BIJDRAGEN TOT DE SPRAAKKUNST VAN HET OUDJAVAANSCH
Het suffix
aken.
Dit suftix, dat in sommige talen als afzonderlijk voorzetsel bewaard is en dus in verbinding met een stamwoord werkwoorden vormt die met onze samengestelde werkwoorden te vergelijken zijn, drukt zekere betrekkingen uit, welke in onze taal worden uitgedrukt door -met", voorts door "tot, voor, ten behoeve van; aangaande, ten opzichte van, teu onderwerp hebbende//. Wordt zulk een samengesteld wkw. verbonden met een voorvoegsel dat alleen bij een transitief begrip, althans oorspronkelijk optreedt, dan krijgt zoo'n werkwoord de beteekenis van een causatief, welke beteekenis het behouden kan zelfs als het voorvoegsel wegvalt, bijv. in 't passief. Ter verduidelijking van 't gezegde mogen hier eenige voorbeelden volgen. Bij werkwoorden als //gaan, komen, loopen, vluchten, vliegen// en dgl. geeft a k e n te kennen «met//. Dus p a l ay wak e n , wegvluchten met i , van p a l a y u , vluchten; w 6 ' r a k e n , wegvliegen met, van w ö r . vliegen; t ë m w a k ë n , sameukomeu met, een ontmoeting hebben met, stuiten op, van t ë i n u , samenkomst Ligt in 't grondwoord het begrip van een handeling die men met behulp van zeker instrument of ander voorwerp verricht, ook dan duidt a k e n een //met" aan. Bijv. p a n a h a k ë u h r u , met een pijl schieten; p u p u h a k e n g a d a , met een knots beuken; p a n gg u t u k a k ë n , met iets gooien. Nu gaat een begrip als //schieten met// van zelf over in den zin vau //gebruiken om te schieten//; "beuken met'/, in dat van «bezigen om te beuken". Bij woorden als "gooien, werpen" e. dgl. staat in onze taal het voorwerp waarmee de handeling geschiedt in den accusatief, doch in 't Ojav. in ' De Oudj. vormen geef ik in den imperatief, de Hollandsohe vertaling in den infinitief. De zinnen waar de voorbeelden voorkomen en de plaatsen zullen in 't vervolg meegedeeld worden.
346
BIJDRAGEN TOT DE SPRAAKKUNST VAN HET OUDJAVAANSCH.
den instrumentalis; wij zeggen »ik werp een steen", al kunnen wij ook zeggen «ik werp met een steen'/; in 't Ojav. is alleen deze laatste constructie gebruikelijk, terwijl als onmiddellijk voorwerp der handeling beschouwd wordt de persoon of zaak die men wil treffen; dus in plaats van «ik werp een steen op hem", zegt men iu 't Ojav. «ik werp hem met een steen«. In veel gevallen laat onze taal het gebruik van "inet" niet toe, al wordt het voorwerp genoemd met behulp waarvan de handeling geschiedt: bijv. a y a t a k ë n h r ü , een pijl aanleggen, hoewel het instrumentaal-begrip duidelijk genoeg uitkomt, vooral als men vergelijkt m a n g a y a t c a p a , den boog spannende. T i h a n g a k ë u h r u , den pijl opleggen, zou men des noods kunnen vertalen «met den pijl voorzien», doch dit is eenigszins gedwongen. H u da n a k e n p u s pa is «regenen met bloemen", hetgeen van zelf overgaat in den zin van «bloemen laten regenen, een regen van bloemen laten vallen«; terwijl h i n u d a n a n w a r a s t r a is «met voortreffelijke schichten beregend, met eeu regen van schichten overstelpt." Uit een begrip als w e h a k ë n , »als gift gebruiken, tot gift of gave doen dienen«, terwijl a w e h , m a w e h beteekent «geven, afstaan«, ontwikkelt zich dat van «als bewijs van mildheid of vroomheid schenken, weggeven», bijv. am e h a k e n u d a k a ï i j a l i , «als offer voor den doode een handvol water plengende." A m ë n g y a k ë n l a k u is «den nacht gebruikende tot den tocht, den tocht 's nachts ondernemende." Zeer gewoon is de beteekenis van «tot. voor, ten behoeve van«, die in a k e n opgesloten ligt. Bijv. a s t w a k ë n , «goedkeuring schenken tot, o p ; zegen geven op«, en ook «gelukwenschen voor«, van a s t u , het zij zoo ! I r i n g a k e n i, tot geleide zijn voor iemand , z. v. a. iemand vergezellen. A n uu t u n a k ë n , tot geleide zijnde voor iemand. S u m a r a t h y a k ë n , hij trad op als wagenmenner voor —. A m r i h a k ë n , zijn best doende ten behoeve van, zich beijverende voor —. H u m e r a k ë u , hij wachtte tot. T a n - a n t y a k ë u , hij wachtte niet tot, wachtte niet af. M u n a g y a k ë u i h a y w a , hij uitte wenschen voor —. A n g r ah i n a k e n , den dag afwachtende, tot den morgen toe (wakende). Meermalen beantwoordt a k e n aan ons «omtrent, over, naar.« W a r a h a k ë u , meedeeling doen omtrent iets, iets melden. Ma j ar a k ë n , hij gaf inlichting omtrent iets. T a n a k ë n , vragen omtrent, naar iets. A n a n g i s a k ë n , weeneude over iets. T a n k a s a n g c a y a k ë n a kan vertaald worden met //ten opzichte, dienaangaande
BIJDRAGEN TOT DE SPRAAKKUNST VAN HET OUDJAVAANSOH.
