Betere selectie van geschikte pleegouders Lindenhout verbetert selectie en voorbereiding aspirant-pleegouders 2 mei 2013 Yvonne Aartsen
Organisatie voor jeugd- en opvoedhulp Lindenhout heeft een nieuwe manier ontwikkeld om aspirant-pleegouders te selecteren en voor te bereiden, gebaseerd op competentiegericht werken. De nieuwe werkwijze levert goede resultaten op. Het selectietraject verloopt aanzienlijk sneller en de gesprekken met aspirant-pleegouders hebben meer diepgang. Bovendien krijgen aspirant pleegouders beter en sneller inzicht in hun eigen geschiktheid voor de pleegzorg. Lindenhout biedt in Gelderland en Overijssel verschillende vormen van pleegzorg, zoals crisis-, vakantie/weekend- en deeltijdpleegzorg en langer durende pleegzorg. Sinds 2007 werkt Lindenhout op een nieuwe manier aan het selecteren en voorbereiden van aspirant-bestandspleegouders. Bestandspleegouders zijn mensen die voorafgaand aan de plaatsing geen relatie hebben met het pleegkind, in tegenstelling tot netwerkpleegouders. Tot 2007 werkten de Gelderse pleegzorgaanbieders Entrea, Pactum en Lindenhout met het STAPprogramma, een landelijk voorbereidingsprogramma waarbij aspirant-pleegouders een traject doorlopen van zeven groepsbijeenkomsten en meestal één of twee individuele gesprekken met het gezin, inclusief de eigen kinderen. Geleidelijk ontstond in Gelderland behoefte aan een andere aanpak, als gevolg van de veranderende visie op pleegzorg. Voorheen kon het pleegzorgaanbod ertoe leiden dat een kind een aantal overplaatsingen meemaakte, bijvoorbeeld van crisis- naar kortverblijf- naar langdurig pleeggezin. De Gelderse organisaties wilden kinderen meer continuïteit bieden: als ze eenmaal in een pleeggezin geplaatst zijn, kunnen ze daar blijven wonen zolang dat nodig is. Daartoe ontwikkelde Lindenhout samen met Pactum en Entrea het model Integrale Gelderse Pleegzorg.
Professionele ondersteuning Die Integrale Gelderse Pleegzorg vereist een betere professionele ondersteuning van pleegouders en ouders, zo intensief als nodig is om de kans te vergroten op een succesvolle pleeggezinplaatsing en daardoor stabiliteit voor het kind. Lindenhout hanteert drie uitgangspunten voor de pleegzorg: l
l
Pleegouder zijn betekent per definitie samenwerken met ouders, want de band tussen ouders en kinderen is de sterkste band in het menselijk leven. Pleegouders en Lindenhout zijn samenwerkingspartners in de zorg voor kinderen die tijdelijk niet thuis wonen en hun ouders. Deze samenwerking is nodig om goede zorg en continuïteit te
l
bieden aan pleegkinderen en hun ouders. Pleegouders zijn mensen in ontwikkeling met mogelijkheden en kwaliteiten, naast minder sterke kanten, die kiezen voor een pittige taak als pleegouder. Lindenhout wil de beste ondersteuning bieden bij het uitvoeren van deze taak.
Op basis van deze uitgangspunten heeft Lindenhout een werkwijze ontwikkeld met meer individuele aandacht voor aspirant-pleegouders. Daardoor krijgt het onderzoek naar de geschiktheid voor pleegzorg meer het karakter van een samenwerking tussen de gezinsonderzoeker en de aspirant-pleegouders. Bovendien vindt Lindenhout het belangrijk dat er een duidelijke verbinding is tussen het voorbereidingstraject en de latere begeleiding van pleeggezinnen, met meer continuïteit en eenduidigheid. Verder wil Lindenhout de doorlooptijd verkorten door een efficiëntere werkwijze, waarbij sneller duidelijk wordt of aspirant-pleegouders en Lindenhout samen pleegzorg kunnen
aanbieden.
