheren. Door intensief gebruik snellere afschrijving maar ook transformatie voor nieuwe functies. • Zoeken naar nieuwe realisatiestrategieën • Meer maatschappelijke en duurzame initiatieven • Grote impact op (door)ontwikkeling van taakpakket en -invulling, kwantiteit en kwaliteit van gemeentelijke organisatie
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
45
Reflectie op landelijke en Bredase trends In de afgelopen bestuursperiode zijn o.a. via de verantwoordelijkheids-ladder en stimulering van maatschappelijke initiatieven al stevige stappen gezet in de nieuwe rolopvatting • en invulling van de gemeente Breda in de netwerksamenleving en de nieuwe verantwoordelijkheidsmodellen die tussen overheid, markt en samenleving ontstaan. De noodzaak om tot vernieuwing van bestuurlijke werkwijzen te blijven komen is onverminderd groot. Enerzijds is de impact van internationalisering en Europa sterk, anderzijds neemt het belang van boven • en (sub)regionale samenwerking in bestaande en nieuwe Triple-helix verbanden toe. Ook de tendens en insteek om meer ruimte te bieden aan lokale initiatief en om de eigen kracht van de Bredanaars te stimuleren blijft groot. Deze nieuwe rolinvulling vergt veel van de politieke en bestuurlijke werkwijzen en stelt niet in de laatste plaats andere eisen aan de ambtelijke organisatie in termen van innovatie, samenwerking, mobiliteit en competenties etc.. Over de trends in het bestuurlijk domein zijn minder Bredase data beschikbaar dan in de andere domeinen. Navolgend wordt bij een aantal trends in meer kwalitatieve zin stilgestaan. Algemeen maatschappelijke trends In algemene zin zijn er wereldwijd al enige tijd vijf megatrends gaande (5 I’s) waarvan de impact ook in Breda zichtbaar en voelbaar is: internationalisering, informatisering, individualisering, informalisering en intensivering. Deze trends werken door op veel gemeentelijke beleidsterreinen. Meer actueel en toegespitst op de tijdgeest en economische situatie van West-Europa en Nederland betoogt Motivaction (2013) dat de crisis noodzaakt tot andere manieren van leven en besturen en dat er vier factoren zijn, die mogelijk in de komende jaren zullen ontwikkelen tot een andere kijk en alternatieve oplossingen voor de organisatie van economie en samenleving: • Toegang/gebruik van diensten en producten (via delen, ruilen) belangrijker dan bezit; • Voorkeuren verbreden zich in tijden van schaarste en lagere welvaart in de richting van het immateriële en menselijk maat (Tegelijkertijd leidt een afnemend welvaartsniveau voor een steeds groter wordende groep tot armoede en gebrekkige levensomstandigheden); • Mensen stellen zich in om meer zelf te doen (en minder beroep op de overheid); nieuw realisme is in opkomst; • Grote voorkeur voor netwerkorganisatie en coöperatieve oplossingen boven hiërarchische, bureaucratische en dure organisaties en systemen (zie onderwijs, ouderen- en thuiszorg, energievoorziening, bankieren en in de zeggenschap over buurt en werk). Beleidsagenda’s medeoverheden geven kaders en bieden kansen Voor Breda is met name een zevental beleidsagenda’s van andere overheden relevant: VN: de Agenda 21 is een uitvoerig actieplan dat globaal, nationaal en plaatselijk door organisaties op elk gebied waarbij de mensen het milieu beïnvloeden moet worden nageleefd. De basis daarvoor – de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens – is aangevuld met 22 regels om mensen met een beperking gelijke kansen te bieden of het nu gaat om wonen, werk, school, vrije tijd of mobiliteit gaat. Ratificatie van deze regels door Nederland is aanstaande en zal invloed hebben op het overheidsbeleid, ook voor Breda. EUROPA: met de Europa 2020-strategie wordt gestreefd naar slimme, duurzame en inclusieve groei op vijf terreinen/thema’s: werkgelegenheid; R&D; klimaat en energie; onderwijs; armoede en sociale uitsluiting. Vanaf 2014 komen nieuwe programma’s en structuurfondsen beschikbaar. Onlangs is het gereviseerde Europese cohesiebeleid 2014-2020 en de budgetverdeling op EU niveau voor stimulering slimme en duurzame groei vastgesteld. De bijbehorende EU-fondsen bieden kansen voor Breda en zijn regio.
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
46
RIJK: het kabinetsbeleid (Rutte II) zet in op hervormen van sociale zekerheid, arbeidsmarkt, woningmarkt en zorgstelsel en probeert tegelijk duurzame groei en vernieuwing te stimuleren. Uitwerking heeft plaats met sociale partners in verschillende deelakkoorden. Vooralsnog blijft het rijksbeleid en de rijksfinanciën voor gemeenten op onderdelen nog tamelijk onzeker. Het kabinet zet in op modernisering van het openbaar bestuur in Nederland. Het voornemen bestaat om provincies en waterschappen te laten fuseren tot een vijftal landsdelen en om gemeenten intensiever met elkaar te laten samenwerken al dan niet door herindeling. Veel omliggende gemeenten van Breda oriënteren zich op (sub)regionale samenwerking. PROVINCIE: de provincie wil met de Agenda van Brabant (en het coalitieakkoord Tien voor Brabant) stimuleren dat Brabant een Europese top kennis- en innovatieregio wordt. PS heeft onlangs ingestemd met de instelling van 4 investeringsfondsen (innovatie, energie, breedband en natuur). Hiermee wil de provincie voor € 475 miljoen in Brabant investeren door te participeren in projecten waarin gemeenten, marktpartijen en maatschappelijke organisaties participeren. Dit biedt kansen voor Breda en zijn regio. Daarnaast wil ook de provincie wil de komende tijd de regionale samenwerking tussen gemeenten stimuleren ter versterking van bestuurs- en uitvoeringskracht (Krachtig Bestuur). BRABANTSTAD: met de strategische agenda “metropoolregio in Euro-delta” streeft het stedelijk netwerk van provincie en B5 naar versterking van de economie; vergroten internationale allure; bevorderen van internationale bereikbaarheid en versterking van de ruimtelijke structuur van het stedelijk netwerk. Voor Breda is dit een belangrijk platform. DELTRI: Breda is namens West-Brabant actief partner in dit samenwerkingsplatform van de regio’s Rotterdam, Drechtsteden en West-Brabant. Drie urgente opgaven die in deze samenwerking worden opgepakt: economie, bereikbaarheid en leefbaarheid. Met name de Havenvisie Rotterdam heeft impact maar biedt ook kansen voor West-Brabant en Breda. REGIO WEST-BRABANT: Breda is centrumstad voor de regio West-Brabant en actief participant in de Gemeenschappelijke Regeling (18 W-Brabantse gemeenten + Tholen) en de Strategische Agenda West-Brabant. De Agenda en het bijbehorende Uitvoeringsprogramma streeft naar een “sterke regio in de dynamische delta” en zet in op versterking van de economie, ecologie en leefbaarheid. Logistiek, Maintenance en Bio-based zijn economische speerpunten. De regio vraagt om nog steviger invullen van centrumrol van Breda voor West-Brabant Toenemend belang van subregionale samenwerking Voor tactische samenwerking neemt het belang van de subregio toe. Enerzijds omdat kabinet en Provincie samenwerking op deze schaal stimuleren ter versterking van bestuurs- en uitvoeringskracht. Anderzijds omdat gemeenten elkaar in toenemende mate opzoeken. Voor de subregionale samenwerking vormt de logica van de burger een belangrijke oriëntatiepunt. Vanuit dit oogpunt vormt het gebied Breda-Oosterhout-Etten-Leur een logische “functional urban region” waarbinnen een groot deel van de Bredanaars en hun buren werkt, woont en besteedt. Voor vier thema’s (pendel, verhuizingen, bestedingen en cultuur) is de onderlinge oriëntatie tussen Breda, Oosterhout en Etten-Leur in vier figuren weergegeven.
