Griend Vogels en Bewaking 2010 (Deel 1: bewaking en broedvogels)
Date Lutterop & Giny Kasemir
Colofon Stedum, 26 februari 2012 Vereniging Natuurmonumenten Regio Groningen, Friesland en Drenthe Postbus 764 9400 AT Assen Overname van tekst of gegevens alleen onder vermelding van de bron. Alle foto’s in dit rapport copyright © Giny Kasemir en Date Lutterop. Alle rechten voorbehouden. Foto omslag: Juveniele Grote Stern met kleurmutatie “Brown”; Griend 5 juli 2010 Wijze van citeren: Lutterop, D. & G. Kasemir 2012. Griend Vogels en Bewaking 2010. Rapport Vereniging Natuurmonumenten, ’s-Graveland.
INHOUDSOPGAVE Pagina 3
VOORWOORD 1
INLEIDING
4
2 2.1 2.2
BEWAKING EN VERSTORINGEN Verstoringen Bezoek
5 5 5
3 3.1 3.2 3.3
BROEDVOGELS Methode Broedresultaat Het broedseizoen
7 7 8 9
4
LITERATUUR
31
Bijlage 1 - Overtredingen en verstoringen Bijlage 2 - Broedvogels Griend 2001-2010 Bijlage 3 - Verdeling broedparen over hoofdeiland (Griend) en Zuidhaak Bijlage 4 - Aantallen broedparen op Griend en in Nederland Bijlage 5 – Broedcodes SOVON
33 35 36 37 38
Lepelaarnest met 2 eieren; Griend 24 juni 2010.
1
Figuur 1. Kaart van Griend met de meest gebruikte namen.
2
VOORWOORD
Dit is het verslag van ons negende seizoen als vogelwachter voor Natuurmonumenten op Griend. Mede dankzij de hulp en inzet van een groot aantal mensen werd het wederom een seizoen om niet te vergeten. Otto Overdijk was onze steun en toeverlaat bij organisatorische problemen. Ook zorgde hij ervoor dat de eerste jonge Lepelaar die op Griend is geboren, werd voorzien van kleurringen. Jan Veen was als wetenschappelijk begeleider het wijze aanspreekpunt bij het veldwerk. Jan Kasemir verzorgde op 7 april en 29 juli het vervoer van onze auto plus paardentrailer, waarin de vele 10-tallen dozen met bagage voor het gehele seizoen naar en van Harlingen werden vervoerd. Voor het vervoer tussen Harlingen en Griend konden we ook dit jaar weer gebruik maken van de diensten van de bemanning van de “Stormvogel” (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, LNV): Eelke Sybren Dijkstra, Nico Laros, Theo van Malsen en Freek Jan v.d. Wal. Dirk de Boer, Peter van Tellingen en Wibbo Hofman verzorgden de wekelijkse bevoorrading vanaf Terschelling met het “Griltje”, en indien deze niet beschikbaar was, met de boot van Wibbo. Flexibel en vindingrijk als dit driemanschap is, konden wij altijd een beroep op hen doen. Het wekelijkse half uurtje “bijpraten op zee” blijft een bijzonder fenomeen. Tijdens de spaarzame bezoeken van een van ons aan het vasteland waren de vervangers achtereenvolgens Charles Peeters en Albert Jan Bosscher. Ook dit seizoen werd een weblog bijgehouden op www.natuurmonumenten.nl/content/griend. Bij problemen konden we altijd een beroep doen op Renée Nitters. Hein van Grouw (Curator National History Museum Tring) hielp ons bij het identificeren van de kleurmutatie van een tweetal jonge Grote Sterns. Ben Hoentjen, Roos Meijering, Leentje Norde en Reinoud Norde waren, aansluitend op ons verblijf op het eiland, in wisselende bezetting op Griend aanwezig van 29 juli tot en met 9 augustus. Zij hebben zich ook dit jaar weer vol overgave gestort op de vegetatieopnames van de PQ-vakken op het eiland. Voor zover relevant voor dit rapport zijn hun bevindingen hier ook opgenomen. Zonder de hulp van Ineke Bouwman, Giny Weert, Fredy de Wilde en Marga Willems zou het voor ons niet mogelijk zijn geweest deze periode van huis te zijn. Zij hielden gezamenlijk onze huishouding in Stedum draaiende en de poezen in het gareel. Voor de verzorging van onze paarden gedurende onze afwezigheid en het beschikbaar stellen van de paardentrailer voor het vervoer van onze bagage bedanken we Edwin en Esther Hoekzema van pensionstal Eilardaheerd in Loppersum.
Date Lutterop & Giny Kasemir Correspondentieadres: Lopsterweg 31 9921 RN Stedum e-mail:
[email protected]
3
1 INLEIDING
Het waddeneiland Griend (gemeente Terschelling) valt onder de Natuurbeschermingswet en is onderdeel van het Staatsnatuurmonument Waddenzee. Het eiland wordt al meer dan 90 jaar beheerd door de Vereniging Natuurmonumenten en is, om de vogelrijkdom van het eiland te beschermen, gedurende het gehele jaar gesloten voor publiek. Een van de belangrijkste redenen voor de bescherming en het in stand houden van het eiland is het voorkomen van de Grote Stern als broedvogel. Griend herbergt de grootse kolonie van Nederland (en van West-Europa) van deze sternesoort, die op de Rode Lijst van bedreigde en kwetsbare vogelsoorten in Nederland staat, in de categorie “bedreigd”. Het beheer van het eiland is er op gericht het broedgebied van de Grote Stern te behouden. Om er op toe te zien dat de rust voor de broedvogels niet wordt verstoord en voor het uitvoeren van diverse (monitoring)werkzaamheden wordt het eiland gedurende het broedseizoen bewoond door twee vogelwachters, in opdracht van Natuurmonumenten. Voor ons was dit het negende seizoen op Griend, dat duurde van 7 april tot en met 29 juli. Onze hoofdtaak bestaat uit het handhaven van de rust in het gebied. Verstoringen door mensen worden geregistreerd en indien mogelijk voorkomen (hoofdstuk 2). De meeste tijd wordt besteed aan het onderzoek naar de avifauna van het eiland (hoofdstuk 3). De broedvogels worden geïnventariseerd en van elke soort wordt voor zover mogelijk het broedresultaat bepaald. Ook worden in de loop van het seizoen een groot aantal vogels geringd. Daarbij ligt de nadruk op het ringen van jonge Grote Sterns, Kokmeeuwen, en Visdieven. Dit rapport verschijnt als pdf in een afgeslankte vorm, waarbij alleen de verstoringen en de broedvogels aan de orde komen. Het rapport zal te zijner tijd worden vervangen door een meer uitgebreide versie.
4
2 BEWAKING EN VERSTORINGEN
2.1 Verstoringen Alle door ons waargenomen menselijke verstoringen en overtredingen, voor zover zij niet een onvermijdelijk gevolg waren van werkzaamheden van ons zelf als ook van overige op en rond het eiland werkzame personen, staan vermeld in bijlage 1. De burgerluchtvaart heeft een minimale vlieghoogte boven het gebied aan te houden van 450 meter. Schepen en hun opvarenden dienen minimaal een afstand van circa 400 meter tot de hoogwaterlijn in acht te nemen. Het aantal verstoringen week niet af van de situatie in de afgelopen jaren. In totaal hebben we in de periode 2002-2009 128 zekere verstoringen geconstateerd. De meeste daarvan zijn veroorzaakt door vliegverkeer (105). Het vaakst verstoorden helikopters (51) en sportvliegtuigen (31). Helikopters zorgen ook voor de heftigste reacties onder de vogels op het eiland. Verstoringen door boten en hun opvarenden komen relatief weinig voor (16). Er is daarbij wel sprake van onderschatting van het aantal verstoringen, aangezien deze niet zelden al heeft plaatsgevonden voordat de aanwezigheid van mensen op of bij het eiland wordt ontdekt. Zijn vliegtuigen vooral verstorend voor overtijende wad- en watervogels, mensen die het eiland naderen of zelfs betreden, verstoren vaker de broedvogelkolonies. In de genoemde periode zijn geen trends waarneembaar met betrekking tot toe- of afname van bepaalde vormen van verstoring. De verstoring door de opvarende van de handkokkelaar WR31 op 8 juni is meteen gemeld aan de “Stormvogel”. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een officiële waarschuwing. Over de capriolen van het kustwachtvliegtuig PH-CGN op 10 juni boven het eiland hebben we een getuigenverklaring opgesteld. Dit resulteerde uiteindelijk in een officiële waarschuwing richting de Kustwacht. Tussen 29 juli en 9 augustus meldden Ben Hoentjen c.s. als enige verstoring een laag, pal over het huis vliegende straaljager. Direct na afloop van het bewakingsseizoen is het complete overzicht van alle geconstateerde verstoringen en overtredingen op verzoek toegezonden aan de bemanningen van de LNVsurveillanceschepen “Stormvogel” en “Phoca”. 2.2 Bezoek Hieronder volgt een korte opsomming van de meest opvallende bezoeken die dit seizoen hebben plaatsgevonden. Tijdens onze installatie op het eiland, op 7 april, helpen Nico Laros en Freek Jan van der Wal (LNV), Jan Harthoorn (Natuurmonumenten) en Chris Hoenderkamp met het naar het huis slepen van al ons materiaal. Daarnaast is Chris geruime tijd bezig om de webcam in werking te stellen. Op 21 april krijgen we bezoek van vijf mensen van Natuurmonumenten. Ze doen een rondje eiland. Ook dit seizoen is Frank Majoor weer van de partij voor zijn onderzoek voor de Erasmus Universiteit naar vogelgriep bij Kokmeeuwen. Op 26 mei verzamelt hij kokmeeuwenpoep op het strand. Tussen 23 juni en 14 juli komt hij wekelijks een dag langs om jonge Kokmeeuwen te vangen. Daarbij wordt hij op 14 juli vergezeld door Josanne Verhagen Van de Erasmus Universiteit, voor het nemen van bloedmonsters.
5
Op 26 mei krijgen we bezoek van Henk Dommerholt (Natuurmonumenten), vergezeld door Quirin Smeele en Tjisse van der Heide, naar aanleiding van het aanstaande vertrek van Henk bij Natuurmonumenten. Na het afscheid (afgelopen herfst) van Arjen Dijkstra als bemaningslid van de “Stormvogel”, worden we op 9 juni vereerd met een kennismakingsbezoek van Theo van Malsen met de opvolger van Arjen, Eelke Sybren Dijkstra. Op 17 juli komt Otto Overdijk samen met razende (radio)reporter Remco de Vries (Omrop Fryslân) de jonge Lepelaar van kleurringen voorzien.
Jonge Velduil met prooi (Spreeuw); Griend 28 juni 2010.
