Datum Kenmerk Contactpersoon Email
Dienst Inwonerszaken Aan mw. R. Reitsma Cc hr. T. van Zanten
24 oktober 2011 Wmo/2011/10/24 Karen Verholt
[email protected]
Betreft: Reactie op beleidsnota „Van Voorzieningen naar resultaten‟
Geachte mevrouw Reitsma, 1
Hierbij de reactie van de projectgroep Wmo van het Arnhems platform chronisch zieken en gehandicapten (Apcg) op de beleidsnota „Van Voorzieningen naar resultaten‟ – Arnhemse visie op het compensatiebeginsel Wmo/IV. Met de beleidsnota is vorm gegeven aan de Arnhemse invulling van De Kanteling. Onderdeel van de nota zijn de wijzigingsvoorstellen waarvan de Raad in april 2011 de kaders heeft vastgesteld. De projectgroep Wmo is bij de herijking van de voorzieningen door de gemeente nauw betrokken. Lastig is dat van veel onderdelen de uitwerking nog niet bekend is (zoals de pilots voor hulp bij huishouden, het Gesprek, de gekantelde uitvoeringspraktijk, herindicatie stadsregiotaxi, rolstoelen en scootmobiel op afroep). Hier zullen we in een later stadium nog op moeten reageren. In het overleg met de gemeente werd duidelijk dat gemeente en belangenbehartigers een heel verschillende nadruk leggen, in de verdere ontwikkeling van het compensatiebeginsel. Bij de nieuwe visie op het compensatiebeginsel gaat het om het bereiken van een bepaald resultaat. Een gelijkwaardige uitgangspositie voor mensen met een beperking om te kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven is het uitgangspunt. De Kanteling gaat a priori niet om financiën of bezuinigingen, maar om het compenseren van belemmeringen, zodanig dat mensen gewoon hun leven kunnen leiden en zich ontwikkelen. Waar de gemeente in haar invulling meer de nadruk legt bij het bezuinigen op de individuele voorzieningen, de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt en het voorkomen van claimgedrag, legt de projectgroep in haar advies meer nadruk bij het daadwerkelijk oplossen van de problemen die mensen ervaren. Knelpunten die cliënten ondervinden, doordat voorzieningen niet passend zijn voor hun behoefte, of niet voldoende bruikbaar zijn, of vanwege regelgeving niet worden verstrekt, zouden met de Kanteling moeten worden opgelost. Omdat iedere individuele situatie anders is, staat maatwerk hierbij voorop. De juridische afbakening van aanspraken zou dan ook meer richtlijn moeten zijn dan maatgevend. Telkens moet opnieuw gekeken worden of regelgeving en gevolgen voor de financiële draagkracht de participatie niet beperkt. De gemeente zou minder moeten denken in termen van (aanspraak op) voorzieningen, categorieën, criteria en meer in voorwaarden die nodig zijn waardoor de zorg en ondersteuning een bijdrage kan leveren aan het meedoen in de samenleving. 1
De projectgroep Wmo heeft namens het APCG overleg met de gemeente over de ontwikkeling en uitvoering van het Wmo-beleid. Aan de Projectgroep Wmo nemen ook vertegenwoordigers van de Seniorenraad en de Reumapatiëntenvereniging Arnhem deel
Reactie APCG op nota „Van Voorzieningen naar resultaten‟
REACTIE OP DE NOTA
Hoofdstuk 4 – Arnhemse visie op het compensatiebeginsel Wmo 4.1. Inzetten op eigen kracht/sociale netwerk van mensen
De gemeente wil meer inzetten op vrijwillige inzet voor de praktische ondersteuning van mensen met een beperking in de thuissituatie of op andere levensdomeinen. De projectgroep vindt dat goed onderzocht moet worden waar en wanneer dit kan. Voor de uitvoering is het 2 van het grootste belang dat vrijwilligers die mensen met een beperking ondersteunen gemotiveerd en deskundig zijn. Zij vervangen immers ten dele professionele krachten. Ondersteunende krachten moeten kunnen omgaan met een diverse doelgroep van mensen met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking en chronische ziekte. Dit luistert vooral nauw bij mensen met een zware zorgvraag en kwetsbare groepen (zoals de GGZ) voor wie de vertrouwensrelatie met de begeleider van essentieel belang is. Kwaliteit en continuïteit zijn noodzakelijk en dienen gewaarborgd te worden. De projectgroep vraagt zich af welke competenties worden gevraagd van de vrijwilligers (zoals sociale vaardigheden, integriteit en betrouwbaarheid) en door wie en hoe de kwaliteit van de ondersteuning wordt gemonitord?