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
47
Onderlinge oriëntatie voor vier Thema’s Breda, Oosterhout en Etten-Leur
Nieuw verantwoordelijkheidsmodel overheid, markt en samenleving: overlaten en loslaten Mede door hierboven geschetste algemeen maatschappelijke trends is de laatste jaren sprake van een nieuw verantwoordelijkheidsmodel tussen overheid, markt en samenleving en in het bijzonder tussen de overheid en de burger. In rapporten van o.a. SCP, ROB, WRR en VNG worden de tendens van “loslaten en ruimte en vertrouwen geven” geschetst die voort komt uit: • de financiële situatie van gemeenten vanwege de economische crisis; • de erkenning dat de overheid in toenemende mate niet (meer) de meest geschikte instantie is om in te grijpen; • de analyse dat het transformatieproces in de domeinen wonen, werken, zorg, veiligheid en welzijn vraagt om ruimte voor nieuw initiatief. Los van motief en doel noopt “het loslaten” van de overheid tot het opnieuw definiëren van verantwoordelijkheden, rollen, spelregels én het vraagt een enorme cultuuromslag van overheid en samenleving. Bij de start van de bestuursperiode 2010-2014 is aan de bovenstaande tendensen in Breda lokale invulling gegeven via de het denk- en werkmodel van de Verantwoordelijkheidsladder Groei van initiatieven in Breda Door de veranderende rol van de overheid worden er meer initiatieven van de markt, maatschappelijke organisaties en burgers verwacht. Initiatieven voor transformatie en loslaten van regels Door onder andere de veranderende economische omstandigheden ontstaan er in Breda steeds meer lege plekken en leegstaande gebouwen waarvoor een bestemming of visie ontbreekt of simpelweg geen financiering voorhanden is. Voor veel van deze locaties is op basis van de huidige inzichten de eerste 10 tot 15 jaar geen ontwikkeling te verwachten op basis van de traditionele programma’s rond wonen en werken. Met de uitwerking van de Structuurvisie Breda 2030 komt er ruimtelijk meer nadruk te liggen op de bestaande stad en meer urgentie voor het koppelen van ontwikkel- en beheerbeleid. Voor een aantal locaties zijn er initiatieven ontstaan waarbij de gemeente regels los laat of transformatie stimuleert. Zonder een volledige opgave te kunnen maken gaat het hierbij om Via Breda Broeit, Belcrum Beach, stichting Braak, Opgeruimd Breda en Buurthuis van de toekomst. Zo is met Via Breda broeit is de eerste stap gezet naar transformatie van bedrijfsterreinen en locaties om met minder regels particuliere initiatieven te ondersteunen.
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
48
In de discussies rond de structuurvisie zijn ook veel ideeën aangereikt voor transformatie van gebouwen of terreinen. In de hoofdstukken economie (kantoren en bedrijven) en wonen en samenleven (duurzaamheid) worden eveneens de ontwikkeling initiatieven op deze gebieden weergegeven. Burgerparticipatie van Nederland In de afgelopen jaren zijn er verschillende praktijkvoorbeelden van beleid met burgerparticipatie in Breda (zie Databank praktijkvoorbeelden burgerparticipatie VNG). Ook de participatiekaart van VNG burgerinitiatieven (in actie met burgers) zijn er initiatieven te vinden. Indien deze periodiek aangevuld worden kunnen daaruit ontwikkelingen worden opgetekend. Van de laatste jaren gaat het bijvoorbeeld om Samen naar werk, Buurthuis van de toekomst, stichting Braak, Persoonlijk vervoer door WIJ, Hart voor je buurt (Opgeruimd Breda), Stadslandbouw. Ombuigings- en krimpopgave Rijksoverheid De bezuinigings- en concentratie-opgave vanuit de Rijksoverheid leidt in de periode tot 2020 tot een inkrimping van de rijksoverheid in Brabant. In het door het rijk opgestelde masterplan voor Brabant is opgenomen dat de huidige omvang aan kantoorruimte in de provincie Brabant tot 2020 met 20% afneemt. Het rijk zet in op concentratie in drie Brabantse steden te weten: Breda, ’s Hertogenbosch en Eindhoven. Dit betekent dat huidige huisvesting van rijkskantoren in o.a. Tilburg, Roosendaal en Helmond wordt afgestoten. Zo wordt in Breda in Via Breda het gerechtsgebouw gevestigd. Ook op het terrein van defensie en justitie is het rijk bezig met een bezuinigings- en concentratie-opgave. In Breda speelt de discussie over het buiten gebruik raken en afstoten van het terrein van de Seeligkazerne en de koepelgevangenis. Gelet op het perspectief van nog verdergaande Ombuigings- en krimpopgave vanuit het rijk is het voor Breda van belang om de feitelijke bewegingen goed in de gaten te houden en van hieruit de te volgen bestuurlijke inzet/ strategie te bepalen. Impact op gemeentelijke organisaties We zien dat mede vanwege de bovengeschetste tendensen veel gemeenten de afgelopen periode reeds: • een of meer zware bezuinigings- en/of hervormingsronden hebben doorgemaakt • daartoe kerntakendiscussies hebben gevoerd; • hun (toekomst)visie op de stad en/of organisatie hebben ge(her)formuleerd / actualiseert; • forse ingrepen in de ambtelijke organisaties hebben zijn doorgevoerd: structuurverandering, managementreductie, innovatie van werkwijzen. Ook in Breda is in dit opzicht de afgelopen periode gewerkt aan de zogenoemde doorontwikkeling van de organisatie. De komende tijd blijven de nieuwe rollen, taken en posities van de gemeente in de Bredase meer horizontale netwerksamenleving andere eisen stellen aan de gemeentelijke organisatie o.a. in termen van werkwijzen, beleidsdenken, alliantievorming, lobby, dienstverlening, digitalisering, kwantiteit en kwaliteit, flexibiliteit en mobiliteit, competenties, houding en gedrag.
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
49
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
50
BIJLAGE 2 Trendstudie 2014 Platform 31
Trendstudie 2014 staat+trends@breda
51
Steden in onzekere en turbulente tijden Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder
Koos van Dijken Ruud Dorenbos Tineke Lupi
Uitgave Platform31 Den Haag, augustus 2013 Redactie: Drukwerk: Digital4.nl Postbus 30833, 2500 GV Den Haag www.platform31.nl
Platform31 is de fusieorganisatie van KEI, Nicis Institute, Nirov en SEV
Voorwoord Aan de vooravond van de lokale verkiezingen moeten de lokale politieke partijen hun verkiezingsprogramma’s schrijven in ingewikkelde en turbulente tijden. Welke verwachtingen zijn reëel voor de stagnerende woningmarkt, hoe gaat decentralisatie in het sociale domein uitpakken, gaan burgers meer hun eigen verantwoordelijkheid nemen en met welke groei of verlies van banen moet rekening gehouden worden? Et cetera. De gemeenten, steden en regio’s bereiden zich ook voor op de collegevorming ná de verkiezingen begin volgend jaar. Dit vraagt een duidelijk en samenhangend overzicht van de ontwikkelingen en trends in het fysieke, economische, sociale en bestuurlijke domein van de eigen gemeente. Voor veel gemeenten blijkt dit verre van eenvoudig omdat er veel tegenstrijdige en versnipperde informatie is en men soms door de bomen het bos niet meer ziet. Juist omdat zo veel onzeker is, traditionele beleidsinstrumenten niet meer werken en er vele beleidsvernieuwingen nodig zijn, hebben negentien steden de handen ineen geslagen en Platform31 gevraagd om de versnipperde en tegenstrijdige informatie samen te vatten en te duiden voor het lokale beleid. Platform31 heeft hierbij gebruikgemaakt van statistische gegevens, prognoses, scenariostudies, publicaties van de Planbureaus en Raden, beleidsnota’s en adviesrapporten. De gemeente ‘s-Hertogenbosch heeft het initiatief genomen voor de trendstudie en de samenwerking tussen de steden. Gezamenlijk hebben Platform31 (Basisprogramma voor de steden), Amersfoort, Apeldoorn, Breda, Dordrecht, Ede, Eindhoven, Emmen, Enschede, Groningen, Haarlem, Hengelo, ’sHertogenbosch, Lelystad, Nijmegen, Schiedam, Utrecht, Venlo, Zaanstad en Zwolle de trendstudie gefinancierd en de inhoud mede bepaald. De trendstudie bevat een overzicht van de trends en ontwikkelingen op het gebied van de fysieke, economische, sociale en bestuurlijke vraagstukken. Onze specialisten en generalisten zijn erin geslaagd om de belangrijkste ontwikkelingen en trends per beleidsterrein en de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen en -vraagstukken te beschrijven. De cocreatie en coproductie van de trendstudie tussen medewerkers van Platform31 en ambtenaren uit negentien steden sluiten aan bij een maatschappelijke tendens. Door de reacties van de deelnemende steden op de concepthoofdstukken van de onderzoekers werd bovendien kennis gedeeld en kwamen verbeteringen en aanvullingen tot stand. Deze vruchtbare en inspirerende samenwerking heeft geleid tot een studie die gedragen wordt door alle deelnemende steden. Ik hoop, samen met de negentien steden, dat steden, gemeenten en regio’s die niet aan de totstandkoming en financiering hebben bijgedragen óók veel profijt van deze trendstudie hebben. Adriaan Visser Algemeen directeur Platform31
Inhoudsopgave Voorwoord
3
1 Inleiding
7
2 Trends en ontwikkelingen in het fysieke domein
9
3 Trends en ontwikkelingen in het economische domein
13
4 Trends en ontwikkelingen in het sociale domein
17
5 Trends en ontwikkelingen in het bestuurlijk domein
21
6 Verbindende trends en ontwikkelingen
25
1 Inleiding Een groot aantal steden heeft samenwerking gezocht met Platform31 om gezamenlijk een overzicht te maken van de trends en ontwikkelingen in de onzekere tijden waarin de steden verkeren. Onzeker vanwege de langjarige economische crisis waarvan het einde nog niet in zicht is, de trendbreuken zoals een afnemende beroepsbevolking, ontgroening, dubbele vergrijzing en het ontstaan van grotere verschillen in Nederland (regio’s met krimp en groei). Maar ook, als gevolg van de crisis, door omvangrijke lastenverzwaringen die burgers en ondernemers treffen en die de economische groei belemmeren, bezuinigingen op diverse beleidsterreinen die nog verder zullen oplopen, omvangrijke decentralisatie van rijksbeleid naar de gemeenten, stagnerende woningbouw en gebiedsontwikkeling, oplopende werkloosheid en sterk terugvallende eigen inkomsten van gemeenten. De lastenverhogingen en ombuigingen lopen van 2011 tot 2017 op tot meer dan 50 miljard euro oftewel cumulatief ruim 7% van het bruto nationaal product. Door de onzekere economische ontwikkelingen volstaat het doortrekken van trends uit het verleden niet langer om voorbereid te zijn op de toekomst. Met de trendbreuken en kantelingen op een aantal beleidsterreinen zoals een terugtrekkende overheid, aflopende subsidies, minder middelen en meer eigen verantwoordelijkheid voor de burger, een structureel lagere economische groei en een geringe toename van de gemeentelijke inkomsten kunnen keuzes en gevolgen minder makkelijk omgekeerd worden. Ook dit maakt het belangrijk om een goed beeld te hebben van de trends en ontwikkelingen zodat adequaat hierop ingespeeld kan worden. In de trendstudie worden vier beleidsterreinen onderscheiden: fysiek (hoofdstuk 2), economie en
7
arbeidsmarkt (hoofdstuk 3), sociaal (hoofdstuk 4) en bestuur (hoofdstuk 5). In elk van de hoofdstukken worden de belangrijkste trends, ontwikkelingen en onzekerheden beschreven. Soms zijn deze trends en ontwikkelingen vrij zeker en relatief autonoom (demografie, huishoudontwikkeling, economische groei, bezuinigingen) en soms zijn de trends en ontwikkelingen zeer onzeker en wordt de richting ook beïnvloed door beleidsmaatregelen en politieke keuzes die genomen kunnen worden. In hoofdstuk 6 wordt de samenhang tussen de trends en ontwikkelingen geschetst en wordt rekening gehouden met de samenhang tussen de diverse beleidsterreinen. Aan deze trendstudie ligt een meer uitgebreide beschrijving van de trends en ontwikkelingen in het fysieke, economische, sociale en bestuurlijke domein ten grondslag. De beschrijving is als ‘Achtergronden Trendstudie 2014’ eveneens beschikbaar voor de geïnteresseerde lezer en gebruiker van deze trendstudie.
Steden in onzekere en turbulente tijden Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder
8
Steden in onzekere en turbulente tijden Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder
2 Trends en ontwikkelingen in het fysieke domein Belangrijkste trends en ontwikkelingen – Sterk wijzigende samenstelling inwoners en huishoudens. – Kwaliteit en variatie van woon- en leefomgevingen en stedelijke voorzieningen worden belangrijker. – Grotere ruimtelijke, economische en sociale verschillen in Nederland. – Vooral verbeteringen en transformaties bestaande voorraad van belang. – Dynamische, innovatieve en vraaggerichte woning- en utiliteitsbouw nodig. – Flexibiliteit, adaptiviteit en go with the flow van gemeente wenselijke ontwikkelrichting. – Meer en andere eisen aan mobiliteit.
Toelichting Nauwelijks groei van het aantal inwoners Er is sprake van een duidelijke verandering ten opzichte van het verleden. De Nederlandse bevolking is in de voorbije eeuwen altijd gegroeid en in de twintigste eeuw zelfs verdrievoudigd. Met het aantal mensen groeiden de economie, de woningvoorraad, de steden, de voorzieningen, het wegennet, het openbaar vervoer, et cetera. De bevolkingsgroei zet de komende dertig jaar door, maar veel minder hard dan in het verleden. Volgens de jongste prognoses van het CBS/PBL groeit de komende vijftig jaar de bevolking met slechts 0,14 procent gemiddeld per jaar. Rond deze gemiddelde zeer bescheiden bevolkingsgroei in heel Nederland zullen er belangrijke verschillen optreden. In sommige steden en regio’s zal de groei duidelijk groter zijn, terwijl in andere regio’s, gemeenten, steden en wijken de
9
bevolking afneemt of in de toekomst zal afnemen. Het soort huishouden verandert sterk De langzaam groeiende bevolking wijzigt daarbij de komende dertig jaar aanzienlijk van samenstelling. Het aantal jongeren en mensen in de actieve levensfase neemt af en het aantal ouderen neemt snel toe, en zij worden bovendien ook nog eens ouder. Het aantal huishoudens groeit door de huishoudverdunning sneller dan de bevolkingsgroei. Maar ook de huishoudens veranderen ingrijpend. Er zal een sterke groei zijn van het aantal eenpersoonshuishoudens en het aantal woningen waarin wonen en zorg gecombineerd kan worden (zoals serviceflats, senioren-, kangeroe- en mantelzorgwoningen). Terwijl er een stagnatie of zelfs daling van het aantal paarhuishoudens zal zijn. Tussen de verschillende steden en regio’s zijn er belangrijke verschillen in de ontwikkeling en kenmerken van de toekomstige bevolking en huishoudens. Het is verstandig om bij de besluiten die de gemeenten de komende jaren nemen rekening te houden met de grote veranderingen die nodig zijn in de bestaande en nieuwe woningvoorraad en de grote veranderingen in de woningbehoeften. Meer keuze om ideale woon- en leefomgeving te kiezen In toenemende mate kunnen huishoudens hun ideale woon- en leefomgeving kiezen en van daaruit kijken welke banen bereikbaar zijn. Al zorgt de crisis tijdelijk voor een rem op de mobiliteit van mensen. Maar als langetermijntrend gaan gemeenten, steden en regio’s elkaar steeds sterker strategisch beconcurreren op de kwaliteit, variatie, duurzaamheid, nabijheid van groen, natuur en water van hun woon- en leefomgevingen.