6
3 BROEDVOGELS
Wat betreft de naamgeving en de opsplitsing in soorten volgen we de richtlijnen van SOVON (Samenwerkende Organisaties Vogelonderzoek Nederland) (Anonymus 2000). Dit houdt in dat we de naamgeving en opsplitsing in soorten volgen zoals die is beschreven in van den Berg & Bosman (1999). De hier bovendien voorgestelde nieuwe soortvolgorde nemen we, evenals SOVON, (voorlopig) niet over. 3.1 Methode Gedurende het gehele seizoen zijn gegevens verzameld over de broedvogels. Voor de inventarisatie van de aantallen broedvogels worden zo veel mogelijk de richtlijnen gevolgd, zoals zij door SOVON worden gebruikt (onder meer van Dijk & Hustings 1996, Hälterlein et al. 1995, Hustings et al. 1985). Indien hiervan wordt afgeweken wordt dit bij de bespreking van de betreffende soort vermeld. Voor het bepalen van de aantallen van Scholekster en Kokmeeuw wordt de raaimethode toegepast. Met ingang van 2008 is deze methode iets vereenvoudigd en aangepast, met als doel zowel de hoeveelheid verstoring als de hoeveelheid werk te beperken. Daarbij zijn de oost-west georienteerde raaien komen te vervallen. Enkele daarvan overigens door natuurlijke omstandigheden. Doordat het eiland met name aan de zuidzijde erg afkalft, is de oude zuidelijke strandwal nagenoeg verdwenen, en daarmee ook de twee meest zuidelijke raaien. Hoewel nu de getelde oppervlakte nagenoeg is gehalveerd, heeft dit geen invloed op de getelde aantallen Kokmeeuwen. Voor de Scholekster zal de foutenmarge iets groter zijn, maar aangezien de soort erg verspreid over het eiland broedt, verwachten we niet dat de resultaten daardoor minder betrouwbaar worden. Rekenexercities met data uit voorgaande jaren bevestigen dit vermoeden. Over het eiland wordt een raster gelegd van raaien (om de 50 meter), van noord naar zuid. De Zuidhaak is tegenwoordig zo klein en overzichtelijk dat deze integraal wordt geteld. De breedte van een raai is telkens twee meter. Een stok van twee meter lang, met aan de uiteinden een door een gewicht verzwaard stuk touw geeft de mogelijkheid deze breedte vrij nauwkeurig aan te houden. Per raai wordt het aantal nesten van bovengenoemde soorten genoteerd. Een nest waarvan het centrum buiten de begrenzing van de raai valt, wordt niet meegeteld. De raaien worden gelopen met behulp van een GPS-ontvanger (Garmin GPS 12, Amersfoortcoördinaten xxx.xxx-yyy.yyy). Daardoor is het mogelijk om de raaien exact noord-zuid te lopen, met een onderlinge afstand van 50 meter. De meest westelijke raai start op 145.550. Totaal zijn 32 raaien gelopen. De GPS ontvanger heeft soms problemen met het ontvangen van satellietsignalen, wanneer een raai door de grootste kokmeeuwkolonies loopt. De wolk meeuwen die daar boven hangt, bemoeilijkt de ontvangst. Binnen deze kolonies is het dan ook verstandig om een punt aan de horizon te kiezen als richtpunt, of een tweede persoon alvast naar het eindpunt van de raai te laten lopen. Tijdens het lopen van een raai worden ook de begin- en eindpunten daarvan genoteerd. Daarbij is als grens telkens de buitenrand van de min of meer aaneengesloten begroeiing genomen. Daarbuiten wordt slechts incidenteel door vogels gebroed. Hierdoor is het mogelijk om de begroeide oppervlakte van het eiland vast te stellen (47,97 hectare, exclusief de Zuidhaak), en de oppervlakte van de gelopen raaien (1,948 hectare). Er is dus 4,06% van het eiland geteld. Het gevonden aantal nesten op de raaien dient daardoor te worden vermenigvuldigd met een factor 24,6. Door tijdens het lopen van een raai ook de begin- en eindpunten van de kokmeeuwkolonies te noteren, is het mogelijk ook deze in kaart te brengen. De inventarisatie start traditioneel zodra de eerste jonge Kokmeeuwen uit het ei komen. Dit jaar is de raaieninventarisatie uitgevoerd tussen 19 en 24 mei. Vanwege de vestiging van een kolonie Lepelaars 7
zijn de raaien die door c.q. vlak langs de kolonie lopen niet of slechts ten dele geteld. De gegevens uit 2009 zijn gebruikt om de ontbrekende aantallen aan te vullen. Er zijn geen aanwijzingen voor grote veranderingen in de aantallen Kokmeeuwen en Scholeksters in deze omgeving. Rond het uitkomen van de eerste jonge Visdieven worden ook alle visdiefkolonies geteld. De Noordse Stern laat zich moeilijker tellen. Vaak zijn nesten binnen enkele dagen al weer leeg en vestigingen komen en gaan. Er is voor zowel Grote Stern, Visdief als Noordse Stern een integrale nestentelling uitgevoerd in de beste tijd (tegen het uitkomen van de eerste jongen), aangevuld met een tweede telling (naleg) na 3-4 weken. De datum voor de tweede telling wordt zo gekozen dat alle nesten van de eerste tellling inmiddels zijn uitgekomen. Omdat nesten van eenden niet allemaal even eenvoudig zijn op te sporen worden deze soorten op verschillende manieren geïnventariseerd. Bij Bergeend en Eider wordt het aantal paren bepaald aan de hand van het aantal gevonden nesten. Daarbij wordt een schatting gemaakt van het aantal nesten dat niet is gevonden. Dit verschilt per soort. Eiders op het nest worden eerder opgemerkt doordat ze meestal in vrij open terrein broeden en eerder van het nest vliegen dan andere eenden. Ook later in het seizoen zijn de uitgekomen en verlaten nesten nog goed te vinden. Bergeendnesten zijn iets moeilijker te vinden, maar verraden zich vaak wel door rondgestrooid dons, al dan niet het gevolg van predatie. Bij de Wilde Eend is naast het aantal gevonden nesten ook het aantal op het eiland aanwezige mannetjes bij de inventarisatie betrokken; de nesten liggen veelal goed verborgen in de vegetatie en veel vrouwtjes vliegen bij nadering niet op. De Middelste Zaagbek broedt zo verborgen dat het alleen mogelijk is het aantal zekere broedparen te bepalen door het aantal vrouwtjes met jongen te tellen. Vooral de laatste paar jaren worden nog maar sporadisch kleine jongen gezien, die ook vrij snel weer zijn verdwenen. De onderschatting van het werkelijke aantal broedparen wordt daardoor wel erg hoog. Met ingang van het seizoen 2007 worden dan ook territorium- en nestindicerende waarnemingen meegewogen bij de inventarisatie van deze soort. Het is vrij goed mogelijk daarbij onderscheid te maken tussen de soms grote aantallen overzomerende vogels en de broedvogels. In de Grevelingen, het belangrijkste broedgebied van de Middelste Zaagbek in Nederland, wordt sinds 2006 dezelfde methode toegepast (De Kraker 2007). Van de overige broedvogelsoorten is een schatting gemaakt aan de hand van het aantal territoria (Waterral, Tureluur, Graspieper) en/of het aantal gevonden nesten (overige soorten). 3.2 Broedresultaat De meeste broedvogels op Griend hebben kuikens die kort na de geboorte het nest verlaten (seminestvlieders), zodat niet kan worden achterhaald hoeveel kuikens er per nest uitvliegen. Peter Becker, onderzoeker in het Duitse Waddengebied, heeft een methode geïntroduceerd om het broedsucces te bepalen met behulp van enclosures. Rond een aantal nesten wordt een omheining gezet van enkele decimeters hoog. Hierdoor kunnen de kuikens niet ontsnappen en de ouders kunnen zonder problemen hun jongen blijven voeren. Zodoende is het mogelijk de kuikens tot aan het uitvliegen te volgen. Sinds 1992 wordt deze methodiek ook op Griend toegepast in kolonies van Kokmeeuw, Grote Stern en Visdief. De omheining is gemaakt van 50 centimeter hoog geplastificeerd kippengaas waarvan de onderste helft aan de binnenzijde is bedekt met plastic folie of worteldoek. Dit gebeurt om beschadiging van de snavelbasis te voorkomen. Binnen de enclosure worden de kuikens direct na het uitkomen op het nest geringd zodat later precies bekend is hoeveel kuikens er per nest zijn uitgevlogen. Om te bepalen of een vogel vliegvlug is zijn standaardmaten gebruikt; voor Grote Stern en Kokmeeuw een vleugellengte van minimaal 200 mm. Een Visdief wordt 18 dagen nadat hij uit het ei is gekomen vliegvlug beschouwd.
8
De in sommige jaren grote sterfte van jonge Grote Sterns in de enclosure, als gevolg van onder meer het kapen van vis door Kokmeeuwen, levert een erg laag broedsucces, dat veelal niet representatief is voor de gehele populatie. Dit heeft ons doen besluiten om in 2007 voor het laatst gebruik te maken van een enclosure om het broedsucces van de Grote Stern te bepalen. Eerder was ons al gebleken dat een beter beeld van het broedsucces van de Grote Stern is te verkrijgen door naar het aandeel geringde jongen in de kolonies te kijken. Voor een zo betrouwbaar mogelijk resultaat is daarom sinds 2009 het aantal jongen dat geringd wordt, verhoogd. Dit seizoen ringden we circa 1800 jongen. Van de meeste andere broedvogels liggen de nesten zo ver uit elkaar dat een enclosure plaatsen onbegonnen werk is. Om toch een uitspraak te kunnen doen over parameters als gemiddelde legselgrootte en uitkomstsucces per legsel is van een aantal algemene soorten (Bergeend, Wilde Eend, Eider, Scholekster, Stormmeeuw) een deel van de nesten gemarkeerd met een onopvallende genummerde stok. De stok wordt 1 meter ten noorden van het nest geplaatst. Elk nest is voor zover mogelijk 3 tot 4 keer bezocht. Bij eenden is bij ieder bezoek (voor zover mogelijk) eerst van afstand gekeken of het vrouwtje nog op het nest zit te broeden. Is dit het geval dan wordt het nest niet verder benaderd zodat het vrouwtje rustig door kan broeden. Is het vrouwtje niet aanwezig of vliegt zij op, dan wordt de inhoud van het nest gecontroleerd. De klassieke methode voor het berekenen van het uitkomstsucces leidt veelal tot een systematische overschatting van dit uitkomstsucces. Na afloop van het broedseizoen is dan ook waar mogelijk met behulp van de Mayfield-methode het uitkomstsucces berekend. Deze methode gaat uit van de overlevingskans van een legsel per dag. Niet zozeer het aantal legsels, maar het aantal controles van de legsels bepaalt de nauwkeurigheid van de berekening (Beintema 1992). Bij meerdere soorten wordt het uitkomstsucces per legsel gegeven. Een legsel wordt als succesvol beschouwd op het moment dat een ei uitkomt. In dit rapport is de Mayfield-methode niet gebruikt omdat bij de hiervoor in aanmerking komende soorten de bezoekfrequentie van de nesten te laag was. Bij een aantal soorten is aan het eind van het seizoen het aantal vliegvlugge jongen geteld en vervolgens gedeeld door het aantal broedparen. Deze manier van tellen geeft een globaal beeld van het broedsucces maar blijft een grove schatting aangezien vaak niet alle jongen kunnen worden gevonden. Het broedresultaat wordt op drie verschillende manieren weergegeven: ► uitkomstsucces: het percentage van de eieren of nesten dat uitgekomen is. ► uitvliegsucces: het percentage van de uitgekomen jongen dat vliegvlug geworden is. ► broedsucces: het gemiddeld aantal jongen dat per paar vliegvlug geworden is. 3.3 Het broedseizoen Gedurende de laatste vijf jaren (2006-2010) hebben op Griend 25 verschillende vogelsoorten gebroed, waarvan 17 jaarlijks (zie bijlage 2). Dit seizoen hebben we 21 broedvogelsoorten vastgesteld (de Soepeend wordt wel afzonderlijk genoemd, maar is geen aparte soort), waarvan er 7 op de Rode Lijst 2004 (Veerman 2004) staan: Middelste Zaagbek, Tureluur, Grote Mantelmeeuw, Grote Stern, Visdief, Velduil en Graspieper. Er zijn drie soorten waarvan een substantieel deel van de Nederlandse populatie op Griend broedt. Dit zijn Grote Stern (32%), Noordse Stern (26-29%) en Kokmeeuw (26-28%). De 1%-norm (een veelgebruikte kwalificatiedrempel) wordt verder nog gehaald door Grote Mantelmeeuw (8-10%), Velduil (6-7%), Visdief (5-6%), Middelste Zaagbek (3-4%), Eider (2%) en Stormmeeuw (1%). Zie bijlage 4 voor een compleet overzicht. Alle broedvogelsoorten van 2009 waren ook dit jaar als broedvogel aanwezig. Na een lange tijd van afwezigheid broedden Kluut en Spreeuw weer op Griend. Daarnaast waren er dit seizoen twee paar Velduilen. 9
Ondanks dat het geen springtij was, kwam het water in de middag van 19 juni erg snel op. Opgezweept door een noordwester bries met kracht 6-7 Bft. met een verhoging van 48 cm. werd een waterstand van 1,47 meter boven N.A.P. bereikt. Dit was voldoende om nagenoeg de hele kwelder onder water te laten verdwijnen. Hierdoor zijn vooral veel jonge Kokmeeuwen en Visdieven dood gegaan. Hoewel de meeste vogels op dat moment al jongen hadden, zijn naar schatting de volgende aantallen nesten weggespoeld: Lepelaar 3 Scholekster 10-tallen Kokmeeuw 100-en Zilvermeeuw 10 Grote Mantelmeeuw 1-2 Visdief 60 Noordse Stern 80
De Lepelaars waren uren lang van hun nesten af en hun eieren moeten geruime tijd in het koude zeewater hebben gedreven. Dat zal het broedsucces aanmerkelijk verlaagd hebben. Hieronder worden alle broedvogelsoorten besproken. Per soort wordt begonnen met een opsomming van de verzamelde gegevens. Daarbij wordt ook de hoogst vastgestelde broedcode (van Dijk 2004, Hustings et al. 1985) vermeld. Soorten met een broedcode lager dan 4 worden slechts bij uitzondering in de opsomming genoemd. Voor een verklaring van de broedcodes verwijzen we naar bijlage 5. Vervolgens worden de gegevens in de tekst waar nodig nader toegelicht en wordt uitgelegd welke telmethode gebruikt is. Van meerdere soorten zijn op kaartjes de broedplaatsen ingetekend. De kaartjes in dit hoofdstuk zijn door ons zelf samengesteld uit de door ons in 2010 ingemeten gemiddelde hoogwaterlijn (buitenste belijning, circa NAP +0,80 meter), de in 2010 door ons ingemeten buitenste rand van de aaneengesloten vegetatie ten tijde van de raaientelling en de globale vegetatiegrenzen van bestaand kaartmateriaal uit 1999 (www.kwelders.nl). Figuur 2 geeft een globaal overzicht van de landschappelijke zones op het eiland. Voor meer gedetailleerde informatie en de meest recente vegetatiekartering verwijzen we naar Kers et al. (2008). Mogelijk ten overvloede willen we hier benadrukken dat figuur 1 op pagina 1 van dit rapport geen actuele weergave is van de huidige vorm en grootte van Griend. De Haak is nagenoeg geheel verdwenen, en het zuidelijke restant daarvan is de huidige Zuidhaak. Bijlage 2 geeft per soort een overzicht van de aantallen broedparen op Griend in de periode 20012010. In bijlage 3 staat de verdeling van het aantal broedparen over het hoofdeiland (Griend) en de Zuidhaak.
