Departement Gezondheidszorg Opleiding VERPLEEGKUNDE Afstudeerrichting Ziekenhuisverpleegkunde
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
Eindwerk aangeboden tot het behalen van het diploma van BACHELOR IN DE VERPLEEGKUNDE door
Isabelle Teirlinck
o.l.v. dhr. Marc Christiaens, promotor
Academiejaar 2006 - 2007
talent@work KHBO Campus Sint-Michiel ● Spoorwegstraat 12 ● B-8200 Sint-Michiels ● Tel. +32 50 40 51 20 ● Fax +32 50 40 51 30
Departement Gezondheidszorg Opleiding VERPLEEGKUNDE Afstudeerrichting Ziekenhuisverpleegkunde
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
Eindwerk aangeboden tot het behalen van het diploma van BACHELOR IN DE VERPLEEGKUNDE door
Isabelle Teirlinck
o.l.v. dhr. Marc Christiaens, promotor
Academiejaar 2006 - 2007
talent@work KHBO Campus Sint-Michiel ● Spoorwegstraat 12 ● B-8200 Sint-Michiels ● Tel. +32 50 40 51 20 ● Fax +32 50 40 51 30
Abstract Titel:
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg
aan patiënten met longkanker
Auteur:
Isabelle Teirlinck
Opleiding:
Brugopleiding Verpleegkunde, optie ziekenhuis
Promotoren:
D. Vanhoecke, lector K.H.B.O., campus Sint-Michiels
M. Christiaens, hoofdverpleegkundige cardiologie,
B5/CCU, A.Z. Sint-Lucas Assebroek
Longkanker is een ontregelde kwaadaardige groei van het epitheliaal weefsel van de longen met een onbeperkte groei. Door de korte levensverwachting is het van belang dat het verpleegkundig team de patiënt een optimale kwaliteitsvolle zorg kan aanbieden. Een onderzoek tussen de literatuur en panelgesprekken met experten -verpleegkundigen in dit geval- kunnen antwoorden bieden op de vraag wat de rol van de verpleegkundige is in de zorg bij de longkankerpatiënt. De literatuurstudie wordt hoofdzakelijk gebaseerd op de verpleegkundige diagnosen en interventies volgens Carpenito. Aan de hand van de verkregen literatuur worden de experten bevraagd. De steekproef wijst uit dat de verpleegkundige diagnosen en interventies bij de verpleegkundige bekend zijn. Naast de verpleegkundige interventies die de experten uitvoeren gelijklopend met de literatuur, komen ze ook naar voor met andere oplossingen –interventies-. Uit de steekproef blijkt dat vooral angst, machteloosheid en kennistekort aan bod komen bij de longkankerpatiënt. Anderzijds blijkt dat de diagnose veranderd seksueel functioneren en geestelijke nood, de twee diagnosen zijn die weinig besproken of aangepakt worden. Als besluit kunnen we stellen dat dit eindwerk een hulp kan bieden in de kwaliteitsvolle zorg van longkankerpatiënten. Hier en daar kan er bij de experten nog gesleuteld worden aan bepaalde diagnosen en interventies. Trefwoorden:
patiënt met longkanker, kwalitatief onderzoek, verpleegkunde,
verpleegkundige zorg, verpleegkundige diagnosen,
verpleegkundige diagnostiek
Woord vooraf Het ontwikkelen van een eindwerk loopt niet altijd even vlot. Dankzij de hulp van vele mensen is deze opdracht toch tot een goed einde gekomen. Graag zou ik hiervoor enkele mensen willen bedanken. In de eerste plaats mijn promotor Marc Christiaens. Voor alle hulp, steun en geduld. Gezien hij ook mijn hoofdverpleegkundige is, zou ik hem samen met de directie van het A.Z. Sint-Lucas willen bedanken voor de mogelijkheid die ik kreeg om deze bacheloropleiding te volgen. Daarnaast ook een woord van dank voor mijn interne begeleider Didier Vanhoecke. Voor de hulp, de steun, het geduld en de kritische bedenkingen. Ook een woordje van dank aan de pneumologen van het A.Z. Sint-Lucas: dr. Rogiers en dr. Schildermans. Voor de informatie die ze me verschaft hebben. Daarnaast ook een grote dank aan mijn collega’s. Dankzij hen kan ik mijn eindwerk waar maken. Verder bedank ik Tom Brinckman, mijn vriend, voor het geduld, de hulp, de schouderklopjes en de moed die hij me gaf ook in moeilijke tijden. Ik wil Deborah Ramon danken voor de hulp bij het opzoeken van de literatuur. Als laatste wil ik al mijn vrienden, familie en ouders bedanken voor de steun tijdens de laatste twee jaar. Het studeren vergde heel wat tijd en energie die ik soms niet aan hen kon geven.
Inhoudsopgave 1. Inleiding ........................................................................................................................... Statistieken.................................................................................................................................. Wat is longkanker?.................................................................................................................... Zorgbehoeften patiënt............................................................................................................ De verpleegkundige zorg....................................................................................................... Wat is verpleegkunde?............................................................................................................ Verpleegkundige diagnosen................................................................................................. Verpleegkundige interventies.............................................................................................. Onderzoeksvragen....................................................................................................................
1 1 1 2 2 3 3 4 4
2. Methode ...........................................................................................................................
6
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8
3. Resultaat........................................................................................................................... 10 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 3.12 3.13 3.14 3.15 3.16 3.11 3.18 3.19 3.20 3.21 3.22 3.23 3.24 3.25 3.26 3.27
Verpleegdiagnose angst (voor de dood).......................................................................... 10 Verpleegdiagnose beslissingconflict.................................................................................. 11 Verpleegdiagnose verstoord denkproces........................................................................ 12 Verpleegdiagnose depressie................................................................................................. 12 Verpleegdiagnose dyspnoe................................................................................................... 13 Verpleegdiagnose kans op eenzaamheid........................................................................ 14 Verpleegdiagnose (kans op) geestelijke nood............................................................... 15 Verpleegdiagnose gewichtsverlies..................................................................................... 15 Verpleegdiagnose ontregeld gezinsfunctioneren........................................................ 16 Verpleegdiagnose haemoptoë............................................................................................. 17 Verpleegdiagnose hopeloosheid........................................................................................ 18 Verpleegdiagnose hoesten.................................................................................................... 18 Verpleegdiagnose inactiviteitsyndroom........................................................................... 19 Verpleegdiagnose risico op infectie................................................................................... 20 Verpleegdiagnose beperkte inspanningstolerantie..................................................... 20 Verpleegdiagnose kennistekort........................................................................................... 21 Verpleegdiagnose machteloosheid.................................................................................... 22 Verpleegdiagnose incontinentie......................................................................................... 23 Verpleegdiagnose verminderde mobiliteit...................................................................... 23 Verpleegdiagnose obstipatie................................................................................................ 24 Verpleegdiagnose ondervoeding........................................................................................ 24 Verpleegdiagnose pijn............................................................................................................. 25 Verpleegdiagnose misselijkheid.......................................................................................... 26 Verpleegdiagnose rouw.......................................................................................................... 26 Verpleegdiagnose veranderd seksueel functioneren.................................................. 27 Verpleegdiagnose verstoorde slaap................................................................................... 27 Verpleegdiagnose afwijkende lichaamstemperatuur.................................................. 28
3.28 3.29 3.30 3.31 3.32 3.33 3.34 3.35 3.36 3.37 3.38
Verpleegdiagnose inadequate therapietrouw............................................................... 29 Verpleegdiagnose vermoeidheid........................................................................................ 29 Verpleegdiagnose acute verwardheid............................................................................... 30 Verpleegdiagnose vochttekort............................................................................................. 31 Verpleegdiagnose vrees.......................................................................................................... 32 Verpleegdiagnose risico op huidbeschadiging.............................................................. 33 Verpleegdiagnose aantasting van het mondslijmvlies................................................ 33 Verpleegdiagnose verdriet..................................................................................................... 34 Verpleegdiagnose verstoring van het zelfbeeld............................................................ 34 Verpleegdiagnose verstoord lichaamsbeeld................................................................... 35 Verpleegdiagnose zelfzorgtekort........................................................................................ 36
4. Bespreking..................................................................................................................... 37 Lijst van de tabellen en figuren.................................................................... 39 Literatuurlijst........................................................................................................................... 41 Bijlagen
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
1. Inleiding 1.1
Statistieken
Statistieken tonen aan dat 29% van de kindersterfte veroorzaakt wordt door longkanker. In 1990 zijn er volgens schattingen wereldwijd 940.000 personen gestorven aan longkanker en het aantal sterfgevallen zal per jaar nog met 10% stijgen. Dagelijks sterven 15 inwoners in België aan longkanker (1). Studies van het MVG, administratief Gezondheidszorg tonen dat de doodsoorzaak van longkanker zich vooral situeert tussen de leeftijd van 50 tot 69 jaar (2). Volgens het Belgische werk tegen kanker was er in 1998 in België een incidentie van longkanker van 4.288 mannen en 909 vrouwen (3). Statistieken van het Center For Disease uit 2002 tonen aan dat er 90.121 mannen en 67.509 vrouwen aan longkanker gestorven zijn (Zie figuur 1) (4) .
1.2
Wat is longkanker?
Longkanker of een bronchuscarcinoom is een kwaadaardig gezwel in de longen dat zich snel kan verspreiden naar andere lichaamsdelen. Het gaat om een ontregelde kwaadaardige groei van het epitheliaal weefsel van de longen met een onbeperkte groei. Het is een levensbedreigende aandoening omdat ze in een vroeg stadium vaak asymptomatisch verloopt en er vaak al metastasen zijn op het moment dat de ziekte door een arts wordt vastgesteld. De metastasen worden door het bloed of de lymfestroom van de ziektehaard overgebracht naar een andere plaats in het lichaam. Er zijn grosso modo twee grote vormen van bronchuscarcinomen. De vorm is afhankelijk van hoe de cellen er microscopisch uitzien: kleincellige en niet-kleincellige bronchuscarcinomen (5). De twee soorten groeien en zaaien zich op een andere manier uit en worden dan ook anders behandeld. Kleincellige longkanker wordt ook wel oat cell cancer genoemd. Deze kanker groeit over het algemeen sneller dan niet-kleincellige longkanker en kan zich ook metaseren naar de lymfeklieren en andere organen zoals de hersenen, de lever en de botten. Niet-kleincellige longkanker komt vaker voor dan kleincellige: slechts 10 à 20% van alle longkankers zijn van het kleincellige type (4, 6, 7). Voor het stellen van de diagnose van een bronchuscarcinoom is een ziekenhuisopname vereist. De diagnose kan tot stand komen via allerlei onderzoeken zoals een RX thorax, een CT-scan, een MRI, een PETscan, een perfusiescan van de longen, sputumonderzoek, een longbiopsie door middel van een bronchoscopie, een thoracotomie, labo onderzoek,… en aan de hand van de symptomen (die niet noodzakelijk aanwezig zijn) (8, 9, 10, 11).
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
1.3
Zorgbehoeften patiënt
De zorg voor deze patiënten eist heel wat werk van het behandelende team en vooral van de verpleegkundigen. De reden hiervoor is de vaak korte levensverwachting van de patiënt. In hun ziekteperiode komen de patiënten in aanraking met veel gezondheidsproblemen die opgelost dienen te worden. Door een verkorte levensverwachting dienen deze problemen doelgericht, methodisch en efficiënt aangepakt te worden. Vele vragen en gedachten duiken op bij de patiënt. De ene patiënt is de andere niet. Sommige mensen zullen denken: “Wat gebeurt er als ik thuiskom en ik kan plots niet meer ademen?”(12). Terwijl een andere patiënt zou zeggen: “Ik weet dat de tijd die me nog rest beperkt is, maar ik geniet van elke dag. Gelukkige mensen leven langer.” (13); “Ik voel mij toch zo moe, hoe komt dit toch?”; “Ik wil niet doodgaan”; “Hoelang heb ik nog te leven?”; “Longkanker, en nu?”; “ Wat moet ik doen zonder mijn man?”; “Mijn grootste wens is er te zijn voor de kinderen en dat is me gelukt”. Veel angstgevoelens komen bij de patiënt en de familie boven. Ze zullen daarom nood hebben aan informatie in verband met de symptomen die kunnen verwacht worden en symptonen die al aanwezig zijn. Hier ligt de verantwoordelijkheid van de verpleegkundige om mensen op te vangen, te informeren en zoveel mogelijk comfort te bieden (14). Die verantwoordelijkheid is al sinds de beginjaren van de verpleegkunde aanwezig.
1.4
De verpleegkundige zorg
Niet alleen de behandeling van de arts is een belangrijk element in de zorg van deze patiënten. Ook de verpleegkundige zorg is dit. We kunnen deze zorgen beter beschrijven onder de CURE- en de CARE-aspecten. Er kan gesteld worden dat CURE en CARE geen duidelijke begrippen zijn. De context waarin de begrippen gebruikt worden bepalen het beeld die we hierover krijgen. CURE verwijst naar behandeling met als doelstelling genezen en het herstellen van evenwicht. CARE is meer gericht op het draaglijker maken van de klachten. Het is de verpleegkundige die zorgt voor begeleiding, ondersteuning en verzorging. Het gaat ofwel om chronische zorgen in een ziekenhuis, in de thuiszorg of in instellingen voor gehandicapten. De chronische zieke heeft, naast medische interventies, behoefte aan andere ondersteuning. Het gaat dan om het verlichten van klachten en symptomen, het voorkomen van complicaties en de begeleiding van patiënten. Die vormen van zorg worden veelal care genoemd (15, 16, 17). De verpleegkundige zorg, die we nu kennen als de CARE-aspecten, ontstonden vele jaren geleden. Florence Nightingale heeft de verpleegkundige zorg een wetenschappelijke benadering gegeven. In haar boek “Over ziekenverpleging: wat men om de herstelling te bevorderen, te doen en te vermijden heeft” heeft ze een stukje neergepend dat beschrijft hoe belangrijk die verpleegkundige aspecten toen en nu wel zijn. “Het is waar, van den geneesheer verwacht de zieke in de allereerste plaats zijn heil. Aan hem is het de ziekte te herkennen en den weg ter genezing aan te wijzen, of, waar herstel buiten
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
zijn bereik ligt, ten minste de middelen ter verzachting voor te schrijven. Maar uit den aard der zaak is des geneesheers hulp beperkt tot slechts enkele oogenblikken. Zijn recgtstreecksche invloed op de eigenlijke verpleging kan niet anders dan van voorbijgaanden aard wezen. Niets dan de bloote aanduiding zowel van hetgeen gelaten als van hetgeen gedaan moet worden, kan men van hem verwachten, en dan nog zal zich die aanduiding tot weinige hoofdzaken moeten bepalen. Hij vertrekt, en de zieke is aan de oppassing en verpleging van de andere overgelaten.” (18) In de loop der jaren is het algemene beeld van verpleegkunde wel hetzelfde gebleven, maar de nadrukken op de zorg veranderen wel. Wanneer iemand opgenomen wordt in het ziekenhuis, zal de patiënt uiteraard verwachten dat de eerste behandeling bestaat uit medische interventies (CURE). Pas dan zullen de verpleegkundige aspecten (CARE) op de voorgrond treden. Terwijl deze laatste een groot stuk van de genezing en begeleiding van de patiënt inhouden.
1.5
Wat is verpleegkunde?
Wat houdt verpleegkunde nu eigenlijk in? Wat is de definitie van verpleegkunde? Het verplegen volgens Meleis (1996) is een specifieke en unieke missie. Deze missie bezit ordening en organisatie welke communiceerbaar zijn. Het orgaan van het Verbond der Belgische Beroepsvereniging van Geneesheer specialisten definieert verpleegkunde als volgt: Het observeren, het herkennen en het vastleggen van de gezondheidsstatus zowel psychisch, fysisch als op sociaal vlak, het informeren en adviseren van de patiënt en zijn familie, het verlenen van stervensbegeleiding en begeleiding bij de verwerking van het rouwproces. De verpleegkundige heeft met andere woorden een ruime taak. De American Nurses Association (1980) omschrijft beroepsmatig verplegen als volgt: “Diagnosis and treatment of human responses to actual or potential health problems.” Het verpleegkundige beroepsprofiel heeft deze definitie aangepast en geconcretiseerd tot het volgende: “Beroepsmatig verplegen is het herkennen, analyseren, evenals advies en bijstand verlenen ten aanzien van feitelijke of dreigende gevolgen, van lichamelijke en/of geestelijke ziekteprocessen, handicaps, ontwikkelingsstoornissen en hun behandeling voor de fundamentele levensverrichting van het individu. Verpleegkundig handelen houdt tevens in, het zodanig beïnvloeden van mensen, dat menselijke vermogens worden benut met het oog op het in stand houden en bevorderen van gezondheid”.
1.6
Verpleegkundige diagnosen
Om tot een ordening te komen in die verpleegkundige taken, zijn verschillende verenigingen opgestart, ondermeer bekend onder het North American Nursing Diagnosis Association (NANDA). Deze groep die sinds de jaren ’70 actief is, houdt zich bezig met het verzamelen, het beschrijven en het ordenen van diagnoses. Ze beschrijven een verpleegkundige diagnose
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
als volgt: “Een verpleegkundige diagnose is een klinische uitspraak over de reacties van een persoon, gezin of groep op feitelijke of dreigende gezondheidsproblemen/levensprocessen. De verpleegkundige diagnose vormt de basis voor de keuze van verpleegkundige interventies, voor de resultaten waarvan de verpleegkundige verantwoordelijk is (19). Een andere definitie voor het stellen van een verpleegkundige diagnose: “Het proces in gang zetten om een georganiseerd, logisch, en een begrijpelijk systeem te ontwikkelen voor het classificeren (ordenen, rangschikken in klassen) van gezondheidsproblemen of gezondheidstoestanden gediagnosticeerd en behandeld met verpleegkundige interventies” (Mc Farland/Mc Farlane 1989). De meest gehanteerde definitie van een verpleegkundige diagnose is die volgens verplegingswetenschapper Gordon (1982): “Een verpleegkundige diagnose wordt opgesteld door een (professionele) verpleegkundige en beschrijft actuele of potentiële gezondheidsproblemen, ten aanzien waarvan de verpleegkundige op grond van haar/zijn opleiding hulp en bijstand kan en mag verlenen.” Voor het stellen van een verpleegkundige diagnose heeft de verpleegkundige enkele opdrachten: valide en relevante gegevens verzamelen en gegevens analyseren en groeperen tot clusters. Daarnaast moeten verpleegkundige diagnosen onderscheiden worden van multidisciplinaire problemen, moeten de verpleegkundige diagnosen juist beschreven worden en moeten er prioriteiten gesteld worden.
1.7
Verpleegkundige interventies
Later volgden er nog diverse classificaties van verpleegkundige interventies. Voorbeelden daarvan zijn de Nursing Interventions Classification (NIC) en de Nursing Outcomes Classification (NOC) (20). Een verpleegkundige interventie is elke behandeling die een verpleegkundige op grond van haar deskundig oordeel en klinische kennis uitvoert ten behoeve van een patiënt. Het kan hier gaan om een directe of indirecte zorg, een autonome verpleegbehandeling, een gedelegeerde medische behandeling of een door een andere zorgverlener voorgeschreven behandeling (21).
1.8
Onderzoeksvragen
Deze verpleegkundige diagnosen en interventies zijn de leidraad doorheen dit eindwerk. Ze kunnen leiden tot volgende onderzoeksvragen: “Welke rol speelt de verpleegkundige in de zorg bij patiënten waarbij de ziekte van longkanker vastgesteld wordt? Welke interventies gebeuren er bij patiënten met een bronchuscarcinoom?” In dit eindwerk zul je de meest relevante verpleegkunde diagnosen en interventies terugvinden van de zorg aan longkankerpatiënten. Het opmaken van dit eindwerk heeft niet tot doel een verpleegplan te zijn voor de symptoomcontrole van longkanker. Het moet een werk zijn die de verpleegkundige diagnosen en interventies in de zorg voor patiënten met longkanker beschrijft. Het gaat om patiënten die in het
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
ziekenhuis opgenomen zijn en een zware diagnose te horen krijgen van een levensbedreigende ziekte. Een holistische aanpak zal noodzakelijk zijn. Dit eindwerk wil deze holistische aanpak weergeven. Hierbij wordt onderzoek gedaan in de literatuur op zoek naar verpleegdiagnosen en toepassing in de instellingen. Het is als het ware een onderdeel van een verpleegplan en kan daarom een hulp zijn voor iemand die in de toekomst een verpleegplan wil opmaken. Dit werk wil aantonen hoe de zorg van verpleegkundigen een positieve invloed uitoefenen op het leven van een patiënt met longkanker. Het toepassen van deze diagnosen en interventies kan de kwaliteitszorg bij deze patiënten verbeteren. Een andere reden voor dit eindwerk is het tekort aan verpleegkundige literatuur betreffende de zorg van longkankerpatiënten. Slechts sporadisch is hier iets over terug te vinden.