347
mag niet geaarzeld worden", maar ook «daarmee m. n. g. worden." Wanneer begrippen als «zeggen, bevelen, leereu, vermanen, .zingen» en dgl. a k e n aannemen, dan is het onmiddellijk voorwerp steeds datgene wat geuit wordt, terwijl de niet-samengestelde vorm tot onmiddellijk voorwerp een persoon heeft. Zoo heeft bijv. k u m o n (hij) beveelt, beval, in afwijking van ons taaleigen, maar in overeenstemming met het Latijn, tot voorwerp den persoon tot wien het bevel gericht wordt; dus K r s n a k u m o n A . r j u n a , K. j u s s i t A r j u n a i n / / *; maar k u m o n a k ë n is «beveelt iets« of «verordent ten opzichte vau« terwijl het onderwerp meestal de persoon is die het bevel overbrengt, niet degene van wien 't bevel uitgaat. Is het eeuvoudige wkw. intransitief, zooals h u m a t u r , maakt zijn opwachting, ook dan beteekent de samenstelling m a n g h a t u r a k ë n . "iets aanbiedende", m a n g h a t u r i . «het hem aanbiedende», zoodat in den vorm met i het begrip ligt van m a n g h a t u r a k ë n - j - het suffix i = an. W i n a r a h i is "verwittigd van, onderwezen in»; w a r a h a k ë n t a ri P a n d u p u t r a , het worde door u medegedeeld aan de Paii(jawa's«; w i n a r a h a k ë n a, het zal medegedeeld worden. Dewijl k u m o n a k ë u beteekent «geeft bevel tot," zooals bijv. B Y , 2 , 3 , kan men het als een voorbeeld aanhalen dat in a k e n 't begrip ligt van «tot«; zelfs waar 't onderwerp der handeling een bode of degene is die het bevel overbreugt, kan men de beteekenis beschouwen als een uitbreiding van de vorige; de hoofdzaak is, dat het onmiddellijk voorwerp een zaak is, en in zooverre nadert het de opvatting waarbij a k e n wijst op het middel waarmee de handeliug tot stand wordt gebracht. Uit t i n a n a k ë n , waaromtrent of waarnaar gevraagd wordt, blijkt hoe in bepaalde gevallen de begrippeu «omtrent« en «naar« elkaar raken. Begrijpelijk is dus hoe m a n u d u h a k ë n kan beteekeneu «wijzende naar, aanwijzende»; a n g a w u r y a k e n , den rug toekeereude naar of ten opzichte van; a u g h a r ë p a k ë n , de voorzijde toekeerende naar, vóór zich hebbende; p i r ë n g w a k ë n a , worde geluisterd naar. Verder worden met a k e n tweeërlei soort van causatieven gevormd. Dezulke, waarbij a k e n verbonden wordt met een naamwoord, vooral deelwoordachtige adjectieven, geven in 't algemeen te kennen ' Ook kumon ri is niet ongewoon, maar dit is te verklaren als een gevolg daarvan dat de accusatief vaak door den datief wordt uitgedrukt. 7= Volgr. I. 23
84S
BUDRAGKN TOT DE SPRAAKKUNST VAN HET OUDJAVAANSCH.
«inakeu dat iemand of iets ondergaat, in zekere gesteldheid komt." Bijv. d i n o h a k ë n , wordt verwijderd , van d o h, afstand ; n u m an a k ë n , (hij) verwoestte, van n a n a , verwoest; h u i n i l a n g a k ë n , vernietigt, doet te niet, ruimt uit den weg, doet verdwijnen, van h i l a n g , vernietigd, verdwenen, weg; cu m ï r n n a k ë n a, hij zal verdelgen, van c i r n n a , verdelgd. Gewoonlijk beantwoorden aan deze en soortgelijke woorden in onze taai samenstellingen met v e r ' . Werkwoorden van deze soort zou men kunnen brengen tot de klasse van //facere fieri." Wordt a k e n verbonden met werkwoordstammen, onverschillig of ze op zich zelf transitief of intransitief zijn, mits ze een handeling aanduiden,-dan ontstaan causatieven in engereu zin. Bijv. m a n g d ë m a k e n g a j a , de olifanten doende aanvallen ' , van m a n g d ë m a k , aanvallende; a n g r a p a k ë u a c w a , de. paarden doen rennen, tot rennen aanzetten, van k r a p , wedren; m a m ui i h a k e n , doen terugkeeren tot den strijd, den strijd laten hervatten van p u 1 i h , hervatting; t a n p a n g d a d y a k ë n a, het mag niet veroorzaken, doen ontstaan, van d a d i , worden; a r n a n g h u r i p a k ë u , in leven doen blijven; maken dat (een geslacht) in stand blijft," en ook "doen herleven//, van p a n g h u r i p , middel om te leven. Vormelijk zijn de stammen ook van deze causatieven naamwoorden, maar in verband met het suffix schijnen ze de waarde te hebben van eenvoudige werkwoorden. Met eenig recht zou men werkwoorden als m u l i l i a k ë n (passief i n u l i h a k ë n ) naar huis terugbrengen, eigenlijk "naar huis teruggaan met iemand" tot de klasse der causatieven kunnen brengen. Immers //iemaud naar huis terugbrengen" komt feitelijk nagenoeg overeen met «maken dat iemand naar huis terugkeert", maar toch voelt men dat m u l i l i a k ë n van m u l i h geen causatief in engeren zin is, zooals ma in u l i h a k ë n , laten terugkeeren, den strijd doen hervatten, van p u l i h . Met w ö r a k e n , wegvliegen met, en dgl. verbindt zich de voorstelling van «door weg te vliegen redden,» maar dit wordt niet onmiddellijk door den vorm uitgedrukt. De moeielvjkheid om de verschillende beteekenissen der werkwoorden op a k e n te klassiticeeren, moge als bewijs gelden voor den nauweu samenhang tueschen die beteekenissen. In sommige gevallen maakt het spraakgebruik tusschen 't eenvoudige werkwoord en 't samengestelde slechts een gering onderscheid. ' Behalve wanneer ver eene verandering aanduidt. * Hierin ligt evenzeer 't begrip van „met de olianten aanvallen".
