1 RIJKSDIENST VOOR DE IJSSELMEERPOLDERS SMEDINGHUIS L E L Y S T A D BIBLIOTHEEK RUKSD1£fv'6T VOOR DE I.. ; 5 H . M i : £ R P O L D c R S
WERKDOCUMENT 1976 - 10 Bf DE DRIE KLEINE BEDRIJVENTERREINEN IF, IG EN U IN HET OOSTELIJK DEEL VAN ALMERE-HAVEN DEEL A: NOTA MET OVERWEGINGEN DEEL B: PROGRAMMA VAN EISEN
door: Drs. J.W.F.
Fels
R 8c
Lelystad, januari 1976
3TR
8650
71
INHOUD Deel Nota 1. 2.
A. met overwegingen Inleiding Enige aspecten van ambachtsbedrijven. 2.1. Het ambacht 2.2. Enige kerngegevens 2.3. Locatie-aspecten 2.A. Bedrijfsvloeroppervlakte 2.5. Het vestigingsbeleid 2.6. Financieringsaspecten
Deel B. Programma van eisen. 3. Oppervlakte van de 3 bedrijventerreinen 4. Geraamde aantallen taakstellende arbeidsplaatsen en een typering per bedrijventerrein. 5. Verhouding mannelijke tot vrouwelijke werknemers op de bedrijventerreinen. 6. Kavelgrootte en bedrijfsvloeroppervlakte 7. Ontsluiting 8. Relatie met de woonomgeving 9. Openbaar groen 10. Wegbewijzering, nummering, herkenbaarheid 11. Welstand 12. Literatuur 13. Bijlagen (4).
biz. ' 3 3 4 5 8 8 1'
13 '3 15 15 20 20 21 21 21 22
- 1Deel A = Nota met overwegingen I . Inleiding De hierboven genoemde 3 kleine bedrijventerreinen zullen de eerste toetssteen zijn, waarop in Almere-Haven de voorgestelde vermenging van wonen en werken van toepassing is. Immers, de tot nu toe geplande en ten dele reeds gereed gebrachte bedrijventerreinen De Steiger en De Paal liggen zodanig perifeer in Almere-Haven, dat van een stedebouwkundige integratie van woon- en werkfuncties weinig sprake is. Bij het bedrijventerrein De Paal zijn er alleen contactmogelijkheden met de woonbebouwing aan de westzijde van het terrein. In tegenstelling tot oudere steden, waar een natuurlijke historische vermenging van woon- en werkfuncties is ontstaan, is dit fenomeen in nieuwe geplande steden en in uitbreidingsplannen sinds 1945 haast niet van de grond gekomen. Uitzonderingen hierop zijn in Nederland o.m. te vinden in Breda en Eindhoven, waar de z.g. wijk- werkterreinen gerealiseerd zijn. De redenen om werkfuncties met woonfuncties te integreren kunnen voor de bewoners en voor de bedrijven uit diverse gezichtshoeken worden bezien(l), t.w. uit een oogpunt van: 1. Voorziening, verkorting afstand leverancier-afnemer. Dit aspect is voornamelijk van betekenis voor de consumentverzorgende bedrijven. 2. Werkgelegenheid: vergroting van het aantal arbeidsplaatsen, resp. personeelsaanbod uit de nabije omgeving. Dit is vooral van belang voor de werkende gehuwde vrouw. De mogelijkheid om beroepsactiviteiten te combineren zal voor haar groter zijn, wanneer de afstand tussen wonen en werken veel korter is dan voor de man. De vestiging van arbeidsintensieve ambachtsbedrijven die veel vrouwelijk personeel te werk stellen, kan de werkgelegenheid in de nieuwe woonwijken dan ook sterk vergroten. 3. Verlevendiging Karakter en sfeer van het woongebied worden mede door bedrijfsvestigingen bepaald. Hierbij is aangenomen dat de bedrijfsgebouwen volgens eenzelfde architectonische en landschappelijke conceptie zijn ontworpen als de woonwijken en aldus een integrerend bestanddeel vormen van de woonwijk. Tenslotte kan ook een zekere aantrekkingskracht van ambachtelijke bedrijven op de jeugd, vooral wanneer de werkzaamheden vanaf de straat kunnen worden gadegeslagen, als een positief element in het nieuwe woongebied worden gewaardeerd.
MK/MT/27-1-1976
- 2 Een overzicht van voor- en nadelen van het mengen van woonfuncties en werkfuncties (ongewogen) wordt gegeven door Wiegand in een Duits proefschrift in 1972.
Nadelen van integratie van wonen en werken 1.
Voordelen van integratie van wonen en werken
Economische aspecten.
I.I. Geringer woongenot of te wel kosten om hinder te verminderen Belemmering voor een doelmatige bedrijfsorganisatie (geen optimale bedrijfsgrootte). 1.3. Beperkte mogelijkheden t.a.v. ontsluiting, verzorging en nutsvoorzieningen.
1.4. Inperking van het autoverkeer (meer fietsen en lopen door werknemi 1.5. Gemakkelijk verkrijgen van arbeidskrachten, nl. uit de woonbebouwing. 1.6. Frequenter gebruik van dienstverlenende instellingen, zoals restaurants, kappers banken etc. 1.7. Beter gebruik van ontsluitings wegen en parkeerplaatsen (nu verspreid over de gehele dag). 1.8. Goede mogelijkheden m.b.t. visuele reclame (het bedrijf is dagelijks zichtbaar voor inwoners). 1.9. Effectievere en betere gebruiksmogelijkheden van percelen en gebouwen.
2. Sociologische, sociaal-psychologische en psychologende aspc2.1. Negatieve instelling t.a.v. een gemengd gebied als woonplaats.
2.2. Gunstige voorwaarden voor het ontstaan van "openbaarheid". Contactmogelijkheden in een stad. Levendigheid. 2.3. Goede voorwaarden voor een complex milieu (niet eentonig). 2.4. Gunstige wereld belevenis voor vrouwen, kinderen en jongeren (bredere beleving van een stad etc.).
Uit dit overzicht blijkt o.m. dat het aantal voordelen van integratie hoger is dan het aantal nadelen. De resultaten van een enquete onder bedrijven en instellingen die belangstelling hebben getoond voor vestiging in Almere (2) geven hoop dat dc integratiegedschte van wonen en werken aanslaat bij de vestiging nelf. Zo'n 20-tal vestigingen geven de voorkeur aan vestiging in de woongebieden, wat neerkomt op 21% van het totaal aantal vestigingen die een locatie voorkeur hebben uitgesproken. Over het algemeen zijn het kleine vestigingen met gemiddeld zo'n 2 a 4 personeelsleden, waaronder opvallend veel vrouwelijk personeel. Voor details over deze vestigingen wordt
TYPICAL LAYOUT OF SMALL INDUSTRIAL ESTATE
•
.*
/
•^ I
C . N
IS
_
"...
"a-
\ S
\
••> ••
aa .9
•
... :: ::
99. aa aa »» a. ta aa 4a aa aa.
#
•
AHtHiI.
:•
It
i
:.
1t
I
SuBl
5
1
.
3 .. u i t i e
•
O .
Runcorn.
ti
I '• I • ***•
1.jiM
V r
«
*&
\
ui
i
..aam97 *'-e
*l*?.\Via\iai..'.V^
•
»n( .
v
D
•tt*
- 3 verwezen naar bijlage 1. Sikkel (3) heeft over de stedebouwkundige integratie van de werkgelegenheid in Almere een werkdocument geschreven. Interessant zijn de volgende citaten uit de samenvatting hiervan: 1. Voor Almere wordt aanbevolen dat waar functionele integratie bereikt moet worden, de kaveleenheden en de bebouwingen kleinschalig zullen moeten zijn. 2. Bij het tot stand komen van integratie van activiteiten zal de factor tijd de kans moeten krijgen om zijn werk te doen. Integratie heeft tijd nodig en kan slechts vanuit de direct betrokkenen bevorderd worden. Wil een succesvolle integratie van woon- en werkfuncties in Almere tot stand komen, dan zal aan een aantal voorwaarden voldaan moeten worden. Deze zijn: 1. Inzicht in het functioneren van kleinere ambachtelijke bedrijven. 2. Een goed ontwerp m.b.t. de bovengenoemde 3 bedrijventerreinen, waarbij de relatie met de woonomgeving nauwlettend bestudeerd moet worden. 2.
Enige aspecten van ambachtsbedrijven. Bij het nastreven van de integratie van woon- en werkfuncties, is het noodzakelijk over inzicht te beschikken t.a.v. de werkfuncties. In het algemeen kan gesteld worden dat meer informatie beschikbaar is over woonfuncties dan over werkfuncties. Bij de integratiegedachte op dit kleinschalige niveau speelt vooral het ambachtelijke bedrijf een voorname rol. Aangezien hier echter in het algemeen weinig over bekend is, zullen in het hiernavolgende enige aspecten m.b.t. mbacht belicht worden. Naast ambachtelijke bedrijven kunnen ook kleine vestigingen uit andere dienstverlenende sectoren, waaronder kleine kantoren, uiteraard een vestigingsplaats krijgen op deze 3 bedrijventerreinen. 2.1. Het ambacht. De ambachtelijke onderneming kan aan de hand van de navolgende kenmerken worden gekarakteriseerd: zelfstandige bedrijfsuitoefening; produktie van goederen en/of diensten (als regel) op bestelling van individuele afnemers, ongedifferentieerde leiding en dientengevolge een persoonlijke directie invloed van de ondernemers op de werkzaamheden van zijn werknemers, voorts een sterke relatie van het gezin en het eigen vermogen met het bedrijf. Deze kenmerken zijn terug te vinden in de meeste ondernemingen, waarvan het personeelsbestand niet boven een betrekkelijk beperkt, doch per branche verschiliend, aantal werknemers uitkomt. In het algemeen kan deze grens worden gelegd bij 10 man. De grens tussen ambacht industrie is - gezien het enigszins arbitrair karakter van genoemd aantal - niet scherp te trekken. Als afnemers van het ambacht kunnen optreden produktiehuishoudingen en consumptiehuishoudingen. Dit leidt tot een onderscheid tussen toeleveringsbedrijven en consumentverzorgende bedrijven, waarbij moet worden erkend dat een aantal bedrijven beide categorieen tot hun afnemerskring kunnen rekenen en dat het begrip toeleveringsbedrijf hier ruimer gesteld wordt dan in het algemeen gebruikelijk is. lmmer hieronder worden als ' ;gel verstaan bedrijven, die een deel van het produktieprogramma va.. het grootbedrijf, meestal de industriele onderneming, overnemen. De omstandigheid dat het ambacht voor een zeer belangrijk deel zijn functie verricht voor particuliere consumenten komt tot uiting in een
- 4 -
nauwe relatie met de detailhandel. Blijkens gegevens van het Centraal Registratiekantoor Detailhandel-Ambacht is ca. 47 % van het aantal vestigingen in het ambacht gecombineerd met enigerlei vorm van detailhandel (1975). Dit impliceert evenwel niet dat alle ambachtelijke bedrijven die (hoofdzakelijk) voor particuliere consumenten werkzaam zijn, gecombineerd zijn met detailhandel. 2.2. Enige kerngegevens van ambachtsbedrijven. Volgens het C.R.K. (4) is de ontwikkeling van het aantal hoofdbedrijven in de periode 1961-1975 als volgt geweest: * Ontwikkeling van het aantal hoofdbedrijven in de periode 1961,1965, 1970 en 1975:
1961 Ambachtelijke vestigingen zonder detailhandel 60 730 Ambachtelijke vestigingen met detailhandel 73 390 Totaal
134 120
1965
1970
1975
65 100
64 040
60 950
70 680
60 220
53 350
135 780
124 260
114 300
Het totaal aantal ambachtsbedrijven loopt gestaag terug na 1965. In de periode 1965-1975 zijn er ongeveer 22.000 verdwenen. Redenen hiertoe zijn o.m.: doordat de ondernemer in loondienst ging, omdat voortzetting onrendabel was, stadssanering, faillissement, fusie en afstoten ambachtelijke activiteit. De grootste teruggang over de periode 1965-1975 vond plaats in de ambachtelijke vestigingen met detailhandel (ongeveer- 18.000), gevolgd door ongeveer - 4000 bij de ambachtelijke vestigingen zonder detailhandel. Wanneer de factor arbeid in de toekomst relatief goedkoper mocht worden, zal aan de teruggang in het ambacht wellicht een einde komen. De vestiging in het ambacht kunnen in de volgende 6 branches onderscheiden worden: 1. Bouwambachten. 2. Hout- en textielver werkende ambachten. r, , . , 3. Lederverwerkende ambachten. 4. Metaalverwerkende ambachten. 5. Voedselvoorzieningsambachten 6. Overige ambachten.