Steden in onzekere en turbulente tijden Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder
Een onderdeel hiervan zijn de stedelijke voorzieningen (scholen, ziekenhuizen, cultuur, hoogwaardige horeca en winkels, historische binnenstad) en het vestigingsklimaat (bijvoorbeeld goede, goedkope en flexibele termijnen voor bedrijfshuisvesting, ondernemersvriendelijkheid, regelluwte, vriendelijke parkeertarieven en functiemenging). Grotere verschillen tussen gemeenten, steden en regio’s Door de grote verschillen in demografische, ruimtelijke en economische en sociale ontwikkeling in Nederland gaan de gemeenten, steden en regio’s steeds meer van elkaar verschillen. Dit versterkt de keuzemogelijkheden van (toekomstige) inwoners en de concurrentie tussen gemeenten. Daarbij kan een regio zich als geheel versterken als de gemeenten in de regio elkaar aanvullen en de verbindingen in het daily urban system versterken. Verbeteren en transformeren van bestaand vastgoed van belang Vanwege de toename van het aantal huishoudens, de wijzigende kenmerken van de bevolking en huishoudens is in vele steden en regio’s nog nieuwbouw nodig. Daarbij is regionale afstemming wenselijk. Omdat de nieuwbouw jaarlijks maar één procent van de voorraad verbetert, is een nog belangrijker opgave het realiseren van aanzienlijke verbeteringen - inclusief verduurzaming - in de bestaande woon- en leefomgevingen. Dit is verre van eenvoudig omdat de woningbouw is stilgevallen. Er is nauwelijks mobiliteit op de woningmarkt en de traditionele partijen (projectontwikkelaars, aannemers met grondposities, gemeenten) kunnen de komende jaren niet veel doen omdat de ruime goedkope financiering voorbij is, zij hun verliezen moeten nemen en hun portefeuilles moeten saneren. Op de andere vastgoedmarkten (kantoren, winkels, maatschappelijk vastgoed, bedrijfsterreinen) moeten eveneens plannen geschrapt, afboekingen gedaan en verliezen genomen worden. 10
Geen vernieuwingsbudgetten voor steden en regio’s meer Daarbij zijn budgetten ter ondersteuning van markt-, corporatie- en gemeentelijke investeringen zoals stedelijke vernieuwing woningbouw, lokale sleutelprojecten passé of gaan snel verdwijnen. De gemeenten zullen op eigen kracht met duidelijk gekozen prioriteiten, nieuwe instrumenten, aangepaste regels en nieuwe partijen de verbeteringen en transformaties moeten zien te bevorderen. Weloverwogen keuzes voor snellere, goedkopere en flexibeler gebiedsontwikkeling De huidige beperkte mogelijkheden voor gebiedsontwikkeling, woningbouw, andere vastgoedinvesteringen en gebouwtransformaties nopen tot een meer dynamische, innovatieve en vraaggerichte woning- en utiliteitsbouw. Het gemeentebestuur kan hier zijn bijdrage aan leveren door projecten te stoppen of voorlopig in de ijskast te zetten, verliezen te nemen, grond goedkoper of in erfpacht uit te geven. Het dient de echte strategische prioriteiten vast te stellen en goed te communiceren met alle partijen, strategisch mee te investeren, een globale structuurvisie en globale, flexibele bestemmings- en eindplannen te ontwikkelen, geen ambities meer te stapelen en door het beleid te ‘ontslakken’. Daarbij moeten geen overdreven verwachtingen gekoesterd worden van nieuwe verdien- en financieringsmodellen. Met de aanbevelingen van de Actieagenda Bouw beschikken de gemeenten over een no-regret-agenda waarmee het mogelijk is om sneller, goedkoper en meer flexibel te handelen en om de ontwikkelkansen die er (nog) zijn te kunnen grijpen. Dit zal ook zijn waarde blijven bewijzen ná de crisis. Zonder willekeur een flexibeler en adaptief beleid wenselijk Vanwege alle onzekerheden over de ontwikkeling van de bevolking en de huishoudens, de toekomstige wijzigingen van de institutionele arrangementen op de koop- en huurmarkt, de gebrekkige kennis over
Steden in onzekere en turbulente tijden Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder
de sociaal-culturele trends die de behoeften van de woonconsument beïnvloeden en de toekomstige eisen van de woonconsument, is het wenselijk dat de gemeente in de uitvoering van haar beleid flexibel en adaptief is. Dit zonder te vervallen in willekeur en een rijgsnoer van toevallige initiatieven. Dat stelt hoge eisen aan de vaardigheden, vakkennis, het historisch besef over het stedelijke DNA, de integrale beoordeling en de wijsheid van de ambtenaren werkzaam in het fysieke domein. Minder sterke groei van de mobiliteit De afgelopen decennia is de mobiliteit, vooral door een vergroting van de verplaatsingsafstanden, sterk gegroeid. Voor de toekomst kan uitgegaan worden van een meer bescheiden groei van de mobiliteit dan in het verleden. Er dreigen zelfs overinvesteringen in de infrastructuur. Naast die bescheiden groei zal naar verwachting een verschuiving van de mobiliteit optreden met veel meer kris-krasbewegingen in het daily urban system, een toename van de automobiliteit die na 2020 in meer of mindere mate zal afvlakken en geen groei van het aantal reizigerskilometers in het openbaar vervoer, met uitzondering van de spits en in de Randstad.
11
Steden in onzekere en turbulente tijden Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder
12
Steden in onzekere en turbulente tijden Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder
3 Trends en ontwikkelingen in het economische domein Belangrijkste trends en ontwikkelingen – Komende jaren lage economische groei (1 – 1½ procent per jaar). – Toenemende werkloosheid moeilijk af te remmen. – Toenemende tweedeling op arbeidsmarkt. – Afname bevolking (20-65 jaar) trendbreuk met het verleden. – Groei werkgelegenheid in de zorg en afname bij de overheid robuuste trends. – Ondernemerschap en een ondernemende cultuur nog belangrijker dan in het verleden.
Toelichting Lage economische groei trendbreuk met het verleden De ontwikkeling van bijna ononderbroken substantiële economische groei is ten einde gekomen en zal niet makkelijk terugkeren op het hoge niveau dat wij voor de crisis gewend waren. In de periode 1970 tot en met 2007 was de reële economische groei gemiddeld 2,7% per jaar. In de periode 2008 tot en met 2013 was en is de reële economische groei gemiddeld 0,1% per jaar. De huidige lage economische groei is in zekere zin de prijs die wij moeten betalen voor de hoge groei in de afgelopen decennia. Binnenlandse en overheidsbestedingen drukken de economische groei Als de export zich gunstig ontwikkelt en de bedrijfsinvesteringen zich enigszins herstellen dan wordt voor de komende jaren wel een lage economische groei verwacht. De groei is laag omdat door de
13
lastenverhogingen, de bezuinigingen, de oplopende staatsschuld, de problemen voor MKB-bedrijven om aan krediet te komen, de zeer bescheiden toename van de arbeidsproductiviteit en de vergrijzing, van de binnenlandse consumptie en van de overheidsbestedingen geen belangrijke positieve impuls uitgaat op de economische groei. Het is voor de steden verstandig om voor de komende jaren uit te gaan van een jaarlijkse economische groei van niet meer dan 1-1½%. Deze voorzichtigheid is ook verstandig omdat er nog belangrijke risico’s zijn die economische groei kunnen afremmen (zoals dalende huizenprijzen, teruggang consumptie, meer besparingen, toename risicoleningen van banken en een verdergaande crisis in de eurozone). 9% van de beroepsbevolking binnenkort werkloos Op dit moment loopt de werkloosheid sterk op. De eerste jaren van de crisis is er een zeer bescheiden ontwikkeling geweest van de werkloosheid door de crisismaatregelen en de labour hoarding van bedrijven en organisaties. Voor crisismaatregelen van de overheid is geen geld meer, de bezuinigingen worden in toenemende mate gevoeld en bedrijven kunnen zich niet meer permitteren om overtollig personeel vast houden omdat hun financiële uitgangssituatie is verslechterd of omdat er een einde is gekomen aan hun financiële weerbaarheid. Volgens de recente prognoses moeten wij ons instellen op ruim 700.000 werklozen, ongeveer 9% van de beroepsbevolking. Dit hoge aantal werklozen zal niet snel dalen omdat de afname van de werkloosheid na-ijlt op de bescheiden economische groei.
Steden in onzekere en turbulente tijden Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder
Druk op WWB en minder re-integratiekansen De toename van de werkloosheid en de afname van de werkgelegenheid zet de bijstandbudgetten van de gemeenten onder druk en verkleint de mogelijkheid om WWB’ers, WSW’ers en Wajongers te reintegreren. Door de krimpende beroepsbevolking is de kans dat er op langere termijn sprake zal zijn van ‘een verloren generatie’ echter gering. Tweedelingen arbeidsmarkt: vast en flex, meedoeners en afhakers Er is sprake van verschillende tweedelingen op de arbeidmarkt. Enerzijds mensen die een vast arbeidscontract hebben. Anderzijds een groeiend aantal flexwerkers die weinig zekerheden hebben, lange tijd in opeenvolgende flexbanen verblijven, vaak banen van lage kwaliteit bezetten, en niet of nauwelijks verder geschoold worden. Een andere tweededeling bestaat tussen mensen die meekunnen in de kenniseconomie en die beschikken over de vele kwalificaties die op de huidige arbeidsmarkt gevraagd worden en de mensen die niet of in onvoldoende mate beschikken over de benodigde competenties en soft skills. Wanneer de werkloosheid langdurig op een hoger niveau blijft steken, valt te vrezen dat deze laatstgenoemde groep groter wordt omdat een deel van de werklozen vaardigheden verliest of in de perceptie van werkgevers minder productief is geworden en om die reden ook ná het herstel van de economie niet meer aan de slag komt. Zelfs als de werkperspectieven door de krimpende beroepsbevolking op termijn relatief gunstig zijn dan kunnen deze perspectieven alleen benut worden als het arbeidsaanbod beschikt over de benodigde competenties en soft skills. Hier ligt een taak voor alle betrokkenen voor het functioneren van de regionale arbeidsmarkt. Afname van de beroepsbevolking bedreigt welvaart en economische ontwikkeling De groei van de beroepsbevolking en de actieve bevolking komt na decennia tot stilstand. De 14
leeftijdsgroep van 20-65 jaar verkleint de komende dertig jaar gestaag met 0,8 miljoen mensen. Dit is een belangrijke trendbreuk met het verleden. Dit gaat – zonder belangrijke verbeteringen in de werking van de arbeidsmarkt – negatieve gevolgen hebben voor onze concurrentiepositie en de economische groei en zal leiden tot vele onvervulbare vacatures met het risico dat allerlei diensten (onderwijs, zorg, overheid) niet meer geleverd kunnen worden. Het arbeidsaanbod kan vergroot worden door langer werken, het verminderen van deeltijdarbeid, door inactieven te prikkelen om toe te treden tot de arbeidsmarkt en door het aantrekken van arbeidsmigranten. Met een actief arbeidsmarktbeleid en door het verkleinen van de kwalitatieve en kwantitatieve mismatches op de arbeidsmarkt, kunnen lokale overheden – samen met de andere stakeholders – de bedreigingen deels afwenden. Een pro-actief beleid om het onderwijs te verbeteren en te differentiëren kan hier onderdeel van uitmaken. Groeisectoren: zorg, sociale dienstverlening en exportindustrie Voor sommige sectoren wordt groei verwacht en voor andere sectoren is een afname van omzet, budgetten en werkgelegenheid waarschijnlijk. Vooral in de zorg wordt een verdergaande groei van omzet en werkgelegenheid verwacht. In de afgelopen tien jaar is het aantal banen in de zorg met 250.000 voltijdbanen toegenomen. Een werkgelegenheidsgroei van meer dan drie procent per jaar. Ondanks de bezuinigingen in de zorg van € 5 miljard door Rutte 2 nemen de komende vier jaar de zorguitgaven nog met € 6 miljard toe. Dit zal gepaard gaan met een toename van meer dan 100.000 voltijdbanen. Groei mag ook verwacht worden in de exporterende industrie en groothandel en - met enige vertraging - in de zakelijke dienstverlening. Verder zijn er relatief gunstige perspectieven voor de bedrijven die inspelen op de trend naar duurzaamheid, wellness en recreatie, die persoonlijk diensten leveren en nieuwe diensten leveren in de zorg, het welzijn, de ondersteuning en begeleiding van mensen met zorg- en welzijnsbehoeften.