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
2. Methode In voorafgaande pagina’s kon er vastgesteld worden dat de verpleegkundige diagnosen en interventies het belangrijkste aspect zijn in dit eindwerk. Hieruit worden er enkele onderzoeksvragen gesteld: “Welke rol speelt de verpleegkundige in de zorg bij patiënten waarbij de ziekte van longkanker vastgesteld wordt? Welke interventies gebeuren er bij patiënten met een bronchuscarcinoom?” Om antwoorden te vinden op deze vragen zal er een steekproef gebeuren die op twee vlakken zal uitgesplitst worden. Er zal enerzijds onderzoek gebeuren naar zorgbehoeften aan de hand van een literatuurstudie. In de literatuur wordt er op zoek gegaan naar verpleegkundige diagnosen voor de zorg bij patiënten met longkanker. Via allerlei bronnen is het de bedoeling wetenschappelijke en bruikbare informatie te verzamelen die de zorgbehoeften aan de hand van verpleegkundige diagnostiek beschrijft. Hiervoor worden allerlei bronnen gehanteerd waar mogelijks informatie gevonden kan worden. Om deze literatuur op te sporen wordt er gebruik gemaakt van trefwoorden die leiden tot een overzicht. Het gaat om volgende trefwoorden: longkanker, kanker, verpleegkunde, verpleegkundige diagnosen, verpleegkundige theorieën en verpleegkundige interventies. In eerste instantie wordt via zoekmachines op het internet en interne databases naar voorafgaande trefwoorden gezocht. De eerste resultaten van die opzoekingen leverden nieuwe trefwoorden op die daarna verder werden gebruikt in de zoektocht. De informatie werd opgezocht in medische bibliotheken, via zoekmachines als pubmed, invert, ... Uit de literatuur bij het trefwoord longkanker werden heel wat verpleegkundige diagnosen teruggevonden die aan bod komen bij longkanker. De diagnosen uit die nieuwe informatie werden nieuwe trefwoorden in de verdere zoektocht. Deze kernwoorden zijn dyspnoe, hoesten, koorts, verdriet, haemoptoë, gewichtsverlies, vermoeidheid, pijn, angst, hopeloosheid, depressie, machteloosheid en verstoring van het zelfbeeld. De zoektocht naar nieuwe literatuur werd ook gehaald uit bronnen vermeld in wetenschappelijke artikels. Ondanks de weinig specifieke literatuur betreffende de zorg bij longkanker, is er toch voor gekozen om grotendeels nederlandstalige literatuur op te sporen. Hiermee kan er aangetoond worden dat de nederlandstalige literatuur betreffende de zorg bij longkankerpatiënten beperkt is. Anderzijds wordt vanuit de gevonden literatuur aan de hand van panelgesprekken, gecombineerd met individuele gesprekken, de ervaringen van verpleegkundige nagevraagd. Deze steekproeven gebeuren bij verpleegkundigen werkzaam op de afdeling cardiologie en pneumologie in het AZ Sint-Lucas ziekenhuis te Assebroek. Het gaat om verpleegkundigen, experten die ervaring hebben met patiënten waarbij de diagnose van een bronchuscarcinoom wordt vastgesteld. De selectie van de deelnemers voor de steekproef gebeurt als volgt: alle verpleegkundigen werkzaam op de bovengenoemde afdeling. Zowel verpleegkundigen die overdag werken als vaste nachtdiensten. Zowel verpleegkundigen die de zorg aan bed verrichten, als verpleegkundigen die het administratieve werk verrichten. De selectie van de deelnemers is ook niet leeftijdsgebonden. Er zijn verpleegkundigen met vele jaren ervaring en verpleegkun-
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
digen met een beperkte ervaring. Bij de gesprekken zijn er wel enkele beperkingen. Op de bovengenoemde afdeling komen enkel patiënten voor in de diagnostische en palliatieve fase. Slechts sporadisch worden tussen deze fasen door patiënten op de afdeling opgenomen. Tenzij ze complicaties krijgen ten gevolge van hun behandelingen of als er sprake is van een achteruitgang van hun toestand. De keuze is gemaakt om zowel panelgesprekken te voeren als individuele gesprekken. De motivatie hiervoor ligt in de kennis van de collega’s. Sommige collega’s zullen in groep(jes), zelf niet veel aan bod komen. Ze houden zich eerder op de achtergrond. Daarom is het noodzakelijk om sommige mensen individueel aan te spreken. Een andere reden is het moeilijk mobiliseren van alle experten. Deze panelgesprekken worden als volgt aangepakt: er wordt gestart met een inleiding waartoe dit gesprek plaats heeft. Vervolgens wordt met behulp van een vragenlijst gepeild naar de ervaringen van de verpleegkundigen. Het is de bedoeling de panel- en individuele gesprekken op te nemen met een bandopnemer en nadien te verwerken aan de hand van de literatuurstudie. De vragenlijst die gehanteerd wordt tijdens de panel- en individuelegesprekken bestaat uit volgende vragen (11, 22, 23, 24, 25, 26) : •
Welke rol heeft de verpleegkundige bij het slecht-nieuwsgesprek? Word je wel eens betrokken in deze gesprekken? Zo ja, wat is je taak? Zo nee, wat doe je dan wel? Peil je achteraf bij de patiënt wat hij denkt of voelt? Laat je de patiënt aan zijn lot over? Bespreek je nog eens met de patiënt wat hij voelt, denkt? Betrek je de familie hierbij? Welke gevoelens merk je bij de patiënt of zijn familie? Wat doe je hiermee? Merk je vaak gevoelens van ontkenning, chaos, opluchting, boosheid, somberheid, schuldgevoelens en twijfels op?
•
Wat zijn veel voorkomende (verpleeg)problemen in de diagnostische fase van longkanker? Welke interventies voer je dan uit? Zijn er grote verschillen met de voorkomende problemen in de palliatieve fase? Welke?
•
Wat vind je belangrijk in de zorg van longkankerpatiënten? Vind je het comfort van de patiënt belangrijk? Vind je het belangrijk dat hij alle “medische zorgen” krijgt of vind je het belangrijker eens tijd te maken voor de patiënt? Leg je de patiënt in een gemeenschappelijke kamer of toch liever alleen?
•
Welke problemen komen voor bij longkankerpatiënten? Welke psychologische veranderingen/problemen merk je op bij longkankerpatiënten? Herken je verpleegkundige diagnosen zoals dyspnoe, hoesten, koorts, haemoptoë, gewichtsverlies, vermoeidheid, pijn, angst, hopeloosheid, verdriet, depressie, machteloosheid, verstoring zelfbeeld, onzekerheid? Wat doe je met deze problemen? Welke interventies, welke zaken voer je uit bij deze diagnosen? Hoe pak je deze problemen aan? Ken je nog andere symptomen, gevoelens, problemen die naar bovenkomen bij deze patiënten? Wat doe je hier mee?
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
•
Herken je problemen als beschadiging van het mondslijmvlies, risico op seksuele stoornissen, pijn, diarree, obstipatie, vochttekort, huiddefecten, zelfzorgtekort, mobiliteitstekort, risico’s op infectie, risico op vochttekort, ontregeld gezin functioneren, onzekerheid, schuld, afhankelijkheidsproblemen, vrees, therapieontrouw, beslissingsconflict bij keuze tussen behandelingsmethoden? Hoe pak je deze aan?
•
Herken je problemen in veranderingen met betrekking op het persoonlijke leven, het leven met de partner, omgang met familie en vrienden en veranderingen in het maatschappelijk functioneren? Hoe pak je deze aan?
•
Zijn er naast deze problemen nog zaken waar je aan denkt waarmee je geconfronteerd wordt vanuit je ervaring met deze patiënten? Zijn er problemen waarbij je het gevoel hebt dat er niet op ingegaan wordt? Welke zaken/problemen/interventies zou je anders willen aanpakken? Kunnen we als team hierop inspelen? Kunnen we bepaalde zaken beter aanpakken?
•
Hoe betrek je de familie bij de longkankerpatiënt? Moet er met nog andere mensen samengewerkt worden voor de zorg? Welke mensen, disciplines? Wat zijn hun taken? Hoe werk je met hen samen? Gebeurt er overleg? Kan je onderling ook je gevoelens en emoties kwijt als verpleegkundige? Heb je een uitlaatklep?
•
Merk je een kennistekort op bij de patiënten? Heeft de patiënt hierdoor gevoelens van angst, verstoring van het zelfbeeld? Wat doe je hiermee? Denk je dat de patiënt weet bij wie hij/zij informatie kan verkrijgen?
•
Hoe gebeurt de overdracht of rapportage van uitgevoerde interventies, opdrachten zaken naar ander collega’s toe? Geef je als meer ervaren verpleegkundige wel eens tips aan jongere collega’s over bepaalde aanpakken, aspecten of tips in de zorg? Zo ja, welke? Of omgekeerd, geef je als jongere collega wel eens tips aan meer ervaren verpleegkundigen? Bezit je naar je eigen gevoel voldoende kennis betreffende longkanker en de aanpak? Zou je graag een bijscholing hieromtrent krijgen? Wat specifiek?
•
Maak je tijd om te luisteren naar je patiënt? Merk je hierin verschil tussen dag of nachtdienst? Heb je soms het gevoel geen vat te hebben op de patiënt? Hoe komt dit? Hoe pak je dit aan? Heb je het gevoel soms machteloos te zijn?
•
Stelt de patiënt je veel vragen over zijn behandeling, prognose, hoe reageer je hierop? Wat doe je? Geef je de patiënt bepaalde adviezen, leefregels? Hoe reageer je op een patiënt die zijn behandeling weigert?
•
Hoe kan de kwaliteit van de zorg en van het leven van de patiënt geoptimaliseerd worden? Met kwaliteit bedoelen we de kwaliteit van het leven, de mate van geluk of tevredenheid
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
in het algemeen. Het kan ook de mate van verschil zijn tussen iemands verwachtingen en de realiteit van de situatie. Het kan gaan om gezondheid op verschillende vlakken: fysisch, psychologisch, functioneel en sociaal.
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
10
3. Resultaat Na een literatuurstudie en gesprekken met experten -verpleegkundigen in dit geval- kan ik volgende resultaten meedelen. Iedere patiënt waarbij de ziekte van longkanker is vastgesteld verloopt het ziekteproces anders. De klachten, symptomen en de soort kanker verschillen. Voor de weergave van de verpleegdiagnosen heb ik mij hoofdzakelijk gebaseerd op de literatuur van Carpenito.
3.1
Verpleegdiagnose angst (voor de dood)
Angst wordt omschreven als een gevoel van beklemming en bezorgdheid dat samen met een activering van het autonome zenuwstelsel optreedt als reactie op een niet te duiden dreigend gevaar of onheil. Angst voor de dood wordt gedefinieerd als zich zorgen maken, ongerust zijn over, bevreesd zijn voor de dood of het sterven (Carpenito p62; p68). (Bijlage 1) Het ontstaan van angst bij de patiënt met longkanker zal verschillende oorzaken hebben. In eerste instantie zal hij na het horen van de diagnose, angst hebben voor de toekomst. De patiënt zal zich vragen stellen als: “Ga ik nu dood? Hoelang heb ik nog te leven? Wat met mijn gezin? Wat met mijn job? Zal ik ‘afzien’? Zal ik pijn hebben? Kan ik nog intiem zijn met mijn partner...” Andere symptomen van longkanker kunnen ook de oorzaak zijn van de angst zoals pijn op de borst (27), dyspnoe, haemoptoë, pijn, vermoeidheid en gewichtsverlies, … kunnen eveneens angst in de hand werken. Vrees en angst komen ook samen voor, vooral bij de diagnosestelling van longkanker. Desoriëntatie, wanen en hallucinaties kunnen de angst versterken. Angst kan eveneens ontstaan door een niet vertrouwde ziekenhuisomgeving (28,29). Verpleegkundige interventies: Volgens de experten is tijd maken voor de patiënt essentieel bij gevoelens van angst. Er zijn, een luisterend oor hebben en ingaan op de angstgevoelens. Ze geven wel aan dat er niet altijd voldoende tijd is om stil te staan bij gevoelens als angst. De verpleegkundigen gaan dit eerder aan de arts melden om medisch te behandelen.Volgens verschillende verpleegkundigen is angst één van de meest voorkomende psychische problemen bij longkankerpatiënten. Dit is vaak af te lezen bij de patiënt door de fysieke symptomen die ze vertonen: de blik in de ogen, versnelde hartslag, bleekheid... Op het werkveld probeert men de angst te reduceren door voldoende uitleg te geven aan de patiënten betreffende de komende onderzoeken. Voor de nachtverpleegkundigen blijkt een individueel gesprek met de patiënt over zijn angst op een individuele kamer efficiënter en makkelijker. De bevraagde verpleegkundigen proberen begripvol om te gaan met de patiënt en eerst te gaan zitten om een gesprek te voeren. Er wordt opgemerkt dat angst voor de dood hoofdzakelijk voorkomt in de diagnostische fase bij het slecht-nieuwsgesprek van longkanker. Naar mate de terminale fase van longkanker nadert,
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
11
verdwijnt dit gevoel meestal. Doch geeft men aan dat er niet alleen angst voor de dood is, maar ook angst voor een verstikkingsgevoel of voor dyspnoe. Ook hier probeert men op in te spelen door de verpleegkundige zorg bij dyspnoe toe te passen en te praten over de angst met de patiënt. Angst duikt vooral tijdens de nacht op. De patiënten kunnen niet slapen, zijn woelig en stellen zich heel veel vragen waarop de verpleegkundige probeert een antwoord te geven. Er wordt vastgesteld dat bij een slecht-nieuwsgesprek -naast de angst- ook sprake is van een totale ontreddering. Men vindt het belangrijk op dat ogenblik een empatische vertrouwensband op te bouwen waardoor de patiënt beter kan worden opvangen. Iemand geeft aan dat angst ook gereduceerd kan worden, door op tijd te melden welke onderzoeken zullen gebeuren en waarom.
3.2
Verpleegdiagnose beslissingconflict
Deze diagnose wordt omschreven als de onzekerheid over de te kiezen handelswijze wanneer de keus risico’s, nadelige effecten of beproevingen met zich meebrengt (Carpenito p. 73). (Bijlage 2) Na de diagnosestelling kan de arts enkele behandelingen voorstellen. Deze kunnen zowel een curatieve als palliatieve behandelingsopties zijn. Het gaat meestal om een tumorectomie, radiotherapie of chemotherapie. Het is aan de patiënt om de beslissing te maken als hij hier op in gaat. De patiënt zal zich onzeker voelen in de keuze die hij moet maken. Hij kan bij zijn beslissingconflict ook lichamelijke verschijnselen als angst of spanning vertonen. Dan is er vaak sprake van symptomen zoals versnelde hartslag, verhoogde spierspanning en rusteloosheid. Verpleegkundige interventies: De controlegroep geeft aan dat ze de beslissing van de patiënt moeten respecteren. Je moet de patiënt het gevoel geven dat je hem begrijpt, je empatisch opstellen. Als nachtverpleegkundige is het moeilijk de naasten te betrekken bij de beslissingen, gezien je deze niet ziet, tenzij in het terminale stadium. Er wordt eerst gepolst wat de patiënt weet in verband met zijn diagnose en behandeling. Daarna probeert men de draagkracht aan te voelen van de informatie die ze willen geven. Meestal is men niet op de hoogte van de informatie die de arts meedeelde aan de patiënt, waardoor het moeilijk is om een hulp te bieden op zijn beslissingvlak. Voor de beslissing is veel afhankelijk van hoe de communicatie tussen de familie en partners verloopt. Er kan sprake zijn van stiltes, terwijl andere patiënten zeer open zijn met hun familie. De bal wordt vaak teruggekaatst. Wanneer de patiënt de experten ondervragen over wat ze moeten doen, kaatsen ze de bal terug met vragen zoals: “Wat denk je zelf?”; “Wat voel je zelf?”
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
3.3
12
Verpleegdiagnose verstoord denkproces
Dit wordt omschreven als een ontregeling van mentale activiteiten zoals nadenken, realiteitsoriëntatie, probleem oplossen, oordelen en begrijpen waardoor zelfhandhaving problematisch is (Carpenito p. 92). (Bijlage 3) Bij longkankerpatiënten kan er sprake zijn van een verstoord denkproces omwille van de afgenomen concentratie. Die afgenomen concentratie kan het gevolg zijn van depressie, vrees, angst, verdriet. Verpleegkundige interventies: De geconsulteerde verpleegkundigen geven aan dit probleem wel te kennen. Doch ziet men dit vaak aan als een verwarde patiënt of legt men meteen de link naar hersenmetaseringen. Men probeert tijd en geduld te hebben om aan de wensen van de patiënt te voldoen. Het gebeurt soms wel eens dat de patiënt door een prikkeling van zijn zintuigen agressief wordt en dat de patiënt daarom gefixeerd wordt. Vaak is dit het gevolg van tijdsgebrek om de frustraties te temperen. Soms wordt ook het omgekeerde waargenomen. Wanneer verwarde patiënten niet meer gefixeerd zijn worden ze rustiger en kunnen ze beter met stress en frustraties omgaan. Een verstoring van het denkproces kan ook wel ontstaan bij patiënten die op een éénpersoonskamer verblijven. Ze liggen enkel tussen de vier muren, hebben weinig sociale contacten met medepatiënten. Ze zijn vaak bedgebonden waardoor de frustraties, de angst en de vrees toenemen.
3.4
Verpleegdiagnose depressie
Men spreekt van een depressie als je nergens meer plezier in hebt en/of steeds maar door somberheid geplaagd blijft (Carpenito, p. 559). (Bijlage 4) Patiënten die pas de diagnose van longkanker te horen krijgen kunnen wel eens heel neerslachtig worden. Alle psychische symptomen kunnen wel eens lijden tot een depressie. Bij een depressie denken we meestal aan gevoelens van neerslachtigheid, verdriet en ongelukkig zijn. Soms zijn die gevoelens zo sterk dat ze een normaal leven onmogelijk maken. Deze gemoedstoestand is dan ook een belangrijk kenmerk van een depressie, maar er zijn nog veel meer symptomen zoals: gebrek aan eetlust, slapeloosheid, vermoeidheid, concentratieproblemen, lage zelfdunk en gevoelens van hopeloosheid. De sterkte van deze gevoelens bepaalt de ernst van de depressie. Vooral depressie en angst hangen nauw samen. Het is daarom belangrijk eerst de angstgevoelens aan te pakken vooraleer de depressie behandeld wordt.
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
13
Verpleegkundige interventies: Depressief gedrag komt vaak voor bij longkankerpatiënten. Ze zijn meestal het gevolg van neerslachtigheid en angst. Verpleegkundigen proberen dit op allerlei manieren aan te pakken. Ze stimuleren de patiënt tot gesprekken en uitingen van gevoelens. Aan de hand van gesprekken worden de interesses van de patiënt achterhaald en er wordt hierop ingespeeld. Eén verpleegkundige vertelt dat er een patiënt op de afdeling verbleef die een sterke interesse had in wielrennen. De patiënt wordt aangespoord om de TV op te zetten gezien er een wielerwedstrijd is. Tussendoor springt ze even binnen om te peilen hoe de stand is in de wedstrijd. De patiënt fleurt op. Een gelijkaardig verhaal. Een patiënt is pas opgenomen en heeft geen TV kunnen kijken door zijn spoedopname. Er is een belangrijke voetbalmatch geweest. Uit interesse van de patiënt zoekt de verpleegkundige de voetbalresultaten op. Blijkt dat de favoriete ploeg gewonnen heeft. De verpleegkundige laat de patiënt nog even over zijn hobby praten waardoor zijn gemoed verbetert.
3.5
Verpleegdiagnose dyspnoe
Dyspnoe (= kortademigheid, is niet gelijk aan benauwdheid) is een onaangename subjectieve gewaarwording meer te moeten ademen en/of meer moeite te hebben met ademen. (Bijlage 5) Dyspnoe of kortademigheid treedt vooral op bij inspanning. Samengaand kan er ook sprake zijn van paniek, een verstikkingsgevoel, angst, onzekerheid. Angst is heel nauw verbonden met dyspnoe. Dit resulteert zich in toegenomen spierspanning wat op zich dan weer voldoende is om de zuurstofnood van het lichaam te verhogen. De helft van de patiënten die longkanker hebben vertoont klachten van dyspnoe. We kunnen aan de ene kant dyspnoe definiëren als een subjectief gevoel van moeilijk ademen. De kortademigheid kan enkel door de patiënt zelf volledig begrepen worden. Aan de andere kant tonen een aantal onderzoeken dat dyspnoe als symptoom de weerslag kan zijn van een en beeld van pathofysiologische en psychologische factoren. De oorzaak van de dyspnoe bij een longtumor kan door verschillende manieren ontstaan (12): • Het longparenchym kan aangetast worden met doorgroei van tumorcellen; • De mucusproductie kan sterk toenemen; • De luchtstroom in en uit de longen wordt geblokkeerd door de tumor en veroorzaakt zo een mechanische obstructie van de bronchi of de trachea; • De longoppervlakte is sterk afgenomen als gevolg van een pleura-uitstorting; • De zuurstofperfusie daalt tengevolge van hypoxemie en vasculaire vernauwing. Onderzoek wijst uit dat ongeveer 70% van de kankerpatiënten te maken heeft met dyspnoe (31, 32) .