BIJDRAGEN TOT DE SPRAAKKUNST VAN HET OUDJAVAAtfSCH.
349
Bijv. a u g i r i n g is «vergezellen, begeleiden'/, vooral ter staatsie; angiringakën en m i r i n g a k e n is '/geleiden, een geleide vormen voor (iemand)//. Van den stam t i n g g a l komt o. a. ( m ) a t i n g g a l , verlaten, alleen l a t e n , waarbij als verbaalsubstantief behoort p a t i n g g a l , 't verlaten, weggaan van ( r i , eene plaats); ' t verscheiden, overlijden; 't achterwege blijven; doch p a n i n g g a l , verb.subst. van ( m ) a n i n g g a l , is ook »'t verlaten (met opzet), vertrek, afscheid//; t u m i n g g a l i of r i , hij verliet (bijv. zijne vrouw); t u m i n g g a l a k ë n is " v e r l a t e n , aan zijn lot overlaten (van een wicht door de ouders); laten v a r e n , afstand doen v a n " ; doch ook //maken dat achterwege blijft". Het verdient bijzonder opgemerkt te worden dat menig wkw. op a k e n het prefix p a vertoont. Bijv. s i r a t a p i n a t a p & k ë n , voor hem nu wordt t a p a s uitgeoefend, AYV. 6 , 4. Zoo ook p i n a g a w a y a k e n , voor wien gemaakt (verordend) w e r d , A d i p . 1 5 3 ; waarvoor gemaakt was, z. v. a. voorzien v a n ; l a w a n g n i k a n g g u h a , p i n a g a w a y a k e n j a n t r a c a k r a , aid. 40. P i n a g u i i ë p g u n ë p a k ë n , waarover veel gepraat werd, z. v. a. werd het onderwerp der gesprekken, A.W. 1 5 , 3. P a d a m ë l a k n a , worde ten uitvoer g e l e g d , K O . P i n a r a b y a k e n , tot echtgenoote genomen A W . 2 8 , 7. P i n a s o t a k e n , op wien ' t verlangen gericht is, naar wien verlangd w o r d t , z. v. a. beminde; t ë k a s i r a s a n g p i n a s o t a k e n i n g t w a s , hij kwam, de zielsbeminde, Smarad. f 3 5 ; in 't Skr. zou men zeggen p r a r t h i t a . Deze vormen met voorvoegsel p a herinneren aan de Bataksche werkwoorden op k o n (spr. h o n ) Tobasch, k ë n Dairisch, en voorvoegsel p a . Bijv. p a p a n d e h o n , iemand tot werkman m a k e n , laat zich vergelijken met p a r a b y a k ë u ; het verschil is dat in "t passief het achtervoegsel h o n wegvalt, wat in 't Ojav. niet geschiedt. ' Behalve 't voorvoegsel p a vindt men ook soms p a n g ; bijv. p i u a n g r a k ë t a k ë n , voor wien een dans of pantomime uitgevoerd wordt, Adip 150. Ook deze vorm heeft ziju tegenhanger in 't Bataksch; bijv. h u - p a n g o l i h o n d j o l o r i y a r - n a i n i o n , dat door mij deze onze spaansche matten ter kooping van een vrouw gebezigd worden; u n a n g a n g g o p a n d e k d e k k o n , laat het toch niet telkens naar beneden vallen; d i - p a m b u w a t k o n , door hem wordt ten behoeve van (dien persoon) genomen. ' I n p a n g u l i h o n , en andere met voorvoegsel p a n g , ligt een meerZie v. d. Tuuk, Tobasche Spr. p. 129; 133; 177; 179.