Steden in onzekere en turbulente tijden Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder
Krimp in de detailhandel, overheid, bouw en financiële sector Voor de detailhandel en de overheid zijn er geen gunstige vooruitzichten. Door de overbewinkeling, de dalende koopkracht, het lage consumentenvertrouwen en de toename van de internetverkopen is het niet waarschijnlijk dat de omzet en werkgelegenheid in de detailhandel zal toenemen. Al zijn er in een krimpende economie en sector altijd ondernemers die met nieuwe producten en diensten succesvol zijn. De overheid moet door de lage economische groei en de toenemende overheidsschuld inkrimpen. Ook het pleidooi dat de mensen minder een beroep moeten doen op de overheid en meer zelf zullen moeten zorgen voor bijvoorbeeld zorg, welzijn, hulp, ondersteuning, kinderopvang, woonkosten en oude dag, kan alléén als de overheid minder belastingen en premies gaat heffen. In welke mate decentralisatie in het sociale beleid voor gemeenten deze krimp tenietdoen, hangt af van de uitvoering van het nieuwe gedecentraliseerde beleid. Ondernemerschap soms enige mogelijkheid voor economische dynamiek De economische groei zal de komende jaren niet of nauwelijks het gevolg zijn van een toename van de beroepsbevolking of van investeren en innoveren. Dus veel meer dan in het verleden wordt het ‘dynamiseren’ van de economie en het bevorderen van ondernemerschap een belangrijke factor. Dat geldt zeker voor steden en regio’s waar de bevolkingsgroei stagneert of afneemt. In deze steden en regio’s is ‘ondernemerschap‘ nog de enige factor die voor economische dynamiek en economische groei kan zorgen. Ondernemerschap nodig om kansen te grijpen en transformaties te realiseren Ondernemerschap is ook nodig voor de transformatie in de economische structuur (sectoren die krimpen en die groeien), de organische gebiedsontwikkeling, in de persoonlijke dienstverlening en vooral voor de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten door de decentralisatie in het sociale
15
domein. Daarbij kan niet uitgesloten worden dat door de vergrijzende en krimpende (beroeps)bevolking het aantal potentiële ondernemers en het aantal startende ondernemingen zal afnemen en dat er voor vele ondernemingen geen bedrijfsopvolging zal zijn. Voor de steden is een belangrijke opgave om een ondernemende cultuur te realiseren, belemmerende regelgeving op te ruimen en de toetredingsdrempels voor nieuwe toetreders en nieuwe ondernemers te verminderen.
Steden in onzekere en turbulente tijden Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder
16
Steden in onzekere en turbulente tijden Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder
4 Trends en ontwikkelingen in het sociale domein Belangrijkste trends en ontwikkelingen – Ontwikkeling van verzorgingsstaat naar participatiestad. – Ontwikkelingen ingezet voor de crisis, vanuit maatschappelijke tendensen en demografische ontwikkelingen. – Trend is helder, maar veel onzekerheid over de uitwerking op lokaal niveau. – Beleid nog steeds in ontwikkeling, financiële kaders liggen niet vast, en rijkskaders nog onzeker. – Eenduidig inzicht in omvang kwetsbare groepen ontbreekt. – Burgerkracht biedt kansen en bedreigingen voor solidaire samenleving. – Steden zijn aan zet om heilige huisjes te doorbreken en nieuwe, lichte steunstructuren te creëren.
Toelichting Transformatie naar de lokale verzorgingsstad In de twintigste eeuw is het sociale domein en de verzorgingsstaat opgebouwd als een reeks vangnetten op nationaal niveau. In de komende jaren wordt deze structuur langzaam afgebroken. In plaats hiervan komt meer zelfredzaamheid van burgers en een slanker stelsel onder verantwoordelijkheid van gemeenten. Deze trend is te kenschetsen als een ontwikkeling van verzorgingsstaat naar participatiestad. Deze beweging staat niet of nauwelijks ter discussie over de breedte van het politieke spectrum. De discussie spitst zich thans sterk toe op de bezuinigingen die de gemeenten bij de uitvoering van de nieuwe complexe taken moeten absorberen.
17
Toenemende verwachtingen en eisen in het sociale domein Al vele jaren klinkt in Nederland een brede roep om een slanker, goedkoper en efficiënter stelsel van zorg, welzijn en inkomensondersteuning. Daarbij moet het stelsel flexibeler zijn zodat het beter aansluit bij de steeds homogenere Nederlandse samenleving en de behoeften van zeer verschillende groepen burgers. Mede in het licht van de komende dubbele vergrijzing en de sterk oplopende kosten in vooral de begeleiding AWBZ en de jeugdzorg vanwege innovaties in diagnose- en behandeltechnieken. De toenemende groep zorgbehoeftigen herkennen zich vaak niet in het traditionele aanbod, omdat zelfstandig wonen met hulp aan huis de dominante wens is. Lokaal maatwerk en minder rechten Om tot een dergelijk stelsel te komen, worden taken in het sociale domein van het Rijk en provincies aan gemeenten overgedragen. Gemeenten zouden beter in staat zijn lokaal maatwerk te leveren. Daarbij wordt het recht op voorzieningen grotendeels afgeschaft en vervangen door het compensatiebeginsel. Dit betekent dat burgers ondersteuning krijgen voor zorg, begeleiding en ondersteuning die ze niet zelf, met inzet van hun netwerk, kunnen regelen. Gemeenten krijgen de taak dit samen met hen te onderzoeken en zo een afgestemd maatwerkpakket te ontwikkelen in plaats van een generiek aanbod. Dit kan de zorg, begeleiding en ondersteuning ook goedkoper maken. Het kabinet draagt de jeugdzorg, de begeleiding AWBZ en een belangrijk deel van verzorging AWBZ over aan de gemeenten. De gemeenten worden door middel van de Participatiewet ook integraal verantwoordelijk voor de WWB’ers, Wajongers en WsW’ers.
