Besluit Kenmerk: 634140/641897 Betreft: Ontheffingsverzoek artikel 6.14d van de Mediawet 2008 Besluit van het Commissariaat voor de Media op het verzoek van KPN B.V. om ontheffing van de doorgifteverplichtingen van artikel 6.13, met uitzondering van art. 6.13, derde lid, onder a, van de Mediawet 2008 voor de nieuwe dienst ‘Project Y’. _________________________________________________________________________
a. Verloop van de procedure 1.
Bij brief van 10 september 2014 heeft KPN B.V. (hierna: KPN) bij het Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat), de vraag neergelegd of het Commissariaat het er mee eens is dat de doorgifteverplichtingen van artikel 6.13 van de Mediawet 2008 niet gelden voor een nieuw te ontwikkelen mobiele dienst van KPN met de tijdelijke naam ‘Project Y’, en heeft KPN, voor het geval het Commissariaat hier niet mee zou instemmen, op grond van artikel 6.14d van de Mediawet 2008 een verzoek om ontheffing ingediend van de doorgifteverplichtingen zoals opgenomen in artikel 6.13 van de Mediawet 2008.
2.
Op 25 september 2014 heeft bij het Commissariaat over deze brief een gesprek plaatsgevonden.
3.
Bij brief van 1 oktober 2014, kenmerk 634140/634289, heeft het Commissariaat aangegeven dat de nieuwe dienst Project Y een programmapakket is waarop in beginsel de doorgifteverplichtingen van artikel 6.13 van de Mediawet 2008 van toepassing zijn, en daarom de brief van 10 september 2014 van KPN beschouwt als een verzoek om ontheffing, en heeft het Commissariaat KPN in de gelegenheid gesteld haar ontheffingsverzoek aan te vullen.
4.
Per e-mail van 11 november 2014 heeft KPN haar ontheffingsverzoek aangevuld.
5.
Bij brief van 11 november 2014, kenmerk 634140/636947, heeft het Commissariaat KPN uitgenodigd voor een hoorzitting.
6.
Met een e-mail van 12 november 2014 heeft KPN aangegeven op de hoorzitting aanwezig te zullen zijn.
7.
Bij brief van 20 november 2014 heeft het Commissariaat op grond van artikel 4:14, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht de beslissing op het verzoek om ontheffing met acht weken verdaagd.
8.
Op 3 december 2014 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarin KPN haar zienswijze mondeling en schriftelijk naar voren heeft gebracht. Het verslag van de hoorzitting is als bijlage bij dit besluit gevoegd.
b. Wettelijk kader 9.
Voor een overzicht van de relevante wettelijke bepalingen wordt verwezen naar de bijlage.
1
c. Ontheffingsverzoek 10. Ten eerste is KPN van mening dat de doorgifteverplichtingen niet gelden voor de nieuwe dienst Project Y en vraagt of het Commissariaat het hiermee eens is. Voor zover het Commissariaat het hiermee niet eens is, wil KPN ontheffing voor de doorgifteverplichtingen zoals bedoeld in art. 6.13 van de Mediawet 2008. Tijdens de hoorzitting heeft KPN aangegeven de drie algemene televisieprogrammakanalen van de landelijke publieke mediadienst, NPO1, NPO2 en NPO3 wel te willen gaan doorgeven in de nieuwe dienst. KPN vraagt dan ook ontheffing van de doorgifteverplichtingen met uitzondering van art. 6.13, derde lid, onder a. 11. Hieronder wordt het ontheffingsverzoek van KPN van 10 september 2014, de aanvulling van de e-mail van 11 november 2014 en hetgeen mondeling en schriftelijk tijdens de hoorzitting op 3 december 2014 naar voren is gebracht, kort samengevat. 12. KPN wil met de nieuwe dienst Project Y in de vorm van een mobiele applicatie (hierna: app) voor tablets en mobiele telefoons een programmapakket gaan aanbieden met 18 lineaire TV-zenders waaronder NPO 1 t/m 3, uitzending-gemist-diensten, on-demandcontent en opnamemogelijkheden. Alle content wordt gecombineerd in één app. Er wordt door de abonnee één vooraf bepaald bedrag per maand betaald voor de app. 13. [niet openbaar]. Het betreft volgens KPN dus een stand-alone-dienst, en geen aanvullende dienst bij een bestaand (iTV of Digitenne)TV-abonnement. 