Tabel 2. . n , , .,,-,,, Totaal per 1-1-1970
m
32 13 4 {37 19 16
~ _ . , , . .ft-r % Totaal per 1-1-1975
820 410 830 ^ 660 320 220
26 11 4 ^30 16 13
124 260
100
30 10 3 ^35 16 17
380 864 142 53J 534 411 981
114 312
27 9 31
14 16 100
Ter toelichting diene, Hat het C.R.K. als hoofdbedrijf heeft aangemerkt hetzij de enige ambachtsbranche wa'arin de vestiging werkzaam is, hetzij - in de gevallen waarin de vestiging meer ambachtelijke branches bestrijkt - de voornaamste ambachtsbranche. In de cijfers komen derhalve geen dubbeltellingen voor.
- 5 -
Voor een verdere onderverdeling van deze 6 branches wordt verwezen naar bijlage 2. Uit een studie van het E.I.M. (5) blijkt dat van de na 1945 in winkelcentra gerealiseerde ambachtsbedrijven 36 % in Zuid-Holland tot stand kwam, gevolgd door Noord-Holland met 22 %, Noord-Brabant met 13 % en Gelderland met 7 %. Duidelijk blijkt de concentratie in de provincies Zuid- en Noord-Holland. Overigens moet erop gewezen worden dat het ambacht in de na de oorlog gebouwde winkelcentra slecht vertegenwoordigd is. Het ambachtelijke aandeel in winkelcentra met minder dan 7500 m bedrijfsoppervlakte varieert in 1969 als ook in 1972 van 6 tot 8 %; in de grootste winkelcentra (meer dan 7500 m bedrijfsoppervlakte) is dit 4 a 5 %. Het overgrote deel van de hierboven aangeduide na 1945 in winkelcentra gevestigde ambachtsbedrijven is geconcentreerd in grote steden met 100.000 inwoners (43 % ) , gevolgd door middelgrote steden met tussen de 50.000 en 100.000 inwoners (17 % ) . Het ambacht is vrijwel afwezig (5 %) in plattelandsgemeenten met agrarisch mannelijke beroepsbevolking. Het aandeel van het ambacht in de gezamenlijke verstedelijkte plattelandsgemeenten met < 20 % agrarisch mannelijke beroepsbevolking is 22 %. Uit een studie van Buit (6) blijkt dat van alle gemengde winkel-ambachtbedrijven in ons land ruim 70 % in vooroorlogse wijken, 20 % verspreid in naoorlogse wijken en maar 5 % in winkelcentra in nieuwe woonwijken is gelegen. In Amsterdam waren er in 1973 rond 5200 ambachtelijke bedrijven met 15.500 arbeidsplaatsen. In 1966 bedroegen deze aantallen resp. rond 7000 en 21.000 (7). Dit komt neer op 3 arbeidsplaatsen per ambacht (gemiddeld). Een zeer ruwe benadering waarbij wordt afgezien van verschillen tussen Amsterdam en Almere om tot een globale taakstelling van het aantal ambachtelijke arbeidsplaatsen in Almere-Haven te komen is als volgt. Amsterdam: aantal inwoners 800.000, aantal ambachtelijke arb.pl.: 15.500. Resulteert per inwoner 0,02 amb.arb.plaats. Voor AlmereHaven bij 20.000 inwoners derhalve: 0.02 x 2000 = 400 amb.arb.plaatsen. 2.3. Locatieaspecten van ambachtsbedrijven. Dat de bedrijfspandenplanning van ambachtsbedrijven geen eenvoudige zaak is blijkt uit het volgende citaat (1): "In de praktijk blijkt de winkelplanning tot een meer bevredigend resultaat te komen dan de reservering van grond ten behoeve van het ambacht. De winkelplanning omvat in hoofdzaak de planning van bedrijf sruimten voor detailhandelsbedrijven, waarbij inbegrepen die ambachtsbedrijven, die functioneel ten opzichte van de consument een soortgelijke plaats innemen als de detailhandelvestiging. Van een consequente, speciaal op het ambacht gerichte bedrijfspandenplanning is, behoudens voor de juist bedoelde winkelambachten, tot op heden (1968) nauwelijks sprake geweest. Als mogelijke achtergronden van de moeilijkheden m.b.t. het ambacht in de nieuwe woongebieden worden genoemd: - de hoge bouwkosten en huurprijzen van nieuwbouwprojecten voor ambachtelijke ondernemingen - het niet tijdig bezet raken van nieuwe bedrijfspanden en terreinen door het ambacht, waardoor de exploitant op grond van rentabiliteitsoverwegingen hieraan een andere bestemming geeft - aanbod van - voor het ambacht - niet doelmatige bedrijfsruimten - toegenomen transportmogelijkheden, waardoor vestiging in een nieuwe wijk niet onmiddellijk noodzakelijk is. - functieverlies van verschillende branches.
- 6 Ambachtsbedrijven kunnen a.h.w. onderscheiden worden naar functies waarbij: 1. haaldiensten overheersen 2. brengdiensten overheersen. ad 1) Bij de haaldiensten (de verbruiker begeeft zich naar het bedrijfspand van de ondernemer) ligt het transportprobleem bij de consument (b.v. horlogemaker). Naarmate de afstand tussen consument en dichtstbijzijnd bedrijf kleiner is, wordt de binding van de verbruiker met dit bedrijf meer voor de hand liggend. Geografisch gezien heeft deze omstandigheid een belangrijke consequentie. Is nl. in een bepaald woongebied plaats voor verschillende branchegenoten dan zullen deze zich, in beginsel ten opzichte van elkaar min of meer gelijkmatig over dit gebied trachten te verspreiden, waarmede het gebied globaal in een aantal verzorgingsgebieden zou worden opgedeeld. ad 2) In geval van brengdiensten (de ondernemer gaat naar de consument) zal het bedrijf zijn transportlijnen en -kosten trachten te minimaliseren (b.v. stukadoorsbedrijf). Het bereikt dit door keuze van een centrale vestigingsplaats t.o.v. zijn afnemers. De bedrijven waarin de brengdienst overheerst of inherent is aan de functie van de betrokken branche zullen elkaar dan ook niet sterk mijden vooral daar niet, waar zij geheel of gedeeltelijk gemeenschappelijke verzorgingsgebieden hebben. Ten aanzien van de situering van de terreinen voor het toeleverende ambacht spelen de volgende overwegingen een rol: 1. De afstand wonen - werken is doorslaggevend voor de mate waarin men geslaagd is in het scheppen van lokale werkgelegenheid. 2. Integratie van wonen en werken veronderstelt een zekere spreiding van de bedrijven over het woongebied. Concentratie van de bedrijven op een areaal leidt opnieuw - hoewel op een kleinere schaal - tot een functionele en ruimtelijke scheiding van beide levenssferen. 3. Een sterke versnippering van de terreinen beperkt de mogelijkheden tot een intensief grondgebruik. Zij werkt ten nadele van de verhouding tussen bruto- en nettogrondoppervlak van de bedrijven en is dus kostenverhogend. 4. De bedrijven hebben bijna altijd belang bij een goede verkeersligging. De woonstraten bieden in vele gevallen niet de gewenste verkeersaccommodatie voor producerende bedrijven. Het wijkwinkelcentrum is in het algemeen goed bereikbaar, ook voor afnemers en leveranciers van toeleveringsbedrijven. Op grond hiervan kan worden gepleit voor de situering van de terreinen voor het toeleverende ambacht op wijkniveau, gerealiseerd in de vorm van een beperkt aantal terreinen, waarvan bijv. een centraal in aansluiting op het winkelcentrum met zijn parkeervoorzieningen en wellicht een a twee aan de buitenkant van de wijk, georienteerd op de belangrijkste verkeerswegen. Bovenstaande aanbevelingen, ontleend aan de studie van het Bouwcentrum (1), zijn niet zonder meer uitvoerbaar m.b.t. de 3 kleine bedrijventerreinen in Almere-Haven. Een bedrijventerrein in aansluiting op het winkelcentrum is b.v. in de huidige situatie niet rea-
b
LU
ffi Q
'< CC Q.
rr Q O J
CO CC UJ
rr rr LU
Q
<
rr LU
-
t
o o
4
cr cr
CO
Z O cc
LU CC
x
O
LU X
LU
a
rr
a
Q _J UJ
X CO CO
Q . CO C N C O ^ - L r ) C D r « . C 0 C D
Q to to
1/1 CC UJ
a <
tzsQ
HSO
u ° > CC
il
o o o z z
a a ?
5z
J
I oo 11 Io £3 X CO
LU
Q. LU LU
LU
< z o
ti
Z O HmS co O yj <
Icr
u
z o if Q
o z=
O O
U. LL
LU Q. CO
O
Q
y
UJ!
l/l cc n e-
cr LU LU
,
-i °t o r^ 2 to Q i- UJ r- > ..-. LU Z
HCC
o g oj CO z LU o cr
n2§Z.2
z < b o o * o 5 O CO
CD
r- (NJ Cl Kt lfl 10 N C 2 ;
o z
a b o z
cr
a LU h z o -• z
cr' O
SE
O LU O oo
z <
Lu o z cr
CQ < < LU
£Q
u to
cr O
Z
^
LU
LU
rr
< Q
Q UJ
o,
Z 13
T- CM co «Ht°°in cfj
LU
h-
a.
- j o. O < CO CD
LU -D Z LU > LU
cr
a z <
o CN
§
_i
" !*-
tn
->
UJ
< u
z <
1 !