Steden in onzekere en turbulente tijden Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder
Verder moeten de gemeenten zorgen voor de ondersteuning, begeleiding en zorg van de inwoners die geïndiceerd zijn voor een zorgzwaartepakket van 1 t/m 3. Deze groep inwoners komt niet meer in aanmerking voor een plaats in een intramurale instelling. Contouren en tijdpad duidelijk, tegelijkertijd veel onzekerheden De contouren van de beleidswijzigingen worden steeds duidelijker, maar de precieze kaders, de beleidsvrijheid voor de gemeenten, de mogelijkheden om middelen ontkokerd in te zetten en met name de financiële consequenties zijn nog steeds niet duidelijk. Het recente zorgakkoord en het sociale akkoord hebben nieuwe piketpalen geslagen voor het AWBZ-Wmo-traject en de Participatiewet. Wat betreft de jeugdzorg is het nog altijd wachten op een nieuwe Jeugdwet en een kamerbrief van de staatsecretaris. Voor de uitvoering van de Wajong moeten de gemeenten regionaal samenwerken, voor de andere beleidsthema’s is dat ook gewenst, maar vooralsnog niet verplicht. Voor alle decentralisaties wordt 2015 het belangrijke invoeringsjaar. Nieuwe doelgroepen, omvang, samenhang en overlap nog onbekend Met de drie decentralisaties krijgen gemeenten aanzienlijke nieuwe taken, doelgroepen en geldstromen naar zich toegeschoven. Duidelijk is dat er creatieve oplossingen moeten komen want een deel van de bestaande budgetten vervalt, wordt sterk gekort en in alle gevallen wordt alleen nog rekening gehouden met de meerkosten vanwege de demografische ontwikkeling in de toekomst. Dat terwijl in de begeleiding AWBZ en jeugdzorg de afgelopen jaar de kosten met 5 -10% per jaar toenamen; een toename die maar in zeer beperkte mate verklaard kan worden door de demografische ontwikkeling. Een complicerende factor is ook dat onvoldoende bekend is over de omvang van de doelgroepen en de overlap tussen allerlei uitkeringen en regelingen. Van de huidige capaciteit in verzorgings- en 18
verpleegtehuizen zullen naar verwachting 50.000 tot 80.000 plaatsen verdwijnen. Deze mensen blijven thuis wonen en komen bovenop de circa 175.000 mensen die nu al extramurale AWBZ-begeleiding ontvangen. In de jeugdzorg gaat het om ongeveer 400.000 jongeren en/of huishoudens die nu een vorm van hulp krijgen. Tot slot heeft de Participatiewet betrekking op ca. 600.000 mensen die ofwel een bijstandsuitkering ontvangen, in de Wajong zitten of een Wsw-betrekking hebben. In totaal zijn dit 1 tot 1¼ miljoen huishoudens. Zij komen naast of overlappen deels de huidige doelgroep van de Wmo van circa 800.000 huishoudens. De omvang van de doelgroepen en de mate van samenhang en overlap tussen de regelingen en uitkeringen zal per gemeente verschillen. Een onwaarschijnlijk hoog tempo noodzakelijk De complexe verbouwing van verzorgingsstaat naar participatiestad moet bovendien in zeer hoog tempo zijn beslag krijgen. Een extra complicatie; dit hoge tempo moet het kabinet opleggen omdat anders de bezuinigingen niet op tijd ingeboekt kunnen worden. Decentralisaties en bezuinigingen mogelijk bij beleidsvrijheid en ontschotting De decentralisaties en de bezuinigingen zijn hopelijk mogelijk als volop ingezet wordt op de eigen verantwoordelijkheid, eigen kracht en zelfredzaamheid van burgers. In ieder geval is er alleen een kans op vernieuwing en aanzienlijke kostenreductie als de gemeenten voldoende beleidsvrijheid krijgen, middelen ontschot mogen inzetten en geen gedetailleerde uitvoeringsbepalingen opgelegd krijgen. Van alle burgers wordt verwacht dat ze meer actief gaan meedoen in de samenleving en ook meer zelf voor zorg, ondersteuning, opvang en begeleiding gaan betalen. Evelien Tonkens spreekt in dit verband van de ‘affectieve’ burger die door de overheid verleid wordt tot zorgzaamheid. Uit onderzoek blijkt dat een deel van de bevolking hier open voor staat en deze stap deels al gezet heeft.
Steden in onzekere en turbulente tijden Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder
Het aantal vrijwilligers en mantelzorgers in Nederland is hoog ten opzichte van andere Europese landen en de burgerinitiatieven schieten de laatste tijd als paddenstoelen uit de grond. In het bijzonder de mondige middenklasse heeft het zelf doen tot hoger doel verheven, hetgeen zich uit in de oprichting van zorgcoöperaties en kleinschalige voorzieningen buiten de traditionele instellingen om. Nieuwe ongelijkheden dreigen Vooralsnog zorgt de opkomst van burgerkracht voor innovaties en nieuwe kansen, maar dreigt ook een nieuwe ongelijkheid. Initiatieven richten zich sterk op de eigen groep en versterken de onderlinge banden, doch laten zich weinig gelegen aan solidariteit binnen de rest van de samenleving. Burgers zonder groot netwerk en weinig financiële draagkracht dreigen buiten de boot te vallen en, in plaats van meer zelfredzaam, juist afhankelijk te worden van de willekeur van familie, vrienden en buren. Dit wordt omschreven als de autonomieparadox. Een ander knelpunt is de discrepantie tussen de wensen en mogelijkheden van vrijwilligers en mantelzorgers en hetgeen van hen gevraagd wordt. Enerzijds worden veel vrijwilligers afgewezen omdat zij niet bekwaam genoeg zijn, anderzijds zijn weinig mensen bereid om de billen van hun buurman te wassen. Steeds meer intensieve taken van professionals worden op informele zorg afgeschoven terwijl veel burgers vooral behoefte hebben aan flexibiliteit zodat ze de zorg kunnen combineren met werk, gezin en sociaal leven. Het bedrijfsleven is nog niet op dergelijke taken van hun medewerkers ingesteld. Creativiteit, lef, moed en wijsheid van het lokale bestuur gevraagd Er zijn aanzienlijke maatschappelijke veranderingen en innovaties nodig om de transformatie van het sociale domein te realiseren. De beleidsvrijheid en doorzettingsmacht van gemeenten is daarbij cruciaal. Ze zullen enerzijds moeten loslaten en ruimte moeten geven aan innovaties die de zelfredzaamheid van burgers ondersteunen. Anderzijds zullen zij een zeer scherp beeld moeten
19
hebben van de behoeftige doelgroepen die ze nog wel zwaar moeten ondersteunen. Daarbij zullen door maatwerk verschillen ontstaat. De ene burger (zonder eigen kracht) krijgt wel publieke ondersteuning en de andere burger met dezelfde zorgbehoeften (maar met eigen kracht) moet de ondersteuning zelf regelen. Een ontwikkeling die veel politieke moed en wijsheid vergt.
Steden in onzekere en turbulente tijden Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder
20
Steden in onzekere en turbulente tijden Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder
5 Trends en ontwikkelingen in het bestuurlijk domein Belangrijkste trends en ontwikkelingen – Meer overlaten aan de burgers is mogelijk en wenselijk maar is geen panacee voor alle maatschappelijke problemen. – De (lokale) overheid heeft nieuwe sturingsvormen nodig en een herdefiniëring van zijn rol. – Publieke problemen (zoals uitsluiting, voorkomen van willekeur, verminderen externe effecten) zijn alleen oplosbaar door de overheid. – De overheid moet de spelregels en randvoorwaarden vaststellen en bewaken. – Een groot deel van de burgers kan de eigen problemen oplossen als de overheid vier valkuilen vermijdt (regierol naar zich toetrekken, controleren van de uitvoering, geen zelfbeheer toestaan en geen ruimte geven aan leren, proberen en mislukken). – De verantwoordelijkheid van de meest kwetsbare inwoners kan de overheid niet naar de samenleving delegeren.
Toelichting Overheid bedeelt zich een nieuwe rol toe Loslaten, terug naar de kerntaken en ruimte geven zijn trefwoorden die in alle beleidsnota’s zijn te lezen. Dit loslaten kan voortkomen uit de erkenning dat de overheid in toenemende mate niet (meer) de meest geschikte instantie is om in te grijpen. Het is ook denkbaar dat het loslaten ingegeven is door een weloverwogen analyse dat het transformatieproces in de domeinen wonen, werken, zorg, veiligheid en
21
welzijn vraagt om ruimte, het loslaten van publieke regie, experimenteren en om het mogen mislukken. Los van motief en doel noopt “het loslaten” van de overheid tot het opnieuw definiëren van verantwoordelijkheden, rollen, spelregels én het vraagt een enorme cultuuromslag van overheid en samenleving. Meer vertrouwen in burgers mogelijk Burgers kunnen ook meer betrokken zijn bij het beleid en de uitvoering van beleid. Volgens de WRR zijn de burgers inventief, kunnen veel en zijn tot veel bereid. Om deze kansen en mogelijkheden te benutten, is het van belang om vanuit de burgers te denken, om vertrouwen te schenken, om ruimte te geven, om duidelijke randvoorwaarden en spelregels te hanteren en zijn er schakels nodig tussen de leefwereld van de burgers en de systeemwereld van de overheid en instituties. Nieuwe sturingsvormen en herdefiniëring rollen nodig Het transformatieproces in de domeinen fysieke, sociaal en arbeidsmarkt vraagt om ruimte, experimenten en het mogen mislukken. Daarbij zullen de uitkomsten niet altijd in lijn zijn met de vooraf bepaalde doelstellingen van het bestuur en de gedroomde toekomst. Tegelijkertijd dient het transformatieproces met voldoende tempo plaats te vinden, blijven checks and balances belangrijk en doelmatigheid een belangrijke randvoorwaarde. De overheid moet drie rollen goed weten te spelen: haar klassieke rol (kaders stellen, spelregels vaststellen), new public management (decentralisatie, deregulering, privatisering) en new public governance (netwerksturing, burgers als gelijkwaardige partners).