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
14
Verpleegkundige interventies: Naast hoesten is dyspnoe ook één van de meest voorkomende problemen bij de diagnosestelling van longkanker. Naast de medische handeling speelt volgens de verpleegkundigen een goede houding van groot belang. De meest comfortabele houding is rechtzittend. Doch is dit voor niet alle patiënten mogelijk. Wanneer een patiënt een huidbeschadiging heeft op de stuit is het niet evident en aan te raden de patiënt altijd een rechtzittende houding te geven. Dan geeft men vaak de voorkeur aan de kant van de niet aangetast long. Een beperking van de activiteiten is voor de verpleegkundige ook belangrijk om de dyspnoe te doen afnemen. Men probeert oog te hebben om vermoeiende onderzoeken over een hele dag te verspreiden. Rokende patiënten zijn soms moeilijker te benaderen. Gezien ze vaak de raad van de experten in de wind slaan. De verpleegkundige probeert de patiënt wel zoveel mogelijk te stimuleren om zijn fluimen op te hoesten. De zorg wordt volledig aanpast aan de al dan niet toegenomen ademnood van de patiënt. Zo voorkomt men overbodige belastingen in de zorg, door de zorg zelf over te nemen. Daardoor heeft de patiënt voldoende tijd, ruimte en lucht. Extra toezicht tussendoor heeft volgens deze expert ook een ondersteunend gevoel bij de familie en bij de patiënt.
3.6
Verpleegdiagnose kans op eenzaamheid
Dit wordt omschreven als een verhoogde kans dat verlangen naar of behoefte aan contact met anderen gepaard gaat met een gevoel van onbehagen (Carpenito, p. 109). (Bijlage 6) Bij longkankerpatiënten wordt vaak opgemerkt dat er een kans bestaat op eenzaamheid. Hun slopende ziekte is voor de patiënt vaak een belemmering om naar sociale gebeurtenissen te gaan. Ze vrezen ervoor om afgewezen te worden omwille van hun ziekte. Mede door hun angst en boosheid, sluiten ze zich af van de buitenwereld en de anderen. Doordat hun diagnose vaak onvoldoende voorbereid naar voren wordt gebracht sluiten ze zich af. De eenzaamheid kan mede ontstaan door langere ziekenhuisopnames, afzondering in éénpersoonskamers, ... Verpleegkundige interventies: Er wordt aangegeven dat een risico op eenzaamheid vooral opgemerkt wordt bij patiënten die op een éénpersoonskamer verblijven. Vaak verblijven ze op deze kamer zodoende ze voldoende rust zouden hebben. Gezien de éénpersoonskamers verder afgelegen van de andere kamers zijn, is men vaak minder geneigd zomaar langs te gaan voor een gesprekje. De nachtverpleegkundigen merken ook op dat patiënten soms minder geneigd zijn om te spreken met hen. De reden hiervoor zien ze omdat ze de kamer minder vaak betreden. De geconsulteerde verpleegkundigen zien “in het belang van de patiënt” liever dat hij op een éénpersoonskamer verblijft, doch verhoogt deze de kans op eenzaamheid. Anderzijds kan het voorvallen dat de familie-
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
15
banden scherper worden gedurende de diagnosestelling en de opname in het ziekenhuis. Vele patiënten krijgen daardoor de kans niet om eenzaam te worden. De eenzaamheid kan ook wel gereduceerd worden door de familie bij de patiënt te laten slapen. Praktisch is dit niet altijd mogelijk, maar indien nodig wordt hier wel een oplossing voor gezocht. Een extra bed of relaxzetel in een kamer plaatsen. Een dagzaal gebruiken voor de inslapende familie. Hier kan ook bewust gekozen worden om de patiënten te verhuizen van een gemeenschappelijke kamer naar een éénpersoonskamer. Zodoende kan de familie meer bij de patiënt aanwezig zijn zonder medepatiënten te storen.
3.7
Verpleegdiagnose (kans op) geestelijke nood
Geestelijke nood wordt gedefinieerd als een (kans op) ontwrichting van waarden en/of geloofsovertuiging (Carpenito, p. 123). (Bijlage 7) Men ziet deze diagnose minder vaak aan bod komen bij longkankerpatiënten. Door hun terminale ziekte en hun pijn stelt de patiënt zich soms toch wel vragen. Deze vragen gaan meestal over de zin van het leven, het sterven en het lijden. Hij uit zijn geloofsovertuiging door te bidden. Sommige patiënten verwoorden ook dat hun leven geen zin meer heeft. Dit fenomeen hangt vaak samen met depressie, angst, vrees en onzekerheid. Dit kan ook ontstaan door de verbreking van de privacy, het bedgebonden zijn enzovoort. Verpleegkundige interventies: Dit probleem wordt minder vaak waargenomen bij de patiënt. Doch vooral bij oudere patiënten merken ze de geestelijke nood. Vaak schakelen ze dan iemand van de pastorale dienst in die niet alleen de geestelijke nood probeert aan te pakken maar ook tijd maakt voor een gesprek. Het inschakelen van de pastorale dienst is vaak om een eigen angst of kennistekort van de verpleegkundige te onderdrukken.
3.8
Verpleegdiagnose gewichtsverlies
Men omschrijft gewichtsverlies als volgt: wanneer u niet voldoende eet of wanneer uw lichaam een verhoogde voedingsbehoefte heeft door bijvoorbeeld ziekte of een operatie, kan het zijn dat u gewicht verliest. Voor de mensen die willen afvallen is op een verantwoorde manier minder eten geen probleem. Maar wanneer u niet wilt afvallen en dat door omstandigheden toch doet, spreken we van ongewenst gewichtsverlies. (Bijlage 8) Dit verschijnsel is geen regel. Vooral bij meer goedaardig plaveiselcelcarcinoom bij oudere mannen treedt geen vermagering op (9, 33). Bij gewichtsverlies gaat het om een ontoereikende
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
16
voedselinname, minder dan aanbevolen dagelijkse hoeveelheid, met of zonder gewichtsverlies. Het gewicht is 10 tot 20% onder het ideale gewicht dat hoort bij lengte en lichaamsbouw. De huidplooien van de triceps, de omtrek van de bovenarm en de omtrek van de bovenarmspieren zijn minder dan 60% van de standaard. Gewichtsverlies kan eveneens gepaard gaan met spierzwakte, (pijn)gevoeligheid, snelle irritatie, verwardheid, moeheid, prikkelbaarheid, verlaagd serumalbumine, verlaagd transferrine en verminderde eetlust. De vermagering bij longkanker kan verschillende oorzaken hebben: • lokalisatie van de tumor, vb. metasering van de slokdarm die een obstakel vormt voor de passage van voeding ; • verandering in de stofwisseling, vb. ongewenste vermagering ; • vermoeidheid veroorzaakt door de ziekte. Belangrijk is te weten dat voeding geen therapie of behandeling is van de longkanker, maar het is wel een ondersteunende behandeling. Verpleegkundige interventies: Tijdens de verschillende stadia van longkanker is er meestal sprake van veel gewichtsverlies. Naast dyspnoe, hoesten en haemoptoe is het één van de eerste tekenen dat er iets mis is. Hoewel de verpleegkundigen de patiënten stimuleren tot voedselopname worden de vele inspanningen meestal niet beloond. Het gewichtsverlies is het gevolg van ondervoeding en vaak ook een aantasting van het mondslijmvlies. Vooraleer men gewichtsverlies wil aanpakken moet men eerst de ondervoeding samen met de aantasting van het mondslijmvlies aanpakken. De verpleegkundige probeert zo nodig hulp aan de patiënt te bieden tijdens de inname van de voeding. Als er verpleegkundige stagairs aanwezig zijn, wordt deze taak vaak door hen overgenomen, waardoor de verpleegkundige niet altijd een duidelijk overzicht heeft over de voedselinname. Sommige verpleegkundigen nemen het initiatief om de patiënt te wegen, al bij de opname en dan nogmaals tijdens het verdere verblijf in het ziekenhuis. Er worden ook wel een aantal voedingssuplementen aangeboden, maar vaak valt het op dat de patiënt dit niet lust. Bij het verblijf van de patiënt op een meerpersoonskamer zijn er veel storende factoren voor een gezonde eetlust. Factoren zoals geur, verbaal storende medepatiënten, met open mond kauwen of andere storende geluiden tijdens de maaltijd. De patiënt wil zijn gewichtsverlies ook camoufleren door loszittende kledij aan te trekken.
3.9
Verpleegdiagnose ontregeld gezinsfunctioneren
Hieronder wordt verstaan dat door een stressfactor er een risico op verstoring is van het gewoonlijk effectieve functioneren in het gezin (Carpenito, p. 124). (Bijlage 9) Als hoofd van het gezin kan een ziekenhuisopname voor de longkankerpatiënt veel problemen
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
17
geven. Deze problemen doen zich voor als de patiënt bijvoorbeeld zou sterven. De rollenwerking zal beïnvloed worden waardoor deze weer kan samenhangen met ongerustheid, vrees, onzekerheid tenopzichte van de toekomst. Er kan ook een ontregeling zijn van het gezinsfunctioneren door een gesloten communicatie. Verpleegkundige interventies: Eén verpleegkundige vertelt me de situatie waarbij de man (de patiënt) er nooit was voor zijn vrouw, laat staan voor de kinderen. Door de situatie valt het gezin nu nog meer uiteen, gezien de kinderen weigeren op bezoek te komen. Er wordt hierop gereageerd door begripvol om te gaan met de situatie, zowel ten opzichte van de patiënt als de echtgenote. Een andere patiënt met hersenmetaseringen slingert van alles naar het hoofd van zijn familie en vooral stiefkinderen. Hij is achterdochtig en agressief. Wat eens zo een gelukkige familie leek, valt nu in duigen. De situatie wordt gerelativeerd door de familie de oorzaak van de patiënt zijn gedrag weer te geven. Doch is er pijn en verdriet bij de familie. De diagnose van longkanker kan enerzijds lijden tot een intense band met de partner en anderzijds tot een vervreemding van elkaar. De familie kan helend werken maar anderzijds kan er ook sprake zijn van stroefheid en onwennigheid. De opnameduur kan soms zo beperkt zijn dat er weinig contact is met de familie om een beeld te scheppen over het gezinsfunctioneren. Een andere reden is de inschakeling van de sociale of pastorale dienst. Daardoor gaat een deel van het volledige beeld over de patiënt verloren. Hoewel deze diensten een belangrijke schakel zijn in de zorg met longkankerpatiënten.
3.10 Verpleegdiagnose haemoptoë Haemoptoë wordt omschreven als het ophoesten van bloed. (Bijlage 10) Dit kan ontstaan door oppervlakkige sijpeling in de tumor en verschijnt meestal als een streepje bloed op de fluimen. In 20 tot 30% van de gevallen is dit een alarmteken. Wanneer een groter bloedvat door de tumor wordt aangevreten, kan de patiënt zuiver bloed met klonters ophoesten en ontstaat er een risico op asfyxie. Net als dyspnoe is haemoptoë een beangstigende waarneming. Bij ongeveer 24% van de patiënten met longkanker komt haemoptoë voor. De mortaliteit bij massale haemoptoë kan oplopen tot 75%. Door de haemoptoë kan de patiënt zeer angstig zijn, onzeker en bang voor de prognose. Het kan ook zorgen voor een verstoring van het lichaamsbeeld (31). Verpleegkundige interventies: Dit probleem wordt in vele gevallen vastgesteld bij de diagnosestelling van longkanker. Het kan voor de patiënt zeer angstig zijn als dit probleem zich voordoet. De verpleegkundige neemt
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
18
zelf een rustige houding aan. Er wordt tijd gemaakt voor de patiënt, er worden zakdoekjes en een afvalzakje aangeboden. De patiënt krijgt uitleg over de oorzaak. Vooral de ademhaling van de patiënt wordt geobserveerd. Bij extreem veel bloedverlies wordt ook de huidskleur geobserveerd en worden de overige parameters zoals bloeddruk, saturatie en hartslag opgevolgd. In vele gevallen wordt de haemoptoë door de patiënten omschreven als misselijkheid en braken.
3.11 Verpleegdiagnose hopeloosheid Hopeloos betekent geen mogelijkheden zien om problemen op te lossen of verlangens te realiseren en zelf niet de energie kunnen opbrengen om doelen te stellen. (Carpentino, p. 147). (Bijlage 11) Bij het stellen van de diagnose van longkanker zal er in vele gevallen een gevoel van hopeloosheid ontstaan bij de patiënt. Hij zal in vele gevallen geen oplossing zien voor zijn probleem: longkanker. Vele patiënten zullen al de dood voor ogen zien, zonder te denken aan de mogelijke behandelingsmethoden. Men voelt zich verlaten of tekortgedaan. Deze gevoelens komen vaak naar boven in een periode van verzwakking, langdurige pijn of ongemakken. Hopeloosheid gaat in de meeste gevallen gepaard met angst, verdriet en vermoeidheid. Verpleegkundige interventies: Sommige patiënten voelen zich zodanig hopeloos, dat ze hun probleem proberen te verdringen. Ze minimaliseren als het ware hun klachten. De aanwezigheid van hopeloosheid is afhankelijk van de manier van communiceren bij de patiënt. Wanneer je een patiënt hebt die open communiceert dan zal er minder sprake zijn van hopeloosheid. Door te praten met de patiënt worden zijn mogelijkheden bekeken. Soms kan de hopeloosheid afnemen wanneer de patiënt eindelijk weer sterk genoeg is om zichzelf te wassen. Het bezoek van kinderen of kleinkinderen kan de hopeloosheid ook doen verminderen. In sommige gevallen hebben de experts het gevoel het probleem van de hopeloosheid niet te kunnen oplossen -ondanks hun inspanningen-. Sommige patiënten willen de waarheid niet onder ogen zien. Recent was er een patiënt die al in een verder stadium van longkanker verkeerde maar toch hopeloos was. Hij wou de waarheid niet onder ogen zien. Hij zei: “‘t is niet omdat je kanker hebt, dat je doodgaat! Ik wil een tweede opinie.” Een andere verpleegkundige vertelt me dat een patiënt zich na een minder goede periode weer wat beter voelt. Hij hoopt dat hij aan het genezen is en dat de kanker niet meer terugkomt.
3.12 Verpleegdiagnose hoesten Hoesten is een normale afweerreactie van de luchtwegen op allerlei prikkels die zogenaamde hoestreceptoren stimuleren. (Bijlage 12)
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
19
Hoest is vaak het eerste teken van een kwaadaardige ziekte (31). Bij een bronchuscarcinoom is er sprake van een prikkelhoest of een productieve hoest. Deze is vaak droog -geen sputum- met echte hoestbuien. Er kan echter ook sprake zijn van een productieve hoest met haemoptoë. Bij 60 tot 70% van de patiënt komt dit symptoom voor bij de diagnosestelling(30). De hoest gaat vaak gepaard met dyspnoe, thoracale pijn of haemoptoë. Deze combinatie van symptomen kan heel beangstigend zijn. Verpleegkundige interventies: Veelal gaat voor de diagnosestelling bij de verpleegkundigen al een lichtje branden als een patiënt hoestproblemen heeft. Ze zorgen ervoor dat de patiënt tijdens zijn hoestbuien een rustige houding aanneemt. Wanneer hij ter hoogte van de borstkas pijn heeft bij het hoesten, krijgt de patiënt de tip tijdens de hoestbui de borstkas met hun handen te ondersteunen, waardoor de pijn afneemt. Zo nodig wordt de keelholte geaspireerd. Bij zeer bewuste patiënten is dit niet zo evident. Er wordt dan eerder gekozen om het ophoesten van de fluimen aan te leren door een kinesist. Men voorziet zakdoekjes en een zakje bij productieve hoest. Bij droge lucht wordt de kamer wel eens bevochtigd met een luchtbevochtiger. De patiënt wordt ook gestimuleerd om regelmatig te drinken. Rokers worden aangemoedigd om niet te gaan roken en zo een prikkelende factor te voorkomen. Wanneer ze echter opstandig zijn, gebeurt het veelal dat patiënt toch niet luistert naar het advies en toch gaat roken.
3.13 Verpleegdiagnose inactiviteitsyndroom Dit betekent de lichamelijke achteruitgang of veranderd functioneren bij een voorgeschreven of onvermijdelijke inactiviteit van de skeletspieren (Carpenito, p. 155). (Bijlage 13) Bij longkanker kan het in alle stadia voorkomen dat er een toename is van verschillende symptomen die er toe leiden dat de patiënt bedgebonden is. Hierbij denken we aan een opstoot van dyspnoe en vermoeidheid. Door hun toestand van bedgebondenheid is er kans op huidbeschadigingen, obstipatie, infectie, een verminderde doorbloeding, verstoring van het lichaamsbeeld, enzovoort. De oorzaak kan ook liggen in het depressieve beeld die sommige patiënten ontwikkelen. Verpleegkundige interventies: Een inactiviteitsyndroom is een vicieuze cirkel. Vaak door de dyspnoe en de vermoeidheid kan de patiënt het bed niet uit. Door de vele rust verliest hij zijn interesse in zaken en groeit er vereenzaming en hopeloosheid. Door het ontstaan van deze problemen wordt het inactiviteitsyndroom nog verhoogd. Verpleegkundigen proberen deze problematiek op verschillende manieren op te lossen. Ze stimuleren de patiënt om zichzelf te verzorgen. Ze praten in op de
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
20
patiënt om even uit het bed te komen na de verzorging, om het bed makkelijker op te maken. Intussen zit de patiënt op en voelt hij dat het wel beter is zo. De wisselligging gebeurt op de afdeling overdag elke twee uur door de meeste verpleegkundigen. Terwijl nacht verpleegkundigen de patiënt elke vier uur wisselligging geven. Men merkt op dat de patiënt niet betrokken wordt bij het opstellen van een schema voor de dagelijkse gang van zaken. Ook beslissingen vallen vaak niet door de patiënt. Men probeert wel de sociale contacten te stimuleren. Dit kan door de patiënt in de rolstoel te plaatsen en er een wandeling mee te maken doorheen de gang.
3.14 Verpleegdiagnose risico op infectie Dit wordt beschreven als een verhoogde kans op het binnendringen van opportunistische micro-organismen van endogene of exogene oorsprong (Carpenito, p. 158). (Bijlage 14) De toestand van de patiënt met longkanker zorgt ervoor dat hij vaak een verminderde weerstand heeft. Hierdoor stijgt de kans op een infectie. Het verzwakte afweersysteem kan ook het gevolg zijn van één van de behandelingen van longkanker. Naast zijn aandoening zijn er nog factoren die infecties in de hand werken. Zo is er de langdurige ziekenhuisopname, stress, ondervoeding, enzovoort. Verpleegkundige interventies: Sommige longkankerpatiënten krijgen wel eens een pneumonie als complicatie. Ze stellen zich de vraag of deze het gevolg is van hun ziekte of een infectie opgelopen door medepatiënten. Er wordt alleszins zo aseptisch mogelijk gewerkt door de verpleegkundigen. Indien ze dit nodig achten verhuizen ze de patiënt omwille van medische redenen van een gemeenschappelijke kamer naar een eenpersoonskamer. Aan een gevarieerde voeding met de nodige voedingsstoffen worden minder vaak aandacht geschonken. Hoewel sommige verpleegkundige in dat geval bijvoeding bestellen.
3.15 Verpleegdiagnose beperkte inspanningstolerantie Deze wordt gedefinieerd als volgt: een afgenomen fysiologische capaciteit om inspanning van een vereist of gewenst niveau vol te houden (Carpenito, p. 164). (Bijlage 15) Bij longkankerpatiënten kunnen verschillende symptomen er voor zorgen dat er een beperkte inspanningstolerantie is. Door de dyspnoe die veelal voorkomt naast de zwakte en vermoeidheid. De patiënt zal zich bij inspanning vaak duizelig voelen. De oorzaak kan ook te vinden zijn in ondervoeding en verzwakking. De situatie wordt erger wanneer er een verslechterde
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
21
conditie is als gevolg van bedrust. Dit kan zich eveneens manifesteren tengevolge van de depressie, angst, lusteloosheid of door de pijn. Verpleegkundige interventies: De energie van de patiënt wordt gespaard door het toedienen van een bedbad. Daardoor heeft de patiënt weer meer energie om op te zitten, rond te wandelen, enzovoort. De buikademhaling wordt meer toegepast door kinesisten en niet door de verpleegkundigen. De patiënt wordt gestimuleerd tot dagelijkse bewegingen. Wanneer de verzorging teveel inspanning vereist, wordt de zorg door de verpleegkundigen overgenomen. Men probeert rustpauzes in te lassen tijdens de verzorging.