850
BIJDRAGEN TOT DE SPRAAKKUNST VAN HET OUDJAVAANSCH.
voudig begrip opgesloten, hetgeeu natuurlijk i s , omdat p a n g , in tegenstelling tot p a het kenmerk is van een imperfectief, dat van zelf overgaat in een duratief. Duidelijk is ook Oudj. p a u g r a k ë t a k ë n een imperfectief. Overigens blijkt dat het Bataksch bij de werkwoorden op h o n , enz. p a en p a n g vereisoht, waar het Ojav. hetzelfde uitdrukt door a k e n alleen, zonder voorvoegsel p a en p a n g . Ook het hedendaagsche Javaansch bezit werkwoorden op a k e n , a k e met voorvoegsels p a (actief m a ) , bijv. p a d a m ël a k e n , p a g a w e k a k e , doch een vaste regel voor dit spraakgebruik is nog niet gevonden. De nu volgende voorbeelden strekken tot nadere toelichting van ' t boven verhandelde. L ë b u h n i k a n g p u r a k i n o n a k ë n b h ü s a n a n , er werd bevel gegeven dat het tournooiveld van den kraton zou versierd worden, BY. 2 , 4 ; a j n a Q r i M a h a r a j a k um o n a k ë n i k a n g w a n w e K u d a d u , 't bevel van Z. Maj. den Koning verordent omtrent het dorp K u d a d u , K O . l n a s t w a k ë n u j a r M a l i a s u r a p a t i, de rede van den grooten Asuraheerseher werd toegejuicht, A W . 2 0 , 5 S a n g h y a u g S u r e n d r a m a s t w a k e n y a i i j a y e n g (d. i. j a y a - f - i n g ) p r a n g , de god Indra gaf zijn toestemming, hechtte zijn goedkeuring er a a n , dat zij in den oorlog zouden overwinnen, BY. 9 , 2 ; m a s t w a k ë n p ë j a h a J a y a d r a t h a , hechtte zijn zegel er a a n , gaf zijn f i a t er o p , dat Jayadratha zou sneuvelen; a n g a s t w a k e n r i , toestemming gevende t o t , goedkeurende, Adip. 1 7 , a; k a l a D r o n a ' n i n a s t w a k ë u , ten tijde dat Drona in zijn waardigheid bevestigd, ingezegend werd, BY. 1 3 , 12 ; Adip. 109. M u n a g y a k e n i h a y wa s a n g p r a b h u , zij uitten zegeuwenschen voor 't heil van den vorst, 2 , 2. A p r g i 'n h u m i r a k e n i k e n - y a s a k r i n g h ë n u , haastig sleepten zij de rokken op die op weg afgezakt waren, 2 , 10. M a n u d u h a k ë n r y y u n g g w a n a n i r a , zij wezen de plaatsen aan waar zij zouden zitten, 7 , 2. M i n t o n a k ë n k r a m a n i r a 'n t u l i u W i s n u m u r t t i , hij toonde hoe hij in waarheid een belichaming was van Wisnu, 8 , 1. N g k i ï l u m r a n g p u s p a w a r s e n g g h a n a s i n a w u r a k e n s a n g w a t ë k S i d d h a s a n g g h a , toen verspreidde zich een regen van bloemen in de wolken, gestrooid door de scharen van Siddha's, 9 , 1. T - a l a p t - u l i h a k ë u i k a d a t w a n - t a , neem hem mede terug naar uw paleis, Adip. 8 1 : i n a l a p i k a n g r a r e , i n u l i h a k ë n i r e n g a c r a m a , hij nam den knaap met zich mede terug naar de kluizenarij, 2 1 ; 103. N d a k - w ö r a k ë n k i t a , ik wil met u wegvliegen, Adip. 1 1 4 ; wö r a k e n m a m i k i t a k a b e h ,
BIJDRAGEN TOT DE SPRAAKKUNST VAN HET OUDJAVAANSCH.
351
ik zal inetu allen w e g v l i e g e n ' , 1 1 5 . I n a n i r a y a n p a l a y w a k ë n (zóó te 1. voor m a l a " ) i s a n g in a u i k n i n g a h a y u , haar Duefia is het die met het juweel der sohoonen gevlucht is , BK. 68. T a n d w a y a r p u p u h a k ë n t e k a n g g a d a b h i s a n a , onmiddellijk beukte hij met zijn geduchte knots, 2 0 8 . B i n u i ï c a n g a k ë n g u l ü n i k a , met diens hals werd gegooid, BY. 1 8 , 8 ; (het lijk) b i n u n c a n g a k ë n i n g s u k ë t , werd in ' t struikgewas weggeworpen, Adip. 64. G i n u t u k a k e n c i r a h - n y a r i S u y o d h a n a , zijn ('s reuzen) hoofd werd Suyodhana toegesmeten, BY. 1 8 , 7 ; m a n g g u t u k a k ë n (het hoofd) i s a n g K o r a w a p a t i , gooiende naar den heerscher der Kaurawa's, 2 0 , 9. L a w a n t a n g k a n i n i n g k a p a n w a r a s a d e n i s ë p a h i r a l a n f t j i n a i n p y a k ë n , en hoe zou de gewonde kunnen herstellen door 't kouwsel, dat aldoor als geneesmiddel aangewend (of: beschouwd) werd? 4 4 , 15. A n g u p a k s a m a k ë u i s a e i l a n i r a , zij vroegen vergiffenis voor hun g e d r a g , 2 3 , 9. S u m a r a t ( h ) y a k ë n a k a r y y a s a n g p r a b h u , om als helper op te treden voor de belangen van den Vorst, BK. 122. A m a r a h a k ë n d a t ë n g s a n g A s u r e n d r a , de komst van den Asuravorst berichtende; e n j i u g s a n g n r p a p u t r a y a r w a r a h a k ë n t a n g i p y a n , ' s morgens, deelde de prins meê wat hij gedroomd h a d , 112. T o h j ï w a m r i h a k ë u r i s a n g N a r a k a , inet levensgevaar deed hij zijn best voor N a r a k a , 217. M f i j a r a k ë n h a n a n t a , hij gaf inlichting omtrent uw verblijf, 5 3 . A n g g i t a k ë n k u n g n i n g o n e n g , den weedom der minneude tot onderwerp van een lied makende, in dicht b r e n g e n d e , 49. T a n - a n t y a k ë n s a ra p u n a n i n g w a r a h s i r a , hij wachtte niet totdat het bericht ten einde zou zijn, 210. M u c a p a k ë n c a b d a p r a t i j n a n i r a , hij sprak de woorden van zijn gelofte u i t , B Y . 