4.2. Collectieve Wmo-voorzieningen op wijkniveau of afroep
Bij Toegankelijkheid gaat het ook om het opnemen van de algemene eisen van Bereikbaarheid en Bruikbaarheid (BTB), bijvoorbeeld bij werkzaamheden in de Openbare Ruimte en het afgeven van vergunningen voor de organisatie van evenementen ed.
4.4. Inzetten op brede vraagverheldering (Het Gesprek), zie ook 6.5.
De projectgroep vindt het positief dat de gemeente de brede vraagverheldering en de indicatiestelling wil baseren op de uitgangspunten van de ICF, omdat hiermee niet zozeer de aandoening centraal staat, maar de belemmeringen bij het verrichten van activiteiten en participeren.
De inrichting en vormgeving van het Gesprek moet nog verder worden uitgewerkt. De gemeente kiest er voor het Gesprek niet als onderdeel in de Verordening op te nemen. Hierin is alleen de uiteindelijke aanspraak op de Individuele Voorzieningen opgenomen. De projectgroep vraagt zich af wat de status van het Gesprek is en hoe de rechten van de burgers gegarandeerd worden?
Hoofdstuk 5 – Financiële kader 2012 – 2015 deelprogramma 5.3 Wmo/IV (+ bijlage 3)
5.2. Knelpunten financieel kader DP 5.3. Wmo/IV 2012-2015 Het is voor de projectgroep onduidelijk hoe het beschikbare, financiële kader tot stand komt. De uitkering uit het gemeentefonds Wmo is weliswaar te achterhalen, maar welke middelen krijgt het Rijk voor de WRV voorzieningen? Dit is belangrijk om te kunnen beoordelen hoe terecht het is dat structurele financiële knelpunten (zie ook Bijlage 3) vanaf 2013 opgevangen dienen te worden in het nu beschikbare kader. Het is bovendien niet logisch dat het structurele tekort als gevolg van het verstrekken van rolstoelen aan bewoners in Awbz-
2
Dit geldt voor iedereen die professionele krachten vervangt, waaronder social return, maatschappelijke stages, huisgenoten en mantelzorgers
2
Reactie APCG op nota „Van Voorzieningen naar resultaten‟
instellingen (Het Dorp), niet aan de algemene middelen onttrokken kan worden. De gemeente wordt hiervoor immers toch al vanaf 2010 gecompenseerd door het Rijk (€ 300.000 per jaar). Dit bedrag zou eigenlijk structureel aan het beschikbare kader moeten worden toegevoegd. Hoofdstuk 6 – Uitwerking Arnhemse visie op het compensatiebeginsel op de gemeentelijke voorzieningen M.O.
Als gevolg van de wijzigingsvoorstellen worden de klanten in 2012 met de nodige herindicaties e geconfronteerd, namelijk: benodigde schoonmaaktijd (1 kwartaal 2012 > ingang 1-7-2012); e stadsregiotaxi (1 kwartaal > ingang 1 april 2012); duw/handbewogen rolstoelen 2012; scootmobiel zonder aanpassingen 2012); Hulp bij huishouden (basis/maatwerk vanaf 2013). De projectgroep wil de gemeente erop attenderen dat de verschillende herindicaties achter elkaar voor mensen een grote verandering met zich mee brengen. Vooral voor mensen met een psychosociale problematiek zal de gewenning hieraan moeilijk zijn. Bij (her)indicaties is het van belang dat de gemeente niet teveel denkt in categorieën, maar dat mensen in een persoonlijk gesprek goed kunnen aangeven wat hun individuele participatiebehoefte is. Het is niet de bedoeling dat de cliënt beperkt wordt in de participatie, maar dat deze juist wordt bevorderd.