3.16 Verpleegdiagnose kennistekort Dit betekent onvoldoende kennis of psychomotorische vaardigheden in verband met de gezondheidstoestand of het behandelingsplan (Carpenito, p. 171). (Bijlage 16) Kennistekort leidt tot meerdere diagnosen. Door kennistekort zal er angst ontstaan, vrees, onzekerheid, beslissingsmoeilijkheden en depressief gedrag. Het is daarom van uiterst belang bij de longkankerpatiënt alle informatie mede te delen. Het zal heel wat psychologisch problemen wegnemen. Verpleegkundige interventies: Doordat patiënten vaak door anderen mensen worden afgehaald voor onderzoeken, zijn de verpleegkundigen vaak niet op de hoogte dat de patiënt weg is. Daardoor is het moeilijk, informatie te geven betreffende de onderzoeken. De controlegroep is nooit aanwezig bij een slecht-nieuwsgesprek. Vaak weten zij niet welke informatie de arts gaf aan de patiënt. Het is meestal enkel de hoofdverpleegkundige die door de arts op de hoogte gebracht wordt van het slecht-nieuwsgesprek. Daardoor is het moeilijk om te weten welke informatie je wel en niet kan weergeven. Doch valt het ook op dat de arts vaak een tweede gesprek voert betreffende het slecht-nieuwsgesprek. Hij herhaalt de informatie die hij voordien ook al gaf. Na het slecht-nieuwsgesprek wordt wel even gepeild bij de patiënt en zijn familie welke informatie er begrepen is en welke niet. Zo nodig wordt de informatie verduidelijkt. Men merkt ook op dat het kennistekort vaak ontstaat door ontkenning van de situatie, het willen wegvluchten van problemen. Door de onzekerheid. De bevraagde verpleegkundige heeft een ondersteunende rol, zonder een echte betrokkenheid bij de mededeling van het slecht nieuws. Ze gaat na wat de patiënt zelf begrepen heeft en daarna verduidelijkt de niet begrepen informatie aan de patiënt. Voor elke patiënt is dit weer anders afhankelijk in welke fase van aanvaarding hij verkeerd. Soms wordt er te laat overgegaan naar een “comfortabele” palliatieve behandeling. Vaak
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
22
schuilt dit in een kennistekort van de patiënt. Deze is onvoldoende vertrouwd met palliatieve zorgverlening en staat hier niet altijd voor open. In sommige gevallen is het echter zo dat de patiënt de waarheid niet onder ogen durft te zien. Al is dit niet altijd het geval, soms is er echt wel sprake van kennistekort. Volgens sommige patiënten is een pneumonie hetzelfde als longkanker. Het kennistekort kan ook het gevolg zijn van een verschil in het opleidingsniveau van de patiënt. Een beter geïnformeerde patiënt zal beter zijn prognose begrijpen en beter bijkomend slechts nieuws kunnen aanvaarden. Het zelfbeeld bij deze patiënt is beter waardoor deze als “aangenamer” ervaren wordt. De taak om het kennistekort op te vangen ligt voor een groot stuk in de handen van de controlegroep. Het is belangrijk om regelmatig nog eens de informatie te herhalen of te verwoorden. Soms is het nodig bepaalde zaken te corrigeren en te verduidelijken. Er is niet alleen sprake van een kennistekort bij de patiënt en zijn partner, maar ook bij de kinderen. Meestal worden die wel eens vergeten bij de diagnosestelling. Vaak wordt alleen de partner betrokken.
3.11 Verpleegdiagnose machteloosheid Machteloosheid wordt gedefinieerd als volgt: geen of onvoldoende controle hebben over gebeurtenissen en omstandigheden waarbij vooruitzichten, doelen en levensstijl worden beïnvloed (Carpenito, p. 186). (Bijlage 17) De patiënt zou er als het ware alles voor over hebben om zijn ziekte ongedaan te maken. Terwijl hij zich anderzijds machteloos voelt om zijn familie te troosten en op te vangen. Machteloosheid gaat vaak gepaard met apathie, woede, gewelddadig gedrag, angst, zich ongemakkelijk voelen, gelatenheid, afreageren, depressie en passiviteit. De machteloosheid kan ontstaan ten opzichte van: de fysieke kracht en reserve, de psychologische weerstand, de sociale ondersteuning, een positief zelfbeeld en waardering, energie, kennis, motivatie, waarden en geloofssysteem. De machteloosheid kan bij longkanker ontstaan door het waargenomen verlies van controle ten gevolge van de onzekerheid over prognose en het resultaat van de kanker behandeling.De longkankerpatiënt voelt zich machteloos ten opzichte van zijn familie en omgeving. Hij gaat sterven en zij blijven achter met al hun verdriet. Verpleegkundige interventies: Machteloosheid is één van de meest genoemde verpleegdiagnoses bij de controlegroep. Meestal uit dit zich in verdriet en waarom vragen. Er wordt naar de patiënt geluisterd en er wordt naar oplossingen gezocht. Hoewel oplossingen niet altijd mogelijk zijn. Eén expert zei: “Soms is stilte ook een antwoord”. Vaak gaat men op momenten als deze ook de toestand verbloemen. Met de bedoeling de patiënt meer zelfvertrouwen te bieden, opdat hij zich beter in zijn vel zou voelen. De verpleegkundigen voelen zich zelf ook wel eens machteloos ten opzichte van de patiënt en zijn familie. De experten vinden het belangrijk om onderling ook te kunnen
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
23
overleggen over hun gevoelens en emoties. Vanuit de groep voelt men aan dat dit onvoldoende gebeurt. De machteloosheid uit zich vooral bij jongere, depressieve of opstandige patiënten.
3.18 Verpleegdiagnose incontinentie Dit wordt beschreven als het onwillekeurige urineverlies zonder aandrang, een urinelozing of volle blaas te voelen (Carpenito, p. 202). (Bijlage 18) In de palliatieve fase van longkanker gebeurt het wel dat de patiënt last krijgt van incontinentie. Hierbij zijn meerdere factoren oorzaak. Er kan een aantasting zijn van de blaas of spieren maar het kan ook het gevolg zijn van een algemene achteruitgang. De patiënt kan door dyspnoe of vermoeidheid bedgebonden zijn waardoor hij pas te laat het toilet kan bereiken. Incontinentie gaat gepaard met schaamte en kan ook leiden tot depressie. De patiënt heeft het gevoel alle controle over het lichaam te verliezen. Verpleegkundige interventies: Vooral in het terminale stadium komt incontinentie op de voorgrond. Het is in deze fase vaak zeer confronterend voor de patiënt, maar soms nog meer voor zijn familie. De schaamte uit zich bij de patiënt en in vele gevallen probeert hij dit te verstoppen of te relativeren. In eerste plaats wordt gezorgd voor een voldoende vochtopname. De patiënt wordt gestimuleerd om regelmatig naar het toilet te gaan al dan niet met hulp. Wanneer er te frequent ‘ongelukjes’ gebeuren wordt gezocht naar oplossingen zoals incontinentiemateriaal. Sommige patiënten zullen zich een stuk veiliger voelen door het gebruik ervan. Het bijhouden van een vochtbalans gebeurt bijna nooit bij longkankerpatiënten.
3.19 Verpleegdiagnose verminderde mobiliteit Deze diagnose wordt beschreven als een beperking in de bewegingsmogelijkheden, zonder immobiel te zijn (Carpenito, p. 209). (Bijlage 19) Het is vaak zo door een opstoot van symptomen of algemene achteruitgang van de toestand dat de patiënt bed- of zetelgebonden wordt. Door zijn dyspnoe kan hij minder inspanning leveren, dus zich ook onvoldoende verplaatsen. Vermoeidheid is ook een grote oorzaak hiervan. De patiënt bezit minder kracht en uithoudingsvermogen ten gevolge van zijn aandoening. De verminderde mobiliteit kan ook het gevolg zijn van aanhoudende pijn.
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
24
Verpleegkundige interventies: In combinatie met dyspnoe en vermoeidheid is er vaak sprake van een verminderde mobiliteit. Het stimuleren van de patiënt vinden de verpleegkundigen niet altijd makkelijk. De patiënt moet echt veel inspanning leveren om zich te verplaatsen. Door zijn aandoening is er soms medelijden om de patiënt dan toch niet te forceren. Er komen ook wel reacties van de familie of naaste omgeving van de patiënt. Ze vinden dat de verpleegkundigen de patiënt dan teveel willen forceren door hem in de zetel te plaatsen. Ze willen hun familielid rust gunnen want de patiënt verblijft tenslotte in het ziekenhuis omdat hij ziek is. Op dergelijke momenten vind de controlegroep het moeilijk hierop in te gaan.
3.20 Verpleegdiagnose obstipatie Obstipatie wordt gedefinieerd als een ophoping van faeces in de dikke darm die een infrequente (twee keer per week of minder) defeacatie en harde, droge ontlasting tot gevolg heeft (Carpenito, p. 221). (Bijlage 20) Bij longkankerpatiënten is er vaak sprake van obstipatie. De oorzaken hiervoor liggen nogal uiteen. Obstipatie kan het gevolg zijn van de behandelingen van de longkanker. Maar anderzijds kunnen ze ook het gevolg zijn van verminderde activiteit, onvoldoende vochtopname, een slecht voedingspatroon, depressie, bijwerkingen van medicatie, stress, enzovoort. Obstipatie kan ook het gevolg zijn van onvoldoende toiletbezoek, gebrek aan privacy, enzovoort. Verpleegkundige interventies: Meestal ontstaat obstipatie tengevolge van de onvoldoende beweging en de behandeling. Ze stimuleren de patiënt om veel te drinken, veel fruit en groenten te eten. Daarnaast stimuleren ze de patiënt om zoveel mogelijk beweging te nemen.
3.21 Verpleegdiagnose ondervoeding Ondervoeding wordt omschreven als een feitelijke of dreigende, voor het metabolisme niettoereikende inname van voedingsstoffen of inadequate omzetting van voedingsstoffen met of zonder gewichtsverlies, bij een persoon die niet nuchter hoeft te zijn (Carpenito, p. 228). (Bijlage 21) De ondervoeding bij de longkankerpatiënt kan verschillende oorzaken hebben. De patiënt kan bedlegerig zijn waardoor hij onvoldoende honger heeft en zijn maaltijden ook niet makkelijk verteren. Anderzijds kan obstipatie het gevolg zijn van onvoldoende voedingsopname.
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
25
De ondervoeding kan ook het gevolg zijn van depressie, angst, verstoring van het zelfbeeld, enzovoort. Fysische symptomen kunnen ook de oorzaak zijn, we denken hierbij aan dyspnoe of haemoptoë. Bij dyspnoe kan het zijn dat de patiënt onvoldoende kan ademen waardoor hij tijdens de maaltijd het nog moeilijker krijgt. Bij haemoptoë kan er de angst zijn dat een voedselopname opnieuw zou leiden tot haemoptoë. Een andere oorzaak kan de behandeling zijn. Denken we hierbij aan de bijwerkingen van chemotherapie of radiotherapie. Verpleegkundige interventies: Vooral in het terminale stadium is er sprake van ondervoeding. De meeste patiënten weigeren wel eens maaltijden of eten slechts heel weinig. Het is moeilijk de patiënten te stimuleren om te eten. Naast de gebruikte technieken zoals in de literatuur beschreven, is het soms nog niet mogelijk de patiënt te stimuleren tot voedselopname. Soms wordt er dan wel eens tijdelijk of aanvullend overgeschakeld naar parenterale voeding of energierijke drankjes.
3.22 Verpleegdiagnose pijn Pijn wordt omschreven als volgt: “het is een onplezierige, sensorische en emotionele ervaring gerelateerd aan een feitelijke of mogelijke weefselbeschadiging, of beschreven in termen van weefselbeschadiging. Pijn is altijd subjectief ” (IASP: international Association for the Study of Pain). (Bijlage 22) Van alle kankerpatiënten zijn er 65 tot 85% die geconfronteerd worden met pijn. Bij longkanker zal er vooral sprake zijn van thoracale pijnklachten die ontstaan door een gevorderde tumorgroei of bij maligne infiltratie van mediastinale lymfeknopen. Hierdoor ontstaat er een druk op de zenuwen. We moeten een onderscheid maken in acute en chronische pijn. Het is belangrijk een onderscheid te maken naar de behandeling toe. Bij longkanker zal er vooral sprake zijn van chronische pijn. Door de pijn kunnen ook andere symptomen ontstaan zoals angst depressie, minder sociale contacten. Pijn kan er ook voor zorgen dat de patiënt minder gaat bewegen waardoor hij last krijgt van stijfheid. Ten gevolge van die stijfheid kan de patiënt geconfronteerd worden met obstipatie. Wanneer de pijn niet onder controle is kan deze ook leiden tot een moeilijke nachtrust en een verminderd eetpatroon (34). Verpleegkundige interventies: Er is enkel sprake van een subjectieve waarneming met betrekking tot pijn. Als de patiënt zegt pijn te hebben, zal hier voor zo nodig een pijnstiller toegediend worden op voorschrift. Er wordt weinig tot nooit gebruik gemaakt van pijnschalen. Naast pijnstilling gaat men ook andere interventies uitvoeren. Men zorgt voor een meer comfortabele houding die de pijn misschien kan wegnemen. Er wordt ook wel eens gebruik gemaakt van koude of warmte bron-
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
26
nen. Hieronder verstaan we ijszakken of warmtebronnen zoals kersenpitkussentjes of moltons. De draagkracht van de pijn bij terminale patiënten neemt meest toe. Door alle “miserie” heen zijn ze sterker geworden en is de pijngrens veel hoger. Het is vaak door de mimiek van de patiënten dat de pijn opgemerkt wordt. De familieleden komen ook de pijn melden, omdat sommige patiënten het niet durven zeggen aan de experten of ze de pijn verborgen houden. Het is daarom van groot belang de familie te betrekken. Zij kennen de patiënt beter dan wie ook en merken nog beter op als hij pijn heeft of andere klachten.
3.23 Verpleegdiagnose misselijkheid Misselijkheid wordt beschreven als een onaangenaam in golven opkomend gevoel achter in de keel, in de bovenbuik of de gehele buik dat wel of niet kan leiden tot braken (Carpenito, p. 249). (Bijlage 23) Bij vele longkankerpatiënten is er wel eens sprake van misselijkheid. Dit kan zowel ten gevolge van de aandoening en zijn uitzaaiingen, alsook ten gevolge van de behandeling. Vooral door chemotherapie en radiotherapie kan er sprake zijn van misselijk met braken als gevolg. Verpleegkundige interventies: Misselijkheid komt vooral voor bij de behandeling met radio- en chemotherapie. Het komt ook in een later stadium van de ziekte voor. De behandeling bestaat meestal uit lichte voeding en drank. Ze vragen de patiënt ook recht te blijven zitten na de maaltijd en er worden hem nierbekkens aangeboden. Een aangename houding en een rustige patiënt doen ook wonderen.
3.24 Verpleegdiagnose rouw Rouw wordt gedefinieerd als een natuurlijke menselijke reactie van onder andere psychosociale en fysiologische aard op een feitelijk of vermeend verlies (Carpenito, p. 310). (Bijlage 24) De longkankerpatiënten die beseft dat zijn ziekte slecht zal aflopen kan in een fase van rouw zitten. Hij kan dit op verschillende manieren uiten. Hij kan in de fase van ontkenning verkeren, afzondering, depressie, woede, schuldgevoelens, vrees, afwijzing, hysterie, enzovoort. De patiënt beseft dat hij ten gevolge van zijn ziekte niet meer optimaal kan functioneren en hij kan zijn hoop verliezen.
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
27
Verpleegkundige interventies: Rouw wordt door iedere patiënt anders beleefd. Bij de ene patiënt is er sprake van ontkenning die dan plots overgaat in woede, terwijl een andere patiënt dan weer depressief is. De rouwfase is net als de aanpak verschillend per persoon. De verpleegkundige probeert aan te voelen hoe de patiënt zich voelt, wat hij weet en of hij wil praten. Een luisterend oor voor de patiënt en zijn familie is belangrijk. Nachtverpleegkundigen vinden dit moeilijker gezien ze slechts sporadisch contact hebben met de familie. Meestal is dit al in de terminale fase, wanneer de familie waakt bij de patiënt. Opvallend zijn twee verpleegkundigen die genoemd worden die blijkbaar een sterke ervaring hebben. De leeftijd van de verpleegkundigen verschilt nogal maar toch worden ze benoemd als specialisten in de begeleiding. Tijdens de rouwfase heb je soms geen vat meer op de patiënt. Dit ontstaat door de desoriëntatie die het gevolg kan zijn van de ziekenhuisopname of eventueel ten gevolge van metastasen. Voor sommige patiënten is het in de rouwfase van belang dat je hen de nodige rust gunt en hiervoor ook begrip toont.
3.25 Verpleegdiagnose veranderd seksueel functioneren Dit wordt omschreven als een veranderde seksuele gezondheid: het niet-geïntegreerd zijn van somatische, emotionele, intellectuele en sociale aspecten van de seksualiteit (Carpenito, p. 319). (Bijlage 25) Bij longkankerpatiënt is het vaak zo dat de dyspnoe en de vermoeidheid, de angst en een verstoring van het zelfbeeld zorgen voor een veranderd seksueel functioneren. De verandering van het seksuele vermogen kan ook ten gevolge van de medicatie of radiotherapie zijn. Door een langere ziekenhuisopname is er ook niet echt sprake van privacy. De pijn kan net als de vrees en de angst ook een invloed hebben. Verpleegkundige interventies: Dit onderwerp komt meestal niet aan bod of er wordt meestal ook niet op ingegaan. De patiënt durft hier meestal niet over praten en de verpleegkundige heeft geen aanzet tot het onderwerp. De meeste experten denken dat de patiënten wel op de hoogte zijn van een andere manier van seksbeleving. De experten vinden dat je vooral als nachtverpleegkundige na twee nachten, een onvoldoende vertrouwensrelatie ontwikkeld hebt met de patiënt om hierover een gesprek aan te knopen.
3.26 Verpleegdiagnose verstoorde slaap Een verstoorde slaap wordt omschreven als een verandering in de duur of kwaliteit van de
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
28
nachtrust die ongemak veroorzaakt of een belemmering vormt voor de gewenste manier van leven (Carpenito, p. 327). (Bijlage 26) Bij longkankerpatiënten zien we vaak dat ze een verstoord slaappatroon hebben. Tijdens de nacht denken ze na, zijn ze angstig, hebben ze vrees. Ze denken aan hun onzekerheden en liggen te piekeren. De verstoorde slaap kan ook ten gevolge van de dyspnoe zijn. Deze kan er voor zorgen dat de patiënt geen makkelijke houding kan aannemen om te slapen. De obstipatie kan ook een storende factor zijn, net als de pijn of eventueel een infuus. De omgeving kan ook een storende factor zijn. Luidruchtige medepatiënten, een andere omgeving, een ander bed, enzovoort (35, 36). Verpleegkundige interventies: Vooral nachtverpleegkundigen worden hiermee geconfronteerd. De oorzaak wordt vooral gezocht bij gevoelens van angst, onzekerheid en vrees. Een luisterend oor en tijd maken is van essentieel belang. Dit kan al genoeg zijn om te zorgen voor een goede nachtrust. Een andere oorzaak kan ook het storende gedrag van medepatiënten zijn. Daarom kan een éénpersoonskamer soms een ideale oplossing zijn. Anderzijds kan een éénpersoonskamer ook de angstgevoelens doen toenemen. Uiteindelijk is het individueel te bekijken wat in het beste belang van de patiënt is en wat zijn keuze is.
3.27 Verpleegdiagnose afwijkende lichaamstemperatuur Onder koorts wordt verstaan een verhoogd risico dat de lichaamstemperatuur niet binnen normale grenswaarden (36°C-37,5°C) blijft (Carpenito, p. 339). (Bijlage 27) Bij vele longkankerpatiënten is er sprake van recidiverende koortsaanvallen. Deze verlopen vaak als een griep of bronchitis. Deze koortsaanvallen duiden vaak op een ontsteking in een afgesloten ruimte (obstructie-infiltraat) dat zich achter de tumor ontwikkelt. Koorts zal vaak ook een gedaalde eetlust uitlokken, vermoeidheid, gebrek aan activiteit, pijn, concentratieverlies en zelfs verwardheid. Koorts kan ook gepaard gaan met een versnelde oppervlakkige ademhaling. Temperatuursveranderingen bezorgen de patiënt ongemak en gevoelens van onbehagen. Verpleegkundige interventies: Dit probleem stelt zich vaak bij de opname van longkankerpatiënten. De koorts wordt onderdrukt, door de patiënt minder goed toe te dekken en de verwarming lager te zetten. Bij hoge koorts proberen de verpleegkundigen de patiënt af te koelen door ijszakjes in de liesstreek te plaatsen die het ganse lichaam doen afkoelen. Eventueel dienen ze koude dranken en ijsjes toe.
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
29
Meestal worden er geen vochtbalansen bijgehouden bij koortsige patiënten. Hoewel er ventilators op de afdeling zijn denkt men er in de meeste gevallen niet aan deze bij koorts naast de patiënt -op zijn kamer- te plaatsen.