1 9 , 2 8 ; a n g u c a p a k e n w a c a n a , eene rede uitsprekende, Sutas. 6 7 , o., u u o u c a p a k ë n t a t w a B h a t a r a m w a n g B h a t a r i , hij sprak over (z. v. a. beschreef, legde uit) het ware wezen van Bhat&ra en Bhat&ri, Kosm.; t a n u c a p a k ë n a , om niet te spreken v a n , Adip. 2 6 ; 86. H u i n e r a k ë n p a t y a n i t a n g h u l u f i j u g a , z i j wacht slechts op mijn dood, B K . 108. S i r a n g r a h i n a k ë n (zoo te 1. voor s i r a r " ) , hij wachtte den dag af. bleef wakker tot den morgen t o e , 1 1 1 . A n ë m w a k ë n c o r a l u r a a m p a h i n g k u l ë m , in aanraking komende m e t , stuitende o p , ontmoetende roovers d i e ' s nachts rond ' De passief-oonstructie wordt, waar ons taalgebruik het vereisoht, door de actieve vervangen. . , .; :
352
BIJDRAGEN TOT DE SPRAAKKUNST VAN HET OUDJAVAAN8CH.
loopen, 109. A n a n g i s a k ë n l a r a n i u g m a p a s a h , weenende over 't leed der gescheideneu, 7 1 . S a n g n r p a t m a j a m a u o l i h a m a s p a d a k ë n , de prins keek om acht gevende, 70. K a d i megha m a n g h u d a n a k ë n , pada nira y a r w ë h a k ë n n i k a n g d a n a , te vergelijken met een wolk die regen geeft was hij bij 't schenken van zijne milde giften, Rain. 1, 5. A n g h u d a n a k ë n w a r a s t r a , de voortreffelijke schichten als regen doen neerkomen, BY. 1 6 , 2 : m a n g h u d a n a k ë n w a r s a j a l a d a , de regenwolken lieten regen vallen, Adip. 159. A n u t a k ë u i s a r a s a s a n g h y a n g A g a m a , al wat in de heilige wet vervat is opvolgen (of: nakomen), doch ook a n ü t a k ë n m a n a h - n y a d u r w i w e k a , zijn onverstandigen geest volgende, BY. 5 2 , 3 ; BK. 144. H a n a p w e k a u g c ü d a m a n i , y a t i k u y o g y a s r a h a k ë u a , daar is namelijk nog het kroonjuweel, dat behoort uitgeleverd (of: ter uitlevering aangeboden) te worden, BY. 5 1 , 2 3 , doch k a s r a h c ü d a m a n i , het kroonjuweel werd overgegeven, 5 1 , 29. T a n w y a r t h a n w i n a l ë s a k ë n (nl. s a n j a t a n i r a ) , zonder falen wreekte hij zich (z. v. a beantwoordde hij den aanval) met zijn wapen, 1 5 , 17. T u r n i h a n g a k ë n i k a n g c a r o t t a m a , hij legde zijn uitstekende pijl op (den boog), 1 3 , 1 . A n g a w u r y y a k e n k u t a , den rug keerende naar de veste, met den rug staande n. d. v., van k a w u r i , 1 0 , 5 ; vgl. Jav. ^ T i ^ . A m ë n g y a l c ë n l a k u , den nacht gebruiken voor den tocht (of: gedurende den nacht den tocht doen, daarvoor den nacht bestemmen), BK. 2 1 0 , doch s a w a n g j ë n u k a n a k a w i n ë n g y a k ë n , gelijk goudgeel smeersel dat men een nacht over heeft laten staan, BY. 1 3 , 1. T ë h ë r a n a w ë n g y a k ë n , t u r u n g a t a n g h i , hij sliep voort den geheelen nacht door, en werd nog niet wakker, van s a w ë n g i , BK. 22. Hënëngakëna kamantyau sang Krsna'n sëdëng iniwö, laten we voor een poos zwijgen over Krsna (al. laten we een poos K. laten rusten), terwijl hij onthaald werd, BY. 4 , 4 ; h ë n ë n g a k ë n a n g k a t h a s a k a r ë n g , laten wij een poos het verhaal laten rusten, Adip. 2 9 ; 8 4 ; y a n h ë n ë n g a k ë n a s a p o l a h i n g h u l u u , indien men mij stilletjes laat begaan bij al wat ik doe, Sutas. 66, b ; zoo ook a n g h ë n ë n g a k ë n i k a k a - n t a , uw ouderen broeder (geliefde) stilletjes laten begaan, BK. 5 4 ; vgl. K B W d b . i. v. h ë n ë u g . U l a h n r p a t i K o r a w e c w a r a ' n a h ö m p i r ë n g w a k ë n a , verneem (eig. luister er naar, hoor toe) hoe de vorst der Kaurawa's raad hield, 1 0 , 1. A s ë m u K a l a krodhangëntyakëna j a g a t , hij leek als Kala in toom aan de wereld een einde
BIJDRAGEN TOT DE SPRAAKKUNST VAN HET OUDJAVAANSCH.
