Betekenisvolle Technologie in de Zorg Lectorale Rede Uitgesproken bij de installatie als lector Technologie in de Zorg aan Zuyd Hogeschool Dr. Jan Rietsema Vrijdag 25 november 2011
Betekenisvolle Technologie in de Zorg Geacht College van Bestuur, collega’s, samenwerkingspartners, vrienden en familie, Welkom bij Zuyd en welkom bij mijn lectorale rede, die ik als titel heb meegegeven “Betekenisvolle Technologie in de Zorg”. Dat lijkt erg op de naam van het lectoraat “Technologie in de Zorg”, maar ik heb er één woord aan toegevoegd: betekenisvol. Dat is maar één woord extra en jullie vragen je wellicht af hoe betekenisvol de toevoeging “betekenisvol” is? In deze rede ga ik jullie meenemen in het landschap van de technologie in de zorg en duidelijk maken waarom ik voor het toevoegen van het woord betekenisvol heb gekozen. Tien jaar geleden startten de eerste lectoren in het hoger beroepsonderwijs en sindsdien is er een traditie opgebouwd dat zij een lectorale rede uitspreken. Meestal worden deze redes door de lector gebruikt om te vertellen welke plannen zij hebben met hun lectoraat, welk onderzoek zij zullen gaan uitvoeren en waarom. Mijn presentatie vanmiddag wijkt daar enigszins van af, omdat ik als tweede lector binnen een al bestaand lectoraat ben aangesteld. Het lectoraat Technologie in de Zorg1 van Zuyd is al actief sinds 2006 en heeft zich ontwikkeld tot een actieve en productieve onderzoeksgroep van meer dan 20 medewerkers en is daarmee één van de grootste lectoraten van het land. In samenwerking met de opleidingen van Zuyd wordt gewerkt aan een groot aantal innovatieprojecten in intensieve interactie met zorginstellingen, bedrijven en andere kennisinstellingen. Er is een duidelijk herkenbaar onderzoeksprogramma met drie thema’s: toepassingen van robotica in de zorg, monitoring en zorg op afstand en (eenvoudige) hulpmiddelen. Als lector spring ik dus op een rijdende trein en mijn eerste indruk is dat het een hogesnelheidstrein is. Naast het lectoraat Technologie in de Zorg zijn de lectoraten Autonomie en Participatie van Chronisch Zieken en Zorginnovaties voor Kwetsbare Ouderen2 actief binnen het Kenniscentrum Gezondheidszorg van Zuyd. Deze lectoraten doen onderzoek naar interventies die ertoe bijdragen dat mensen met een chronische ziekte en kwetsbare ouderen het leven kunnen leiden dat ze graag willen leiden. Omdat in de huidige tijd van zorgprofessionals ook wordt gevraagd waarom gekozen wordt voor bepaalde interventies en welke effecten worden verwacht, besteden deze lectoraten aandacht aan het meten en evalueren van interventies en evidence based handelen in de zorg. Evidence Based is mede door deze inspanningen geïntegreerd in het onderwijs voor de studenten van Zuyd en voor professionals in de praktijk. Vanuit het lectoraat Autonomie en Participatie van Chronisch Zieken is in 2006 het lectoraat Technologie in de Zorg ontstaan, dat zich specifiek richt op de implementatie en evaluatie van technologische interventies in de zorg. De ambitie van Zuyd gaat echter verder en recent is het initiatief genomen om deze activiteiten ook op grotere schaal te verbinden met zorginstellingen en bedrijfsleven. Mijn aanstelling kan ook worden gezien als een nieuwe stap bij het realiseren van deze ambitie.