10
Figuur 2. Broedvogelkaart Griend 2010 met globale aanduiding van landschappelijke zones. Geel = strand(vlakte), donkerbruin = duin, lichtbruin = rietvelden Noordstrand, groen = kwelder, wit =(oude) strandwal/hoge kwelder.
Lepelaar Platalea leucorodia Aantal broedparen Broedcode Eerste kuikens Broedsucces:
:4 : 16 : 1 juli; vanuit huis gevoerd zien worden door vrouwtje : 0,25 uitgevlogen jong per paar (n = 4)
Vanaf het begin van het seizoen waren er bijna dagelijks 1-8 Lepelaars aanwezig. Op ongeveer dezelfde plek waar vorig jaar een nest werd gebouwd, zagen we op 28 mei de eerste copulatie. Vanaf 1 juni zat er voor het eerst een vogel vast op het nest. In de daaropvolgende week ging ook een tweede paar tot broeden over. Van twee andere paren zagen we regelmatig copulaties, maar tot broeden kwam het niet. Rond 11 juni begon ook paar 3 met de eileg. Maximaal werden er toen 12 vogels in en bij de kolonie geteld. Op 19 juni kwam het water tot 1,47 meter boven N.A.P. Daarmee stond de kwelder grotendeels onder water, en ook de lepelaarnesten hadden naar schatting 10-20 centimeter water boven de nestrand staan. De Lepelaars verlieten de nesten en pas de volgende dag zagen we ze weer in broedhouding in de kolonie zitten. Op 24 juni werd snel een blik in de kolonie geworpen. We vonden 3 nesten met elk 2 eieren (zie figuur 3; coördinaten: 146.352-584.947). Rond 28 juni werd het eerste paar erg onrustig. Drie dagen later zagen we vanaf het huis voor het eerst een jong dat gevoerd werd door het vrouwtje. Enkele dagen daarna waren er in dit nest 2 jongen zichtbaar. Of de beide andere paren ook jongen hadden, was van afstand niet goed in te schatten. Toen we op 17 juli de kolonie in gingen om het jong te ringen, was er nog maar 1 jong over van paar 1. In de beide andere nesten lagen respectievelijk een niet vers dood jong van een paar dagen oud, en een vers dood jong van circa 1 week oud, samen met 1 ei (geen ontwikkeling).
11
Vanaf dat moment gingen met laag water alle Lepelaars naar het wad, en bleef het jong alleen in de kolonie achter. Dit jong is uiteindelijk succesvol uitgevlogen. Vanaf begin augustus nam de groep Lepelaars in en bij de kolonie snel in aantal toe. Op 4 augustus meldde Ben Hoentjen al 60 exemplaren. Het grootste aantal werd door Arie Baas c.s. gezien, tijdens een hoogwatertelling op 11 september. Er werden op die dag 80 exemplaren geteld.
Figuur 3. Ligging van de lepelaarkolonie op Griend in 2010.
Bergeend Tadorna tadorna Aantal broedparen Broedcode Eerste gevonden nest Eerste kuikens
: 25 : 16 : 13 mei; nest met 17 eieren op Noorddijk : 30 mei; paar met 7 kleine jongen
Ondanks dat er aan het begin van het seizoen veel Bergeenden aanwezig waren, viel het aantal gevonden nesten tegen. Uiteindelijk konden we er 14 voorzien van een neststok. Er zijn naar schatting 11 nesten gemist, zodat het totale aantal nesten circa 25 zal bedragen. De eerste 2 eieren van dit seizoen lagen gepredeerd op het dijkpad van de Noorddijk. Het eerste nest, boven op een duintop van de Noorddijk, vonden we op 13 mei. Het nest bevatte 17 netjes toegedekte eieren. Omdat de meeste nesten slechts 1-2 keer werden bezocht, kunnen er geen uitspraken worden gedaan over legselgrootte en uitkomstsucces. Op 6 data zagen we kleine jongen, al dan niet samen met oudervogels. Alle waargenomen jongen waren maximaal enkele dagen oud. De laatste 2 jongen liepen op 15 juli alleen op de kwelder. Op 15 juni vloog een vrouwtje op van een nest met circa 7 jongen. Over het lot van de op Griend geboren jongen is niets bekend. Er zijn ter plaatse in elk geval geen jongen vliegvlug geworden. Mogelijk zijn de ouders met hun jongen naar elders vertrokken. Predatie van jongen door meeuwen werd niet gezien. Wel werden de eieren met name door Zilvermeeuwen veelvuldig gepredeerd.
12
Wilde Eend Anas platyrhynchos Aantal broedparen Broedcode Eerste eieren Eerste gevonden nest Eerste kuikens
: 14 : 16 : 24 mei; vrouwtje opvliegend van 4 eieren : 9 mei; vrouwtje opvliegend van een nest vol kuikens : 9 mei; vrouwtje opvliegend van een nest vol kuikens
Regelmatig werden tellingen gehouden van op het eiland aanwezige mannetjes (tot 10 mei). Maximaal telden we 17 mannetjes waarvan 2 mannetje Soepeend op 18 april. Een van de wildkleur mannetjes was gepaard met het bekende crèmekleurige vrouwtje (zie Soepeend). Dit resulteert in 14 paren Wilde Eend en 3 paren Soepeend. Er werden slechts 3 nesten gevonden. Omdat Wilde Eenden nogal verscholen broeden en, hoewel meestal vrij schuw, sommige vrouwtjes met geen stok van het nest zijn te krijgen, zal het werkelijke aantal nesten hoger zijn. Ook broedt de soort soms erg vroeg, zodat ook daardoor nesten gemist kunnen zijn. Op 3 data zijn jongen gezien. Op 14 mei liep een vrouwtje met 10 kleine jongen bij de wilg. Op 18 mei zwom 1 klein jong in een kweldergeul, en op 25 mei liep een vrouwtje met kleine jongen in de Zuidbak. Alle waargenomen jongen waren maximaal enkele dagen oud.
Soepeend Anas platyrhynchos forma domesticus Aantal broedparen Broedcode Eerste kuikens
:3 : 12 : 16 mei; vrouwtje met 9 kleine jongen bij Bos
Naast 2 soepmannetjes, was ook dit jaar weer het crèmekleurige vrouwtje aanwezig (gepaard met een wildkleur mannetje). Dit vrouwtje broedde op de Huisdijk, iets westelijk van het Bos. Op 16 mei liep ze bij het Bos met 9 kleine jongen. Daarna is dit vrouwtje nog regelmatig gezien, maar zonder jongen.
Eider Somateria mollissima Aantal broedparen Broedcode Eerste gevonden nest Legselgrootte Eerste kuikens Broedsucces
: 78 : 16 : 12 april; vrouwtje opvliegend van 5 eieren bij Lichtopstand : 5,0 (n = 9 nesten, alleen complete legsels) : 5 mei; twee vrouwtje met elk 4 kleine jongen : 0,7 vliegvlug jong per paar
We vonden dit jaar 70 nesten, verspreid over alle hogere delen van het eiland. In het gebied in en rond de lepelaarkolonie is niet intensief naar nesten gezocht. We hebben naar schatting 8 nesten gemist. Dat brengt het totale aantal Eidernesten op 78. Van 9 nesten kon de legselgrootte worden bepaald. Deze varieerde van 4-6 eieren per nest: 3 x 4 ei, 3 x 5 ei, 3 x 6 ei. De gemiddelde legselgrootte bedroeg 5,0 eieren per nest. Van 35 nesten met bekende afloop kwamen 16 (46%) uit. De overige 19 nesten werden verlaten en/of gepredeerd. Aangezien de meeste nesten slechts 1-2 keer zijn bezocht, is geen gebruik gemaakt van de Mayfield-methode.
13
De eerste jongen zagen we op 5 mei. Op twee verschillende locaties zwom een vrouwtje met 4 kleine jongen. Het aantal jongen liep snel op naar een maximum van 96 op 17 mei. De pullentellingen hierna zijn onvolledig, maar een schatting van circa 52 groot gekomen jongen lijkt reëel. Dat zou neerkomen op een broedsucces van 0,7 jongen per paar.
Middelste Zaagbek Mergus serrator Aantal broedparen Broedcode Eerste kuikens
:2 : 12 : 9 juli; vrouwtje met 4-5 kleine jongen in de Baai
Aanvankelijk waren er nauwelijks aanwijzingen voor de aanwezigheid van potentiële broedvogels in het gebied. Meestal werden de vogels in groepen gezien, zoals een groep van 36 exemplaren op 8 mei. Alleen op 13 mei zagen we een paartje dat ter hoogte van de noordoosthoek van de Baai de vegetatie in vloog. Pas op 9 juli werd duidelijk dat er wel degelijk gebroed was. Op die datum zwom een vrouwtje met 45 pas uitgekomen jongen in de Baai. Op de beide opvolgende data zwom hetzelfde clubje bij de Westpunt. Daarna zijn ze niet teruggezien. Op 16 juli zwom een vrouwtje met 6 pas uitgekomen jongen in de hoofdgeul van de kwelder. Vervolgwaarnemingen ontbreken. Omdat er geen aanvullende waarnemingen zijn die duiden op de aanwezigheid van meer broedparen, blijft het aantal voor dit jaar (evenals in 2009) steken op 2. Het is niet aannemelijk dat de waargenomen jongen uieindelijk zijn uitgevlogen. Het broedsucces zal dan ook, net als in voorgaande jaren, nihil zijn. De grootste groep Middelste Zaagbekken werd dit jaar op 16 juni gezien. Er zaten toen 41 vogels op de Westpunt.
Waterral Rallus aquaticus Aantal broedparen Broedcode Eerste kuikens
:8 : 12 : 25 april; 1 klein jong bij huis
Op basis van meermalen op dezelfde plaats roepende vogels, en waarnemingen van kleine jongen, schatten we het aantal broedparen op minimaal 8. Mogelijk zijn de aantallen van deze lastig te inventariseren soort daarbij nog onderschat. Nesten werden niet gevonden. Wel lag er op 9 mei een dop van een waarschijnlijk uitgekomen ei in het hoge gras op de zuidelijke strandwal ter hoogte van de derde palenrij. Pas uitgekomen jongen (met eitand) werden gezien op 25 april (onderkoeld en later dood bij huis), 9 mei (webcamgeul overstekend in rietveld halverwege Baken) en 16 juni (kwelder zuidoost van huis). Op 23 juni lag een klein jong dood in een rietveld in de noordoosthoek van de Baai. Er zijn ook dit jaar en aantal Waterrallen door Velduilen gepakt. Op 26 april vonden we bij huis een zeer verse braakbal met daarin de resten van een circa 1 week oud Waterraljong. Op 25 mei lagen langs de Zuidbak resten van een door een Velduil gepakte volwassen vogel. In juni en juli werd sporadisch een enkele juveniel gezien bij de wilg. Hoeveel jongen er in werkelijkheid zijn uitgevlogen blijft bij deze heimelijk levende soort ongewis.