353
willeude maken, 1 2 , 11. I k i n g h ï n g a n t a k a s i u a m a y a k ë n P a c u p a t i , dit slechts is als voorwaarde (z. v. a. oorzaak) gesteld voor (mijn) dood 3 6 , 17. T a n w u n t i k f t k u j u m a y a k ë n a r i p r a b h u - n g k u , het kaïi niet misseu of ik zal mijnen heer de overwinning verschaften, 3 5 , 12. P i j ë r k a u g ë n d e u i n g h um i l a u g a k e n a n g c a t r u , uitsluitend er op bedacht ora den vzand te vernietigeu, 3 6 , 10. M a t a n g n y a s i r a p i n t a k a s i h a n a k ë d w a k ë n a t a n g i s a n a p r i h ë n t ë m ë n , daarom smeek hem, beweeg hem door drang er t o e , bezweer hem met tranen opdat hij trouw zij, 3 6 , 4. M o t u s ri N a k u l a m a r a - n g k a m r a t y a k s a k ë n a p h a l a n i r a w a k , hij zond een bode naar Nakulo om er heen te gaan en de vrucht van wat hij zeide te tooueu (eig. duidelijk te maken) 3 6 , 2. A n g g y a k ë n l a m p a h i n g sy a n d a n a , hij (Karna) verhaastte de vaart van zijn karos, 2 7 , 9. A n g u n y a k ë n s t a w a , loftuitiugen doende klinken 23 , 9. L u n g h a n g kala gumanti tang Kaliyuga mralayakën i s a m u h a n i n g j a g a t , na verloop van tijd volgt de Kalivuga die de gansche wereld doet ondergaan, 5 2 , 3. A n g d a d y a k ë n a p a g ë h a n i u g j i w a r i k i t a , (dat) zal maken dat u het leven verzekerd zal zijn, 5 1 , 2 4 ; t a p i n t a k a s i h t a r i s a n g k a w ï n d r a , l a r a - n g k u d a d y a k e n a g ï t a b h a s a , verzoek toch vriendelijk den dichtervorst dat mijn hartzeer 't ouderwerp vorme van een treurzaug, 4 4 , 4. T a n j r i h raangkin u m a n g s ö m a n g l ë p a s a k ë u c a r a w a r a k a d i w a r sa y a n t i b a , onvervaard rukte hij al voorwaarts, uitstekende pijlen afschietende als een neervallenden regen, BY. 1 3 , 2 6 ; m a n g k i n k r o d h a Y u d h i s t h i r a n g l ë p a s a k ë n c a r a w a r a , al toorniger schoot Yudhisthira uitstekende pijlen af; n i m i t t a n i r a g a d g a d a u g l ë p a s a k ë n w u w u s a h a l a r i p a n c a P a n d a w a , daarom stiet hij (eig. liet hij los) met bewogen stem leelijke woorden tegen de vijf Panriawa's u i t , 4 9 , 4 ; l ë p a s a k ë n ! schiet (het wapen) af! Adip. 3 9 ; n g k a Q r ï - K r s n a k u m o n r i D h a r m m a s u t a p u s t a k a l ë p a s a k ë n a , toen beval Krsna aan Yudhisthira het (wapen) Pustaka af te schieten (letterlijk: dat afgeschoten zou worden), 4 2 , 5. Y e k a h r i i n i r a m a h a c a k t i 'n l ë p a s a k ë n , toen werd zijn machtige pijl afgeschoten, BK. 2 0 1 : ( c a k r a ) l i n ë p a s a k ë n i r a , de discus werd door hem afgeschoten (geslingerd) 28. Q r i J a y a k a t y ë n g s a k e n g G l a n g g l a n g , saksat p a r a n g m u k h a (zoo te 1.) 'n l u m a m p a h a k ë n k r t a l p a s w a k a r a , Z. Maj. Jayakatong, die als een vijand lage dingen ver-
354
BIJDRAGEN TOT DE SPRAAKKUNST VAN HET OU DJAVAANSCH.