3.28 Verpleegdiagnose inadequate therapietrouw Hieronder wordt verstaan het niet strikt opvolgen van therapeutische aanbevelingen ondanks de bereidheid om te werken aan een overeengekomen behandeling (Carpenito, p. 347). (Bijlage 28) Het gebeurt wel eens dat longkankerpatiënten ten gevolge van hersenmetaseringen of uit angst woede of depressie zich niet aan hun therapie houden. Ze denken dat ze het zelf beter weten en achten een bepaalde behandeling niet nodig ondanks het feit dat ze toestemden. De oorzaak kan ook liggen in de bijwerkingen van bepaalde behandelingen. Denken we hierbij aan radiotherapie en chemotherapie. Het kan ook het gevolg zijn van aanhoudende vermoeidheid, verminderde concentratie of ten gevolge van metaseringen. Verpleegkundige interventies: Het is vaak in fasen van woede dat er sprake is van therapieontrouw. Patiënten met dyspnoe achten het niet meer nodig zuurstoftherapie te krijgen. Terwijl andere het niet nodig achten hun medicatie in te nemen gezien deze niet onmiddellijk werkt. De behandelingen worden ook wel eens geweigerd of gestopt door de patiënt wegens teveel bijwerkingen. De controlegroep probeert de oorzaak van de therapie ontrouwheid te achterhalen en hierop in te spelen door uit te leggen aan de patiënt wat het doel van de behandeling is. Veelal in fasen van woede valt er tijdelijk niet te onderhandelen. Indien de patiënt niet te overhalen is om de behandeling verder te zetten, wordt zijn keuze gerespecteerd. Een inadequate therapietrouw wordt vaak opgemerkt bij patiënten die onvoldoende geïnformeerd zijn over hun behandeling. Het informeren van de patiënt over zijn behandeling, handelingen of onderzoeken zijn daarom van essentieel belang.
3.29 Verpleegdiagnose vermoeidheid Vermoeidheid wordt omschreven als een sterk, aanhoudend gevoel van uitputting in samenhang met een verminderd vermogen om lichamelijke en mentale arbeid te verrichten en waarin door rust geen verbetering komt (Carpenito, p. 359). (Bijlage 29) Vermoeidheid is een subjectief gevoel die meestal ervaren wordt als een extreme vermoeidheid en uitputting van het hele lichaam en/of de psyche. Het is niet een vermoeidheid die toeslaat
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
30
bij activiteit of inspanning. Het is een gevoel van moeheid die een toestand van lange duur is. De vermoeidheid hangt vaak samen met verveling, gebrek aan motivatie en progressieve angst. De oorzaak van de vermoeidheid kan door fysiologische wijzigingen zijn ten gevolge van de ziekte. Elke cel in ons lichaam heeft een zuurstofbehoefte om te kunnen functioneren. Wanneer onze longen niet meer functioneren naar behoren ten gevolge van de longkanker zal de zuurstoftoevoer ook verminderen. Daardoor zal het hele lichaam aangetast worden en wordt dit ervaren als vermoeidheid. Er zijn enkele factoren die vermoeidheid beïnvloeden: ondervoeding, anemie, medicatie, mondslijmvlies defecten, huidafwijkingen. Er zal sprake zijn van vermoeidheid bij krachtsverlies, dyspnoe, tachycardie, gewichtsverlies, verstoorde bloedwaarden. Vermoeidheid kan ook ontstaan door een opéénstapeling van metabole afbraakproducten en verlies van spierproteïnes en de vermindering van de spiercontractibiliteit. Vermoeidheid wordt niet alleen gekenmerkt door een ongewone nood om te rusten, maar ook door andere dimensies. Deze zijn cognitieve dimensies -concentratiestoornissen, aandachtsmoeheid-, de affectieve dimensie -angst, somberheid-, de sociale dimensie -verandering van het rolpatroon-, gedragsdimensie -prestatiegericht gedrag-. De studie van Cella in 1995 beschrijft dat de vermoeidheid de meest gemelde klacht (73%) is, in vergelijking met pijn (60%), angst (59%) en nausea (30%) (37, 38). Verpleegkundige interventies: Vooral door de dagverpleegkundigen wordt dit probleem waargenomen. Ze krijgen de patiënt ‘s morgens soms moeilijk wakker en overdag na de verzorging zijn de patiënten vaak te uitgeput om dan in de zetel te zitten. Veelal lijkt de patiënt vermoeid door de onderzoeken, de angsten, de vrees, het nadenken over de onzekerheden. Men probeert hier op in te spelen door de patiënt eerst te wekken en pas na een kwartier te komen rechtzetten voor het ontbijt. Soms blijft de patiënt na de verzorging in bed en wordt hij na de middag pas in de zetel geplaatst. Door de nachtverpleegkundigen wordt opgemerkt dat de patiënten ‘s avonds bij het avondmaal nog koffie krijgen. Misschien moet deze wel vervangen worden. Een onrustige omgeving of storende medepatiënten werken de vermoeidheid ook in de hand en soms wordt er na overleg tussen de patiënt en de verpleegkundige gekozen om de patiënt te transfereren naar een rustiger kamer, vaak een éénpersoonskamer.
3.30 Verpleegdiagnose acute verwardheid Acute verwardheid wordt omschreven als het plotselinge optreden van fluctuerende verstoringen van bewustzijn, aandacht, waarneming, geheugen, oriëntatievermogen, denken, slaapwaakritme en psychomotorisch gedrag (Carpenito, p. 368). (Bijlage 30) Bij longkankerpatiënten kan er ten gevolge van de behandeling of metaseringen sprake zijn van acute verwardheid. Er kunnen ook ander redenen zijn voor het ontstaan. Zo kan er een
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
31
stoornis zijn in de elektrolytenhuishouding of door ondervoeding. De verwardheid kan ook ontstaan door een pneumonie die men als complicatie ontwikkeld. De verwardheid kan ook ontstaan ten gevolge van het toedienen van bepaalde geneesmiddelen. Verpleegkundige interventies: Vooral in de terminale fase van de ziekte komt acute verwardheid naar voren. Vaak is de verwardheid het gevolg van hersenmetaseringen of medicatie. De verwardheid komt vooral voor bij patiënten die in éénpersoonskamers verblijven. De verpleegkundigen verklaren dat angst vermoedelijk ook een grote factor is die het ontstaan van de verwardheid beïnvloed. Door een prikkelarme omgeving aan te bieden kan de verwardheid afnemen. Men kan ook de patiënt af leiden, door de radio of de TV aan te zetten. Soms gebeurt het ook dat de patiënt in een rolstoel geplaatst wordt en de experten even de gang doorwandelen of zelfs de patiënt voor het raam in de gang plaatsen waar hij veel beweging ziet. Er wordt gemerkt dat vele patiënten rustiger worden en minder verward door mensen bezig te zien met hun dagelijkse activiteiten. Soms kiezen de verpleegkundigen er in overleg voor, de patiënt te transfereren naar een gemeenschappelijke kamer, waar er afleiding is door de medepatiënten. Omgekeerd gebeurt ook wel eens, wanneer de patiënt een te storende factor is voor de medepatiënten. Hoewel de verpleegkundigen dan opmerken dat sommige patiënten nog verwarder worden en meer angstig. Sommige patiënten worden dan ook achterdochtig. Het is patiëntgebonden welke de beste oplossing is. In een eenpersoonskamer voelt de verpleegkundige zich soms meer genoodzaakt de patiënt te fixeren, waardoor de verwardheid nog groter wordt. Terwijl er in een meer persoonskamer soms nog het toezicht van medepatiënten is, waardoor ze de patiënt minder vlug fixeren.
3.31 Verpleegdiagnose vochttekort Vochttekort staat voor vasculaire, interstitiële of intracellulaire dehydratatie (Carpenito, p. 377). (Bijlage 31) Vochttekort is een probleem die zich kan voordoen vooral ten gevolge van ondervoeding. Daarnaast kan deze ook ontstaan door het braken als complicatie van behandelingen zoals chemotherapie of radiotherapie. Vochttekort kan op zich ook weer leiden tot acute verwardheid waardoor het als een vicieuze cirkel lijkt. Het vochttekort kan voorkomen door diarree, deze is op zijn beurt ook een gevolg van bovengenoemde behandelingen. Een verminderde vochtopname kan ook ontstaan door depressie, vermoeidheid, pijn, pijnlijke mond, enzovoort. Het vochttekort kan ook ten gevolge van een angstige patiënt zijn. Wanneer de patiënt incontinent is kan hij angst hebben voor veel urineverlies bij een verhoogde vochtopname. Wat op zich weer leidt tot een gevoel van schaamte.
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
32
Verpleegkundige interventies: Bij oudere longkankerpatiënten is er in de meeste gevallen sprake van vochttekort. Hun angst voor urineverlies is groot en van nature uit drinken de meeste oudere mensen niet veel. Het vochttekort wordt opgemerkt door een uitgedroogde huid die weinig elastisch is. De ene verpleegkundige zegt hier al meer oog voor te hebben dan een ander. Tijdens de aanwezigheid in de kamer wordt de patiënt gestimuleerd om telkens een glas te drinken, terwijl andere experts de familie aansporen de patiënt te stimuleren tot drinken tijdens hun aanwezigheid. Een wandeling met de patiënt en een bezoek aan de cafetaria kunnen ook veel goedmaken. Zo krijgt de patiënt niet het gevoel geforceerd te worden om iets te drinken, maar toch zal hij spontaan iets meedrinken met zijn familie.
3.32 Verpleegdiagnose vrees Vrees wordt omschreven als gevoelens van onbehagen als reactie op een aanwijsbare bron die als gevaarlijk wordt ervaren (Carpenito, p. 381). (Bijlage 32) Bij de longkankerpatiënt worden vaak gevoelens waargenomen van schrik, bezorgdheid en paniek ten opzichte van de diagnose en prognose. Men is bezorgd over zijn familie die na zijn dood achter blijft. Vrees wordt verbaal vaak geuit onder de vorm van agressie en huilen. De vermoeidheid kan ook toenemen en men kan trillen. Fysisch zal er sprake zijn van een verhoogde hartslag en bloeddruk. De kortademigheid kan bij de longkankerpatiënt ook gaan toenemen. De vrees kan er vooral zijn ten opzichte van de komende diagnose maar ook naar de behandeling toe. Verpleegkundige interventies: In de beginfase van de longkanker komt dit probleem meestal aan bod. De meeste vrees is er voor de diagnose en de prognose. Eenmaal men in een verder stadium van de ziekte zit, aanvaarden de meeste mensen hun aandoening en lot. Andere patiënten echter hebben een sterke vrees, angst voor de dood. Dit leidt vaak tot acute verwardheid. De controlegroep probeert hierop in te spelen door zelf rustig te blijven en een luisterend oor te bieden aan de patiënt. Bepaalde verpleegkundigen zijn hier gevoeliger voor en staan hier meer voor open als andere. Sommigen hebben een zekere vorm van angst en voelen zich niet comfortabel om over zaken als de dood te spreken. Andere vinden het wel belangrijk de familie te betrekken en hun angsten en vrezen ook te bespreken. Al dan niet in het bijzijn van de patiënt.
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
33
3.33 Verpleegdiagnose risico op huidbeschadiging Huidbeschadiging wordt gedefinieerd als een laesie van de lederhuid en/of opperhuid (Carpenito, p. 389). (Bijlage 33) Bij bedlegerige longkankerpatiënten komt dit probleem vaak tot uiting. De bedlegerigheid kan het gevolg zijn van een verminderde mobiliteit, vermoeidheid, dyspnoe en depressief gedrag. Het kan ook ontstaan door de behandeling. Na een operatie is de patiënt bedgebonden en is de kans op huidbeschadiging groter. Bij chemotherapie of radiotherapie wordt de huid gevoeliger voor huidbeschadiging. Een andere oorzaak kan ook de ondervoeding en het gewichtsverlies zijn. Verpleegkundige interventies: Vooral in de terminale fase, wanneer de patiënten bedgebonden zijn vertonen ze meer risico’s voor weefselbeschadiging. Door wisselhouding en het gebruik van drukopheffende middelen kan dit probleem vermeden worden. Indien er toch sprake is van een weefselbeschadiging wordt in overleg tussen de verpleegkundigen een behandelingsmethode gekozen en toegepast.
3.34 Verpleegdiagnose aantasting van het mondslijmvlies Dit wordt beschreven als een laesie van het slijmvlies in de mondholte (Carpenito, p. 391). (Bijlage 34) Bij longkankerpatiënten merkt men vaak een aantasting van het mondslijmvlies op. Dit gaat meestal gepaard met een droge mond, een uitgeslagen tong, stomatitis en pijn bij het slikken. De oorzaak is meestal een metasering van de longkanker. Anderzijds kan het ook het gevolg zijn van behandelingen zoals chemotherapie en radiotherapie. Er kan ook een uitdroging ontstaan door ondervoeding. Verpleegkundige interventies: Een aantasting van het mondslijmvlies is meestal het gevolg van metaseringen of van behandelingen. Veelal is de oorzaak ook ondervoeding. De patiënt wordt gestimuleerd door het aanbieden van verkoelende dranken of ijsjes. Een regelmatige mondcontrole wordt ook toegepast. Daarnaast wordt de patiënt gestimuleerd tot een goede mondhygiëne. Dit betekent de tanden poetsen, flossen en spoelen. Uiteindelijk wordt er meestal een magistrale cocktail toegediend om de stomatitis te behandelen.
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
34
3.35 Verpleegdiagnose verdriet Verdriet kan omschreven worden als een procesmatige, subjectieve gemoedstoestand, gekenmerkt door onwelbevinden in de zin van ontreddering, desintegratie, neerslachtigheid en droefheid (Gill 1983). (Bijlage 35). Wanneer we de diagnose van longkanker te horen krijgen zullen in vele gevallen gevoelens van verdriet ontstaan. Het verdriet kan ontstaan bij mogelijk functieverlies en de invloed van kanker op ons leven. Men is verdrietig om de diagnose, de prognose en de beïnvloeding hiervan op de andere gezinsleden. Men is verdrietig om het verlies die men zal moeten doormaken. Verpleegkundige interventies: Verdriet wordt vooral geuit onder de vorm van huilen en komt voor bij de diagnosestelling, bij functieverlies of wanneer men weer een stapje achteruitgaat. Ook in de terminale fase komt dit sterk naar boven. Opvallend is dat sommige patiënten hun verdriet nooit tonen. Ze sluiten zich als een blok af. Een luisterend oor bieden, een schouderklopje, een aanraking. Vaak is het voldoende voor de patiënt om zich begrepen te voelen. Bij verdriet wordt de patiënt door sommige verpleegkundigen wel aangemoedigd om hun tranen te laten lopen. Terwijl de ene expert letterlijk een knuffel geeft aan de patiënt, zal een andere zich meer op de achtergrond houden. Verdriet tussen de patiënt en zijn familie wordt vaak afgeschermd. De ene wil zich sterk houden voor de andere of omgekeerd. Zelden zien de experten het verdriet van de patiënt en de familie delen. Veelal richt de één of de andere zich tot de expert. Het verdriet van de familie wordt ook opgemerkt. Het is niet alleen belangrijk de patiënt te begeleiden in hun verdriet, maar ook de familie. Ook zij hebben tijd nodig om de aandoening te aanvaarden. Ze proberen dit door regelmatig een praatje te maken met de familie als ze op bezoek komen of via de telefoon.
3.36 Verpleegdiagnose verstoring van het zelfbeeld Zelfbeleving wordt gedefinieerd als een verandering in negatieve zin hoe een persoon zich voelt, over zichzelf denkt en zichzelf ziet (Carpenito, p. 399). (Bijlage 36) Zelfbeleving betreft de wijze waarop iemand zichzelf ziet. Het gaat om de gedachten over de eigen persoon, de beleving van de eigen vaardigheden (cognitief, affectief en lichamelijk), het zelfbeeld, de identiteit, het gevoel van eigenwaarde en het complete patroon van emoties. Bij de longkankerpatiënt wordt bijna al onmiddellijk na de diagnosestelling dit probleem vastgesteld. Ook de lichaamshouding, motoriek, oogcontact, stem en spraak maken hier deel van uit. Gevoelens van waardeloos zijn of verminderde seksuele uitstraling hebben, kunnen ontstaan. Machteloosheid kan zich uiten in gevoelens en emoties, zoals zich verdrietig voelen,
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
35
beklemd, stuurloos, nietig, weerloos, onverschillig, gekrenkt, afhankelijk voelen en apathisch of bang zijn.
Verpleegkundige interventies: Verstoring van het zelfbeeld wordt gekenmerkt door het weigeren om mee te werken aan een behandeling en revalidatie. De patiënt gaat zijn aandoening ontkennen, er is sprake van huilen, woede of vijandigheid ten opzichte van de verpleegkundigen. De verstoring van het zelfbeeld kan ook ontstaan door de pijn waarmee de patiënt geconfronteerd wordt. Een verlies van werk en functie in het gezin zorgen eveneens voor een verstoring van het zelfbeeld. Men voelt zich aangetast, er is een gezwel in het lichaam aanwezig. De controlegroep probeert de oorzaak van de verstoring te achterhalen door gesprekken te voeren met de patiënt. Bij zo een gesprek is er aandacht voor privacy een rustige omgeving maar ook een rustige houding. Afhankelijkheid voor hygiënische zorgen is voor vele patiënten een verstoring van het zelfbeeld. Het confronteert hen met hun aandoening, hun moeilijkheden, tekorten. Zolang het mogelijk is wordt zelfzorg aangemoedigd. Gesprekken met de familie zijn ook belangrijk om de veranderingen na te gaan die zij waarnemen. Doordat ze de patiënt door en door kennen, merken zij vaak de eerste veranderingen op die een verstoring van het zelfbeeld zijn.
3.37 Verpleegdiagnose verstoord lichaamsbeeld Een verstoord lichaamsbeeld wordt omschreven als een verstoorde beleving van het eigen lichaam (Carpenito, p. 402). (Bijlage 37) Bij longkankerpatiënten is er vaak een erg fysieke verandering zichtbaar. Door het gewichtsverlies, de medicatie, de chemotherapie of radiotherapie. Mede door de ondervoeding en dehydratatie kan de huid er bleek en afgeleefd uitzien. Depressie kan ook een oorzaak zijn. De gelaatsuitdrukkingen veranderen. Door bepaalde medicatie wordt de huid ook gevoeliger voor wonden of is er eventueel sprake van haarverlies door de chemotherapie. Een operatie kan zorgen voor een litteken waarmee de patiënt geconfronteerd wordt. Dit alles zijn aantastingen van zijn lichaamsbeeld. Verpleegkundige interventies: Vooral zaken als vermagering, bleekheid en huidveranderingen vormen een probleem. Littekens zijn vooral een probleem voor vrouwelijke patiënten. Complimentjes kunnen dit probleem al voor een groot stuk wegwerken. Men probeert de positieve aspecten te benadrukken. Gesprekken over lichaamsveranderingen en mogelijke oplossingen zijn boeiend voor de patiënt. Droge huid hydrateert men met vochtinbrengende crèmes. Haaruitval compenseert
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
36
men met sjaaltjes. Littekens camoufleert men met de kleefpleisters die het minst esthetisch storen of door bedekkende kledij.
3.38 Verpleegdiagnose zelfzorgtekort Zelfzorgtekort wordt omschreven als het niet (volledig) in staat zijn om elk van de vijf zelfzorgactiviteiten uit te voeren door een verstoord motorisch of cognitief functioneren (Carpenito, p. 426). (Bijlage 38) De longkankerpatiënt wordt door zijn problemen en symptomen vaak genoodzaakt zijn zelfzorg uit handen te geven. Dit is vaak erg confronterend voor de patiënt. Het niet meer in staat zijn voor zichzelf te zorgen wordt vaak als een aftakeling naar het einde toe gezien. De oorzaak ligt hem vaak in dyspnoe, vermoeidheid, depressie, angst. Het kan ook leiden tot gevoelens van schaamte, verstoring van de privacy en verstoring van het lichaamsbeeld. Het zelfzorg tekort kan variëren van niet zelf kunnen eten, naar het toilet gaan, zichzelf kleden, zich wassen tot het huishouden doen. Een andere oorzaak van het zelfzorgtekort kan door pijn zijn of verwardheid.
Verpleegkundige interventies: Vele longkankerpatiënten hebben moeite met hun zelfzorgtekort. Ze vinden het storend en moeilijk hun privacy te moeten opofferen en veelal is er een gevoel van schaamte. Doordat de verpleegkundigen hier respectvol mee om gaan valt het privacyaspect vaak weg. Ze maken tijdens de zorg een praatje en hebben een rustige houding. Dit straalt vertrouwen uit naar de patiënt. De voeding van de patiënt wordt bereid en voor hem gesneden zo nodig. Het toiletbezoek gebeurt respectvol. Indien er teveel schaamte is voor incontinentie wordt in het terminale stadium na overleg met de arts soms wel eens overgegaan tot het plaatsen van een verblijfssonde. Bij schaamte betreffende de hygiënische zorgen probeert men hier tactisch op in te spelen. Er wordt eerst voorgesteld om de rug te wassen, een dag later wast men de voeten, nog een dag later mag men intussen helpen voor het ganse onderlichaam. Stap voor stap en respectvol probeert men de patiënt te benaderen.