14
Scholekster Haematopus ostralegus Aantal broedparen : 487 Broedcode : 16 Eerste gevonden nest : 28 april; 3 nesten met elk 1 ei Gemiddeld legbegin : 9 mei (n = 7 nesten; spreiding 4 mei - 20 mei) Legselgrootte : 3,2 (n = 11 nesten, alleen complete legsels; spreiding 2-4 eieren) Eerste kuikens : 23 mei; 2 pas uitgekomen jongen in nest op de Zuidhaak Uitkomstsucces per legsel : 55,0% (klassiek, n = 20 nesten) Broedsucces : 0,05 jong per paar Tijdens de raaientelling (19 tot 24 mei) werden 19 nesten gevonden. Aangezien 4,06% van de totale eilandoppervlakte (met uitzondering van de Zuidhaak) is geteld, leverde dit totaal 467 nesten op. De Zuidhaak werd op 1 juni integraal geteld; hier vonden we nog eens 20 nesten. Daarmee komt het totale aantal nesten op 487. Dit is in dezelfde orde van grootte als in 2009. Tussen 28 april en 21 mei zijn min of meer at random 24 nesten op het westelijke deel van het eiland voorzien van een genummerde stok. Nagenoeg alle nesten bevatten bij het eerste bezoek 1-2 eieren. Deze nesten werden regelmatig gecontroleerd. De gemiddelde datum van het eerste ei was 9 mei (n = 7 nesten, alleen berekend bij nesten in de legfase). Van 11 nesten was de legselgrootte bekend; de gemiddelde legselgrootte bedroeg hier 3,2. Het lage aantal nesten is veroorzaakt doordat veel legsels in de legfase zijn verdwenen. Van 20 nesten is bekend of ze al dan niet zijn uitgekomen. 11 Wel, en 9 niet uitgekomen legsels resulteerden in een klassiek uitkomstsucces van 55,0%. Evenals in voorgaande jaren hebben we maar weinig jongen gezien. Verspreid over het eiland werden 10-tallen dode kleine en grotere jongen gevonden. Grotere donsjongen waren schaars. Om een beeld te krijgen van het broedsucces hebben we zo veel mogelijk jongen geringd vanaf het moment dat de ring niet meer van de tibia afgleed. Dit resulteerde in 17 geringde jongen, aanmerkelijk minder dan vorig seizoen; deze jongen waren voor een deel in vrij slechte conditie. We schatten dat er circa 25 jongen vliegvlug zijn geworden. Dit komt neer op een broedsucces van 0,05 jong per paar.
Kluut Recurvirostra avosetta Aantal broedparen Broedcode Eerste gevonden nest Legselgrootte Eerste kuikens
:1 : 16 : 19 mei; broedend op Zuidhaak : 3 (n = 1 nest) : 10 juni; ouder met 1 klein jong bij nest
Het laatste broedgeval van de Kluut op Griend stamt uit 1986. Dit seizoen zagen we op 19 mei voor het eerst een Kluut foerageren in een plasje langs de Zuidhaak. Even later vond daar vlakbij een aflossing op het nest plaats. Op 23 mei hebben we het nest gecontroleerd. Het lag op een zandstrandje tegen een pol Biestarwegras, ongeveer langs het midden van de noordzijde van de Zuidhaak, vlak bij de kolonie Noordse Sterns en het paar Grote Mantelmeeuwen aldaar. Het bevatte 3 eieren. Op basis van het gedrag van de oudervogels zullen de eieren op of rond 8 juni zijn uitgekomen. Op 10 en 12 juni zagen we in de omgeving van het nest een adult met 1 jong lopen. De volgende dag liepen beide ouders te foerageren in het midden van de Baai. Het jong was verdwenen.
15
Klutennest met 3 eieren op de Zuidhaak; Griend 23 mei 2010.
Tureluur Tringa totanus Aantal broedparen Broedcode Eerste gevonden nest Legselgrootte Eerste kuikens Broedsucces
: 11 : 16 : 29 april; nest met 4 eieren bij huis : 4,0 (n = 4 nesten) : 21 mei; nest met 4 jongen bij huis : minimaal 0,36 uitgevlogen jong per paar
Dit jaar zijn er 11 territoria vastgesteld op basis van nestvondsten, regelmatig op dezelfde plaats zingende Tureluurs en het alarmeren van vogels met jongen. Rondom het huis broedden vijf paren. Van vier daarvan hebben we het nest gevonden. Al deze nesten bevatten vier eieren. Ze lagen op een rechte lijn van oost naar west, circa 22 meter zuid van het huis. De onderlinge afstand tussen de nesten varieerde van 13 tot 24 meter. Van 1 nest werden de eieren gepredeerd. Kort daarvoor, op 13 mei, vonden we een losse kop van een volwassen Tureluur op de kwelder vlak bij dit nest. Deze vogel is vrijwel zeker door een Velduil geslagen. Van de overige 3 nesten kwamen alle jongen uit; 8 van de 12 jongen konden vlak na het uitkomen geringd worden. De overige paren bevonden zich langs de noordoosthoek van de Baai (1), langs de zuidrand van de Noorddijk ter hoogte van paal 700 zuid (1), bij de Hals (3) en langs de zuidrand van de Noorddijk ten oosten van de Hals (1). De globale ligging van deze territoria is weergegeven in figuur 4. De jongen bij huis zagen we maar zelden. Ze hielden zich voonamelijk schuil in de hoge vegetatie op de grens met de kwelder ten zuidoosten van het huis. Daardoor is het ook erg moeilijk iets over het broedsucces te zeggen. Enkele slechtweerperiodes in de jongentijd hebben waarschijnlijk wel voor verliezen gezorgd. Er zijn hier minstens drie jongen vliegvlug geworden. Elders op het eiland zijn geen jongen gezien. Uitgaande van minstens 4 uitgevlogen jongen, is het broedsucces minimaal 0,36 jong per paar.
16
Figuur 4. Ligging van de territoria/nesten van de Tureluur op Griend in 2010.
Zwartkopmeeuw Larus melanocephalus Aantal broedparen Broedcode Eerste gevonden nest Legselgrootte Broedsucces
:1 : 16 : 19 mei; nest met 2 eieren kokmeeuwkolonie zuid van huis : 2,0 (n = 1 nest) : 1,0 vliegvlug jong per paar (n = 1 nest)
Vanaf het begin van het seizoen waren regelmatig 1-5 Zwartkopmeeuwen aanwezig, waaronder een 2 kj vogel (mogelijk een van de twee vorig jaar op Griend geringde jongen?). Uiteindelijk kon van 1 paar het broeden worden aangetoond. Aanwijzingen voor de aanwezigheid van meer broedparen waren er niet. Op 19 mei vonden we het nest met 2 eieren in de kokmeeuwkolonie op de strandwal ten zuiden van het huis. De omgeving van het nest lag bezaaid met kokmeeuweieren. Beide partners waren in adult zomerkleed. Een van beiden droeg een kleurring (wit 31A7); deze was op 24 juni 2009 als 3 kj in Harlingen geringd door Frank Majoor. De partner was ongeringd. De gekleurringde vogel werd meermalen geobserveerd tijdens het aanslepen van kokmeeuweieren uit de kolonie. Daartoe vloog hij naar een ander gedeelte van de kolonie (ten noordwesten van het Baken), waar hij duidelijk niet welkom was. In de omgeving van zijn eigen nest werd hij wel getolereerd, maar daar werden ook geen eieren geroofd. Van de 2 jongen in het nest, stierf er een vrij snel na het uitkomen. Het andere jong kon op 16 juni (toen circa 1,5 week oud) geringd worden. Op 17 juli vingen we hem als vliegvlugge juveniel (in goede conditie) terug met het kokmeeuwslagnet op de kwelder bij huis.
17
Kokmeeuw Larus ridibundus Aantal broedparen Broedcode Eerste gevonden nest Gemiddeld legbegin Legselgrootte Uitkomstsucces per ei Eerste kuikens Eerste vliegvlugge jongen Uitvliegsucces Broedsucces
: 31408 : 16 : 23 april; enkele nesten met 1 ei : 6 mei (enclosures, n = 14 nesten, spreiding 28 april - 20 mei) : 2,83 (enclosures, n = 24 nesten, alleen complete legsels) : gemiddeld 87,5% (n = 68 eieren) : 18 mei; 1 jong en 2 eieren in eerste nest van 23 april : 20 juni; 1 juveniel vliegt rondje ten zuiden van huis : 45,4% (n = 59,5 uitgekomen eieren) : 1,13 vliegvlug jong per paar (enclosures, n = 24 nesten)
De eerste eieren werden op 23 april gelegd. Op deze datum vonden we een vers gepredeerd ei op het strand. In de kolonie troffen we op deze datum een nest met 1 ei aan. Enkele door de kolonies vliegende Zilvermeeuwen gaven aan dat er her en der al meer eieren te halen waren. Het eerste volledige legsel (3 eieren) vonden we op 28 april. Vooral in de eerste week van mei was er veel predatie van eieren door Zilvermeeuwen en Kleine Mantelmeeuwen. Met behulp van de raaimethode (31193 nesten, gebaseerd op 1268 nesten op de raaien) en de integrale telling van de Zuidhaak (215 nesten) werd bepaald dat er dit seizoen 31408 paren Kokmeeuwen op Griend hebben gebroed. De kans op verstoring van de overige broedvogels op de Zuidhaak was dit jaar te groot, waardoor er van deze soort geen nestentelling heeft plaatsgevonden. We hadden de indruk dat het aantal Kokmeeuwen op de Zuidhaak niet veel verschilde van het aantal in 2009, zodat we het aantal gevonden nesten van vorig seizoen hebben gebruikt. Ook voor een drietal raaien zijn de gegevens van 2009 gebruikt. Deze raaien liepen door en vlak langs de lepelaarkolonie. Ook hier zou tellen van deze raaien grote kans op verstoring hebben gegeven. De ligging van de kolonies wordt weergegeven in figuur 5. Kleine vestigingen van maximaal enkele 10-tallen paren, die vaak later in het seizoen rond sternenkolonies ontstaan, zijn niet in het kaartje opgenomen. Voor de bepaling van het broedsucces is gebruik gemaakt van dezelfde drie enclosures in de omgeving van het Baken als in 2009. Het heeft er alle schijn van dat Kokmeeuwen liever buiten dan binnen de grenzen van een enclosure broeden wanneer die, zoals de laatste jaren gebruikelijk is, de winter over blijft staan. Daardoor zijn er ook nu weer een paar stroken met nesten aan de enclosures 2 en 3 toegevoegd. Twee nesten, die net buiten een enclosure lagen, zijn door ons ongeveer 1 meter verplaatst, zodat zij wel binnen de grenzen van de enclosure vielen. Deze verplaatsingen zijn door de oudervogels probleemloos geaccepteerd. De coördinaten van het centrum van de drie enclosures bleven nagenoeg ongewijzigd (meting 2009): enclosure 1: 145.929-585.092 enclosure 2: 145.920-585.063 enclosure 3: 145.911-585.063 In de enclosures werden 24 legsels gevolgd. De gemiddelde datum van het eerste ei bedroeg 6 mei (n = 14 nesten). Voor de berekening van de gemiddelde legselgrootte konden alle 24 nesten gebruikt worden. Van 1 paar verdween het eerst gelegde ei kort na het leggen door predatie. Daarna werden er nog 3 eieren bijgelegd. Voor dit paar is als legselgrootte 3 aangehouden. Het is niet ondenkbaar dat van de in totaal 4 tweelegsels, er ook 1 ei is gepredeerd. In deze 24 nesten werden 68 eieren gelegd, wat resulteerde in een gemiddelde legselgrootte van 2,83 eieren per nest. Van alle 68 gelegde eieren kwamen er 58-61 uit, zijnde 85,3% - 89,7% (gemiddeld 87,5%) van het totaal. Van de uitgekomen eieren zijn uiteindelijk 27 jongen (45,4%) uitgevlogen. Het gemiddelde aantal vliegvlug geworden jongen per paar (begonnen legsel) bedraagt dan 1,13. Een broedsucces van 1,0 wordt als voldoende beschouwd om de populatie in stand te houden (Stienen et al. 1998). 18
Figuur 5. Ligging van de kolonies van de Kokmeeuw op Griend in 2010.
