1
Betreft samengevoegde agendapunten O-2 en O -3 2. Voorbereidingsbesluit bestemmingsplan Buitengebied Noord (Eemshaven) en bestemmingsplan Waddenzee 3. Vestiging multi-fuel centrale Nuon De heer WOLTJER vermeldt dat gezien de problematiek van de CO2 uitst oot en de opwarming van de aarde de meningen over de bouw van deze centrale verdeeld zullen zijn. Door hier nee tegen te zeggen is het probleem niet opgelost. In het uiterste geval zal de centrale toch op een andere plek in Nederland of daarbuiten worden gebouwd en kan er ook geen invloed meer op worden uitgeoefend. Zijn fractie is van mening dat daar waar men er zelf bij betrokken is, er binnen de wettelijke grenzen zoveel mogelijk inspanning dient te worden geleverd ten behoeve van het milieu. Het belangrijkste element hiervan vindt hij de afvang, transport en opslag van CO2. De technieken hiertoe bevinden zich in een vergevorderd stadium. Daarbij zal geaccepteerd moeten worden dat ook hierbij in de beginperiode kinderziekten zullen ontstaan. Desalniettemin vindt zijn fractie dit een harde voorwaarde. Een ander punt betreft het herstel van natuurwaarden die verloren gaan. Op pagina 5 van het raadsvoorstel staat dat er ruim 71 ha natuur dient te worden gecompenseerd. Hij vraagt op welke wijze dit gecompenseerd wordt. Voorts vraagt hij waar dit plaatsvindt en wie het gaat betalen. De heer J.P. NIENHUIS vraagt wat er bedoeld wordt met de laatste zin op pagina 4: ‘De volgende effecten, niet limitatief, kunnen gemitigeerd worden.’ De verklaringen die gegeven worden zijn: verzachtend, vertragend, beperkend. Ook vraagt hij waarom er compensatie wordt gevraagd voor deze investering. Zijns inziens is er voor andere investeringen in de Eemshaven geen compensatie gevraagd. Verder blijkt er sprake te zijn van negatieve effecten op de Fint, Rivieprik en de zeehonden. Hij vraagt naar de betekenis van Fint en Rivieprik. Volgens de heer BOSMAN is de Rivierprik een vis. De heer J.P. NIENHUIS vraagt voorts waarom er binnen het duale bestel voorgesteld wordt om in het geval dat tijdens de termijn van de ter inzage legging van de aanvraag zienswijzen worden ingediend, het college te machtigen om namens de raad de indieners van deze zienswijzen te horen. Eerder wordt er namelijk vermeld dat besluitvorming aangaande zienswijzen en het aanvragen van een verklaring van geen bezwaar aan de raad is voorbehouden. Hij vraagt wat de reden van dit voorstel is. Mevrouw SPIJK zegt dat men nu voor de vraag staat of men hier wel of niet een multi-fuel centrale wil met alle gevolgen van dien. Het punt van CO2 uitstoot is voor ieder een zorg, ook voor haar fractie, maar is ook een verantwoording van de overheid. Zou de centrale niet in de Eemshaven worden gebouwd, dan zou deze wel een plek in een ander deel van Nederland of net over de grens in Duitsland vinden. De CO2 uitstoot blijft dan ook. Naar de mening van haar fractie is Nuon voornemens een centrale te bouwen, waar in de toekomst de CO2 afgevangen kan worden. Hiertoe is een samenwerking tussen provincie, VROM en Nuon opgestart om afvang, transport en opslag mogelijk te maken. Een nieuwe vestiging in het industriegebied in de Eemshaven wordt door het CDA welkom geheten, mits deze voldoet aan alle regelgeving en aan alle verdere eisen die er aan een dergelijke centrale worden gesteld. Uit de stukken maakt ze op dat Nuon alle risico’s voor de natuur in kaart heeft gebracht en cumulatieve effecten op allerlei gebied heeft onderzocht . Ze meldt dat er iets zal veranderen en dat er verstoring zal optreden. Het is nu eenmaal een industriegebied, maar er wordt voor compensatie gezorgd. Ook vindt ze dat er nog enige onderzekerheid bestaat over een aantal onderwerpen, die aanbevolen worden om opgenomen te worden in een monitoringsprogramma.