- 7 liseerbaar. Wel van toepassing in Almere-Haven is de aanbeveling een a twee terreinen aan de buitenkant van de wijk, georienteerd op de belangrijkste verkeerswegen te realiseren (1J en 1G). Uit het onderzoek van Buit (6) blijkt dat zegslieden van ambachtsorganisaties de integratie van ambacht in winkelcentra moeiiijk achten. Als redenen worden hierbij opgegeven dat: a) de modulen met hun gerichtheid op een etalage-functie qua lengte en breedte niet zijn "berekend" op het ambacht, b) de technische outillage (water, energie zoals gas en krachtstroora, belasting vloeren e.d.) voor het ambachtsdeel der bedrijven ongeschikt is, c) het ambachtsdeel teveel overlast voor aangrenzende winkels of woningen oplevert, d) in winkelcentra de hinderwet bij aanwezigheid van woningen met alle strengheid wordt toegepast (b.v. het weren van garagebedrijven), e) dikwijls onvoldoende aan- en afvoermogelijkheden (direct vanaf het bedrijfspand) aanwezig zijn, f) uitbreidingsmogelijkheid aan de achterzijde van het bedrijfspand wegens stringente rooilijnverordeningen veelal ontbreekt, g) dezelfde huurprijs voor het ambachts- en het winkeldeel van het bedrijf wordt toegepast; aangezien de werkplaatsruirate een veel lagere huur kan opbrengen dan de winkelruimte en een ruimtelijke splitsing tussen bedrijfsonderdelen (met afstoting van het ambachtsdeel naar goedkopere standplaatsen) juist in kleine bedrijven zonder filialen algemeen als onoverkomelijk wordt verworpen (hogere kosten, meer ongemak) verkeert het winkelambacht nu en in de toekomst in winkelcentra in een moeilijke positie; "vestiging van het werkplaatsgedeelte is wegens de huurlast in winkelcentra niet te realiseren". Men opteert, volgens dit onderzoek, voor een zuiver gespreid patroon van vestigingen. Redenen hiertoe zijn o.m.: grotere flexibiliteit m.b.t. vergroting of verkleining van bedrijfsruimte, lagere huurprijzen en minder kans op congestieproblemen. Wil er werkelijk meer ambacht in nieuwe wijken terecht komen, dan zal dit volgens de respondenten binnen de ambachtsorganisatie onvermijdelijk tot verdere schaalvergroting of schaalverkleining van bedrijven moeten leiden, wil men de hogere lasten kunnen opbrengen. Is gezien het voorgaande ook voor de vergrote bedrijven (met 10 a 20 man personeel) een gespreid patroon wenselijk, nog meer geldt dit voor de groeiende groep van tot eenmans-omvang gereduceerde bedrijven (om de loon- en sociale lasten van werknemers te ontvluchten). Met name voor deze categorie acht men de realisatie van een soort verspreide garageboxen van elk 20 m en een huur van maximaal / 5 0 , — per m jaar van betekenis; de thans in moderne woonwijken verspreid en klandestien in garageboxen voorkomende reparatiebedrijfjes vormen een illustratie van een zekere behoefte in die richting. Ten slotte wordt nog in het kort het garagebedrijf, een modern - ambachtelijke branche, behandeld. In het algemeen prefereert men in deze branche situering langs een drukke verbindingsweg of op een kruispunt tussen twee wijken (i.v.m. zichtbaarheid en omzetvergroting. Ligging op een bedrijventerrein is onaantrekkelijk. Vrachtwagengaragebedrijven daarentegen kunnen zonder bezwaar gehuisvest
- 8 worden in een betrekkelijk isolement op bedrijventerreinen, omdat hier het verband tussen verkoop en ligging niet opgaat. Bovendien is dit gunstig, omdat dit zware transportmaterieel zoveel mogelijk buiten het stadsverkeer blijft. 2.4. Bedrijfsvloeroppervlakte van ambachtsbedrijven De gemiddelde bedrijfsvloeroppervlakte van ambachtsbedrijven in nieuwe winkelcentra over de volgende 3 perioden was als volgt (5): September 1966: 11 7 m„ September 1969: 138 m ? September 1972: 143 m" Men ziet een tendens tot ruimtelijke schaalvergroting, ook in het ambacht, uit deze reeks. De cijfers hebben betrekking op gemiddelden; uiteraard zijn er per branche grote afwijkingen. Een inzicht in de bedrijfsvloeroppervlakte m.b.t. een aantal branches geeft het volgende overzicht (5): , - garagebedrijven: 570 ra . - loodgieter-, gas- en waterfittersbedrijf: 155 m - chemische wasserijen: 110 m „ - Rijwielreparatiebedrijf:_105 m - dames/herenkapperi 105 m - dameskapper: 95 m . - damesmaatkleermakerij: 80 m ~ - schoenreparatiebedrijven: 60 m - herenkapper: 60 m . - foto-atelier: 75ra. Ten slotte wordt verwezen naar bijlage 3, waarin de gemiddelde oppervlakte per branche over 1962 wordt weergegeven. Sindsdien is deze vorm van weergave helaas niet meer herhaald. Verschillen in uitkomsten tussen deze bijlage en de hierboven genoemde oppervlakten zijn o.m. te verklaren door: a. de bovengenoemde oppervlakten hebben betrekking op ambachtsbedrijven in nieuwe winkelcentra b. de resultaten uit de bijlage hebben betrekking op een enquete voor alle ambachtsbedrijven, al of niet in winkelcentra per September 1962. 2.5. Het vestigingsbeleid Het vestigingsbeleid voor het ambacht in nieuwe woongebieden heeft ten doel: het scheppen van voorwaarden, waaronder het ambacht zich zo goed mogelijk kan ontplooien. Dit doel mag niet los worden gezien van het algemeen beleid t.a.v. nieuwe woonwijken, maar moet daarin worden geintegreerd. Dit betekent dat in het algemeen beleid - onder afweging van andere essentiele factoren - zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de belangen van het ambacht, in het bijzonder dus ook met de specifieke eisen die het ambacht aan zijn vestigingsplaats stelt. Hierbij zal in de eerste plaats moeten worden gedacht aan de algemene economische voorwaarden waaronder het ambacht zich kan ontwikkelen, voorts aan de mogelijkheden tot schaalvergroting. De integratie van het vestigingsbeleid ten behoeve van het ambacht in het algemene beleid impliceert o.m. een goede coordinatie van de belangen van de inwoners met de belangen van de ondernemers. Ten aan-
LELYSTAD.
~*S~
it I i
a n
a » 1
-
ii»n&W*tf»
V I
-
.
. - . Slr'l.
>l L •
I"' 'Hi
•
GILDENHOF
i. KEMPKNAAR
«-
, - • — - " '
- 9 -
zien van de consumentverzorgende ambachten betekent dit o.m. minimalisering van de afstand leverancier-afnemer, zodanig dat vestiging van rendabele bedrijven op een zo dicht mogelijk bij de afnemers gelegen niveau mogelijk wordt, zulks met in acht nemen van de wens van de consument naar one-stop-shopping. Ten aanzien van de toeleveringsbedrijven betekent het vooral minimalisering van de afstand wonen werken c.q. tijdsverlies binnen voor de werknemers, in het bijzonder werkende gehuwde vrouwen, aanvaardbare reistijden. De opvang van ambachtsbedrijven die wegens sanering van stadscentra moeten verhuizen kan aan het ambachtsbeleid in nieuwe woongebieden een extra stimulans geven. In het algemeen betekent het scheppen van vestigingsmogelijkheden voor het ambacht in het nieuwe woongebied niet dat volstaan kan worden met het enkel reserveren van terreinen. De mogelijkheden voor middenstandsbedrijven om op deze terreinen voor eigen rekening en risico een bedrijfspand te realiseren zijn beperkt. Alleen de grotere bedrijven, als bijv. automobielgarages, zullen hiervoor de mogelijkheden bezitten, voor de overige branches zal het vestigingsbeleid mede de oplevering van bedrijfspanden moeten omvatten. De bepaling van de bouweenheden vormt daarom het volgende onderdeel van het vestigingsbeleid. Voor een deel van de bedrijven is een scheiding van werkplaats en winkel niet mogelijk of ongewenst; een ander deel van de bedrijven heeft uitsluitend behoefte aan een werkplaats, die niet doelmatig in een winkelpand kan worden ondergebracht. Een specifieke benadering van de bedrijfsruimten voor het ambacht is daarom noodzakelijk, gericht op het tot stand brengen van afzonderlijke werkplaatsen resp. bijzondere winkelpanden. De sterke diversiteit in de aard van de bedrijfsruimten gevoegd bij de qua oppervlakte eveneens sterk uiteenlopende bedrijfsgrootten stelt hoge eisen aan de flexibiliteit van de te projecteren bedrijfsruimten, vooral op hoger niveau. Deze flexibiliteit wordt bereikt indien de definitieve vormgeving van de bedrijfsruimten verschoven wordt tot een zo laat mogelijk tijdstip en plaatsvindt na het bekend worden van de aard van de zich aldaar vestigende bedrijven. Het beleid zal zich dus moeten richten op de realisatie van een aantal bouweenheden, die door samenvoeging of uitbouw bijv. de uiteindelijk gewenste bedrijfsruimten mogelijk maken. Als zodanige bouweenheden kunnen dan worden genoemd: -, A. Winkelbouweenheden volgens een bepaald moduul van bijv. 40 m met een frontbreedte van bijv. 5 m. Samenvoeging van twee van deze eenheden geeft dan een vloeroppervlak van 80 m , enz. Een bezwaar van deze methode is dat bij toenemende bedrijfsgrootte de verhouding tussen breedte en diepte van de bedrijfsruimten ongunstig wordt, indien vastgehouden moet worden aan de eis dat het winkelgedeelte de voile breedte van de frontgevel blijft beslaan. B. Winkelbouweenheden met een uitzonderlijke diepte. Deze zijn bij uitstek geschikt voor de bedrijven waarin de werkplaats een i langrijk gedeelte van de bedrijfsruimten in beslag neemt (slagers, warme bakkers) en een integraal onderdeel van de bedrijfsuitoefening vormt. C. Werkplaatseenheden. Aansluiting kan hier worden gezocht met de voorzieningen voor het toeleverende ambacht door de realisatie van een complex gesitueerd aan de buitenzijde van het winkelcentrum, eventueel aan de bedienstraat (achterzijde winkelcentrum) 1). 1) Per geval dient te worden nagegaan of bouw in meer lagen gewenst is.
-10Op de begane-grondlaag van een dergelijk complex bestaat de mogelijkheid de voorgevel dusdanig te construeren, dat een al dan niet bescheiden verkoopruimte gerealiseerd kan worden. Ambachtsbedrijven hebben hier de mogelijkheid het contact met de afnemers in een aantrekkelijke omgeving af te handelen, de inrichting van showrooms is mogelijk, enz. Dit gedeelte van de voorzieningen kan hierdoor het karakter van een secundaire winkelstraat worden gegeven. Het kan aantrekkelijk zijn voor bedrijven die in hun contact met de afnemer minder stadsgevoelig zijn dan bijv. met het opticiens- en het juweliersbedrijf het geval is. Als werkplaatseenheid kan opnieuw een oppervlakte van bijv. 40 cm als uitgangspunt worden gekozen. Bij wijze van globale gedachtenbepaling is in tabel 3 aangegeven in welke bouweenheden (A, B of C) werkplaats (en winkel) voor verschillende consumentverzorgende branches het meest geschikt zijn om een doelmatige bedrijfsvoering te waarborgen.