Sinds 10 jaar zijn lectoren aangesteld voor het doen van praktijkgericht onderzoek en het verbinden van de uitkomsten aan onderwijs en praktijk. Het lectoraat Technologie in de Zorg doet dit ook. Dit is een taak die vraagt om veel samenwerkingsrelaties. Het gaat over praktijkgericht onderzoek en sluit hiermee aan bij het fundamentele, academische onderzoek. Onderzoek vraagt om een goede methodologische opzet. Relaties met academische centra zijn dus erg belangrijk. De uitkomsten van het onderzoek binnen het lectoraat moeten worden verbonden met het onderwijs. Dit vraagt om een goede inbedding in de hogeschoolstructuur en samenwerking met de diverse opleidingen. Daarbij komt nog het doel om de uitkomsten te verbinden met de praktijk, wat in de situatie van het lectoraat Technologie in de Zorg de zorgprofessionals, zorgorganisaties en het bedrijfsleven zijn. Mijn eigen achtergrond, ervaring en netwerk omvat deze laatste groepen. De bijzondere leerstoel Technologie in de Zorg aan de Universiteit Maastricht, die mijn collega Luc de Witte bekleedt, borgt een sterke band met de universiteit, de contacten met de zorginstellingen in en buiten de regio zijn intensief en mijn netwerk zal de contacten met het bedrijfsleven verder intensiveren. Zoals genoemd, zal ik deze rede niet gebruiken om mijn ideeën en plannen voor nieuw onderzoek met jullie te delen, want er is al een stevig meerjaren onderzoeksprogramma. Ik zal de rede wel gebruiken om de kansen van de samenwerking met partijen te schetsen, waardoor innovaties in het domein “technologie in de zorg” gestimuleerd zullen worden. Daar waar mogelijk zal ik voorbeelden gebruiken van lopend onderzoek uit het lectoraat om het verder te verduidelijken. Na een algemene inleiding over “technologie in de zorg”, ga ik uitgebreider toelichten waarom ik heb gekozen voor “betekenisvolle technologie in de zorg”. En om aan te geven hoe we deze betekenis zouden kunnen realiseren, zal ik in het laatste deel van de rede ingaan op de samenwerking tussen onderwijs- en kennisinstellingen, bedrijfsleven en zorgorganisaties in de benodigde innovatieprocessen. “Social innovation” is hierbij een sleutelbegrip.
Technologie in de Zorg Technologie in de zorg is niet iets van de afgelopen 100 jaar. Bij de oudste cultuurvolkeren was er al sprake van geneeskunst en van zorg. En altijd heeft technologie, hoe primitief ook, hierbij een rol gespeeld. Recent hebben drie collega’s van het lectoraat, Frank Vlaskamp, Mathijs Soede en Gert Jan Gelderblom een boekje uitgegeven met de geschiedenis van de ondersteunende technologie (revalidatietechnologie)3. Het oudste voorbeeld in dat overzicht stamt van 3000 jaar voor Christus en is een afbeelding van een schouderkruk uit het Oude Egypte. Hoewel het dus zeker niet nieuw is, lijkt het of technologie in de zorg steeds meer aandacht krijgt. Enkele recente adviesrapporten illustreren dit en maken duidelijk waar deze aandacht vandaan komt. De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) publiceerde in december 2010 het advies “Ruimte voor arbeidsbesparende innovaties in de zorg”4. De RVZ heeft onderzocht wat de huidige stand is in de ontwikkeling en verspreiding van arbeidsbesparende innovaties. Aanleiding zijn de toenemende zorgvraag en bijbehorende zorgkosten en afnemende beschikbaarheid van personeel. Drijfveren voor arbeidsbesparende innovaties komen ook voort uit de veranderende vraag van patiënten. Patiënten willen in toenemende mate zo lang mogelijk thuis blijven en zelf de regie houden. Dit
vraagt om andere vormen van zorg. De RVZ vindt het noodzakelijk om tot bredere en snellere verspreiding van arbeidsbesparende innovaties te komen. De RVZ adviseert bestuurders en managers om in te zetten op arbeidsinnovatie met meer samenwerking en ondernemerschap in de zorg. Daarvoor zijn structurele aanpassingen in de bekostiging van innovaties noodzakelijk. Begin 2011 kwam er vervolgens een rapport uit van de Gezondheidsraad “Medische producten: nieuw en nodig!”5. Investeringen in innovatieve medische producten blijken niet altijd doelmatig te zijn en vanuit de behoeften van patiënten en zorgverleners te worden ontwikkeld. Reden voor de Gezondheidsraad om een investeringsagenda op te stellen voor onderzoek naar innovatieve medische producten, op basis van de behoeften van