Van alle uitgevlogen jongen in de enclosures is een conditiescore berekend. Als maat voor de conditie werd het quotiënt van gewicht (in gram) en lengte van kop + snavel (in millimeter) genomen op de meetdatum die het dichtst bij het moment van uitvliegen lag (vleugellengte 200 mm.). Voor 2010 bedroeg de gemiddelde conditiescore 3,2 (spreiding 2,56-3,73). Deze waarde week niet wezenlijk af van die gemeten in de voorgaande jaren 2004 (3,3), 2005 (3,5), 2006 (3,4), 2007 (3,3), 2008 (3,3) en 2009 (3,3). Ook dit jaar stierven veel jongen tijdens langere periodes met regen en wind, met name tijdens het hoge water van 19 juni. Daarmee lijkt ook nu het broedsucces met name bepaald door de jongensterfte. Blijkbaar lukt het Kokmeeuwen op Griend niet om meer dan 1 jong groot te brengen, ondanks dat bij de meeste paren alle 3 eieren uitkomen. Het ligt voor de hand om aan te nemen dat de beschikbaarheid van voedsel daarbij een belangrijke rol speelt.
Stormmeeuw Larus canus Aantal broedparen Broedcode Eerste gevonden nest Gemiddeld legbegin Legselgrootte Uitkomstsucces per legsel Eerste kuikens Broedsucces
: 57 : 16 : 5 mei; 6 nesten met 1 ei op de Westpunt : 14 mei (n = 18 nesten; spreiding 5 - 26 mei) : 2,65 (n = 43 nesten, alleen complete legsels) : 65,4% (klassiek, n = 52 begonnen legsels) : 6 juni; 1 klein dood jong in de kolonie : minimaal 0,79 en maximaal 1,89 vliegvlug jong per paar
Het aantal broedparen handhaafde zich op hetzelfde hoge niveau als de afgelopen jaren. Ondanks dat de beschikbare hoeveelheid broedhabitat op de Westpunt steeds kleiner wordt, heeft er nog geen verplaatsing van de kolonie in oostelijke richting plaatsgevonden. Op vijf nesten na, lagen alle nesten nog ten westen van het Bootpad (zie figuur 6). Buiten deze kolonie werden geen nesten gevonden.
19
Uiteindelijk hebben er minimaal 57 paren gebroed. Daarbij is rekening gehouden met paren die na het mislukken van hun eerste poging, later opnieuw zijn begonnen met broeden. De nesten zijn minder frequent gecontroleerd dan in voorgaande jaren (gemiddeld 2-3 keer). Het gemiddelde legbegin en de legselgrootte weken niet af van die van 2009. Een legsel van 6 eieren, zeer waarschijnlijk gelegd door twee vrouwtjes, is niet in de berekening meegenomen. Van dit nest zijn minstens twee jongen uitgekomen. We vonden twee nesten met daarin ook een dwergei. Er zijn minder legsels uitgekomen dan vorig jaar, maar ook nu was het aantal vervolglegsels gering. Het eerste (dode) kleine jong vonden we op 6 juni. In de periode daarna kwamen we maar weinig jongen tegen, ondanks dat meer dan de helft van de nesten sporen van uitgekomen nesten bevatte. In de dichte vegetatie lukt het de jongen blijkbaar goed om zich te verstoppen. Daardoor zal in het verleden het broedsucces zeker zijn onderschat. Enkele ringsessies leverden slechts 13 ringbare jongen op. Daarvan zijn er later geen jongen dood teruggevonden. In juli hebben we een drietal keren het aandeel geringde jongen op het strand rondom de kolonie bepaald. Van totaal 58 jongen droegen 7 (12,1%) een ring. Er zijn minimaal 45 jongen tegelijkertijd gezien. Dit geeft een minimaal broedsucces van 0,79 uitgevlogen jong per paar. Het aandeel geringden doet echter vermoeden dat er veel meer jongen zijn uitgevlogen, namelijk 108! Dit zou resulteren in een broedsucces van 1,89. Vermoedelijk ligt de waarheid ergens in het midden, aangezien het vaak niet eenvoudig is om op afstand te bepalen of eeen jong al dan niet geringd is. Maar een goed broedseizoen was het voor de Stormmeeuw zeker wel.
Figuur 6. Ligging van de kolonie van de Stormmeeuw op Griend in 2010.
Kleine Mantelmeeuw Larus graellsii Aantal broedparen Broedcode
: 10 : 16
Sinds 2005 schommelt het aantal broedparen tussen 8 en 12. Dit jaar telden we 10 paren. Tellingen van aanwezige paren vanaf het huis, in combinatie met nestvondsten en aanvullende tellingen van gebieden die vanaf het huis niet te overzien waren, resulteerden in de volgende verdeling van
20
broedparen over het eiland: kwelder (8), noordelijk dijkvoet bij rietvelden Noordstrand (1) en schelpenstrand Noordstrand (1). Nesten van de Kleine Mantelmeeuw zijn soms moeilijk te onderscheiden van die van de Zilvermeeuw. Een deel van de legsels zal daardoor mogelijk door ons opgeruimd zijn (zie Zilvermeeuw). Er zijn geen jongen vliegvlug geworden.
Zilvermeeuw Larus argentatus Aantal broedparen Broedcode Eerste gevonden nest
: 50 : 16 : 28 april; 1 nest met 3 eieren
Het beheer op Griend is er op gericht te voorkomen dat de Zilvermeeuw beschikbaar biotoop van de sterns inneemt. Momenteel broeden de Zilvermeeuwen voornamelijk op plaatsen waar geen sterns broeden of dit in het recente verleden gedaan hebben. Aanvankelijk hebben wij ons (vanaf 2002) beperkt tot het stelselmatig verwijderen van de eieren en nesten. Dit heeft niet geleid tot een afname van het aantal broedparen. Aangezien het opsporen van de nesten en het later verwijderen van de eieren een tijdrovende en verstorende bezigheid is, zijn we in 2007 begonnen met het tevens opruimen van de broedvogels zelf. Tot en met 2009 zijn er in drie jaar 232 adulte Zilvermeeuwen op het nest gevangen. Het aantal broedparen is sindsdien aanmerkelijk gedaald. Dit jaar hebben we minder energie gestoken in het vangen van volwassen Zilvermeeuwen. Er zijn acht adulte vogels gevangen op locaties in de nabijheid van sternkolonies. Daarnaast werden wel alle nesten opgespoord en de eieren kapot geprikt. Rekening houdend met een klein aandeel herleggers, voornamelijk van vroeg gepredeerde legsels, en enkele door ons gemiste nesten schatten we het aantal broedparen, evenals in 2009, op 50. Ondanks intensief zoeken zijn ook dit jaar een aantal nesten, die erg verborgen lagen in de hoge vegetatie, aan onze aandacht ontsnapt. Tijdens tellingen in de tweede en derde decade van juli werden maximaal 10 net vliegvlugge jongen op het strand geteld.
Grote Mantelmeeuw Larus marinus Aantal broedparen Broedcode Eerste gevonden nest Eerste kuikens Broedsucces
:4 : 16 : 29 april; nest met 1 ei op de Zuidhaak : 1 juni; 2 pas uitgekomen jong op de Zuidhaak : 1,7 vliegvlug jong per paar (n = 3 nesten) : 1,3 vliegvlug jong per paar (n = 4 paren)
Nadat de Grote Mantelmeeuw zich in 2002 met 1 broedpaar op Griend vestigde, is het aantal langzaam opgelopen tot vier in 2010. De Nederlandse populatie bedroeg in 2009 naar schatting 42-50 broedparen (Boele et al. 2011), zodat op Griend 9% van de Nederlandse populatie van deze Rode Lijst-soort broedt (zie bijlage 4). Op basis van gedrag, broedlocatie en kleurringen nemen we aan dat in 2010 dezelfde drie broedparen aanwezig waren als vorig seizoen. Daarnaast vestigde zich een nieuw paar langs de hoofdgeul van de kwelder, ter hoogte van het zuidwestelijke deel van de Hals. Zie figuur 7 voor de locaties van de nesten in 2010. Het oudste paar kon zich niet langer handhaven op het meest noordelijke deel van de Zuidhaak doordat de broedlocatie door afslag was verdwenen. Zij maakten dit jaar de sprong naar het meest westelijke puntje van de Westpunt. De jongen kwamen op 6 juni uit. Na ze op 28 juni geringd te
21
hebben, zijn alle drie de jongen succesvol uitgevlogen. Op 4 oktober 2010 werd een van hen vers dood aangetroffen langs de Friese zeedijk. Het paar van de Zuidhaak begon dit jaar uitzonderlijk vroeg. Al op 23 april zagen we nestbouw, en op 29 april lag het eerste ei in het nest. Op 1 juni lagen er twee kleine jongen in het nest. Het derde ei is niet uitgekomen (geen ontwikkeling/niet bevrucht). Beide jongen hebben we op 23 juni geringd en ze zijn uiteindelijk succesvol uitgevlogen. Het bekende paar van de oostrand van de Hals (waarvan het vrouwtje kleurringen draagt en in 2000 in de Europoort is geboren), was ook dit jaar aanwezig, maar ondanks intensief zoeken werd geen nest gevonden. Het gedrag van dit paar wees ook niet op de aanwezigheid van nest en/of jongen, hoewel het gedrag zoals bij alle Grote Mantels erg heimelijke en voorzichtig is. Opmerkelijk was dat er eind juli op deze plek wel op ons werd gedoken, maar we gaan ervan uit dat dit paar dit jaar niet aan de eileg is begonnen. Mogelijk heeft dat te maken met de fysieke gesteldheid van het mannetje. Hij is, evenals vorig jaar, kreupel. Ook in de jaren daarvoor was dit paar niet succesvol, hoewel er toen wel eieren werden gelegd. Toen was het (mogelijk andere?) mannetje niet kreupel.
Grote Mantelmeeuwen met donsjongen op de Westpunt; Griend 28 juni 2010.
Langs de noordrand van de hoofdgeul van de kwelder, ter hoogte van de Hals, vestigde zich een nieuw paar, waarvan beide partners ongeringd waren. Op 6 mei zagen we hier voor de eerste keer nestbouw, en de eerste copulatie noteerden we op 23 mei. Tijdens een nestcontrole op 24 mei lag er 1 ei in het nest. Daarna hebben er geen controles meer plaatsgevonden, vanwege de in de nabijheid broedende Lepelaars. Op 20 juni stonden beide vogels langdurig te niksen nabij het nest. De eieren waren zeer waarschijnlijk wegggespoeld door het hoge water. Uiteindelijk hebben dus alleen de twee oudste broedparen van Griend voor nakomelingen gezorgd. Er zijn 5 jongen uitgevlogen. Van de drie paren die met de eileg zijn begonnen, was het broedsucces 1,7 vliegvlug jong per paar. Van alle vier paren samen was dit 1,3 vliegvlug jong per paar.
22
Figuur 7. Ligging van de nesten van de Grote Mantelmeeuw op Griend in 2010.
Bij beide paren met jongen vonden we in de eerste paar weken na het uitkomen diverse voedselresten op en nabij de nesten. We noteerden 2 strandkrabben, 2 scharren, 2 schollen en 10 gewone garnalen. Eenmaal kotste een jong een mengeling van vis en garnalen uit tijdens het hanteren.