Competentieprofiel De nieuwe werkwijze is gebaseerd op competentiegericht werken. Daarmee heeft Lindenhout al op de leefgroepen en in de ambulante hulpverlening positieve ervaringen opgedaan. Competentiegericht werken is een motiverende aanpak, die uitgaat van mogelijkheden en het versterken van krachten. Competentiegericht werken draait om het omzetten van problemen en lastige situaties naar concreet gedrag: Wat vraagt deze situatie en welke vaardigheden helpen om met het probleem of de situatie om te gaan? Het doel is om de competenties te versterken door het vergroten van vaardigheden. Centraal element in de nieuwe werkwijze is het competentieprofiel voor de pleegouder. Dat is opgesteld door ervaren pleegouders, pleegzorgmedewerkers en gedragswetenschappers die pleeggezinbegeleiders coachen. Zij discussieerden met elkaar over vragen als: Wat is nodig om een goede pleegouder te worden? Wat maakt dat een plaatsing een kans van slagen heeft? Wat vraagt het van pleegouders om goed samen te werken met ouders en om respectvol om te gaan met de eigenheid van pleegkinderen? Door die gesprekken werd helder wat opvoeden van een pleegkind in samenwerking met de ouders betekent voor een pleeggezin en welke vaardigheden pleegouders nodig hebben om een pleegkind op te voeden en te begeleiden. Het competentieprofiel bleek een goed hulpmiddel om in de gesprekken tussen Lindenhout en pleegouders concreet te maken wat Lindenhout verwacht van pleegouders. Andersom konden de ervaren pleegouders duidelijk maken wat pleegzorg betekent voor het pleegkind en de ouders en wat het vraagt van pleegouders om te zorgen voor een veilige en stabiele plek voor pleegkinderen. Aan de hand van de wettelijke criteria voor pleegzorg en de gesprekken is een competentieprofiel voor pleegouders opgesteld. Het bestaat uit zes kerncompetenties, elk vertaald naar concreet gedrag. De zes kerncompetenties zijn: l
Open en duidelijk zijn in communicatie;
l
Samenwerken en delen van opvoederschap met ouders; Kinderen helpen in hun sociaal-emotionele ontwikkeling;
l
Opvoeden;
l
Invloed van pleegzorg op de eigen situatie inschatten;
l
Veiligheid.
l
Kenmerken van de kerncompetentie Samenwerken en delen van opvoederschap met ouders l
Pleegouders kunnen omgaan met de verschillende betrokkenen – ouders, familie, het netwerk van het pleegkind en de professionals – en kunnen een neutrale positie innemen
l
vanuit een niet-veroordelende houding; Pleegouders hebben inzicht in verschillende belangen en zijn in staat gezamenlijk belang en eigen belang in balans te houden;
l l l
Pleegouders staan open voor begeleiding door de pleeggezinbegeleider; Pleegouders kunnen hulp vragen om de samenwerking invulling te geven; Pleegouders tonen begrip voor normen en waarden van anderen en gaan hier respectvol mee om;
l
Pleegouders zoeken actief naar mogelijkheden om de samenwerking en het gedeelde
l
opvoederschap met ouders invulling te geven; Pleegouders zien en bejegenen ouders als de unieke ouders van het kind en kunnen omgaan met het gegeven dat zij als pleegouders gedelegeerd opvoeders zijn.
Gezinsonderzoek Met het competentieprofiel als basis begint het selectie- en voorbereidingstraject met een individueel gezinsonderzoek. Lindenhout maakt daarbij gebruik van de ervaringen van de William Schrikker Groep met de competentiebalans van taken en vaardigheden in gesprekken met een
aspirant-pleeggezin. Die competentiebalans is gebaseerd op het competentiemodel van orthopedagoog Wim Slot en psycholoog Han Spanjaard (Slot en Spanjaard, 1999). Een pleegouder is competent als diens vaardigheden en taken goed met elkaar in balans zijn. Concreet start het selectie- en voorbereidingstraject van een aspirant-gezin met de aanmelding en de deelname aan een algemene informatieavond. Daarna begint het gezinsonderzoek, waarin aspirant-pleegouders en gezinsonderzoeker samen onderzoeken of het gezin mogelijkheden heeft voor pleegzorg. Het gezinsonderzoek bestaat uit drie gesprekken met de aspirant-pleegouders en een gesprek met de kinderen van het pleeggezin. Doordat het gezin in het onderzoek kennismaakt met het competentieprofiel, krijgt het zicht op wat pleegzorg vraagt van een gezin. Het uitgangspunt is dat het gezin competenties heeft; het onderzoek moet duidelijk maken of die competenties voldoende zijn of te ontwikkelen zijn voor de taak van pleegouders. Het gezin vult ter voorbereiding op de gesprekken een gezinsvragenlijst in. Daarin staan vragen als: Hoe ziet het gezin eruit? Wat is belangrijk in de opvoeding? Welke ideeën en verwachtingen zijn er over pleegkinderen? Welke gebeurtenissen waren belangrijk in de persoonlijke achtergrond van de aspirant-pleegouders? Hoe is de relatie met de familie en het netwerk? Welke rol krijgen familieleden en het netwerk als er een pleegkind komt? Hoe zijn de onderlinge relaties in het gezin? Het competentieprofiel en de competentiebalans vormen samen de basis voor de gesprekken. Centraal daarin staat de vraag hoe de competenties van de aspirant-pleegouders zich verhouden tot de taken die gevraagd gaan worden. Wat zijn de factoren die het gezin kunnen belasten? Welke beschermende factoren zijn aanwezig die het gezin kunnen helpen als het een pleegkind gaat opvangen? De aspirant-pleegouders en de gezinsonderzoeker maken samen een inschatting van waar onbalans kan ontstaan en welke competenties kunnen helpen om die onbalans op te vangen. Het onderwerp veiligheid krijgt in het gezinsonderzoek expliciet en uitvoerig aandacht. Aan de hand van een checklist komen aspecten daarvan aan bod zoals huisvesting, emotionele en pedagogische aandacht en risicofactoren voor kindermishandeling.
START In het gezinsonderzoek gebruikt de gezinsonderzoeker basisvaardigheden van het gedragsgerichte interview, zoals actief luisteren, aanmoedigen, doorvragen, open vragen stellen, samenvatten, parafraseren en timen. Om een concreet beeld te krijgen van de competenties en de ontwikkelpunten van het pleeggezin zet de gezinsonderzoeker ook de START-methode in, een hulpmiddel in gespreksvoering. De gezinsonderzoeker stelt vragen over gebeurtenissen uit het dagelijks leven waarin de aspirant-pleegouder een bepaalde vaardigheid gebruikte, of waar een beroep werd gedaan op een bepaalde persoonseigenschap. De vragen doorlopen vijf niveaus: Situatie, Taak, Actie, Resultaat en Terugblik (START) (PiMedia, 1998).
START-vragen met betrekking tot de situatie l
Welke situaties kunt u zich herinneren waarbij u actief bezig was met opvoeden?
l
Op welke momenten liep de opvoeding anders dan u zich voorstelde?
l
Wat maakte dat het anders liep dan ingeschat? Wie waren daarbij betrokken?
l
Wat was de concrete situatie?
l
Een competentie onderzoeken met behulp van de START-vragen draagt eraan bij dat pleegouders een concreet beeld krijgen van de vaardigheden die ze al hebben en de vaardigheden die ze verder moeten ontwikkelen. In het derde gesprek van het gezinsonderzoek wordt samen met het gezin de balans opgemaakt of de competenties voldoende aansluiten bij de pleegzorgtaken. Uiteindelijk bepalen de competenties of aspirant-pleegouders verder willen gaan met pleegzorg en of Lindenhout het gezin accepteert als pleeggezin. Die afweging wordt voor elk gezin afzonderlijk gemaakt. Bij een positief besluit gaan aspirant-pleegouders deelnemen aan scholing.
Een pleegmoeder vertelt over het gezinsonderzoek
‘Het is een groot voordeel dat eerst individuele gesprekken thuis plaatsvinden. Zo ontstaat een vertrouwensrelatie. Wij hebben de gesprekken ervaren als positief en ook intens. Het profiel maakt concreet wat er wordt verwacht van pleegouders en heeft ons geholpen duidelijk te krijgen wat we kunnen, wat bij ons past en hoe wij bijvoorbeeld samenwerken met anderen.’ ‘Wij hadden al jarenlang het idee om pleegkinderen op te vangen en stonden te popelen om te starten. De gezinsonderzoeker remde ons af, maar door de openheid in de gesprekken en het feit dat je samen bespreekt hoe je bent als gezin en welke vaardigheden je hebt, vonder wij dat juist positief.’ ‘In de loop van de gesprekken bleek dat de gezinsonderzoeker een ander beeld had van het aanbod qua leeftijd dan wijzelf. Wij dachten aan een kind tussen de andere kinderen; het advies was een kind onder onze jongste. Nu we in de praktijk aan het werk zijn met een pleegkind, merken we dat pleegzorg ook veel vraagt van de eigen kinderen en dat het goed is dat elk kind een eigen plekje heeft in het gezin.’
Scholing De scholing voor aspirant-pleegouders bestaat uit drie bijeenkomsten, in principe in een periode van drie tot vier weken. De scholing wordt aangeboden bij een minimum van drie aspirant-gezinnen, waardoor nieuwe pleegouders er vrij snel na het derde gezinsonderzoekgesprek aan kunnen beginnen. In de scholingsbijeenkomsten gaat een groep van gemiddeld vijf à zes aspirant-pleeggezinnen met een ervaren pleegouder en een trainer aan het werk om een goed beeld te krijgen van wat pleegzorg in de praktijk betekent. De aspirant-pleegouders brengen hun vragen en aandachtspunten uit het gezinsonderzoek in. Door de uitwisseling tussen de deelnemers en het contact met de ervaren pleegouder komen in de scholingsbijeenkomsten andere vragen en ideeën naar voren dan in de gesprekken thuis met de gezinsonderzoeker. Onderwerpen die aanbod komen, zijn bijvoorbeeld de loyaliteit tussen kinderen en ouders, de samenwerking tussen ouders, pleegouders en Lindenhout, en de invloed van een plaatsing op het pleeggezin. In de scholing wordt gewerkt met opdrachten, inlevingsoefeningen, het bespreken van thema’s, en videomateriaal.
Een pleegmoeder vertelt over de scholing ‘Als je aan de scholing begint, ben je eraan toe om samen met anderen uit te diepen wat pleegzorg inhoudt. Doordat er een ervaren pleegouder bij is, kan je je beter inleven in het pleegkind en zijn ouders. Door de input van andere pleegouders ontstaan nieuwe vragen en onderwerpen.’ ‘De scholing besteedt veel aandacht aan het omgaan met je grenzen en dat heeft voor ons goed gewerkt. Wij wilden enthousiast aan de slag gaan, maar we hebben in de scholing geleerd en later in de praktijk gezien dat wij met onze grenzen en die van onze kinderen rekening moeten houden.’
Na de scholing vindt een afsluitend gesprek plaats met de gezinsonderzoeker en wordt het nieuwe pleeggezin overgedragen aan een pleeggezinbegeleider.
Pleeggezinbegeleiders De begeleiding van pleegouders sluit aan op de competentiegerichte aanpak bij hun selectie en voorbereiding. Alle pleeggezinbegeleiders zijn getraind in competentiegericht coachen. Deze training krijgt een vervolg in de reguliere werkbegeleiding van de pleeggezinbegeleiders. Aan de hand van concrete casuïstiek bespreekt de gedragswetenschapper met de pleeggezinbegeleider wat competentiegericht coachen van de pleegouders betekent en wat dit vraagt aan houding en vaardigheden van de pleeggezinbegeleider. Het competentieprofiel vormt de basis voor een jaarlijks evaluatiegesprek met de pleegouders. Daarin geven de pleegouders feedback op de begeleiding, wordt de veiligheid van de plaatsing gecontroleerd en komt de mogelijke behoefte aan deskundigheidsbevordering of meer intensieve begeleiding en de positie van eigen kinderen aan bod. De pleegouders en de pleeggezinbegeleiders scoren ter voorbereiding op dit gesprek de competenties. De mogelijke scores zijn: competentie is duidelijk te weinig ontwikkeld; minder ontwikkeld dan wenselijk; voldoende ontwikkeld; meer dan voldoende ontwikkeld.
Pleeggezinbegeleider en pleegouders stellen aan de hand van de competenties samen de sterke kanten en eventuele aandachtspunten van het pleeggezin vast. Op basis daarvan bespreken ze hoe de pleegouders in de reguliere begeleiding hun competenties kunnen versterken, bijvoorbeeld door het oefenen van opvoedingsvaardigheden met behulp van video. Ook wordt aanvullende ondersteuning ingezet, bijvoorbeeld de Basic Trustmethode voor kinderen met hechtingsproblemen.
Ervaringen en resultaten Uit een evaluatie bleek in 2008 dat aspirant-pleegouders, gezinsonderzoekers, pleeggezinbegeleiders en management de nieuwe werkwijze positief beoordelen. Ze waarderen dat de start met het gezin individueel is, flexibel en op maat, en gericht op het opbouwen van een samenwerkingsrelatie. De aspirant-pleegouders zijn tevreden over het gezinsonderzoek en de aansluitende scholing. Ze vinden dat het werken met competenties hen duidelijkheid geeft over wat het pleegouderschap van hen vraagt. Deze duidelijkheid stimuleert de samenwerking en verstevigt hun vertrouwen in Lindenhout (Lindenhout, 2008). Lindenhout oordeelt positief over de verbetering van het selectie- en voorbereidingstraject. Aspirant-pleegouders worden uitgedaagd om te onderzoeken wat hun competenties, mogelijkheden en aandachtspunten zijn als toekomstig pleeggezin. De relatie met Lindenhout krijgt het karakter van een echte samenwerking doordat aspirant-pleegouders samen met de gezinsonderzoeker hun profiel duidelijk krijgen. De zelfselectie is toegenomen; ongeschikte kandidaten haken vaak al in het eerste of tweede gesprek af. De gezinnen schatten zelf in of hun competenties aansluiten bij de pleegzorg. De openheid over die geschiktheid groeit snel tijdens de gesprekken. Daardoor is het voor aspirant-pleegouders makkelijker om te accepteren dat ze onvoldoende beschikken over de nodige vaardigheden of dat er te veel belastende factoren zijn. Het begrip veiligheid is uitgewerkt in een competentie; wat veiligheid inhoudt, wordt nu concreet benoemd. Dat helpt pleegouders om zich bewust te worden van het belang van veiligheid bij een plaatsing en de eisen die veiligheid stelt aan pleegouders. Ze worden zich ervan bewust dat pleegkinderen emotionele veiligheid op een eigen manier ervaren en dat zij als pleegouders alert moeten zijn op wat het pleegkind nodig heeft om zich bij hen veilig te voelen. Ten slotte is de efficiency van de selectie en voorbereiding sterk toegenomen. De doorlooptijd is teruggebracht van twintig naar tien weken. De nieuwe werkwijze stelt methodisch hoge eisen aan de competenties van de gezinsonderzoekers. De werkwijze dwingt hen om de verantwoordelijkheid te delen met de aspirant-pleegouders en met hen samen te werken. Dat is niet altijd eenvoudig, maar het is wel een werkwijze die ook stimulerend werkt voor de gezinsonderzoekers zelf. In de werkbegeleiding treedt namelijk een parallelproces op. Ook daar vormen competenties de basis: welke vaardigheden zetten gezinsonderzoekers in, wanneer hebben ze daar eerder gebruik van gemaakt, wat werkte toen, hoe kunnen ze die ervaring gebruiken in de huidige situatie? De nieuwe werkwijze sluit goed aan bij de visie van Lindenhout op pleegzorg. In die visie zijn Lindenhout en de pleegouders samenwerkingspartners. De competentiegerichte werkwijze vertaalt de visie in een gezamenlijk proces waarin aspirant-pleegouders en gezinsonderzoeker duidelijk krijgen of het aspirant-pleeggezin mogelijkheden heeft voor pleegzorg. De competentiegerichte benadering in de samenwerking met bestandspleegouders bevalt zo goed dat de werkwijze ook vertaald is naar de selectie, voorbereiding en begeleiding van netwerkpleegouders.
Verder lezen Expertisecentrum William Schrikker, 2007, Cursus gezinsonderzoek. Diemen, William Schrikker Groep. Lindenhout (2013), Competentieprofiel pleegouders. Arnhem, Lindenhout. Lindenhout (2008), Evaluatie selectie en voorbereiding aspirant pleegouders. Arnhem, Lindenhout. PiMedia (1998), Coachen op resultaat en gedrag. Maarssen, PiMedia. Slot, N.W. en Spanjaard, H.J.M., 1999, Competentievergroting in de residentiële jeugdzorg. Baarn, Intro.
Over de auteur(s) Yvonne Aartsen (
[email protected]) is beleidsmedewerker bij Lindenhout/Kenniscentrum.
Colofon Jeugdkennis, jaargang 7, mei 2013 Jeugdkennis is een uitgave van het Nederlands Jeugdinstituut.
De redactie is bereikbaar via
[email protected], (030) 23 06 526. Voor meer informatie: www.jeugdkennis.nl.