- 11 Tabel 3: Bouweenheid van de branches detailhandel
Branches
werkplaats
B O U W E E N H E I D
Schoenmaker Herenkapper Bakker Slager Gawalobedrijf Schilderbedrijf Banketbakker Consumptie-ijssalon (Motor) rijwielbedrijf Dameskapper Elektrotechnici Fotograaf Opticien Woninginrichting
x -
x X
X X
x x x x
X X X X
X X
X
X X
X X
x
X X X X
Smid
Radio- en t.v.-bedrijf x Tandtechnisch lab. Schoonheidsverz. instituut Glazenwassers Juweliers Uurwerkmakers Maatkleding
X X
X X
2.6. Finaneieringsaspecten Bij de planning zal terdege rekening moeten worden gehouden met de financiele draagkracht van de gegadigden. Aangezien de ondernemers in het midden- en kleinbedrijf veelal minder mogelijkheid hebben om in aanzienlijke mate vreemd vermogen aan te trekken en daarvoor trouwens, wegens hun persoonlijke aansprakelijkheid, nogal huiverig zijn, impliceert vestiging in een nieuw woongebied in vele gevallen vrij grote financieringsproblemen. Het is daarom van groot belang het planningbeleid erop te richten de kosten van de huisvesting voor de ambachtelijke bedrijven op een relatief laag peil te houden. Reeds eerder werd erop gewezen dat het laten bouwen van een bedrijfspand binnen het financiele bereik van slechts een relatief kleine groep ambachtelijke ondernemers ligt. Ook de financiering, van kooppanden is voor het overgrote deel van de ondernemers in het ambacht onraogelijk. Voor het kleinere ambachtsbedrijf liggen de acceptabele voorwaarden als regel in de huurpanden, waarbij gedacht zou kunnen worden aan verzamelcomplexen. Daarvan zijn er ook in Nederland enkele gebouwd. Voorbeelden hier zijn Leeuwarden, Amsterdam (Adriaan van Swietenhof, Bartholt Enthesstraat,, Mendes Da Costahof), Rotterdam (Oostzeedijk
- 12 en Goudsesingel) en Den Haag (Loosduinen). Deze verzamelgebouwen zijn veelal werkplaatsen van kleinere omvang. Desondanks is gebleken dat het slechts een beperkt aantal kleinere ambachtsbedrijven waren die van deze vestigingsmogelijkheden gebruik hebben gemaakt. De verklaring voor deze omstandigheid wordt ook hier thans voor een deel van de projecten in de hoogte van de huren gezocht. In het algemeen kan immers worden geconstateerd, dat de ambachtelijke ondernemers de huisvestingskosten in nieuwe woongebieden veelal een belemmering vinden om tot rendabele exploitatie van een vestiging aldaar te komen. Deze opvatting leidt tot terughoudendheid om zich in nieuwe woonwijken te vestigen. Deze omstandigheid doet het probleem ontstaan van de aanlooptijd d.w.z. de periode die verstrijkt tussen de terreinreservering en de bezetting van de voorzieningen. Het is duidelijk dat een te groot beroep op de tolerantie van de aanlooptijden wegens de daaraan verbonden kosten spanningen oproept, die ertoe kunnen leiden dat aan de grond (ook wanneer deze onder bepaalde bestemmingsvoorwaarden aan exploitatiemaatschappijen is overgedragen), resp. aan de voorzieningen voor het ambacht een andere bestemming wordt gegeven. Deze omstandigheid kan de mening doen ontstaan dat de behoefte aan voorzieningen voor het ambacht in nieuwe woongebieden toch niet zo groot is als in theorie wel wordt gesteld. Het gevolg daarvan kan zijn dat in de toekomst minder grond voor het ambacht ter beschikking komt. Daarmee wordt niet alleen afbreuk gedaan aan de leefbaarheid van de woonwijken, maar worden ook de ontplooilngsmogelijkheden van het ambacht geremd. Bij Almere-Haven kan hieraan tegemoet worden gekomen door een reserveruimte op de kleine bedrijventerreinen speciaal voor het ambacht te reserveren (b.v. 20 % ) . De huren zijn voor ambachtsbedrijven van groot belang. Navraag wat in het najaar van 1975 een maximaal betaalbare huur voor het ambacht is, leverde als resultaat + / 4 5 , — per m . (8). Volgens Buit (6) overschrijdt de maximaal haalbare jaarhuur voor het gemengde en pure ambacht nooit / 5 0 , — a / 6 0 , — per m . Aangezien het ambacht uit verschillende branches bestaat, waarbij de ene branche financieel er beter voorstaat dan een andere, ligt de maximaal haalbare huur waarschijnlijk tussen / 4 5 , — en / 6 0 , — per m , afhankelijk per branche. De grondprijzen (een belangrijk onderdeel v.d. huur) die vastgesteld zijn voor de bedrijventerreinen in Almere-Haven, op de locaties verspreid in het woongebied en langs de ontsluitingsweg, zijn als volgt:
Terreinen verspreid in in woongebied (1G en IF)
Jaar
1976 1977 1978
Terrein langs ontsluitingsweg (1J)
Erfpachtscanon per m /jaar
Koopprijs
Erfpachtcanon per m /jaar
Koopprijs
/ 2,,40 / 3.i / 3 ,60
/ 40,— f 50,f 60,—
/ 3 ,60 / 4 ,20 / 4 ,80
/ / /
60,— 70,— 80,—
Nursery units (kleine bedrijfspanden) te Runcorn New Town (enge 1 and) /~~""-Oppervlakte: 300 m2 zie oppervlakte Binnenplaatsj 75 m2 3.200 sq.ft. overall.
Nursery & Double Nursery Factories ••>v» A tin '_. -
3,200sq.ft. overall •:^GAOOsqfi 6vefc.ll P
o
-n
-'CM
f r a c t i o n ' Space 2,400 sq.ft.
PTC*AJC^
5600 sq.ft.
/ g cp
S j. • j V-irti- 800 sq.f 3 CM
jZ
Ay- ; / • »«la»aaa»aM n
•
i „,
•
'-
».
•
_
•
»
- 13 Serieus te overwegen valt het voorstel kleine bedrijfshallen speciaal t.b.v. het ambacht en kleinschalige ondernemingen te laten bouwen. Deze hallen zullen tegen een betaalbare huur (eventueel via overheidssubsidies) verhuurd moeten worden. Concurrentie met andere te bouwen bedrijfshallen in Almere-Haven dient vermeden te worden d.m.v. o.a. een stringent toelatingssysteem. Naast een acceptabele huur, zal het noodzakelijk zijn door voorlichting de ondernemers in het ambacht af te brengen van hun gedachte, dat vestiging in nieuwe woonwijken voor hen onoverkomelijke financiele consequenties heeft. Dit houdt in een tijdige informatie over de vestigingsmogelijkheden (incl. de hieraan verbonden vaste lasten), gevolgd door een werving van gegadigden. Informatie zou kunnen worden gegeven via vak- of standsorganisaties; de werving zou gepaard moeten gaan met individuele voorlichting over de economische vooruitzichten voor de betrokken gegadigden in de nieuwe woonwijken, gebaseerd op een bedrijfseconomische analyse van hun bedrijf. Een dergelijke analyse geeft voor alle partijen meer zekerheid over de mogelijkheden. De effectiviteit van dit beleid zal sterk kunnen worden verhoogd door in de uitvoering van de bouwvoorzieningen voor het ambacht een temporisering aan te brengen, die zoveel mogelijk zou kunnen worden aangepast aan de ingebruikneming van de voorzieningen. Deel B: Progamma van eisen 3.
Oppervlakten van de 3 bedrijventerreinen.
3.1. 1 J. (langs ontsluitingsweg). Opm: Dit bedrijventerrein is momenteel het enige van de 3, waarvan de exacte ligging en de relatie met de omgeving (veelal woonomgeving en sportvelden) reeds vastligt. De opgemeten bruto oppervlakte bedraagt 5,4 ha, verdeeld in 3 kavels van resp. 0,92 ha, 1,4 ha en 3,08 ha. Deze opgemeten bruto oppervlakte bevat geen wijkwegen, alleen enige groenstroken. Om deze reden wordt verondersteld dat de verhouding bruto: netto 100 : 80 is. De netto-oppervlakte voor 1 J wordt dan 0,80 x 5,4 ha = 4,4 ha. Ter vergelijking: op een nieuw wijkwerkterrein in Breda is de verhouding bruto: netto als volgt: 100 : 85. 3.2. 1 F. (langs de gracht) Huidige bruto oppervlakte: 1,24 ha. In overleg met Gerretsen en Van Willigen is besloten dit terrein 1 J x te vergroten, derhalve lj x 1,24 ha = 1,86 ha. (Conform) verondersteld is m.b.t. de bruto: nettoverhouding in 1 J, wordt deze voor 1 F: 0,80 x 1,86 ha = 1,5 ha netto. 3.3. 1 G. (op de grens van I F , 1 G en 1 H ) . Bruto oppervlakte: 1,2 ha, (volgens structuurschema Netto oppervlakte: 0,80 x 1,2 ha = 0,96 ha. 4.
Almere-Haven)
Geraamde taakstellende aantallen arbeidsplaatsen op de bedrijventerreinen en een typering per bedrijventerrein.
4.0. Inleiding Medio 1975 is over Almere-Haven een grid en een typering per bebedrijventerrein gelegd en zijn per grid de inwoners en arbeidsplaatsen geraamd. De ramingen voor de arbeidsplaatsen zijn gebaseerd
- 14 op 6350 arbeidsplaatsen totaal. Gezien het tijdrovende werk dat hierin besloten lag, is bij de raming van de arbeidsplaatsen t.a.v. de 3 bedrijventerreinen gebruik gemaakt van de gridverdeling en de hieruit voortvloeiende arbeidsplaatsen. De arbeidsplaatsen zijn onderverdeeld in secundaire en tertiaire sector en bouwnijverheid. Binnen elke sector zijn er tevens onderverdelingen gemaakt naar bedrijfsklassen (S.B.I., C.B.S. 1974). Bij deze indeling is rekening gehouden met het werkdocument betreffende milieuaspecten (9). Hier zullen alleen de arbeidsplaatsen per sector weergegeven worden. In bijlage 4 zijn de taakstellende arbeidsplaatsen per bedrijfsklasse opgenomen. 4.1. Geraamde aantallen arbeidsplaatsen in 1 J. (langs ontsluitingsweg). Secundaire sector: 139 Tertiaire sector: 208 Bouwnijverheid: 92 Totaal:
439
Bij 4,4 ha netto levert dit een terreinquotient
2 van 100 m .
4.2. Geraamde aantallen arbeidsplaatsen in 1 F. (langs de gracht) Secundaire sector: 76 Tertiaire sector: 214 Bouwnijverheid: 13 Totaal:
303
2 Bij 1,5 ha netto levert dit een terreinquotient van 50 m . 4.3. Geraamde aantallen arbeidsplaatsen in 1 G. Secundaire sector: 50 Tertiaire sector: 145 Bouwnijverheid: 9 Totaal:
204
2 Bij 0,96 ha netto levert dit een terreinquotient van 50 m . 4.4. Een typering per bedrijventerrein. In het volgende overzicht wordt getracht een globale typering te geven van het type bedrijven dat zich zal kunnen vestigen op de 3 bedrijventerreinen. Deze typering beperkt zich grotendeels tot de secundaire sector (ambachtelijke en kleinschalige bedrijven). 4.4.1. Terrein
1 J.
Automobiel- en garagebedrijf, carrosserie- en aanverwant bedrijf, electrotechnisch reparatie, installatiebedrijf, metaalbewerkingsbedrijf, radio/televisie installatie- en reparatiebedrijf, groothandel,
Nursery Units te Washington New Town (Engeland). Dit ontwerp heeft de eerste prijs behaald in 1975 voor bedrijfsgebouwen. Oppervlakte: 93 m2.
- 15 -
4.4.2. Terrein
1 G.
Bouwambachten zoals: aannemers- en timmerbedrijf, loodgieters, waterfitters- en gasfittersbedrijf, schilderbedrijf, stukadoorsbedrijf. Verder: behangers- en stoffeerdersbedrijf, doe-het-zelf-zaak en waterrecreatiebedrijven (aan de gracht). 4.4.3. Terrein 1 F. Hoofdzakelijk waterrecreatiebedrijven, zoals: zeilmakerij annex servicepunt en verkoop van watersportartikelen, onderhoud en verkoop van jachten, bouw van kleine jachten en exploitatie jachthaven. 5.
Verhouding mannelijke tot vrouwelijke werknemers op de bedrijventerreinen. Veelal wordt gesteld dat de vrouwelijke arbeidskrachten immobiel zijn en gaarne hun werkterrein zo dicht mogelijk bij huis willen hebben. Aan deze behoefte wordt nu duidelijk tegemoet gekomen d.m.v. deze bedrijventerreinen. Uit de gehouden enquete (2) blijkt dat de verhouding m : v werknemers ongeveer 60 % : 4 % is op deze type bedrijventerreinen. Vergelijken we deze percentages met de belangstelling voor b.v. het terrein De Steiger, dan blijkt dat deze verhouding daar 87 % : 13 % is. Het type bedrijf dat zich op de kleine terreinen in de woonbebouwing wil vestigen heeft dus een relatief hoger aantal vrouwelijke arbeidskrachten en beantwoordt hiermee aan een der doelstellingen van deze terreinen.