Grote Stern Sterna sandvicensis Aantal broedparen : 6113 Broedcode : 16 Eerste gevonden eieren : 23 april; 1 gepredeerd ei noordoosthoek Baai Eerste gevonden nest : 26 april; 9 nesten met 1 ei Eerste kuikens : 24 mei; 10-tallen jongen van 0-3 dagen oud in kolonie Noorddijk Eerste vliegvlugge jongen : 24 juni; 1 vliegend jong (waarschijnlijk ook al eerder) Broedsucces : 0,70 vliegvlug jong per paar De kolonie Grote Sterns op Griend is in omvang de grootste van Nederland. De laatste 10 jaar broedt gemiddeld 56% van de Nederlandse Grote Sterns op Griend. Van de Grote Sterns in het Nederlandse Waddengebied broedt gemiddeld 85% op Griend. Gedurende de eerste weken van april namen de aantallen op de wadplaten rondom het eiland langzaam toe tot circa 1100 op 22 april. Op 23 april lag het eerste gepredeerde ei (waarschijnlijk door een Kokmeeuw) op het strand. Op 26 april zagen we in de eerste twee vestigingen, op het noordwestelijke deel van het eiland, repectievelijk 6 nesten en 1 nest met elk 1 ei. Vervolgens vestigden zich op nog 6 plaatsen nieuwe vogels en de laatste kolonie werd gesticht op 13 mei. Figuur 8 laat de ligging van de verschillende kolonies zien. Aanvankelijk waren de kolonies erg klein; pas vanaf 13 mei begonnen de aantallen toe te nemen. In alle kolonies zijn de nesten geteld tussen 15 en 25 mei. Tijdens de telling werden de kolonies met behulp van lange stokken in circa 2 meter brede stroken verdeeld, waarna in deze stroken het aantal nesten werd geteld (grotendeels per nest, soms per groep van vijf nesten) met behulp van een
23
handteller. Totaal telden we in deze eerste ronde 6019 nesten. In figuur 8 staan het aantal getelde nesten per kolonie aangegeven. Ruim vier weken na de eerste telling, tussen 17 en 28 juni, zijn de kolonies opnieuw geteld. Naast nesten van vogels die na het mislukken van het eerste broedsel een tweede poging wagen, worden op deze wijze ook de nesten van later arriverende vogels meegenomen. Er wordt aangenomen dat deze late vogels grotendeels bestaan uit jonge vogels die waarschijnlijk voor het eerst een broedpoging wagen. Het broedsucces van deze vogels is nagenoeg altijd nihil. Deze nalegtelling leverde slechts 94 nesten op. Voor het eerst werden er daarbij ook legsels gevonden in en rondom de rietvelden op het Noordstrand. Bij de nalegparen kwam slechts een handjevol jongen uit het ei. Vrij snel daarna waren alle eieren en jongen verdwenen. In figuur 8 staat het aantal naleggers tussen ( ). Het totale aantal broedparen komt daarmee op 6113, een afname van 16% ten opzichte van 2009. We moeten teruggaan tot 1997 om een lager aantal (5000 paren) tegen te komen.Na piekaantallen in 20022005 is het aantal broedparen de laatste jaren flink gedaald (zie bijlage 2).
Figuur 8. Ligging van de kolonies en het aantal nesten per kolonie van de Grote Stern op Griend in 2010. De aantallen betreffen de eerste telling tussen 15 en 25 mei. Tussen ( ) staat de naleg-telling.
Het broedsucces van de Grote Stern wordt sinds 2008 niet meer bepaald met behulp van enclosures (Lutterop & Kasemir 2009). Om toch een beeld te krijgen van het broedsucces wordt gebruik gemaakt van de capture-recapture methode. Daarbij wordt telkens binnen enkele dagen na een ringsessie van al wat grotere jongen in een kolonie, een tweede ringsessie gehouden, waarbij ook wordt bijgehouden welk aandeel van de aangetroffen jongen al geringd is. Op deze manier is het mogelijk het totale aantal grote jongen in een kolonie te berekenen. In vijf kolonies (samen goed voor 72% van de broedparen van de eerste nestentelling) is op deze wijze het broedsucces bepaald. Het gewogen gemiddelde hiervan, 0,70 uitgevlogen jongen per paar, wordt gezien als representatief voor de gehele Griendpopulatie. Daarmee was het een vrij goed broedseizoen voor de soort. Met uitzondering van een groot aantal kleine jongen uit het tweede ei van een legsel, vonden we maar weinig dode jongen in de kolonies. Ook werden af en toe vissen (voornamelijk
24
haring) uitgekotst door jongen die gehanteerd werden tijdens het ringen. De meeste jongen waren in een goede conditie. Hoewel het erg verleidelijk is om, zodra de (bijna) vliegvlugge jongen op het strand verschijnen, hier ook het aandeel geringde jongen te gaan bepalen, geeft dit waarschijnlijk een vertekend beeld. Grote Sterns kunnen het eiland al kort na het vliegvlug worden van de jongen verlaten. Tijdens het ringwerk troffen we twee jongen aan die opvallend lichtbruin gekleurd waren, en daarmee erg afweken van alle andere kleurvormen die we in de loop der jaren waren tegengekomen. Een daarvan kon geringd worden. Het ringnummer van het toen inmiddels vliegvlugge jong lazen we op 5 juli af op het strand (zie foto omslag). Het bleek te gaan om een kleurmutatie genaamd “Brown” (van Grouw 2006, schriftelijke mededeling). Over deze vogel, en over waarnemingen van een zelfde mutant elders in Nederland en in Groot-Brittannië hebben we onlangs een artikel geschreven (Lutterop & Kasemir 2011).
Juveniele Grote Stern, badderend in de Baai; Griend 28 juni 2010.
Visdief Sterna hirundo Aantal broedparen : 829 Broedcode : 16 Eerste gevonden nest : 5 mei; 1 nest met 1 ei in kolonie zuid van huis Eerste kuikens : 5 juni; 4 pas uitgekomen jongen op verschillende locaties Eerste vliegvlugge jongen: 28 juni; 1 jong vliegend kwelder bij huis Legselgrootte : 2,77 (enclosures, n = 31 nesten, alleen complete legsels) Broedsucces : 0,81 vliegvlug jong per paar (enclosures, n = 32 nesten) : 0,37 vliegvlug jong per paar (schatting hele eiland) Het aantal broedparen van de Visdief is ten opzichte van vorig jaar flink gedaald. Dit is onderdeel van een ontwikkeling die al langer gaande is. Hieromtrent is vrij recent een artikel verschenen (Stienen et 25
al. 2009), waarin wordt geconcludeerd dat de afname op Griend wordt verklaard door een structureel laag broedsucces en emigratie naar andere broedgebieden. Het eerste nest (met daarin 1 ei) vonden we op 5 mei in de kolonie zuid van het huis. Daarna duurde het tot 13 mei voordat er meer legsels werden gevonden. De eerste volledige 3-legsels lagen op 17 mei bij het Baken en in de kolonie zuid van het huis. Daarmee was de soort dit seizoen aan de late kant. Het aantal broedparen is bepaald door rond het uitkomen van de eerste eieren alle op het eiland aanwezige nesten te tellen. In de grotere kolonies werden de getelde nesten deels voorzien van kleine kunststof stokjes, die later weer werden verzameld. Ook werden getelde nesten voorzien van plantenbladeren/grassprieten. Op deze wijze werden dubbeltellingen voorkomen. De kolonies werden geteld tussen 23 mei en 14 juni. Totaal telden we 721 nesten, met de grootste aantallen in de kolonies rondom het huis en op de Hals. De locaties en de aantallen per kolonie staan vermeld in figuur 9. Later in het seizoen vonden we langs het Noordstrand, en ook in de bestaande kolonies, diverse nieuwe legsels. Naast vogels die na het verlies van hun eerste legsel opnieuw zijn begonnen, zullen hier ook nieuwe broedvogels tussen hebben gezeten. Daarom is er vier weken na de eerste telling (tussen 23 juni en 4 juli) een tweede telling gehouden. Dit leverde nog eens 108 nesten op. Een groot deel daarvan (40 nesten) werd geteld in de kolonie op de Hals. Het totale aantal broedparen komt daarmee op 829. Omdat in de beide oude enclosures van 2009 maar weinig (10) paren tot broeden overgingen, zijn in de nabije omgeving nog twee enclosures gebouwd. De gegevens zijn hier voor alle vier enclosures samengenomen. Er werden totaal 32 nesten begonnen, waarin 87 eieren werden gelegd.
Figuur 9. Ligging van de kolonies en aantal nesten per kolonie van de Visdief op Griend in 2010. De aantallen betreffen de eerste telling tussen 23 mei en 14 juni. Tussen ( ) staat de naleg-telling.
Eén legsel verdween na het leggen van het eerste ei. Daarmee werd de gemiddelde legselgrootte 2,77 eieren per compleet legsel. Van 29-30 nesten kwam minstens 1 jong uit het ei, wat resulteerde in een gemiddeld (hoog!) uitkomstsucces van 92% (n=32 nesten). Het aantal uitgekomen eieren bedroeg 6178. Dat leverde een uitvliegsucces op van 33%-43%.
26
Het vrij lage uitvliegsucces zal deels zijn veroorzaakt door het hoge water van 19 juni. Zo vonden we bijvoorbeeld op 22 juni veel halfwas jongen dood in de kolonie zuid van het huis (maar nauwelijks in de enclosures aldaar). Ook was meerdere malen een Velduil in de kolonie present. Daardoor is mogelijk het aantal uitgekomen jongen onderschat, indien deze vlak na het uitkomen waren gepredeerd. Er werden ook enkele resten van oudere visdiefjongen gevonden die ten prooi waren gevallen aan een Velduil. Het voedelaanbod was niet optimaal. Ondanks dat er regelmatig geschikte prooien naar de kleine jongen werden gebracht, waren er ook diverse paren die te grote platvis (Schol) aanbrachten. Hun jongen zullen vrijwel zeker zijn verhongerd. Er zijn uiteindelijk 26 jongen vliegvlug geworden. Dit resulteerde in een vrij hoog broedsucces van 0,81 vliegvlug jong per paar. Dit getal is echter niet representatief voor de gehele broedpopulatie op Griend. Alleen in de grote kolonie op het Noordstrand konden we een paar grotere jongen ringen. In de overige kolonies zijn wel sporadisch kleine jongen gezien, maar er zijn waarschijnlijk maar zeer weinig jongen uitgevlogen. In al deze kolonies tesamen schatten we het broedsucces op 0,05. Ook in de rest van de kolonie rondom het huis was het broedsucces duidelijk lager dan binnen de enclosures. Het werd hier door ons bepaald op 0,5, met behulp van capture-recapture van geringde grote jongen. Daarmee kwamen we voor dit seizoen uit op een overall broedsucces van 0,37 vliegvlug jong per paar. Monitoring van concentraties van gifstoffen in eieren van de Visdief op Griend (Becker et al. 2004) heeft aangetoond dat van een aantal stoffen de concentraties toenemen. In welke mate deze stoffen ook in de jongen terechtkomen, en mogelijk mede een rol spelen in de overlevingskansen van deze jongen is niet bekend. Onderzoek naar de invloed van gifstoffen op het broedsucces van diverse zeevogels in Duitsland (Munoz Cifuentes 2004) heeft aangetoond dat bij meerdere soorten, waaronder ook de Visdief, bepaalde gifstoffen het broedsucces negatief beïnvloedden.
Noordse Stern Sterna paradisaea Aantal broedparen Broedcode Eerste gevonden nest Eerste kuikens Broedsucces
: 302 : 16 : 9 mei; 1 nest met 1 ei langs Noordbak : 4 juni; minstens 5 jongen van 0-1 dagen oud in de oostelijke kolonie op het Noordstrand : 0,01 vliegvlug jong per paar
In 2002 schreven we (Kasemir & Lutterop 2002) nog dat de helft van de 2000 broedparen Noordse Sterns in de Nederlandse Waddenzee op Griend broedde. Daarna is de soort hier sterk in aantal achteruit gegaan. Deels zal dit een tellerseffect zijn, maar het is aannemelijk dat de soort ook daadwerkelijk in aantal is afgenomen. Sinds 2006 lijkt het aantal paren zich te stabiliseren tot 300 400 paren. Het eerste nest met 1 ei vonden we op 9 mei langs de oostrand van de Noordbak. Daar lagen ook resten van minstens 3 gepredeerde eieren. Hier houdt al jarenlang een kleine kolonie Noordse Sterns met minimaal succes stand langs de rand van de kokmeeuwkolonie. Het aantal broedparen is ook dit jaar bepaald door rond het uitkomen van de eerste jongen alle op het eiland aanwezige kolonies te tellen (periode 18 mei – 8 juni). Zo werden 243 nesten geteld. De grootste kolonie bevond zich in de lage open begroeiing op het Noordstrand, richting de Oostpunt (91 nesten). De naleg is circa 4 weken later geteld tussen 24 en 27 juni. Dit leverde nog eens 59 nesten op, zodat het totale aantal broedparen dit seizoen 302 bedraagt. Zie figuur 10 voor een overzicht van de aantallen nesten per kolonie. 27
In meerdere kolonies werden rond het uitkomen van de eieren kleine jongen (0-2 dagen oud) gezien, maar oudere kuikens (ouder dan 1 week) waren ronduit schaars. Ondanks intensief zoekwerk konden slechts 8 jongen geringd worden (3 van 0-2 dagen oud, 5 van circa 1 week oud). De kans dat deze jongen allemaal zijn uitgevlogen achten we zeer klein. Er zullen naar schatting 0-5 jongen vliegvlug zijn geworden, resulterend in een broedsucces van 0,01. Voedselgebrek lijkt wederom de hoofdoorzaak van het mislukken van het seizoen. Tijdens de stormvloed in juni zijn circa 80 nesten weggespoeld. Dat zal het lage broedsucces niet noemenswaardig hebben beïnvloed.