richtte in strijd met zijn plicht, K O . (in Pararatou p. 78) M a h y u n h u m a r i s t a k n a Q r i - K r t a n a g a r a 'n h a n e r i k a n g n a g a r e T u r a a p ë l , van zins Z. Maj. Krtanagara, die in 't rijk van Tuinapël was, in 't ongeluk te storten, van Skr. a r i s t a , ongeluk, als adjectief opgevat; aid. Q r i D h a r r a m a s ü n ü in i r i n g a k e n i s i r a n u n g g a n g i n g m a t t a h a s t i , Z. H. Yudhisthira vormde haar geleide rijdende op een broustigen olifant, BY. 9 , 9. S a h o n g k a r a n g l r a k ë u k u s u m a , met het uiten van (de heilige lettergreep) ö m ! bloemen uitstrooiende, 2 0 , 5. K u n a n g B h a t a r a G u r u t u m u l u s a k ë n a g a w e r a u u , en Bhatara Gugu ging voort met vijvers te maken, Kosm.; t u l u s a k ë n a t a n g prang a d b h u t a , moge de vervaarlijke oorlog ten einde toe voortgezet, tot een goed einde gebracht worden, BY. 2 3 , 1 8 ; t u l u s a k ë n a t i k u u g p r i h , ga voort met dien uwen ijver (ernstig streveu), AW. 6 9 ; m a n u l u s a k ë n a , om te bestendigen, Adip. 86. S a k w e h n i n g p a n a h i n d r a j a l a k i n ë u a k e n i r a , allerlei tooverwapens werden door hem gebruikt om doel te treffen, d. i. werden aangewend, BY. 4 2 , 7. K ë m b a n g w i j a n i w e d y a l o t d i n a w u h a k e n i r a n g a l p i k a , bloemen en korrels als offerhande werden zonder ophouden door hen ueergestrooid, terwijl zij vrome hulde bewezen, 2 2 , 7. N g k a n e n g w a n d i r a y a n k i n a r y v a k ë n i K u r u p a t i r i p a k o n i r a t u t a , daar bij den W a r i n g i n , liet de Kuruvorst hem (Bhisma) liggen, toen deze hem vermaande vrede te sluiten (met de Pandawa's), 1 3 , 11. N a h a n t e k i n i m i t t a n i n g h u l u n a n g a r y y a k ë u r i s a n g a r ü m , dit nu was de reden waarom ik de aanminnige verliet, BY. 44. Uit eenige der hier aangehaalde voorbeelden kan men zien, hoe werkwoorden op a k e n , schoon ze transitief zijn, zoo als duidelijk blijkt uit het passief, toch gevolgd kunnen worden door een voorzetsel dat den datief aanduidt. De reden hiervan is dat in de taal de neiging bestaat een accusatief te vervangen door een datief Trouwens ook in andere talen komt hetzelfde voor, o. a. in 't Spaansch, Hindustani, Gruzisch, al is 't gebruik beperkt tot bepaalde gevallen. Ook in onze taal vertoont zich hetzelfde verschijnsel, doch in zeer geringe mate, namelijk bij de voornaamwoorden h e m , h a a r , h u n of h e n , allen eigenlijk datieven. Aan in. Met Ojav. a k e n komt in vorm en beteekenis overeen in Krauoa a k e n der hedendaagsche taal, als ook de kortere vorm k ë n in gedichten; voorts k ö n in 't Sund., k o n Lampongsch, Dairisch Bataksch k ë n , Tobasch k o n (spr. h o n ) , Maleisch k a n .
BIJDRAGEN TOT DE SPRAAKKUNST VAN HET OUDJAVAANSCH.
355
In de meeste talen van den Indischen Archipel ontbreekt de formatie met a k e n , enz. en wordt dezelfde functie vervuld hetzij door voorvoegsel i, gelijk in de Filippijnsche en zich daarbij aansluitende talen, of wel door 't achtervoegsel a n g , zooals in "t Makassaarsch en Balisch. Aangezien in de meeste talen der Stille Zuidzee de suffixen a k a ( n ) en a k i of a k e en in 't Mafoorsch e p e n (uit a k e n ) in hoofdzaak dezelfde beteekenis hebben als a k e n , k ö n , enz., moet men aannemen dat dezelfde formatie reeds in de grondtaal bestaan heeft. Dat a k e n , k a n en a k i , a k e eigenlijk synonieme partikels zijn en 't Njav. Ngoko a k e beantwoordt aan 't a k i , a k e der talen van de Stille Zuidzee, vindt men elders aangetoond, alsook dat het Ngadju-Dajaksch d ë n g a u ( = Mal.) bezigt met in veel gevallen dezelfde functie*. Ten opzichte van 't Ngoko a k e , Lampongsch k i , mag hier echter niet verzwegen worden dat volgens de meening van wijlen Dr. van der Tuuk, 't aanhechtsel a k e vroeger niet bestaan kan hebben, omdat de uitgang van den conjunctief a k ë n a , ë n a is ^; doch een overgang van a k e n in a k e is volstrekt in strijd met alle regelen van klankontwikkeling. Ware a k e de Kramavorm. dan zou men nog kunnen denken aan een willekeurige, opzettelijke verandering, maar a k e is juist de Ngokovorin. Dit gevoegd bij 't feit dat in zooveel verwante talen a k a n en a k i , a k e of de kortere vormen er van als synoniemen optreden, leidt tot de slotsom dat de ineeuiug van v. d. Tuuk onaannemelijk is. Veeleer mag men onderstellen dat a k e oudtijds slechts gewestelijk voorkwam — het is trouwens nog niet algemeen, want in 't Bantamsch Javaausch is alleen a k e n in gebruik — en dat het later ingang heefr, gevonden in het heerschende dialekt, hetwelk den grondslag vormt van 't Oudjavaansch, doch het is niet bij machte geweest den conjuuctiefvorra van 't heerschend dialect te verdringen, hoezeer deze een eigenaardige, schoon verklaarbare verkorting in bepaalde gevallen ondergaan heeft. W i j z e n en t i j d e n v a n 't w e r k w o o r d . Men kau in 't Ojav. drie Wijzen onderscheiden : Indicatief, Coujunctief en Imperatief, actief en passief. Een Infinitief bezit de taal niet; wel heeft ze verbaal-substantieven, bijv. p a t u r u , wijze ' Zie „De Fidjitaal", blz. 84. » K. B. Wdb. I, 138.