6.
Kavelgrootte
en bedrijfsvloeroppervlakte.
6.1. Gegevens uit de enquete (2). Uit de gegevens van de bedrijven die voorkeur hebben gegeven voor vestiging op een klein bedrijventerrein verspreid in de woonbebouwing in Almere-Haven, blijkt dat de terreinbehoefte varieert tussen 150 m en 1200 m . De gegevens van de zeven bedrijven die opgave hebben gedaan voor wat betreft de gewenste afmetingen en die geschikt lijken voor deze locatie zijn als volgt: Tabel 4. Kavelgroo tte (m ) Aard onderneming
1976
1. Accountantsbureau 200 2. Meubelmakerij 3. Schoonmaakbedrijf 150 4. Verhuisbedrijf 400 5. Bandenhandel 400 6. Taxibedrijf 170 7. Kampeerautoverhuur + garage 1200
1980
2 Bedrijfsvloeropp. (m ) Bouwen of huren 1976 1980 1976
250
100 200
150 200
huren huren
600 1000 800 170
100 400 170
280 1000 170
bouwen bouwen bouwen huren
1200
240
480
bouwen
- 16 -
Slechts bij 2 ondernemingen (accountantsbureau en schoonmaakbedrijf) kan een redelijke relatie gelegd worden tussen de terreinbehoefte (kavelgrootte) en de bedrijfsvloeroppervlakte. Deze is resp. 60 % en 47 %. 6.2. Bedrijfsvloeroppervlakte van ambachtsbedrijven. Uit 2-4. bleek dat in 1972 de gemiddelde bedrijfsvloeroppervlakte 143 m .was voor ambachtsbedrijven in nieuwe winkelcentra. Uit bijlage 3 blijkt dat de gemiddelde bedrijfsvloeroppervlakte van ambachten (niet noodzakelijkerwijs in winkelcentra) in 1962 ruim 200 m was. Aangenomen kan worden, gezien de schaalvergroting die ook in het ambacht heeft plaatsgg vonden, dat anno 1975 de gemiddelde bedrijfsvloeroppervlakte > 200 m is. Exacte gegevens zijn hierover helaas niet bekend. 6.3. Gegevens uit het rapport "Afzetraogelijkheden voor bedrijfshallen in Almere" (10). Van de 17 ondernemers uit Groot-Amsterdam die vestiging in Almere denkbaar achten, waren er 11 die een gewenste bedrijfsvloeroppervlakte van < 2000 m opgaven. Dit waren geen specifiek ambachtelijke ondernemingen. De frequentieverdeling was als volgt:
Tabel 5. 100 m 2 „ 100 - 250 nu 250 •- 500 nu 500 - 750 ml - 1500 nu 1000 - 2000 m 1500 <
1
5 1 2 1 1
Door een ruime meerderheid van deze 17 ondernemers werd een ontkennend antwoord gegeven op de vraag of er naast de bebouwde bedrijfsvloeroppervlakte nog behoefte was aan onbebouwd industrieterrein (b.v. voor opslag in de open lucht, reservering voor toekomstige gebruik etc.) Zij die daar wel behoefte aan hadden, ging het overwegend om terreinen < 500ra. Van de 18 ondernemers uit het Gooi die vestiging in Almere denkbaar achten, waren er 11 die een gewenste bedrijfsvloeroppervlakte van < 1000 m opgaven. Opvallend is zowel uit Groot-Amsterdara als uit het Gooi de overgrote belangstelling voor toch relatief kleine bedrij fsvloeroppervlaktes. Een duidelijke relatie tussen de aard van het bedrijf en de gewenste bedrijfsvloeroppervlakte is niet gegeven. Wel blijkt uit dit rapport dat uit Groot-Amsterdam de belangstelling voor Almere vooral komt, in volgorde van grootte uit de volgende sectoren: groothandel, overige industrie, electro- en installatie en transport. Uit het Gooi komt de belangstelling voor Almere in volgorde van grootte uit de volgende sectoren: groothandel, bouwnijverheid, overige industrie, electro en installatie, chemische industrie en grafische industrie, uitgeverijen. 6.4. Rapport werkterreinen in Breda (11). Op het wijkwerkterrein Mathenessestraat te Breda zijn momenteel 16
-?-! rbA ky \
Hm
ftMUl-HM l±=rr
VLAANDEREN
iwi'fP^
1
LAAN
'i^XgOT) „
®5) i
£*
- 17 vestigingen met 192 werkzame personen gesitueerd, welke tezamen een netto oppervlakte van 4,5 ha occuperen (2800 m per vestiging). De bruto oppervlakte bedraagt 5,5, ha. Netto: bruto verhouding is derhalve 80 %. Volgens het rapport komt dit werkterrein vanwege zijn recente datum van realisering, door zijn ligging en zijn omvang het meest tegemoet aan het ideaalbeeld dat kan worden verkregen van een werkterrein opgenomen in de nieuwe woonbebouwing. De grote gemiddelde oppervlakte per vestiging (2800 m ) wordt veroorzaakt door de afwezigheid van typische ambachtelijke bedrijven hier. Overheersend zijn groothandel en metaalnijverheid. De minimale kavelgrootte is hier 500 m . Overheersend zijn de kavels in de orde van grootte tussen 1000 - 2000 m . Hieruit blijkt dat er een andere kavelgrootteverdeling ontstaat bij afwezigheid van ambachtelijke bedrijven. 6.5. Bedrijventerrein "De Tempel" in het plan Jagershoef-Vlokhoven "te Eindhoven (12). Dit terrein is aan alle kanten omgeven door woonbebouwing. De bruto oppervlakte bedraagt 9,7 ha en de netto oppervlakte 6,2 ha, derhalve een netto: brutoverhouding van 64 %. Op dit terrein zijn 35 bedrijven gevestigd met een totale netto oppervlakte van 6,2 ha; derhalve is de gemiddelde oppervlakte per bedrijf 1780 v.m. Tevens zijn hierop een kerk en een woning gesitueerd. De frequentieverdeling van de kavelgroottes is hier als volgt: Tabel 1 Aantal 300 < 500 <
2 500 m 2 800 m
800 < 1000 m 1000 < 1500 m 1500 < 2000 m 2000 < 3000 m
2 2 2 2
2 3000 < 4000 nu 4000 < 5000 m
2 4 4 8 6 6 2 3
type bedrijf Architectenbureau, leegstand pand. Wasserij, timraerfabriek, carrosseriebedrijf, uitdeukbedrij f. Drukkerij, glasinstrumentmakerij, visverwerkingsbedrijf, bouwbedrijf. Groothandelaren, garagebedrijf, autobanden, stukadoorsbedrijf. Groothandelaren, garagebedrijven, metaalhandel, bouwbedrijf. Automaterialen, garagebedrijf, plasticfabriek, machinefabriek, groothandel Autobanden, papiergroothandel. Kantoormeubelen, garagebedrijf, wasserij.
25 van de 35 bedrijven (= 71 %) zijn gesitueerd op kavels van 1000 m en groter. De kavels tussen 1000 en 3000 m prevaleren, nl. 20, d.i. 57 %. Ongeveer 10 kavels zijn nog vrij; opvallend is dat deze voor een groot deel vrij klein zijn, nl. ongeveer 1000 m . De belangstelling is dus op dit bedrijventerrein in eerste instantie uitgegaan naar de kavels > 1000 m . 6.6. Bedrijventerrein "Woenselse Heide" in het plan Jagershoef-Vlokhoven te Eindhoven (12). Dit terrein is momenteel aan 2 kanten omgeven door woonbebouwing. Slechts 7 bedrijven zijn momenteel hier gevestigd. Dit is een nieuw terrein. De andere 2 kanten zij omgeven door wegen, waarvan er een het karakter van een snelweg heeft. Totale bruto oppervlakte bedraagt rond 13 ha. Netto oppervlakte rond 10 ha. Verhouding netto: bruto op dit terrein is derhalve 77 %.
2
- 18 Tabel 7. De frequentieverdieling van de 7 kavels en het type bedrijf is als volgt: Kavelgrootte 1500 < 2000 m
2
2
2
2000 < 2500 m 3000 < 3500
Type bedrij f
Aantal
3 ,, ra
2
elektrotechnische industrie, radio & TV (I.T.T.) garagebedrijf, zonweringen, hout- en meubelindustrie garagebedrijf, autobanden.
Duidelijk blijkt hieruit dat er een schaalvergroting is opgetreden t.a.v. de kavelgrootte in vergelijking met het bedrijventerrein "De Tempel". Uiteraard kunnen er in de toekomst kavels < 1500 m worden uitgegeven, bij gebleken vraag. 6.7. Bestemmingsplan Genderbeerad E te Eindhoven (13). Dit bestemmingsplan, gedateerd april 1975, beoogt in het kader van de spreiding van werkgelegenheid over Eindhoven bij het woongebied Gestelse Ontginning enige bedrijfsterreinen te situeren. Aan de hier te vestigen bedrijven wordt uitdrukkelijk de eis gesteld, dat zij zich verdragen met het wonen in de directe omgeving. Het bestemmingsplan omvat o.m. bedrijventerreinen, een industrieterrein, magazijnen, kantoren, een groothandelscentrum, service station en een motel. Totale oppervlakte bedraagt 163.500 ra . Hiervan is voor: - verharding 30.100 m 2 (18 %) - groenvoorziening 16.700 nu (10 %) - water 2.700 m ( 2 %) 49.500 ra2 (30 2 Netto uit te geven bouwterrein: 114.000 m . Netto: bruto verhouding is derhalve 70 %. Binnen het plangebied zijn mogelijkheden geschapen om bij de bedrijven langs de oostelijke rand vrijstaande bedrijfswoningen te bouwen. De bedoeling is dat deze woningen een overgangselement vormen tussen het bedrijfsterrein en de ten oosten van dit terrein gelegen woongebieden. Het bebouwingspercentage voor deze bedrijven is gesteld op 80 en voor magazijnen en kantoren eveneens op 80. Bebouwingspercentage = het percentage per bouwperceel van de voor de desbetreffende bestemming aangewezen gronden, dat mag worden bebouwd. 6.8. Samenvatting. In deze samenvatting wordt gepoogd op overzichtelijke wijze hetgeen behandeld is in 6.1. t/m 6.7. te comprimeren.
- 19 Tabel 8.
6.1. Enquete R.IJ.P. (1975)
Kavelgrootte
Bedrij fsvloeroppervlakte
200 m 2 - 1200 m 2
100 m 2 - 1000 m 2
6.2. Ambachtsbedrijven - in nieuwe winkelcentra - niet noodzakelijk in winkelcentra
200 m
6.3. Rapport afzetmolijkheden bedrijfshal len in Almere
100 m 2 - 2000 m 2 , met accent op < 1000 m .