6.1. Hulp bij huishouden
Aanscherpen benodigde schoonmaaktijd De benodigde schoonmaaktijd wordt meer afgestemd op de grootte van de woning en het aantal personen van het huishouden. De projectgroep vindt dat ook rekening gehouden moet worden met het gebruik van de woning (rolstoelgebruik, aanwezigheid kinderen, aanwezigheid geleidehond).
Lichte aanpassingen in het huishouden – algemeen gebruikelijk De projectgroep is het niet eens met het voorstel dat lichte aanpassingen in het huishouden algemeen gebruikelijk zijn, vooral niet voor mensen met een minimuminkomen. Mensen met een beperking krijgen al te maken met een forse stapeling van kosten. Voor mensen met een minimuminkomen zijn een paar tientjes al wel heel veel, op een gegeven moment is de rek eruit. Jurisprudentie wijst uit dat “bij de beoordeling of belanghebbende gebruik kan maken van algemeen gebruikelijke (voorliggende) voorzieningen onder andere onderzocht dient te worden of die voorziening door de belanghebbende financieel gedragen kan worden”. De oplossing om dan een lening af te sluiten via de Kredietbank is niet gewenst. De gemeente zou niet mee moeten willen werken aan het maken van schulden. De projectgroep adviseert dat bij het compenseren van het probleem altijd een individuele toets plaatsvindt, waarbij de financiële draagkracht van de hulpvrager medebepalend is voor de meest passende oplossing.
Thuisservice en thuiszorg in de wijk In de nieuwe voorstellen maakt de gemeente onderscheid in „thuisservice in de wijk‟ (de inzet van collectieve voorzieningen en zogenaamde gemaksdiensten voor mensen met een lichtere ondersteuningsbehoefte) en „thuiszorg in de wijk‟ (professionele ondersteuning voor mensen met zwaardere zorg). In onze reactie op de bezuinigingsvoorstellen van het College en het projectplan de Arnhemse Kanteling heeft de projectgroep Wmo al aangegeven bezwaren en knelpunten te zien bij het inzetten van collectieve voorzieningen voor mensen met een beperking. In 2012 worden pilots gehouden om dit gemaksdiensten concept vorm te kunnen geven. De projectgroep vindt dat zowel in de uitvoering als de evaluatie de volgende aandachtspunten kritisch moeten worden meegenomen:
3
Reactie APCG op nota „Van Voorzieningen naar resultaten‟
Cliënten raken de vertrouwde thuishulp (gedeeltelijk) kwijt en krijgen met meerdere verschillende dienstverleners of vrijwilligers te maken. Voor sommige cliënten zal het fijn zijn veel mensen over de vloer te krijgen, voor anderen niet (bijvoorbeeld mensen met een verstandelijke of psychische beperking).
De particuliere dienstverleners en vrijwilligers zijn niet gewend om te gaan met mensen met een beperking.
Cliënten moeten extra afspraken maken waarvoor ze thuis moeten blijven, wat van invloed is op hun sociale en maatschappelijke leven.
Cliënten kunnen niet meer zoals voorheen met 1 thuiszorgmedewerker afspreken hoeveel tijd ze, op een bepaald moment, ergens aan willen besteden.
De projectgroep vindt dat er bij het boodschappen doen, meer keuzevrijheid moet zijn dan alleen een boodschappendienst, zoals een ‟boodschappenbus‟. Mensen moeten de kans krijgen zelf boodschappen te kunnen doen als onderdeel van het hebben van sociale contacten buitenshuis. Het is bovendien noodzakelijk dat mensen voor de boodschappen niet op kosten gejaagd worden en de keuzevrijheid houden te winkelen bij verschillende winkels.