356
BIJDRAGEN TOT DE SPRAAKKUNST VAN HET OUDJAVAANSCH.
van slapen, 't slapen: p a t i n g g a l , 't verscheiden, overleden zijn; p a n i n e g a l , verlating, afscheidneraing, e. dgl. en deze verbaalsubstantieven moeten in onze taal menigmaal met den zgn. onafhankelijken infinitief vertaald worden, maar deze laatste is geheel en al een substantief, wordt verbogen en regeert deuzelfden naamval als 't substantief, zoodat het niet bij 't werkwoord behoort. Oorspronkelijk is zelfs onze werkwoordelijke afhankelijke infinitief een substantief en wel een verbogen substantief. Onze afhankelijke infinitief wordt in 't Ojav. vervangen door den conjunctief, evenals bijv. ook in 't Nieuw Grieksch. Van de Tijden is op te merken dat er geen vormelijk onderscheid gemaakt wordt tusschen tegenwoordig en eenvoudig verleden, behalve dat de vorm met voorvoegsel ka een toestand aanduidt ten gevolge van een voorafgaande genoemde handeling en in zooverre iets verledens te kennen geeft. Als men in 't oog houdt dat de Ojav. werkwoordsvormen te vergelijken zijn met onze deelwoorden, dan zal men 't gemis van een onderscheid tusschen tegenwoordig en eenvoudig verleden niets vreemds vinden, want in ons tegenwoordig deelwoord ontbreekt het onderscheid evenzeer; bijv. »dit ziende ging hij weg» is "toen hij zag ging hij weg.» Met het onderscheid tusschen tegenwoordig en eenvoudig verleden, verwarre men niet dat van perfectief en imperfectief, welk onderscheid in 't Ojav. wel wordt uitgedrukt, zooals men gezien heeft. Dit is een verschil van handelingswijze, niet van tijd. Eene imperfectieve handeling welke in 't verleden verplaatst wordt, hetgeen wij plegen uit te drukken door den VolmaaktVerleden Tijd of het Plusquaraperfectuno, kan in 't Ojav. aangeduid worden door een imperfectinf voorafgegaan door h u w u s , s am p u n , t ë l a s , h é n t i , waariu 't begrip ligt van «afgedaan, bereids, reeds», doch meestal is de beteekenis dezer woorden nog zóó duidelijk dat men ze niet onvertaald kan laten, terwijl ze in 't Nieuwjav. hun zelfstandigheid verloren hebben. Bijv. t u c a p a K u r u n a t h a , m i j i l ri y a w a , s a m p u n acoca m a b h ü s a n a , laten wij spreken van den vorst der Kuru's, hij trad naar buiten, na zich gewasschen en uitgedost te hebben, BY. 4 , 8. I k a n g ambëk j a n s&mpun a m a g ë h a n ü t r i n g b r a t a t a p a , wanneer de geest al (of: eenmaal) standvastig de zelfkastijding nakomt, AW. 57. M i l w a m a t i lü.d r a m a n g k u s f t r a p u n h i 1 a n g , om in den dood mijn vader te volgen die reeds gestorven is, BY. 5 0 , 19. T a n w a r n n a n ë n s i r a h u w u s t ë k a r i n g
BIJDRAGES TOT DE SPRAAKKUNST VAN HET OUDJAVAANSCH.
357
s w a w e ? m a , we zullen niet beschrijven (wat hij deed), toen hij reeds tehuis gekomen was (nadat hij tehuis gekomen was). T e l a s a p a g ë h g e l ar u i r a , zijn slagorde was reeds (reeds volledig) vastgesteld, 25, 6. A p a n i k i m i l w a ri s a n g t ë l a s p a r a t r a , want zij zou nu den reeds overledene volgen, 14, 5. W w a n g s a n a k h ë n t i k a p r e m , mijn broeders reeds gesneuveld, 50, ) 9 . ' Intusschen blijkt uit dit laatste voorbeeld, dat men in onze taal volstaan zou kunnen met "den overledene//, zonder //reeds//. En zoo ook menigmaal elders; bijv. wanneer aan 't einde van een document gezegd wordt » t ë l a s s i n u r a t / / , dan is dit eenvoudig te vertalen met //geschreven", maar altijd ligt daarin de beteekenis dat iets tengevolge van een opzettelijke handeling //af» , //voltooid// is. Het JFuturum en de Conditionalis wordeu steeds duidelijk van den tegenwoordigen en verleden Tijd onderscheiden, en wel door den vorm die ook voor den Conjunctief dient. Ook in ettelijke Indogermaansche talen wordt het Futurum door een Conjunctief uitgedrukt. Over den Imperatief is reeds bij de behandeling der wkw. vormen met voor- en achtervoegsels 't noodige gezegd *. De vetatief wordt uitgedrukt door h a y w a , zeldzamer door h a j a , gevolgd door den imperfectiefvorm van den indicatief actief. H a j a schijnt grover dan h a j w a ; het is, zooals bekend, het thans gebruikelijk woord in Ngoko, eu is overoud, want het komt overeen met het Malagasi a z a , dat dezelfde functie heeft. H.
KERN.
f Identisch m e t h ë n t i is Fidji o t i , E r o m a n g a o t i , M o t a , enz. t i , dat dezelfde functie heeft. * Vgl. ook „Eenige imperatiefvormen van het Oudjavaansch" in deze Bijdragen 5 , I V , 10—43.