143 m
6.4. Rapport werkterreinen in Breda
Gemiddeld: 2800 m overheersend:„ 1000 - 2000 m
6.5. Bedrijventerrein "De Tempel", Eindhoven
300 m 2 - 5000 m 2 overheersend:„ 1000 - 3000 m
6.6. Bedrijventerrein "Woenselse Heide", Eindhoven.
1500 m 2 - 3500 m 2
en hoger
1. Indien Almere op de bovengenoemde 3 bedrijventerreinen specifiek ambachtelijke bedrijven wil aantrekken, verdient het aanbeveling een bedrijfsvloeroppervlakte te reserveren in de orde van grootte van 100 - 200 m . 2. Indien Almere kleinere (niet specifiek ambachtelijk) bedrijven wil aantrekken, verdient het aanbeveling kavels te reserveren in de orde van grootte van 200 m - 3000 m . 3. Aanbevolen wordt dat de acquisitie zich richt zowel op de ambachtelijke, als op de niet specifiek ambachtelijke sector. Dit betekent dat voor beide sectoren geschikte kavelgroottes gereserveerd moeten worden zoals hierboven aangegeven. 4. Verhouding kavelgrootte: bedrijfsvloeroppervlakte. Deze verhouding verschilt uiteraard van bedrijf tot bedrijf. Het bebouwingspercentage, zoals ook voor deze 3 bedrijventerreinen in AlmereHaven houdt hier uiteraard nauw verband mee. In 6.7. (Eindhoven) is het bebouwingspercentage 80. In Lelystad is dit percentage 70. Voor 1 J wordt een bebouwingspercentage van min 5 en max. 75 voorgesteld. Voor 1 G en 1 F resp. 60 % - 80 %. 5. Kavelgrootteverdeling van de 3 bedrijventerreinen: 5.1. Terrein 1 J In het algemeen wordt gepleit, gezien de grootte van het terrein en het soort bedrijven dat hierop gedacht wordt (zie 4.4.) voor een max. kavelgrootte van 2500 m , welke in kleinere eenheden onderverdeeld kan worden. 5.2. Terreinen I F en 1 G. Aangezien dit kleinere terreinen zijn dan 1 J, wordt gepleit voor een max. kavelgrootte van 1500 m . Voor ambachtelijke bedrijven moeten kavels van 200 a 300 m gereserveerd worden. Dit geldt ook
- 20 -
hoewel in mindere mate voor terrein 1 J. Het zal uit het voorgaande duidelijk zijn dat er in het ontwerp rekening gehouden moet worden met een grote mate van flexibiliteit, welke aan onvoorziene omstandigheden het hoofd biedt. 7. Ontsluiting. De terreinen 1 J en 1 G zijn gesitueerd aan de hoofdontsluitingsweg van Almere-Haven. Aangezien het terrein 1 F nu gesitueerd is aan de stadsgracht, is het noodzakelijk dat het oorspronkelijke tracee van de ontsluitingsweg langs 1 F ook gewijzigd wordt. Momenteel is over het terrein 1 J het meest bekend. Het stedebouwkundig plan van 1 E 1 en 1 J (gedateerd 16-7-1975) geeft aan dat 1 J ontsloten wordt via een wijk-auto-ontsluitingsweg. Tevens is er een fietspad geprojecteerd tussen een aantal kavels op 1 J. Een halteplaats van de openbare vervoersbaan is op 200 m noordelijk van 1 J geprojecteerd. De openbare vervoersbaan doorsnijdt, volgens de plannen, het terrein 1 G. Een halteplaats is oostelijk van het terrein, op ongeveer 150 m geprojecteerd. Speciaal voor de vrouwelijke werknemers kan de nabijheid van een frequent openbaar vervoersverbinding een attractiepunt vormen (de afstanden zijn hemelsbreed gemeten). Het terrein 1 G zal naar alle waarschijnlijkheid ook bereikbaar worden voor voetgangers en fietsers. Het terrein 1 F is zoals gezegd in westwaartse richting verschoven en ligt nu aan de stadsgracht. Dit terrein zal nu aan de westzijde ontsloten worden door de stadsgracht, hetgeen speciaal voor kleine scheepswerfjes en zaken verwant met de watersport een attractiepunt zal vormen. Te denken valt hier aan ambachtelijke bedrijven, die tevens eventueel enige detailhandel uitoefenen. Voorgesteld wordt om de ontsluitingsweg ten oosten van het terrein 1 F te situeren. M.b.v. wijkontsluitingswegen zal de aan- en afvoer van goederen voor alle bedrijven dienen te geschieden. Een 2-zijdige ontsluiting wordt aanbevolen voor de grotere kavels en een 1-zijdige voor de kleinere. Ook voor voetgangers en fietsers dient dit terrein bereikbaar te zijn. De halteplaats van het openbaar vervoer ligt op ongeveer 225 m ten westen van 1 F. Bij de planning van de wegenstructuur bij 1 F en 1 G dient enerzijds geen overlast te worden aangedaan aan de woonbebouwing en anderzijds is het een vereiste voor een goede bedrijfsuitvoering dat de bedrijven de vrachtauto bij hun bedrijf kunnen neerzetten zonder dat er congestieve verschijnselen ontstaan (zoals veelal in de oude binnensteden). Parkeermogelijkheden voor vrachtauto's en personenauto's dienen ruimschots aanwezig te zijn zowel op eigen terreinen als op een openbaar parkeerterrein. Voorlopig wordt hier gepleit voor 1 parkeerplaats per 2 werknemers. Ten slotte wordt ervoor gewaarschuwd, bij het toelatingsbeleid, geen bedrijven toe te laten met zeer grote vrachtwagen (-combinaties), het z.g. bulktransport (lawaaihinder). 8. Relatie met de woonomgeving De doelstelling van deze 3 bedrijventerreinen is om de integratie te bevorderen tussen woon- en werkfuncties. Dit betekent echter geenszins dat de werkfuncties overlast gaan veroorzaken. Een goed stedebouwkundig plan enerzijds en een juiste selectie van de vestigingen anderzijds zullen de integratiegedachte moeten bewerkstelligen. Zowel van de bewoners als van de ondernemers zal dit in eerste instantie waarschijnlijk aanpassing vergen. Dit aanpassingsproces kan v.w.b. de bewoners vereenvoudigd worden, door bij het woningtoe-
GREETBYPLACE Potter Brum! leld Tool I Thread Distributors Tycoate Industrial Finishes Ltd
-I ! I• I
Consultant Gas Engineers Ltd. Department Of Employment Tycoate Industrial Finlshos Ltd. S O C Landscape depot EvershedsLtd link Units ( Engineering ) '.td.
Bewegwijzering b i j b e d r i j v e n t e r r e i n Greetby Place t e Skelmersdale New Town (Engeland).
Nummeringssysteem voor k l e i n e b e d r i j f s e e n h e d e n Washington New Town (Engeland).
te
- 21 wijzingsbeleid te vragen naar de potentiele belangstelling voor het wonen nabij deze terreinen, in bijzonderheid geldt dit voor de vrouwelijke werknemers. Voorlichting over vestigingsmogelijkheden in Almere door overkoepelende organisaties (b.v.: Centraal Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf, Econ. Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf en Hoofdbedrijfschap Ambachten) kan in dit stadium ondernemers de weg wijzen naar Almere. In het stedebouwkundig plan voor 1 J zijn enige woningen geprojecteerd aan de noordelijke grens van het terrein. In het bestemmingsplan Genderbeemd E vervullen vrijstaande bedrijfswoningen een overgangselement tussen het bedrijfsterrein en de woongebieden. Wellicht verdient dit voorbeeld navolging in 1 G. Een ander belangrijk aspect is de vormgeving van de bedrijfsgebouwen zelf in of nabij de woonbebouwing. Een van de mooiste voorbeelden van een architectonisch geslaagd kleinschalig bedrijvencomplex is te vinden in de nieuwe stad Washington nabij Newcastle. Hier worden eenheden van 93 m te huur aangeboden. Dit complex heeft dan ook in 1975 een prijs gewonnen voor bedrijfsgebouwen. Dat dit complex ook bij de ondernemers geliefd is, blijkt o.m. uit het feit dat van hetzelfde type reeds bijgebouwd is op het bedrijventerrein te Washington. De hoogte van de bedrijfsgebouwen, afgezien van kantoren, moet tenslotte die van de nabijliggende woningen niet overtreffen teneinde tot een harmonieus geheel te komen. Bij omliggende eensgezinshuizen met kap wordt gepleit voor een bebouwingshoogte van ongeveer 7 m (eventueel 8 m voor 1 J). 9.
Openbaar groen Het openbaar groen dient op en bij de grens van de bedrijventerreinen een aankledend karakter te krijgen. Het doel is enerzijds de bedrijventerreinen een prettig aanzien te geven en anderzijds om de grens tussen woon- en werkgebieden te "verzachten". Het verdient aanbeveling dit openbaar groen in een vroegtijdig stadium beschikbaar te hebben. Concreter: boompjes die al een zekere hoogte hebben (min. 2 m) verdienen voorkeur boven nog in te planten groen.
10.
Wegbewijzering, nummering, herkenbaarheid Een goede wegbewijzering is een klein, maar essentieel, onderdeel van een bedrijventerrein. Om te voorkomen dat vrachtwagenchauffeurs en bezoekers de weg kwijt raken naar de kleine bedrijventerreinen, dient reeds vanaf b.v. De Steiger een begin gemaakt te worden met een duidelijke wegbewijzering. Op de bedrijventerreinen zelf dient ook een duidelijke nummeringssysteem aanwezig te zijn. In Engeland gebruikt men voor dit soort zaken een professioneel bureau. Als herkenningsteken van een bedrijventerrein gebruikt men in Washington een symbool, elk bedrijventerrein heeft op deze wijze zijn eigen identiteit.
11.
Welstand T.b.v. stedebouwkundige en architectonische eenheid van het totale ontwerp alsmede van de bouwwerken, wordt aanbevolen richtlijnen m.b.t. kleur, materiaalgebruik, locatie en breedte-hoogte-diepteverhoudingen te ontwikkelen waaraan de overheid en de particuliere ontwikkelaar zich te houden heeft. Dit wordt o.m. toegepast op het Astmoor Indutriel Estate te Runcorn (Engeland).
.*
—
!
'•
' ' • •
'•-
'
\
Openbaar groen bij bedrijventerreinen dale New Town (Engeland).
te Skelmers-
- 22 -
12. Literatuur 1. Het ambacht in de woonomgeving, uitgave Bouwcentrum Rotterdam, 1968. 2.
Werkdocument 1975-568 Bf September 1975.
3.
Stedebouwkundige integratie van de werkgelegenheid. in Almere, Werkdocument 1974-228 Bf.
4.
Centraal Registratie Kantoor Detailhandel - Ambacht, Den Haag.
5.
Nieuwe winkelcentra in Nederland, Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf, Den Haag, 1972.
6.
De gewenste spatiering van het voorzieningenapparaat door Dr. J. Buit, 1974.
7.
Nota over de toekomstmogelijkheden van het midden- en kleinbedrijf in de Amsterdamse stadsvernieuwingsgebieden (1975).
8.
Stichting Bedrijfsgebouwen Leeuwarden en navraag bij de heer D.A. Rompelman (vastgoed markt, Amsterdam).
9.
Werkdocument 1975 - 523 Bbw.
10.
Afzetmogelijkheden voor bedrijfshallen in Almere, Rietman marketing bouwnijverheid, 1975.
11.
Werkterreinen in Breda, sociografische Dienst Gemeente Breda, 1972.
12.
Straatnamen en huisnummerkaart Jagershoef-Vlokhoven, SG 19. Dienst R.O.V.-afd. S.T.O., gemeente Eindhoven.
13.
Genderbeemd E, toelichtende tekening, Dienst R.O.V.-afd. S.T.O., datura 7-4-1975, gemeente Eindhoven.
Amoachtshoven te G
lloterme
ijnsterd
In de •: I'tl c a werden ir. Geuzenveld op drie verse en in ilotermeer op een locate . . . gerea] Dit zijn verzamelgebouwen voor a.T.bachteli jke ingen. Tot 195' wei nouwd noor.woningcorporaties m.b.v. ov Na :: er door de gemeente Ams i uachtshov realise:ru. In hoofdzaak vo leem.
Geulincxpad te Slotermeer. Ve3 ti/jingen o.m.:
1. verkoop en ratie beeld- en g<-,-luid3a. 2. handel «in oud pi
it).
Bartholt Enthesstraat,
Vestigingen o.m.s
Geuzenveld,
1. Rem- en frictiemateriaal, schokbrekers, 2. Technische dienst. 3. Lichtreclame.
SCHEflATlSCH V O O R KANT.