gebruikers. Bedrijven kunnen hierop vervolgens met hun innovatie-inspanningen aanhaken. Niet alleen in Nederland staat het onderwerp in de belangstelling. In 2010 kwam de WHO met een rapport “Medical devices: managing the mismatch”6. Het belangrijkste doel van het project waaruit dit rapport resulteerde was, om de kloof te identificeren tussen de beschikbaarheid van en de behoefte aan preventieve, diagnostische, therapeutische en ondersteunende technologie in de markt. Deze rapporten delen een aantal redenen voor de toenemende belangstelling voor technologie in de zorg. Ten eerste is in de Westerse wereld de bevolking sterk aan het vergrijzen. Deze vergrijzing gaat gepaard met een groeiende vraag naar zorg. Over het toenemen van de vraag naar zorg bestaat geen twijfel, hoewel de prognoses over de mate van groei van elkaar verschillen. Het blijven immers prognoses en de rol van technologie, de veranderende levensstijlen, de samenstelling van de bevolking en andere factoren zijn lastig te voorzien. Ten tweede hebben we behalve met vergrijzing ook te maken met ontgroening, waardoor er minder jongeren op de arbeidsmarkt beschikbaar zullen komen voor een baan in de zorg. Toegenomen vraag en teruglopend aanbod zorgen voor een scheefgroei op de arbeidsmarkt. Ten derde nemen in het huidige systeem in Nederland de zorgkosten elk jaar verder toe. In de Miljoenennota van 20127 had het Ministerie van VWS voor het eerst de grootste begroting van alle ministeries, groter dan de kosten voor de sociale zekerheid. VWS spendeert 74,5 miljard, of wel 29% van de totale rijksuitgaven. Deze zorgkosten groeien harder dan de economie en het wordt duidelijk dat dit op den duur niet vol te houden is. Behalve de urgentie door de genoemde drie redenen is de inschakeling van technologie in de zorg ook een logisch gevolg van onze industriëel-technologische samenleving. Technologie levert een belangrijke bijdrage aan het huidige niveau van welvaart en de hoge levensverwachting. We hebben dus veel plezier van technologie. Door de technologie zijn ouderen en chronisch zieken ook steeds beter geïnformeerd over de mogelijkheden en weten dat hun autonomie langer ondersteund kan worden. Hierdoor verandert ook de houding van de zorgconsument, die steeds mondiger wordt. De zorgconsument wil een steeds actievere rol spelen in de beslissingen over en de uitvoering van zijn eigen zorg. Technologie kan hierbij een belangrijke rol spelen om deze eigen rol te ondersteunen. Begin jaren 90 heb ik bijgedragen aan het Instituut voor Gerontechnologie in Eindhoven, dat het voortouw nam in een destijds nieuw vakgebied gerontechnologie8. Essentie van gerontechnologie is het richten van de technologie op de aspiraties en kansen van ouderen, waardoor maatschappelijke participatie en zelfstandigheid tot op hoge leeftijd mogelijk wordt. Deze benadering vanuit de
ambities van ouderen opent vele nieuwe mogelijkheden voor onderzoek en ontwikkeling en sluit goed aan bij de keus van de Europese Commissie om 2012 te benoemen tot het Europese Jaar van “Active Ageing”. Hoewel er voldoende aanleiding en urgentie is om technologie in de zorg verder te ontwikkelen, is er opvallend genoeg nog steeds sprake van een kloof tussen technologie en zorg en van een traag verlopend innovatieproces. De ontwikkelingen en de implementatie van technologie in de zorg verlopen moeizaam en blijven achter bij de technologische ontwikkelingen9,10. Oorzaken hiervoor zijn slechte verbindingen tussen de medische behoeften en het onderzoek. Ook zouden patiënten en zorgprofessionals meer een sleutelrol in de zorginnovaties moeten kunnen spelen en daarvoor moeten worden opgeleid. Resultaten uit onderzoek moeten sneller en beter worden overgedragen aan de volgende schakels in de innovatieketen. Het begrip ‘valorisatie’ is hiervoor een buzzwoord geworden. Tot slot is implementatie lastig vanwege de sterk gereglementeerde omgeving met veel verschillende instanties met ieder hun eigen belang. Deze genoemde oorzaken vragen om een cultuurverandering, waardoor de verschillende belanghebbenden beter geïntegreerd kunnen samenwerken. Met de keus van “Betekenisvolle Technologie in de Zorg” als onderwerp van deze rede, probeer ik naast allerlei andere mogelijke oplossingsrichtingen een sleutel te bieden om wat van de genoemde knelpunten weg te nemen.