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
37
4. Bespreking De literatuurstudie rond de zorg bij longkankerpatiënten, toonde aan dat er heel wat te vinden is in zeer uitéénlopende literatuur over de verpleegkundige diagnosen en interventies bij de zorg aan kankerpatiënten in het algemeen. De gevonden literatuur betreffende verpleegkundige diagnosen en interventies bij longkanker hanteerde ik voor de gesprekken met de experten. De vergelijking tussen beide was interessant. We merkten dat de verpleegkundigen toch goed op de hoogte zijn van de verpleegkundige diagnosen en interventies bij de longkankerpatiënten. Heel wat verpleegdiagnosen zijn gekend en ook de interventies die in de literatuur besproken zijn, worden in de praktijk toegepast. Toch worden ze door de experten anders benoemd. Zij spreken van verpleegproblemen en actie. De termen diagnosen en interventies passen ze niet toe. Dit heeft een beeld dat de literatuur misschien nog niet genoeg verspreid wordt om tot de verpleegkundigen op het werkveld door te dringen. Misschien kunnen we hier de vraag stellen of er in de opleidingen verpleegkunde genoeg aandacht geschonken wordt aan de verpleegkundige diagnosen en interventies. Misschien kan een bijscholing wel een oplossing bieden. De verpleegkundige diagnosen die de experten zelf niet benoemden werden wel herkend als ze voorgelegd werden. Naast de gevonden verpleegkundige interventies in de literatuur, kwamen de experten ook zelf naar voren met interventies die ze uitvoerden. Deze is niet altijd gelijklopend met de literatuur -maar opvallend is wel- dat de verpleegkundige interventies bij alle experten redelijk goed op elkaar afgestemd zijn. De diagnosen die het meest naar voorkomen bij de gesprekken, zijn angst, machteloosheid en kennistekort. De controlegroep vindt dat deze diagnosen het meest aan bod komen bij de longkanker patiënt. Machteloosheid bij de verpleegkundigen is ook een probleem. Ze vinden dat dit misschien aangepakt kan worden door psychologen in te schakelen of door wekelijks multidisciplinair overleg. Ze vinden als groep dat de betrokkenheid in het slechts-nieuwsgesprek miniem is. Een betrokkenheid van de verpleegkundige zou er voor zorgen dat er veel angstgevoelens gereduceerd kunnen worden. Opvallend is dat de verpleegdiagnose over een veranderd seksueel functioneren minder aan bod komt. Bij de meeste verpleegkundigen wordt dit probleem niet benoemd en niet aangepakt. Zelf vinden ze dat hierover nog teveel taboe is en vinden ze het niet op hun plaats zich op zo een indringend vlak te gaan bemoeien. Een tweede probleem dat minder aan bod komt is de verpleegdiagnose geestelijke nood. De meeste verpleegkundige verwijzen hiervoor de patiënt door naar de pastoraal werker. Ook hier zou een bijscholing misschien een oplossing kunnen bieden. Bij verpleegdiagnosen zoals dyspnoe, hoesten en haemoptoë werd er in de eerste plaats aan medische interventies gedacht. Maar na een verduidelijking dat het wel degelijk om verpleegkundige interventies ging kwamen de verpleegkundigen stap voor stap tot handelingen die ze uitvoerden naast de medische zorg. Na de gesprekken gaven ze aan dat ze zelf toch een belangrijke taak hebben in de zorg van de longkankerpatiënt. Dat de medische zorgen niet altijd de oplossingen zijn voor de problemen.
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
38
De experten geven vaak dezelfde verpleegkundigen diagnosen en interventies aan. Doch worden hier en daar, door zowel jongere als oudere collega’s, nieuwe zaken aangebracht die niet door alle verpleegkundigen gekend zijn. Ze voelden dit als een positieve zaak aan. Ze geven aan tevreden te zijn om nieuwe interventies bij bepaalde diagnosen te leren kennen en ontdekken. Dat brengt ons tot een oplossing van de onderzoeksvragen: “Welke rol speelt de verpleegkundige in de zorg bij patiënten waarbij de ziekte van longkanker gesteld wordt? Welke interventies gebeuren er bij patiënten met een bronchuscarcinoom?” De experten gaven na de gesprekken aan dat ze eigenlijk veel interventies spontaan gaan uitvoeren, zonder er bij stil te staan welke impact dit op de zorgvrager heeft. De arts is slechts vijf minuten per dag bij de patiënten, de verpleegkundige 24 op 24u. De verpleegkundige wordt in de eerste plaats geconfronteerd met de zorgen die de patiënt nodig heeft. Met de problemen, de vragen, de angsten. De interventies bij de longkankerpatiënten zijn zeer ruim en uitéénlopend maar behoren toch bij de totaalzorg van de patiënt. Alle diagnosen hangen samen en beïnvloeden elkaar en de patiënt. Mondelinge en schriftelijke overdracht tussen de experten is van uiterst belang om een optimale, kwaliteitsvolle zorg te kunnen bieden aan de patiënt met longkanker. Ondanks de literatuurstudie en de panelgesprekken geven de experten ook aan dat er naast alle genoemde verpleegdiagnosen en verpleegkundige interventies, nog wel andere problemen kunnen voorkomen bij de longkankerpatiënten. Compleet is dit werk dus niet. Maar dit eindwerk is dan ook geen standaard verpleegplan. Dit kun je ook niet opmaken voor alle longkankerpatiënten samen. Alle diagnosen verschillen per patiënt. Ook de aanpak per patiënt is verschillend. We kunnen ons misschien de vraag stellen of de verpleegkundige literatuur betreffende diagnosen en interventies bij longkanker wel evidence based nursing is. Dit kwalitatief onderzoek is misschien slechts het begin van een nieuwe zoektocht. Een zoektocht naar een nog meer kwaliteitsvolle zorg bij longkankerpatiënten. Dit eindwerk wil een beeld geven van hoe belangrijk de verpleegkundige zorgen zijn bij een longkankerpatiënt, los van alle medische zorgen die hij krijgt. Het is een hulp voor experten in de zorg. Wanneer ze geconfronteerd worden met longkankerpatiënten is het niet altijd evident om zomaar met een oplossing te komen voor de patiënt zijn probleem. Dit eindwerk wil daarom een hulp zijn om kwaliteitsvolle zorg aan te bieden aan de longkankerpatiënt.
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
Lijst van de tabellen en figuren Figuur 1:
Statistieken Center For Disease longkankersterfte 2002
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
Figuur 1: Statistieken Center For Disease longkankersterfte 2002 MALES
340,933
Diseases of heart 90,121
Lung and bronchus cancer
69,257
Accidents (unintentional injury) Cerebrovascular disease
62,622
Chronic lower respiratory disease
60,713
Diabetes mellitus
34,301
Prostate cancer
30,466
Influenza and pneumonia
28,918
Colorectal cancer
28,471
Intentional self-harm (suicide)
25,409 0
100,000
200,000
300,000
400,000
FEMALES
356,014
Diseases of heart 100,050
Cerebrovascular disease Lung and bronchus cancer
67,509
Chronic lower respiratory disease
64,103
Alzeheimer disease
41,877
Breast Cancer
41,514
Diabetes mellitus
38,984
Accidents (unintentional injury)
37,485
Influenza and pneumonia
36,763 28,132
Colorectal cancer 0
100,000
200,000
300,000
400,000
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
Literatuurlijst (1) van Meerbeeck, JP. Longtumoren. In: M. Demedts, et al. Longziekten, band II. 4de herziene druk. Van Gorcum Assen: Universitaire pers Leuven;1999. p. 562-5. (2) MVG, administratieve Gezondheidszorg, Entiteit Beleidsondersteuning. Vlaamse gezondheidsindicatoren. (online) November 2004. Beschikbaar: URL: http://asp.vlaanderen.be/statestiek/nieuws/gezondheid/2004-11_gezondheidsindicatoren.htm#top (3) Vereniging van Integrale Kankercentra. Incidence of Cancer in the Nederlands 1998. Utrecht; juli 2002. (4) U.S. Cancer Statistics: 2002 Incidence and mortality, U.S. Cancer Statistics Working Group, 2005 and National Vital Statistics Report. 2004;53:5,. Beschikbaar: URL: http:// apps.nccd.cdc.gov/EMailForm/print_table.asp (5) Vandaele F. Symptoomcontrole bij de behandeling van een patiënt met longkanker: een verpleegkundige opdracht (eindwerk). Brugge: K.H.B.O. Campus St-Michiels; 19992000. (6) MVG, administratieve Gezondheidszorg, Entiteit Beleidsondersteuning. Vlaamse gezondheidsindicatoren. (online) November 2004. Beschikbaar: URL: http://asp.vlaanderen.be/statestiek/nieuws/gezondheid/2004-11_gezondheidsindicatoren.htm#top (7) Raad voor de Volksgezondheid & Zorg. Care en cure. Beschikbaar: URL: www.rvz.net/ cgi-bin/adv.pl?advi_rellD-27&stat=N-7K (8) MVG, administratieve Gezondheidszorg, Entiteit Beleidsondersteuning. Vlaamse gezondheidsindicatoren. (online) November 2004. Beschikbaar: URL: http://asp.vlaanderen.be/statestiek/nieuws/gezondheid/2004-11_gezondheidsindicatoren.htm#top (9) Beumer H.M. Bronchuscarcinoom. In: Demedts M, Dijkman JH, et al. Compendium Longziekten. 2de herziene druk. Lochem: De Tijdstroom; 1978. (10) Baron A, Brassell, Stephen A, et al. Nieuwe tendenzen in de diagnostiek en behandeling van kanker. Patiënt Care 2006; 29:38-39. (11) Van Beelen A. Longkanker: praktijkboek voor verpleegkundigen. VPN November 1998;12:39. (12) Dekeyzer M. Longkanker en “dyspnoe”… Wat betekent het voor iemand om te moeten vechten voor dat klein beetje lucht? VVRO-Tijdschrift December 1996; 4: 24-31 (13) Put E. Genieten van elke dag. Leven Oktober 2006; 32:15-17 (14) Carpenito LJ. Zakboek verpleegkundige diagnosen. 19de druk. Houten: Wolters-Noordhoff Groningen; 2002. (15) Raad voor volksgezondheid en zorg. Care en cure: waar hebben we het over? Care en cure. (online) 2001. Beschikbaar: URL: http://www.rvz.net/data/download/publ9926adv.pdf (16) Post D. Kiezen tussen cure en care?. Tijdschrift voor verpleegkundigen 1996.;106:246248. (17) Beerepoot M. De verpleegkundige taken in de palliatieve zorg. Oncologisch tijdschrift 1997;107:12-16
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
(18) Busken Huet-van der Tholl A Over ziekenverpleging. Heruitgave van Notes on Nursing in de Nederlandse vertaling uit 1862, bezorgd door van Lieburg M, Wiegman N. Erasmus publishing, Rotterdam 2005;32 (19) Carpenito LJ. Zakboek verpleegkundige diagnosen. 19de druk. Houten: Wolters-Noordhoff Groningen; 2002. (20) Van Achterberg Th, Eliens AM, Strijbol NCM.. Effectief verplegen. 2de druk, zomer 2002. Dwingeloo: Kavanah (21) McCloskey J, Bulechek G, Verpleegkundige interventies. Maarssen: Elsevier/De tijdstroom. Eerste druk, derde oplage, 1998 (22) Mullie A, Bossers J, Meyskens J, et al. Zakboekje patiënten symptoomcontrole. 2001. (23) Faull C. Symptoombestrijding in de palliatieve zorg. Verpleegkundig perspectief 2002;18: 50-59. (24) Palliatief supportteam A.Z. Sint-Lucas Brugge. Syllabus symptoomcontrole. Oktober 2005. (25) Coene E.H., Kok S, Kollaard S. Zorgboek longkanker. Stichting September; 2004. (26) Geluk N. Longkanker praktijkboek voor verpleegkundigen. Groningen: Dijkhuizen Van Zanten; 1998. (27) Van Ree JW, Lammers J-WJ, Van loghum B. Longziekten. Houten/Diegem 1999 (28) Tanghe A, De Waele J. Angst fobie, onrust en paniek onderkennen en behandelen 2002. Antwerpen/Apeldoorn: Garant (29) Callandt B. Angst en angststoornissen: verpleegkundige benadering vanuit een ontdekkingsgerichte (analystische) werking. 2000-2001. (30) Vansteenkiste J. Niet-kleincellige longtumoren. In: Demedts M, Dijkman JH, et al. Longziekten band II. 4de herziene druk. Van Gorcum Assen: Universitaire pers Leuven 1999;76:794-6. (31) Nackaerts, K. Symptoomcontrole van ademhalingsproblemen bij de palliatieve patiënt. Tijdschrift voor geneeskunde 2001 ; 57:1009-1014. (32) LaDuke S. Terminale dyspneu en palliatieve zorg. Verpleegkundige perspectief 2005;21:9199. (33) Ponnet G. Symptoomcontrole bij chemotherapie. Oncologisch tijdschrift 2000;17:5155. (34) De Meester E. Kanker en pijn. 2005-2006. (35) D’Haese S. Vermoeidheid bij kanker: een onderschat fenomeen. Oncologisch tijdschrift 1998;15:4-8. (36) Dhont D. Vermoeidheid bij kankerpatiënten: een multidisciplinaire interactieve preventie benadering. Oncologisch tijdschrift 2002;18: 14-19. (37) Ponnet G. Symptoomcontrole bij chemotherapie. Oncologisch tijdschrift 2000; 17:5155. (38) Foubert J. De invloed van vermoeidheid op de levenskwaliteit van kankerpatiënten. Oncologisch tijdschrift 1999 ;16: 33-37.
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6: Bijlage 7: Bijlage 8: Bijlage 9: Bijlage 10: Bijlage 11: Bijlage 12: Bijlage 13: Bijlage 14: Bijlage 15: Bijlage 16: Bijlage 17: Bijlage 18: Bijlage 19: Bijlage 20: Bijlage 21: Bijlage 22:
Verpleegkundige interventies bij verpleegdiagnose angst volgens Carpenito Verpleegkundige interventies bij verpleegdiagnose beslissingconflict volgens Carpenito Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose verstoord denkproces volgens Carpenito Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose depressie volgens Carpenito Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose dyspnoe Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose kans op eenzaamheid volgens Carpenito Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose kans op geestelijke nood volgens Carpenito Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose gewichtsverlies Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose ontregeld gezinsfunctioneren volgens Carpenito Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose haemoptoë Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose hopeloosheid volgens Carpenito Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose hoesten Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose inactiviteitssyndroom volgens Carpenito Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose risico op infecties volgens Carpenito Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose beperkte inspanningstolerantie volgens Carpenito Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose kennistekort volgens Carpenito Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose machteloosheid volgens Carpenito Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose incontinentie volgens Carpenito Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose verminderde mobiliteit volgens Carpenito Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose obstipatie volgens Carpenito Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose ondervoeding volgens Carpenito Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose pijn volgens Carpenito
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
Bijlage 23: Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose misselijkheid volgens Carpenito Bijlage 24: Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose rouw volgens Carpenito Bijlage 25: Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose veranderd seksueel functioneren volgens Carpenito Bijlage 26: Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose verstoorde slaap volgens Carpenito Bijlage 27: Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose afwijkende lichaamstemperatuur Bijlage 28: Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose inadequate therapietrouw Bijlage 29: Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose vermoeidheid volgens Carpenito Bijlage 30: Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose vermoeidheid volgens Carpenito Bijlage 31: Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose vochttekort volgens Carpenito Bijlage 32: Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose vrees volgens Carpenito Bijlage 33: Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose risico op huidbeschadiging volgens Carpenito Bijlage 34: Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose aantasting van het mondslijmvlies volgens Carpenito Bijlage 35: Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose verdriet Bijlage 36: Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose verstoring van het zelfbeeld volgens Carpenito Bijlage 37: Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose verstoring van het lichaamsbeeld volgens Carpenito Bijlage 38: Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose zelfzorgtekort volgens Carpenito
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
Bijlage 1: - - - - - - -
-
-
-
- - - - - - - - - - -
Verpleegkundige interventies bij verpleegdiagnose angst volgens Carpenito
Stimuleer de patiënt te praten over zijn gevoelens, onzekerheden en hoop, om zijn zorgen bespreekbaar te stellen; Help de mensen uit uw omgeving over een drempel door zelf over uw ziekte te beginnen; Vraag de patiënt hoe hij tegen het leven aankijkt, beluister zijn levensverhaal; Bespreek de mogelijkheden van nalatenschap; Bespreek met de patiënt wat er na het overlijden gedaan moet worden en help bij de uitvoering; Praat met de patiënt over seksualiteit: zeg hem pas seksueel contact te hebben wanneer hij daar klaar voor is; Observeer fysiologische verschijnselen: versnelde hartslag, slapeloosheid, verhoogde bloeddruk, vermoeidheid en zwakte, versnelde ademhaling, blozen of bleekheid, transpireren, droge mond, verwijde pupillen, pijn of onaangenaam gevoel in het lichaam, trillende stem/toonhoogtes, trillen, rusteloosheid, hartkloppingen, duizeligheid, misselijkheid, braken, paresthesieën, frequent urineren, vlagen van warmte of koude, diarree; Observeer emotionele verschijnselen die de patiënt zelf uit: bezorgdheid, gebrek aan zelfvertrouwen, hulpeloosheid, verlies zelfbeheersing, zenuwachtigheid, spanning of geblokkeerd zijn, niet kunnen ontspannen, dreigend onheil; Observeer emotionele verschijnselen die de patiënt vertoont: prikkelbaarheid, ongeduld, kritiek hebben op zichzelf en op anderen, woede-uitbarstingen, terugtrekgedrag, huilgedrag, gebrek aan initiatief, geneigdheid schuld op andere te schuiven, zelfkleinering, schrikreacties; Observeer cognitieve verschijnselen: concentratieproblemen, afwezigheid, vergeetachtigheid, peinzen, meer gericht zijn op het verleden dan op het heden of de toekomst, niet meer kunnen nadenken/herinneren, verhoogde alertheid; Bepaal de mate van de angst: licht, gematigd, ernstig panisch; Bied de patiënt steun en geborgenheid: blijf bij de patiënt als hij een angstaanval heeft, spreek langzaam en kalm, houdt oogcontact, toon medeleven; Zorg voor een rustige omgeving, beperk contact met anderen die ook angstig zijn; Bied afleiding (vb lichamelijke activiteit, spelletjes); Probeer de oorzaak van de angst te achterhalen; Overleg over psychiatrische behandeling indien er sprake is van chronische angst; Geef uitleg bij alle procedures, onderzoeken, handelingen; Geef feitelijke informatie over de diagnose, behandeling en prognose; Wees begripvol, zorg voor oogcontact, praat over de angst, geef informatie; Creëer goede communicatie tussen de verschillende behandelende disciplines; Laat de patiënt blijken dat de angst niet abnormaal is, geef een teken dat je het gevoel aanvaardt;
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
- - - - - - - - - -
Laat plaats voor emoties; Verlucht de ruimte: zet een raam of een deur open. Plaats een ventilator; Voorzie relaxatieoefeningen; Zorg voor afleiding met muziek, massage, aromatherapie; Schakel tijdig gespecialiseerde hulp in; Geef de patiënten voorwerpen die hem een goed gevoel van veiligheid geven; Moedig de patiënt aan tot niet-prestatiegerichte activiteiten; Let op of de mate van angst veranderd; Ga na op weke momenten de angstgevoelens boven komen; Ga na in hoeverre de patiënt in staat is zelf beslissingen te nemen.
Bijlage 2: – – – – – – – – –
– – – –
Verpleegkundige interventies bij verpleegdiagnose beslissingconflict volgens Carpenito
Zorg dat je een band opbouwt met je patiënt waarbij er sprake is van wederzijds vertrouwen, begrip en betrokkenheid; Laat de patiënt zijn probleem inzien en zeg hem duidelijk dat er een beslissing genomen moet worden; Laat de patiënt een lijst opmaken van alle voor- en nadelen van zijn keuze. Eventueel een lijst met mogelijke alternatieven; Zorg er voor dat de patiënt zijn angsten onder ogen ziet. Geef hem de juiste informatie; Moedig de patiënt aan om een beslissing te nemen; Stimuleer de patiënt de betrokkenheid van zijn naaste familie; Ga na hoe de beslissingen de persoonlijke relaties beïnvloeden; Steun de patiënt bij zijn beslissing; Voorkom dat de patiënt door anderen gaat twijfelen.