14. KPN stelt dat indien Project Y minimaal 30 zenders zou moeten bevatten, inclusief de verplichte publieke TV- en radiozenders, deze niet meer als een betaalbare TV-dienst kan worden aangeboden. Het budget dat nodig is om de zenderrechten in te kopen kan dan niet meer gebruikt worden om on-demand-content in te kopen. Volgens KPN is Project Y niet meer betaalbaar en laagdrempelig als de verplichte content moet worden ingekocht of er moeten concessies gedaan worden aan de on-demand-content. KPN stelt dat de uiteindelijke dienst dan niet meer aantrekkelijk is voor de consument en het voor KPN niet meer zinvol is Project Y te gaan aanbieden. 15. Daarnaast zouden volgens KPN het doorgeven en technisch onderhouden van alle lineaire verplichte zenders implementatiekosten met zich meebrengen. Voor het bouwen moeten fte’s gereserveerd worden. KPN stelt dat de nieuwe dienst Project Y intern apart aangestuurd moet worden om een variërend content-aanbod te kunnen bewerkstelligen. Wanneer de nieuwe dienst ook (net als iTV en Digitenne) moet voldoen aan de doorgifteverplichtingen zouden er dubbele, en dus disproportionele ontwikkelingskosten gemaakt moeten worden volgens KPN. 16. Project Y is volgens KPN een investering in een nieuwe doelgroep. KPN argumenteert dat de consument behoefte heeft aan deze nieuwe dienst, en dat als niet aan deze wens tegemoet gekomen kan worden door het moeten naleven van de doorgifteverplichtingen, dit de innovatie beperkt. 17. Het is volgens KPN denkbaar dat de wetgever het aanbieden van een programmapakket via een app niet heeft willen belemmeren, omdat in de wetstoelichting wordt gesproken over distributie via kabel, glas, koper, ether of satelliet, en niet over apps. 18. De doorgifte van lokale publieke media-instellingen ligt volgens KPN technisch gezien ingewikkeld, en er is een hoog prijskaartje aan verbonden. KPN geeft aan de doorgifte
2
van de lokale publieke media-instellingen niet te willen realiseren omdat de beoogde doelgroep niet de wens heeft om die kanalen te bekijken, [niet openbaar]. 19. Wat betreft de doorgifte van (gesproken) ondertiteling geeft KPN aan te beschikken over de techniek waarmee doorgifte gerealiseerd kan worden. KPN levert deze dienst met iTV. Project Y beschouwt KPN als een aparte dienst bestemd voor een jonge generatie. [niet openbaar]. 20. KPN heeft besloten een opzichzelfstaande dienst te ontwikkelen omdat zij andere content wil aanbieden dan in de bestaande pakketten wordt geleverd. Bovendien zijn volgens KPN contentwijzigingen op verzoek van de doelgroep makkelijker aan te brengen in Project Y. Daarmee wordt flexibiliteit voor de toekomst bewerkstelligd. 21. KPN stelt dat reeds via iTV en Digitenne het verplichte standaardprogrammapakket aan abonnees wordt geboden. Met Project Y wil KPN een extra keuze bieden. KPN stelt dat, zolang de abonnee vooraf duidelijk wordt geïnformeerd, deze van tevoren weet waar hij voor kiest. Hiermee wordt, zo stelt KPN, het doel van de wet (‘diversiteit’) juist ondersteund. 1
22. KPN verwijst naar de motie van Segers en Huizing. Hieruit blijkt volgens KPN dat ook de politiek de wens van de consument wil erkennen en individuele keuzevrijheid binnen de Mediawet mogelijk wil maken. KPN meent dat in lijn met het doel van de wet, om met TV-ontwikkelingen mee te gaan, de innovatie niet te belemmeren en om aan de behoefte van abonnees tegemoet te komen en het voor hen betaalbaar te houden, niet gewacht kan worden op nieuwe wetgeving en Project Y nu al aangeboden moet kunnen worden onder een ontheffing van de doorgifteverplichtingen. 23. Subsidiair stelt KPN dat zij als mobiele aanbieder van de app nog met geen enkele natuurlijke persoon of rechtspersoon een overeenkomst met betrekking tot de ontvangst van één of meer programmapakketten heeft. Mobiele aanbieder KPN verspreidt nog geen enkel programmapakket via een app en heeft dus nog geen abonnees in de zin van art. 6.9a van de Mediawet 2008. Om deze reden zijn volgens KPN de doorgifteverplichtingen niet van toepassing op de mobiele aanbieder KPN die Project Y als add-on bij mobiele-telefonie-abonnementen aanbiedt.