Figuur 10. Ligging van de kolonies en aantal nesten per kolonie van de Noordse Stern op Griend in 2010. De aantallen betreffen de eerste telling tussen 18 mei en 8 juni. Tussen ( ) staat de naleg-telling.
Velduil Asio flammeus Broedparen Broedcode
:2 : 15
Op 13 mei troffen we een nest met drie jongen aan op de noorddijk ter hoogte van paal 600. De twee oudste jongen waren 10-14 dagen oud; deze hebben we op 24 mei geringd. Het derde jong was erg achtergebleven en niet alert; dit jong is zeer waarschijnlijk niet uitgevlogen. Dat er daarnaast ook een tweede paar aanwezig moest zijn, bleek onder meer uit de vondst van een gepredeerd nest op 28 april. Rond deze datum zagen we ook een aantal malen een vrouwtje dat niet bij het eerder genoemde paar hoorde. Mogelijk is het dit tweede vrouwtje, dat later een tweede keer tot eileg is overgegaan. Op 28 juni zat er een nog niet vliegvlug jong op het dijkpad, dat zojuist een verse spreeuwenbout had gekregen van een van de ouders. Op 4 juli troffen we dit jong op dezelfde plek dood aan.
28
Graspieper Anthus pratensis Aantal broedparen Broedcode
: 30 : 14
De soort is als broedvogel na 2001 sterk in aantal afgenomen. Mogelijk is dit ten dele een tellerseffect, maar er heeft ongetwijfeld ook een reële afname plaatsgevonden. De laatste jaren schommelden de aantallen tussen 20 en 35 broedparen. De telling van het aantal paren Graspiepers vindt meestal plaats bij mooi weer, tijdens de laatste dagen van april. Dit jaar hebben we op 28 april onder gunstige weersomstandigheden de hogere delen van het eiland afgelopen en alle zingende, alarmerende, eenlingen en als paren opererende vogels geturfd. Dit leverde 30 (gemaakte) broedparen op. De verdeling over het eiland was als volgt, met tussen haakjes de aantallen van 2009: Noorddijk 23(21), Hals 1(1), Huisdijk 2(1), kwelder 1(1), rietvelden Noordstrand 2(1) en Zuidpunt 1(1).
Figuur 11. Globale ligging van de Graspieper-territoria op Griend in 2010.
Figuur 11 laat de globale ligging van de territoria zien. De aantallen op de Noorddijk staan schematisch en gecentreerd per 100 meter weergegeven, aangezien tijdens de telling steeds het aantal territoria tussen twee opeenvolgende palen (met tussenruimte van 100 meter) werd bepaald. We vonden dit seizoen geen nesten (er werd ook niet specifiek naar gezocht). Alleen op de Huisdijk bij huis zagen we meerdere malen oudervogels met voer rondvliegen. Er zijn ook nagenoeg geen pas vliegvlugge jongen gezien. Later in het seizoen, in juli, vlogen er wel kleine groepjes juvenielen rond, maar die zouden evengoed van elders afkomstig kunnen zijn. Over het broedsucces van de soort durven we dan ook niet meer te zeggen dan dat het waarschijnlijk erg laag was.
29
Spreeuw Sturnus vulgaris Aantal broedparen Broedcode
:1 :9
In 1999 heeft er voor het laatst een paartje Spreeuwen op Griend gebroed. Nadat in 2007 het nieuwe huis in gebruik werd genomen, hebben we zowel een spreeuwenkast (westzijde) als een spreeuwenpot (oostzijde) aan de muur gehangen. Daarvoor was in de voorgaande jaren geen belangstelling, maar op 12 april werd de nestkast bezocht door een paartje waarvan de man al een paar dagen op de balustrade zat te zingen. Op 13 april zagen we het vrouwtje voor het eerst met nestmateriaal de kast in gaan. Op 19 april hebben we het vrouwtje geringd. Daardoor was ze te onderscheiden van de andere Spreeuwen die af en toe poolshoogte kwamen nemen. Beide partners bleven nestmateriaal aanslepen tot 22 april. Na 22 april is het vrouwtje niet meer gezien. Bij controle bleek het nest nog niet af. De vogels waren net begonnen met de binnenbekleding van veren. Het mannetje bleef tot 26 april zingen bij huis en in het bos, maar was daarna ook verdwenen. We vermoeden dat het vrouwtje is gepakt door de in die periode dagelijks rond het huis jagende Velduil. Mogelijk is ook het mannetje ten prooi gevallen aan de uil. Het kan ook zijn dat hij verder is getrokken na het verlies van zijn partner.
Groepje Eidervrouwtjes boven de kwelder; Griend 22 juni 2010.
30
4 LITERATUUR Naast in de tekst aangehaalde literatuur, bevat deze lijst ook titels welke anderszins werden geraadpleegd bij de totstandkoming van dit rapport. Anonymus 2000. Soorten, namen en soortvolgorde. SOVON-Nieuws 13(1): 21. Becker, P.H. & J. Munoz Cifuentes 2004. Contaminants in bird eggs: recent spatial and temporal trends. Wadden Sea Ecosystem no. 18. Common Wadden Sea Secretariat, Trilateral Monitoring and Assessment Group, Wilhelmshaven, Germany, page 5-25. Beintema, A. 1992. Mayfield moet: oefeningen in het berekenen van uitkomstsucces. Limosa 65: 155-162. van den Berg, A.B. & C.A.W. Bosman 1999. Avifauna van Nederland 1. Zeldzame vogels van Nederland met vermelding van alle soorten. GMB uitgeverij, Haarlem & Stichting Uitgeverij van de KNNV, Utrecht. Bijlsma, R.G., F. Hustings & C.J. Camphuysen 2001. Avifauna van Nederland 2. Algemene en schaarse vogels van Nederland. GMB Uitgeverij, Haarlem & KNNV Uitgeverij, Utrecht. Boele, A., J. van Bruggen, A.J. van Dijk, F. Hustings, J.-W. Vergeer & C.L. Plate 2011. Broedvogels in Nederland in 2009. SOVON-monitoring-rapport 2011/01. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen. Brouwer, G.A., J.W. van Dieren, W. Feekes, G.W. Harmsen, J.G. ten Houten, W.J. Kabos, J.P. Mazure, A. Scheygrond, P. Tesch & A. van der Werff 1950. Griend. Het vogeleiland in de Waddenzee. Martinus Nijhoff, ’s-Gravenhage. Cramp, S. (ed.) 1980. Handbook of the birds of the Western Palearctic. Volume II. Oxford University Press, Oxford. van Dijk, A.J. 2004. Handleiding broedvogel monitoring project (broedvogelinventarisatie in proefvlakken). SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. van Dijk, A.J. & F. Hustings 1996. Broedvogelinventarisatie Kolonievogels en Zeldzame Soorten (handleiding Landelijk Soortonderzoek Broedvogels). SOVON, Beek-Ubbergen. van Grouw, H. 2006. Not every white bird is an albino: sense and nonsense about colour aberrations in birds. Dutch Birding 28: 79-89. Hälterlein, B. , D.M. Fleet, H.R. Henneberg, Th. Mennebäck, L.M. Rasmussen, P. Südbeck, O. Thorup & R. L. Vogel 1995. Handleiding voor het inventariseren van kustvogels in het Waddengebied. Wadden Sea Ecosystem no. 3. Common Wadden Sea Secretariat, Trilateral Monitoring and Assessment Group & Joint Monitoring Group for Breeding Birds in the Wadden Sea, Wilhelmshaven. Hustings, M.F.H., R.G.M. Kwak, P.F.M. Opdam & M.J.S.M. Reijnen 1985. Vogelinventarisatie. Achtergronden, richtlijnen en verslaglegging. Pudoc, Wageningen. Kasemir, G. & D. Lutterop 2002. Noordse Stern Sterna paradisaea. pp. 250-251 in: SOVON Vogelonderzoek Nederland 2002. Atlas van de Nederlandse Broedvogels 1998-2000. Nederlandse Fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.
31
Kers, B., J.W. Bergwerff & G.H.M. Houkes 2008. Toelichting bij de vegetatiekartering Griend 2006. Rapport Rijkswaterstaat, Waterdienst, Lelystad. de Kraker, C. 2007. Grevelingenverslag. Onderzoek aan flora en fauna van de Hompelvoet en andere gebieden in de Grevelingen. Rapport Ecologisch adviesbureau Sandvicensis, BurghHaamstede. Lutterop, D. & G. Kasemir 2003-2010 (in serie). Griend, vogels en bewaking 2002-2009. Jaarlijkse rapporten Natuurmonumenten, ’s-Graveland. Lutterop, D. & G. Kasemir 2011. Afwijkend gekleurde Grote Sterns Sterna sandvicensis op Griend en elders in West-Europa. Sula 24(1): 1-11. Munoz Cifuentes, J. 2004. Seabirds at risk? Effects of environmental chemicals on reproductive success and mass growth of seabirds breeding at the Wadden Sea in the mid 1999s. Wadden Sea Ecosystem no. 18. Common Wadden Sea Secretariat, Trilateral Monitoring and Assessment Group, Wilhelmshaven, Germany, page 27-51. SOVON Vogelonderzoek Nederland 2002. Atlas van de Nederlandse Broedvogels 1998-2000. Nederlandse Fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. Stienen, E.W.M., F.A. Arts, P. de Boer, W.J. Beeren & F. Majoor 1998. Broedresultaten van Kokmeeuwen in Nederland in 1997. Sula 12: 1-11. Stienen, E.W.M., A. Brenninkmeijer & J. Van der Winden 2009. De achteruitgang van de Visdief in de Nederlandse Waddenzee. Exodus of langzame teloorgang? Limosa 82: 171-186. Veen, J. 2003. Natuurvisie Griend. Vereniging Natuurmonumenten, ’s-Graveland. Veen, J. & J. van de Kam. 1988. Griend. Vogeleiland in de Waddenzee. Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten/Uitgeverij Terra, ’s-Graveland/Zutphen. Veerman, C.P. 2004. Besluit Rode Lijsten flora en fauna. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
32
Bijlage 1 - Overtredingen en verstoringen Waargenomen verstoringen en overtredingen tussen 7 april en 29 juli 2010.
datum 12-4
verstoring Drie straaljagers om 13:00 uur op 200-300 meter hoogte over het westelijke deel van het eiland richting zuidoost. Verstoring van Kokmeeuwen in de kolonies.
5-5
Tweemotorig sportvliegtuig om 12:55 uur op 300 meter hoogte midden over het eiland richting zuid. Geen verstoring, aangezien kort hiervoor alle vogels al waren weggevlogen door een passerende roofvogel.
5-5
Helikopter Bristow om 13:57 uur circa 400 meter hoogte over het oostelijke deel van het eiland richting zuidwest. Verstoring van diverse groepen steltlopers (waaronder Scholekster, Rosse Grutto en Wulp) en meeuwen (voornamelijk Kokmeeuw en Zilvermeeuw).
25-5
Helikopter SAR R-02 om 11:55 uur op 250-300 meter hoogte net boven het eiland langs richting oost. Verstoring van 100-en Wulpen en Rotganzen bij de Oostpunt, alsmede de lepelaarkolonie.
8-6
Vissersboot WR31 ligt om 13:00 uur ten zuiden van het eiland bij de BS12. Minstens 1 opvarende loopt richting het eiland en komt daar binnen het afgesloten gebied, waar hij kokkels lijkt te zoeken. Verstoring van enkele 1000-en steltlopers (voornamelijk Kanoeten), die in dit gebied foerageren. Gemeld aan de “Stormvogel”.
10-6
Kustwachtvliegtuig PH-CGN vanaf 14:30 uur tot 15:00 uur op 50-100 meter hoogte regelmatig over en vlak langs het eiland rondvliegend. Verstoring lepelaarkolonie. Gemeld aan de “Stormvogel”.
12-6
Twee sportvliegtuigen D-EJBI en G-BEYZ om 11:47 uur op 250 meter hoogte midden over het eiland richting oost. Geen verstoringen waargenomen.
13-6
Sportvliegtuig om 12:40 uur op 200-300 meter hoogte net onder het eiland door richting west. Verstoring van grote groepen steltlopers en andere vogels aldaar.