Bijlage 3: – – –
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose verstoord denk proces volgens Carpenito
Benader de patiënt op een kalme, zorgzame manier; Maak geen beloften die je niet kunt nakomen; Zorg voor een kort contact met de patiënt. Laat de contactname toenemen als de argwaan afneemt; Verifieer jouw interpretatie met die van de patiënt; Observeer als de patiënt hallucineert; Vermijd de indruk te wekken dat je vervormingen van de werkelijkheid goedkeurt of bevestigt; Probeer vast te stellen wat de onderliggende behoeften zijn die door de wanen/hallucina-
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
– – – – – – – – – –
ties bevredigd worden; Ga na of je begrijpt wat de patiënt bedoelt; Zeg tegen de patiënt wanneer je zijn gedachtegang niet kunt volgen; Help de patiënt om zichzelf te beheersen; Help de patiënt geduld te oefenen voordat aan zijn wens voldaan wordt; Temper verwachtingen om frustraties te voorkomen; Stimuleer en steun de patiënt in zijn besluitvorming; Stel vriendelijk en resoluut grenzen aan destructief gedrag; Leer de patiënt om te gaan met stress; Zorg voor een voldoende en zinvolle prikkeling van de zintuigen; Stimuleer de familie om vertrouwde zaken van thuis mee te brengen.
Bijlage 4: - -
- - - - - -
-
- - - -
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose depressie volgens Carpenito
Observeer wijzigingen in eetgewoontes, vermagering, verlies van energie, vermoeidheid, agitatie of vertraagde motoriek, slapeloosheid of hypersomnie; Observeer psychische factoren zoals verdriet, vermindering concentratievermogen, gevoel van waardeloos zijn, apathie/interesseverlies, slecht gehumeurd en al vermoeid van ’s morgens, sociaal isolement, zelfmoordgedachten; Erken de depressie; Ondersteun de patiënt emotioneel; Erken de nood aan deskundige hulp en wijs de patiënt dan ook door; Bespreek de interdisciplinaire aanpak; Psychotherapie; Heb aandacht voor de eventuele vraag naar euthanasie.
Bijlage 5: -
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose dyspnoe
De patiënt bevragen op een lijn van twee uitersten naar de graad van zijn kortademigheid; Het bevragen van de graad van kortademigheid aan de hand van de borgschaal. Dit is een schaal vergelijkbaar met de VAS-schaal alleen is het lijnstuk vervangen door een omschrijving van de ernst van de kortademigheid in plaats van door cijfers; Ga na wanneer de dyspnoe optreedt en hoelang een aanval duurt; Ga na welke factoren de dyspnoe verlichten of versterken; Observeer een snelle en oppervlakkige ademhaling, verstikkingsgevoel, angst en onrust, cyanose ter hoogte van de slijmvliezen van de huid; Blijf zelf rustig en laat de patiënt niet allen. Vertel de patiënt wat je gaat doen. Als je weg-
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
- - - - - -
-
-
- - - - - - - - - - - - -
gaat, vertel dan hoelang en waarom je weggaat. Vaak merk je dat de aanwezigheid van iemand al wonderen kan doen; Stel de patiënten gesloten vragen. Dit bespaart hem adem; Zorg voor een voldoende luchtige, ruime kamer: zet een deur of een raam open. Open de gordijnen; Voorzie eventueel een luchtventilator; Zorg er voor dat de patiënt luchtig gedekt is; Vermijd prikkelende stoffen voor de luchtwegen: rook, haarspray’s, sterke deodorants, parfums, stof,…; Geef de patiënt een comfortabele houding: liefst een rechtopzittende houding waarbij de voeten kunnen steunen op de grond en de armen kunnen steunen op de armleuning. Als de patiënt bedgebonden is, kun je hem een zetel-bed houding geven. Voor sommige patiënten kan zijligging of rugligging eveneens aangenaam zijn; Het toepassen van de pursed-lips breathing techniek: men start met een normale inademing via de neus en ademt zachtjes uit door de mond. Je leert de patiënt om de uitademing tweemaal zo lang te laten duren als de inademing en langzaam en gelijkmatig uit te blazen met getuite lippen; Het toepassen van de diafragmaal techniek: je leert de patiënt aan om de schouder- en halsspieren te relaxen zodat alle overbodige spierspanningen weggaan. Vervolgens laat je de patiënt één hand op de borst leggen en de andere hand op de buik. De patiënt mag starten met een rustige inademing via de neus en moet achtereenvolgens eerst de buik en dan de ribbenflanken maximaal verwijden. De uitademing gebeurt langzaam met getuite lippen, waarbij de buik van beneden naar boven wordt dun gemaakt. Dit doet men door de buikspieren lichtjes te spannen, niet persen; Zorg voor een rustige omgeving, zonder veel storende factoren; Zorg ervoor dat de patiënt vermijdt voorover te buigen om zijn schoenen te knopen; Zorg voor een normaal stoelgangpatroon om erge belasting te vermijden; Probeer de patiënt te beperken in zijn fysieke activiteiten; Informeer de familie wat ze kunnen doen bij dyspnoe van de patiënt; Leer de patiënt zijn krachten te verdelen en rustpauzes in te lassen; Zorg ervoor dat de patiënt tijd nemen om te wenen tussen de overgang van warmte naar koude; Stimuleer de patiënt tot het ophoesten van het sputum; Eten is een vermoeiende bezigheid waarbij de dyspnoe vaak toeneemt. Adviseer de patiënt kleine, energierijke maaltijden te nemen. Drink onder het eten regelmatig; Om het uitdrogen van de slijmvliezen te voorkomen kan je de patiënt stimuleren zijn mond en keel voldoende vochtig te houden; Patiënten met vochtbeperking kunnen gebruiken maken van kauwgum, zuurtjes of mondspoelingen; Leid de patiënt die angstig is en dyspnoe heeft af door een gesprek met hem; Opvolgen van de dyspnoe via een dyspnoe-anamneseformulier en een dyspnoe-evaluatie-
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
-
- - - -
formulier; Bij hyperventilatie stel je de patiënt gerust. Leidt hem af van zijn angst door oogcontact te houden. Maak zo nodig gebruik van een papieren zak om de uitgeademde lucht opnieuw in te ademen. Blijf bij de patiënt en geef aanwijzingen voor een langzame diepe ademhaling. Bespreek de mogelijke oorzaken, fysieke en emotionele manieren om hiermee om te gaan; Zorg voor een optimale pijnbestrijding met een minimale ademhalingsdepressie; Zorg bij een niet mobiele patiënt er toch voor dat hij enkele malen per dag uit bed komt; Geef de patiënt wisselligging; Stimuleer de patiënt te stoppen met roken.
Bijlage 6: – – – – – –
– – – – – –
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose kans op eenzaamheid volgens Carpenito
Ga na door welke factoren de eenzaamheid beinvloed wordt. Werk aan deze factoren; Bevorder de sociale interactie. Loop als verpleegkundige vaak onaangekondigd of zonder reden de kamer binnen om een gesprek te voeren; Bevorder het praten over gevoelens van eenzaamheid; Stimuleer familie en vrienden langs te komen; Verminder de belemmering voor sociaal contact. Zorg voor een rolstoel, maak gebruik van vrijwilligers, ...; Observeer hoe de patiënt met anderen omgaat, geef hem complimenten;
Bijlage 7: –
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose kans op geestelijke nood volgens Carpenito
Laat blijken aan de patiënten dat er ruimte is voor verschillende religieuze overtuigingen; Laat geen oordeel blijken; Zorg voor voldoende privacy; Schakel een geestelijke verzorger in; Respecteer het uitvoeren van religieuze rituelen; Maak onderwerpen op dit vlak bespreekbaar; Luister naar de patiënt als hij laat blijken dat hij aan zichzelf twijfelt of zich schuldig voelt.
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
Bijlage 8: - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
–
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose gewichtsverlies
Observeer en rapporteer de frequentie en hoeveelheid die de patiënt eet; Weeg de patiënt dagelijks; Serveer kleine porties; Ga na wat de patiënt graag eet en waar hij zin in heeft; Verspreid de maaltijden over de dag. Beter veel kleine porties dan één grote; Zorg voor een aangenaam uitziende maaltijd: geur kleur, consistentie; Leg de patiënt het belang uit van een optimaal voedingspatroon; Bied de patiënt kruiden aan om de smaak te verbeteren; Moedig de patiënt aan in groep te eten; Forceer de patiënt niet; Zorgen voor een ontspannen sfeer, een aangename rustgevende omgeving; Zorg ervoor dat er geen storende onaangename geuren zijn; Zorg ervoor dat de patiënt voor de maaltijd geen inspanning gedaan heeft zodat hij minder last zou hebben van dyspnoe; Zorg voor een goede mondhygiëne van de patiënt; Behandel mondinfecties; Geef calorierijke voeding; Geef de patiënt met een verminderde eetlust de raad om bij het opstaan droog voedsel te eten; Laat de patiënt veel voedingsmiddelen met zout eten; Vermijd voedsel dat erg zoet, zwaar, vet of gebakken is; Laat de patiënt langzaam drinken met behulp van een rietje; Geef eventueel voedingssupplementen; Observeer als de patiënt last heft van misselijkheid of braken; Geef de patiënt een rechtzittende houding voor de inname van de maaltijden; Help de patiënt zo nodig met de inname van de maaltijd; Laat zo nodig de diëtiste langskomen bij de patiënt om zijn voedingspatroon te bespreken; Vraag de patiënt over hoe hij zich voelt en hoe zijn eetlust is; Voorzie de patiënt van voldoende zuurstof tijdens de maaltijd; Geef zo nodig vitamines, mineralen en eventueel ook enzymen.
Bijlage 9: –
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose ontregeld gezinsfunctioneren volgens Carpenito
Help het gezin bij het beoordelen van de situatie. Ga de mogelijkheden en problemen na, werk samen aan oplossingen; Zorg voor een omgeving die het gezin privacy biedt;
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
– – – –
Benadruk de positieve aspecten van het gezin; Betrek de gezinsleden bij de verzorging van de patiënt; Stimuleer de uiting van gevoelens van familieleden; Roep eventueel de hulp in van andere deskundigen.
Bijlage 10: - - - - - - - - - - -
- -
-
- - - -
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose haemoptoë
Observeer de kleur, de hoeveelheid en de duur van het bloedverlies; Verwittig de patiënt als hij zich misselijk voelt om dit te melden; Positioneer de patiënt zodanig dat de aangetaste long lager ligt dan de gezonde long; Zorg voor een goede ondersteuning en begeleiding; Blijf zelf rustig en straal dit ook uit naar de patiënt; Blijf bij de patiënt als hij angstig is, zoek oogcontact; Bied hem wegwerp opvangmateriaal aan; Voorzie gekleurde doeken of lakens bij de patiënt bij risicopatiënten; Stimuleer de patiënt tot hoesten om te voorkomen dat eventuele bloedstolsel vast komen te zitten in de luchtpijp; Observeer de ademhaling, de pols en de bloeddruk; Observeer de haemoptoë naar frequentie, uitzicht, hoeveelheid.
Bijlage 11: -
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose hopeloosheid volgens Carpenito
Observeer apathische reactie bij de patiënt zoals gelatenheid, moedeloosheid, pessimisme; Observeer fysiologische verschijnselen zoals vertraagde reacties op prikkels, gebrek aan energie, toegenomen slaapbehoefte; Observeer emotionele verschijnselen: zich niet meer in staat voelen om te streven naar succes of geluk, vinden dat het leven onvoldoende betekenis heeft, zich verlaten of te kort gedaan voelen, zich hulpeloos voelen, zich opgesloten voelen, weinig praten, zich passief voelen, gebrek aan ambitie of interesse; Observeer cognitieve verschijnselen: minder goed in staat problemen op te lossen, zich bezig houden met verleden en toekomst en niet meer met het heden, star denken, zelfmoordgedachten; Observeer emotionele verschijnselen: een brok in de keel voelen, aan het eind van het Latijn voelen, zich gespannen voelen, zich kwetsbaar voelen; Stimuleer de patiënt te praten over zijn angsten, twijfels, zorgen, vragen; Probeer in te gaan op de hoopverlangens die de patiënt heeft; Bepaal en mobiliseer de eigen mogelijkheden van de patiënt;
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
- - - - - - - - - - - - - - -
Help de patiënt ergens hoop uit te putten: geloof, werk, relatie, kinderen; Ga samen met de patiënt op zoek om realistische doelen voor de korte en lange termijn te ontwikkelen; Leer de patiënt genieten, uitkijken naar de dagelijkse activiteiten; Roep eventueel hulp in: zelfhulpgroepen, psychologe, pastorale werker; Praat met de patiënt, probeer hem te laten inzien dat hij geliefd is door zijn omgeving, dat hij een belangrijke plaats inneemt of hij nu gezond of verzwakt is; Moedig de patiënt aan om te praten met anderen die een zelfde ervaring meegemaakt hebben en er positieve kracht uitgehaald hebben; Geef de patiënt tijd om na te denken over de zin van het lijden, dood en sterven. Ga na als de patiënt hierover wil praten; Betrek de familie bij gesprekken. Ook zij hebben soms gelijkaardige gevoelens; Laat de familie hun betrokkenheid merken, ook als er geen woorden voor zijn; Help de patiënt en zijn familie met het zoeken naar opzichten die hoop bieden; Geef blijk van hoop door de intrinsieke waarden van de patiënt te onderstrepen en de ziekte van de patiënt als slechts een aspect van zijn wezen te beschouwen; Praat met de patiënt, probeer hem de werkelijkheid onder ogen te zien zodat hij kan planningen maken; Verbloem de waarheid niet; Probeer het belang van relaties te onderstrepen. Bij patiënten met niet-reageergedrag kun je dit uitlokken door namen van geliefden te noemen; Geef de familie voorlichting over de positieve aspecten van hoop.
Bijlage 12: - - - - - -
- - -
10
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose hoesten
Observeer en rapporteer de frequentie, de intensiteit en de duur van de hoestaanval; Vang in een steriel recipiënt sputum op en laat dit door het labo onderzoeken; Dien de voorgeschreven medicatie van de arts toe; Laat de patiënt op zijn aangetaste zijde liggen bij maligne pleuritis en draineer zo het pleuravocht; Extra bevochtiging op de kamer; Leer de patiënt recht op te zitten bij een hoestbui en laat hem en diep en langzaam ademen. Laat de patiënt gebruik maken van de buikademhaling. Laat de patiënt inademen. De ademhaling 3-5 seconden vast houden en dan langzaam en zo ver mogelijk door de mond uitademen. Adem voor de tweede maal in, houd de adem vast en hoest krachtig; Informeer jezelf naar het pijnbeleid die dan patiënt krijgt. Een hoestbui kan zeer pijnlijk zijn voor de patiënt. Vraag zo nodig aan de arts pijnmedicatie; Laat de patiënt zijn buik of borst ondersteunen bij het hoesten met zijn handen of een kussen; Maak gebruik van niet-medicamenteuze slijmoplossers: thee van tijm, zoethout
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
- - - - -
Moedig de patiënt aan om zijn sputum op te hoesten; Aspireer de mond en keelholte zo nodig; Leer de patiënt de voorgeschreven inhalatiepreparaten te gebruiken; Verwijder uitlokkende factoren bij hoest zoals rook; Zorg dat de patiënt voldoende wegwerp opvangmateriaal bij zich heeft voor het opvangen van het sputum: zakdoekjes en vuilniszakje
Bijlage 13: – – – – – –
– –
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose risico op infecties volgens Carpenito
Ga na of de patiënt een groot risico loopt om een ziekenhuisinfectie te krijgen; Voorkom contaminatie door handen te wassen, aseptisch te werken, eventueel isolatiemaatregelen te nemen; Bescherm de patiënt met een verzwakt immuniteitssysteem door instructies te geven aan de familie, de patiënt op een éénpersoonskamer te leggen; Zorg voor een gevarieerde voeding met de nodige voedingsstoffen.
Bijlage 15: – – – – – –
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose inactiviteitssyndroom volgens Carpenito
Geef de patiënt voldoende wisselligging; Observeer het defecatiepatroon. Stimuleer de patiënt tot voldoende vochtopname en fruit; Voorkom decubitus aan de hand van preventieschalen en hulpmiddelen; Moedig de patiënt aan om te praten over zijn gevoelens, gedachten, angsten en bewegingsmogelijkheden; Breng variatie in de omgeving en de dagelijkse gang van zaken; Bied de patiënt de mogelijkheid om het laatste woord te hebben bij beslissingen.
Bijlage 14: – –
11
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose beperkte inspanningstolerantie volgens Carpenito
Ga na hoe de patiënt reageert op een inspanning; Bepaal in rust de hartslag, de bloeddruk en de ademhaling; Stop met de inspanning wanneer de patiënt hierop reageert; Verminder de intensiteit van de activiteit; Laat bij bedrust geregeld bewegingsoefeningen doen; Leer hoe hij zuinig met lichaamsenergie kan omgaan bij bepaalde activiteiten;
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
– – –
Las rustperioden in; Stimuleer de patiënt bij inspanning tot ademhalingstechnieken als pursed-lip- en buikademhaling,; Stimuleer geleidelijke toename van de dagelijkse activiteiten.
Bijlage 16: – – – – – – – – –
- - - - - - -
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose kennistekort volgens Carpenito
Ga na als de patiënt verwoordt dat hij onvoldoende kennis heeft; Ga na of de patiënt laat blijken een onjuiste voorstelling te hebben over zijn aandoening; Bij slecht-nieuwsgesprek heeft de arts de belangrijke taak een tweede slecht-nieuwgesprek te voeren en in aanwezigheid van een verpleegkundige; Ga de draagkracht van de patiënt na; Ga na of de informatie die meegedeeld werd doorgedrongen is; Laat de patiënt de mededelingen herformuleren; Geef uitleg bij de zaken die je uitvoert; Bereid de patiënt voor op komende onderzoeken, vertel hem wat er gaat gebeuren en waarom; Betrek de familie in de mededeling.
Bijlage 17: -
12
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose machteloosheid volgens Carpenito
Ga na wat de effecten van de machteloosheid zijn op het beroep, vrijetijdsactiviteiten, rolverlichtingen en relaties van de patiënt; Geef de gelegenheid om over de verlieservaringen te praten; Help de patiënt om zichzelf niet hulpeloos te zien en om eigen kracht en kwaliteit vast te stellen; Leg de patiënt alle procedures, onderzoeken en behandelingen uit. Neem de tijd vragen te beantwoorden; Houd de patiënt op de hoogte van zijn gezondheidstoestand, ontwikkelingen, verwikkelingen en resultaten van behandelingen; Wijs op de positieve veranderingen in de gezondheidstoestand van de patiënt maar blijf realistisch; Bied de patiënt de gelegenheid om controle op beslissingen uit te oefenen; Geef de patiënt invloed op zijn eigen omgeving.
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
Bijlage 18: – – – – – – – – – – – –
Ga na of de incontinentie nog een andere oorzaak kan hebben; Maak belemmeringen om het toilet te gebruiken kleiner: obstakels verwijderen, urinaal dichter plaatsen, toiletstoel naast bed plaatsen; Herinner de patiënt regelmatig naar het toilet te gaan; Leer de patiënt de mictie op te wekken door prikkeling van de huid. Met vingertoppen herhaalde en krachtige drukimpulsen boven het schaambeen uitoefenen; Spoor de patiënt aan eens om de drie uur naar het toilet te gaan; Leer de patiënt voldoende vocht op te nemen zodat hij vaker mictie moet opwekken om overrekking van de blaas te voorkomen; Bepaal een mictiepatroon en vochtopname; Zorg voor een goede voedingstoestand zodat de defecatie minimaal om de drie dagen plaatsvindt; Heb aandacht voor de persoonlijke waardigheid en de motivatie om de mictie onder controle te houden; Benader de patiënt respectvol en kleineer hem niet; Voorkom aantasting van de huid; Leer de patiënt urineweginfecties te voorkomen.
Bijlage 19: – – – – – –
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose verminderde mobiliteit volgens Carpenito
Leer de patiënt tenminste viermaal per dag actieve bewegingsoefeningen te doen; Breng de patiënt bij de wisselhouding in een houding die zorgt voor weinig complicaties; Stimuleer de patiënt regelmatig op te zitten, desnoods op de boord van het bed of enkel voor het opmaken van het bed of een toiletbezoek; Bied zo nodig hulpmiddelen aan zoals krukken, een looprek, een rolstoel, enzovoort; Ga na welke de oorzaak is van de belemmeringen voor voldoende lichaamsbewegingen; Leer de patiënt technieken aan om zich te verplaatsen.
Bijlage 20: – – –
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose incontinentie volgens Carpenito
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose obstipatie volgens Carpenito
Leg het belang uit van een goed voedingspatroon; Stimuleer de patiënt voldoende te drinken; Raad aan een half uur voor het ontbijt een glas warm water te drinken;
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
– – – – – – – –
Stel vaste tijden in voor de uitscheiding; Stimuleer de patiënt voldoende fruit en groenten te eten; Zorg voor de gebruikelijke zittende houding, ook wanneer de patiënt op een bedpan geplaatst wordt; Leer de patiënt zacht de onderbuik te masseren terwijl hij op het toilet zit; Leg de patiënt het belang uit van meteen toe te geven aan de aandrang; Benadruk het belang van voldoende lichaamsbeweging; Bescherm de huid rond de anus; Wanneer de patiënt bedgebonden is: leer de patiënt liggend in bed 3 tot 4 maal per daag alternerend de knieën op te trekken tot de borst. Leer hem alternerend het bovenlichaam van links naar rechts te draaien.