Steden in onzekere en turbulente tijden Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder
Versterken klassieke rol overheid Waar de overheid zich de afgelopen decennia vooral binnen het domein van de verzorgingsstaat profileerde en taken van de samenleving naar zich toetrok, zal ze dat in de toekomst meer moeten doen binnen het domein van de rechtstaat. Ze zal zich niet langer opstellen als een speler op het veld van de publieke voorzieningen, maar meer als bewaker en ordenaar van het speelveld. Zelforganisatie zorgt voor uitsluiting, ongelijkheid en beperkte solidariteit Daarbij moet goed bedacht worden dat zelforganisatie gepaard gaat met uitsluiting, ongelijkheid en inperking van de solidariteit. De burger kan wel dingen overnemen, maar zal dat op een andere manier doen dan de wijze waarop de overheid dat tot nu toe heeft gedaan. Die ruimte moet er zijn. De burger is niet gebonden aan bestuursrecht, gelijkheid en rechtvaardigheid. Het borgen van de publieke belangen blijft een overheidstaak. Publieke problemen alleen oplosbaar door de overheid Als burgers zaken onderling regelen zonder consequenties voor anderen dan is het een privaat probleem en heeft de overheid daar niets mee te maken. Echter als er negatieve consequenties zijn voor anderen dan is er sprake van een publiek probleem. Negatieve consequenties die publieke aandacht behoeven zijn uitsluiting, discriminatie, ontbreken van solidariteit en externe effecten. Zonder rol van de overheid wordt het probleem tussen rijk en arm, gezond en ziek, have’s en have’s not, insluiting en uitsluiting en tussen insiders en outsiders niet opgelost. Spelregels en randvoorwaarden De spelregels en randvoorwaarden die de overheid moet vastleggen en bewaken liggen derhalve op 22
het vlak van: – tegengaan van ongeoorloofde uitsluiting; – voorkomen van eigenrichting, willekeur en het nastreven van enkel en alleen private belangen; – bewaken van een equal playing field, mogelijk maken van nieuwe toetreders, zorgen voor check and balances; – doelmatigheid en effectiviteit; – beslechten van geschillen; – behoud van kwaliteit van voorzieningen; – afzwakken van externe effecten. Inhoud geven aan new public governance Om goed inhoud te geven aan de netwerksturing en om burgers een gelijkwaardige rol te geven, moet gewaakt worden voor een aantal valkuilen. Geen regierol voor de overheid meer Ten eerste bestaat er bij de overheid de neiging om een ‘regierol’ te ambiëren in allerlei beleidsprocessen, bij het oplossen van maatschappelijke vraagstukken of vanuit haar publieke verantwoordelijkheid. Deze ‘regiefunctie’ spreekt echter niet meer vanzelf. Een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van burger en de verplichting om meer gebruik te maken van de eigen kracht betekent onlosmakelijk dat de burger meer zelf gaat betalen, dat zijn zeggenschap toeneemt, dat hij zijn eigen voorkeuren kan nastreven en dat de burger zélf de regie gaat voeren. De burger zal in toenemende mate van de overheid een dienstbare, dienstverlenende en faciliterende rol verwachten en de overheid kan alleen ‘de regie’ voeren als de burger de overheid hiertoe uitnodigt.
Steden in onzekere en turbulente tijden Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder
Verzorgingsstaat kleiner, controlestaat groter? Ten tweede de tendens van de overheid om steeds meer te investeren in controleurs, inspecteurs en toezichthouders. De afbouw van de verzorgingsstaat gaat gepaard met een opmars van de controlestaat. Dit brengt de vreemde contradictie met zich mee dat de overheid zegt: ‘wij gaan het niet meer doen, u moet het zelf doen, maar wij gaan wél controleren of u het goed doet’. Dit kan niet werken. Als burgers het zelf moeten oplossen dan kiezen zij ook hun eigen vormen en aanpakken, en laten zij niets gelegen liggen aan ‘de eisen’ van de overheid. Bekwame burger claimt en krijgt burgerparticipatie plus zelfbeheer Ten derde betekent een grote rol van de burger ruimte geven aan zelfbeheer. Burgerparticipatie als een nieuwe manier om publieke doelen te realiseren zonder de zeggenschap echt over te dragen zal niet werken. De overheid moet ruimte bieden, leren loslaten en institutionele belemmeringen wegnemen. Terwijl de bekwame burger de ruimte moet claimen en de professionaliteit moet kunnen inroepen die daarvoor nodig is. Geef ruimte aan leren, ontdekken, experimenteren én mislukken Ten vierde dient er ruimte te zijn voor leerprocessen, experimenten, proeftuinen en het ontwikkelen van nieuwe instrumenten en vaardigheden. Het transformatieproces in diverse beleidsdomeinen vraagt om ruimte, experimenten en het mogen mislukken. Daarbij zullen de uitkomsten niet altijd in lijn zijn met de eerdere doelstellingen van het bestuur en de ideale toekomst. Het zoekproces naar nieuwe instrumenten en vaardigheden vindt plaats in allerlei spanningsvelden (formele versus maatschappelijke democratie, gemeentelijke bestuurskracht versus maatschappelijke veerkracht, formeel democratische versus interactieve en participatieve praktijken van beleidsvorming). Het lokale bestuur moet zich van deze leerprocessen en spanningsvelden en de mogelijke onwenselijke
23
uitkomsten goed bewust zijn. Aanpak voor meest kwetsbare inwoners blijvende publieke taak Voor sommige burgers zijn ‘eigen kracht’, ‘eigen voorkeuren’, ‘eigen betalingen’ en ‘eigen regie’ mogelijk. Echter in het beleidsdenken in de gemeenten wordt dit ideaalbeeld vaak ook geprojecteerd op mensen waarvan je zeker weet dat zij die eigen kracht juist niet hebben. Met zelforganisatie, eigen kracht en eigen regie kun je de sociale problemen niet oplossen van de mensen wier capaciteit tot zelforganisatie juist zwak is. De verantwoordelijkheid voor deze doelgroep kan de overheid niet loslaten. Alle aandacht dient juist uit te gaan naar de multiprobleemgezinnen, de daklozen en de verloederden die zichzelf niet kunnen helpen. Voor de mensen die in complexe problemen raken, dient een sluitende aanpak en robuuste organisatie ontwikkeld te worden. Als hier geen goed en duurzaam beleid voor wordt ontwikkeld en uitgevoerd dan wordt deze groep in hun onkunde en onmogelijkheid bevestigd, worden de problemen verdiept, de tegenstellingen verscherpt en worden de maatschappelijke kosten alleen maar hoger.