15-6
Straaljager met erg veel lawaai om 11:15 uur op 400-500 meter hoogte over het eiland richting west. Verstoring van Kokmeeuwkolonies, overtijende meeuwen en mogelijk ook steltlopers.
15-6
Helikopter SAR (waarschijnlijk R-02) met veel lawaai om 16:07 uur op 400 meter hoogte recht over het huis richting zuidoost. Verstoring van overtijende Kanoeten, Wulpen en meeuwen.
23-6
Sportvliegtuig F-???? om 11:29 uur op circa 200 meter hoogte recht over het huis richting zuid. Geen verstoring gezien.
24-6
Sportvliegtuig PH-USC om 13:03 uur op 300-400 meter hoogte midden over het eiland richting noordwest. Geen verstoring gezien.
24-6
Helikopter SAR R-03 op circa 300 meter hoogte buiten het afgesloten gebied onder het eiland door richting noordwest. Verstoring van circa 1000 foeragerende Kanoeten en anders steltlopers op de Grienderwaard, vlak onder het eiland.
27-6
Helikopter Bristow om 09:44 uur op 300-400 meter hoogte over het eiland richting zuidwest. Verstoring van grote groepen steltlopers (waaronder Kanoet en Wulp) aan de noordoostzijde van het eiland.
1-7
Tros gele en rode ballonnen om 13:45 uur aanspoelend in de Baai. Verstoring van kolonies Kokmeeuw en Grote Stern aldaar.
3-7
Tweemotorig sportvliegtuig PH-??? om 12:47 uur op 300-400 meter hoogte midden over het eiland richting zuidoost. Verstoring van 100-en Bergeenden, 1000-en Wulpen, Rosse Grutto’s en andere steltlopers.
4-7
Sportvliegtuig om 15:00 uur op circa 300 meter hoogte over het oostelijke deel van het eiland richting zuidoost. Verstoring van minimaal 1000-en steltlopers rondom de Oostpunt.
8-7
Straaljager om 13:00 uur op 200-300 meter hoogte vlak langs het noordstrand richting west. Vliegt erg langzaam, met veel lawaai en rook. Verstoring van nagenoeg alle Kokmeeuwen en Grote Sterns op het eiland.
8-7
Helikopter SAR om 19:00 uur op 200 meter hoogte vlak boven eiland langs richting oost. Geen verstoring gezien.
33
datum
verstoring
9-7
Sportvliegtuig om 13:30 uur op 300-400 meter hoogte midden over het eiland richting westzuidwest. Geen verstoring gezien.
10-7
Luchtballon waait om 09:23 uur traag door de vegetatie op de Huisdijk. Langdurige verstoring van kolonies Kokmeeuw en Visdief ter plaatse.
11-7
Helikopter SAR R-02 om 14:24 uur op 300 meter hoogte langs/over het zuidwestelijke deel van het eiland richting zuidoost. Verstoring van 1000-en foeragerende steltlopers op de Grienderwaard aldaar.
12-7
Sportvliegtuig SE-IRN om 10:29 uur op 200-300 meter hoogte midden over het eiland richting noordoost. Verstoring van 1000-en Bergeenden, 100-en Wulpen en diverse kleinere groepen eenden en steltlopers.
14-7
Helikopter Bristow om 10:21 uur op circa 350 meter hoogte midden over het eiland richting zuidwest. Verstoring van groepen steltlopers bij het noordoostelijke deel van het eiland.
14-7
Straaljager om 13:56 uur op circa 300 meter over het westelijke deel van het eiland richting zuid. Verstoring kokmeeuwkolonies aldaar.
19-7
Drie straaljagers om 10:33 uur op circa 300 meter hoogte met veel lawaai over/net langs de westrand van het eiland richting zuid. Verstoring van 100-en Kokmeeuwen aldaar.
21-7
Helikopter SAR R-03 om 09:15 uur op circa 300 meter onder eiland door over de Griendwerwaard richting west. Verstoring van 1000-en foeragerende steltlopers (Rosse Grutto, Bonte Strandloper) aldaar.
24-7
Sportvliegtuig om 17:45 uur op circa 300 meter hoogte midden over het eiland richting zuidoost. Geen verstoring gezien vanwege ongunstige waarneempositie.
25-7
Tweemotorig sportvliegtuig om 14:10 uur op circa 350 meter hoogte over het noordwestelijke deel van het eiland richting zuidwest. Verstoring van enkele 1000-en foeragerende steltlopers op de Grienderwaard aldaar.
26-7
Helikopter (groot, donkerblauw) om 10:28 uur op circa 100 meter hoogte midden over het eiland richting zuid. Verstoring van alle op het eiland aanwezige vogels (zeker 75000), inclusief lepelaarkolonie en overtijende steltlopers en meeuwen.
34
Bijlage 2- Broedvogels Griend 2001-2010 Aantallen broedparen/territoria in de periode 2001 - 2010.
Lepelaar Bergeend Krakeend Wilde Eend Soepeend Eider Middelste Zaagbek Waterral Scholekster Kluut Bontbekplevier Tureluur Zwartkopmeeuw Kokmeeuw Stormmeeuw Kleine Mantelmeeuw Zilvermeeuw Grote Mantelmeeuw Grote Stern Visdief Noordse Stern Velduil Veldleeuwerik Graspieper Winterkoning Spreeuw
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
0 27 0 16 1 66 5 3 424 0 2 11 0 26779 27 4 35 0 8207 2298 856 0 0 147 0 0
0 22 0 19 3 55 6 4 300 0 0 5 0 33500 21 0 57 0 10966 1239 463 0 1 49 0 0
0 35 0 15 2 41 5 4 300 0 1 8 1 33580 38 1 57 1 11257 1362 516 0 1 42 0 0
0 34 0 20 2 71 2 6 350 0 1 10 0 33691 39 3 100 1 11275 1507 396 1 0 26 0 0
0 35 0 20 1 92 4 1 315 0 1 7 1 31346 54 12 125 1 10560 1086 482 0 0 19 0 0
0 46 0 14 2 85 7 6 380 0 1 13 3 30990 42 11 100 1 7513 915 320 1 0 27 0 0
0 17 1 5 1 69 3 3 241 0 0 11 1 32111 53 10 110 2 6608 1018 331 1 0 28 1 0
0 30 1 10 4 90 5 5 308 0 0 10 0 35166 66 8 80 3 8270 860 330 1 1 35 0 0
1 30 0 19 3 46 2 7 536 0 0 10 2 32780 58 11 50 3 7246 947 374 0 0 26 0 0
4 25 0 14 3 78 2 8 487 1 0 11 1 31408 57 10 50 4 6113 829 302 2 0 30 0 1
35
Bijlage 3 - Verdeling broedparen over hoofdeiland (Griend) en Zuidhaak.
Lepelaar Bergeend Wilde Eend Soepeend Eider Middelste Zaagbek Waterral Scholekster Kluut Tureluur Zwartkopmeeuw Kokmeeuw Stormmeeuw Kleine Mantelmeeuw Zilvermeeuw Grote Mantelmeeuw Grote Stern Visdief Noordse Stern Velduil Graspieper Spreeuw
Griend
Zuidhaak
Totaal
4 25 14 3 74 2 8 467 0 11 1 31193 57 10 41 3 6113 763 231 2 30 1
0 0 0 0 4 0 0 20 1 0 0 215 0 0 9 1 0 66 71 0 0 0
4 25 14 3 78 2 8 487 1 11 1 31408 57 10 50 4 6113 829 302 2 30 1
36
Bijlage 4 - Aantallen broedparen op Griend en in Nederland Onderstaande tabel geeft per broedvogelsoort op Griend in 2010 het aandeel daarvan in de Nederlandse populatie weer. De schattingen voor Nederland zijn afkomstig uit verschillende bronnen. De aantallen met een * komen uit SOVON Vogelonderzoek Nederland (2002), waarbij bedacht dient te worden dat de meeste soorten sindsdien (sterk) in aantal zijn achteruitgegaan. De overige aantallen komen uit Boele et al. (2011).
Lepelaar Bergeend Wilde Eend Soepeend Eider Middelste Zaagbek Waterral Scholekster Kluut Tureluur Zwartkopmeeuw Kokmeeuw Stormmeeuw Kleine Mantelmeeuw Zilvermeeuw Grote Mantelmeeuw Grote Stern Visdief Noordse Stern Velduil Graspieper Spreeuw
Griend
Nederland
% Nederland
4 25 14 3 78 2 8 487 1 11 1 31408 57 10 50 4 6113 829 302 2 30 1
2100-2250 5000-8000* 350000-500000* 35000-60111* 4300-5000 55-80 2500-3200* 80000-130000* 5500-5700 20000-25000* 2100-2200 113000-119000 4000-4500 96000-102000 51000-54000 42-50 19000-19200 14800-15800 1050-1150 29-35 70000-80000* 500000-900000*
<1 <1 <1 <1 2 3-4 <1 <1 <1 <1 <1 26-28 1 <1 <1 8-10 32 5-6 26-29 6-7 <1 <1
37
Bijlage 5 – Broedcodes SOVON Codes en bijbehorende omschrijvingen van de criteria van broedzekerheid zijn afkomstig uit van Dijk (2004).
code
omschrijving
0
Waarneming van een volwassen individu buiten de datumgrenzen in mogelijk broedbiotoop, zonder aanwijzing omtrent broeden. Waarneming van een volwassen individu tussen de datumgrenzen in mogelijk broedbiotoop, zonder aanwijzing omtrent broeden. Eenmalige waarneming tussen de datumgrenzen van zingend of baltsend individu in geschikt broedbiotoop. Waarneming tussen de datumgrenzen van een paar in geschikt broedbiotoop. Territoriumgedrag (zang, gevechten e.d.) op dezelfde plaats vastgesteld, op tenminste 2 dagen die meer dan 10 dagen uit elkaar liggen. Baltsend paar (ook paring) tussen de datumgrenzen in geschikt broedbiotoop. Het voeren van een wijfje door het mannetje moet eveneens met code 5 worden aangegeven. Bezoek van vogel aan een waarschijnlijke nestplaats, zoals Huismus die onder dakpannen kruipt. Angstkreten of ander gedrag (alarmeren), dat wijst op aanwezigheid van een nest of jongen. Houd er echter rekening mee dat alarmeren lang niet altijd duidt op een broedgeval. Veel vogels alarmeren ook wanneer ze niet broeden.Let daarom speciaal op of de vogel aan een bepaalde plaats is gebonden. Vogel met broedvlekken (niet altijd een betrouwbare aanwijzing voor een broedgeval ter plaatse). Transport van nestmateriaal, nestbouw of uithakken/graven van nestholte. Afleidingsgedrag. De vogel doet alsof hij verlamd of gewond is, en lokt zo de waarnemer weg van het nest. Afleidingsgedrag komt vooral voor bij soorten die in open terreinen broeden, zoals eenden, steltlopers en een enkele zangvogel, zoals Rietgors. Pas gebruikt nest of eierschalen. Pas uitgevlogen jongen van nestblijvers of uitgelopen donsjongen van nestvlieders. Deze code moet uiterst zorgvuldig worden gehanteerd. Soorten als sterns, meeuwen, zwaluwen, Roek, Spreeuw, Kruisbek, Sijs en Kleine Barmsijs kunnen met hun vliegvlugge jongen grote afstanden afleggen. De jongen worden dan soms nog door de ouders gevoerd. Let daarom uitsluitend op jongen die niet of nauwelijks kunnen vliegen. Gebruikt nest met onbekende inhoud. Bezoek door ouders aan een nest waarvan de inhoud niet kan worden vastgesteld, of waarneming van een broedende vogel. Deze code is onder meer bedoeld voor in kolonies broedende vogels zoals Roek en Oeverzwaluw. Transport voedsel of ontlasting. Transport van ontlastingpakketjes van, of voedsel voor de jongen, is voor de meeste zangvogels een bruikbare code. Bedenk echter dat meeuwen, roofvogels en sommige andere soorten hun jongen nog lang na het uitvliegen voeren (zie ook code 12) terwijl sterns en IJsvogel soms lange voedselvluchten maken, en dus best met voedsel buiten het broedgebied kunnen worden waargenomen. Het voeren van een wijfje door het mannetje moet met code 5 worden aangegeven. Nest met eieren. Nest met jongen gezien, of de jongen in het nest gehoord.
1 2 3 4 5 6 7
8 9 10
11 12
13
14
15 16
38