De uitvoering van gemaksdienst wassen/strijken roept nog vragen op. De was uitbesteden ligt voor sommigen privacygevoelig; moet de kleding dan gemerkt worden; hoe is de verzekering geregeld als er iets mis gaat; kan er vaker gebruik gemaakt worden van de wasservice bij ziekte?
Het is nog onduidelijk of er voor cliënten nog enige keuzevrijheid blijft in aanbieders van diensten.
De projectgroep vindt het positief dat de thuiszorgorganisaties betrokken blijven bij de „thuisservice in de wijk‟, zodat de signaleringsfunctie en een zekere kwaliteit gewaarborgd blijft. Bovendien kan de thuiszorgorganisatie bij de inzet van verschillende particuliere diensten een coördinatiefunctie vervullen. Van belang is dat de gemeente de signaleringsfunctie van de thuiszorg nadrukkelijk in de afspraken met de organisaties meeneemt en de kwaliteit van de geleverde zorg en de medewerkers goed moet monitoren. Veel valt of staat met het slagen van het opzetten van gemaksdiensten in de wijk, de differentiatie in het aanbod en het vinden van voldoende gekwalificeerd personeel en vrijwilligers (zie ook reactie 4.1.).
Hbh basis en Hbh maatwerk vanaf 2013 De projectgroep vindt het positief dat bij het onderscheid in Hbh basis en Hbh maatwerk rekening wordt gehouden met een andere ondersteuningsbehoefte van mensen die meer zorg nodig hebben. Zo wordt er gekeken naar de daadwerkelijke werkzaamheden en de aanwezigheid van meerdere zorgfuncties. Aandachtspunt bij de verdere uitwerking blijft de toekenning van collectieve voorzieningen bij Hbh maatwerk. Hoe wordt hierop geïndiceerd? Ook vragen wij ons af hoe (her)indicatie bij klanten in 2012 en 2013 plaatsvindt als er nog geen collectieve voorzieningen zijn gerealiseerd in de wijk?
6.2. Woonvoorzieningen
Verlaging financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten De gemeente wil de tegemoetkoming verlagen op grond van een vergelijking met andere (vergelijkbare) gemeentes. Het lastige van een Benchmark is dat er een gemiddelde naar boven komt, het zegt niet of het gemiddelde bedrag ook een reële tegemoetkoming is. De
4
Reactie APCG op nota „Van Voorzieningen naar resultaten‟
gemeente geeft zelf al aan (zie maatschappelijk effect) dat het beroep op de eigen middelen hoger wordt. De projectgroep vindt het vreemd dat beleid wordt gemaakt op de uitkomst van een Benchmark. De projectgroep vindt het positief dat de gemeente ons advies heeft overgenomen om rekening te houden met extra kosten voor vloerbedekking voor mensen die rolstoelgebonden zijn. Deze groep heeft aantoonbare meerkosten ivm de grotere woonruimte en een meer duurzame oplossing vanwege het gebruik van de rolstoel. 6.3. Rolstoelvoorzieningen
Rv1. Nieuwe aanbesteding met een rolstoelleverancier De projectgroep bespreekt dit separaat met de afdeling Zorg en Ondersteuning. Belangrijk uitgangspunt is dat de kwaliteit en de service gehandhaafd blijft.
Rv2. Algemene voorziening: duw/handbewogen rolstoelen voor incidenteel gebruik. De projectgroep is van mening dat rolstoelpools in bijvoorbeeld appartementencomplexen een adequate oplossing kunnen zijn, zeker ook ivm de stallingproblemen.
Voor de „rolstoel op afroep‟ geldt dat er een verschil is tussen duw- en handbewogen rolstoelen. Bij duwrolstoelen zal er wellicht vaker sprake zijn van een gepland gebruik. Met een handbewogen rolstoel kan iemand zelfstandig de deur uitgaan (bijvoorbeeld met de stadsregiotaxi). Het uitgangspunt In de individuele indicatie moet zijn welke rol de voorziening speelt in de participatie, niet alleen hoe vaak, maar ook waarvoor. Het is belangrijk dat de participatiemogelijkheden van mensen niet ernstig beperkt worden. De projectgroep heeft verder vragen bij de haalbaarheid van de uitvoering van de „rolstoel op afroep‟. Hoe gaat de gemeente het regelen met beheren, distribueren, vervoerskosten, onderhoudscontracten, verzekering, etcetera. Dit geldt ook voor het voorstel voor de „scootmobiel op afroep‟ (Vv3).