2
Op dit moment gaat haar fractie wel mee met het collegevoorstel. De heer BOSMAN merkt op dat het hier gaat om een zaak met ongekend grote consequenties. Het energiegebruik en de energievoorziening zullen de komende jaren drastisch moeten veranderen. Forse besparingen, meer duurzame energie en slimmere decentrale energieopwekking vormen belangrijke elementen van de noodzakelijke transitie naar echte duurzaamheid. De voorstellen voor de bouw van 5 kolencentrales in Nederland en enkele tientallen in de directe omgeving van Nederland vindt hij een bedreiging vormen voor die noodzakelijke overgang naar een duurzame energievoorziening. De bouw van 5 kolencentrales leidt tot een stijging van de CO2 uitstoot in Nederland van 40 naar 65 miloen ton CO2, op een totale CO2 uitstoot van 170 miljoen ton. Een dergelijke centrale gaat grofweg dertig jaar mee. Ze stoten vergeleken met moderne gascentrales duidelijk meer CO2 uit en belemmeren het bereiken van de Kyoto-afspraken, waar Nederland zich aan gebonden heeft. Zijn fractie staat dan ook zeer huiverig tegenover de vestiging van nieuwe centrales in de Eemshaven. De centrale van RWE, goed voor de stijging van 5% van de CO2 uitstoot in Nederland, vindt hij volstrekt onacceptabel. De uitstoot van CO2 en andere vervuilende stoffen van die centrale is hoog. De kans dat het CO2 van de RWE centrale ooit afgevangen en opgeslagen kan worden is zeer gering. De kosten daarvan voor dat type centrale zijn extreem hoog. Uit contacten met vertegenwoordigers van RWE heeft zijn fractie begrepen, dat men aan de opslag van het CO2 geen prioriteit geeft. Men beschouwt dat als een overheidsaangelegenheid, waarin men uitsluitend mee kan gaan als de winst- en verliesrekening geheel ongewijzigd blijft. Hij vermeldt dat het voor de Multi-fuel centrale van Nuon, waar het hier over gaat, genuanceerder ligt. Zijn fractie heeft over de vestiging van die centrale nog geen definitief standpunt. Ofschoon de raad niet over de vergunningverstrekking gaat, is zijn medewerking wel nodig waar het gaat over het bestemmingsplan, uit hoofde waarvan de raad zich toch een oordeel kan en moet kunnen vormen over de maatschappelijke noodzaak en wenselijkheid. Onder voorwaarde van een optimale inzet van brandstoffen voor die centrale, waarbij de CO2 uitstoot beperkt blijft tot die van een moderne gascentrale, wordt de transitie naar een duurzame energievoorziening belemmerd in die zin, dat er geen stap voorwaarts wordt gemaakt naar het bereiken van de Kyotodoelstellingen. Met optimale inzet van brandstoffen bedoelt hij, dat de centrales worden gestookt door gebruik te maken van onder andere kolen, gas, brandbaar afval, biomassa, etcetera. Essentieel vindt hij het dat er een bepaalde mix wordt gekozen. Wordt er alleen kolen gestookt, dan vervuilt deze meer dan een gasgestookte centrale wat de CO2 uitstoot betreft. Voorts deelt hij mee dat wanneer er met betrekking tot de Kyoto-afspraken in de transitieperiode wordt gekozen om met dergelijke centrales aan de gang te gaan, ongeveer het niveau van een gasgestookte centrale gehaald kan worden. In ieder geval wordt er niet meer CO2 uitgest oten. Onder dat niveau kan men met een kolenvergasser niet komen; wel daar boven. Zijn fractie vindt het dan ook van belang dat er eisen moeten worden gesteld aan de brandstofmenging in die centrale. In een transitie-proces is dat als noodzakelijke tussenstap aanvaardbaar. Hooguit vindt hij dat, want een dergelijke centrale gaat lang mee. Stappen voorwaarts in de zin dat de CO2 uitstoot echt terugloopt zijn daardoor moeilijker realiseerbaar. Als op een bepaald moment de elektriciteitsvoorziening door middel van kolenvergassing is voorzien, wordt ook de mogelijkheid gebruik te maken van nieuwe technologieën om de uitstoot verder terug te dringen niet meer gestimuleerd.