d. Overwegingen 24. Het verzoek van KPN om ontheffing van de doorgifteverplichtingen dient te worden afgewezen. Het Commissariaat overweegt daartoe het volgende. 25. Eerst wordt ingegaan op de wettelijke doorgifteverplichtingen (i), het doel van deze wettelijke bepalingen (ii) en de voorwaarden om voor ontheffing van deze wettelijke bepalingen in aanmerking te komen (iii). Vervolgens wordt ingegaan op het feit dat naar oordeel van het Commissariaat de doorgifteverplichtingen gelden voor de nieuwe dienst Project Y (iv). Ten slotte wordt ingegaan op het ontheffingsverzoek dat ziet op ontheffing van de doorgifteverplichtingen zoals opgenomen in artikel 6.13 van de Mediawet 2008, met uitzondering van art. 6.13, derde lid, onder a (v). (i) Wettelijke doorgifteverplichtingen 26. Sinds de wijziging van de Mediawet 2008 per 1 januari 2014 geldt de verplichte doorgifte van de belangrijkste publieke zenders in het digitale standaardpakket behalve voor kabelbedrijven ook voor andere pakketaanbieders met meer dan 100.000 1
Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, 33 426, nr. 24.
3
abonnees. Artikel 6.13, eerste lid van de Mediawet 2008 bepaalt dat alle abonnees die met de pakketaanbieder een overeenkomst hebben in elk geval een digitaal standaardprogrammapakket ontvangen. 27. Artikel 6.13, tweede lid van de Mediawet 2008 bepaalt dat het standaardprogrammapakket ten minste bestaat uit 30 televisieprogrammakanalen en de diensten zoals bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, derde volzin, die zijn aangewezen in artikel 18a van de Mediaregeling 2008, te weten (gesproken) ondertiteling. 28. Daarnaast dient het standaardpakket in elk geval drie algemene televisieprogrammakanalen van de landelijke publieke mediadienst, één televisieprogrammakanaal van de regionale publieke mediadienst dat bestemd is voor de provincie of het deel van de provincie waarin de abonnees woonachtig zijn, de televisieprogrammakanalen van de regionale publieke mediadienst dat bestemd is voor de provincies aangrenzend aan de provincie waarin de abonnees woonachtig zijn, één televisieprogrammakanaal van de lokale publieke mediadienst dat bestemd is voor de gemeente waarbinnen de abonnees woonachtig zijn, ten hoogste twee televisieprogrammakanalen van de lokale publieke mediadienst met ander programmaaanbod en dat gericht is op specifieke bevolkings- en leeftijdsgroepen waaronder minderheden, en drie televisieprogrammakanalen van de Nederlandstalige landelijke Belgische omroepdienst te bevatten (art. 6.13, derde lid, van de Mediawet 2008). 29. Wat betreft radioprogrammakanalen dient het standaardpakket in elk geval vijf algemene radioprogrammakanalen van de landelijke publieke mediadienst, één radioprogrammakanaal van de regionale publieke mediadienst dat bestemd is voor de provincie of het deel van de provincie waarin de abonnees woonachtig zijn, één radioprogrammakanaal van de lokale publieke mediadienst dat bestemd is voor de gemeente waarbinnen de abonnees woonachtig zijn, ten hoogste vijf radioprogrammakanalen van de lokale publieke mediadienst met ander programmaaanbod en dat gericht is op specifieke bevolkings- en leeftijdsgroepen waaronder minderheden, en vijf radioprogrammakanalen van de Nederlandstalige landelijke Belgische omroepdienst te bevatten (art. 6.13, vierde lid, van de Mediawet 2008). (ii) Doel van de wettelijke doorgifteverplichtingen 30. Blijkens de Memorie van Toelichting bij het voorstel tot wijziging van de Mediawet 2 2008 heeft de wetgever met de doorgifteverplichtingen willen realiseren dat in ieder programmapakket de belangrijkste publieke zenders worden doorgegeven en dat op de markt voor pakketaanbieders zoveel als mogelijk een gelijk speelveld wordt gecreëerd. De doorgifteverplichtingen beschermen dus zowel de belangen van de consumenten, de abonnees, als de belangen van de pakketaanbieders. Hieronder wordt eerst ingegaan op de bescherming van de belangen van de abonnees en daarna op de bescherming van de belangen van de pakketaanbieders.
31. De doorgifteverplichtingen leggen aan pakketaanbieders de verplichting op om aan hun abonnees in het kader van de overeenkomst over de ontvangst van programmaaanbod in elk geval een digitaal standaardprogrammapakket te bieden. Op welk digitaal programmapakket een abonnee zich ook abonneert, tot het abonnement behoort in elk geval het standaardprogrammapakket. De belangrijkste publieke zenders
2
Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, nr. 33 426, nr. 3, p. 6.
4
moeten in het standaardprogrammapakket worden opgenomen, zonder dat de abonnee hiervoor het standaardprogrammapakket hoeft uit te breiden. 32. De techniekneutrale regeling geldt zowel voor aanbieders van kabelnetwerken als ook voor aanbieders die programma-aanbod via andere netwerken verspreiden. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen eigenaren van netwerken of andere pakketaanbieders die van de netwerken van die eigenaren gebruikmaken. Hiermee wordt een gelijk speelveld gecreëerd voor alle pakketaanbieders. 33. Om abonnees te verzekeren van minimumwaarborgen dienen alle pakketaanbieders die een of meer programmapakketten naar ten minste 100.000 abonnees in Nederland verspreiden of laten verspreiden aan de doorgifteverplichtingen te voldoen. Indien een pakketaanbieder meent niet aan de doorgifteverplichtingen te kunnen voldoen, dan kan er om ontheffing worden verzocht. (iii) Voorwaarden voor ontheffing 34. Op grond van artikel 6.14d van de Mediawet 2008 kan het Commissariaat geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de verplichtingen bedoeld in onder meer artikel 6.13 van de Mediawet 2008, als het onverkort nakomen daarvan leidt tot disproportionele kosten, tot een belemmering van innovatie of tot anderszins onredelijke uitkomsten. Het Commissariaat kan aan een ontheffing voorschriften verbinden. 35. Over de mogelijkheid tot het verlenen van ontheffing merkt het Commissariaat op dat het verlenen van een (gedeeltelijke) ontheffing een discretionaire bevoegdheid is van het Commissariaat. In artikel 6.14d van de Mediawet 2008 is opgenomen dat het Commissariaat geheel of gedeeltelijk ontheffing ‘kan’ verlenen. 36. KPN heeft zelf de vrijheid de digitale standaardprogrammapakketten samen te stellen, maar dient daarbij net als andere pakketaanbieders rekening te houden met de verplichtingen die voortvloeien uit de Mediawet 2008. (iv) Doorgifteverplichtingen gelden voor nieuwe dienst Project Y 37. De doorgifteverplichtingen gelden voor de nieuwe dienst Project Y. Volgens artikel 6.9a van de Mediawet 2008 is een programmapakket een door een natuurlijk persoon of rechtspersoon samengesteld geheel van televisie- en radioprogrammakanalen die hoofdzakelijk door derden zijn geproduceerd. Project Y van KPN betreft ook een dergelijk samengesteld geheel van programmakanalen naar oordeel van het Commissariaat. Dit betekent dat Project Y een programmapakket is waarop de doorgifteverplichtingen van artikel 6.13 van de Mediawet 2008 van toepassing zijn. Dit is reeds op 1 oktober 2014 door het Commissariaat gecommuniceerd aan KPN. Daaropvolgend argumenteert KPN evenwel dat voor Project Y ontheffing van de doorgifteverplichtingen van artikel 6.13 verleend zou moeten worden. (v) Door KPN gevraagde ontheffing van artikel 6.13 voor Project Y 38. De nieuwe dienst Project Y zal als zelfstandig programmapakket aangeboden worden door KPN. Uit artikel 6.13, eerste lid van de Mediawet 2008 volgt dat alle abonnees die met een pakketaanbieder een overeenkomst hebben gesloten, in elk geval een digitaal standaardprogrammapakket dienen te ontvangen. Het betreft dus een minimumwaarborg, die stelt dat alle abonnees tenminste de verplichte programmakanalen moeten ontvangen. Dit geldt dus ook voor de toekomstige abonnees van Project Y. De vraag rest of KPN in aanmerking komt voor ontheffing omdat het voldoen aan de doorgifteverplichtingen leidt tot disproportionele kosten, een belemmering van de innovatie of anderszins onredelijke uitkomsten.
5
39. De stelling van KPN dat indien Project Y minimaal 30 zenders zou moeten bevatten, inclusief de verplichte publieke TV- en radiozenders, deze niet meer als een betaalbare dienst kan worden aangeboden, is onvoldoende onderbouwd. [niet openbaar]. Ook heeft KPN niet onderbouwd waarom het minimum aantal van 30 niet gehaald zou kunnen worden. 40. Voor het Commissariaat is onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom het intern apart bouwen en aansturen van Project Y, dat volgens KPN nodig is om variërend contentaanbod te kunnen bewerkstelligen, noodzakelijkerwijs tot dubbele en/of disproportionele kosten moet leiden, zodat KPN voor ontheffing in aanmerking zou kunnen komen. 41. Het Commissariaat volgt het argument van KPN niet dat het niet de bedoeling van de wetgever zou zijn geweest een innovatieve, door de consument gewenste dienst onder de nieuwe doorgifteverplichtingen te scharen. Het Commissariaat wijst erop dat op verschillende plekken in de Memorie van Toelichting de wetgever laat blijken dat de doorgifteverplichtingen zijn opgesteld met het oog op nieuwe ontwikkelingen. Zo staat er “dat alle abonnees die een pakketaanbieder aansluit, of dit via de ether, de satelliet, de kabel of een andere techniek is, worden opgeteld bij het bepalen van het totale 3 aantal abonnees…”. Verderop is te lezen dat “de regels zijn ontworpen in een tijd dat kabelbedrijven 90% van de huishoudens bedienden met een beperkt analoog aanbod. 4 Inmiddels is de markt voor televisiedistributie aanzienlijke veranderd.” Bovendien benoemt de wetgever in de Memorie van Toelichting “… de snelle opkomst van digitale televisie. […] De grote pakketaanbieders maken zich op om hun abonnees overal en altijd te bedienen, thuis op grote schermen, in en rondom het huis en onderweg op 5 kleine mobiele schermen.” 42. KPN stelt dat uit de Memorie van Toelichting blijkt dat de doorgifteverplichtingen weliswaar techniekonafhankelijk zijn, maar niet het oog hebben gehad op applicaties zoals Project Y. Het lijkt volgens KPN vooral te gaan om aanbod van kabelaars en daarmee vergelijkbare distributeurs, omdat regelmatig verwezen wordt naar distributie via kabel, glas, koper, ether en satelliet. Deze stelling volgt het Commissariaat niet. Dat de wet techniekneutraal is, is naar het oordeel van het Commissariaat onbetwistbaar. Dit blijkt ook uit de wetsgeschiedenis: “De tijd is rijp om de mediawettelijke verplichtingen onafhankelijk te maken van het type netwerk en het eigendom van een netwerk en alle pakketaanbieders zoveel als mogelijk te laten meedelen in dezelfde maatschappelijke opdracht. […] De aangepaste regels gaan gelden voor aanbieders van radio- en televisiepakketten. Dit zijn partijen die televisiezenders en andere audiovisuele diensten van derden bundelen in pakketten en via een elektronische communicatienetwerk verspreiden naar een 6 afgebakende groep van betalende abonnees.” 43. Bovendien kan naar oordeel van het Commissariaat uit de verwijzingen in de wetstoelichting naar verschillende draadgebonden-netwerken niet geconcludeerd worden dat de wetgever niet heeft beoogd ook het soort TV-apps als de hier besproken nieuwe dienst Project Y onder de wettelijke verplichtingen te laten vallen. Het is niet zo dat de Mediawet 2008 alleen geldt voor netwerken die als voorbeeld worden genoemd. De Mediawet 2008 is immers, zoals onder randnummer 42 reeds beargumenteerd, 3
Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, 33 426, nr.3, p.3. Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, 33 426, nr.3, p.3. 5 Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, 33 426, nr.3, p.4-5. 6 Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, 33 426, nr.3, p.6. 4
6
techniekneutraal. De stelling van KPN dat applicaties zoals Project Y niet onder de doorgifteverplichtingen zouden vallen, slaagt niet. 44. Voor het Commissariaat heeft KPN niet afdoende aangetoond dat de doorgifte van lokale publieke media-instellingen niet te realiseren is. KPN stelt dat Project Y voortdurend zou moeten bepalen waar hij zich bevindt om zo te bepalen welke lokale publieke media-instelling steeds doorgegeven dient te worden. Deze doorgifte van lokale publieke media-instellingen is volgens KPN praktisch gezien niet haalbaar, en kostbaar. Het Commissariaat wijst er echter op dat de wet de doorgifte van de lokale publieke media-instellingen uit de gemeente waarbinnen de abonnee woonachtig is voorschrijft. 45. Het argument dat aan de zenderrechten [niet openbaar] kosten verbonden zijn die Project Y onbetaalbaar zouden maken, wordt door KPN zelf ontkracht. KPN geeft aan dat zij deze programmakanalen niet wil aanbieden en dat zij daarom niet met [niet openbaar] media-instellingen in overleg is geweest hierover. Voor KPN staat de wens van de consument voorop, en volgens haar zit die niet te wachten op deze zenders. De Mediawet 2008 beoogt echter minimumwaarborgen voor alle abonnees, en dus slaagt deze redenering van KPN niet. 46. [niet openbaar]. De verplichting ondertiteling en gesproken ondertiteling door te geven 7 8 via een applicatie op een andere technische voorziening , geldt per 1 april 2015. Nu deze verplichting nog niet in werking is getreden kan het Commissariaat (nog) niet beslissen op het deel van het ontheffingsverzoek dat ziet op de verplichte ondertitelingsdoorgifte zoals die geldt per 1 april 2015. Een besluit van het Commissariaat vóór datum van inwerkingtreding van de regeling heeft geen rechtsgevolgen. 47. De stelling van KPN dat de politiek de wens van de consument wil erkennen en individuele keuzevrijheid binnen de Mediawet mogelijk wil maken, met verwijzing naar de motie van Segers en Huizing, is voor dit ontheffingsverzoek niet relevant. De betreffende motie gaat over het verkennen van de mogelijkheid van een à-lacartemenu. Op dit moment is deze mogelijkheid echter geen onderdeel van de wet. Het Commissariaat kan het argument van KPN met betrekking tot deze motie dan ook niet meenemen in de overwegingen aangaande het ontheffingsverzoek. 48. Ten slotte is KPN, gelet op artikel 6.9a en artikel 6.12 van de Mediawet 2008 een pakketaanbieder, te weten een rechtspersoon die een of meer programmapakketten tegen betaling verspreidt door middel van een omroepnetwerk of een omroepzender, en heeft zij ten minste 100.000 TV-abonnees in Nederland. De wet stelt dat als een pakketaanbieder programma-aanbod door middel van twee of meer omroepnetwerken of omroepzenders verspreidt of laat verspreiden, de 9 desbetreffende aantallen abonnees samengevoegd worden. Daarnaast stelt de wet dat het aantal abonnees van de pakketaanbieder en de aantallen abonnees van de dochtermaatschappijen die de pakketaanbieder in stand houdt worden samengevoegd voor de toepassing van artikel 6.12 van de Mediawet 2008. Als de pakketaanbieder een rechtspersoon is en een dochtermaatschappij die door een andere 7
Met ‘andere technische voorziening’ wordt hier alles bedoeld niet zijnde de televisie. Zie hiervoor de Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 april 2014, nr. WJZ-611827 (10427), houdende wijziging van de Mediaregeling 2008 in verband met de aanwijzing van enkele diensten als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, derde volzin van de Mediawet 2008 (Staatscourant 2014, nr. 10633, 16 april 2014). 9 Artikel 6.12, tweede lid van de Mediawet 2008. 8
7
pakketaanbieder in stand wordt gehouden, worden voor de toepassing van artikel 6.12 van de Mediawet 2008 samengevoegd het aantal abonnees van die dochtermaatschappij, het aantal abonnees van de pakketaanbieder die deze dochtermaatschappij in stand houdt, en de aantallen abonnees van de andere 10 dochtermaatschappijen die deze pakketaanbieder in stand houdt. Zodra een pakketaanbieder het aantal van 100.000 abonnees bereikt, dan is artikel 6.13 van de Mediawet 2008 van toepassing en geldt de minimumwaarborg voor alle abonnees die een overeenkomst hebben met betrekking tot de ontvangst van een digitaal programmapakket. Gelet op het voorgaande zijn de doorgifteverplichtingen van artikel 6.13 van de Mediawet 2008 op KPN als mobiele-telefonie-aanbieder van toepassing. Conclusie 49. Het Commissariaat komt tot de conclusie dat het verzoek om ontheffing van de doorgifteverplichtingen zoals omschreven in artikel 6.13 van de Mediawet 2008, te weten de verplichting tot het doorgeven van: minimaal 30 televisieprogrammakanalen, de vijf Nederlandse publieke radioprogrammakanalen, de lokale en regionale publieke radio- en televisieprogrammakanalen, de radio- en televisieprogrammakanalen van de Nederlandstalige landelijke Belgische openbare omroepdienst, niet voor inwilliging in aanmerking komt en wijst het verzoek om ontheffing voor Project Y af. KPN heeft niet aangetoond dat het nakomen van de doorgifteverplichtingen voor haar leidt tot een belemmering van innovatie, disproportionele kosten of anderszins onredelijke uitkomsten. 50. Op het verzoek om ontheffing van de doorgifte van (gesproken) ondertiteling kan het Commissariaat niet beslissen omdat deze verplichting pas geldt per 1 april 2015. Een besluit van het Commissariaat vóór datum van inwerkingtreding van de verplichting heeft geen rechtsgevolgen.
e. Publicatie 51. Het Commissariaat zal de volledige tekst van het besluit, met uitzondering van de daarin vermelde persoonsgegevens en vertrouwelijke bedrijfsgegevens, openbaar maken door publicatie op zijn website. De publicatie vindt plaats veertien dagen nadat het besluit op de in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven 11 wijze is bekendgemaakt . Het Commissariaat ziet daartoe geen belemmering op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.
10 11
Artikel 6.12, derde lid van de Mediawet 2008. dat wil zeggen door toezending aan de belanghebbende.
8
f.
Besluit
52. Het Commissariaat voor de Media: I.
besluit, gezien het voorgaande en gelet op artikel 6.14d van de Mediawet 2008, KPN B.V. ten aanzien van Project Y geen ontheffing te verlenen van de verplichtingen, bedoeld in artikel 6.13 van de Mediawet 2008;
II.
maakt de volledige tekst van dit besluit, veertien dagen na de voorgeschreven bekendmaking daarvan, met uitzondering van de daarin vermelde persoonsgegevens en vertrouwelijke bedrijfsgegevens, openbaar door publicatie op zijn website.
Hilversum, 13 januari 2015
Hoogachtend, COMMISSARIAAT VOOR DE MEDIA,
prof. mr. dr. Madeleine de Cock Buning voorzitter
drs. Eric Eljon commissaris
Belanghebbenden die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen op grond van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt bezwaar maken bij het Commissariaat voor de Media, Postbus 1426, 1200 BK te Hilversum.
Bijlagen: 1.
Wettelijk kader
2.
Hoorzittingsverslag
9
Bijlage 1: Wettelijk kader Voor zover hier van belang: Artikel 6.9a van de Mediawet 2008 In deze afdeling wordt verstaan onder: «abonnee»: natuurlijke persoon of rechtspersoon die partij is bij een overeenkomst met een pakketaanbieder met betrekking tot de ontvangst van een of meer programmapakketten; «pakketaanbieder»: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die een of meer programmapakketten tegen betaling verspreidt of laat verspreiden door middel van een omroepnetwerk of een omroepzender; «programmapakket»: een door een natuurlijk persoon of rechtspersoon samengesteld geheel van televisie- en radioprogrammakanalen die hoofdzakelijk door derden zijn geproduceerd; «standaardprogrammapakket»: een programmapakket als bedoeld in artikel 6.13 of in artikel 6.14. Artikel 6.12 van de Mediawet 2008 1. Deze paragraaf is van toepassing op pakketaanbieders die een of meer programmapakketten naar ten minste 100.000 abonnees in Nederland verspreiden of laten verspreiden. 2. Als een pakketaanbieder programma-aanbod door middel van twee of meer omroepnetwerken of omroepzenders verspreidt of laat verspreiden, worden voor de toepassing van het eerste lid de desbetreffende aantallen abonnees samengevoegd. 3. Als een pakketaanbieder een rechtspersoon is, worden voor de toepassing van dit artikel samengevoegd het aantal abonnees van die pakketaanbieder en de aantallen abonnees van de dochtermaatschappijen die de pakketaanbieder in stand houdt. Als de pakketaanbieder een rechtspersoon is en een dochtermaatschappij die door een andere pakketaanbieder in stand wordt gehouden, worden voor de toepassing van dit artikel samengevoegd het aantal abonnees van die dochtermaatschappij, het aantal abonnees van de pakketaanbieder die deze dochtermaatschappij in stand houdt, en de aantallen abonnees van de andere dochtermaatschappijen die deze pakketaanbieder in stand houdt. Artikel 6.13 van de Mediawet 2008 1. Als een pakketaanbieder een of meer digitale programmapakketten verspreidt of laat verspreiden, ontvangen alle abonnees die met hem een overeenkomst met betrekking tot de ontvangst van een of meer digitale programmapakketten hebben gesloten, in elk geval een digitaal standaardprogrammapakket. 2. Het standaardprogrammapakket bestaat uit ten minste dertig televisieprogrammakanalen en een door de pakketaanbieder met inachtneming van het vierde lid te bepalen aantal radioprogrammakanalen. De programmakanalen worden ongewijzigd verspreid. Bij ministeriële regeling kunnen diensten worden aangewezen waarvan het signaal als integraal onderdeel van de programmakanalen moet worden doorgegeven en kunnen nadere regels worden gesteld voor de doorgifte van deze diensten. 3. Voor zover het betreft televisieprogrammakanalen, bevat het standaardprogrammapakket in elk geval: a. drie algemene televisieprogrammakanalen van de landelijke publieke mediadienst; b. één televisieprogrammakanaal van de regionale publieke mediadienst met
10
programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de provincie of het deel van de provincie waarbinnen de abonnees woonachtig zijn; c. de televisieprogrammakanalen van de regionale publieke mediadienst met programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de provincies aangrenzend aan de provincie waarbinnen de abonnees woonachtig zijn; d. één televisieprogrammakanaal van de lokale publieke mediadienst met programmaaanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de gemeente waarbinnen de abonnees woonachtig zijn; e. ten hoogste twee televisieprogrammakanalen van de lokale publieke mediadienst met ander programma-aanbod dan bedoeld in onderdeel d, dat een lokale publieke media-instelling verzorgt en dat is gericht op specifieke bevolkings- en leeftijdsgroepen waaronder minderheden; en f. drie televisieprogrammakanalen van de Nederlandstalige landelijke Belgische openbare omroepdienst. 4. Voor zover het betreft radioprogrammakanalen, bevat het standaardprogrammapakket in elk geval: a. vijf algemene radioprogrammakanalen van de landelijke publieke mediadienst; b. één radioprogrammakanaal van de regionale publieke mediadienst met programmaaanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de provincie of het deel van de provincie waarbinnen de abonnees woonachtig zijn; c. één radioprogrammakanaal van de lokale publieke mediadienst met programmaaanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de gemeente waarbinnen de abonnees woonachtig zijn; d. ten hoogste vijf radioprogrammakanalen van de lokale publieke mediadienst met ander programma-aanbod dan bedoeld in onderdeel c, dat een lokale publieke media-instelling verzorgt en dat is gericht op specifieke bevolkings- en leeftijdsgroepen waaronder minderheden; en e. vijf radioprogrammakanalen van de Nederlandstalige landelijke Belgische openbare omroepdienst. Artikel 6.14d van de Mediawet 2008 Het Commissariaat kan geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 6.13, 6.14, 6.14b en 6.14c, als het onverkort nakomen daarvan leidt tot disproportionele kosten, tot een belemmering van innovatie of tot anderszins onredelijke uitkomsten. Het Commissariaat kan aan een ontheffing voorschriften verbinden. Artikel 18a van de Mediaregeling 2008 Aanwijzing van te verspreiden diensten 1. Als diensten als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, derde volzin, van de wet worden aangewezen: a. ondertiteling van televisieprogramma’s voor personen met een auditieve beperking; en b. gesproken ondertiteling bij televisieprogramma’s voor personen met een visuele beperking. 2. Als in het kader van het programma-aanbod van een televisieprogrammakanaal signalen ten behoeve van de diensten, bedoeld in het eerste lid, worden aangeboden, geeft een pakketaanbieder als bedoeld in artikel 6.9a die signalen zodanig door dat deze diensten toegankelijk zijn voor de abonnees, bedoeld in artikel 6.9a. 3. Het toegankelijk maken van de diensten, bedoeld in het tweede lid, vindt plaats door middel van: a. een set-top-box, een insteekmodule of rechtstreekse ontvangst op een televisietoestel, of
11
b.
een applicatie op een andere technische voorziening waaronder een computer of een mobiele telefoon.
4. In dit artikel wordt verstaan onder een set-top-box of insteekmodule een ontvanger voor gecodeerde digitale televisie die toegang geeft tot lineaire en non-lineaire televisie. Deze regeling treedt in werking: a. met ingang van 1 oktober 2014 voor zover de diensten, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Mediaregeling 2008 door een pakketaanbieder als bedoeld in artikel 6.9a van de Mediawet 2008 toegankelijk worden gemaakt door middel van een technische voorziening als bedoeld in artikel 18a, derde lid, onderdeel a, van de genoemde regeling; en b. met ingang van 1 april 2015 voor zover de diensten, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Mediaregeling 2008 door een pakketaanbieder als bedoeld in artikel 6.9a van de Mediawet 2008 toegankelijk worden gemaakt door middel van een technische voorziening als bedoeld in artikel 18a, derde lid, onderdeel b, van de genoemde regeling. Artikel 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht 1. Indien een beschikking niet binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn kan worden gegeven, deelt het bestuursorgaan dit aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien. 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het bestuursorgaan na het verstrijken van de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn niet langer bevoegd is. 3. Indien, bij het ontbreken van een bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn, een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, deelt het bestuursorgaan dit binnen deze termijn aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een redelijke termijn binnen welke de beschikking wel tegemoet kan worden gezien. Artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur 1. Het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat, verschaft uit eigen beweging informatie over het beleid, de voorbereiding en de uitvoering daaronder begrepen, zodra dat in het belang is van een goede en democratische bestuursvoering. Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur 1. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit: (…) c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld; 2. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen: (…) g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel derden.
12