2 HUIZEN
WOWJNI T—r
!
1
i
8 \fJERKVLf\Al\ 5EN
ACHT£RKANT.
\JONEN iV-C^^A/
' J 'I 1 J rm • o a a • a ami
OVEN VLAfTr-'.
MENDE5
DA
COSTAHOF,
Geuzenveld.
Ontsluiting Mendea da Costahof
lu
O iem\
N
ft? ^+i
o
O 0.3 h o r ^
:c
\-zz In
— —
ft?
"m.
f"
a:
v)
o
^ CQ
2: «*: .. — s VAK KEREN I
4
Vestigingen o.m.
1. schoonmaakbedrijf . 2. handelsonderneming/groothandel in ijzerwaren, gereedschappen en automobieltoebehoren. 3. schoenreparatiebedrijf. 4. fysische therapie.
ADRIAAN VAN SWIETENHOF, GEUZENVELD.
\eJ0ONKE80UleJllV6. -z
PARKBeetj.
lllllllll
A h
o
C* Y* VI
• | i 111 I I i
:
/
K 1 1 1 III
A
vj
=e -^
-
rj
H
o
* *
UJ CO
V>
o
QC r-
o
ra
STRAAT.
OPENBAAR h-
(hKOEN
AMBACHTSHOF
(z.g:80E2$Er?y80UlrJ)
Vestigingen o.m.: 1. Poly-art vacuum techniek 2. opslagplaats woningbouwvereniging.
Enige passages uit: Industrial linkage, agglomeration and external economies. P.M.Townroe, Journal of the Town Planning Institute, jan. 1970. ...."Perhaps the more common fragmentation process is related to the increase of knowledge and skill of individuals. A new process is invented and an exi-ting employee turns entrepreneur to exploit the invention. A skill is developed within an existing plant and an employee or employees come to realize that they can obtain higher financial returns by investing in a minimum of equipment and plant themselves to exploit the skill more widely; or an existing employee comes to realize that there is a market which has not been fully exploited,and so he sets up independently to produce forthat market J or, as a result of technological' advance, a concern may set up a subsidiary company, wliich may be regarded as an independent unit in all respects except for finance." •»•.>„ ...."The birth process of new independent firms necessarily tends to be concentrated in those sectors of industry where skill or innovation are at a premium ( and where this skill is evolving), and where the minimum of capital investment in plant and equipment is required. The strongest examples are in printing, clothing and metal-finishing industries and at the lighter end of the engineering industry. And conversely for the nonindependent new firms, where the large scale of capital investment required is the leading feature.' «...,„ ,... The locational requirements of the smaller of these new concerns, which give rise to the linkages, are several. There is the ket ot saaily ;ent I C otory fleer »pa$#, especially today when manufacturing may not be/carried out except in premises designated as industrial by the planning authorities. There is the need for a varied group of suppliers of materials and services, and for good credit and transportation facilities. Because of the unstable nature of the products, there is the need generally to avoid long-term commitments in machinery, buildings and fixed capital. In discussing these types of industries in New York, Vernon came to conclusion that there is.... a considerable group ( .of producers) whose over-riding locational need is to be able to tap ajpool of facilities of space, of skill, of suppliers, of freight services. It is obvious that these locational conditions will tend to be found primarily within the large conurbations of any country. For security these small unit's need to be in areas Vhere there is likely to be the largest possible demand for their skills and services. In their early life a critical role is played by face- to-face contact, for which neither the letter nor the telephone is an entirely adequate replacement.
This informal contact helps to maintain speedy adaptability to new requirements and conditions. If adaptation is not speedy enough and the new unit dies, there is the important consideration of the ease of obtaining alternative employment for the owners and workers and the equipment of the firm, this fact of location entails that the growth of these industries and concerns puts pressure on the conurbation itself to grow. As the urban area gets larger service industries grow in size and the range of services available for manufacturing industry in that area widens a hierarchical effect. Thus the process is, to a degree, self-reinforcing". . . a . „
Betekenis kleine onderneming Het is zinvol opnieuw aandacht te besteden aan de kleine onderneming. Er wordt wel gesteld, dat schaalvergroting onvermijdelijk is. Hierdoor ontstaat het gevaar. dat twijfel met betrekking tot het bestaansrecht voor deze ondernemingen gaat postvatten. Het feit, dat in getal in Nederland en ook elders de kleinere onderneming overweegt, mag het tegendeel bewijzen. Het lijkt aannemelijk. dat dit algemene beeld niet fundamenteel zal wijzigen in de nabije toekomst. Wij zijn van mening, dat in het dynamische gebeuren steeds nieuwe kleine ondernemingen zullen ontstaan, al of niet door samenwerking groter worden. zich weten te handhaven of afvallen. Steeds weer vestigen zich nieuwe ondernemers, die in de specifieke behoefte van een bepaalde groep afnemers weten te voorzien, meestal via het tot produktie brengen van een vinding. maar ook door het produceren van goederen, die een hoge specialisatiegraad vereisen. Naast de concentratietendens is er sprake van diversificatie, waarbij ondernemingen van uiteenlopende grootte elkaar kunnen aanvullen. Op de massamarkten hebben de grote industriele ondernemingen dikwijls een overheersende positie verworven, terwijl de kleine industrie zich in meerdere mate heeft moeten richten op specialisatie en toelevering. De ontwikkeling van de kleine onderneming in Nederland hangt in belangrijke mate af van de mate waarin en de wijze waarop uitbesteding en toelevering zich zullen ontwikkelen. Hierbij is het van belang, dat de relatie tussen het uitbestedende en toeleverende bedrijf een duurzamer karakter krijgt. Zoals vermeld, biedt schaalvergroting commerciele voordelen voor een simpele massamarkt. Deze gang van zaken wordt doorkruist door een groeiende differentiatie van en snelle verschuivingen in de vraag. Wijziging in voorkeuren verhoogt de nadruk op het overleg tussen afnemer en leverancier. Een flexibele kleine onderneming weet in het algemeen sneller op deze ontwikkelingen in te haken. De kleine onderneming heeft een groeifunctie. In een dynamische maatschappij vormt deze de basis van net groeipatroon, De kleine onderneming kan wezenlijk bijdragen aan de vernieuwing doordat zij in een relatief hoog tempo ideeen omzet in nieuwe toepassingen. Een bijzonder facet is hierbij dat deze ondernemers dikwijls op de meest inventieve wijze gebruik maken van hulpbronnen en van de in de markt geboden mogelijkheden.
Uit: Jaarverslag 1974 De Nationale Investeringsbank n.v.
Samenvatting Het midden- en kleinbedrijf vervult in de moderne maatschappij een belangrijke functie zowel ten behoeve van een doelmatige organisatie van het voortbrengingsproces als voor het welzijn. Bij toenemende welvaart kan deze functie nog aan betekenis winnen. Het economisch klimaat in ons land is echter, zeker voor het midden- en kleinbedrijf, ongunstig. Dit heeft geleid tot een achterblijvende inkomensontwikkeling en tot een koude sanering. Om de inkomenspositie van de ondernemers in het middenen kleinbedrijf te verbeteren zal zowel de centrale als de plaatselijke overheid een beleid moeten voeren ter verbetering van het economisch klimaat. waarin het middenen kleinbedrijf voldoende mogelijkheden heeft voor een optimale uitoefening van zijn functies, waarvoor het redelijk beloond wordt. Het behoud van een gezond en breedgespreid midden- en kleinbedrijf is immers van groot algemeen belang. Het midden- en kleinbedrijf heeft in het verleden bewezen in staat te zijn zelfs in moeilijke omstandigheden zijn functie naar behoren uit te oefenen, maar het eist terecht gelijke kansen te krijgen als andere bedrijfsvormen en redelijk beloond te worden.
Uit; Jaarverslag 1974 Nederlandse Midaenstands^nk n.v.
e c e
c
o
©
s
M
O
TJ
•
Cd -H C « Cl te,
n
ji i
> >
C
1.
C I bO c
B
Ca n *e 3
r, H c O
on on Cn
&. -.
»
I
ta a
«1
IH
01
C
M
»
re
C
82 S3
g oi
8
8
o r -n o re o r» tfl O ca
e
I
o *. X O rH
aa •S
o
a
I 0
1
I
I
T
I
T
n
w
I
9*
H
I
O
I
c o i i o o
I
CN
r-.
I
(
CO
ci
T
fi
i
i
tn
I
04
»-t
©
-H
•o
-n
&%
0 bC •a c
3
•H
Si *£ S3 38
«t,
€ •
|
o TJ
M
H.
>
«
I-
0
». -g -•
r3 al
rH>. i.
9
J3 9 a
O« c
©
0
0
2
6 u * * 1*. &
3 0 03
0
O & O
is * 8 s -H
03
« fa
-H
«
« « 3 P O « " •" 53 B n
e3 a a
30 n n
0
3 rl
9 ,Q 3
£
§ i S O 0 -m o o B O U T )
< < <
"•m "*1 •H « • • *-t •o ^ 0 -H
M •H •a •« o i-4 © Jtf « X
3 ca 0 u " ,5 0) -H © «
J* -O « o « £ 1 in c 1 1 fl O £ £ fa o © eo >
H
e
o
•Q
-at
0
J
S s
I H V
•••» •n •H -at fa fa aO •at
•v.t
£ -H
i&
K
K
a
a
---E
bijlage 2 A a n t a l vestigingen par branche in hat ambacht per 1 ianuan 1 9 7 6 N u m b e r of establishments by kinds of business in the handicraft trade, January H t 1 9 7 5 T o i a a l per 1 | .'in 1 9 7 5
T o t a a l per 1 j a n . 1974 zonder detailhandel
•
o l -
m e t detailhandel
Bouvv ambachten TOTAAL waarvan: Aannemers- en timmarbodrijf 1) Dakdekkersbedrtjf Glasbewerkings- en glas in loodbedt• jf Loodgieters-, watorlilters* en gas'ittecsbedrijt Motsolnarsbadrijf Schildersbednjf Steenhouwersbedrljf Stukadoorsbednjf 2 ) Tefjelzettersbedrijf Terrazzobednjl H o u r a n laxtielverwarkenoe ambachlan TOTAAL waarvan: Behangers- an stofttflrdersbedrijl Houlwarenambacht Kloinsch«opsbouw/|achtbouw M a r k a w e n - en zonnescheimmakersbedriif Muuhelmakersbedrljf ParkeMc«renl«goertb«drijf Bontwerkersbedrijl Maeikledingbedrijf Modisiariibedrijl Zeilmakanj Overige toxtielambachten Lederven«>rkenda a m b a c h l a n TOTAAL waarvan: Loderwarenambacht SchoenheritallersbednjI an m a a l . an orthopeditche schoanmaker i| Zodelmakersbodri|f Mataahrefwerkenda a m b a c h l a n TOTAAL waarvan: A u i o m o b i e l - en garagebedrijf Carrossene- en aanvefwani bedrijf Centraloverwermings-, kasvarwarmings- en luchttMhundelingsbedrijf Elektroiechnttch leparaue-. installatie-en wikkelbedri.l Galvanotechnisch- en graveerbedri|f G o u d - en 2ilversmidsbedri)1 Koeliachnisch bedrijl Medisch-en orthopedisch instrumentmakertbedrijf Metaalbewerkingsbedri|f MolorfictsheriteHersbednif Miuickinslrumentenmakarsbedrijf Opticienstednjf Orgelbouw-, piano- en harmoniummakersbedri|f Hadio/lelevisie-installatie- e n reparatiebedrijl Fiets- en bromfiettheritellersbedrijf Tandlechntsch laboratoriumbedrijl Uurwerkmakersbedrijf Ovorioe metaalbadniven VoedMlvoorzienmgaambachten TOTAAL waarvan: Banketbakkerabedrijl Brood bakkersbedriil Consumptie-iiabereidingabedriil Slagersbedrljl
30 380
22 3 9 7
7 983
14 145 941 266 4 152 924 7 178 363 1427 620 364
13 388 866 134 306 908 4 079 357 1 410 604 345
757 75 132
10864
4 807
6 057
11307
-443
4 854 681 729 380
3 687 211 62 100 738
4 935 707 754 383
1 116 120 216 898
1 167 470 677 280 755 77 123 573 26 136 523
-81 -26 -25 -3 -58 •8 -10 -153 -14
3 142
1 417
1 725
3412
173
65
108
179
-6
2 805 164
1 293
1 512 105
3 060 173
-255 -9
17 9 5 2
35 820
-286
1 170 186
7 371 1 794
1493 96 281
59
35 534 7 409 1 763
6 239 1577
30 504
„
14 012 927 263
3846
4202
16
932
3099
7 360
6 17 16 19
19 158 543 94 80 375
378
1 441 605 384
1551 88 291 1 K 9 134 218 977
-124 *T33• 14 • 3 -60 -43 -182 -16 -14 • 15 -20
-2 -79
-270
438 -31
698
592
108
636
4 394 465 762
760 425 270
187 103 7 823 306 90 946
165 63 4 549
3 634 40 492 22 40 3 274 303 69
4 438 479 756 177 100
1 4 1 2
218 424 501 413 469 565
3 21 8 78 110
938 138 1 314 4501
7 977 323
96 933
• 62 -44 -14 •6 • 10 •3 -154 -17
-«
• 13 -5 • 10 -149 • 1 -62 •43
407 78 2 237
6
221 1 414 4 650 412
1391 328
1 521 2 522
22
16 3 8 9
16 813
-402
1 348
-23 -328
8 456
1 378 6 001 983 8 451
3 233
17961
.
16411
5 673 921 8 462
1 355
7 6 3 6
17 9 8 1
14 7 4 8
5667 518
-62 +11
O r a n g e ambachten TOTAAL waarvan: Kappersbedrijl Schoonheidsveriorgingsbedrijf Gfazenwassersbedri|l Schoonmaak bedrijl Fotograiisch bedrijl Pottenbakkersbedri|l Totaal-ganeraal
8964 2 162 2 507 1808 2317 223 114312
•20
9 158 2 153 2 487
-194 •9 •20
200
1 147 23
1 663 2 293 207
• 145 •24 • 16
60 973
53 339
115817
1 505
7 1 2 I 1
289 865 461 763 170
1675
297 46 45
Bron- Centraal Registratiekantoor Detailhendel-Ambacht 11 E xclusief d e aannemers van grond-, water- en wegenbouw 21 Inclusial steengaasstellersbadnil
265
opp.
i
• E
•
-
-
.
o.
JL:
• p -0 n > fl* = zr a — . r! c a B! •J > -o
I
-i
c o o o o H
c
3
> E
CO
- H
rH
o
C l r-H
CO
HJ"
i "
CO -}•
—i e n en *r
o
l >
i
0 0 lfl
IH-
^*
<M O
• H
I D l > i-O *J«
0 0
- .
-*.
r f
r -
CO
CO
-H
•£>
r-t
r H
W
CO i C-l
CN
a o oo uo I" cl ©
r-- c n ao c - mO C O co to
Q
- I
- H
OO
CO
o
CO
m
CO
CII eH
CO -H r-i
rr
1"
1 1 i
... t
(pi ut
CM 1
1
- -
1
—i
.ra
i
CM
CO
ira
1
O - t -
10
rH
t o
i
CO
cn
1
1
t—l
B
1
1
T
c fa
1 e t C i
i o co - *
i O
N
s
n
i
CM
1
i
-r
i
0 1 oo
— J
—*
O i — 1
-r
Oi
r J
- H
GO
* ?
n
CO
CM
eo
—i
-H
CO
©
r-H
t O
C-l
r H
CM 1
1 00
- H
1
O
-
—I
,
1 -
CO •H
,
.
I M
i
L
|
lfl
U O ,
C—
C N l
O CO CO ^H
T»I
n
—
i
c-
r-4
CO rH
C l rH
t~-
eH
n ^ t o o
rt
-H
OO rH*
eH
CO HM
TT —1
t > i-H
t-O C J
f>
T
—1
H
CO rH
O CM CM
CM • H
O
cn
CM
co
f
CO CM . 1 CO r
—•'
—i m l
JQ
"a 1
—. o-_: d
m c-l
l O O J H —1 - H —*
LO! t— i
•*r ce,
CM
a
- H
n
rH
-H
— —,
to
r-a
W
rH
o
1—
HJ.
eo
i
o — H
en
r H
eH
!
.
n 1
> n
LO <M 1
1
M
Ml
«-t CM
CO CM
-
O
l O - H
CO —1
—.
o
*
CO
C *
I -
ID
*
O
~ l
Cl eH
Cr* _H
- 1 r l
C O .
CO
te
CO co ao
r l
- H
rH
l > CO »H ( J
CM
C-J
a
ra H
eo ^ r -O r r H r H H
t
CO •H
LO IO CO CM H CM rH
-
H
H
CD, rH ,
O
«H
TJ< H
1
aa
"> IH CJ
.
Q,
i ic[ 1/3 l— f N 1 m oo!
ff d D
6 -_ a
l
CM
l
CM
CM
CM
N
eH
rH
tO rH
ID rH
".
r-l
—1
CO cn
-H
r H
cr. i
CO r H
0 0
H i r l
rH r l
HJ. CM
CO « H
cr.
-H
O CO
0 0 r H
- 1
C l
0 0 - H
I O «-H
en eo
CO
^ «
*J> r H
CM CM
© r H
cn i o
© CM
C l CM
CO CM
CM rH
i
•
E
uo i n '
e
CM
r-! •rjl.ia
a a
M* O
*tf
o
H
CJ
i n
H
cn
0)
m r - H M O -H
r H r H
f-H
rr.
—*
r:
est
tn1 f— e ,
r c a
mj r.il
OJ no t o • H
*r|
cn r H r-l CM
n CM M CM
a> cn
-
91 CO
M
H
oi
—1
or H
T
CO
rr.
•
rH
O rH
I.O
«H
rH
L-
L
1
fl
9
7
| i — '
CM
r H
CO
Ol]
0 0 C-l
^j. C-l
r l
t n
rH
rH
O O
O O
c i ir n e-t
U5
CO
H3*
*r
H
i
M
m
cn co c o © — GN
O
|
—
ifl i 1
e
cc Oj
I H
O
a s
9
c
jj
I
10
<-
a n B S > C
a
IT
1B —
E— B -
Bc St OJ
>
-: —. •J -r»
•
•
'Jl
1
o o o
i
CJ
B
Q.
S
0
i
• — •u -J > : XI 6, 91
- H
tf
O
O
— 9 3 *c
O
cq
o
rH
-H CO
CO * J
ort
e~ c o 4
cn
•a
9
n
Q
o o o
O
c
o
O
£ •/I
IH
bed
u *s < el
9
r l
•3
r-l
SO
UO
CO
o o e c
o
eo 01 © ir; H •M
t O
r rH
ao co i o i.o
r -
r l
rH
N H
t o cn
O
TJ<
co
CM
—1
1 "
f-l
r-H
H
M
S S
©
o o
o o
en co f •>r I O CM
o o o o © o o
©
r-
d
1-
o
CO t-t
O rH
- 1 eH
C-l eH
p o
O
1
O
1
.
en ao
O to
1-
LO
—
rm
—*
to
30
CM
CO
|
a-.
1 -
© 1 "
C D
.tH.
—.
• *
1
- J
CO
j
JQ u;
p § aq a L.
u-
i•s isI
I
c
Oi
1
01
I o
*£ c lb
rj
T-i
11
BJ
-i
J3
a
ra c3
J3
o
11
CJ
bf
I - •
*-. -~ M
n
01
c
t.
i
n
01
C
1 S3 o
>
•
is
C
c « "S bB
2l< S "8 >
o
E °
1
1.
o J3 "J
c
a
9 ja
JO
0)
IS
-
~
E
c 'CJ
3
•g-a I:
if .-
CJ
£ o c: 3J
c > .
01
.
i
O
5 '
jS H V rt
ZZ" i
C
sT S3 e- QJ •CZ-: rl S
Z tn rr ""
_ T J
rt
J = CJ
CL.
Ul
S-
SH
a c
DJ •r OJ
u
u
-
—
CJ
9J
•> u OJ CJ OJJJ3
> O
15 r:
j^S-go w
c
fc*
2 E is
1
•a
m
n
2
a
T"
1 U o cn
mm
.
Cj
ra
ra
CJ
"S "oi W n
ra
JZ a ra et c S- 01
hi Cv
"g
ii - i CO
IL. Ql
a
j :
cj
I M
rt —
•o
0
rt
CJ
^
C
is
1
H
o tfl
"Tm
£
•.-
•» o
CO J =
tti n c —
-
c: aj
i
CJ
a, c.
r. J 2
> o
.-:
P O
> -
m •*
.-
c i
H 33
! 1
01
> U
Ql
CJ
•->
OJ
a
a
n M -.. 3 | ~ a a c 0 « ac 0 U > U)
!<
!
s! ^
!
tfl
c rt
a •t,
CJ
JK
01
r: a. O J =
-.-I
r C
g ;
2
> -n B
OJ ~ 1-
c
LJ
i
1*8
10
01
•i
O
s . -X! 1 e
Tc2 tl- a fc 01
< ^: — 11 -a p
•a
CO
—
~
%
•a o I H
1
01
tft
SH
Oj
L-
> - z
a
o
•i
••.;
> — '
i
&%»
£
f^
n -— CJ o CH ; - . o ,_
'E V
r a -a > 3 > 5 H S J i a 'r01 K CJ
o
c c
-
11 I| Cv
9-t
eTz, CJ
If
-2- o
c 01
OJ
:z? o
r H CO
id
01
i
r- to
a
ss
cq
3
I O
CJ
.J
.-:
1
O O O O o © © o
01
t; H S 01 a 3 01 aa 5g a H 9 1 .-: e rl —m-.. 01 U, > 3 s
g
o
1 CO IH
>H
i
"4
H
M II
._' ra e H
C l
-
ii c :
«H
1
CP •5"
•«> j^2 -Ll
CM
j Q
ii
a c 3
CM
rH
o o o
c-
1 -
tuut
van
r
ginge
.,1)
H f-Hl
OJ
i
<
t
r.5
Bijlage
4.
Nadere uitsplitsing van taakstellende arbeidsplaatsen per bedrijfsklasse of combinaties van bedrijfsklassen volgens S.B.I. C.B.S. 1974 voor de 3 kleine bedrijventerreinen 1 I, 1 F en 1 G. TERREINEN
(Combinaties van) Bedrijfsklassen M
20/21,22,23,24,98.3 overig o 25,26, rest 27 01 27.2 28, 29 30, 31 32 33,34,35,37,38 a 36 01 39 m bouwnij- 40, 98.12 eid 51 52 andaire
4-J CJ
u o U
01 CO 0)
tiai
u
r. 11
u
61-64 65/66,67,68.1,98.35,98.4,98.5,98.9 68 (minus 68.1) 71-75,76,77 72 81,82 83,84,85,98.1(minus 98.12),98.2 90 (minus 90.6) 90.6 92 93 91,94 (minus 94.1 + 94.2) 95.8,99,94.1,94.2 96 95 (minus 95.8) 97
1 I
1 F-
1G
31 40 57
30
20
24
16
22
24
16
48 35
11
8
24 18 24 24
16 12 16 16
24 24 18 24 8
16 16 12 16 6
8 18
6 12
18
26 22 22 22 26 26 9 13 13 5
5