6.4. Vervoersvoorzieningen
Toegankelijk busvervoer De projectgroep vindt het positief dat de gemeente inzet op het toegankelijk maken van het busvervoer voor mensen met een beperking, door o.a. het ophogen van alle bushaltes en het beïnvloeden van de vervoerder dat rekening wordt gehouden met het vervoeren van mensen uit verschillende doelgroepen (bejegening, optrekken, rijden en halteren). Toegankelijk busvervoer vergroot de mobiliteit en vrijheid van mensen met een beperking aanzienlijk en dus ook de zelfstandigheid. Behalve de Toegankelijkheid is voor mensen met een beperking ook de Bereikbaarheid en Bruikbaarheid (algemene BTB-voorwaarden) van de bushaltes belangrijk. Dit houdt o.a. in dat bij wegwerkzaamheden in de stad de bereikbaarheid van de bushaltes is gewaarborgd; dat goede informatie beschikbaar is over het (tijdelijk) vervallen van haltes of bij alternatieve routes; dat er voldoende abri‟s zijn waarin mensen overdekt kunnen wachten en de mogelijkheid hebben om te kunnen zitten op een bankje. Voor degenen die nog niet bekend zijn met het vervoer met de bus, is het belangrijk dat zij de tijd en mogelijkheid krijgen om het uit te proberen en te ervaren wat de voordelen zijn van de bus. Mensen moeten vertrouwd raken met het OV en chauffeurs moeten vertrouwd raken met mensen met een beperking en zich realiseren dat ze een dienstverlenend beroep hebben. Een doelgerichte ervaringsgerichte campagne kan hieraan bijdragen, eventueel door het inzetten van buddy‟s. Het succes van de campagne is afhankelijk van het opdoen van positieve ervaringen. Als mensen een of meerdere negatieve ervaringen hebben haken ze af.
Vv1. Aanscherpen Wmo-indicatie voor gebruik Stadsregiotaxi i.v.m. toegankelijk OV Als mensen voldoende positieve ervaringen opdoen met het busvervoer, is te verwachten dat
5
Reactie APCG op nota „Van Voorzieningen naar resultaten‟
het gebruik van de stadsregiotaxi afneemt. De gemeente wil daarom het Wmo-gebruik van de stadsregiotaxi in 2012 herindiceren. Op dit moment worden er echter nog regelmatig problemen gemeld met het meenemen van mensen met een rolstoel door andere lijnen dan de servicelijnen 20 en 21, vanwege het uitklappen van de handbediende plank. De projectgroep adviseert daarom geen herindicatie uit te voeren tot de nieuwe concessie is ingegaan vanaf 2013. Alle bussen zullen dan voorzien zijn van een elektrische plank. Het moet duidelijk zijn dat rolstoelgebruikers die hun indicatie kwijtraken voor de stadsregiotaxi, geen problemen krijgen met de toegankelijkheid van het OV in 2012. Bovendien adviseert de projectgroep om het effect van de promotiecampagne af te wachten. Door goede voorlichting en een goed stimuleringsbeleid zal het gebruik van de stadsregiotaxi vanzelf afnemen. Dit is al eerder gebleken met de pilot van servicelijn 20 in 2000. Wellicht is een herindicatie dan helemaal niet meer nodig, dit scheelt ook in de gemeentelijke kosten. Het is nu nog onduidelijk welke criteria gehanteerd worden om vast te stellen welke mensen wel of niet in staat zijn gebruik te maken van de bus. Voor verschillende doelgroepen gelden verschillende problematieken. Mensen met draaiduizelingen kunnen geen goed gebruik maken van het busvervoer. Mensen met een chronische ziekte en wisselende belastbaarheid hebben niet altijd de energie om gebruik te maken van de bus. Bij een herindicatie zal altijd de participatiebehoefte en belemmeringen die iemand persoonlijk ervaart moeten worden onderzocht. Het gaat hier om een van de belangrijkste voorwaarden om te kunnen participeren in de samenleving. Ook voor mensen die wel gebruik kunnen maken van de bus geldt dat het OV niet altijd, onder alle omstandigheden, voor mensen met een beperking toegankelijk is. Er zijn voldoende legitieme redenen waarom iemand hier toch tijdelijk of incidenteel geen gebruik van kan maken:
Door aandoening niet altijd in staat met de bus te reizen (chronische ziekte of anders)
De bus komt niet overal
De bus kan niet bereikt worden
Lange wachttijden of overstaptijden waarin iemand in de kou moet zitten (reumatische aandoeningen)
Lange busritten (oncomfortabel want je zit altijd bij de uitgang)
Tijdelijk geen gebruik kunnen maken van een blindengeleidehond
Eerst moeten aanleren van nieuwe busroute bij nieuwe bestemmingen (mobiliteitstraining voor mensen met een visuele beperking)
Extreme weersomstandigheden (er rijden geen bussen of ontoegankelijke invalbussen)
Gevoel van onveiligheid ‟s avonds (ouderen, mensen met een visuele beperking, mensen met een verstandelijke of psychosociale beperking ed)
Bovenstaande omstandigheden kunnen er toe leiden dat mensen zonder de keuze voor „van deur-tot-deur‟ vervoer gewoon hun huis niet uitkomen. De projectgroep adviseert dan ook met nadruk dat ook mensen die wel met de bus kunnen, toch altijd toegang hebben tot een kortingspas met een beperkt aantal zones, die zij zelf kunnen inzetten als dat nodig is. Eerder dan deze groep de pas af te nemen, kan gekozen worden voor het niet meer onbeperkt reizen tegen het kortingstarief.
6
Reactie APCG op nota „Van Voorzieningen naar resultaten‟
Arnhem heeft altijd vooropgelopen in het realiseren van toegankelijkheid vervoer voor mensen met een beperking: van vervoer op maat tot de servicelijnen 20 en21. We moeten voorkomen dat deze maatregel nu niet de mobiele participatie beperkt.
Vv2. Aanpassen forfaitair bedrag voor Collectief vraagafhankelijk vervoer Het bedrag is gebaseerd op gemiddeld gebruik van de stadsregiotaxi. Ervan uitgaande dat de berekening correct is kan de projectgroep hiertegen geen bezwaar inbrengen. Wel willen we hier aan toevoegen dat voor verlagingen ook gekeken moet worden naar de wijze van gebruik van deze regeling. Mogelijk is een andere inschattingsmethodiek voor de hoogte van de tegemoetkoming meer van toepassing.
Vv3. Beperken individueel gebruik scootmobiel De gemeente wil het niet-gebruik van scootmobielen terugdringen. Daarvoor wordt de mogelijkheid onderzocht om te komen tot scootmobielpools in wooncomplexen en een „scootmobiel op afroep‟. Een scootmobielpool in wooncomplexen kan een adequate oplossing zijn, zeker ook ivm de stallingproblemen.
Het voorstel voor een „scootmobiel op afroep‟ houdt in dat er een strengere indicatie komt voor de toekenning van een scootmobiel voor individueel gebruik. De projectgroep vindt niet dat algemeen beleid moet worden gemaakt op niet-gebruik, met vooraf bepaalde strikte criteria als „noodzakelijk voor het dagelijks functioneren‟. Het uitgangspunt in de individuele indicatie moet zijn welke rol de voorziening speelt in de participatie. Het gebruik van een scootmobiel draagt bij aan het vergroten van de mobiliteit en participatie. Met een scootmobiel kunnen mensen zelfstandig de deur uitgaan, wanneer ze willen. Bijvoorbeeld om boodschappen te doen of te winkelen. De winkels in de binnenstad zijn voor mensen die moeilijk ter been zijn met het OV of stadsregiotaxi niet bereikbaar. Een „skewielmobiel‟ is hiervoor ook niet de juiste oplossing. Mensen met een chronische ziekte hebben vaak een wisselende belastbaarheid en hebben hun voorziening de ene dag wel nodig en de andere niet. De projectgroep is van mening dat zorgvuldig moet worden onderzocht of een „scootmobiel op afroep‟ de zelfstandige mobiliteit en participatie van mensen niet ernstig beperkt.
6.5. Gekantelde en wijkgerichte uitvoering Wmo/IV
De projectgroep vindt het positief dat in het nieuwe beleid meer wordt ingezet op het bij de hulpvraag betrekken van andere leefdomeinen, het gestructureerd samenwerken met ketenpartners, het zorgdragen voor een warme overdracht, het inzetten van een integraal ondersteuningsarrangement en het afleggen van huisbezoeken. Uitgangspunt voor de projectgroep is dat daadwerkelijk de belemmeringen en participatiebehoefte van de cliënt worden onderzocht en dat een samenhangende oplossing wordt gevonden voor de knelpunten, die het meedoen bevorderen. De projectgroep heeft hiervoor de volgende aanbevelingen:
Bij een eerste kennismaking/hulpvraag altijd een huisbezoek
Geen telefonische indicatie bij aanvraag voor individuele voorzieningen
Toegankelijke informatie voor iedereen (ook voor mensen met een verstandelijke beperking). Digitale informatie moet niet alleen via regelhulp opvraagbaar zijn en aan de eisen van toegankelijkheid voldoen
Goede informatie hoe mensen kunnen/moeten handelen om hun problemen op te lossen, bijvoorbeeld over aangepast wonen (geen kastje-muur verhaal). Waar kunnen mensen terecht?
7
Reactie APCG op nota „Van Voorzieningen naar resultaten‟
Toegankelijkheid om het huis en directe woonomgeving (ook voor mensen met een visuele beperking)
Respijtzorg al bij eerste aanvraag indiceren, om structurele ondersteuning te garanderen
Bij het compenseren van het resultaat uitgaan van de meest passende individuele oplossing. De projectgroep adviseert om hiervoor kwalitatieve toetsingscriteria te hanteren die als een soort maatstaf naast de oplossingen kunnen worden gelegd. Dit om te voorkomen dat alsnog teveel op goedkoopst compenserend, voorzieningendenkend (verstrekkingen) en regelgeving wordt gestuurd. Hierbij kun je denken aan vragen als: zijn alle levensterreinen in beeld, wat zijn de toekomstverwachtingen (ook mbt aanwezige mantelzorg en gebruikelijke zorg), is het advies echt op maat (staat regelgeving niet een passende oplossing in de weg), is de eigen regie zoveel mogelijk gewaarborgd, is het individu nu echt in staat om deel te nemen aan het sociale, economische, maatschappelijke en publieke leven en zich verder te ontwikkelen
Bij algemeen gebruikelijke (voorliggende) voorzieningen individueel toetsen of die voorziening door de belanghebbende financieel gedragen kan worden
Goede compensatieregeling voor de eigen bijdrage voor mensen met een inkomen op het sociaal minimum (ook voor begeleiding). Hierin zal dan ook het effect van de mogelijke maatregel „toetsing aan het huishoudinkomen‟ tot uitdrukking moeten komen
De brede vraagverheldering (het Gesprek) uit te laten voeren door een onafhankelijke instantie. De gemeentelijke indicatieadviseurs kunnen dan zorgdragen voor de verdere gemeentelijke maatregelen en individuele voorzieningen. Op basis van het Gesprek kan dan een onafhankelijk advies worden uitgebracht mbt de zorg en ondersteuning die nodig is voor optimale zelfredzaamheid en participatie
24 oktober 2011, Projectgroep Wmo
Met vriendelijke groet, Fedde Makkinga Voorzitter APCG
8