Betekenisvolle technologie in de zorg Het woord betekenisvol roept direct een aantal vragen op. Voor wie is het van betekenis? Waarom is het van betekenis? Hoe kunnen we technologie betekenis geven? Betekenis is gekoppeld aan een persoon. Betekent het iets voor hem of haar? Gebruikers bepalen of iets betekenis heeft of niet. Hier ligt voor mij een sleutel voor succesvolle implementatie van technologie in de zorg. In de zorg zijn in ieder geval de patiënt en de zorgprofessional personen die de betekenis moeten zien. Binnen het lectoraat ‘Technologie in de Zorg’ is dit ook de belangrijkste doelstelling. De kloof tussen technologie en zorg wordt weleens toegeschreven aan angst voor technologie. Maar net als overal en door iedereen wordt er in de zorg al de hele dag door technologie gebruikt. Technologie verschaft comfort. Het gemak dient de mens en dat gemak bestaat vaak uit technologie. Dus angst voor technologie is niet een juiste verklaring. Wel zien we vaak twijfel over het nut van nieuwe technologie en wordt er een afweging gemaakt tussen de inspanning die het kost om het gebruik eigen te maken en de mogelijke opbrengsten. Anders gezegd: “heeft het wel voldoende betekenis?” In de wereld is voldoende technologie beschikbaar, maar de betekenis ervan is niet altijd vanzelfsprekend. Vanuit het lectoraat willen wij eraan bijdragen dat technologie betekenis krijgt en ook daadwerkelijk gebruikt wordt. Ik zal dit verduidelijken met een voorbeeld van één van de lopende onderzoeken. Robotica is een technologie die in de industrie op grote schaal is omarmd. Wereldwijd worden robots gebruikt om taken sneller, nauwkeuriger en goedkoper uit te voeren. Robots zijn hier dan ook van grote betekenis, zowel voor de bedrijven als voor de werknemers die hierdoor minder saai, zwaar of gevaarlijk werk hoeven te doen. Ook de zorg zou veel mogelijkheden kunnen bieden voor
het toepassen van robots. Het toekennen van betekenis aan een robot in de zorg is echter een stuk lastiger. We verwachten van een robot in de zorg dat deze vriendelijk is, iets dat in de industrie totaal niet aan de orde is. Een robot in de zorg heeft impact op zowel de zorgprofessional, die zijn taken ziet veranderen, als op de patiënt waarmee de robot contact heeft. De collega’s Roger Bemelmans, Gert Jan Gelderblom en Nadine Spierts voeren onderzoeken uit naar de ontwikkeling van betekenisvolle toepassingen van sociale robotica. Dit onderzoek wordt uitgevoerd met PARO11, een robot zeehondje dat via sensoren kan reageren op aanraking, licht, temperatuur, beweging en geluid. PARO kan kwispelen met zijn poten en staart en kan de ogen openen en sluiten. PARO kan emoties tonen zoals verbazing, blijdschap en boosheid en het produceert klanken die lijken op een echte baby zeehond. PARO is in eerste instantie ontworpen als een therapeutisch hulpmiddel bij de zorg voor dementerende ouderen, maar wordt inmiddels ook bij andere patiëntgroepen ingezet. Hoewel PARO al in 2005 werd geïntroduceerd zijn er nog nauwelijks effectstudies uitgevoerd. Hierdoor blijft de betekenis van PARO ook onduidelijk. Door de genoemde onderzoekers worden nu bij drie zorginstellingen effectstudies uitgevoerd, waarvoor in samenspraak met de professionals vooraf een aantal zorginterventies is geselecteerd. Dit moet conclusies opleveren over de meerwaarde die PARO zou kunnen hebben en informatie voor de zorgprofessionals om de uiteindelijke implementatie van de PARO-interventies te ondersteunen. PARO krijgt pas betekenis als het iets toevoegt aan het werk van de zorgprofessional en aan de patiënt. Het beschreven voorbeeld illustreert dat technologische innovaties in de zorg pas betekenis krijgen als die innovaties goed worden geïmplementeerd en rekening houden met de zorgverleners en met de patiënt. De effecten van de implementatie moeten ook gemeten en goed geëvalueerd worden. Helaas ontbreekt het hieraan in veel gevallen. In september was ik op het Ambient Asssisted Living Forum12, waar een groot aantal door de EU gefinancierde onderzoeksprojecten werden gedemonstreerd, met als doel om met behulp van ICToplossingen de kwaliteit van leven van ouderen te verbeteren en hen in staat te stellen zo lang mogelijk zelfstandig te wonen en te leven, ook als ze last krijgen van lichamelijke en/of geestelijke beperkingen. Hoewel de behoeften en de wensen van ouderen en hun mantelzorgers worden genoemd als uitgangspunt, heb ik hier toch verschillende projecten zien langskomen, die voornamelijk vanuit de technische mogelijkheden waren gedefinieerd en waarbij de betekenis voor de oudere of de zorgverlener ver te zoeken was. Zo werd er een monitoringsysteem gepresenteerd om mensen met dementie in staat te stellen langer in hun eigen thuissituatie te wonen. In dit systeem is sprake van een groot aantal verschillende sensoren, die de fysieke en geestelijke gesteldheid van de persoon met dementie en zijn gedrag in- en buitenshuis kan monitoren. Met complexe algoritmes worden in de grote hoeveelheid data patronen herkend en vervolgens risico inschattingen gemaakt. Het systeem heeft ook nog een functionaliteit waarmee de bewoners games kunnen spelen en één voor het leggen van sociale contacten (chats). Natuurlijk waren er in dit onderzoek gebruikersgroepen betrokken, want anders zou het door AAL ook niet geaccepteerd zijn, maar gebruikersgroepen in een pilot-situatie is iets anders dan gebruikers in de zorgpraktijk van alle dag. Dit systeem is uitermate complex. De op statistiek gebaseerde uitkomsten roepen voor de zorgprofessional of de mantelzorger veel onzekerheid op. En als persoon met dementie voel je de afhankelijkheid van de technologie om je
heen. Ondanks alle goede bedoelingen en methodologisch correct uitgevoerd onderzoek en ontwikkeling, moeten we ons toch afvragen wie er betekenis aan deze toepassing kan toekennen. Een ander voorbeeld komt weer uit het eigen lectoraat, waar collega’s een implementatiestudie13,14 hebben uitgevoerd met het Quiet Care systeem bij Proteion Thuis, een zorg- en welzijnsorganisatie in Midden- en Noord-Limburg. Het Quiet Care systeem biedt gerichte informatie over het functioneren van thuiswonende cliënten, door veranderingen in het activiteitenpatroon vast te stellen. Hiervoor worden er in de woning een aantal infrarood bewegingsmelders geplaatst. Via een computerprogramma worden de meetgegevens geïnterpreteerd en na een periode van twee weken is het mogelijk om veranderingen in het activiteitenpatroon vast te stellen en te gebruiken bij het aansturen van zorg- en dienstverlening. Acute en grote veranderingen waarbij mogelijk een directe actie is vereist worden direct gemeld