Steden in onzekere en turbulente tijden Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder
24
Steden in onzekere en turbulente tijden Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder
6 Verbindende trends en ontwikkelingen Burgers onderschrijven de tendens naar meer eigen verantwoordelijkheid, meer keuzevrijheid en inspraak, meer betrokkenheid, minder overheidsbemoeienis, bureaucratie en kosten. Er is daarbij volgens Paul Schnabel een valkuil waar de overheid zich bewust van moet zijn, anders ontstaat alleen maar teleurstelling, cynisme en afhaken. Met ‘meer eigen verantwoordelijkheid’ legt de overheid de burger vaak de plicht op te handelen zoals de overheid vindt dat dit het beste zou zijn. Hiermee maakt de overheid de burger impliciet tot de uitvoerder van overheidsbeleid. In de meestal niet reële verwachting dat de burger het beleid zozeer verinnerlijkt dat de goede uitvoering vanzelf tot stand komt. Bovendien zullen niet alle burgers aan de verwachtingen kunnen voldoen. Vooral de zwakkeren dreigen van deze maatschappelijke ontwikkeling de dupe te worden. De zwakkeren hebben de overheid enerzijds nodig omdat zij afhankelijk zijn van verschillende overheidsvoorzieningen die door de bezuinigingen op de tocht komen te staan. Maar anderzijds gaat het ook om de complexiteit van de contacten met de vele overheidsdiensten en de eisen die dat stelt aan de administratieve en bureaucratische vermogens van burgers. Juist daarin zijn burgers niet gelijk. Mensen die door opleiding en intelligentie een zwakke maatschappelijke positie hebben zouden bovengemiddeld begaafd moeten zijn om ‘zelfredzaam’ met de overheid om te gaan. Historisch is de maatschappelijke dienstverlening geen onweersproken overheidstaak. Bijna elke vorm van maatschappelijke dienstverlening is geworteld in particulier initiatief en ontstaan buiten de overheid om. En ook vandaag de dag ondernemen burgers veel activiteiten zonder vorm van
25
overheidsfinanciering of –organisatie (zoals kinderopvang, zorg voor elkaar, burenhulp, vriendendiensten, geld uitlenen aan vrienden en familie). Pas in de periode van de verzorgingsstaat is er sprake van een omvattende verstatelijking van het publieke domein. Wij moeten volgens de RMO dan ook niet spreken van de overdracht van overheidstaken aan de samenleving. Neen, de organisatie van de publieke goederen is in eerste instantie in handen van de samenleving en de overheid definieert alleen een aantal randvoorwaarden en spelregels. Dit is geen woordenspel maar een principieel uitgangspunt die ook een houding van de overheid impliceert. Als wij de vermaatschappelijking en burgermacht serieus nemen, dan is er geen eenheidsworst in voorzieningen, dan ontstaan er grote verschillen en is er niet langer sprake van de klassiek democratische legitimatie. Het is waarschijnlijk dat mensen in de samenleving zaken anders gaan organiseren dan de overheid voor ogen had, dat zij zaken nalaten waarvan de overheid juist een ‘overdracht’ voor ogen had, en dat hun aanpak botst met het heersende beleidsdenken (bijvoorbeeld door mensen uit te sluiten). Ook een andere-houdingaspect is van belang om de transformatie te realiseren. De burger wordt vaak gezien als een kwaadwillende, als een aspirant-profiteur, die alleen met drang en dwang in het gareel blijft. Intussen houdt de overheid zich onbereikbaar achter callcenters, digitale portals en 14.000nummers. Het ontbreekt grote delen van de overheid aan empathie voor de mens achter het BSNnummer, aan de bereidheid om maatwerk te leveren, aan vermogen om gewoon Nederlands te gebruiken, aan de wil om even op te bellen. Maar ook aan ‘beschikkingsruimte’ om de burger tegemoet te mogen komen. Vooral de kloof met de lager opgeleide, minder redzame burger groeit. De overheid die ver gaat met sancties en boetes, kan in crisistijd boetes verlagen, termijnen verruimen en stapeling voorkomen. Ook kan een grote regelschoonmaak georganiseerd worden.
Steden in onzekere en turbulente tijden Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder
Volgens de Nationale Ombudsman lijkt “het circus van toeslagen, teruggaven, kwijtscheldingen, kortingen en aanvullingen dat een bijstandsgerechtigde bijvoorbeeld treft, rechtsreeks uit de Hel van de Goede Bedoelingen te zijn gekomen”. Als de bovenstaande samenhang en relaties zijn verinnerlijkt, blijft een belangrijke rol voor de overheid om een strategisch doel te formuleren. Zonder heldere strategische doelen, inspirerende streefbeelden en duidelijke randvoorwaarden en spelregels (publieke belangen zijn niet per se hetzelfde als private belangen, heeft de politiek het ultimaat of het primaat?) dreigt een snelle vermindering van de kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij dient de overheid een concreet handelingsperspectief aan burgers, ondernemers en stakeholders aan te bieden. Vanuit dit strategische doel, de inspirerende streefbeelden en de duidelijke randvoorwaarden kan de overheid ruimte geven aan de creativiteit, de kennis, het leervermogen en de reactiesnelheid van de samenleving. Vanuit het besef dat de overheid de oplossing niet heeft, dat de samenleving te complex is, de sturingsmacht te beperkt, de opgave te groot en dat er voor allerlei wicked maatschappelijke vraagstukken geen recept, marsroute, good practice- of evidence based-instrumenten zijn. Wel kan men veelbelovende (combinaties van) initiatieven met kennis, kunde, regels en institutionele randvoorwaarden faciliteren. De steden krijgen door de decentralisatie van beleid veel meer mogelijkheden om beleidsmaatregelen op verschillende terreinen te combineren en elkaar te laten versterken. In de eerste plaats gaat het dan om het beleid op het gebied van jeugd, onderwijs, welzijn, sport, zorg, inkomensondersteuning, reintegratie en wijkaanpak. In het arbeidsmarktbeleid wordt de vraagkant in toenemende mate als uitgangspunt gekozen, dat wil zeggen aandacht voor alle werkzoekenden, behoeften van werkgevers aan scholing en arbeid in beeld brengen, het onderwijs beter laten aansluiten op de arbeidsmarkt, 26
partijen bijeenbrengen. Dat vraagt om een verbreed lokaal participatiebeleid en het verbinden van sociaal en economisch beleid, waarbij verschillende (ook gemeentelijke) diensten samenwerken. Ook voor de hand ligt om de samenhang te versterken tussen de participatie in de Wmo en de arbeidsparticipatie in de WWB of Participatiewet; beide liggen in elkaars verlengde. Daarbij is het ook zaak om de onderlinge beïnvloeding van beleidsmaatregelen in de gaten te houden. Dat bijvoorbeeld het korten van uitkeringen als men onvoldoende moeite doet om te solliciteren of omdat men de maatschappelijke dienstverlening verzaakt, niet ‘automatisch’ leidt tot een groter beroep op de schuldhulpverlening of de aanvullende bijstand. Het grotere beroep op de eigen verantwoordelijkheid van burgers en uitkeringsgerechtigden kan op een aantal beleidsterreinen relatief makkelijk gerealiseerd worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor welzijn, sport, recreatie, sociale veiligheid, wijkbeheer, burenhulp en lichte vormen van zorg. Bij het uitbesteden of aanbesteden van deeltaken op deze terreinen kan een overweging zijn om in het bestek op te nemen dat meer ruimte geboden moet worden of gebruikgemaakt moet worden van bijvoorbeeld vrijwilligers, bijstandsgerechtigden, Wajongers en arbeidszoekenden (social return). Een belangrijke relatie bestaat ook tussen enerzijds de kwaliteit en variatie van de woonmilieus, de kwaliteit van de leefomgevingen en de stedelijke voorzieningen en anderzijds de arbeidsmarkt en de economie. In toenemende mate kiezen de mensen de beste woon- en leefomgeving en kijken van daaruit welke banen bereikbaar zijn. Met de krimpende beroepsbevolking en de kleiner wordende huishoudens is het aannemelijk dat deze trend zal doorzetten. Dit betekent dat het niet verder kunnen verbeteren van de woonmilieus en leefomgevingen omdat de financiële middelen bij burgers, corporaties en steden ontbreken indirect – op termijn – een negatief effect kan hebben op de concurrentiepositie en economische ontwikkeling van steden en regio’s.
Steden in onzekere en turbulente tijden Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder
De mogelijkheden om succesvol ondernemer te zijn, de economische ontwikkeling en de leefbaarheid worden rechtsreeks beïnvloed door de veiligheid en door de mate waarin de gemeente ‘schoon, heel en veilig’ op orde heeft. Bij de huidige schaarse financiële middelen moet niet al te lichtzinnig de inzet op schoon, heel en veilig gereduceerd worden. Wel kunnen er aanpakken gestimuleerd om met minder middelen toch een hoog niveau van schoon, heel en veilig te realiseren. Het is ook van belang om aan de strategische uitdagingen van de stad - verbeteren van de kwaliteit van bestaande woningvoorraad, woonmilieus en leefomgevingen, het bevorderen van ondernemerschap, een betere werking van de arbeidsmarkt en het verkleinen van de mismatch tussen de vraag en het aanbod van arbeid, verduurzaming - voldoende aandacht en prioriteit te geven. En niet de komende jaren bijna alle aandacht te doen uitgaan naar de enorme transformatie in het sociale domein waarvoor de steden staan.
27
Steden in onzekere en turbulente tijden Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder
28
Uitgave Platform31 Auteurs
: Koos van Dijken, Ruud Dorenbos en Tineke Lupi
Redactie
: Willy van Riet
Drukwerk : Digital4.nl Opmaak
: FMZ Tekstverwerking, Vlaardingen
Hoewel grote zorgvuldigheid is betracht bij het samenstellen van dit rapport, aanvaarden Platform31 en de betrokkenen geen enkele aansprakelijkheid uit welke hoofde dan ook voor het gebruik van de in deze publicatie vermelde gegevens. Alles uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt mits de bron wordt vermeld. Den Haag, augustus 2013
Steden in onzekere en turbulente tijden Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder