FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID
Bewaking & Beveiliging bij Popconcerten: Muziekclubs
scriptie neergelegd tot het behalen van de graad van Licentiaat in de criminologische wetenschappen door Andries Gouweloose Academiejaar 2005-2006
Promotor : Prof. dr. Marc Cools
Commissarissen : Lic Antoinette.Verhage Lic. Filip D’Hont
Woord Vooraf
De interesse voor de wereld van de muziekclubs is ontstaan uit de fascinatie voor underground muziek, met extra aandacht voor het hiphopgebeuren. Doorheen de jaren heb ik het geluk gehad om in een aantal van de muziekclubs die in de scriptie aan bod komen indrukwekkende concerten te aanschouwen. Sinds een drietal jaar heb ik binnen de locale jeugdorganisatie Kroenkel vzw ook de mogelijkheid om een kleinschalig programma aan concerten uit te bouwen. Hierbij viel me op dat het niet altijd even eenvoudig is om een publiek van 50 tot 500 personen onder controle te houden. De combinatie van interesse voor het muziekclub-circuit en deze vragen haalden me over om een scriptie te wijden aan ‘Bewaking en Beveiliging bij Muziekclubs’. Ik had in dit dit woord vooraf ook graag mijn dank uitgesproken voor het vele geduld en de tips van Prof. dr Marc Cools. Mijn bijzondere dank gaat ook naar Marc Steens, coördinator van het Clubcircuit. Ook mijn dank aan het vertrouwen en de tijd die werd vrijgemaakt door de volgende personen bij de muziekclubs. Wim Meert (Nijdrop), Marjan Dewulf (4AD), Amin Dridi (Democrazy), Jan De Boever (N9), Dany Gryson (Cactus), Eric Smout (5voor12/Petrol), Stijn Roggeman (De Kreun), Lieveke Norga (VK), Eric De Vuyst (AB) en Niklaas Van den Abeele (KultuurKafee). Zonder hun hulp had deze scriptie niet gerealiseerd kunnen worden. En tot slot ook mijn dank voor het geduld en het vertrouwen van mijn ouders en in het bijzonder Wouter Gouweloose voor de correcties.
Andries Gouweloose 10 augustus 2006
2
Inhoudstafel 1
Inleiding............................................................................................................................. 6 1.1
Probleemstelling......................................................................................................... 9
1.2
Onderzoeksmethode ................................................................................................. 11
1.2.1
Literatuurstudie. ............................................................................................... 12
1.2.2
Open Interviews ............................................................................................... 13
1.2.3
Limitatieve enquête .......................................................................................... 14
1.2.4
Stage – ervaring................................................................................................ 15
1.3 2
Wetgeving ................................................................................................................ 16
Corpus ............................................................................................................................. 20 2.1
Organisatievorm muziekclubs.................................................................................. 20
2.2
Publieksomschrijving ............................................................................................... 23
2.3
Communicatie .......................................................................................................... 28
2.4
Sluitingsuur .............................................................................................................. 33
2.5
Middelengebruik ...................................................................................................... 35
2.6
Camerabewaking...................................................................................................... 42
2.7
Securitydiensten ....................................................................................................... 45
3
Conclusies........................................................................................................................ 51
4
Bibliografie...................................................................................................................... 57
5
4.1
Wetgeving ................................................................................................................ 57
4.2
Wetenschappenlijke artikels & boeken .................................................................... 58
4.3
Interviews en enquetes ............................................................................................. 59
4.4
Media-artikels........................................................................................................... 59
4.5
Bijkomend ................................................................................................................ 63
4.6
Online bronnen & Geraadpleegde Websites ............................................................ 63
Bijlagen............................................................................................................................ 66 Enquête................................................................................................................................. 67 4AD ...................................................................................................................................... 74 5voor12 / Petrol.................................................................................................................... 75 Cactus Club .......................................................................................................................... 76 De Kreun .............................................................................................................................. 77 De Zwerver / Leffinge Leuren ............................................................................................. 78 Democrazy ........................................................................................................................... 79 3
N9 ......................................................................................................................................... 80 Nijdrop ................................................................................................................................. 82 Vub KultuurKaffee............................................................................................................... 83
4
trefwoorden: muziekclubs – persoonscontrole – security – popconcerten – middelengebruik 5
1 Inleiding “Een muziekclub is een organisatie die in een vaste locatie onafhankelijk van het commerciële clubcircuit, op een continue wijze concerten programmeert. Dit concertaanbod is gekenmerkt door een grote diversiteit aan genres en subgenres”.1
De hedendaagse muziekclub-cultuur is een fascinerend gegeven om te bestuderen. Het gaat om een bescheiden werking die al jaren ontwikkeling achter de rug heeft en vandaag een zekere professionaliteit aan de dag kan leggen, mede door haar ervaring. Hoofddoel van de muziekclubs is uiteraard concerten te organiseren die een toereikend publiek aanspreken en aantrekken. Het gaat niet om massaconcerten, noch om commerciële projecten zoals in de definitie van het Muziekdecreet aangegeven. De Muziekclubs richten zich voornamelijk op het wijdverspreide milieu dat de underground is. Niet zozeer naar publiek toe als wel naar muziekbands toe. Men wil een kwalitatief hoogstaand programma aanbieden aan een zo breed mogelijk publiek zonder artistieke compromissen te hoeven sluiten. Vanzelfsprekend voelt niet iedere persoon zich aangesproken om het relatief onbekende aanbod van de muziekclubs te gaan bekijken en beluisteren, maar een muziekliefhebber die net dat ietsje meer verwacht van een concert zit op de juiste plaats bij de 15-tal muziekclubs die Vlaanderen rijk is. Van hieruit kunnen muziekgroepen zich verder ontwikkelen tot bands die door een breder publiek geapprecieerd worden, blijven ze in hetzelfde kringetje spelen of geven ze er na een tijdje de brui aan. De programmatoren van de clubs trachten in te schatten welke bands nieuwe ontwikkelingen met zich mee brengen, wie de grondleggers van een bepaalde muziekstroming zijn of welke band er kwalitatief met kop en schouder bovenuit steekt, zonder daarvoor reeds de erkenning te krijgen die ze verdient. Hoewel er geen economisch doel schuilt in het organiseren van deze activiteiten tracht men toch een kwalitatief zo goed mogelijk product af te leveren. Niet alleen om het publiek en artiesten te behagen, maar ook
1
Muziekdecreet, art. 3, §5, houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van professionele muziekensembles, concertorganisaties, muziekclubs, muziekeducatieve organisaties en festivals, het Muziekcentrum van de Vlaamse Gemeenschap, het subsidiëren van muziekprojecten en compositieopdrachten en het verlenen van werkbeurzen. B.S. 9 juli 1998
6
om op lange termijn een rendabele werking te behouden. Net zo goed als bij winstgerichte bedrijven moeten de muziekclubs zich blijven inspannen en vernieuwen om niet stil te vallen om tenslotte als niet meer relevant beschouwd te worden. Dit is trouwens ook één van de parameters waaraan subsidies verbonden zijn, voor de meeste clubs essentieel om hun werking te verzekeren. Heel wat muziekclubs trachten dan ook een educatieve pijler aan de concertwerking te verbinden2, een recentelijk ontstaan fenomeen, dat in Vlaanderen haar weerslag vindt in de werking van de Hasseltse concerttempel Muziek-o-Droom. En nu dus ook aan slaat bij de andere werkingen. De muziekclubs zijn natuurlijk niet enkel abstracte muziekplekken, het zijn ook tastbare locaties met een ziel. Sommige zalen draaien al jarenlang mee en hebben een geschiedenis om u tegen te zeggen. De legendarische verhalen – al dan niet overdreven - zijn bekend in de wereld van de undergroundmuziekliefhebbers. Bepaalde muziekclubs zagen zich genoodzaakt om van tijd tot tijd te verhuizen. Andere clubs hadden een vaste locatie maar hebben deze in de loop der tijden moeten verlaten, zij het vanwege geluidsoverlast, zij het omdat de zaal geen eigendom was en de eigenaar andere plannen in gedachten had. Soms vonden deze clubs opnieuw een vaste stek, andere clubs doen het vandaag zonder vaste locatie en dienen gebruik te maken van meerdere per-dag-gehuurde zalen. Nog ander muziekclubs hebben slechts recentelijk een gebouw verworven maar hebben geen garantie dat ze hier over vijf jaar nog over zullen kunnen beschikken. Om dit probleem op te lossen en om van deze zorgen verlost te worden, zijn momenteel een 3-tal muziekclubs3 drukdoende om een eigen infrastructuur te verwerven waar zij ook eigenaar van zullen zijn, dit is echter een werk van zeer lange adem dat grote financieringszorgen met zich meebrengt. Financiële zorgen die men ook elders in de werking aantreft. Bijvoorbeeld bij het personeelsbeleid. Niet enkel de kosten voor de muziekgroepen lopen hoog op, ook de personeelskosten zijn aanzienlijk. Bijkomend zijn er nog allerlei wetgevingen en regeltjes die bepalen dat het werkingsbudget van een muziekclub al snel hoog oploopt. Zo zijn er ook de kosten voor bewakings- en beveiligingsmaatregelen. Wil men zich terdege op punt stellen in deze materie, dan heeft men voldoende financiële bronnen nodig om alle wettelijke normen te eerbiedigen. Het is dan ook een fascinerend gegeven om te bekijken hoe de muziekclubs met hun beperkte middelen toch een degelijk veiligheidsbeleid op poten trachten te zetten, al dan 2 3
voer voor discussie op de viering van 10 jaar Clubcircuit op 2 februari 2006 in de N9 villa te Eeklo Democrazy, De Kreun, Nijdrop
7
niet bewust. De grote vraag die hierbij opgeworpen wordt, is de rol van bewakingsondernemingen, worden deze door muziekclubs aangeworven en hoe gaan ze ermee om? Drie omschrijvingen uit de Wet tot regeling van de Private en Bijzondere Veiligheid4 zijn van toepassing: toezicht op en bescherming van roerende of onroerende goederen, bescherming van personen en toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op al dan niet voor het publiek toegankelijke plaatsen. In het Vlaamse muziekclub landschap zijn een vijftiental muziekclubs aanwezig. Ten eerste deze die zijn aangesloten bij het Clubcircuit, een koepel van 9 onafhankelijke Vlaamse muziekclubs en concertorganisatoren: 4AD (Diksmuide), 5voor12 (Petrol - Antwerpen), Cactus (Brugge), Democrazy (Gent), De Kreun (Bissegem), De Zwerver (Leffinge), N9 (Eeklo), Nijdrop (Opwijk) en VUB Kultuurcafé (Brussel). Naast het Clubcircuit bestaan ook de clubs die niet op een structurele wijze overleg plegen maar die ook kwaliteit boven verkoopscijfers verkiezen, intimiteit boven grootschaligheid: Muziek-o-droom (Hasselt), VK (Brussel), Het Depot (Leuven), AB (Brussel) en Lintfabriek (Kontich). Er bestaan nog concertzalen die onder de term muziekclub vallen binnen het Muziekdecreet van de Vlaamse Overheid, maar die vanwege hun programmatie5 niet aan bod komen in deze thesis. Deze erkenning was geen basis voor de scriptie, wel de invulling en de omschrijving zoals in het Muziekdecreet opgenomen. Volgende erkende muziekclubs werden dus niet betrokken bij de onderzoeken: Programma vzw (Sint-Truiden), Jeugdhuis Trefcentrum Y (Brussel), Muziekcentrum Dranouter en La Tentation (Brussel). De Muziekclubs die werden opgenomen in het onderzoek ontvingen voor de periode 2003-2006 een totaalbedrag van € 2.690.0006 aan subsidies. De uitschieter hierin is de Ancienne Belgique die € 650.000 ter beschikking krijgt, De Vaartkapoen krijgt het minste toegereikt met € 100.000. De niet opgenomen clubs ontvingen ieder een bedrag van € 50.000
4
Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid en de bijzondere veiligheid, B.S. 29 mei 1990 de door de Vlaamse Overheid erkende muziekclubs die zich niet richten op een ‘pop-programmering’ werden niet opgenomen in het onderzoek. 6 http://www.wvc.vlaanderen.be/muziek/erkenningensubsidiering/erkenningsensubsidieronde20032006.htm 5
8
1.1 Probleemstelling
Specifiek naar de muziekclubs is er weinig onderzoek verricht, daaruit volgt dat er wat betreft bewaking en beveiliging in deze muziekclubs zeer weinig gegevens bekend zijn. Nochtans is het een thema waarmee deze concertorganisaties dagelijks geconfronteerd worden. Zowel in theorie als in praktijk zijn bewaking en beveiliging factoren waarmee men in het beleid en de uitwerking rekening mee dient te houden. Zowel de organisatie, artiesten, publiek en derden hebben baat bij een vlot verloop van de activiteiten, het brede begrip bewaking en beveiliging kan dan ook op vele manieren ingevuld worden. In deze scriptie werd het domein begrensd. Er is vooral aandacht voor de positie van de organisatie, de private partners en wetgeving. Deze keuze zal ook in de vraagstelling terug te vinden zijn. Om een vergelijking te maken met andere organisaties die ook in het muzikale entertainment actief zijn wordt een parallel getrokken naar discotheken/clubs. Er is namelijk het referentiekader van de discotheken/clubs - waarnaar wel heel wat onderzoek verricht werd – ondermeer naar de organisatie van de persoonscontrole, het drugsgebruik en het toegangsbeleid. Ook het publiek van deze dans- en loungegelegenheden werd onderzocht en geanalyseerd. Maar in hoeverre is hun situatie vergelijkbaar met deze van de muziekclubs? Er wordt niet gefocust op dansen of fuiven maar op live optredens van popbands. Van bekend met een alternatieve randje tot underground. De eerste vraag die gesteld dient te worden gaat dan ook als volgt: 1] Hoe vullen muziekclubs concreet hun bewakings- en beveiligingsaspecten in? Welke maatregelen nemen ze, hoe worden ze toegepast en wat is het resultaat? Dit gaat zeer concreet. Hoe gaat men om met het middelengebruik zoals roken, softdrugs en alcohol? Wordt er persoonscontrole toegepast en in welke vorm. Hoe verloopt de ticketcontrole. Houdt men rekening met verschillen bij de bezoekers. Wordt hier preventief rekening mee gehouden? Volgt men de wetgeving, wat zijn de reacties en wie verzorgt de coördinatie?
9
2] Er is een uitgebreid arsenaal aan wetgeving voorhanden als het gaat over bewaking en beveiliging. Deze wetgeving is ook van toepassing op de muziekclubs. Is de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid en bijzondere veiligheid met haar nodige aanpassingen een haalbare kaart voor de relatief kleinschalige werking van de muziekclubs? Hoe wordt deze wet toegepast en wat zijn de noden van de muziekclubs? 3] In de markt van veiligheid en bewaking is er een grote rol weggelegd voor bewakingsondernemingen met hun eigen specificaties In welke mate worden bewakings- en beveiligingsaspecten ingevuld door private organisaties, door overheidsdiensten of door de organisatie zelf? Welke rolverdeling wordt er aangegaan, wie neemt de beslissingen en heeft de eindverantwoordelijkheid?
10
1.2 Onderzoeksmethode
Het betreft een onderzoeksscriptie waarbij op zoek is gegaan naar het nodige bronmateriaal op wetenschappelijke wijze. Het onderzoek gaat niet uitsluitend voort op onderzoek dat reeds in het verleden gevoerd werd, maar start voornamelijk vanuit de eigen onderzoeken en de literatuurgegevens die reeds bestonden. Deze onderzoeken gebeurden aan de hand van open interviews met personen die een aanzienlijke functie bekleden binnen een muziekclub, of binnen de vereniging van muziekclubs. Er werden ook gestructureerde enquêtes opgesteld die werden beantwoord door organisatoren binnen de muziekclubs. De literatuurstudie situeert zich ten dele op kranten- en tijdschriftenartikels. Zij berichten namelijk over de werking van de muziekclubs. De wetenschappelijke literatuur omtrent muziekclubs in Vlaanderen is zeer beperkt, zeker als dan nog eens de verbinding met bewaking en beveiliging gemaakt wordt. De specifieke informatie over concertorganisaties komen voornamelijk uit dissertaties van de opleidingen communicatiewetenschappen en sociologie. Ook een zeldzame economische noot7 is een dankbare bron. Vanwege de beperkte literatuurgegevens over bewakings- en beveiligingsaspecten binnen de muziekclubs werd een parallel naar de discotheken/clubs getrokken. In hoeverre de situaties in de muziekclubs parallel verlopen met discotheken/clubs zal blijken uit de vergelijkende studie. Gezien de specifieke situatie van de muziekclubs zijn zij niet vergelijkbaar met massa-evenementen. Sporadisch zal echter toch naar onderzoek over deze materie verwezen worden, de verschillen met de muziekclubs zullen dan ook duidelijk vermeld worden. Hieronder volgt een beschrijving van de onderzoeksmethodes en van de onderzoeken zelf.
7
tenzij een zeldzame economische noot in de evaluatie van het gehele muziekbeleid van de Vlaamse Overheid.
11
1.2.1
Literatuurstudie.
In eerste instantie was het essentieel om de van toepassing zijnde wetgeving aan een nader onderzoek te onderwerpen, deze is nodig om een antwoord te concluderen op de probleemstelling. De inhoud wordt verder in de scriptie uitgebreid besproken. Gezien het brede concept gaat het ook om meerdere wetten en omzendbrieven. Eén springt er echter tussenuit, namelijk de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. Andere bronnen zijn kranten- en magazineartikels. Hierin werd vooral gezocht naar de clubs die zich aansloten bij het clubcircuit, maar ook de andere muziekclubs en hun voorkomen in de media werden van naderbij bekeken. Voor de probleemstelling was dit minder van belang dan op voorhand gedacht, maar het was essentieel om de werking van de muziekclubs te kaderen in het grotere culturele geheel en hun sterktes en zwaktes op alle terreinen in te schatten. De artikels waren enerzijds afkomstig van de online-databanken Mediargus8 of de desbetreffende websites van de publicaties en anderzijds uit de reguliere uitgaven. Ook voor de besluittrekking was deze studie een stevige indicator. Tenslotte waren een aantal losse bronnen van tel zoals de ‘Aanvraag tot structurele erkenning & subsidiëring 2003-2006’ van Nijdrop vzw9, een nuttig instrument om de dagdagelijkse en historische werking van een muziekclub in te schatten. In diezelfde categorie valt het Handboek manifestaties en evenementen onder redactie van Ivan Saerens te situeren. Deze sterk wetenschappelijk geruggensteunde publicatie is één van de weinige bruikbare bronnen die dieper ingaat op de integrale veiligheid van evenementen in een Vlaamse context. Hoewel voornamelijk gericht op de festivals bevat de handleiding toch de meeste veiligheidselementen die ook van toepassing zijn op de muziekclubs (in het losbladig werk wordt gesproken over indoorevents). De informatie die hierin aanwezig was, werd ook aangewend om de open interviews en de limitatieve enquêtes op te stellen. Vooral op wetgevend vlak was dit een handige tool. De belangrijkste literatuurbronnen om het onderzoek naar bewaking en beveiliging van muziekclubs te kaderen binnen bestaand onderzoek waren de dissertaties communicatiewetenschappen en sociologie die dieper ingaan op het muziekclub gebeuren, het discotheekgebeuren, het clubgebeuren – wat niet hetzelfde is als het muziekclub-gebeuren -, de samenhang tussen muziekgenres en geweld en de relatie tussen muziekcultuur en 8
http://www.mediargus.be SPOELDERS, Serge, Aanvraag tot structurele erkenning en subsidiëring 2003-2006 – een vierjarenplan van muziekcentrum Nijdrop vzw, augustus 2001, 110p 9
12
drugsgebruik. Ook de publicaties van Dick Hobbs, Andy Bennet, Tom Decorte en Kris Van Limbergen zijn essentiële bronnen om betere inzichten te verkrijgen in (jeugd)cultuur, haar uitstraling, middelengebruik, geweld en bewakingsmaatregelen.
1.2.2
Open Interviews
Voor deze eindverhandeling werden 5 interviews afgenomen. 3 van de cluborganisatoren van Democrazy (Gent), N9 (Eeklo) en van de Nijdrop (Opwijk) en 1 met de veiligheidsverantwoordelijke van de Ancienne Belgique (Brussel).Hier bovenop was er ook nog een open interview met Marc Steens, coördinator van het Clubcircuit waarin 9 clubs zich verenigd hebben. Deze interviews voor de organisatoren volgden een vooropgesteld stramien, maar lieten ruimte voor de organisatoren om zelf uit te wijden over de topics die voor hun werking belangrijk waren en waar zij problemen zagen of ooit moeilijkheden mee gehad hebben. In eerste instantie werd hen gevraagd om kort de historiek van de clubs wat nader te belichten en hun programmatie uit de doeken te doen. Hierbij werd onder andere gepolst naar publieksopkomst, de samenstelling van het publiek per genre en de aanwezigheid of afwezigheid van bepaalde typerende kenmerken, leeftijdsgrenzen en toegangsprijzen Vervolgens kwamen de structuur van de muziekclub ter bespreking en de relatie met de lokale overheid en andere instanties. Hier zijn ook de vragen in verband met een rookverbod en middelengebruik inbegrepen. Ook de vragen aangaande de relatie met de lokale politiediensten zijn hier terug te vinden. Ten dele werden aan de geïnterviewden dezelfde vragen gesteld als later in de limitatieve enquête. Zo kreeg ook het luik private bewaking een aanzienlijk deel van het interview ter beschikking. Met vragen over de eindverantwoordelijkheid tijdens de concerten, de evaluaties na de activiteiten, de afspraken die gemaakt worden met de eventuele personen die persoonscontrole verrichten. Ook werd hier aandacht besteed aan de aanwezigheid van een veiligheidscoördinator, camerabewaking, de controles op vergunningen door de FOD Binnenlandse Zaken en de kennis van de organisatoren van de bestaande wetgeving. De interviews werden niet opgenomen om terughoudendheid omtrent gevoelige informatie zoveel als mogelijk te vermijden. Er werden wel notities genomen tijdens het interview om een overzicht te behouden en achteraf een duidelijk geschetst beeld over te houden. Het interview met de coördinator van Clubcircuit
13
ging voornamelijk in op het grotere geheel; hoe hebben de clubs zich verenigd en hoe groot is de belangstelling voor de bewakings- en beveiligingsaspecten. Er werd ook gesproken over infrastructuur, de plannen om nieuwe locaties op te richten, en de aandacht die hierbij werd geschonken aan veiligheid.
1.2.3
Limitatieve enquête
Deze enquête werd opgesteld aan de hand van de informatie verkregen uit de open interviews, de wetgeving, de studie van kranten- en tijdschriftenartikelen. De lijst bevat 33 vragen waarvan sommige een extra onderverdeling kregen10. Via e-mail werd deze enquête aan 13 muziekclubs11 bezorgd. 6 ingevulde enquêtes werden terugbezorgd. De enquête vangt aan met een uitleg over de eindverhandeling en de contactgegevens. Hierna volgen algemene vragen over de clubwerking: vragen over de verenigingsvorm, de locatie, prijzentactiek, publiek en programmatie. Hierna volgen vragen over sluitingsuur, drankverkoop, rookbeleid en drugsbeleid. Waarna er zeven concrete vragen over veiligheid an sich volgen, een deel over verhoudingen met overheid en politie. Tenslotte zijn er de vragen over de inschakeling van private bewakingsdiensten en het voorkomen van incidenten. De vragenlijst werd zo opgesteld dat de respondent het geschikte antwoord enkel diende aan te vinken in het vakje en indien in de vraag noodzakelijk een eigen antwoord kon formuleren. De respondenten zijn: 4AD (Diksmuide), VK (Brussel), De Kreun (Bissegem), VUB KultuurKaffe (Brussel) en N9 (Eeklo). Andere clubs wensten niet te antwoorden. Ze kregen de enquête nog tweemaal toegestuurd maar gaven geen reactie. De vragenlijst werd via e-mail bezorgd, in eerste instantie stonden alle e-mailadressen vermeld in de e-mail zodat iedere ontvanger wist welke clubs aangeschreven werden. Bij de tweede en derde mailing werden de namen van de contactpersonen bij de club niet meer weergegeven. Niet alle clubs reageerden even snel, bij sommige duurde het enkel weken, andere bezorgden de enquête binnen de 12uur terug. In de inleiding werd ook vermeld dat enkele clubs al in de open interview vragen hadden beantwoord. Ook zij werden gevraagd de enquête in te vullen en terug te bezorgen. Slechts 1 van de drie deed dit ook effectief. De resultaten waren dezelfde als de uitkomst van het open interview. Er werd in de verwerking van de enquêtes getracht om de clubs zo weinig 10
niet-ingevuld exemplaar terug te vinden in bijlage 5voor12 (Petrol), 4AD, Ancienne Belgique, Cactus Club, Democrazy, De Kreun, Leffinge Leuren/De Zwerver, Het Depot, Muziek-o-droom, N9, Nijdrop, Vaartkapoen, VUB KultuurKafé
11
14
mogelijk bij naam te noemen of duidelijke verwijzingen te verschaffen waardoor ze eenvoudig te identificeren zouden zijn. Dit om het vertrouwen dat de muziekclubs in mij stelden niet te misbruiken. Het is tenslotte ook geen evaluatie van de desbetreffende organisaties, maar een geheelimpressie van het muziekclub-landschap.
1.2.4
Stage – ervaring
Van oktober tot eind november 2004 had ik het genoegen stage te mogen doen bij de Lokale Politie Antwerpen, en dit op de afdeling Oost. Deze afdeling verzorgt de politiecontacten, de verkeersveiligheid en de veiligheidscontrole bij het Antwerpse Sportpaleis. De ervaringen die ik zowel van de politiediensten als de veiligheidsverantwoordelijke van het Sportpaleis en een private veiligheidsdienst kon oppikken, brachten heel wat kennis in de veiligheid van evenementen met zich mee. Van personen als commissaris Philippe Lefebrve, veiligheidscoördinator Peter Dobbels en de zaakvoerder van Icarus kreeg ik interessante inzichten en praktijkervaring te horen die meer dan van pas kwam bij het opstellen van deze scriptie. Hoewel niet te vergelijken qua omvang zijn de principes die voor deze massaconcerten van toepassing zijn ook weerspiegeld in het veel kleinere milieu van de muziekclubs. Bewaking en beveiliging bevat hier uiteraard veel meer aspecten en dient op een professionelere wijze ingevuld te worden, men spreekt hier immers over concerten waar tot meer dan 15.000 personen naar toe komen. In die vergelijking zijn de opkomstcijfers voor muziekclubs natuurlijk verwaarloosbaar. In diezelfde optiek kwam ik tijdens de stage ook in contact met de Antwerpse Voetbalcel en de veiligheidsaspecten tijdens voetbalwedstrijden. Deze voetbalcel bracht heel wat bij over contacten tussen politiediensten, stewarding-diensten en de voetbalclubs. Kortom de samenwerking tussen diverse actoren, die samen instaan voor de beveiliging en bewaking. Bijkomend kreeg ik tijdens deze stage ook de kans om De Staten-Generaal van de Veiligheid in het Antwerpse Provinciehuis bij te wonen. Hoewel het thema veiligheid op fuiven betrof, ging het eveneens over de inschakeling van private bewakingsfirma’s op kleinschalige evenementen. Meer dan leerzaam dus en handig om in het achterhoofd te houden tijdens het schrijven van deze scriptie.
15
1.3 Wetgeving
De wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid Deze wet legt de wettelijke richtlijnen vast waarin private organisaties zich kunnen inschakelen in de bescherming van goederen en diensten, in het kader van deze eindverhandeling zijn de toepassingsgebieden beperkt. Deze wet is voor een grote toepassing in allerlei sectoren van toepassing. De vraag naar de werking van ‘bewaking en beveiliging in het muziekclub-circuit’ is gelimiteerd naar bewaking van goederen, bescherming van personen en persoonscontrole. Andere aspecten uit de wet zoals verkeersbegeleiding, vaststelling van de toestand van goederen, waardevervoer en beheer van alarmcentrales komen niet aan bod wegens niet relevant. Ook de verhoudingen tussen de erkende en vergunde bewakings- en beveiligingsfirma’s en de zelfafhandeling wordt binnen deze wet bekeken. Het is interessant om persoonscontrole uit de toepassingen nader te belichten. Het gaat nadrukkelijk ook om evenementenbegeleiding en portierdiensten; concreet over het toezicht op het gedrag van personen. De Ministeriële Omzendbrief van november 199912 detailleert het toepassingsgebied waarin expliciet melding wordt gemaakt van “een concertzaal naar aanleiding van optredens” in het kader van plaatsen waar activiteiten inzake persoonscontrole permanent of regelmatig worden uitgeoefend. Verder wordt ingegaan op de sporadische persoonscontrole door vrijwilligers. Vrijwilligers kunnen uitsluitend in een vorm van interne bewakingsdienst georganiseerd worden. Waardoor een blik in de oorspronkelijke wet van 1990 noodzakelijk is voor een precieze en juridische omschrijving. Deze wet omschrijft een interne bewakingsdienst als elke dienst die door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon ten eigen behoeve wordt georganiseerd in de vorm van een als in §5 – toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op al dan niet publiek toegankelijke plaatsen - bedoelde activiteit of de andere in de wet vermelde aspecten uit artikel 1 - §1 indien uitgeoefend op een publiek toegankelijke plaats. Voor het uitoefenen van een interne bewakingsdienst als in de wet omschreven, is echter een vergunning noodzakelijk toegekend door de Minister van Binnenlandse Zaken. Er zijn echter 12
Ministeriële Omzendbrief aangaande de inwerkingtreding van art1,§1,5° van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, 19 november 1999 (niet gepubliceerd)
16
uitzonderingen op de vergunningsverplichting: indien deze activiteiten vermeld in de wet slechts op sporadische basis en onbezoldigde wijze worden uitgeoefend door natuurlijke personen. Voor deze activiteiten volstaat het dat de burgemeester zijn / haar toestemming verleent aan de natuurlijke personen na advies van de korpschef van de lokale politie. Zeer belangrijk is echter de vermelding van de termen ‘sporadisch’ en ‘onbezoldigd’ in de wet. Bijkomend wordt van een interne bewakingsdienst vereist dat ze beschikt over de nodige verzekeringen betreffende burgerrechtelijke aansprakelijkheid.
Toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne stuurde in maart 2001 een omzendbrief aan de burgemeesters en gouverneurs ter verduidelijking van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten bij de organisatie van evenementen13. Deze specifieke omzendbrief behandelt specifiek de uitoefening van bewakingsactiviteiten bij de organisatie van evenementen. Concerten vallen onder deze term. Er wordt duidelijk gesteld dat het de organisator vrij staat om al dan niet een bewakingsdienst in te richten naar aanleiding van een evenement. Het is geen verplichting, de Minister benadrukt bovendien dat hij dit ook niet wil aanmoedigen. Heel belangrijk voor een deel van de muziekclubs is punt 2 uit de algemene bemerkingen van deze omzendbrief. Hierin staat vermeld dat het inherent is aan de functie en de verantwoordelijkheid van sommige personen dat ze erop toezien dat het evenement op een correcte wijze verloopt. Er wordt heel concreet melding gemaakt van ‘verantwoordelijken van jeugdhuizen’. Gezien dat een aantal van de muziekclubs ook een jeugdhuis is (bv Nijdrop in Opwijk), is dit van tel. Er wordt letterlijk gesteld dat “…het door hen uitgeoefende toezicht, ook met betrekking tot de veiligheid, een onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van hun opdracht of hun beroep, waarvan het statuut in vele gevallen via andere wetgevingen is geregeld, en dat de bewakingswet op dit toezicht dan ook geenszins van toepassing is.”. Bijkomend wordt expliciet vermeld dat het toezicht door de jeugdhuisverantwoordelijke niet aanzien wordt als ‘persoonscontrole’. Voorts gaat deze omzendbrief ook nog in op de aspecten van het vrijwilligersregime, dit is echter een bijna letterlijke overname van de oorspronkelijke wet. Daarbij wordt nog eens benadrukt dat het vrijwilligersregime slechts sporadisch14 mag
13
Ministeriële Omzendbrief betreffende de toepassing van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten bij de organisatie van evenementen, 7 maart 2001 (niet gepubliceerd) 14 maximaal 4 maal per jaar
17
toegepast worden, dit onbezoldigd dient te gebeuren en het vrijwilligersteam uitsluitend uit eigen leden van de organiserende vereniging mag worden samengesteld. Verder is het in het kader van beveiligingsaspecten ook van tel om even stil te staan bij systemen voor videobewaking die eveneens gereglementeerd zijn. Visuele gegevens vallen namelijk onder de wet van 11 december 199815 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van persoonsgegevens. Deze wet kwam tot stand als een aanpassing van de eerder bestaande wet van 8 december 1992 door een Europese richtlijn die tot doel heeft de bescherming van de persoonsgegevens in de Unie te uniformiseren. Het gebruik maken van cameratoezicht dient gemeld te worden via een voorafgaande aangifte bij de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer. Bovendien dient een leesbaar bericht in de buurt van de cameratoestellen de personen die het onderwerp van het cameratoezicht uitmaken te informeren. Dit heet dan ook letterlijk de informatieplicht. Bijkomend is er de Algemene Collectieve Arbeids Overeenkomst nummer 6816 die het gebruik van videobewaking regelt in de verhouding tussen werkgever en werknemer. In de bredere context (integrale veiligheid) van bewaking en beveiliging in het muziekclubcircuit zijn ook andere wetten van belang. Zo is er het recente Koninklijk Besluit tot het verbieden van het roken in openbare plaatsen van december 200517. Vooral art. 2 is klaar en duidelijk: “het is verboden te roken in gesloten plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn”. Er zijn echter uitzonderingen voorzien voor ‘drankgelegenheden’, die door de wet wordt omschreven als “plaats waar dranken met ethylalcohol voor onmiddellijke consumptie aan het publiek mogen worden aangeboden zonder samen te gaan met bereide maaltijden”. Specifiek voor de jeugdhuizen onder de muziekclubs kwam er een verduidelijking in het voorjaar van 200618 door het Ministerie van Volksgezondheid die stelde dat jeugdhuizen zijn vrijgesteld van een algemeen rookverbod als er permanent alcohol wordt verkocht. Dit geldt echter enkel als er geen polyvalent gebruik is van de locatie. Het wordt zo goed als letterlijk gesteld dat het rookverbod voor publiek toegankelijke plaatsen wel van toepassing is op concertzalen. 15
Wet van 11 december 1998 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van persoonsgegevens, B.S. 3 februari 1999 16 Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 68 van 16 juni 1998 gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers ten opzichte van de camerabewaking op de arbeidsplaats, B.S. 2 oktober 1998 17 KB tot het verbieden van het roken in openbare plaatsen van 13 december 2005, B.S. 22 december 2005 18 X, Rookverbod geldt ook voor jeugdhuizen en feestzalen, De Standaard Online, 20 april 2006
18
Ook over het schenken van alcohol is er sinds jaar en dag wetgeving voor handen. Deze is duidelijker dan diegene voor het verbod op roken in openbare gebouwen. Vroeger diende men een permanente vergunning voor het schenken van gegiste dranken te bekomen bij de diensten van Douane en Accijnzen19. Deze regel is niet meer van toepassing, de nodige vergunningen dienen nu bij de gemeentediensten afgehaald te worden. Voor de muziekclubs die reeds beschikten over zulke vergunning verandert er niets daar de vroegere vergunning voor een permanente slijterij blijft doorlopen en geldig blijft. Voor een sterke drank vergunning (voornamelijk de alcoholische niet-gegiste dranken) is eenzelfde wijziging doorgevoerd. Ook hier verleent of weigert de gemeente een vergunning. De wet verbiedt echter nog steeds de verkoop van de sterke dranken aan minderjarigen, en de verkoop van gegiste dranken aan personen die de leeftijd van 16 jaar nog niet bereikt hebben20. Ook het schenken van alcohol aan kennelijk dronken personen is uitdrukkelijk verboden
19 20
FOD Economische Zaken Besluitwet van 14 november 1939 betreffende de beteugeling van de dronkenschap, B.S. 18 november 1939
19
2 Corpus
2.1 Organisatievorm muziekclubs
Alle muziekclubs zijn niet-commerciële instellingen, allen zijn het verenigingen zonder winstoogmerk (vzw’s). Dit is op zich belangrijk omdat de clubs niet verondersteld worden om winst op te leveren. Om een werking te kunnen uitbouwen is het echter noodzakelijk om financiële reserves aan te leggen. Veel van de muziekclubs kenden in het verleden hun financiële ups en downs. Door de hedendaagse stringente wetgeving is het noodzakelijk te investeren in degelijke infrastructuur, personeelsbeleid, programmatie en dus ook in het veiligheidsbeleid in erg brede zin. De meeste muziekclubs zouden hun hoge werkingsniveau niet kunnen realiseren indien zij niet de beschikking kregen over een aanzienlijk aandeel subsidies voor de programmatie, personeelskosten en de infrastructuur. Muziekclubs die willen uitbreiden of zelfs hun werking willen stabiliseren zijn aangewezen op subsidies. Door hun alternatieve karakter is een zelfbedruipend project een utopie. De Vlaamse Overheid maakte de keuze om de muziekclubs financieel te ondersteunen. Hieraan zijn echter de nodige voorwaarden verbonden. Specifiek op het veiligheidsvraagstuk toegespitst, kan er gesteld worden dat voor brede beveiligingsmaatregelen (degelijk infrastructuur, brandveiligheid) kansen bestaan om subsidies in de wacht te slepen. Voor specifieke beveiligingsmaatregelen zoals security bestaan geen financiële tussenkomsten of compensaties vanuit de Vlaamse Gemeenschap, en ook op gemeentelijk vlak worden hier voor de muziekclubs geen tegemoetkomingen voorzien. Dit is mijns inziens ook niet nodig zolang de voorwaarden in verband met verplicht te nemen veiligheidsmaatregelen die aan muziekclubs worden opgelegd redelijk blijven en geen financiële slokop in de werkingsmiddelen zijn.
20
Wim Klingels stelde een onderscheid op tussen de diverse podia die optredens organiseren.21 Hij ziet 5 duidelijk gegroepeerde podia: de Grote Zalen (Hof ter Loo - Antwerpen, Vooruit Gent,…), Culturele Centra en Kunstencentra (De Warande - Turnhout, Netwerk - Aalst, Zaal België - Hasselt,…), Muziekcafés (Den Hemel – Zichem, Video – Gent,…), Jeugdhuizen (Lintfabriek – Kontich, De Klinker – Aarschot,…) en de Dancings (Culture Club – Gent, Fuse – Brussel, Dirty Dancing – Brussel). Bijkomend ziet hij ook nog een Festivalcircuit en een Wedstrijdencircuit. De muziekclubs maken zowel gebruik van de Grote Zalen (AB, Vooruit,…) als Jeugdhuizen (Nijdrop). Daarnaast hebben ze nog hun eigen zalen. Bij het onderscheid dat Klingels maakt horen enkele bemerkingen. Daar waar hij Dancings vermeldt gaat het in feite over clubs. Evert Bulcke onderscheidt in ‘Van discotheek tot club’22 duidelijke verschillen tussen een discotheek en een club. Nick Hautekees heeft het over een onderscheid tussen een housediscotheek en een technodiscotheek in ‘Discotheken in Vlaanderen’23, maar die vlag dekt de lading niet echt. Hoewel mogelijk verwarring kan ontstaan zal verder in deze dissertatie verwezen worden naar clubs. In discotheken is de beleving gericht op de ontlading, de extase die de muziek met zich meebrengt. Het al dan niet bewust collectief beleven van de veeleer hardere dancegenres als trance, techno en hardcore staat voorop. De club is meer gericht op de sociale contacten en op networking, het gaat in feite om een mengvorm met lounge. De klemtoon blijft wel liggen op de moderne dansmuziek, maar dan eerder in het kader van ‘neo-barokke saloncultuur’. In de clubs is ook plaats voor concerten, maar op een duidelijk andere wijze als deze in de muziekclubs. Petrol in Antwerpen is een muziekclub die in feite van de beide voordelen van muziekclub en club gebruik wil maken. Petrol profileert zich via promotie en programmatie als een muziekclub, maar de meer lokale Antwerpse bezoekers bekijken het als een ontmoetingsplaats met een lage toegangsdrempel. Petrol is de enige muziekclub die deze mengvorm realiseert, alle andere beschreven muziekclubs zijn puur op de concerten gericht.
21
KLINGELS, WIM, Het Clubcircuit in Vlaanderen: situering binnen het Vlaamse overheidsbeleid, (Diss. Lic. Communicatiewetenschappen) KULeuven, 1998, 99p 22 BULCKE, EVERT, Van discotheek tot club, van massa tot netwerk: sociale motieven in de evoluerende moderne danscultuur, (Diss. Lic. Communicatiewetenschappen) KULeuven, 2004, 117p 23 HAUTEKEES, Nick, Discotheken in Vlaanderen, (Diss. Lic. Communicatiewetenschappen), KULeuven, 2003, 109p
21
Het dient dus geen verbazing te wekken dat muziekclubs geen discotheken zijn. Er zijn meer verschilpunten dan gelijkenissen waar te nemen. Vooraleerst kan men het doel van beide onderscheiden. Discotheken en megadiscotheken zijn commerciële instellingen die winstgericht zijn. Door het heffen van inkomprijzen en merkbaar hogere drankprijzen tracht de uitbater een winstgevende zaak te realiseren. Consumeren staat voorop. Indien muziekclubs hetzelfde doel zouden willen bereiken zouden de ticketprijs en de drankprijzen stevig verhoogd dienen te worden. De muziekkeuze is een andere grond die op grote verschillen wijst. Daar waar de muziekclubs voor live-muziek in het alternatieve pop- en rockgebeuren kiest, opteert een discotheek voor dj’s die de hardere dancegenres brengen. De clubs opteren ook voor dj’s, sporadisch afgewisseld met live muziek die steeds dancegericht is. Een verder onderscheid situeert zich in de openingsuren. Concerten staan ’s avonds gepland en zijn veelal tegen middernacht reeds afgelopen, op enkele zeldzame uitzonderingen (Petrol, Democrazy) na. Dikwijls gaat het ook om weekdagen. Discotheken en clubs openen in de weekends hun deuren zelden voor 22u en gaan tot de vroege uurtjes door24, wat toch wel duidt op een significant verschil tussen enerzijds muziekclubs en anderzijds discotheken en clubs. Muziekclubs zetten bands die touren in hun programma wanneer hen dit door de bookingskantoren aangeboden wordt, of indien de bands die vanuit de Benelux afkomstig zijn, vrij zijn en bovendien het podium van de club of het gehuurde podium vrij is. Het discotheek/club gebeuren heeft een veel vaster stramien: elk weekend gaan de deuren open, hier hoeft men geen rekening te houden met de beschikbaarheid van artiesten, de dj’s zijn namelijk dikwijls vast in dienst. Goderis omschrijft discotheekbezoek als ‘Een theater van goed & afkeuren’, het gaat om een aparte cultuur waarbij veel aandacht gaat naar het lichamelijk aspect van de discotheekbezoeker. Dit laatste is vast ook van tel bij muziekclubs, maar door de onregelmatige programmatie is er nauwelijks sprake van een vast publiek dat elkaar kent. Bovendien staat het publiek bij een concert bij voorkeur met het aangezicht naar de concerterende artiest gericht. Het auditieve, het visuele en de interactie publiek – artiest zijn essentieel voor een goede podiumact.
24
GODERIS, KAREN, Discotheekbezoek als ritueel: veldonderzoek in een discotheek, (Diss. Lic. Sociologie), KULeuven, 1989, 94p
22
2.2 Publieksomschrijving
De muziekclubs richten zich in eerste plaats op een publiek dat een alternatieve programmatie kan smaken. Per definitie zal je in dit circuit geen massatoeloop aantreffen. Muziekclubs die over een centrale locatie beschikken, kunnen zich meer specialiseren dan minder bereikbare muziekclubs, maar al bij al is mobiliteit slechts een aspect dat voor weinig toeschouwers een belemmering zal zorgen. Een organisatie als Democrazy in Gent is zowat de enige die er in Vlaanderen in slaagt om op continue basis een hiphoppubliek te bereiken, terwijl De Lintfabriek (Kontich) zich duidelijk richt op hardcore, punk en garagebands. De N9 in Eeklo staat bekend om haar wereldmuziekaffiche terwijl De Nijdrop in Opwijk aan brede programmatie doet. Petrol in Antwerpen richt zich duidelijk meer op de dance-scene en Het Depot in Leuven en De Kreun in Bissegem gaan de funk naar voren schuiven. Deze programmatie brengt met zich mee dat het publiek weet waar het terecht kan voor de geprefereerde muziek. Reggae-liefhebbers houden standaard het podium van de Vaartkapoen (Brussel) in het oog. Door een jarenlange ervaring kunnen de meeste clubs ook inschatten welk publiek ze kunnen verwachten, ze dienen hier immers ook hun promotiecampagne op te focussen. Met deze kennis in het achterhoofd organiseren de muziekclubs ook hun beveiligingsaspecten. Als Democrazy de Amerikaanse gangsta-rappers van Mobb Deep boekt, zal de persoonscontrole gevoelig opgedreven worden. Als daarentegen de rappers van Slum Village het podium bestijgen, zal er geen extra security voorzien worden. Hoewel het in beide gevallen om een hiphopband gaat. Opvallende vaststelling die in dit verband kan gemaakt worden, is dat de hiphopfans die in Gent opdagen volgens de organisatoren hoger geschoold zijn ten opzichte van het publiek dat Democrazy met haar rockprogrammatie trekt25. Het clichébeeld van de ongeschoolde hiphopper geldt hier niet. Gezien de beperkte capaciteit van de locaties die de muziekclubs gebruiken en het beperkte doelpubliek is het geen onmogelijke opgave om tijdig in te schatten wat de publieksopkomst zal zijn. Ook de voorverkoop geeft een sterke indicatie voor de interesse naar een concert. De beveiligingsmaatregelen die een club neemt voor een concert voor 100 personen verschilt uiteraard voor een publieksopkomst van 1000 personen. Bij de clubs die meerdere zalen gebruiken, wordt deze oefening steeds opnieuw gemaakt. Sommige muziekclubs geven in de enquête aan dat de opkomst voor hun 25
uit het interview met Amin Dridi, Democrazy, Gent, 28 juli 2005
23
steeds afwachten is. Veelal gaat het hier om de kleinere clubs die geen voorverkoop toepassen. Er is echter ook een club met specifieke programmatie én voorverkoop/reservatie die meldt dat de publieksopkomst moeilijk in te schatten is. Geen enkele muziekclub heeft een leeftijdsgrens. De meeste toeschouwers worden echter ingeschat tussen de 16 en de 35. Wat betreft gender zijn de bezoekers voornamelijk mannelijk. Dit is echter ook afhankelijk van het type muziek en de optredende groep zelf. Er werden reeds heel wat - voornamelijk Angelsaksische - studies gewijd aan verbanden tussen muziek en geweld. Andy Bennett26 is één van de invloedrijke auteurs in dit vakgebied. In ‘Music, Identity & Place’27 gaat hij dieper in op populaire muziek en jeugdcultuur. Deze publicatie behandelt voornamelijk de muziek en jeugdcultuur in Noord-Engeland (Newcastle) en de hiphopgemeenschap in Duitsland. Ondanks de geografische specifiteiten stelt Bennett dat de onderzoeksresultaten voor deze regio’s naast deze van andere als Westerse omschreven regio’s geplaatst kunnen worden. Ze kunnen dus ook op de Vlaamse context worden toegepast. Youth Culture is volgens hem een fenomeen dat pas echt tot ontwikkeling komt na de Tweede Wereldoorlog en omschreven kan worden als Global Culture. De Chicago School28 heeft het in de jaren ’20 van de twintigste eeuw echter al over een onderscheid tussen ‘youth as a culture’ en ‘subculture’. Deze culturen worden gelinkt aan ‘juvenile delinquency’. Het consumentisme vindt in Europa echter pas ingang na WO II en de snelle heropbouw. Bennett stelt dat jeugdcultuur zich aanpast aan de lokale gewoonten met behoud van de globale elementen. Zo speelt de etniciteit slechts een te verwaarlozen rol in de muziekgenres die de Vlaamse muziekclubs promoten en programmeren. Bepaalde genres als hiphop en reggae trekken een diverser publiek, maar echte significante verschillen met andere muziekstijlen zijn er volgens de muziekclub-organisatoren niet waar te nemen. Uit ‘Music, Identity and Place’ valt ook te noteren dat ‘The contested nature of popular music’ sterk afgenomen is naar het einde van de twintigste eeuw toe, een vaststelling die ook door de muziekclubs bevestigd wordt. De alternatieve standpunten die sommige muziekclubs innemen, worden nog nauwelijks gecontesteerd. Democrazy organiseerde in maart 2003 een ‘geluidbombardement’ door de artiesten 4t4, Mo&Benoelie en Das Pop op de Gentse Gras- en
26
Department of Sociology, University of Surrey BENNETT, Andy, Popular music and youth culture: music, identity and place, Houndmills, Macmillan, 2000, 223p 28 De etnografische school waartoe oa. de criminoloog E. Sutherland behoorde. 27
24
Korenlei om te protesteren tegen de inval van de USA in Irak29. Hierbij kregen ze steun van het Gentse stadsbestuur en elektriciteitsmaatschappij Electrabel. Ivo Drent30 beschreef in 1988 verbanden tussen geweld en muziek, en baseerde zich hierbij op meerdere aspecten van de muziekcultuur. Niet alleen de optredens worden onder de loep genomen, maar ook videoclips, platenhoezen, teksten en mediaverslaggeving worden betrokken om een beeld te krijgen van mogelijke verbanden tussen muziek en geweld. Drent verwijst voornamelijk naar situaties in de USA en besteedt weinig aandacht aan de concerten die in Europa, en zeker in Vlaanderen plaatsvinden. Hij focust op de Hard-Rock en Rap die in de jaren 80 nog een zekere maatschappelijke controversiële rol spelen. Heavy Metal wordt in die periode vereenzelvigd met gewelddadigheden en vandalisme. Concerten van oa Judas Priest, Ozzy Osbourne en Beastie Boys werden sporadisch verboden door plaatselijke overheden vanwege echte of vermeende risico’s tot oproer. In Europa werd zo nauw niet gekeken. Al dient er wel te worden opgemerkt dat vandaag de dag artiesten omwille van hun homofobe teksten van de podia geweerd worden31, meer dan omwille van hun agressieve uitstraling. Drent kan geen wetenschappelijke bewijzen vinden voor de hypothese dat een bepaalde muzieksoort agressief gedrag veroorzaakt maar stelt wel vast dat er een samenhang bestaat tussen enkele genres en agressie. Maar hij sluit hierbij andere factoren niet uit en hij besteedt aandacht aan de ‘reverse theory’ dat een bepaalde agressiviteitsgraad mede bepaalt naar welke muzieksoort de voorkeur van een persoon uitgaat. Opmerkelijk is de vraag van Drent naar de correlatie tussen geluidsvolume en agressie. Zowel in muziekclubs, op festivals als in discotheken staat de muziek zeer luid. Drent vermeldt dat tolerantie optreedt bij hoge geluidsvolumes en dit bovendien verslavend werkt, zowel op psychologische als biochemische niveaus. Hij kan zijn vraag echter niet beantwoorden aan de hand van onderzoek en het verband tussen een hoog volume en agressie blijft dus onbeantwoord. Ook de geraadpleegde discotheekstudies geven hier geen afdoende verklaring.
29
PAUWELS, Hilde, Muzikaal Vredesbombardement, De Standaard, 20 maart 2003 DRENT, Ivo, Geweld en muziek: onderzoek naar de invloed van muziek, muziekteksten, videoclips, imago’s en concerten op agressief gedrag, aan de hand van agressiviteitstheorieën ontwikkeld in de communicatiewetenschap, (Diss. Lic Communicatiewetenschappen) KULeuven, 1987-1988, 200p 31 MICHIELS, Karel, Kunnen we Homohaat dulden op onze reggaepodia? De Standaard, 4 augustus 2005, p20&21 30
25
Ivo Drent bekeek ook de samenhang tussen Agressie en muziekteksten. De sporadische voorbeelden van onder andere de letterlijke interpretatie van songteksten vormt echter geen bewijs van een correlatie. De beroemde Manson-moorden in 1969 waarbij ook de actrice Sharon Tate omkwam, zouden gebaseerd zijn op ‘The White Album’ van The Beatles. Dit was althans een element dat ter verdediging werd voorgelegd. Recenter zijn de ‘deathmetal moorden’32 die in 2004 in Italië aan het licht kwamen en waarbij het satanisme dat door meerdere deathmetal bands gebezigd wordt een verklaring zou geven voor de rituele moordpartij op Fabio Tollis en diens vriendin Chiara Marino. De betrokken leden van de band ‘Beasts of Satan’ werden in februari 2006 tot zware straffen veroordeeld33. In hetzelfde genre werd de band Slayer in 1996 voor de rechter gedaagd door de ouders van Elyse Marie Pahler, die vermoord werd in een satanisch ritueel dat geïnspireerd zou zijn door de teksten van Slayer-songs. De rechter verklaarde de eis echter onontvankelijk in 2001. In 1998 werden de teksten van shockrocker Marilyn Manson mede verantwoordelijk geacht voor de Columbine High School moorden. Het occultisme dat door voornoemde bands in hun songteksten verwerkt wordt, zorgt dus voor controverse. Dit wordt gecontesteerd door muziekliefhebbers34. Drent stelt duidelijk dat alle muziekteksten open staan voor interpretatie en dat deviante songs slechts een kleine minderheid van het totale muziekaanbod vormen. In de rock- en popsongs zijn ook wel eens verwijzingen naar drugsgebruik terug te vinden. Dit zowel in stimulerende versie als in afkeurende versie of louter beschrijvend. Hierop wordt dieper ingegaan in het onderdeel middelengebruik. Tracks waarin de liefde bezongen wordt staan op nummer 1 qua onderwerpen.
Naar het live concertgebeuren toe ziet Ivo Drent meerdere factoren voor een mogelijke aanleiding tot agressie tijdens de optredens, in de aanloop of na afloop. De voorbeelden die aangehaald worden, zijn voornamelijk grotere concerten, de vraag naar vergelijkbaarheid met de veel kleinschaligere muziekclub-concerten is aan de orde. Externe factoren zijn onder andere de kaartenverkoop en de genomen veiligheidmaatregelen. Tijdens de optredens zelf wordt het publiek beïnvloed door wat er op het podium gebeurt. Hierin heeft de band dus zelf 32
BAGNALL, Sam, Investigating the ‘Death Metal’ murders, http://news.bbc.co.uk/2/hi/programmes/this_world/4446342.stm, London, BBC, 23 november 2005 33 AP, Zware Celstraffen voor Italiaanse satanisten, De Standaard, 1 februari 2006, p3 34 DE LEUR, Tom, Metalpionier Gunther Theys was ooit ‘staatsgevaarlijk’, De Standaard, editie VlaamsBrabant, 27 juli 2006
26
een rol te spelen. Bijkomend risico bij festivals (en dus minder bij clubconcerten) zijn de verschillende fanbases die elkaar niet kunnen luchten. Festivalpubliek wil ook wel eens een muziekgroep van het podium boeën of met objecten bekogelen. Ook het afzeggen van bands op het laatste nippertje wil wel eens commotie veroorzaken. De Nijdrop in Opwijk onderging dit lot toen de headliner voor een rockabilly festivalletje niet kwam opdagen en geen verwittiging vooraf stuurde35. Een aanzienlijk deel van de infrastructuur werd toen vernield door het internationale publiek.
35
SPOELDERS, Serge, Aanvraag tot structurele erkenning en subsidiëring 2003-2006 – een vierjarenplan van muziekcentrum Nijdrop vzw, augustus 2001, 110p
27
2.3 Communicatie
Een muziekclub heeft tientallen communicatiekanalen die allemaal hun specifieke kenmerken hebben. In grote lijnen kan men een onderscheid maken tussen externe communicatie en interne communicatie. De eerste vorm richt zich voornamelijk op promotie, public relations en de levering van goederen en diensten, de tweede verzekert het vlot verlopen van de werking en bevordert de continuïteit. Beide vormen van communicatie zijn van belang voor de aspecten van veiligheid, al dan niet indirect. De uitstraling die affiches, website en promotietechnieken tentoonspreiden, heeft een invloed op het publieksbereik. De manier waarop bijvoorbeeld de (gespecialiseerde) pers schrijft over de optredens die in muziekclubs georganiseerd worden, doet net hetzelfde. De clubs die zich binnen het Clubcircuit georganiseerd hebben, stralen bijvoorbeeld een vorm van eenheid uit, hoewel ze toch één voor één een zeer divers publiek aantrekken en qua uitstraling niet geheel in dezelfde lijn liggen. De voornoemde communicatiemiddelen zijn slechts indirecte vormen waar de inbreng van de organisatoren zelf beperkt blijft. Externe communicatie naar overheid, lokale politie, security-diensten, buurtbewoners en vele anderen heeft men beter in de hand. Hier kunnen ook duidelijke afspraken gemaakt worden. In het merendeel van de enquêtes wordt aangegeven dat er geen vraag vanuit de gemeentes bestaat om de activiteiten te melden. Slechts één club vermeldt dat ze verplicht zijn om evenementen op voorhand aan te melden. Daartegenover staat wel dat bepaalde clubs tot 10 maal per jaar overleggen met gemeentediensten. De meeste clubs, zo blijkt uit de vragenlijst, hebben echter een beperkt contact tot nauwelijks contact. De communicatie met politiediensten is bestendiger. Zo goed als elke club heeft één tot tweemaal contact met ofwel de korpschef, ofwel met de bevoegde officier. De vraag naar het eerste contactpunt bij de politie bij het inroepen van hulp bleef echter zowel bij de enquêtes als bij de interviews onbeantwoord. Klaarblijkelijk is er geen specifiek communicatiekanaal maar belt men indien nodig het oproepnummer van de politie. Voor de extra evenementen die de clubs organiseren (bv. Cactusfestival, Helden in het Park, De Nachten,…) is er wel een uitgebreidere communicatie met gemeentediensten en politiediensten. Gezien de grootschaligheid van sommige van deze evenementen passen ze niet binnen het concept van muziekclubs zelf,
28
maar ze leveren wel extra contacten bij de bevoegde diensten op die tijdens de rest van het werkjaar binnen de clubs hun nut kunnen bewijzen. De communicatie met de ingehuurde security kan beschouwd worden als een externe aangelegenheid daar het geen personen van de organisatie zelf betreft. Anderzijds staan ze tijdens de uitvoering van hun activiteiten best in nauw contact met de verantwoordelijke van de muziekclub. Bij coördinatievergadering is het interessant om alle spelers rond tafel te krijgen. Gezien de kleinschaligheid is het geen prioriteit om dit voor elk evenement te organiseren, maar voor de éénmalige – grotere – evenementen is dit wel een aanrader. Dit is een methode die ook in de mega-zalen als het Antwerpse Sportpaleis wordt toegepast36. Ook de security-diensten hebben hier hun plaats. Muziekclubs die op frequente basis gebruik maken van security hebben in veel gevallen enkele vaste personen die hen door de firma ter beschikking worden gesteld. Tijdens de interviews kwam naar voren dat sommige securitypersonen al jaren instaan voor de veiligheid op hun evenementen (voornamelijk persoonscontrole) en dat er een nauw contact is met deze personen, wat de communicatie vergemakkelijkt. Naar interne communicatie toe is het essentieel dat elke medewerker op de hoogte is van de geplogenheden van de muziekclub. Daarom is het een interessante piste om de medewerkers vooraf een briefing te geven. Dit hetzij éénmalig bij de eerste medewerking, hetzij op systematische basis, hetzij extra bij grote, ongebruikelijke evenementen. Bij een groot aandeel van de bevraagden blijkt dit ook het geval te zijn. Verder blijkt ook dat de eindverantwoordelijkheid van de concertavond zelf wel eens bij wisselende personen kan liggen. Uit bepaalde antwoorden blijkt dat steeds dezelfde persoon aanwezig is en instaat voor de supervisie terwijl in ander clubs er tot 4 à 5 eindverantwoordelijken kunnen worden ingezet. Tijdens de avond zelf verloopt de communicatie veelal mondeling. Door de komst van de gsm, is het in zeer dringende gevallen ook eenvoudig om snel contact met elkaar op te nemen zonder te hoeven investeren in een uitgebreid communicatiesysteem. Geen enkele muziekclub uit de enquêtes meldde over een intern radionetwerk (zoals bijvoorbeeld bij voetbalstewards gebruikt wordt) te beschikken. Bij de interviews werd wel melding gemaakt van een continu 36
GOUWELOOSE, Andries, Stageverslag, stageplaats: Lokale Politie Antwerpen (Afdeling Oost), UGent, januari 2005, 56p (stageverslag)
29
systeem, dit werd echter enkel door de security-diensten gebruikt, niet in combinatie met de club zelf. Dit ook enkel bij evenementen met een aanzienlijk publiek (ongeveer een duizendtal personen). Geen enkele club vermeldt in de enquêtes of gesprekken een aparte veiligheidscoördinator te hebben. Dit wordt wel beschouwd als een jobonderdeel van een bepaald personeelslid, maar is niet uitgewerkt. Dit is trouwens geen veralgemeende situatie. In bepaalde organisaties komt een veiligheidscoördinator niet ter sprake. Het is ook maar de vraag of dit veel zou bijbrengen voor alle muziekclubs, of het een meerwaarde zou inhouden. Het kan uiteraard geen kwaad om een personeelslid of een vrijwilliger in huis te hebben die extra kennis heeft over integrale veiligheid of specifieke domeinen op het vlak van de combinatie concerten & veiligheid. Een vaste club is natuurlijk niet vergelijkbaar met een occasioneel festival waar heel wat losse en tijdelijke constructies bij te pas komen. Om nodeloos tijdverlies te voorkomen beschikken de concertzalen ook zo goed als allemaal over een gefixeerd podium met de nodige verlichting. Het is wel zo dat het merendeel gebruik maakt van een ingehuurde PA-installatie, die steeds opnieuw geïnstalleerd dient te worden. Enkele zeldzame clubs als de 4AD, de AB of de N9 kunnen gebruik maken van hun eigen installatie. Het is wel een noodzaak om over een evacuatieplan te beschikken zodat in het geval van een ernstig incident als een brand of pakweg het leegspuiten van een busje pepperspray, gepast en gestructureerd gereageerd kan worden. De clubs die over een eigen locatie beschikken zijn veelal ook op de hoogte van het evacuatieplan en beschikken er ook over. De gehuurde zalen beschikken hier in het merendeel van de gevallen ook over, doch lijkt niet iedere organisator bekend te zijn met dit plan. Er zijn ook een 2-tal clubs die geen antwoord geven op de enquêtevraag of ze bekend zijn met het evacuatieplan van de club waar zij concerten organiseren. Of dit is omdat men niet op de hoogte is, blijft onbekend. Hier valt dan ook geen uitspraak over op te maken. Rock- en popmuziek hebben in hun geschiedenis steeds een maatschappelijke betekenis gehad. De muziek werd en wordt zowel in negatieve als in positieve context gesitueerd. Het Columbine High School drama en de Italiaanse deathmetal moorden worden ten dele aan extreme muziek toegeschreven terwijl heel wat rapiconen beweren dat hun muziekcarrière hen van de straat en bijhorende criminaliteit gered heeft37. In essentie gaat het enerzijds om perceptie en stigmatisering en anderzijds om profilering. Tony Bennett onderscheidt in ‘Rock 37
oa Notorious BIG in ‘Ten Crack Commandments’, van het album Life After Death en Grand Puba (Brand Nubian) in ‘Change Gonna Come van het album 2000.
30
and Popular Music: Politics, Policies, Institutions’38 vier benaderingen van rock- en popmuziek aan de hand van onderzoek door Paul Rutten. Ten eerste is er ‘Moral Panic’, waarin populaire muziek als een probleem omschreven wordt. Muziek als een provocatie aan het adres van law & order. Deze benadering wordt in de huidige westerse wereld slechts door een zeer klein aandeel van de populatie of onderzoekers als uitgangspunt gebruikt. Al gaan er af en toe stemmen op om sommige als ‘te provocerende’ omschreven onderdelen van popmuziek aan banden te leggen. Zo roept de Nederlandse hiphopjournaliste Myrthe Hilkens in een artikel in State Magazine39 op om videoclips waarin vrouwonvriendelijke beelden verwerkt zijn niet uit te zenden voor 24u. Reacties hierop verschenen later met mondjesmaat40. De tweede benadering is de ‘Social Welfare Policy’ waar jeugd op zichzelf als problematisch beschouwd wordt en populaire muziek als een oplossing geldt. Rock- en popmuziek speelt een centrale rol in jeugdcultuur en kan een mogelijkheid zijn om problemen te voorkomen of op te lossen. Voorbeeld hiervan zijn de talrijke rapclasses die wereldwijd gegeven worden. Ten derde is er de ‘Economic Category’ waarin populaire muziek als een commercieel product beschouwd wordt. Voor muziekclubs is dit gegeven niet altijd van toepassing. Heel wat geprogrammeerde bands hebben niet die bekendheid die commercieel lonend is. Al moet gezegd worden dat een aanzienlijk aandeel van de AB-concerten uitverkoopt en het aan het Clubcircuit-gelieerde Dour Festival (Clubcircuit programmeert hier sinds 2005 4 dagen een eigen podium) er in 200541 en 200642 in slaagde alle weekendtickets te verkopen en het bordje volzet op te hangen. De ‘Economic Category’ is meer van toepassing op concerten die plaats vinden in poptempels als het Antwerpse Sportpaleis en Vorst Nationaal. Sowieso is muziek een economisch gegeven, de meeste artiesten hopen in hun levensonderhoud te kunnen voorzien dankzij optredens en albumverkoop. En de geïnteresseerde muziekliefhebber betaalt zijn albums of downloads en heeft ook een bedrag veil om een artiest live aan het werk te zien. De vierde en laatste categorie is de ‘Art Form’ waarin populaire muziek als hoogstaande cultuur wordt omschreven. Dit kan één van de redenen zijn om bepaalde categorieën optredens te subsidiëren en kansen voor het publiek om niet alledaagse muziekkunst te aanschouwen en live te aanhoren uit te bouwen. 38
BENNETT, Tony, Rock and popular music: politics, policies, institutions, Londen, Routledge, 1993, 306p HILKENS, Myrthe, Blote clips van de tv af. Mtv moet verantwoordelijkheid nemen, State Magazine, 27 februari 2006, www.statemagazine.nl, ook verschenen als opiniebijlage in De Standaard: HILKENS, Myrthe, Ik wil op MTV geen naakt vóór middernacht, De Standaard, 17 maart 2006, p22 40 SCHELSTRAETE, Inge, De vrouw als behang, De Standaard, 29 juli 2006, DSweekend p6 41 DROEVEN, Valerie, Dour wordt groot, De Standaard, 19 juli 2005, p20 + eigen aanwezigheid op de persconferentie te Dour (17 juli 2005) 42 MICHIELS, Karel, Alternatief maar niet anarchistisch, De Standaard, 17 juli 2006 p20 + eigen aanwezigheid op de persconferentie te Dour (16 juli 2006) 39
31
De vier sociologische categorieën waarin Bennett populaire muziek tracht te plaatsen hebben allen hun waarde en toepassingsgebieden. In de Vlaamse context wordt muziek die een plaats vindt in de muziekclubs zelden gecontesteerd, populaire muziek word niet als een probleem ervaren. De ‘Social Welfare Policy’ is meer aanwezig in de muziekeducatie, maar is geen expliciete functie voor muziekclubs. Indirect is dit wel een mogelijkheid. Voor muziekclubs is muziek ook geen commercieel product, het doel van de vzw’s waarachter de werking is opgebouwd, is niet het uitbouwen van een winstgevende muziekindustrie, wel het aanbieden van kwaliteitsvolle concerten in een kwaliteitsvolle omgeving aan een aanvaardbare prijs. Er worden economische principes gehanteerd om de muziekclub draaiende te houden. Muziekclubs schatten de muziek die ze een plek geven op hun podium wel hoog in. Het gaat voornamelijk om de culturele waarde. Muziek wordt beschouwd als kunst en wordt zodoende ook gepromoot. De Vlaamse media besteden in stijgende lijn aandacht aan de werking van de muziekclubs, dit hangt ten dele samen met de stijgende belangstelling voor de Belgische muziekartiesten die er in slagen een gedegen carrière uit te bouwen. Veel van deze bands stonden in hun beginjaren op de podia van de muziekclubs. Hetzij als voorprogramma van een bekendere band hetzij als headliner. Ook de muziekclubs behartigen hun belangen op een professionelere manier. Door structureler te werk te gaan en meer onderling overleg te plegen, slagen ze erin een muziekcultuur uit te bouwen die toonaangevend is en boven de underground grenzen uitstijgt zonder te tornen aan de creativiteit van artiesten. Het Clubcircuit43 en de aangesloten muziekclub Democrazy44 brengen met hun podcasts een relatief makkelijk toegangbaar medium dat door éénieder die over een internetconnectie beschikt, aangesproken kan worden. Een communicatie middel dat zowel de artiesten als de muziekclubs in de belangstelling plaatst.