Bijlage 21: – – – – – – – – – –
- - - -
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose ondervoeding volgens Carpenito
Bepaal een realistische dagelijkse energiebehoefte; Bepaal dagelijks het lichaamsgewicht; Leg het belang uit van voldoende, volwaardige voeding; Leer de patiënt om met kruiden de smaak en geur van het eten te verbeteren; Moedig de patiënt aan om in gezelschap te eten; Zorg voor een aangename sfeer tijdens de maaltijden; Leer de patiënt voor de maaltijd te rusten; Zorg voor een goede mondhygiëne; Bied meerdere kleine maaltijden aan; Probeer verschillende voedingssupplementen.
Bijlage 22: -
14
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose pijn volgens Carpenito
Lokaliseer de pijn en laat de patiënt deze opmeten aan de hand van een meetschaal (VAS); Hulpmiddelen die pijnstillend kunnen werken: aanpasbaar bed, een wandelstok, massage van de pijnstreek, warme of koude kompressen…; Respecteer de vaste tijdstippen waarop de medicatie gegeven moet worden om zo een continue werkingsduur te creëren; Observeer de pijn van de patiënt: lokalisatie, frequentie, factoren die pijn beïnvloeden, duur, kenmerken; Ga na of de analgetica die de patiënt krijgt wel effectief werkt en voldoende pijnstillend is;
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
-
- - - - - - - - -
-
- - - - -
Zoek andere mogelijkheden die pijnstillende werken zoals ontspanningsoefeningen, fantaseren, afleiding, muziektherapie, speltherapie, activiteitenbegeleiding, acupressuur, massage…; Stimuleer de patiënt een pijndagboek bij te houden. Deze notities kunnen leiden tot een optimale pijncontrole. Fysiotherapie; Ga na welke gevolgen de pijnervaring heeft voor de kwaliteit van het leven (vb slaap, eetlust, activiteit, relaties, werk, rolvervulling); Beperk of verwijderd uitlokkende factoren (vb vrees, oververmoeidheid, gebrek aan afleiding, kennistekort); Neem pijn bestrijding maatregelen alvorens de pijn te ernstig wordt; Geef voor een activiteit, verzorgingsmoment pijnstillers op voorschrift; Zorg voor voldoende rust en slaap om pijnverlichting te bevorderen; Observeer de mimiek van de patiënt; Observeer fysiologische verschijnselen zoals versnelde pols, versnelde ademhaling, verhoogde bloeddruk, gedilateerde pupillen, veranderde kleur va huid, beschermen van pijnlijk gebied, vertrokken gezicht, ongewone houding, toegenomen spierspanning, bewegingsbeperking, gewichtsveranderingen; Observeer psychosociale verschijnselen: verbale uitingen pijn, huilen, snikken, kreunen, rusteloosheid, ijsberen, prikkelbaarheid, op zichzelf gericht zijn, sociale isolatie, vernauwde focus, slaapstoornissen, depressie; Leg de persoon de oorzaak van de pijn uit; Erken de aanwezigheid van de pijn, luister aandachtig naar de patiënt; Moedig de familie aan de patiënt aandacht te geven ook wanneer deze niets zegt over de pijn; Vraag de familie of de patiënt pijn heeft. Gezien zij de persoon kennen zullen ze vaak ook de eerste zijn die zullen merken als de patiënt pijnklachten achterhoudt; Laat de patiënt een warm bad nemen.
Bijlage 23: – – – – – – – –
15
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose misselijkheid volgens Carpenito
Informeer de patiënt over de mogelijke oorzaak en eventueel de duur; Laat de patiënt regelmatig kleine porties eten en vertel hem er de tijd voor te nemen; Dien licht verteerbare voedingsmiddelen en dranken op; Verwijder onsmakelijke beelden, geuren of andere storende elementen uit de omgeving; Laat de patiënt na de maaltijd rusten in Flowler houding; Vermijd kookgeurtjes en andere prikkelende geurtjes; Zorg voor loszittende kledij bij de maaltijd; Zorg voor frisse lucht;
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
– –
Voorkom dat de patiënt de eerste twee uur na de maaltijd plat ligt; Achterhaal de oorzaak van de misselijkheid: obstipatie, hoesten, angst, geneesmiddelen.
Bijlage 24: – – – – – –
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose veranderd seksueel functioneren volgens Carpenito
Neem een seksuele anamnese af; Moedig de patiënt aan vragen te stellen of zijn seksueel functioneren; Onderzoek de relatie met de partner; Onderzoek of bepaalde stressfactoren een oorzaak zijn; Geef alternatieven aan om seksuele energie kwijt te raken; Stel vast welke belemmeringen het functioneren in de weg staan.
Bijlage 26: – – – – – – – – – –
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose rouw volgens Carpenito
Werk aan een vertrouwensband; Bied ondersteuning aan de persoon en bij het verdriet van de familie; Leg reacties op verlies uit: verbijstering, ongeloof, van verlies bewust zijn; Stel vast hoe de persoon eerdere verliezen verwerkt heeft; Moedig de patiënt en de familie aan gevoelens te bespreken en elkaar te steunen; Bevorder de verwerking van het verlies bij elke afzonderlijk reactie.
Bijlage 25: – – – – – –
16
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose verstoorde slaap volgens Carpenito
Zorg voor een rustige aangename omgeving; Verminder het lawaai; Zorg dat de patiënt ‘s avonds zijn vochtinname beperkt; Stel de patiënt dagactiviteiten voor waardoor de vermoeidheid ‘s avonds toeneemt; Beperk het slapen overdag; Probeer de oorzaak van het slaapprobleem te achterhalen; Beperk ‘s avonds de inname van koffie of alcohol; Laat de patiënt even ontspannen voor zijn slaap; Gebruik eventueel oordopjes; Zorg voor een koele temperatuur op de kamer ‘s avonds.
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
Bijlage 27: - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose afwijkende lichaamstemperatuur
De patiënt luchtig en comfortabel aankleden; Bij kouderillingen de patiënt tijdelijk warm toedekken; De patiënt voldoende drank aanbieden om bij hoge temperatuur uitdroging te voorkomen; Lichte bezigheden en bewegingen kunnen er voor zorgen dat de patiënt afkoelt; Op regelmatige tijdstippen/zo vaak als nodig de temperatuur opvolgen. Dit kan via de mond, de aars, de oksel of het trommelvlies; Observeer de patiënt op pijn, roodheid, rilkoorts, hoesten, fluimen, dyspnoe, koud-zweten, tumorkoorts (koorts zonder infectie); Koel de patiënt af met in een handdoek gewikkelde ijszakjes in de lies en tegen de oksels; Houd een vochtbalans bij; Informeer je patiënt over het belang van een verhoogde vochtopname bij warm weer en bij extra inspanning; Vermijd activiteiten buitenshuis op het heets van de dag; Zorg voor een voldoende verluchte kamer; Verminder de kamertemperatuur; Geef voorlichting over vroegtijdige signalen van koortsaanvallen: hoofdpijn, moe, rillingen, verlies eetlust; Wees alert op niet-waarneembaar vochtverlies; Bewaak de kleur en de temperatuur van de huid alsook als de huid geen vormen van cyanose vertoont; Observeer bij hoge koorts de bloeddruk, pols en ademhaling; Wees alert naar een patiënt met een gedaald bewustzijn; Observeer de patiënt op hartritmestoornissen; Dek de patiënten enkel met een laken toe; Plaats eventueel een ventilator in de kamer; Leg de patiënt zo nodig op een koelmatras, elektrisch gekoelde matras of een met koud water gevulde matras; Volg de temperatuur ook op in die mate, om hypothermie ten gevolge van de behandeling te voorkomen; Het lichaam van de patiënt afsponzen met lauw water.
Bijlage 28: –
17
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose inadequate therapietrouw
Moedig de patiënt aan open vragen te stellen over de ervaringen met de gezondheidszorg;
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
– – – – – –
Ga na waarom de patiënt twijfels heeft over de te volgen therapie; Onderzoek in hoeverre de patiënt het probleem begrijpt en welke zijn verwachtingen zijn naar behandeling of resultaten; Ga na welke aspecten van de therapie een probleem vormen; Ga na of er onlangs veranderingen hebben plaatsgevonden in het gezin of directe omgeving; Help zoveel mogelijk de bijwerkingen te reduceren; Respecteer de keuze van de patiënt.
Bijlage 29: - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
18
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose vermoeidheid volgens Carpenito
Het afnemen van een uitgebreide anamnese bij de patiënt om zijn fysische, psychische en sociale achtergrond te kennen; Vraag de patiënt naar zijn voedingsgewoonten: ga na als hij voldoende eiwitten en vitamines binnen krijgt. Hou een vochtbalans bij. Raadpleeg zo nodig een diëtiste; Laat de patiënt zijn vermoeidheid in kaart brengen aan de hand van een meetschaal (VAS); Maak een vermoeidheidsevaluatie op: stel de patiënt gerichte vragen waarbij je zijn vermoeidheid kan evalueren; Maak een dagplanning op aan de hand van het slaap en activiteitenpatroon van de patiënt; Laat de patiënt zijn energie sparen door activiteiten te verschuiven naar derden; Stimuleer de patiënt lichte activiteiten te doen zoals zwemmen, fietsen of wandelen; Zorg voor een goede nachtrust en zo weinig mogelijk verstoring van de slaap; Zorg voor ontspanningsmogelijkheden zodat de patiënt zich op iets anders richt dan zijn vermoeidheid en zijn ziekte. Zoals muziek, kunst, humor; Laat de patiënt neerzitten of liggen tijdens de dagelijkse zorg of bij het nemen van en bad; Laat de patiënt in zijn thuisomgeving steunen/grijpers instaleren; Zorg voor een toiletverhoger; Beperk dat de patiënt veelvuldig voorover moet leunen; Laat de patiënt zich niet blijven verzetten tegen de vermoeidheid, het kost onnodige energie; Zorg dat de omgeving van de patiënt ingelicht wordt over zijn vermoeidheid, zodat hij niet steeds in verdediging moet gaan; Zorg voor een rustige omgeving, zonder lawaaihinder; Zorg ervoor dat de patiënt zijn vochtinname ’s avonds beperkt, zodoende hij ’s nachts niet al te veel moet opstaan om te wateren; Beperk de inname van cafeïnehoudende dranken; Ga na welke effecten de door de patiënt gebruikte geneesmiddelen hebben op zijn slaappatroon;
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
- - -
Ga na of er lichamelijke (vb slaap-apnoe, pijn, ongemak, hoesten, frequente mictiedrang) of psychische (vb angst, vrees) factoren zijn die de slaap verstoren; Help stresssituaties op te lossen voor het slapengaan; Voorkom te warme baden.
Bijlage 30: - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
19
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose vermoeidheid volgens Carpenito
Doe navraag bij de arts over de diagnostiek; Zorg voor een communicatie waarbij de patiënt het gevoel krijgt serieus genomen te worden; Licht de naaste omgeving in hoe ze best met deze situatie omgaan; Probeer informatie te verkrijgen die zinvolle gesprekken oplevert. Stel vragen vroeg op de dag; Stimuleer iedereen rustig te blijven, ook in de communicatie; Toon respect en stimuleer de patiënt om te vertellen over persoonlijke zaken; Gebruik de naam die hij het liefst hoort; Laat de patiënt blijken dat je betrokken en vriendelijk bent; Maak gebruik van geheugensteuntjes; Zorg voor oriëntatie en tijd en plaats; Bespreek actuele gebeurtenissen; Laat de patiënt overdag dagkledij aandoen; Plan activiteiten; Spreek de patiënt niet tegen; Wees het nooit eens met verwarde uitspraken; Leid de patiënt terug naar de realiteit; Geef eenvoudige uitleg; Maak je kenbaar als je de kamer betreedt; Voorkom dat de patiënt gewond raakt; Zorg voor een prikkelarme omgeving; Zorg voor weinig storende factoren; Pas zo weinig mogelijk bewegingsbeperking toe; Hou oogcontact en wees vriendelijk; Houd de omgeving netjes; Ga bijwerkingen van medicatie na; Probeer de oorzaak van de verwardheid op te sporen en aan te pakken.
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
Bijlage 31: - - - - - - - -
- -
-
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose risico op huidbeschadiging volgens Carpenito
Ga de oorzaak van de huidbeschadiging na; Ga na in welk stadium de wonde verkeert; Behandel de wond volgens het stadium; Voorkom huidbeschadiging door voldoende wisselhouding; Maak gebruik van hulpmiddelen die huidbeschadiging voorkomen: denken we hierbij aan hielbeschermers, zwevende hielen, alternerende matrassen, enzovoort; Maak gebruik van risicoschalen.
Bijlage 34: -
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose vrees volgens Carpenito
Spreek langzaam en kalm; Respecteer de persoonlijke ruimte van de patiënt; Gebruik eenvoudige uitspraken; Wees open en eerlijk in de communicatie, verbloem de situatie niet; Stimuleer een uiting van de gevoelens; Zorg voor een emotioneel-niet bedreigende sfeer; Wanneer de intensiviteit van de gevoelens is afgenomen maak de betrokkene bewust van zijn vrees; Leer de patiënt ontspanningstechnieken; Observeer wat de oorzaak van de vrees is.
Bijlage 33: - - - - -
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose vochttekort volgens Carpenito
Ga na wat de patiënt lekker vind en wat niet; Spreek een vochtinname af per 24u met de arts; Houd een vochtbalans bij; Probeer de patiënt het belang van een goede vochtopname uit te leggen; Weeg de patiënt dagelijks; Laat de patiënt diuretisch werkende dranken vermijden; Houd rekening met bijkomend vochtverlies bij braken, diarree, enzovoort; Stimuleer de patiënt tot drinken telkens je de kamer betreedt.
Bijlage 32: - - - - - - -
20
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose aantasting van het mondslijmvlies volgens Carpenito
Bespreek het belang van een dagelijkse mondverzorging bij de patiënt;
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
- - - - - -
- -
Ga na in welke mate de patiënt nog zelf in staat is een dergelijke mondverzorging toe te passen; Geef voorlichting over een correcte mondverzorging; Laat de patiënt de mond regelmatig spoelen; Breng regelmatig crème op de lippen aan; Inspecteer regelmatig de mondholte met een spatel en een lichtbron; Laat de patiënten bepaalde voedingsmiddelen vermijden. We denken hierbij aan: citrusvruchten, sterk gekruide maaltijden, extreme voedseltemperaturen, alcohol, knapperig of grof voedsel; Zorg voor verzachtende, verkoelende maaltijden; Bied geen verkoelende dranken aan.
Bijlage 35: -
- - - - - - - - - - - - - - - - -
21
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose verdriet
Observeer verschijnselen zoals: ontkenning, schuldgevoelens, woede wanhoop, gevoel niets waard te zijn, zelfmoordgedachten, huilen, somberheid, hallucinaties, wanen, fobieën, ernstige concentratiestoornissen, hallucinaties, heftige verlangens; Bouw een vertrouwensband op met je patiënt; Bied ondersteuning aan de patiënt en zijn familie met verdriet; Wees nabij, praat, zoek oogcontact, maak lichaamscontacten (knuffel, schouderklopje); Onderken en ondersteun de sterke punten van de patiënt en zijn familie; Moedig te familie aan te praten met hun familielid; Bevorder de verwerking van het verdriet bij elke afzonderlijke reactie; Ga niet tegen de ontkenning in voor de patiënt daar emotioneel klaar voor is; Laat de patiënt in zijn gevoel van eigenwaarde n hun hem de nodige privacy; Stimuleer de patiënt geleidelijk zijn sociale contacten te ontplooien; Bepaal de mate van een eventuele depressie; Leg de familie uit dat de woede een reactie is op de machteloosheid; Stel je zelf neutraal op met betrekking tot wat de patiënt zegt over wat hij/zij wel en niet had moeten doen; Richt de aandacht op het heden en blijf zorgen voor een veilige en geborgen omgeving; Verminder de stress uit de omgeving. Hiermee kunnen ook personen bedoeld worden; Zorg voor een veilige en rustige plek om verdriet tot uiting te laten komen; Zeg de patiënt dat hij gerust zijn tranen mag laten lopen; Waarschuw de patiënt en zijn familie dat sedativa en tranquillizers de uiting tot verdriet kunnen belemmeren.
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
Bijlage 36: -
-
- - - - - - - - - - - - -
- - - - - -
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose verstoring van het zelfbeeld volgens Carpenito
Maak een anamnese op. Het doel van de anamnese is een beschrijving te geven van de algemene opvattingen, gevoelens en oordelen van de patiënt over zichzelf, gebaseerd op wat de patiënt over zichzelf zegt en op de bevindingen van de verpleegkundige; Heb aandacht voor de non-verbale uitingen tijdens een gesprek. Let op de lichaamshouding, motoriek, oogcontact, stem- en spraakgebruik en wees alert op aanwijzingen van verwardheid, verstoord lichaamsbeeld, geringe zelfachting en gevoelens van machteloosheid, neerslachtigheid en angst; Ga na hoe de patiënt zichzelf omschrijft (tevreden/ontevreden); Ga na of er veranderingen zijn met betrekking tot lichaam en vaardigheden; waardering patiënt; Observeer of er veranderingen zijn in hoe patiënt zichzelf ziet; Observeer als er gevoelens aaanwezig zijn van kwaadheid, angst, ergernis, neerslachtig, hopeloosheid, machteloosheid, wat doet de patiënt hieraan, met welk resultaat; Observeer en bevraag de familie over de levenshouding en het karakter van de patiënt; Let tijdens een gesprek op oogcontact, de stem en wijze van uiten, de lichaamshouding, zenuwachtig-ontspannen, assertief-passief; Praat over seksualiteit, over de lichamelijke veranderingen; Moedig de patiënt aan vragen te stellen die hij heeft over zijn seksualiteit of seksueel functioneren; Geef alternatieven aan om de seksuele energie kwijt te kunnen; Stel vast welke belemmeringen het bevredigd seksueel functioneren in de weg staan (pijn, dyspnoe, bijwerkingen medicijnen); Probeer er samen met de patiënt achter te komen op welk vlak hij wil veranderen; Vermijd negatieve kritiek; Zorg voor de privacy en een veilige rustige omgeving.
Bijlage 37: -
22
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose verstoring van het lichaamsbeeld volgens Carpenito
Moedig de patiënt aan gevoelens te uiten over hoe hij zich voelt en wat hij over zichzelf denkt; Moedig de patiënt aan vragen te stellen over zijn gezondheidsprobleem, zijn behandeling en verdere ontwikkeling; Geef betrouwbare informatie; Corrigeer verkeerde opvattingen; Bereid naasten voor op lichamelijke veranderingen; Moedig bezoek aan; Zorg voor de mogelijkheid dat de patiënt ervaringen kan uitdrukken;
De verpleegkundige diagnostiek en interventies bij de zorg aan patiënten met longkanker
- - - - - -
Houd rekening met de reactie op het verlies, dit uit zich vooral in ontkenning en hevige emoties; Onderzoek reële alternatieven om het verlies te compenseren; Bespreek bij chemotherapie de mogelijke bijwerkingen zoals haarverlies, uitblijven menstruatie en slijmvliesontstekingen; Moedig de patiënt aan om te praten over zijn zorgen, angsten en veranderingen; Wijs op de mogelijkheid van sjaaltjes of hoofddeksels; Geef naasten de gelegenheid hun gevoelens te uiten.
Bijlage 38: - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
23
Verpleegkundige interventies bij de verpleegdiagnose zelfzorgtekort volgens Carpenito
Ga na welke factoren het zelfzorgtekort veroorzaken; Stimuleer de patiënt tot zelfzorg; Bevorder het gevoel van eigenwaarde door de patiënt zelf keuzes te laten maken; Verspreid de inspanningen die de patiënt moet/wil leveren; Onderzoek welke zelfzorgactiviteiten noodzakelijk zijn; Ga na waar de patiënt de meeste moeite mee heeft. Neem andere zelfzorgactiviteiten over waar de patiënt minder moeite mee heeft; Geef geen kritiek; Onderzoek de gevoelens die bij het zelfzorgtekort ontstaan; Bied meerdere malen kleinere porties eten aan; Zorg voor sociaal contact tijdens de maaltijd; Zorg voor aangepaste hulpmiddelen; Help de patiënt door alles klaar te zetten om te eten; Zorg voor een rustige aangename omgeving voor de maaltijd; Zorg voor privacy tijdens de hygiënische zorgen; Zorg dat alle benodigdheden voor de zorg binnen handbereik liggen; Zorg voor een stoel tijdens de verzorging; Geef hem voldoende tijd voor de zorg; Zorg dat de kledij in de juiste volgorde klaar ligt; Ga na op welke manier de patiënt de behoefte uit om naar het toilet te gaan; Plaats een toiletstoel dicht bij de patiënt; Wees alert op vallen bij het toiletbezoek; Geef de patiënt voldoende tijd voor een toiletbezoek.