3
Wordt aan die optimale inzet van brandstoffen niet voldaan, bijvoorbeeld wanneer er heel weinig biomassa wordt bijgestookt, dat vindt hij ook die centrale een stap achteruit. De uitstoot van CO2 in Nederland stijgt dan fors. Zijn fractie wil meer duidelijkheid over de eisen die aan het bedrijf worden gesteld om tot een zo laag mogelijke CO2 uitstoot te komen. Hij vraagt het college om bij de definitieve besluitvorming op dat punt duidelijkheid te verschaffen. Verder deelt hij mee dat de afgelopen periode er veel gesproken is over de nieuwe centrales en de rol van de Eemshaven in de energievoorziening. Zijn fractie vond en vindt het een weinig hoogstaand debat. Het gaat meer om reclame dan om feiten en meer over dromen dan over de werkelijkheid, met een volstrekt gemis aan bewustwording van de ernstige gevolgen van de klimaatcrisis en de rol van de moderne, energieverslaafde samenleving daarin. Zo zou er ook ‘schone kolentechnologie’ bestaan en zouden er grote winsten worden verwacht door de opslag van CO2 in de ondergrond uit binnen- en buitenland, en in het bijzonder in de Groningse ondergrond. Hij benadrukt dat die ‘schone kolentechnologie’ niet bestaat, hooguit een iets minder vervuilende. De opslag van CO2 in de ondergrond duurt nog minstens tien of twintig jaar, en misschien nog wel veel langer. En dan is het volgens hem nog de vraag of dat veilig kan en of het duurzaam is. Lekkages vormen namelijk een enorm risico. Inmiddels bereiken hem signalen dat de beschikbaarheid van opslagcapaciteit veel minder groot is dan aanvankelijk werd gesuggereerd. Het verbaasd hem dat er zo gemakkelijk over het veiligheidsvraagstuk wordt gesproken, of eigenlijk wordt gezwegen. Eveneens vindt hij dat er voorbij wordt gegaan aan het fors teruglopen van het rendement van de centrales ten gevolge van de afvang en opslag van CO2. Andere aspecten die zijn fractie naar voren wil brengen zijn: ? of het wel verantwoord oftewel veilig is om meer dan dertig procent van de in Nederland benodigde elektriciteit op een plaats te produceren en van daaruit over grote afstand te transporteren naar afnemers; ? waarom de ambitie er is om energie-exporteur te worden als voor het bereiken daarvan minder optimale technologie ingezet moet worden; ? waarom die centrales zo hoog worden. Een fors bouwvolume van 100 meter hoog aan de Waddenzee vindt zijn fractie niet passen. Een onderbouwing van nut en noodzaak vindt hij dan ook dringend nodig. Tot slot vraagt hij het college de komende tijd, voor er tot definitieve besluitvorming wordt overgegaan, veel aandacht te schenken aan de effecten voor de leefbaarheid van de omgeving, in het bijzonder Oudeschip, en aan de afspraken die terzake met Nuon kunnen en moeten worden gemaakt. De BURGEMEESTER vermeldt dat alle fracties aangegeven hebben de bij de energieopwekking vrij te komen CO2 een belangrijk onderwerp te vinden om hier aandacht aan te besteden. Hij constateert dat er in het conceptrapport van Nuon sprake is van een uiterste krachtinspanning om tot het opvangen van deze CO2 te komen. Bovendien wordt getracht niet alleen te kiezen voor kolen, maar er ook andere brandstofsoorten bij te nemen, om met de huidige techniek een zo goed mogelijk CO2 rendement te behalen. Voorts is hij van mening dat de CO2 component in de toekomst belangrijker wordt in de ontwikkeling van de nieuwe technologie. Hij verwijst daarbij naar de afgelopen maanden gehouden discussies in het Eemsmondgebied, waarbij geprobeerd wordt met korte stappen te komen tot duurzame energie. Ook CO2 speelt daarin een rol, terwijl er allerlei pogingen worden gedaan die CO2 op een verantwoorde manier een goede bestemming te geven.
4
Het gaat volgens de burgemeester nu om een bestemmingsplanwijziging die gebaseerd is op het voorliggend model. Als Nuon de mogelijkheid wordt gegeven om in het Eemsmondgebied een centrale te bouwen, wordt daarmee erkend dat naast Electrobel er een tweede centrale komt. In reactie op de vraag van de heer Bosman, of het wel verantwoord is dat op die manier een belangrijk deel van energieproductie in de Eemshaven plaatsvindt, is hij van mening dat men moet erkennen, dat het aantal plekken in Nederland, waar centrales kunnen worden gebouwd, hooguit drie bedraagt. Namelijk op de Maasvlakte, bij de Moerdijk en in de Eemshaven. Ook is bekend dat de energievoorziening in Nederland op dit moment afhankelijk is van het buitenland. Dit maakt de industrie in Nederland dan ook kwetsbaar. Men heeft kunnen zien wat er kan gebeuren als er vanuit het Oostblok olie of gas naar hier getransporteerd moet worden. Ook is wel bekend dat als er ook maar iets gebeurt, de economie in Nederland daarvan afhankelijk is. Hij vindt het dan ook vanuit een maatschappelijke verantwoordelijkheid nodig, dat ervoor gezorgd moet worden dat de energievoorziening op peil is. Dit moet op een verantwoorde wijze en met de meest moderne middelen gebeuren. Hij constateert dat dit nu door Nuon met een uiterste krachtinspanning plaatsvindt. Naast dat het college vindt dat er in de Eemshaven bedrijvigheid moet komen, is dit ook de achtergrond om dit concept te onderschrijven. Hij vraagt zich wel af of het college en de gemeente dat moeten doen, omdat er ook een aantal andere spelers zijn. Wordt het Kyoto-verdrag erbij aangehaald, dan vindt hij dat niet alleen een verantwoordelijkheid voor elke burger in Nederland, maar ook een verantwoordelijkheid van de rijksoverheid. En als de rijksoverheid vindt dat binnen dat kader deze ontwikkeling moet plaatsvinden, dan is hij van mening dat ook de discussie op dat niveau moet gesc hieden. De gemeente mag er een mening over hebben, maar zal het niet tegen kunnen houden. Wel kan het wijzigen van het bestemmingsplan worden tegengehouden, maar dan zal er op een andere plek wel worden gebouwd. Daarmee zal de gemeente zichzelf benadelen. Verder heeft het college ook niet in de nota ontkend dat het bouwen van een dergelijke centrale geen gevolgen zal hebben. Er is duidelijk aangegeven, dat het gevolgen heeft voor de natuurlijke omgeving. Ook is aangegeven, dat er compensatie moet plaatsvinden, doch het college weet nog niet op welke wijze dat moet gebeuren. Daar is op dit moment nog overleg over. Nuon zal daarin mee moeten betalen. De compensatie daarvan zal in deze omgeving moeten plaatsvinden. In de Eemshaven zijn enige plekken voor natuurontwikkeling aangewezen, maar ook buiten dit gebied in de richting van Delfzijl of Bierum zijn locaties in discussie. Wat de mitigerende maatregelen betreft betekent dit dat er maatregelen worden genomen die ervoor zorgen dat de nadelen worden weggenomen en dat deze worden gecompenseerd. Het past volgens de burgemeester wel in het duale systeem om het college te machtigen om de indieners van zienswijzen te horen. Ondanks de procedure die om snelheid vraagt, legt het college dit aan de raad voor. Daarbij vraagt het college geen blanco mandaat. Heel graag ziet het college dit punt nog voor de zomervakantie besluitvormend behandeld. Dit betekent dat men nu in een enorme tijdsklem zit. Deze wordt niet door de gemeente veroorzaakt, maar komt met name omdat er heel veel gegevens van buitenaf moeten worden verzameld. Er was Nuon reeds toegezegd dat het in mei zou worden afgehandeld, terwijl het nu al eind juni is. Nuon heeft ook een bepaald beslissingstijdstip en moet eveneens besluiten nemen naar hun raad van commissarissen en dergelijke. Ook is er nog een traject te gaan met betrekking tot
5
vergunningverlening. Als het snel gaat, zal het volgend jaar februari zijn afgehandeld, maar gaat het niet snel, dan zal het misschien volgend jaar mei of juni afgerond zijn. Dit betekent dan ook dat het geld gaat kosten. Hij gaat ervan uit dat men graag wil dat de gemeente erom bekend wil staan dat zij procedures snel, maar dan wel zorgvuldig, uitvoert. Daarom stelt hij de raad voor om het college te mandateren. In reactie op een opmerking van de heer Bosman verklaart hij geen toezegging te doen om in het bestemmingsplan vast te leggen, dat er een bepaald mengsel door Nuon moet worden gebruikt. Hij gaat ervan uit dat bij de bouw van een dergelijke centrale ook Nuon een uiterste krachtinspanning doet om een zo goed mogelijk rendement te behalen. Niet alleen in economisch opzicht, maar ook in milieuopzicht. Ook gaat hij ervan uit dat bij de vergunningverlening de provincie tegemoet komt aan alle eisen die op milieugebied moeten plaatsvinden. Daarvoor is de gemeente niet het bevoegde gezag. Tevens gaat hij ervan uit dat bij de realisering niet de gemeente, maar het rijk de natuurbeschermingswet toepast zoals het moet. En wanneer alle vergunningen zijn verleend, er dan pas met de bouw begonnen kan worden. Daarbij merkt hij nog op dat wanneer de gemeente deze stap niet zet, er ook een aantal andere stappen niet gezet kunnen worden. Daarom vraagt hij de raad met dit concept in te stemmen. Het verzoek van de heer Bosman om de door hem gestelde eisen aan Nuon te stellen alvorens een definitief besluit wordt genomen, vindt het college niet redelijk, met name niet in deze procedure. De VOORZITTER stelt voor tot besluitvorming over te gaan in de eerstvolgende vergadering in september. Wanneer de raad echter vindt dat er maar weinig beperkingen zijn, zou er ook nu besloten kunnen worden. De heer A. NIENHUIS zegt namens zijn fractie de burgemeester en het college hierin te vertrouwen. De heer DE BOER geeft aan dat zijn fractie zich volledig kan vinden in de voorliggende stukken. De heer WOLTJER zegt namens de ChristenUnie nog geen besluit te willen nemen. Eerst wil hij meer duidelijkheid over de natuurcompensatie. De heer J.P. NIENHUIS gaat met het collegevoorstel mee. Mevrouw SPIJK stemt namens haar fractie in met het voorstel. De heer BOSMAN neemt aan dat enkele vragen van hem nog beantwoord zullen worden. Verder staat er in de stukken dat er ruimte is om het in september definitief af te handelen. Hij ziet niet in waarom daarvan afgeweken zou moeten worden. Dan had het van tevoren moeten worden aangekondigd. De VOORZITTER constateert dat de fracties van GroenLinks en ChristenUnie vinden dat dit punt nogmaals aan de orde moet komen. Hij stelt voor dit in de eerste vergadering in september besluitvormend aan de orde te stellen. Zou de raad bijvoorbeeld 6 september in een raadsvergadering iets anders beslissen, dan neemt hij de vrijheid om aan de agendacommissie voor te stellen dit punt te agenderen. De raad zal hier vroegtijdig van op de hoogte worden gebracht. De heer J.P. NIENHUIS vraagt of dat betekent dat er een besloten en een openbaar gedeelte van een vergadering wordt gehouden. De VOORZITTER bevestigt dit en legt uit dat een raad nooit in een besloten gedeelte van de vergadering een besluit kan nemen. Wel kan er gediscussieerd worden, maar het besluit moet altijd in een openbare vergadering plaatsvinden. De heer HOLTKAMP vraagt nog of er geen problemen met de tijd ontstaan. De VOORZITTER zegt hierop dat wanneer blijkt dat er problemen met Nuon zouden komen, hij niet uitsluit dat de agendacommissie wordt gevraagd om
6
eventueel volgende week of half augustus een extra vergadering te houden. In de richting van de heer Bosman geeft hij aan ervan uit te gaan de vragen zoveel mogelijk te hebben beantwoord. Volgens de heer BOSMAN heeft hij geen antwoord gekregen op de vraag over de hoogte van de centrales. De VOORZITTER zegt dat dit een vraag betreft die niet op lokaal niveau behandeld dient te worden, maar die in samenhang met de milieuvergunning en de natuurbeschermingswet behandeld moeten worden. De heer BOSMAN is het daar niet mee eens. Hij geeft aan dat de burgemeester heeft gezegd dat de regeling van de CO2 uitstoot niet in een bestemmingsplan moet worden vastgelegd. In directe zin kan hij dit wel volgen, doch de hoogte van bouwwerken vindt hij bij uitstek een zaak die in bestemmingsplannen wordt geregeld. Volgens de VOORZITTER wordt daarom de raad toestemming gevraagd af te wijken van het bestemmingsplan. Op de vraag van de heer Bosman waarom dat eigenlijk zou moeten, zegt de voorzitter dat het bij dit productiemodel past. Het zou volgens de heer BOSMAN ook kunnen zijn dat de producent er voordeel bij heeft bij het opstellen van zijn machines. Het lijkt hem dan dat het ook wel minder hoog kan. De VOORZITTER gaat ervan uit dat het niet anders kan. De heer BOSMAN gaat niet van die veronderstelling uit. Vervolgens stelt de VOORZITTER voor dit punt af te sluiten en in eerste instantie te verdagen naar september. Wanneer de noodzaak er is het eerder aan de orde te stellen, zal de raad hiervan op de hoogte worden gebracht. De raad gaat hiermee akkoord.