43 44
http://www.clubcircuit.be/?page=podcast http://www.demopod.be
32
2.4 Sluitingsuur
Een sluitingsuur is geen issue voor de meeste muziekclubs, veelal hangt het sluitingsuur af van het aanwezige publiek of van het evenement. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen de ‘optreden’-activiteiten en de ‘party’-activiteiten. In het eerste geval zal de avond sneller beëindigd worden dan tijdens die avonden waarop dj’s staan geprogrammeerd. Afhankelijk van de muziekclub staan concerten vroeg geprogrammeerd (als voorbeeld kan men de Ancienne Belgique nemen, waar het einduur bewust afgestemd is45 op de uurregeling van de spoorwegmaatschappij NMBS), of eerder naar de latere avond, vroege nacht toe (zoals bij Democrazy, waar de artiesten een grotere inspraak hebben in het beginuur). Vanzelfsprekend zijn de sluitingsuren dan ook gelinkt aan de beginuren van de concerten. Geen enkele muziekclub meldt het bestaan van een vast sluitingsuur dat opgelegd werd door de lokale overheid. Enkele muziekclubs hebben wel zelfstandig een uur bepaald waarop ze de deuren sluiten. Deze uren zijn variabel naar de dag van programmatie. Het onderscheid dient gemaakt te worden tussen enerzijds weekdagen (van zondag tot donderdag) en weekenddagen (vrijdag en zaterdag). Al wordt dit onderscheid minder gemaakt in de grootsteden. Mits concerten van deze grootstedelijke muziekclubs uitgezonderd, zijn de concerten op weekdagen vroeger op de avond gepland en bijgevolg sneller afgelopen. Voor de weekendconcerten geldt een later uur van aanvang en dus een later sluitingsuur. Nachtlawaai hangt samen met aanvangsuur en sluitingsuur. Waar bij discotheken vooral de auto’s voor extra geluid zorgen, is dit bij muziekclubs minder het geval. Het tijdstip waarop de bezoekers vanuit de muziekclub huiswaarts keren of andere oorden opzoeken is redelijk geconcentreerd en grotendeels voor 1 uur ’s nachts te situeren. Bij discotheken is er een continue stroom van auto’s waar te nemen. Het is niet ongewoon om op éénzelfde avond meerdere discotheken te bezoeken. Al blijft dit volgens Hautekees’ onderzoek46 beperkt tot een minderheid van de discotheekgangers. In tegenstelling tot muziekclubs zijn discotheken veelal in industriegebieden gelegen, gebruik maken van het openbare vervoer is dikwijls niet mogelijk. Gezien de beperkte vrije ruimte in Vlaanderen zijn deze industriegebieden (meestal 45
interview met Eric De Vuyst, Veiligheidscoördinator AB, Brussel, 18 mei 2006 HAUTEKEES, Nick, Discotheken in Vlaanderen, (Diss. Lic. Communicatie-wetenschappen), KULeuven, 2003, 109p
46
33
kmo-zones) dikwijls vlakbij woongebieden gelegen. De muziekclubs die in de steden of dorpskernen gelegen zijn, hebben het voordeel van bereikbaarheid. Zo ligt Het Depot vlak tegenover het Leuvense station, de AB op een tiental minuten van het Brusselse Centraal Station, De Centrale (zaal die wordt gebruikt door Democrazy) op een vijftal minuten van Gent Dampoort en de N9 en Nijdrop in de nabijheid van bushaltes. Uitzondering hierop zijn Petrol in Antwerpen en Muziek-o-Droom die wel in industriegebieden gelegen zijn en dus nauwelijks met openbaar vervoer bereikbaar. Het voorbeeld van de Ancienne Belgique vindt navolging in de nog uit te bouwen nieuwkomer bij de muziekclubs; Trix. De programmator Eppo Janssen van deze nieuwe Antwerpse muziekclub stelt dat het verschil met stadsgenoot Petrol zal te merken zijn aan: “Een belangrijk verschil is dat de concerten bij ons veel vroeger zullen beginnen. “ en “ Bij Petrol vangen de optredens pas aan rond 22 of 23 uur en wordt er daarna tot in de vroege uurtjes gedanst. Zelf streef ik veeleer naar een programmatie vergelijkbaar met die van de Brusselse AB club of de jaren geleden ter ziele gegane Antwerpse Pacific.”47
47
uitreksels uit STEENHAUT, Dirk, Eppo Janssen verlaat Studio Brussel voor Antwerps muziekcentrum, De Morgen, 19 mei 2006, p23
34
2.5 Middelengebruik
Naar aanleiding van het Koninklijk Besluit van december 200548 tot het verbieden van roken in openbare plaatsen is het van belang om te kijken hoe de muziekclubs met deze wetgeving omspringen. Het blijkt een punt van discussie te vormen, en dat al langer dan het KB met uitvoering vanaf 1 januari 2006. De trend tot het verbieden is overigens ook geen Belgische uitvinding, wereldwijd bestaat de beweging om roken uit openbare plaatsen te bannen. In januari 2003 schreef journalist Karel Michiels hieromtrent een interessant artikel in De Standaard.49 Hij sprokkelde reacties bij de organisatoren van muziekclubs. Deze schermen met argumenten van de subcultuur-achtergrond, het tegendraadse en de gezelligheid. Ze zijn zich bewust van het verbod - dat al voor 2006 bestond, maar zonder noemenswaardige controle – maar zijn in 2003 niet geneigd om hier maatregelen te nemen. Michiels legt ook voorbeelden voor van locaties (buiten het muziekclubcircuit) waar het roken absoluut ontraden wordt en in bepaalde zalen streng gecontroleerd. Dat de Elisabethzaal in Antwerpen rookvrij gebied is, hoeft geen verbazing te wekken, het eveneens Antwerpse Sportpaleis is daarentegen ook al jaren rookvrij. Gezien er op topmomenten tot 15.000 personen aanwezig zijn in deze mega-zaal kan men bezwaarlijk het argument van onbegonnen controle aanhalen in het muziekclub-circuit waar de capaciteit zelden boven de 1000 personen gaat en het publieksaantal veeleer rond een 150 à 500 personen geschat kan worden. Voorwaarde hiervoor zou dan wel zijn dat er toezicht op gebeurd zoals in het Sportpaleis en ook de Handelsbeurs te Gent. Om in te spelen op de actualiteit startte de Ancienne Belgique te Brussel op 1 januari 2006 met een rookverbod. Hoewel erg duidelijk aangegeven en overal vermeld, blijkt het in praktijk bijzonder moeilijk voor een select deel van het publiek om zich aan deze regel te houden. Hierbij dient ook opgemerkt te worden dat de AB wel degelijk over veiligheidspersoneel beschikt wat niet kan gezegd worden van het merendeel van de muziekclubs. Tijdens het interview met de veiligheidsverantwoordelijke50 van deze Brusselse poptempel blijkt dat het verbod grotendeels wordt opgevolgd, men is er echter beducht voor om overdreven reacties te gebruiken. Een vriendelijke vraag tot het doven van de sigaret blijkt dikwijls voldoende te zijn. Op zeer drukke momenten (dikwijls, een aanzienlijk aandeel van 48
KB tot het verbieden van het roken in openbare plaatsen van 13 december 2005, B.S. 22 december 2005 MICHIELS, Karel, Rocken zonder roken, De Standaard, 25 januari 2003, p15 50 interview met Eric De Vuyst, Veiligheidscoördinator AB, Brussel, 18 mei 2006 49
35
de concerten zijn uitverkocht) is deze controle moeilijker uit te voeren en durven de rookwalmen wel eens opnieuw de kop opsteken. De AB biedt ook de gelegenheid om buiten een sigaret te roken, personen die dit willen krijgen een stempel waarna men eenvoudig buiten en weer binnen komt. In een vroegere periode was dit niet mogelijk, daar betekende het verlaten van de muziekclub eveneens het einde van de toegang. Dit houdt een extra inspanning voor de veiligheidsmensen in, maar daarentegen neemt het ook weer spanningen in het publiek weg. Zolang het gebruik van deze toepassing binnen de perken blijft, is het een sympathieke geste van de AB, maar het is niet haalbaar om steeds enkele tientallen mensen op de stoep van een drukke Brusselse hoofdstraat te laten vertoeven. Voorbijgangers zouden dit immers niet kunnen appreciëren. Nu al staan er voor het openen van de deuren wel eens lange rijen aan te schuiven. Uit de enquêtes en interviews blijkt dat er weinig beweging zit in het standpunt van de andere organisatoren. Ze melden dat het verbod nooit wordt toegepast of slechts bij uitzondering. De aangehaalde argumenten verschillen wat, gaande van ‘geen openbaar gebouw’ tot ‘niet haalbaar geacht’, maar de essentie blijft hetzelfde. De clubs zijn bang hun publiek voor het hoofd te stoten en schermen met het argument dat subcultuurmuziek niet gebaat is met een verbod op roken. De clubs zijn niet van slechte wil, maar willen het risico duidelijk niet nemen. Al moet gezegd worden dat er stappen gezet worden en sommige clubs vermelden er in 2006 werk van te willen maken. Sinds de ‘nieuwe drugswet’ van juni 200351 en de aanpassing van januari 200552 is er weinig verandering gekomen in de positie van het gebruik van de zogenaamde softdrugs in de muziekclubs. Het gebruik was verboden en blijft verboden. De veranderingen die hierdoor teweeg gebracht worden, zijn immers niet van tel voor minderjarigen, voor hen blijft het gebruik van cannabis absoluut verboden en zal in principe steeds een procesverbaal opgesteld worden. Voor meerderjarigen is de consumptie eveneens verboden, maar werd het de laagste vervolgingsprioriteit gegeven. In praktijk zal een beperkt gebruik dus weinig gevolgen hebben voor de meerderjarige gebruiker van cannabis. Indien er echter ‘verzwarende 51
KB tot wijziging van het KB van 31 december 1930 omtrent de handel in slaap- en verdovende middelen alsmede van het KB van 22 januari 1998 tot reglementering van sommige psychotrope stoffen, teneinde daarin bepalingen in te voegen met betrekking tot risicobeperking en therapeutisch advies en tot wijziging van het KB van 26 oktober 1993 houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, B.S. 2 juni 2003 52 Gemeenschappelijke richtlijn van de minister van Justitie en het College van procureurs-generaal omtrent de vaststelling, registratie en vervolging van inbreuken inzake het bezit van cannabis, B.S. 31 januari 2005
36
omstandigheden’ aanwezig zijn zoals wordt omschreven “misdrijven ten aanzien van minderjarigen, waaronder: cannabisgebruik in aanwezigheid van minderjarigen”, is het de intentie van de wetgever om wel te vervolgen. Dit alles is theorie, in praktijk blijkt de wet voorbij te gaan aan de realiteit. Cannabis is een drug die sterk aanwezig is in de hedendaagse maatschappij en die zowel door minderjarigen als meerderjarigen verbruikt wordt. Muziekclubs staan niet buiten deze maatschappij, meer zelfs, door hun alternatieve karakter krijgen zij een publiek over de vloer dat zich weinig gelegen laat aan alle wetgeving en Ministeriële Omzendbrieven. Gezien het open karakter van de clubs vindt men tijdens concerten ongetwijfeld minderjarigen terug in het publiek, tenslotte is dit ook een deel van de doelgroep. Principieel volgt dan de conclusie dat juridisch gezien cannabis niet thuis hoort in de muziekclubs. Uit de enquêtes en interviews komt naar voren dat het gebruik van marihuana en hasj een realiteit is. Veel clubs hebben een zekere tolerantie voor het gebruik maar benadrukken sterk dat dit geen problemen met zich meebrengt. Ze stellen ook dat het gebruik van andere drugs onder geen beding zal getolereerd worden. De tolerantie geldt overigens niet voor alle clubs, want enkele geven in de enquête nadrukkelijk aan dat in hun concertzaal geen plaats is voor drugs, ook niet voor cannabis. Opmerkelijk is dat één van deze zich in een grootstad bevindt. Ook in het eerder vermelde artikel uit De Standaard53 werden enkele organisatoren aan het woord gelaten. “Je kan je toch niet voorstellen dat de mensen niet zouden blowen op een reggaeconcert.” is één van de reacties, daartegenover staat: “Je stoort er andere mensen mee, al was het maar met de doordringende geur.” Ook de AB (toen nog niet met het erg strikte rookverbod) zag moeilijkheden om een verbod na te leven. “Als de zaal volloopt voor (de reggaeband) Israel Vibration kan je onmogelijk aan iedereen gaan vragen om de joint te doven.” Praktijkvoorbeelden van reggae- en hiphopconcerten uit het voorjaar 2006 (Damian ‘Junior’ Marley54 en Kanye West55) tonen aan dat het ook na invoering van het strikte verbod niet zo makkelijk is om het publiek te sensibiliseren en zich neer te leggen bij de uitdrukkelijke vraag. Op internetfora gespecialiseerd in bepaalde muzikale genres vindt men ook reacties van voor en na concerten waarin men aankondigt een aanzienlijke hoeveelheid drugs mee te nemen of trots verkondigt toch joints te hebben opgestoken hoewel men opmerkingen van het zaalpersoneel verkregen had: “kzen da me 6 kilo lambsbread en ne veugerolde jee van ne meter”56 & “Haha da kennek op Damien zeiden
53
MICHIELS, Karel, Rocken zonder roken, De Standaard, 25 januari 2003, p15 Damian Marley – AB – 6 maart 2006 55 Kanye West – AB – 10 maart 2006 56 http://www.ontspoord.com/?mod=forum&page=detail&topic=18829, 17 december 2005 54
37
ze tegen mij euhm meneer kun je je sigaret uitdoen mijn antwoord was, dit is geen sigaret (was ne dikke joint) en ze gingen door hahaha”57. Bijkomend dient vermeld te worden dat de verantwoordelijke van de concertclub over betrekkelijk weinig mogelijkheden heeft om het publiek aan te spreken op het gebruik van cannabis. Vanuit het principe van ‘goede huisvader’ volgt dat men zich aan de wettelijke bepalingen dient te houden. Het zou daarbovenop best wel eens kunnen dat de burgemeester van de desbetreffende stad of gemeente bezwaar maakt tegen de aanwezigheid van de roesmiddelen. Het is dus toch wel uitkijken geblazen voor de organisatoren. Bij de inschakeling van security is er een beperking ingebouwd in de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. Elke controle op drugs is namelijk uitgesloten, dit is namelijk een monopolie voor de politiediensten. Daartegenover kan men echter een huishoudreglement stellen dat het verbruik van cannabis tot een grond van toegangsweigering maakt. Kortom er bestaan mogelijkheden om het cannabisgebruik aan te pakken. Anderzijds is er het publiek dat men niet voor het hoofd wil stoten. Organisatoren zien natuurlijk liever een volle zaal dan een publiek dat zich afzet tegen het strikte beleid van een muziekclub. De vraag is echter of zowel roken als cannabisgebruik een segment van het publiek weghoudt of dit net aantrekt. Daarop bestaat niet direct een antwoord als men geen risico’s neemt. De situatie zal van club tot club verschillen, maar de afloop is in de meeste gevallen niet direct te voorspellen. Uit de licentiaatsdissertatie van Rutger Willems58 valt af te leiden dat popmuziek en drugsgebruik een sterke samenhang vertonen doorheen haar geschiedenis. Vooral ‘de voorhoede’, de subculturen die streven naar authenticiteit en zich afzetten tegen de mainstream creëren een eigen code, een eigen groepsgevoel waarin drugsgebruik een aanzienlijke rol vervult. Aan de andere kant vindt men binnen de hardcore muziek een segment dat het gebruik van drugs en drank resoluut afzweert (de straight-edge beweging). De samenhang drugs & popmuziek kan men al terugvinden bij de jazzmuzikanten die in de jaren ’20 van de twintigste eeuw stevige gebruikers van diverse soorten drugs waren. In de jaren ’60 hangt het gebruik van LSD samen met de psychedelische muziek en de house en techno scene uit de jaren ’80 en ’90 staat dan weer bekend voor haar xtc-gebruik. Songtitels als ‘Brown Sugar’ (Rolling Stones), ‘Cocaïne in my Brain’ (Dillinger), ‘Leod Sed Dap’ (Osdorp Posse), ‘I Got 5 on It’ (Luniz) en ‘White Rabbit’ (Jefferson Airplane) laten weinig aan de verbeelding over.
57
http://www.ontspoord.com/?mod=forum&page=detail&topic=18838, 14 maart 2006 - WILLEMS, Rutger, Drugs en popmuziek: een analyse van de relatie tussen drugs en muziekculturen (Diss. Lic Communicatiewetenschappen) KULeuven, 1997-1998, 108p
58
38
In 1995 publiceerde Prof. Dr. Tom Decorte een pioniersstuk over methoden van bewaking in megadancings. Dit in een boek over de verhoudingen tussen Private Politiezorg en Grondrechten59. Hij omschrijft het drugsgebruik in megadancings als ‘recreatiedruggebruik’ en stelt dat er geen correct gebruik over de omvang van het gebruik voor handen is. Zowel kwantitatief als kwalitatief kan men enkel voortgaan op de gegevens die politie (destijds rijkswacht), portiers, discotheekbezoekers, discotheekpersoneel en discotheekuitbaters ter beschikking stellen. De drugs die in megadiscotheken geconsumeerd worden, zijn niet direct zichtbaar, een pil is snel ingeslikt en de gevolgen voor de gebruiker zijn niet per definitie zichtbaar. Discotheken worden via de media echter wel steeds gelieerd met drugsgebruik. Het betreft ook zeer gevoelige materie voor de megadiscotheken zelf. Zo wenste de grootste Limburgse megadiscotheek niet mee te werken aan een licentiaatsdissertatie omdat er vragen zouden worden gesteld over het drugsgebruik60. Decorte trekt het percentage van aanwezige drugsgebruikers in twijfel, maar stelt ook duidelijk hier geen zicht op te hebben. De muziekclubs worden in de media maar zelden in verband gebracht met drugs. Enkel het marihuanagebruik wordt een zeldzame keer ter sprake gebracht. En dit meestal in de bespreking van een concert, op de culturele pagina’s van een krant dus. In tegenstelling tot de drugs die in megadiscotheken verbruikt worden, is het roken van marihuana of hasj een zichtbaar gegeven, een feit dat vooral ook olfactorisch vast te stellen is. De Muziekclubverantwoordelijken en het personeel kunnen dus duidelijk vaststellen wanneer één van deze beide drugs verbruikt wordt. Over het gebruik van drugs bij concerten bestaan echter ook geen kwantitatieve gegevens. In het Club-gebeuren, de tussenvorm van discotheek en café, waar het sociale gebeuren meer centraal staat en de extaseverwekkende functie van de muziek minder van tel is, blijkt het gebruik van cocaïne meer ingeburgerd te zijn.61 Deze drug staat ook bekend als ‘Social Drug’. De politiediensten houden in de omgeving van discotheken geregeld alcohol en drugscontroles, een razzia is ook geen uitzondering. Ook de zomerfestivals worden gescreend op drugs. Bij het reggaefestival Reggae Geel is het zelfs de prioriteit van de procureur en politiediensten62. Bij de muziekclubs vinden we hier niets van terug, geen enkele organisator werd hiermee geconfronteerd. De kleinschaligheid van de 59
VAN LAETHEM, W, DECORTE, T, BAS, R., Private politiezorg en grondrechten: de methoden van private bewaking en opsporing en de grondrechten van de mens, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 1995, 357p 60 TEUNKENS, Geert, Gatekeeping door buitenwippers: publieksfiltering aan de ingang van discotheken, (Diss. Lic Communicatiewetenschappen) KULeuven, 2005, 90p 61 BULCKE, Evert, Van discotheek tot club, van massa tot netwerk: sociale motieven in de evoluerende moderne danscultuur, (Diss. Lic. Communicatiewetenschappen) KULeuven, 2004, 117p 62 THIRY, Maarten, Reggae Geel: filosofie en evolutie van een muziekfestival, (Diss. Lic. Communicatiewetenschappen) KULeuven, 2000, 116p
39
muziekclubs en het zo goed als afwezig zijn van overlast dragen hier zeker hun steentje toe bij. Een minder controversieel gebruik is dat van alcohol. De wet heeft hier een duidelijke omschrijving gegeven. Onder de leeftijd van 16 jaar is het verboden alcohol te schenken, onder de leeftijd van 18 jaar is het verboden sterke drank te schenken. Verder ondervinden de clubs die sterke drank willen schenken geen tegenstand van de wetgeving gezien de vergunningsplicht hiervoor werd afgeschaft met de wet van mei 200463 en het KB van november 200464. In praktijk blijkt echter al gauw dat het niet zo’n vaart loopt met het gebruik van sterke drank en vooral met het misbruik in de setting van een muziekclub. Gezien de beperkte tijd die men doorbrengt in de locatie en het karakter van de concerten liggen negatieve gevolgen van alcoholgebruik (op het vlak van bewaking en beveiliging althans) niet voor de hand. Daarenboven schenken slechts een vijftal muziekclubs sterke drank, veel clubs opteren ervoor om enkel bieren en frisdranken te verkopen, zo blijkt uit de enquêtes. Dronkenschap blijkt ook niet gauw de oorzaak te zijn van incidenten die in de muziekclubs wel eens voorkomen, al is het wel een versterkende factor. Eén club merkte wel op dat het meebrengen van eigen drank aanleiding gaf tot sporadische incidenten.
De ultraviolente omschrijvingen van het nachtgebeuren in het Verenigd Koninkrijk, meer bepaald in Manchester zoals terug te vinden in ‘Bouncers: violence & governance in the night-time economy’65 blijken in Vlaanderen op geen enkel moment van tel, al zeker niet in discotheken waar het consumptieverbruik slechts een gemiddelde van 2 tot 5 consumpties per avond telt66. In het UK ging het er duidelijk anders aan toe in de jaren ’80 en ’90 als Tony Wilson, ooit eigenaar van de legendarische The Haçienda67, de volgende uitspraak doet: “Truth be told, the drug that really did the business was Stella Artois”. De megadiscotheek ging nochtans ten onder aan een niet te verminderen drugsprobleem. Deze getuigenperceptie wordt in het discotheekmilieu van het UK echter nog gedeeld, zoals vast te stellen in 63
Wet tot wijziging van de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke dranken en betreffende het vergunningsrecht, B.S. 4 juni 2004 64 KB tot wijziging van het KB van 29 december 1983 tot uitvoering van de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht, B.S. 24 november 2004 65 HOBBS, Dick, HADFIELD, Philip & LISTER, Stuart, Bouncers: violence and governance in the night time economy, Oxford, Oxford University Press, 2003, 323p 66 VAN LAETHEM, W, DECORTE, T, BAS, R., Private politiezorg en grondrechten: de methoden van private bewaking en opsporing en de grondrechten van de mens, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 1995, 357p 67 Eerste Europese discotheek die houseavonden organiseerde.
40
‘Dancing On Drugs’ van Fiona Measham68. Vrouwelijke club en discotheekbezoekers beweren zich (subjectief) veiliger te voelen in dance-clubs waar drugsgebruik niet te ontkennen valt dan in de traditionele nightclubs waar het alcoholverbruik hoog ligt. Zoals een clubber het stelt “I feel far more safe in a club where people are on drugs. I feel alcohol use is far more dangerous and disruptive than drugs.
68
MEASHAM, Fiona, ALDRIDGE, Judith & HOWARD, Parker, Dancing on drugs: risk, health and hedonism in the British club scene, Londen, Free Association Books, 2001, 216p
41
2.6 Camerabewaking
Er zijn slechts twee clubs bij de respondenten die vermelden gebruik te maken van een camerabewakingssysteem. Ze zijn beide in het Brusselse te situeren. De installatie dient echter niet om toezicht te houden op het publiek maar voornamelijk om het gebouw te observeren in de periodes dat er niemand in het gebouw aanwezig is. Camera’s zijn geen wereldvreemd fenomeen meer in de hedendaagse samenleving, en kunnen behulpzaam zijn als afschrikkingseffect. Er moet wel vermeld worden dat het gebouw waarin één van deze muziekclubs gevestigd is, ook andere werkingen bevat en dat de camera’s de keuze zijn van het overkoepelend orgaan en niet de directe keuze van de organisatoren van de concerten. Het publiek wordt niet attent gemaakt op de aanwezigheid van de toestellen. De tweede muziekclub die over camerabewaking beschikt, zegt haar installatie zo goed als nauwelijks te gebruiken69, de beelden worden trouwens niet opgenomen. De verantwoordelijke stelt ook dat het niet nuttig zou zijn om in het gebouw een vorm van camerabewaking te installeren, het zou geen meerwaarde voor de veiligheid inhouden. Overigens dient wel vermeld te worden dat deze club aan live-streaming70 op het internet doet. Er zijn dus wel degelijk beelden van binnen de club die wijd verspreid worden, iedereen met toegang tot het internet en de juiste software kan in real time waarnemen hoe het eraan toe gaat op en rond het podium. De beelden zijn nadien ook terug te vinden op het internet71, ze worden dus steeds opgenomen. De andere muziekclubs vermelden geen camerabewaking te hebben. In de gesprekken komt dit ook even aan bod, maar alle respondenten staan weigerachtig tegenover het aanwenden van deze apparatuur, en niet in de eerste plaats omdat het gebruik van toezichtscamera’s heel wat investeringen vergt, maar veeleer uit principe. Camerabewaking heeft ook het nadeel mogelijke incidenten te verplaatsen naar minder toegankelijke plaatsen waar de sociale controle te verwaarlozen is. Als inbraakpreventief middel is het een handige tool, in de functie van publiekstoezicht schrikt het ook af, maar er staat eveneens scepticisme van het publiek tegenover. De vraag is trouwens maar of het bijzonder lage incidentgehalte van de clubs deze inspanningen en investering zou kunnen rechtvaardigen.
69
één van de camera’s werd beschadigd door een vrachtwagen van een leverancier en werd nooit hersteld. LAUWERS, Stijn, ABconcerts.tv, De Standaard, 20 maart 2006, p29 71 www.abconcerts.tv 70
42
Bijkomend is het ook het vermelden waard dat de installatie van een toezichtscircuit onderhevig is aan CAO’s. Vooraleerst is er de Collectieve Arbeidsovereenkomst nr. 68 van 16 juni 1998 over de bescherming van het privé-leven van de werknemers in verband met de camerabewaking op de arbeidsplaats verplicht gemaakt door het Koninklijk Besluit van 20 september 199872. Deze nationaal geldende CAO is ook van toepassing op de werkgevers en werknemers in de muziekclubs. Gezien het beperkte personeelsbestand van de meeste muziekclubs bestaan er geen extra overeenkomsten op het niveau van de vzw’s (alle muziekclubs zijn verenigingen zonder winstoogmerk). De CAO nr. 68 is gebaseerd op Europese en Belgische wetgeving73: het verdrag nr. 108 van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen ten opzichte van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens74, de richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens, de aanbeveling nr. R (89) 2 van het ministercomité van de Raad van Europa “sur la protection des données a caractère personnel utilisées à des fins d’emploi” en de gedragscode inzake de bescherming van de persoonsgegevens van de werknemers, door de Raad van Bestuur van de IAO tijdens zijn 267ste zitting van november 1996 aangenomen. Artikel 1 omschrijft de bedoeling van de CAO als volgt: “Deze collectieve arbeidovereenkomst heeft tot doel de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers in de onderneming en de bescherming van hun waardigheid en de vrijwaring van het fundamenteel recht hierop te waarborgen door, rekening houdend met de behoeften van een goede werking van de onderneming, de doeleinden en de voorwaarden te bepalen waaronder camerabewaking op de arbeidsplaats met of zonder bewaring van de beelden kan ingevoerd worden.” Concreet is het gebruik van camerabewaking enkele toegelaten in de volgende vier situaties. Ten eerste: ‘de veiligheid en gezondheid’. Gezien de mogelijke veiligheidsrisico’s is het niet ondenkbaar dat de werkgever in een muziekclub zou beslissen om camera’s te instaleren. Voor de gezondheidssituatie zal een camera echter van weinig nut zijn. Dan lijkt een algemeen rookverbod en een beperking van het geluidsvolume een betere optie. Ten tweede is er ‘de bescherming van de goederen van de onderneming’. Gezien er heel 72
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 68 van 16 juni 1998 gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers ten opzichte van de camerabewaking op de arbeidsplaats, B.S. 2 oktober 1998 73 uit de CAO nr. 68 terug te vinden op http://www.cnt-nar.be/N1I.htm 74 Door België geratificeerd bij wet van 17 juni 1991
43
wat kostbare audio- en lichtapparatuur aanwezig is in een muziekclub is dit ook een verdedigbare grond om cameratoezicht toe te passen. Het kan een bescherming vormen tegen publiek met verkeerde bedoelingen, en mogelijke diefstallen van derden sneller helpen oplossen. Toezicht in de artiestenruimtes of bureaus van de werknemers is niet toegelaten. De derde situatie betreft ‘de controle van het productieproces’. Vooral opgesteld voor industriële settings, maar minder voor het sociaal culturele werk dat de muziekclubs uitvoeren. Een productieproces in de letterlijke zin van het woord vindt hier niet plaats. De vierde en laatste situatie laat het gebruik van camerabewaking toe ‘ ter controle van de arbeid van de werknemer conform artikel 9, §2’. De werkgever mag zijn beslissingen en beoordelingen echter nooit enkel en alleen baseren op de gegevens die via camerabewaking verkregen werden. Voor de muziekclubs blijkt cameratoezicht dus wel een haalbare kaart, vooral om de veiligheid te garanderen en toezicht te houden op de dure aanwezig goederen. Het toezicht op werknemers zal weinig bijdragen aan een evaluatie van laatstgenoemden. Gezien de soms minimale bezetting is een mindere prestatie van een werknemer merkbaar aan de activiteiten. Hoewel tal van andere factoren ook een aanleiding kunnen zijn van het falen van een concertavond heeft een werknemer van een concertclub er geen enkel belang bij zijn of haar eigen positie te ondergraven. Bovendien is een mogelijk conflict met artikel 8 van de CAO voor de hand liggend. Dit artikel stelt immers dat ‘de camerabewaking mag in principe geen inmenging in de persoonlijke levenssfeer van de werknemer tot gevolg hebben’.Bij problemen met implicaties voor de persoonlijke levenssfeer die werden vastgesteld door camerabewaking wordt een onderzoek door de ondernemingsraad of het comité voor preventie en bescherming op het werk of in het geval van een muziekclub eerder in gemeen overleg tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging gewijd aan de maatregelen die dienen genomen te worden.
44
2.7 Securitydiensten
In de enquête en interviews werd aan de respondenten gevraagd hoe zij de wetgeving betreffende bewakings- en beveiligingsactiviteiten opvatten. In welke mate is deze wet bij hen bekend, hoe duidelijk is ze naar de praktijk toe, hoe gaan ze ermee om en zijn het haalbare bepalingen. De antwoorden zijn divers. Gaande van ‘bekend maar niet van toepassing’ tot ‘financieel niet haalbaar’ en ‘onbekend’. Het is noodzakelijk de vraag te stellen in hoeverre de eerste stelling naar waarheid werd beantwoord daar enerzijds enkele respondenten wel degelijk gebruik maken van een bewakingsonderneming en anderzijds de wet uiteraard ook van toepassing is op de werknemers en vrijwilligers van de muziekclub zelf, interne bewakingsdiensten zijn bij geen enkele muziekclub terug te vinden maar het vrijwilligersregime wordt wel toegepast. De club die laat weten onbekend te zijn met de desbetreffende wetgeving maakt nooit gebruik van enige vorm van private bewakings- of beveiligingsdiensten en verklaart het principe van ‘ de goede huisvader’ toe te passen. Dezelfde club vermeldt in de enquête nooit last te hebben van incidenten. Gezien haar specifieke programmatie en ligging75 is dit een aanneembare stelling. Onder de term Security vallen dus drie wettelijk omschreven benamingen: bewakingsonderneming, interne bewakingsdienst en vrijwilligersregime76. De personen die deze opdrachten uitvoeren zijn genoodzaakt een opleiding te volgen en dienen over een vergunning van de FOD Binnenlandse Zaken te beschikken. Er bestaan verschillende onderdelen die allen een andere opleiding vereisen. Er is ‘het toezicht op en bescherming van roerende en onroerende goederen’, een activiteit die niet wordt benut binnen de muziekclubs. De ‘bescherming van personen’ - de zogenaamde bodyguards - wordt wel aangewend bij optredens van artiesten met naam. Zij brengen echter hun eigen personeelsleden mee. De muziekclubs hebben geen zicht op de nodige vergunningen van deze personen. Dit is ook zeer zeldzaam. Tenslotte is er ook nog de ‘persoonscontrole’, door de wet omschreven als: ‘toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op al
75
deze club ligt in een dunbevolkt gebied en is bovendien beperkt qua capaciteit het vrijwilligersregime is in principe een interne bewakingsdienst, maar voor deze scriptie is het essentieel een onderscheid te maken tussen bezoldigde en onbezoldigde bewakingsdiensten.
76
45
dan niet voor het publiek toegankelijke plaatsen’. De overheidsinformatiedienst Vigilis77 betreffende private bewaking en beveiliging omschrijft duidelijk dat zowel portierdiensten als evenementenbegeleiding onder ‘persoonscontrole’ vallen. De Federale Overheids Dienst Binnenlandse Zaken oefent nazicht uit op de vergunde veiligheidsdiensten door controles te houden op de vergunningen van de werknemers van deze bedrijven. Geen enkele muziekclub verklaarde ooit een controle over de vloer gekregen te hebben. Verder blijkt uit de enquêtes en interviews dat er een onderscheid te maken valt tussen muziekclubs die op continue basis gebruik maken van een bewakingsonderneming en zij die slechts sporadisch en bij specifieke concerten de hulp inschakelen van externe security partners. Het aandeel vaste gebruikers is kleiner dan het aandeel sporadische gebruikers. Het is het vermelden waard dat de eersten vooral aanwezig zijn in de grootsteden, terwijl de laatsten voornamelijk terug te vinden zijn in gemeentes en provinciesteden. Het merendeel van de muziekclubs voorziet dus enkel in ticketcontrole en past het principe van ‘de goede huisvader’ toe. Voor de jeugdhuizen onder de muziekclubs is dit via een Ministeriële Omzendbrief78 duidelijk toegelaten, hoe de andere clubs hiermee omspringen roept echter enkele vragen op. Is deze praktijk toegelaten? Zeer de vraag, want concertclubs worden duidelijk omschreven als locaties waar evenementenbegeleiding en portiersdiensten van toepassing zijn. Deze activiteiten zijn vergunningsplichtig. Ticketcontrole vormt geen enkel probleem, maar kunnen de organisatoren ingrijpen wanneer een situatie uit de hand dreigt te lopen? Het merendeel van de muziekclubs maakt dus gebruik van vrijwilligers die de taak van bewaking op zich nemen, dit zonder directe toestemming van de burgemeester zoals de wet het oplegt. Er is geen sprake van een voorafgaandelijke aanvraag. Er zijn bijgevolg ook geen specifieke voorwaarden aan de clubs opgelegd. Of de burgemeesters van de betreffende gemeenten op de hoogte zijn van dit gebruik is onbekend. Het is de maar de vraag of ze dit gebruik ook als ongewenst zouden aanzien. Zolang er zich geen incidenten voordoen die de muziekclub in een lastig parket brengen, is dit een werkwijze die voor de clubs de 77
http://www.vigilis.be Ministeriële Omzendbrief betreffende de toepassing van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten bij de organisatie van evenementen, 7 maart 2001, (niet gepubliceerd)
78
46
eenvoudigste en goedkoopste oplossing inhoudt. Aangezien er geen controles gehouden worden door de overheidsdiensten die hierop toezicht dienen te houden deed er zich tot nog toe geen probleem voor. Bovendien opteerden de muziekclubs in het verleden voor het inschakelen van een erkende private bewakingsonderneming voor persoonscontrole zodra ze de incidenten waarmee ze geconfronteerd werden niet meer de baas konden. Het vrijwilligersregime ressorteert in principe onder de interne bewakingsdienst waardoor de activiteiten beperkt worden tot persoonscontrole en verkeersbegeleiding. Dit laatste is bij geen enkele club van toepassing en de omschrijving weerhoudt dus enkel persoonscontrole. De muziekclubs die het vrijwilligersregime toepassen, maken geen gebruik van personen die geen aanwijsbare band met de organisatoren hebben. Meer zelfs, zij die deze vorm van bewaking uitoefenen zijn steeds eigen leden, van de vereniging zonder winstoogmerk. Er is bovendien geen vergoeding voorzien voor deze taken, dit stemt overeen met de wettelijke bepalingen. Artikel 2, §1bis van de Wet op Private en Bijzondere Veiligheid79 gaat hier verder op in. Opmerkelijk is dat de meeste muziekclubs niet staan te springen om informatie over deze materie vrij te geven, ze zijn eerder terughoudend. Dit valt ook op in de enquêtes, het deel betreffende ‘pure’ bewakings- en beveiligingsaspecten is beduidend minder ingevuld dan de andere onderwerpen. De verklaring kan niet tot één reden beperkt worden. Er zijn bijvoorbeeld muziekclubs waar dit geen issue is en er ook zo goed als nooit problemen opduiken. Zij zijn niet onmiddellijk bereid om de schaarse middelen te investeren in een bewakingsdienst die op zich niet rendabel is. Andere clubs hebben wel interesse om hun zaal een professionele security mee te geven, maar beschikken niet over voldoende middelen om dit waar te maken. Het is een teken aan de wand als een muziekclub op de vraag naar het kostenplaatje van de inschakeling van een private bewakingsdienst antwoordt dat dit onbetaalbaar is. Nog andere clubs verhalen deze kosten op de momenten dat de zaal aan derden verhuurd wordt. Dit is echter niet van toepassing op de georganiseerde concerten, waar vrijwilligers van de organisatie zelf instaan voor toezicht op het publiek. Bij de clubs waar steevast een private bewakingsdienst gebruikt wordt, verrekent men de kostprijs in de inkomprijs. Geen enkele muziekclub krijgt gemeentelijke of andere kosten-compensering voor het inschakelen van een erkende bewakingsonderneming. Deze vorm van financiële
79
Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, B.S., 29 mei 1990
47
tegemoetkoming werd wel opgesteld in Mechelen, maar strikt beperkt tot fuiven80. De situatie is echter onvergelijkbaar. Ook de vergelijking met de interne bewakingsdiensten en de inschakeling van bewakingsondernemingen in discotheken en clubs is een ander verhaal. De risicospreiding van deze uitgaansgelegenheden is quasi gelijklopend over het hele weekend. Ze hebben een vaste formule en kunnen de risico’s inschatten. Muziekclubs daarentegen openen hun deuren op onregelmatige tijdstippen en zowel tijdens de week als tijdens het weekeind. Dit houdt in dat het inschatten van risico’s en het bepalen van de nood aan bewakingsactiviteiten anders ligt ten opzichte van de discotheken/clubs. Tom Decorte haalt in ‘Methoden en bewaking in megadiscotheken’81 aan dat de portiers en parkingwachten bij discotheken in 1995 verre van in orde waren met de wettelijke bepalingen van 1990. De uitbaters vroegen niet achter een vergunning en Decorte haalt dan ook voorbeelden aan die niet veel aan de verbeelding overlaten. Hij interviewde portiers en beschrijft hoe ze zich beschermden tegen geweld van cliënteel: soms worden er scheenlappen en schelpen om de geslachtsdelen te beschermen gedragen, zelfs het gebruik van kogelvrije vesten wordt vermeld. In de eerste helft van de jaren ’90 was het old boys network actief in de bewakingswereld. Met enkele negatieve gevolgen. Decorte maakt melding van een – uiteraard onvergunde – bewakingsonderneming ‘Golden Eagles’ die hun positie aan de deuren van discotheken met geweld verwierven en een winstgevende drughandel opzetten. Eenzelfde geluid valt er te noteren bij de night time economy die Dick Hobbs beschrijft in ‘Bouncers: violence & governance in the night time economy’.82 De hallucinante beschrijvingen van het portierswezen in de grootsteden van het UK zijn niet vergelijkbaar met de bevindingen op Vlaamse bodem. In Manchester spreekt men van ‘Criminal connections are necessary’ voor portiers en van een ‘absence of a strong (armed) and visible (uniformed) police’. Sinds de opkomst van de grote bewakingsondernemingen eind jaren ’90 is er ook sprake van hoogoplopende spanningen tussen politie en bouncers. De beschrijvingen en voorbeelden die Hobbs en zijn collega’s noteren geven aan dat het nachtleven van Manchester onder extreem geweld gebukt gaat. En hoewel Decorte melding maakt van mistoestanden in het discotheekwezen midden de jaren ’90 zijn deze geheel niet te vergelijken met de Manchesteriaanse nachtmerrie. Net zo min is er 80
BELGA/CRM, Mechelen subsidieert buitenwippers, De Standaard, 7 januari 2005, p16 & p29 VAN LAETHEM, W, DECORTE, T, BAS, R., Private politiezorg en grondrechten: de methoden van private bewaking en opsporing en de grondrechten van de mens, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 1995, 357p 82 HOBBS, Dick, HADFIELD, Philip & LISTER, Stuart, Bouncers: violence and governance in the night time economy, Oxford, Oxford University Press, 2003, 323p 81 81
48
énige gelijkenis met de bewakingsondernemingen die werden ingehuurd door de muziekclubs. Niet alleen omdat de organisatoren zeer zelden met gewelddadige of drugsgerelateerde situaties te maken krijgen, maar voornamelijk omdat het merendeel van de muziekclubs zelf instaat voor haar bewakingactiviteiten en dus geen beroep doet op externe partners. Zij die wel een bewakingsonderneming in de hand genomen hebben, stellen in de interviews zeer duidelijk dat zij de taken dirigeren en in de hand hebben. Ook de media maken geen melding van mistoestanden door bewakingsondernemingen bij de muziekclubs. De contacten die de muziekclubs met de politie onderhouden zijn éénmalige jaarlijkse gesprekken met de korpschef of de bevoegde officier van de lokale politie. Er is slechts 1 club bij de respondenten van de enquêtes en interviews die geen contact met de lokale politie onderhoudt. Politiehulp wordt zelden tot nooit ingeroepen. Ook de vandalismefeiten en problematische feiten83 blijken bij muziekclubs veel lager te liggen dan bij discotheken. Al moet hier de opmerking gemaakt worden dat de gegevens hierover niet op wetenschappelijke basis tot stand kwamen. Voor de muziekclubs werden de organisatoren en krantenartikels geraadpleegd. Decorte raadpleegde eveneens actoren uit de sector (uitbaters, parkingwachters). Muziekclubs blijken voornamelijk te kampen met overdreven geluid van bezoekers die na de concerten naar huis gaan en bij grotere evenementen (bv in de Vooruit) zwerfvuil uit de rij wachtenden voor de deur. Bij de AB durft het wel eens te gebeuren dat er rijen wachtenden voor de deur staan die het smalle voetpad van de Brusselse Anspachlaan innemen, maar dit wordt door het personeel zo veel mogelijk vermeden. De kleine muziekclubs krijgen minder bezoekers en deze zijn makkelijker in de hand te houden. De activiteiten van discotheken zijn gespreid over de hele avond, bovendien liggen heel wat discotheken buiten de woonwijken 84. Vandalisme en problematische feiten zijn hier omschreven als: lege drugsspuiten, condooms, flesje, seksuele bezigheden, in brievenbussen plassen, vernielen van groenperkjes, beschadigingen aan geparkeerde wagens, optrekkende wagens, luide autoradio’s, geroep, het molesteren van telefooncellen en het onveilig maken van de openbare weg. Aangezien een bewakingsonderneming geen zeggenschap over de openbare weg heeft85, is het niet altijd even eenvoudig om deze feiten te voorkomen. Artikel 11 van de wet van 1990 geeft duidelijk aan in welke omstandigheden een bewakingsonderneming opdrachten kan uitvoeren op de openbare weg. Parkeerwachters van
83
ook wel ‘overlast’ genoemd met als voorbeeld La Rocca en Illusion in Lier, gevestigd in kmo-zones 85 Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid en de bijzondere veiligheid, B.S. 29 mei 1990 84
49
discotheken vallen onder het regime van een interne bewakingsdienst86 indien ze niet ingehuurd werden bij een bewakingsonderneming. Zij zijn dus onderworpen aan de vergunningsplicht. Geen enkele muziekclub beschikt over een eigen parking, parkeerwachters hebben ze dus al helemaal niet. Het gebeurt wel dat de personen die instaan voor de persoonscontrole bij de muziekclubs de bezoekers erop attent maken de nachtrust van de buurtbewoners niet te verstoren, een zeldzame keer ook op de openbare weg. Dit laatste is in principe niet toegelaten, hoewel iedere andere willekeurige medewerker van de club hier wel toe kan verzoeken. Een beetje een vreemde situatie dus.
Sowieso geven de muziekclubs aan dat problemen in verband met bewaking en beveiliging niet echt prioritair zijn en dat ze zelden voorkomen. De meeste clubs hadden in het verleden wel al te kampen met een veiligheidproblematiek. Een club die de jaren ’90 last had van systematische relletjes schakelde een tijdlang een private bewakingsonderneming in waardoor de problemen verdwenen en deze externe hulp weer afgebouwd werd voor de eigen activiteiten, maar behouden werd bij zaalhuur. Een andere club die tot in de jaren ’90 in een minder bedeelde buurt resideerde en volluit de kaart van de undergroundcultuur trok, kreeg te maken met een problematiek van hard-drugs. Eén van de maatregelen die toen getroffen werd, was de installatie van zogenaamde ‘black lights’ om het gebruik te ontmoedigen. Deze club maakt ook op continue basis gebruik van een private bewakingsonderneming tot op de dag van vandaag. Uit de enquêtes blijkt dat incidenten zich voordoen na afloop van de performance, hoewel ander clubs aangeven dat bij de zeldzame incidenten geen tijdstip te onderscheiden valt. De oorzaken van incidenten zijn veelal onbekend, hier en daar geeft men aan dat het trachten binnen te brengen van eigen drank een twistpunt is en dat agressie een onderwerp is van sporadische incidenten.
86
ze houden toezicht op roerende en onroerende goederen
50
3 Conclusies
Uit het geheel van informatie is het vooraleerst mogelijk om zich een beeld te vormen van de bewakings- en veiligheidsaspecten die de onderzochte muziekclubs toepassen. Er blijkt een onderscheid te maken tussen de clubs naar hun inspanningen, hun intenties, hun financiële middelen en hun praktijk toe. Ook het geografische aspect en het programmatorische beïnvloeden de maatregelen die de clubs realiseren. Zo kan gesteld worden dat concertzalen die zich in een niet-stedelijke omgeving bevinden en die zichzelf een indie-profilering aanmeten aanzienlijk minder bewakings- en beveiligingsaspecten in de praktijk brengen dan de stedelijke muziekclubs waar iets grotere concerten georganiseerd worden, die bovendien een ander – specifieker – publiek aanspreken. Bij de eerstgenoemden is het bewakings- en beveiligingsaspect te verwaarlozen. Deze muziekclubs maken zelden tot nooit gebruik van private securitydiensten, maar schakelen hun eigen personeel en vrijwilligers in om alles vlot te laten verlopen en om toezicht te houden. Ze staan wel degelijk stil bij mogelijke probleemsettings, maar kunnen aan de hand van hun ervaringen uit het verleden zelf snel en adequaat reageren. Ze kunnen het zich ook niet echt veroorloven op financieel gebied om deze materie meer uit te werken. Het is voor de organisatoren ook slechts een bijkomstigheid. Een stelling die meer dan begrijpelijk is gezien de beperkte problemen die zich in deze muziekclubs voordoen. Bij de stedelijke concertzalen, die veelal ook een ruimer publiek kunnen ontvangen, is veiligheid wel een belangrijk topic waar meer aandacht aan geschonken wordt. Gezien de aantrekkingskracht en de bereikbaarheid van steden hoeft dit weinig verbazing te wekken. Deze clubs in Gent, Antwerpen en Brussel opteren bijvoorbeeld steevast voor een erkende bewakingsdienst bij hun concerten. Niet dat deze steeds ‘rendabel’ zijn, maar het afschrikkingseffect vermijdt mogelijke incidenten op z’n minst ten dele. Er valt een beperkte parallel te trekken tussen de muziekclubs en de dsicotheken/clubs. Hoewel de discoteken zo goed als nooit in een stadscentrum gelegen zijn is bij hen ook een structurele persoonscontrole aanwezig, maar dan veel uitgebreider en stringenter. De aanpak is niet overeenkomstig. Muziekclubs selecteren bijvoorbeeld niet op kledij en al evenmin op etnische afkomst – verboden maar ik praktijk nog steeds aanwezig. Het is echter overroepen om te poneren dat stedelijke muziekclubs
51
problemen aantrekken, verre van zelfs. In het gehele circuit van muziekclubs zijn incidenten zeer uitzonderlijk. Geen enkele club, al dan niet in stedelijke context heeft echt last van een veiligheidsprobleem. Er is slechts één club die aangeeft dat ze in deze materie nog stevig aan de weg wil timmeren, maar hiervoor momenteel niet de financiële middelen ter beschikking heeft. Bij deze club is het ook een hot topic, maar net zo goed als bij de andere clubs gaat het hier om sporadische incidenten en kan men niet over een continu aanhoudend probleem spreken. Bovendien is het bij deze laatste muziekclub voornamelijk de omgeving die aanleiding zou kunnen geven tot mogelijke problemen en niet zozeer de opstelling van de club. De muziekclubs gaan veelal op vergelijkbare wijze om met alcohol- en softdrugsconsumptie en hanteren sluitingsuren die niet zoveel van elkaar verschillen. Hierin werden nooit onderlinge afspraken gemaakt, hoewel de clubs die verenigd zijn in het Clubcircuit hierrond wel eens van gedachten wisselen. Dit is echter geen materie die voor de doelstelling van het Clubcircuit van belang is; de stem van de verenigde muziekclubs sterker naar buiten brengen. Ter conclusie kan gesteld worden dat enkele clubs verkiezen om sterke drank te verkopen terwijl andere zich beperken tot frisdrank en bier. Dit levert de organisatoren zelf, zo goed als nooit problemen op. Eigen drank trachten mee naar binnen te nemen wordt een enkele keer vermeld in de enquêtes als grond voor incidenten. Het marihuanagebruik blijkt een wijdverspreid fenomeen te zijn waar de meeste muziekclubs zelden een echt beleid rond voeren. Het wordt beschouwd als een uiting van subcultuur. Hier haalt men het voorbeeld aan van reggaeconcerten waarbij het volgens de organisatoren onmogelijk is om het roesmiddel te bannen. Er zijn echter enkele clubs, een kleine minderheid, die resoluut voor een verbod op marihuana kozen, niet toevallig zijn hier 2 kleine clubs bij waar een sterke sociale controle mogelijk is vanwege hun kleinschaligheid. Er bestaat een voorhoede van enkele clubs die sinds kort op zoek is naar methodes om een billijk rookverbod op te leggen. In één club werd dit met aanzienlijke middelen opgestart, maar het blijkt niet direct een succes. In dezelfde optiek zou het roken van marihuana op termijn tot het verleden kunnen behoren, maar dit vergt nog behoorlijk veel inspanningen gezien de beperkt animo om roken in de clubs te bannen. Als men zich met de betreffende wetgeving in orde wil stellen, is er op dit terrein nog veel werk aan de winkel. Voorlopig echter zijn de meeste organisatoren nog niet overtuigd van de voordelen. Laat staan dat men het publiek zo ver zou krijgen om zich aan deze situatie aan te passen. Elke club stelt ook duidelijk dat het gebruik van marihuana of hasj nooit incidenten veroorzaakt. Dit wordt opvallend benadrukt tijdens de interviews en ook in de 52
enquêtes valt dit op. Onderzoek wees uit dat ook in discotheken/clubs het drugsgebruik hoog ligt, de gebruikte drugs verschillen echter. In het discotheekmilieu primeren drugs als xtc, cocaïne en speed, terwijl deze zelden voorkomen in de muziekclubs. Sociologen geven ook aan dat het drugsgebruik samenhangt met de subcultuur waarin men vertoeft. Muziekclubs en discotheken trekken een ander publiek aan.
Qua communicatie hebben de muziekclubs eveneens een vergelijkbare opzet. Er is de specifieke communicatie naar het publiek toe, die voornamelijk een methode van marketing inhoudt. Naar veiligheids- en bewakingsaspecten toe is dit niet zozeer van belang, al kan men via promotie een specifiek publiek aanspreken. Belangrijker voor deze materie is de communicatie die onderling binnen de clubs gevoerd wordt en deze met de bevoegde overheden en private diensten zoals security. De interne communicatie verschilt van club tot club, naargelang de grote van de club, maar alle organisatoren trachten het personeel en de vrijwilligers richtlijnen mee te geven om een evenement zo vlot mogelijk te laten verlopen. Sommige muziekclubs beschikken over een persoon die de veiligheidscoördinatie tot zijn taken kan rekenen terwijl dit bij andere clubs geen specifiek toebedeelde taak is. Onderling communiceren de medewerkers veelal mondeling, in zeer uitzonderlijke gevallen komt er een gsm aan te pas, en in een zeldzame club wordt wel eens radiocommunicatie gebruikt. De private bewakingsorganisaties gebruiken dit laatste middel veel frequenter, maar ook enkel in de grote clubs waar dit gebruik haar nut kan bewijzen. Met deze firma’s worden op voorhand duidelijke afspraken gemaakt over de mogelijkheden. Het moet ook gezegd worden dat de meeste muziekclubs al jaren met dezelfde personen samenwerken en bijgevolg een vertrouwensrelatie hebben opgebouwd.
Wetgeving Hoe gaan de muziekclubs nu om met de wetgeving die op hun werking van toepassing is? Zoals zonet aangehaald, worden de wetgeving op roken in openbare plaatsen en de drugswet niet naar behoren toegepast. Dit vooral vanuit het buikgevoel dat het publiek niet rijp is voor een rookverbod, het argument van de specificiteit van een subcultuur wordt aangehaald. Gezien op het rookverbod totnogtoe ook geen controles kwamen, zijn de organisatoren niet geneigd om zich met deze regelgeving in orde te stellen. 53
Wanneer we een kijkje nemen bij de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid met de bijhorende omzendbrieven valt spoedig op dat er een hiaat in deze wet aanwezig is. De muziekclubs die ook nog actief zijn als jeugdhuis hebben via een omzendbrief een hefboom in handen om een adequaat en gewettigd toezicht uit te oefenen op het publiek. De clubs die daarentegen enkel de core-business muziekclub hebben behouden, kunnen van deze omzendbrief geen gebruik maken, ze worden zelfs letterlijk vernoemd als plaatsen waar een bewakingsdienst van toepassing kan zijn. Nu zijn de clubs uiteraard te klein om zelf zulk een dienst op te richten en te beheren voor hun activiteiten en dienen ze sowieso gebruik te maken van een private firma. De mogelijkheden om deze firma in te schakelen zijn door de wet omschreven. Met moet echter duidelijk constateren dat het hanteren van een beleid met vrijwilligers in deze context onmogelijk gemaakt werd door de wetgeving die duidelijk stelt dat het inzetten van vrijwilligers enkel kan bij direct aan de muziekclub gelieerde personen die dit slechts sporadisch, en dus niet op frequente basis kunnen uitoefenen. Dezelfde systemen die bij het tapgebeuren en ticketcontrole gebruikt worden, zijn door de wet onmogelijk gemaakt voor personen die voor de security zorgen. Maar de wet voorziet dus wel in de mogelijkheid om private erkende security in te schakelen. Probleem echter: deze diensten zijn behoorlijk duur en zijn dus niet weggelegd voor de kleinschalige clubs die al moeten schrapen om hun programmering rond te krijgen en enkel personeelsleden te betalen. Het merendeel van de muziekclubs opteert er dan ook voor om geen private firma in te schakelen, of enkel op sporadische basis, na risico-inschatting. In feite opereren de muziekclubs dus in een grijze zone. Zij zijn wel verantwoordelijk voor het gebeuren in de zaal, maar mankeren de middelen om dit in geval van incidenten naar behoren op te lossen. Men moet er rekening mee houden dat er ook hier tot nog toe geen controles bij de muziekclubs plaatsvonden. De organisatoren zijn dan ook niet echt vragende partij om dit onderwerp zelf naar voor te schuiven. Zolang ze geen hinder ondervinden van deze situatie zal er ook weinig animo bestaan om dit onderwerp op tafel te leggen. Om deze situatie op te lossen zijn er twee mogelijkheden. De eerste bestaat erin om de subsidies voor deze clubs uit te breiden, zodat zij hier wel de wet op een correcte wijze kunnen toepassen. Geld echter dat moeilijk door een culturele overheid ter beschikking kan gesteld worden, gezien de materie. Daarom is er ook de optie om vanuit gemeentelijk, stedelijk of zelfs provinciaal niveau aandacht aan dit gegeven te besteden. Sommige clubs
54
zouden dankzij deze oplossing wel de diensten kunnen inhuren die ze in de huidige situatie wel wenselijk achten maar onmogelijk kunnen financieren. Er zijn natuurlijk clubs die geen nood hebben aan security of slechts sporadisch van deze gelegenheid gebruik wensen te maken. Voor hen zou een toepassing van de wet zoals voor de jeugdhuizen van toepassing is soelaas bieden. Het gaat hier uiteraard niet over de events waar een duizendtal personen op afkomen, maar om concerten die tussen de 50 en 200 personen aantrekken en voor een ervaren club een te handhaven eenheid inhouden. We kunnen als bevinding noteren dat de meeste muziekclubs zich liefst zelf bezig houden met alle mogelijke bewakings- en beveiligingsaspecten. Ze trekken de integrale veiligheids materie naar zich toe. Hoewel er communicatie met meerdere externe partners plaatsvindt, is dit toch steeds op erg sporadische basis. Als we de uitzonderingen niet betrekken, heeft men toch liefst zo weinig mogelijk inmenging van anderen. Gezien het karakter van de muziekclubs is dat een volkomen begrijpbaar gegeven, als men onafhankelijk is in de muziekkeuze en wel eens een tegendraadse groep kan programmeren, zit men zelf als organisator ook niet te springen om aan allerlei regeltjes onderworpen te worden. De subcultuur gedachte zit namelijk niet alleen bij de artiesten en het publiek, maar ook bij de organisatoren. Muziekclubs zijn ook niet plotsklaps uit het niets ontstaan, ze hebben een lange voorgeschiedenis achter de rug die men wil koesteren en ook naar de toekomst toe in het achterhoofd wil houden. Veranderingen zijn noodzakelijk om een club bij de les te houden, anders staat men stil en zal het gebeuren tenslotte achteruit gaan. Deze veranderingen worden echter liefst met mondjesmaat uitgevoerd, met een aanzienlijke voorbereidingstijd. Zulk een trage werking is niet altijd gewenst, het is ook grotendeels noodzaak omdat de financiële middelen om ze uit te voeren ontbreken, maar het brengt de vrijwilligers en organisatoren toch dichter bij de muziekclub. Als een instantie, zij het een plaatselijke overheid, de politie, de inspectie op roken in openbare gebouwen, de brandweer of nog een andere dan plots zou aandringen kan men een defensieve houding van de clubs verwachten. Het is ook opvallend hoe de meeste muziekclubs door de gemeentelijke of stedelijke overheden wel erkend worden als meerwaarde voor het culturele gebeuren in de stad, hiervoor in ruil een vergoeding ontvangen en toch hun eigen richting kunnen behouden. Of dit te maken heeft met de uitgesproken mening die de verantwoordelijken eropna houden, of ander factoren is onduidelijk. Maar net zoals er op inhoud weinig inmenging bestaat, is er qua reglementering een verstandhouding tussen clubs en lokale overheid. Een lokale overheid is flexibeler dan die 55
ander overheidspartner. Want subsidies komen grotendeels van de Vlaamse Overheid die het programmatorische luik mede financiert, maar ook subsidies voor infrastructuur verschaft. Om aan alle bouwvereisten en hedendaagse regelgeving te voldoen, is dit essentieel, om op een alternatieve, niet-marktgerichte manier te werk te kunnen gaan. Deze Vlaamse Overheid stelt wel bepaalde eisen maar naar bijvoorbeeld security-werking heeft het geen vragen gezien ze hierover geen bevoegdheid heeft. Dit is namelijk federale materie. Daar de controle op zowel private security vs. vrijwilligersbeleid nihil is, zitten de clubs in een situatie die hen goed uitkomt. Zolang hier geen misbruik van gemaakt wordt, wat gezien de lage frequentie van inschakeling van private security niet voor de hand ligt, is dit een verdedigbare houding van de clubs. Zoals reeds eerder vermeld, kan het niet de bedoeling zijn om ieder club te voorzien van een geolied veiligheidsteam als de noodzaak hiertoe onbestaande is. Een andere federale controle die zo goed als onbestaande is, is deze op het verbod op roken in openbare gebouwen. Hoewel sommige clubs beweren zichzelf niet als openbaar gebouw te beschouwen, is dit toch een misvatting. Gezien de tweedeling die de wet teweeg brengt tussen café’s en andere gelegenheden hoeft dit geen verbazing te wekken. Een duidelijk afbakening in de wet in plaats van de bestaande willekeur in interpretatie (veel te vaag geformuleerd) zou meer dan welkom zijn. Zolang deze onduidelijkheid de wereld niet is uitgeholpen, hoeft de non-communicatie van de clubs met de bevoegde diensten niet echt te verbazen. Het gaat natuurlijk ook niet op om met twee maten en gewichten te meten in deze situatie.
56
4 Bibliografie 4.1 Wetgeving - Decreet houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van professionele muziekensembles, concertorganisaties, muziekclubs, muziekeducatieve organisaties en festivals, het Muziekcentrum van de Vlaamse Gemeenschap, het subsidiëren van muziekprojecten en compositieopdrachten en het verlenen van werkbeurzen. B.S. 9 juli 1998 - Erkenning van professionele muziekensembles, concertorganisaties, muziekclubs, muziekeducatieve organisaties en festivals voor de periode 2003-2006, B.S. 3 mei 2005 - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 68 van 16 juni 1998 gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers ten opzichte van de camerabewaking op de arbeidsplaats, B.S. 2 oktober 1998 - Ministeriële Omzendbrief aangaande de inwerkingtreding van art. 1, § 1,5° van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, 19 november 1999, (niet gepubliceerd) - Ministeriële Omzendbrief betreffende de toepassing van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten bij de organisatie van evenementen, 7 maart 2001, (niet gepubliceerd) - Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, B.S., 29 mei 1990, gewijzigd door de Wetten van 9 juni 1999 en 10 juni 2001 - Wet van 11 december 1998 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van persoonsgegevens, B.S. 3 februari 1999 - Besluitwet van 14 november 1939 betreffende de beteugeling van de dronkenschap, B.S. 18 november 1939 - KB tot het verbieden van het roken in openbare plaatsen van 13 december 2005, B.S. 22 december 2005 - KB tot wijziging van het KB van 31 december 1930 omtrent de handel in slaap- en verdovende middelen alsmede van het KB van 22 januari 1998 tot reglementering van sommige psychotrope stoffen, teneinde daarin bepalingen in te voegen met betrekking tot risicobeperking en therapeutisch advies en tot wijziging van het KB van 26 oktober 1993 houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, B.S. 2 juni 2003
57
4.2 Wetenschappenlijke artikels & boeken
- BENNETT, Andy, Popular music and youth culture: music, identity and place, Houndmills, Macmillan, 2000, 223p - BENNETT, Tony, Rock and popular music: politics, policies, institutions, Londen, Routledge, 1993, 306p - BULCKE, Evert, Van discotheek tot club, van massa tot netwerk: sociale motieven in de evoluerende moderne danscultuur, (Diss. Lic. Communicatiewetenschappen) KULeuven, 2004, 117p - DRENT, Ivo, Geweld en muziek: onderzoek naar de invloed van muziek, muziekteksten, videoclips, imago’s en concerten op agressief gedrag, aan de hand van agressiviteitstheorieën ontwikkeld in de communicatiewetenschap, (Diss. Lic Communicatiewetenschappen) KULeuven, 1987-1988, 200p - GODERIS, Karen, Discotheekbezoek als ritueel: veldonderzoek in een discotheek, (Diss. Lic. Sociologie), KULeuven, 1989, 94p - HAUTEKEES, Nick, Discotheken in Vlaanderen, (Diss. Lic. Communicatiewetenschappen), KULeuven, 2003, 109p - HEYNDELS, Bruno,&, WERCK, Kristien, Onderzoek naar de besteding van subsidies in kader van het Vlaamse Muziekdecreet, Brussel, 2002, 171 p - HOBBS, Dick, HADFIELD, Philip & LISTER, Stuart, Bouncers: violence and governance in the night time economy, Oxford, Oxford University Press, 2003, 323p - KLINGELS, Wim, Het Clubcircuit in Vlaanderen: situering binnen het Vlaamse overheidsbeleid, (Diss. Lic. Communicatiewetenschappen) KULeuven, 1998, 99p - MEASHAM, Fiona, ALDRIDGE, Judith & HOWARD, Parker, Dancing on drugs: risk, health and hedonism in the British club scene, Londen, Free Association Books, 2001, 216p - SAERENS, Ivan (ed.), Handboek manifestaties en evenementen, organisatie en structuur, Brussel, Politeia, losbladig - SAERENS, Ivan (ed.),Handboek manifestaties en evenementen, integrale veiligheid, Brussel, Politeia, losbladig - TEUNKENS, Geert, Gatekeeping door buitenwippers: publieksfiltering aan de ingang van discotheken, (Diss. Lic Communicatiewetenschappen) KULeuven, 2005, 90p - THIRY, Maarten, Reggae Geel: filosofie en evolutie van een muziekfestival, (Diss. Lic. Communicatiewetenschappen) KULeuven, 2000, 116p
58
- VAN LAETHEM, W, DECORTE, T, BAS, R., Private politiezorg en grondrechten: de methoden van private bewaking en opsporing en de grondrechten van de mens, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 1995, 357p - WILLEMS, Rutger, Drugs en popmuziek: een analyse van de relatie tussen drugs en muziekculturen (Diss. Lic Communicatiewetenschappen) KULeuven, 1997-1998, 108p - X, The event safety guide: a guide to health, safety and welfare at music and similar events, s.l., Health & Safety Executive, 1999, 218 p
4.3 Interviews en enquetes enquête 4AD enquête Ancienne Belgique enquête De Kreun enquête N9 enquête Vaartkapoen enquête VUB KultuurKafee interview met Amin Dridi, Democrazy, Gent, 28 juli 2005 interview met Eric De Vuyst, Veiligheidscoördinator AB, Brussel, 18 mei 2006 interview met Jan De Boever, N9, Eeklo, interview met Marc Steens, Coördinator Clubcircuit, Gent, 6 januari 2005 interview met Wim Meert, Opwijk, 28 februari 2005
4.4 Media-artikels - ACHTEN, Kris, Gents muziekforum is niet prioritair, De Standaard, 3 juli 2001, p7 - ACHTEN, Kris, Muziekclubs tellen ook mee, De Standaard, 27 maart 2002, p9 - AP, Zware Celstraffen voor Italiaanse satanisten, De Standaard, 1 februari 2006, p3 - B., Lars, Veiligheid op events is amateuristisch, De Tijd, 20 april 2004, p9 - BELGA/CRM, Mechelen subsidieert buitenwippers, De Standaard, 7 januari 2005, p16 & p29 - BLONDEEL, Kurt, Elke regio zijn Ancienne Belgique, De Morgen, 2 april 2004
59
- BLONDEEL, Kurt, Gewoon meer personeel in Nederland, De Morgen, 5 april 2003, p37 - BLONDEEL, Kurt, Niet enkel de vereniging maar ook de mensen tellen nu, De Morgen, 1 april 2003, p27 - BLONDEEL, Kurt, Onze manier van werken biedt nog veel groeikansen, De Morgen, 3 april 2003, p29 - BLONDEEL, Kurt, We delen met z’n allen dezelfde bezorgdheid, De Morgen, 4 april 2003, p20 - BRUNEEL, Paul, 240.000 euro voor muziekclub De Zwerver, Het Laatste Nieuws, 21 februari 2003, p15 - COCQUYT, Bjorn, Eeklo krijgt nieuw jeugdhuis, Het Laatste Nieuws, 10 december 2003, p21 - DAENEN, Ward, & RINCKHOUT, Eric, Cultuur in vraag en aanbod, De Morgen, 18 juni 2004, p21 - DE RUYCK, Hans, Democrazy verhuist naar Kuipke, Gazet Van Antwerpen, 8 september 1998, p5 - DE LEUR, Tom, Metalpionier Gunther Theys was ooit ‘staatsgevaarlijk’, De Standaard, editie Vlaams-Brabant, 27 juli 2006 - DROEVEN, Valerie, Dour wordt groot, De Standaard, 19 juli 2005, p20 - DUPONT, Peter, Leuven creëert een e-depot voor rock, De Morgen, 4 april 2003, p5 - EGO, Nijdrop krijgt 99.000 euro, Het Nieuwsblad, 13 februari 2002 - EGO, Nijdrop zoekt geld voor bouw jeugdhuis, Het Nieuwsblad, 8 december 2001, p13 - GORIS, Koen, Organisatoren van manifestaties moeten meebetalen aan ordehandhaving, Het Belang Van Limburg, 20 maart 1997, p7 - GPK, Blitzbezoek van Anciaux aan de Kreun, Het Nieuwsblad, 21 december 1999, p13 - HILKENS, Myrthe, Ik wil op MTV geen naakt vóór middernacht, De Standaard, 17 maart 2006, p22 - HMP, Op festivals bestaan de problemen niet, Het Nieuwsblad, 15 maart 2003, p13 - JCK, De Kreun speelt nieuw concertseizoen in, Het Nieuwsblad, 9 augustus 2000, p13 - LAMBRIX, Yves, Vzw’s mogen werken op mega-fuiven, Het Belang Van Limburg, 29 december 1999, p1 - LAUWERS, Stijn, ABconcerts.tv, De Standaard, 20 maart 2006, p29
60
- MARCR, Grand Cru jaar voor de Ancienne Belgique, De Tijd, 29 januari 2000 - MARTENS, Dirk, Popconcert wordt peperduur, Het Nieuwsblad, 25 augustus 2001, p35 MICHIELS, Karel, Alternatief maar niet anarchistisch, De Standaard, 17 juli 2006 p20 - MICHIELS, Karel, Kunnen we Homohaat dulden op onze reggaepodia? De Standaard, 4 augustus 2005, p20&21 - MICHIELS, Karel, Rocken zonder roken, De Standaard, 25 januari 2003, p15 - NAANAI, Joeri, Antwerpse concertclub wil zich meten met Brussel en Gent, De Morgen, 11 oktober 2003, p10 - NAANAI, Joeri, Beoordelingscommissie krijgt twee ‘populaire’ leden bij, De Morgen, 22 november 2000, p25 - PAUWELS, Hilde, Muzikaal Vredesbombardement, De Standaard, 20 maart 2003 - PEETERS, Thomas, Muzieksector wil verdubbeling van middelen ‘Voor project- en structurele subsidies’, De Tijd, 10 juni 2004, p18 - RODIERS, Rob, Milieubewuste muziekclubs gelauwerd, Het Belang van Limburg, 2 december 2000, p40 - RUTTEN, Christof, “Homohaat overschaduwt positieve reggaeboodschap”, Het Belang Van Limburg, 7 oktober 2004, p35 - RUYTERS, Marc, Groeipijnen voor Vlaams popbeleid, De Tijd, 16 november 2002, p8 - SCHELSTRAETE, Inge, De vrouw als behang, De Standaard, 29 juli 2006, DSweekend p6 - SNOEKS, Maarten, Muziekodroom vergroot concertzaal tot 950 plaatsen, Het Laatste Nieuws, 5 januari 2005, p14 - STEENHAUT, Dirk, ‘Een wat rechtvaardiger verdeling van de middelen, graag’, De Morgen, 9 maart 1998, p14 - STEENHAUT, Dirk, Bij ons is er geen winstmotief, De Morgen, 24 april 2001 - STEENHAUT, Dirk, Wie is er bang voor Clear Channel., De Morgen, 27 september 2003 - SVV, Jeugdcentrum in Liberty, Het Nieuwsblad, 24 juni 2000, p 9 - TELEN Stef, Limburgs popforum houdt op te bestaan, De Standaard, 11 februari 2005, p41 - VAN ALBOOM, Ben, Clubside Down, Knack, 13 oktober 2004, p95
61
- VAN DEN BROECK, Karl, Clubcircuit kijkt hoopvol naar de toekomst, De Morgen, 21 januari 1998, p5 - VAN DER SPEETEN, Geert, muzieksector presenteert rekening – muzikanten en organisatoren vragen aandacht voor hun noden, De Standaard, 10 juni 2004, p26 - VAN DER SPEETEN, Sasha, Cactus Club in de penarie, De Standaard, 8 februari 2002 - VAN HOFSTRAETEN, Roel, Goa-feestjes winnen aan populariteit, Gazet Van Antwerpen, 1 september 2001, p19 - VAN STEENKISTE, Mathieu, Het Depot smeedt volop plannen met startsubsidie, Gazet Van Antwerpen, 4 april 2003, p14 - VANACKERE, Jo, De Kreun krijgt nieuwe concertzaal aan conservatorium, Het Laatste Nieuws, 28 augustus 2004, p39 - VANHEE, Kris, De Kreun komt naar Kortrijk, Het Nieuwsblad, 26 augustus 2004 - VANHOOREN, Ronny, 4AD houdt het proper, Het Nieuwsblad, 13 december 2000, p15 - VANHOYLAND, Maurice, Rockbands missen optredens, Het Nieuwsblad, p16 - VANTYGHEM, Peter, De verschuivende grenzen van de populaire cultuur, De Standaard, 10 november 2001, p14 - VANTYGHEM, Peter, De wordingsgeschiedenis van een popbeleid, De Standaard, 26 januari 2002, p14 - VANTYGHEM, Peter, Extra geld voor muziek? Onrealistisch!, De Standaard, 31 maart 2006, p - VEREENOOGHE, Saskia, Muziekclubs houden opendeur, De Tijd, 22 oktober 2003, p5 - VLW, Ademruimte dankzij extra miljoenen, Het Nieuwsblad, 9 februari 2001, p15 - X, Democrazy vindt stek in haven, Het Nieuwsblad, 1 oktober 1999, p19 - X, Nieuwe concertzaal in Muziekodroom, Het Belang Van Limburg, 5 januari 2005, p11 - X, Zuideramstel verbiedt concert gekraakte kerk, Het Parool, 14 februari 2002, p 2
62
4.5 Bijkomend - Concerten Organiseren, een praktische gids, VASTESAEGER, Tijs (ed.), Brussel, Poppunt/VFJ, 78p - GOUWELOOSE, Andries, Stageverslag, stageplaats: Lokale Politie Antwerpen (Afdeling Oost), UGent, januari 2005, 56p (stageverslag) - DE BOEVER, Jan, 25 jaar vzw Driewerf Hoera, Eeklo, 2004 172p - SPOELDERS, Serge, Aanvraag tot structurele erkenning en subsidiëring 2003-2006 – een vierjarenplan van muziekcentrum Nijdrop vzw, Opwijk, augustus 2001, 110p
4.6 Online bronnen & Geraadpleegde Websites - BAGNALL, Sam, Investigating the ‘Death Metal’ murders, http://news.bbc.co.uk/2/hi/programmes/this_world/4446342.stm, London, BBC, 23 november 2005 - HILKENS, Myrthe, Blote clips van de tv af. Mtv moet verantwoordelijkheid nemen, State Magazine, 27 februari 2006, www.statemagazine.nl - X, Rookverbod geldt ook voor jeugdhuizen en feestzalen, De Standaard Online, 20 april 2006 - http://www.ontspoord.com/?mod=forum&page=detail&topic=18829, 17 december 2005 - http://www.ontspoord.com/?mod=forum&page=detail&topic=18838, 14 maart 2006 - http://www.4ad.be - http://www.abconcerts.be - http://www.acodcultuur.be/xcms/lang_nl-be/331/default.aspx - http://www.cactusmusic.be - http://www.clubcircuit.be - http://www.cnt-nar.be/n1I.htm - http://www.dekreun.be - http://www.democrazy.be - http://www.dezwerver.be - http://www.hetdepot.be - http://www.lintfabriek.be - http://www.mediargus.be - http://www.meta.fgov.be - http://www.muziekodroom.be - http://www.n9.be - http://www.nieuwsblad.be 63
- http://www.nijdrop.be - http://www.petrolclub.be - http://www.staatsblad.be - http://www.standaard.be - http://www.vad.be - http://www.vigilis.be - http://www.vub.ac.be/cultuur
64
65
5 Bijlagen - enquête - muziekclubbeschrijvingen
66
Enquête BEWAKINGS- EN BEVEILIGINGSASPECTEN IN MUZIEKCLUBS IN HET KADER VAN EEN EINDVERHANDELING IN 2DE LIC CRIMINOLOGIE _____________________________________________________ Beste, In het kader van mijn eindverhandeling aan de UGent over ‘bewaking en beveiliging binnen het muziekclubcircuit’ heb ik een enquête opgesteld om vergelijkbare gegevens te bekomen. Sommigen van u heb ik reeds gesproken of gecontacteerd. Ook aan u zou ik willen vragen deze enquête in te vullen. Hierbij vindt u een dertigtal vragen in verband met muziekclubs. De eerste vragen behandelen de algemene aspecten, de daaropvolgende vragen gaan specifiek over bewakings- en beveiligingsaspecten die eventueel aanwezig zijn binnen de werking van uw muziekclub. Ik zou u graag vragen om deze enquête zo goed als mogelijk in te vullen en me deze terug te bezorgen. Gezien de spreiding en specifieke situaties van de clubs zullen niet alle vragen van toepassing zijn voor uw club. De hokjes kan u eenvoudig aanklikken (en weer uitklikken). De invulvakken zijn niet begrensd in lengte.
Alvast hartelijk bedankt voor uw medewerking Met vriendelijke groeten Andries Gouweloose
De ingevulde formulieren kan u me terugbezorgen via onderstaande gegevens. De eenvoudigste methode is het document opslaan en via email verzenden. Andries Gouweloose Wijngaardberg 9 / 2560 Nijlen e-mail:
[email protected] tel: 03/481.67.38
67
Club Omschrijving 1. de organisatie is: Een vzw Een andere organisatievorm, meer bepaald: 2. activiteiten Enkel clubconcerten Dezelfde organisatie organiseert ook festivals / grote evenementen Deze (bijkomende) evenementen worden sporadisch georganiseerd Deze (bijkomende) evenementen worden structureel georganiseerd - Op welke basis (b.v. halfjaarlijks) 3. locaties beschikt over een eigen club eigendom gehuurd maakt gebruik van externe locaties vast contract apart contract per evenement 4. leeftijdsgrenzen niet van toepassing - indien bestaand, welke minimumleeftijd - hoe wordt de controle georganiseerd 5. toegangsprijzen over het algemeen onder de € 10 over het algemeen tussen € 10 en € 15 over het algemeen tussen € 15 en € 20 over het algemeen tussen € 20 en € 25 in het algemeen boven de € 25 - uitzonderingen, meer bepaald: occasioneel gratis evenementen 6. publieksopkomst op voorhand goed in te schatten steeds afwachten duidelijk zicht via voorverkoop indien mindere opkomst verwacht, aanpassingen mogelijk (flexibiliteit)
68
7. aard van het publiek eenvoudig in te schatten aan de aard van de artiesten die optreden vast publiek moeilijk in te schatten extra maatregelen bij bepaalde genres - zo ja, welke - zo ja, waarom 8. -
aard van programmering vaste genres / variabele genres? welke genres in hoofdzaak? genres die (vrijwel) nooit geprogrammeerd worden? reden voor niet-programmatie?
9. sluitingsuur - concreet uur: afhankelijk van evenement gemeentelijke/stedelijke bepaling: zelfstandige keuze bepaald door zaaluitbater 10. verkoop van alcoholhoudende dranken niet van toepassing (vb. enkel frisdranken) enkel dranken waarvoor geen sterkedrankvergunning noodzakelijk is (alle bieren) verkoop van sterke drank afhankelijk van locatie afhankelijk van evenement 11. -
ticketverkoop steeds voorverkoop afhankelijk van evenement voorverkoop enkel verkoop aan de kassa steeds een aantal kaarten voorbehouden voor kassaverkoop
12. wettelijk bepaald valt een concertzaal onder het verbod op het roken in openbare gebouwen dit wordt strikt toegepast dit wordt zo goed als mogelijk toegepast dit wordt bij uitzondering toegepast dit wordt nooit toegepast - indien nooit toegepast, waarom niet
69
13. -
druggebruik geen enkele vorm van (illegaal) druggebruik wordt getolereerd het gebruik van marihuana / hasj wordt afgeraden het gebruik van marihuana / hasj wordt getolereerd het gebruik van marihuana / hasj is verboden levert probleemsituaties op leidt niet tot problemen
14. eindverantwoordelijke tijdens concerten steeds dezelfde persoon wisselende persoon - indien wisselend: hoeveel personen: 15. -
veiligheidscoördinator geen aparte functie functie onderdeel van job-inhoud 1 bepaalde persoon werknemer vrijwilliger
16. -
communicatie tijdens evenementen beperkt, enkel mondeling beperkt, bijvoorbeeld via gsm gebruik van intern radionetwerk enkel voor securitydiensten uitgebreid naar verantwoordelijken toe
17. -
evaluatie/nabespreking van evenementen gebeurt op regelmatige basis nooit enkele na probleemsituaties
18. in geval van ongevallen indien eigen locatie: bestaat er een evacuatieplan indien eigen locatie: is er een draaiboek ivm een zogenaamd rampenplan wie staat in voor de leiding van de evacuatie - indien geen eigen locatie: bent u bekend met het evacuatieplan ja nee - indien geen eigen locatie: beschikt de locatie over een draaiboek voor een zogenaamd rampenplan ja nee
70
19. Camerabewaking niet van toepassing enkel ter beveiliging van het gebouw (wanneer geen evenementen plaatsvinden) tijdens evenementen, indien ja, op welke plaatsen: publiek wordt hierover ingelicht 20. -
Toegangscontrole uitsluitend ticketcontrole ticketcontrole en persoonscontrole afhankelijk van evenement wordt fouillering toegepast?
Contacten met overheid 21. meldingsplicht gemeente / stad vraagt om evenementen op voorhand aan te melden gemeente / stad verplicht om evenementen op voorhand te melden geen vraag of verplichting vanuit de gemeente / stad tot melden 22. Overleg met gemeentelijke / stedelijke overheid gemeentediensten college van burgemeester en schepenen - aantal keer per jaar: 23. coördinatievergaderingen - welke externe diensten worden soms geraadpleegd (gemeente, rode kruis, officiële security, politie, brandweer) - bij welke evenementen is dit van toepassing er zijn interne coördinatievergaderingen voor alle evenementen voor sommige evenementen medewerkers worden op voorhand gebrieft 24. -
relatie met politiediensten contact met korpschef of bevoegde officier aantal keer per jaar: eerste contactpunt bij inroepen hulp van politie
71
Bewakings en Beveiligingsaspecten 25. bewakingsactiviteiten niet van toepassing (enkel ticketcontrole) uitgevoerd door vrijwilligers toepassing principe ‘goede huisvader’ steeds uitgevoerd door officieel erkende private bewakingsdienst uitgevoerd door een niet-erkende private bewakingsdienst afhankelijk van aard evenement uitgevoerd door officieel erkende private bewakingsdienst - indien inschakeling private bewakingsdienst vast contract contract per evenement 26. indien u gebruik maakt van een private veiligheidsdienst: - hoeveel personen staan hier voor in: - wat is de hoofdreden om van deze service gebruik te maken: - zijn er eventueel bijkomende redenen: 27. -
kostenplaatje bewakingsactiviteiten eigen personen van de muziekclub weegt dit door in het kostenplaatje: indien u wenst, kan u hier een bedrag op plakken:
-
private bewakingsdienst weegt dit door in het kostenplaatje: indien u wenst, kan u hier een bedrag op plakken:
-
kan u op enige wijze kostencompensatie krijgen voor bewakingsactiviteiten:
28. -
bij inschakeling private bewakingsdienst reeds gecontroleerd door FOD Binnenlandse Zaken nog nooit controle gehad
29. wetgeving betreffende bewakings en beveiligingsactiviteiten is overzichtelijk en eenvoudig toe te passen is overdreven wat onze werking betreft, te zware maatregelen onbekend bekend maar niet van toepassing onmogelijk om financieel ten volle toe te passen -
72
30. -
incidenten zeer zelden sporadisch met vlagen nooit
31. onderwerp van incidenten onbekend ticketcontrole eigen drank trachten mee te nemen agressie niet opdagen artiest - andere: 32. -
tijdsperiode eventuele incidenten seizoensgebonden (welke): geen specifiek tijdstip na afloop performance tijdens performance tijdens eventuele after-party bij binnenkomst locatie
33. indien in verleden last van incidenten - in welke jaren was dit: problemen zijn opgelost door er aan te werken welke werkwijze: problemen zijn vanzelf verdwenen
73
4AD De 4AD ontstond in 1987 toen enkele jongeren uit Diksmuide en de omliggende regio tot het idee kwamen om een eigen locatie op te bouwen en hun eigen programmatie in elkaar te steken. Voornaamste aanleiding hiertoe was het gebrekkige aanbod wat betreft interessante concerten in de afgelegen regio die de Westhoek is. Ver weg van alle grote of bekende culturele instellingen en met een eigen kijk en een gedurfde programmatie. In 1988 was de reële opening van de 4AD een feit en trachtte de organisatie zoveel mogelijk variatie aan de dag te leggen in hun programmatie. Enkele internationale groepen vinden hun weg naar Diksmuide en de punk – hardcore scene vindt een plek om hun maatschappijkritiek tot uiting te brengen. Door geduld uit te oefenen ruimen de medewerkers van de 4 AD stilaan de bestaande vooroordelen ten opzichte van de werking uit de weg en vinden muziekliefhebbers uit de wijdere omgeving de weg naar de muziekclub, tot ZuidNederlanders en Noord-Fransen toe. Zowel beginnende Belgische als buitenlandse groepen komen aan bod, van avant-garde (Dull Shicksal, Anna Homler, E) over gitaar (Morzelpronk, Ugly Papas, Big Chief, Junkfish, No Means No, dEUS, Fugazi, Evil Superstars, Forguette Mi Note, Girls Against Boys, the Nozems,...) tot punk (Oi Polloi, The Membranes, Dog Faced Hermans, the Ex,...) en diverse raakculturen met schrijvers, dichters en theater (Drs. P, de Kift, Kamagurka & Herr Seele, de Zwarte Komedie, Jan Decorte, JMH Berckmans...). Dit in een ruimte met een maximale capaciteit van 100 personen. De werkdruk komt echter te hoog te liggen en de interne spanningen lopen dan ook op. Bovendien blijkt ook de locatie veel te klein te zijn geworden. In 1994 zet zich een professionalisering in. Er komt een persoon die zich fulltime voor de club inzet en er wordt een nieuwe locatie met een grotere capaciteit gevonden, die uiteindelijk zelfs tot een verdubbeling van de capaciteit leidt. 4AD is inmiddels ook een erkend jeugdhuis geworden en ontvangt hiervoor een toelage vanuit Vlaams niveau. Langzaam maar zeker wordt de club uitgebouwd en komt ze bekend te staan voor haar uitstekende infrastructuur. Tenslotte worden de nodige contacten met Clubcircuit gelegd en treedt de 4AD toe tot deze structuur. Dankzij de kleinschaligheid en de geïsoleerdheid van Diksmuide slagen de medewerkers erin lokale hulp aan te trekken bij het verbouwen van de club. In 1999 wordt de Vlaamse subsidie gevoelig opgetrokken en kunnen twee personen voor 4/5 in dienst genomen worden wat een echte professionalisering betekent. De programmering wordt uitgebreid tot iets bekendere en bijgevolg ook duurdere namen maar blijft alternatief. Groot nadeel is de ligging van de locatie - midden in een woonwijk - er kan slechts tot middernacht muziek gemaakt worden. Niet zo’n probleem voor de reguliere concerten, wel voor vernieuwende elektronischere initiatieven. In 2001 stijgen de subsidies nogmaals gevoelig en kan het personeelsbestand uitgebouwd worden. Nog in 2001 worden de eerste stappen gezet om een nieuwe locatie te betrekken, de kosten die hieraan verbonden zijn, kunnen niet door de club zelf gedragen worden en er wordt dan ook geijverd voor subsidies bij de stad Diksmuide, de provincie West-Vlaanderen en de Vlaamse Gemeenschap. Het geld wordt toegezegd, maar de club zal sowieso zelf nog een flink stuk moeten bijdragen. De echte bouw vangt pas aan in het voorjaar van 2004 en eindigde in het voorjaar van 2005 waarna de verhuis van het oude gebouw naar de nieuwe uitgebreide locatie kon beginnen.
74
5voor12 / Petrol 5voor12 is de enige Antwerpse speler van het Clubcircuit. Ontstaan in 1994 uit de vzw Pacific bestond de doelstelling van deze vereniging zonder winstoogmerk erin om in de eerste plaats een gevarieerde en kwalitatieve popconcert- en muziekwerking te realiseren in de Antwerpse regio87. Deze doelstelling werd gaandeweg echter uitgebreid tot een werkveld dat heel Vlaanderen bestrijkt. Van de 9 muziekclubs van de vzw Clubcircuit is 5voor12 ongetwijfeld de speler met het grootste werkterrein. In principe beschikt 5voor12 niet over een eigen vaste club, maar maakt ze gebruik van o.a. Hof Ter Loo (Borgerhout), Monty (Antwerpen), Bourla (Antwerpen), Vooruit (Gent), Cinema (Antwerpen), Café D’Anvers (Antwerpen), ICC (Gent). Sinds de zomer van 2004 maakt de vzw ook gebruik van de Breekmolen/Petrol op het Antwerpse Zuid. Oorspronkelijk ging het hier om een tijdelijke locatie in het kader van Antwerpen Zomert, maar gaandeweg is het uitgegroeid tot één van de vaste pijlers van de werking van 5voor12. Er werd reeds jaren gezocht naar een ideale locatie, maar deze werd niet direct gevonden88. Even werd met het idee gespeeld om in de gebouwen van de Katoennatie in Antwerpen-Noord twee middelgrote concertzalen onder te brengen met een capaciteit van 300 en 700 toeschouwers. Geraamde kosten: 1.350.000 euro. De plannen om deze club in het voorjaar van 2005 te openen liepen echter op een sisser af toen het benodigde geld niet gevonden werd en Vlaams Minister Bert Anciaux het plan afketste. Het staat nu vast dat deze zaal er niet komt89. Antwerpen beschikt ondertussen wel over enkele middelgrote zalen zoals De Roma en Hof Ter Lo, maar meespelen op het structurele niveau van de Brusselse AB of de Gentse Vooruit zit er momenteel niet in. Mede dankzij spraakmakende evenementen als De Nachten en 10 Days Off groeide de organisatie uit tot één van de belangrijkste spelers op de alternatieve Vlaamse concertwerking. De samenwerking met Studio Brussel geeft de vzw een ideaal promotiekanaal. Het jaarlijks weerkerende StuBruPuntUit wordt dan ook georganiseerd door 5voor12. De naam van de vzw is overigens het gevolg van de eerste activiteit die voor Studio Brussel op poten werd gezet, om het twaalfjarige bestaan van de openbare radiozender te vieren, werden op vijf locaties concerten ingericht. Vandaar 5voor12. Enkele klinkende namen die de revue reeds passeerden: Laurent Garnier, Deus, Nick Cave, Moby, Zita Swoon, Daft Punk, Sven Väth, Propellerheads, Green Velvet, Soulwax, dj Krush, Ken Ishii, Israel Vibration, dj Food, LTJ Bukem, Keb Darge, Godspeed You Black Emperor !, John Parish, El Tattoo Del Tigre, Pinback, My Morning Jacket, David Holmes, James Lavelle, Jon Spencer Blues Explosion, Kruder & Dorfmeister, Basement Jaxx, Mercury Rev, …
87
X, http://www.clubcircuit.be/?page=5voor12, 4 augustus 2005 NAANAI, J. Antwerpse concertclub wil zich meten met Brussel en Gent, De Morgen, 11 oktober 2003, p10 89 X, ‘Interview met Eric Smout’ http://partyguide.be/show_interview.php?id=56, 4 augustus 2005 88
75
Cactus Club De Cactus Club werd opgericht in 1993 en huisde tot 2003 in een eigen locatie (weliswaar gehuurd) in de Sint-Jakobsstraat in Brugge90. In deze negen jaar vonden zo’n 150.000 concertbezoekers hun weg naar de Cactusclub. Bij aanvang van 2004 verhuisde de club -na het niet verlengen van het bestaande huurcontract - dan naar de Ma/Z, beter bekend als de Magdalenazaal in de omgeving van het station van Brugge. Hier vind je zowel de bescheiden kleinere clubconcerten als de concerten van de publiekstrekkers (tot maximaal 1000 personen). Er werd even met het plan gespeeld om te verhuizen naar een gebouw nabij de cinema Liberty91 (Het Zwart Huis), maar deze piste werd om financiële redenen al snel weer verlaten, de huurprijs bleek veel te hoog te liggen. “Een eigen stek is echter nodig om de dynamiek van een club te blijven ontwikkelen” stelde Patrick Keersebilck destijds. Eerder pleitte Cactus ook al voor het uitbouwen van een jeugdcultuurcentrum in het centrum van de Provinciehoofdstad van West-Vlaanderen92. Hier zouden o.a Jeugdhuis Den Dwarskop en Cactus Club een plek kunnen krijgen, maar uiteindelijk werd dus toch gekozen om de Magdalenazaal te betrekken. Qua programmatie tracht Cactus Club aandacht te besteden aan zowel locale bands als aan gevestigde of aankomende internationale namen. Enkele voorbeelden: Everything But The Girl, Steve Earle, Kosheen, Soulwax, Eek-A-Mouse, Mogwai, Geofrey Oryema,'t Hof van Commerce, Nick Lowe, Motorpsycho, Arid, Chris Whitley, Daan, Bruce Cockburn, Starflam, Roots Manuva, Sugar Hill Gang, An Pierlé, Thé Lau, Vive La Fête, Cat Power, Brooklyn Funk Essentials, North Mississippi Allstars, De Puta Madre, Keb Darge, My Morning Jacket, Madrugada, Novastar, Noordkaap, Junkie XL, Arno, Zion Train, Manu Dibango, Spain, David Lindley, The Notwist, Jazzanova, Zita Swoon, Rainer Trüby, Saybia, Michelle Shocked, Pinback, Admiral Freebee, … Cactus Club is echter meer dan enkel en alleen een concertwerking, er worden ook workshops georganiseerd en bovendien heeft de organisatie zich ook toegelegd op het organiseren van enkele festivals zoals het populaire doch alternatieve Cactusfestival en de stadsfestivals Klinkers en Benenwerk93.
90
X, http://www.cactusmusic.be/moving%20MaZ.htm, 4 augustus 2005 SVV, ‘Cactus Club in de penarie’, De Standaard, 8 februari 2002 92 SVV, ‘Jeugdcentrum in Liberty’, Het Nieuwsblad, pagina 9, 24 juni 2000 93 X, http://www.clubcircuit.be/?page=cactus, 4 augustus 2005 91
76
De Kreun De Kreun wordt in 1981 opgericht door jongeren die vinden dat de omgeving van Kortrijk wel een jongerenontspanningsmogelijkheid kan gebruiken die meer uitstraling heeft dan de destijds bestaande initiatieven94. Zoals de meeste andere clubs van het Clubcircuit begon ook De Kreun in een kleine locatie en is het in eerste instantie een jeugdhuis. De werking floreert en een aantal jaren na aanvang vindt het jeugdhuis een leegstaand pand met meer mogelijkheden en een uitgebreidere accommodatie. In 1988 is De Kreun al een tijdje als officieel Jeugdhuis erkent en krijgt het de nodige financiële middelen om een permanent verantwoordelijke aan te werven. In deze periode worden voornamelijk binnenlandse artiesten geprogrammeerd en is de concertwerking nog bescheiden. Bij aanvang van de jaren ’90 vindt men ook meer en meer internationale namen op het podium van de Kreun terug en betracht men een professionelere aanpak te realiseren. Door de doorgedreven concertwerking komt de jeugdhuiswerking een beetje in de schaduw te staan waardoor een tweedeling ontstaat in de werking van de Kreun. Enerzijds professionele muziekclub en anderzijds jeugdhuis met regionale uitstraling. De nabijheid van de Franse grens moedigt projecten van culturele uitwisseling tussen Noord-Frankrijk en Zuid-WestVlaanderen aan. Meer bepaald met ‘Rendez-Vous’ en ‘PassPartout’. Daarnaast zijn ook het opzetten van workshops, ateliers en producties, en de profilering als katalysator voor jongerencultuur in de regio met infosessies en podiumkansen belangrijke doelstellingen95. Stonden oa. op het podium in De Kreun: Ramones, Urban Dance Squad, Arno, Deus, Dead Man Ray, Kloot per W, Ozark Henry, The Breakestra, The Kids, Red Zebra, 2 Belgen, Nacht Und Nebel, TC Matic, Tom Wolf, Rhyme Cut Core, Giant Sand, Soulwax, Elliot Murphy, Lords of Acid, Kong, Scanner, Natacha Atlas, Zion Train, Marianne Faithful, The Herbaliser, dj Vadim, Vive La Fête, Starflam, People Under the Stairs, Bob Log III, Keith Caputo, The Poets Of Rhythm, Tony Allen, Le peuple De l’Herbe, Hooverphonic, Roy Paci, Youngblood Brassband, Babylon Circus, Fertile Ground, Grazzhoppa’s dj Big Band, Zuco 103, Ty, Amp Fiddler en Kid Koala. Net zoals enkele andere clubs uit het Clubcircuit is De Kreun druk bezig met het verwerven van de nodige financiën om een nieuwbouw te bekostigen96. Het totale begrote bedrag hiervoor bedraagt zo’n € 1,13 miljoen. De organisatie hoopt hiervoor op € 375 000 steun van de Vlaamse overheid en € 283 000 van Europa, de stad Kortrijk liet reeds weten € 125 000 te willen investeren. De voorzien nieuwe locatie zou een plek krijgen tussen het conservatorium van Kortrijk en het Casinoplein. Er is een capaciteit voorzien voor 600 personen. Realisatie van de plannen is voorzien in 2006-2007. De concertzaal dient niet echt multifunctioneel te zijn maar zou moeten dienen voor concerten met een staand publiek, workshops en gelegenheid tot het geven van opleidingen97. Bijkomend wordt voorzien in een balie, bergruimtes, sanitaire voorzieningen en een foyer/bar.
94
X, http://www.clubcircuit.be/?page=dekreun, 4 augustus 2005 X, http://www.dekreun.be, 4 augustus 2004 96 VANACKERE, J., De Kreun krijgt nieuwe concertzaal aan conservatorium, Het Laatste Nieuws, 28 augustus 2004, p 39 97 VANHEE, K., De Kreun komt naar Kortrijk, Het Nieuwsblad, 26 augustus 2004 95
77
De Zwerver / Leffinge Leuren De vzw De Zwerver bestaat ondertussen al langer dan 25 jaar en slaagde erin in deze tijdsspanne meer dan duizend bands op haar podia te zetten98. De organisatie is voornamelijk bekend van het Festival Leffingeleuren maar beschikt hiernaast eveneens over een intensieve clubwerking. De cluboptredens worden georganiseerd in Zaal de Zwerver in Leffinge, Manuscript in Oostende of in het Schippershuis te Leffinge. Bij alle evenementen wordt er op gelet een zo gevarieerd mogelijk aanbod van kwalitatief hoogstaande artiesten te programmeren. Dit houdt concreet in dat De Zwerver rekening houdt met zowel de gevestigde namen als veelbelovende nieuwkomers en geen schroom heeft om diverse genres te programmeren. Van singer-songwriters tot drum’n’bass dj’s, van folk tot hiphop en van rock tot techno. Sinds 1999 valt vzw De Zwerver/Leffingeleuren onder het muziekdecreet van het Ministerie van Cultuur van de Vlaamse Gemeenschap en is de organisatie erkend als muziekclub en werd ze in eerste instantie voor vier jaar gesubsidieerd. In 2003 zet Vlaams Minister Paul van Grembergen deze subsidie verder door het toekennen van 240.000 euro99. Deze subsidie is bedoeld voor het verder uitbouwen van de infrastructuur, concreet betekent dit het beperken van de bestaande geluidsoverlast. Ook het uitbouwen van een repetitielokaal en een backstageruimte zal gedeeltelijk met deze gelden gefinancierd worden. In Maart 2001 vindt De Zwerver een stek binnen het Clubcircuit. Leffingeleuren is onmiskenbaar de bekendste activiteit voor De Zwerver en zorgt voor een landelijke bekendheid die afstraalt op de clubwerking. Dit festival kan beschouwd worden als de seizoensafsluiter van de Vlaamse openluchtfestivals. De organisatie beperkt zich echter niet tot muziek en richt sinds kort met De Avonden een kleinschalig evenement in dat uitgaat van de combinatie van film, humor en literatuur en minder conventionele muziek. Recent ging De Zwerver van start met een specifiek dance-gerichte avond onder de naam Night Trippin en ieder jaar krijgt het West-Vlaamse jonge talent de kans zich te bewijzen op de wedstrijd ‘Verse Vis’ waarin alle genres geapprecieerd worden. Stonden reeds op het podium in één van de clubs of op Leffinge Leuren: John Cale, Sixteen Horsepower, Heather Nova, Violent Femmes, Anouk, Los Lobos, Steve Wynn, Brassy, Osdorp Posse, Vic Chesnutt, Fisher Z, Jools Holland, Warren Zevon, Bob Neuwirth, Alvin Lee, The Godfathers, Bob Mould, Brendan Croker, Kevin Coyne, Jonathan Richman, Elliot Murphy Band, John Trudell & Graffiti Men, Eddi Reader, De Heideroosjes, Bram Vermeulen, The Divine Comedy, Mau Mau, Martin Stephenson, Webb Wilder, Gutterball, Franky Miller, Julian Cope, The Scene, The Walkabouts, Ian Dury And The Blockheads, The Nits, Frank Boeyen, Graham Parker, Luka Bloom, Peter Green, Kong, The Sheila Divine, Tom Robinson, De Kift, The Walkabouts, Tröckener Kecks, Graham Parker, Goo Goo Dolls, Deus, Soulwax, Arid, Willem Vermandere, Arno, Noordkaap & Raymond, Vive La Fête, De Mens, Axelle Red, Kamagurka, Ashbury Faith, Flowers For Breakfast, Dead Man Ray, Monza, Das Pop, Tom Helsen, El Fish & Roland, Mauro, Guido Belcanto, Ann Pierlé, Metal Molly, Kiss My Jazz, Burning Spear, Lee 'Scratch' Perry, Aswad, Panache Culture, Linton Kwesi Johnson, Khaled, Mad Professor, The Revolutionary Dub Wariors, Eat Static, CJ Bolland, Amon Tobin, Bob Sinclair, Les Rythmes Digitales, Darren Price (Underworld), Aphrodite, Buscemi en Millenium Kru
98 99
X, http://www.leffingeleuren.be/historiek.asp, 4 augustus 2005 BRUNEEL, P., ‘240.000 euro voor muziekclub De Zwerver’, Het Laatste Nieuws, 21 februari 2003, p. 15
78
Democrazy Muziekclub Democrazy ontstond in 1981 onder de naam ‘Jeugdhuis Zwabber’, zes jaar later kreeg de club haar huidige naam Democrazy. Reeds bij aanvang was de club bekend voor haar extravagante en compromisloze aanpak waardoor ze wijd en zijd bekend werd en beschouwd werd als één van de progressiefste en invloedrijkste clubs in België. Democrazy verwierf aldus een cultstatus die ook vandaag nog doorleeft. Zoals het met veel succesvolle jongerenorganisaties gaat, groeide het bestuur van een enthousiaste ploeg vrijwilligers en jongeren uit tot een professionele organisatie waarbij negen man op professionele basis aan de slag kon. Bovendien werd ook meer en meer beroep gedaan op een breed spectrum van freelance medewerkers. Vanuit haar avant-gardistische instelling stond Democrazy mee aan de wieg van de late jaren tachtig grunge hype en lanceerde mee de aankomende elektronische undergroundscene in België. Dit resulteerde in het boeken van namen als Nirvana, Mudhoney, Faith No More, Melvins, Ween, Afghan Wings, Prong, Jon Spencer Blues Explosion, Man or Astroman, Motorpsycho, Kmfdm, Kyuss, Henry Rollins, Urban Dance Squad, Darkmarket, Jah Wobble, Kong en honderden andere beroemde en beruchte bands in het undergroundcircuit. Na deze vooral harde en compromisloze rockgroepen kwam de al even compromisloze elektronische underground opzetten. Namen als Roni Size, Plastikman, Robert Leiner, Mark Broom, Asian Dub Foundation, Moloko, Ed Rush, Justin Berkovi, Christian Vogel, LTJ Bukem, Afrika Bambaataa, Die, Howie B, Suv, Patrick Pulsinger, Mushroom, Herbert, Krust, Ken Ishii, Transglobal Underground, Aphex Twin, Aphrodite, Mike Dred,… maakten furore in de Gentse muziekclub. Doorheen al deze jaren besteedde Democrazy ook de volle aandacht aan de binnenlandse alternatieve artiesten, Grazzhoppa, Deus, Soulwax, La Muerte, Fifty Foot Combo, The Neon Judgement, Lords Of Acid, Junkfish, Jason Rawhead, K's Choice, Vdd Energise, Chris Joris, De Puta Madre, Spacid, Buscemi, Massis, Starfighter zijn maar enkele namen die op het programma stonden. In totaal speelden reeds meer dan 2000 groepen op het podium van Democrazy. De jongste jaren is er een duidelijke afbakening van programmering opgedoken. Aan de ene kant programmeert Democrazy rockgerelateerde bands en aan de andere kant opteert ze als één van de weinigen in België voor een continue aanbod van kwalitatieve hiphop. Deze programmering wordt in grote lijnen gevolgd, af en toe wordt er ook buiten deze muzikale lijnen gekleurd. Democrazy legt zich sporadisch ook toe op andere evenementen zoals kleinschalige exposities of in het recente verleden het eenmalig organiseren van een protestactie tegen de Amerikaanse inval in Irak (200.000 aanwezigen). Democazy huisde tot 1998 in de Reynaertstraat in een vaste zaal die ze ook verhuurde. Hierna verzeilde ze in een zaal van ’t Kuipke in het Gentse Citadelpark. Op 15 december liep ook deze overeenkomst af en kwam de werking terecht in een industrieel pand in het havengebied. Deze piste werd al snel weer verlaten om te komen tot de huidige situatie. Democrazy programmeert vandaag de dag op drie locaties: De Centrale (stadszaal), Vooruit en De Charlatan. Democrazy is ook al jaren bezig aan het inrichten van een eigen wel erg bijzondere locatie, namelijk de Basilea een voormalig cruiseschip. Dit onder de vleugels van Vaarwater vzw, waarin ook Jeugd en Stad, Lejo, De Verbeelding en Kinky Star participeren. Als dit project zoals gepland loopt zal Democrazy beschikken over een eigen zaal met een capaciteit van 600 personen. Wat vaststaat is dat Democrazy ook in de toekomst zal werken in een onafhankelijk en muzikaalprogressief kader. De vzw Democrazy wordt financieel ondersteunt door de Vlaamse Gemeenschap en in mindere mate door de stad Gent. Deze subsidies maken het mogelijk om op een professionele wijze een programmering aan te bieden tegen betaalbare prijzen in een professionele setting. 79
N9 De vzw Driewerf Hoera die de activiteiten van de N9 organiseert ontstond in 1979, waardoor de organisatie al langer dan een kwarteeuw aan de slag is100. In Eeklo waren er in deze tijden slechts beperkte mogelijkheden voor jongeren, en zeker dan in het creatieve en alternatieve circuit. Alles verliep wat in de sfeer van de ‘kreatieve kroegen’ uit de jaren zestig zoals ‘Idee’, ‘Gamma’ en ‘Rivendel’. De eerste stappen van Driewerf Hoera ontstonden toen enkele Eeklose jongeren de stad in 1979 al te doods vonden en het plan opvatten een eigen jongerencafé uit de grond te stampen. Zodoende opende Café Lunatique op 14 april 1979 de deuren met een capaciteit van een honderdtal personen. Om de nodige financiën bij elkaar te krijgen legden de founding fathers toentertijd zo’n 1250 euro samen. In 1980 kwam jongerencafé Lunatique in een late punkgolf terecht en in 1981 bekwam het café het statuut van jeugdhuis na de gunstige evaluatie door het nationale Bestuur Jeugdwerk. Toen in 1983 de new-wave furore maakte en de dancing Meton in Eeklo haar deuren opende was dit een flinke oplawaai voor de Lunatique. Er werd een oplossing gevonden in de verhuis naar een grotere locatie die heel wat meer mogelijkheden zou bieden, toen de opening op 30 december 1983 een feit was had de club ook een nieuwe naam gekregen: De Media. Hetzelfde jaar werd stichtend lid Jan De Boever ook als fulltime beroepskracht aangesteld binnen de vzw, dit dankzij de jeugdhuissubsidies. Destijds zat de overheid erg verveeld met de jeugdwerkloosheid en werden diverse gesubsidieerde arbeidsformules uitgewerkt waarvan De Media dan ook ten volle gebruik kon maken toen in 1984 een animator, een bediende, een poetsvrouw én een onderhoudsman aan de slag konden binnen de vzw. Een jeugdhuis met een uitgebreide concertwerking doen draaien kost geld, veel geld. Omdat er in 1984 en 1985 aanzienlijke verliezen gedraaid werden kocht de vzw in 1986 een eigen PA-instalatie. Niet alleen diende ze er nu zelf geen meer te huren, maar de installatie kon ook verhuurd worden. De verhuur werd een succes maar de verhoopte winst bleef uit zodat ook in 1986 en 1987 schulden werden gemaakt en er van de oorspronkelijke investeringen voor De Media nog niets was terugbetaald. Op een bepaald moment had de club zelfs zo’n 33.587 euro aan schuld openstaan bij Jan De Boever omdat zijn loongeld werd gebruikt om dringende afbetalingen uit te voeren. In 1988 werd voor het eerst winst gemaakt, de negatieve spiraal was doorbroken. Deze ommezwaai werd voornamelijk veroorzaakt door de subsidies van de Raad van Europa voor een Noord-Zuid project. Dit project had ook de nodige impact op de programmatie, wat naast rockmuziek kreeg nu ook wereldmuziek een aanzienlijk aandeel in de programmatie van De Media, een gegeven waarvan vandaag de dag zeker de gevolgen doorzinderen. in 1989 vielen de aanzienlijke eenmalige subsidies weg en werd met pijn in het hart beslist dat de beroepskracht te veel geld opslorpte. Het kwam weer allemaal neer op vrijwilligerswerk waardoor de club in 1991 en 1992 dan ook eindelijk weer eens gezonde winsten kon realiseren. In 1993 werd toch beslist om Jan De Boever weer als beroepskracht aan te nemen wat resulteerde in een gigantische financiële put die in 1994 echter werd gedempt. In 1993 snoepte de vzw ook de organisatie van de Eeklose 100 dagen af van het nog bestaande jeugdhuis Beukenhof. Dit leverde een aanzienlijke winst op voor de vzw Driewerf Hoera.
100
DE BOEVER, J., 25 jaar vzw Driewerf Hoera, 2004, eigen beheer, 172 p.
80
In 1995 ging men van start met Helden in het Park, de festivalorganisatie van de vzw Driewerf Hoera. Hier werd winst gemaakt i.p.v. verlies en het groeide uit tot een festival dat vandaag de dag zo’n 12000 bezoekers ontvangt. Ook in 1995 ging de vzw Clubcircuit van start. Deze drukkingsgroep ijverde voor een gelijke subsidiëring van kleinschalige rock- en popconcerten. Ze vonden gehoor bij de toenmalige minister van Cultuur Luc Martens en werden betrokken bij de opmaak van het muziekdecreet. in 1999 werden De Media en jeugdhuis Beukenhof gefuseerd. De eerste zocht meer plaats en de tweede stevende af op een financiële put die de vzw Driewerf hoera net achter zich gelaten had. Voor het eerst werd daar ook de nieuwe naam N9 geopperd. De samenwerking resulteerde in een personeelsbestand van maar liefst 14 personen. Er werd overgegaan tot de aankoop van een derde gebouw in dezelfde straat als de N9 villa. Vanwege meerdere incidenten werd de jeugdhuiswerking in 2002 opgedoekt zodat Eeklo zonder jeugdhuis kwam te zitten. In 2004 opende jeugdhuis De Lochtink haar deuren voor de Eeklose jongeren met medewerking van het stadsbestuur101. De muzikale programmatie van de N9 bestond bij aanvang voornamelijk uit pop en rock waarna een ommezwaai volgde naar meer Zuidelijk georiënteerde muzikale namen, de zogenaamde wereldmuziek. Volgende genres vonden doorheen de jaren een plaatsje op het podium van de Lunatique, De Media of de N9: rock en pop, jazz, rhythm’n’blues, roots rock, reggae,ska, dub, afro en arab, latin, Aziatische-, gipsy-, joodse- en brass-muziek, mediterrane groepen, folk, singer-songwriter, experimentele muziek, hiphop en tenslotte ook nog house, techno en dance.
101
COCQUYT, B., Eeklo krijgt nieuw jeugdhuis, Het Laatste Nieuws, 10 december 2003, p. 22
81
Nijdrop Jeugdhuis Nijdrop vzw ontstond in 1968, een bewogen periode met heel wat invloed op het Opwijkse dagelijks leven. Vanuit de plaatselijke jeugdraad wordt een Algemene Vergadering en een Raad Van Bestuur verkozen. Hier vindt men de ‘gemeentelijke en parochiale lichamen’ in terug. Samen met wat plaatselijke hooggeplaatste heren en iedereen die wat in de pap te brokken had in het Opwijkse verenigingsleven. Het jeugdhuis komt in de locatie van het voormalige ‘Temmershof’, een voormalige bar annex dancing. In de vroege jaren 70 werd er gesleuteld aan het interieur zodat het een ‘echt’ jeugdhuis zou worden. Al snel bleek het te klein en werd er bijgebouwd en verbouwd. De prille Nijdrop-jaren zijn gekenmerkt door een brede waaier aan vrijetijdsactiviteiten en een sterke sportwerking. Er bestond zelfs een tijdlang een eigen toneelgroep onder leiding van Hugo Prinsen. De eerste concerten die aan bod kwamen waren van de hand van Urbanus, Boudewijn De Groot en Willem Vermandere. Hiernaast werd ook aandacht besteed aan het stipverhaal, eerst in de vorm van een stripbeurs, later ook in de vorm van een stripoteek. In de jaren ’80 loopt het allemaal wat minder vlot in Nijdrop. In ’81 slaagde men er wel in een rockfestival te organiseren met The Machines, The Employees en het debuterende Tc Matic. Het derde en meteen laatste rockfestival in ’83 ontaardde in rellen toen het bericht werd verspreid dat de rockabilly headliner verstek liet gaan. Vanaf halverwege de jaren ’80 komt er stilletjes aan meer beweging in Nijdrop, vooral de concerttraditie wordt in ere hersteld: de belpop vindt een ideaal in Opwijk. Raymond van het Groenewoud, 2 Belgen, The Pop Gun, Marcel Vanthilt, allen vinden ze de weg naar dit Vlaams-Brabantse dorp. In de periode ’84-’94 krijgt de muziekclub internationale erkenning voor haar programmatie. Vanaf ’95 loopt alles weer stroever, de decentralisatie van het jeugdwerk heeft zijn invloed op subsidies en werkkrachten. Het betreft tenslotte een jeugdhuis in een kleine gemeente met een bovenlokale werking en uitstraling. Toch slaagt Nijdrop erin om het hoofd boven water te houden en haar grootschaligheid te behouden. Hier en daar wordt wat geld gevonden, maar een aandeel van de activiteiten verliep verlieslatend omdat het jeugdhuis het als haar taak beschouwt om deze activiteiten toch te organiseren. De personeelskosten kunnen nauwelijks betaald worden. Ook het commerciële uitgangsleven snoept in deze periode jongeren af van de werking. Er heerst een overaanbod in de omgeving van Opwijk. De provincie heeft oog voor de noden van het bovenlokale jeugdhuis en investeert halverwege de jaren negentig het broodnodige geld. Nijdrop behoort in 1994 tot de voortrekkers van het Clubcircuit dat in 1996 effectief boven de doopvont wordt gehouden. Door deze inspanningen slagen de concertorganisatoren erin om in 1999 uit te groeien tot erkende muziekclubs. Hierdoor komt er geld vrij om een vaste programmator in Nijdrop te betalen die samen met de werkgroep Concerten de optredens plant en realiseert. In 2001 werden de werking van het jeugdhuis en de muziekclub opgesplitst, maar de nauwe banden blijven bestaan, dit is veeleer een technische uitwerking. Vanaf begin de jaren ’00 wordt er gewerkt aan een nieuwbouw die de infrastructurele problemen het hoofd dient te bieden, maar hier zal echter nog heel wat tijd over gaan vooraleer er voldoende financiële bronnen gevonden worden. In 2006 is dit immers nog steeds niet gerealiseerd hoewel de plannen volledig uitgewerkt zijn en de nood aan verhuizing hoog is. Enkele bands die aantraden in Nijdrop doorheen de jaren: Jan De Wilde, Roland, Ferre Grignard, Toots Thielemans, The Skyblasters, The Scene, Elliot Murphy, Noir Desir, The Selecter, Lords of Acid, Kamagurka, Mark Stewart, Dick Dale, Laibach, Zion Train, Starflam, Vive la Fête, dj Krust, …102 102
Deze tekst werd in aangepaste versie overgenomen uit de aanvraag tot structurele erkenning en subsidiëring 2003-2006 – een vierjarenplan van muziekcentrum Nijdrop vzw
82
Vub KultuurKaffee Het Vub Kultuurkaffee is een beetje het buitenbeentje van de muziekclubs die aangesloten zijn bij de vzw Clubcircuit. Deze organisatie heeft een veel bredere culturele ingesteldheid dan zich toespitsen op het muzikale aspect. Dit is grotendeels te verklaren aan de hand van haar onstaansgeschiedenis. Beginpunt is de splitsing van de Ulb – Vub, op de Ulb bestond reeds een algemene werking met de naam ‘Commission Culturelle, Commissariat de Sport et Loisir’. De Dienst voor Sport en Vrije Tijd (D.S.V.T), onder supervisie van Prof. dr. Walter Dufour, opvolger van Em. Prof. Dr. Frank Matthys, stichter van de D.S.V.T was de eerste die zich officieel bezighield met cultuur en was officieel erkend door het Bestuur voor Jeugdvorming. Deze dienst spitste zich voornamelijk toe op sport en cultuur was quasi onbestaand103. Er bestaat echter wel vraag om deze culturele pijler te ontwikkelen en onder impuls van De Sociale raad (Sor) wordt een Cultuur- en Vrijetijdsraad opgericht. In 1977 en 1978 wordt een enquête onder de studenten uitgevoerd die aantoonde dat deze opgetogen waren over de culturele animatiemarkten die in dezelfde periode georganiseerd werden. Het initiatief wordt de volgende jaren dan ook herhaald. Een BTK-project in het kader van het "Plan Spitaels", onder de titel : ‘Onderzoek naar en ontwikkeling van een blauwdruk voor culturele animatie voor studenten’ wordt goedgekeurd. Er worden ‘Kreatieve Ateliers’ ingericht in het voormalige Hoekhuis. Wekelijks werden er cursussen zeefdruk, textielkunst, keramiek, glasmozaïek en fotografie georganiseerd. De concertwerking ontwikkelde zich en slaagde erin om de jongeren aan de campus te betrekken. In 1981 ontstaat een aanzienlijke dynamiek door het vrijkomen van een aanzienlijke som geld. Het Kultuurkaffee krijgt hier voor het eerst een reële gedaante en op 20 oktober 1981 worden de deuren geopend. In de vroege jaren tachtig stelt de Cultuurraad dankzij diverse tewerkstellingstrajecten meerdere personeelsleden tewerk. In 1985 valt het beheer van het Kultuurkaffee onder de supervisie van de dienst Kultuur (voordien onder dienst Huisvesting). Mede door het wegvallen van een aanzienlijke som subsidies opteerden de verantwoordelijken om Het Kultuurkaffee als jeugdhuis te laten erkennen. Wat ook gebeurde toen toenmalig Minister van cultuur Karel Poma het ligt op groen zette op 1 januari 1986. Trefcentrum Y wordt de naam van het jeugdhuis en in de late jaren ’80 investeert men meer dan 120.000 euro in de infrastructuur. In de jaren ’90 verandert er niet aanzienlijk veel aan de werking, enkel het wegvallen van de tewerkstellingstrajecten en de gewetensbezwaarden zorgen voor een tekort aan personeel. In 2002 erkent Vlaams Minister van cultuur Paul Van Grembergen Trefcentrum Y als muziekclub, bovenop wordt een aanzienlijke infrastructuursubsidie toegekend. De programmatie vaart er wel bij. Anno 2005 zijn er drie vaste personeelsleden Het Vub Kultuurkaffee is uitgegroeid tot een ontmoetingsplaats binnen de campus met een zeer diverse programmering die zonder twijfel een meerwaarde biedt aan het Brusselse en Vlaamse muzieklandschap104. Van commerciële programmatie is hier geen sprake, het Kultuurkaffee kan beter beschouwd worden als een laboratorium voor hedendaagse muziek. Passeren de revue: jazz, improvisatie, rock, blues, hiphop, reggae, elektronica, experimenteel en wereldmuziek. Tijdens het seizoen voorziet men steeds een – gratis - concert op donderavond. Stonden reeds op het podium: Billy Jenkins, Tijuano No, Mudflow, Ambrozijn,…
103 104
X, http://www.vub.ac.be/cultuur, 4 augustus 2005 X, http://www.clubcircuit.be/?page=vub, 4 augustus 2005
83
84