aan de zorgcentrale. Geleidelijke veranderingen kunnen via de cliëntspecifieke internetpagina worden gevolgd. Na enkele maanden gebruik van het systeem, bleek dat met name deze geleidelijke veranderingen waarbij een oranje stoplicht aan de zorgprofessional werd getoond, geen betekenis hadden en ook niet de gewenste actie tot gevolg hadden. Het systeem en de informatie die werd geleverd sloten niet aan bij de dagelijkse wijze van zorgverlening. Op dat moment is besloten om de implementatie opnieuw te starten, waarbij er een specifiek ontwikkelde training aan de zorgverleners werd aangeboden. De training schonk uitgebreid aandacht aan de innovatie Quiet Care in relatie tot het professioneel handelen. Door deze training kreeg de technologie of eigenlijk de door de technologie geleverde informatie wel betekenis, werden zorgplannen erop aangepast en werden meer cliënten geworven voor het gebruik van Quiet Care. Dit laatste voorbeeld illustreert hoe zorgvuldig we om moeten gaan met de introductie van technologie in de zorg, zodat het voor alle betrokken partijen betekenis krijgt en er in de dagelijkse praktijk ook iets mee gedaan gaat worden. Dit past bij de missie van het lectoraat waar we onderzoek uitvoeren hoe we de technologie ten goede kunnen laten komen aan professionals, aan cliënten in de zorg en aan de opleidingen van de Hogeschool. De route die we hiervoor kiezen is de onderzoeksprojecten in intensieve samenwerking te doen met zorginstellingen, andere kennisinstellingen en bedrijfsleven.
Samenwerking Het ontwikkelen van technische innovaties die voldoende betekenis hebben om succesvol geïmplementeerd te kunnen worden, is binnen de huidige structuren en werkwijzen in de gezondheidszorg moeilijk. Een van de problemen is het bestaan van eilanden, waartussen niet voldoende samenwerking is. Uit onderzoek van de Erasmus Universiteit15 volgt dat 30% van het succes van innovaties in de gezondheidszorgtechnologie kan worden verklaard uit de technologische innovaties en 70% van het succes wordt bepaald door social innovation. Social innovation is een aanpak waarbij organisaties, overheden en bedrijven nieuwe marktmechanismen en business modellen ontwikkelen in een samenwerkingsverband. Ik gebruik hier de Engelse term social innovation om onderscheid te maken met sociale innovatie waar traditioneel de betekenis aan wordt gegeven van vernieuwing van de wijze waarop een onderneming is georganiseerd en wordt bestuurd.
TISIL, Tilburg Social Innovation Lab16, hanteert de volgende definitie van social innovation: Het creëren van nieuwe businessmodellen in een multistakeholder community, gericht op het realiseren van maatschappelijke waarde, door het inbrengen van hoogwaardige kennis van mens- en maatschappij wetenschappen.
Drie begrippen staan centraal bij social innovation: samenwerken in een multistakeholder community, businessmodellen en maatschappelijke waarde. De laatste is bij zorginnovatie vrijwel altijd een vanzelfsprekendheid. Om aan zorginnovaties betekenis te geven is het raadzaam om de personen voor wie de innovatie iets kan betekenen er ook in het ontwikkelingsstadium al bij te betrekken. Hiermee wordt dan een multistakeholder community gevormd. Voor zorginnovaties zijn zorginstellingen, verzekeraars, patiënten of patiëntenorganisaties, kennisinstellingen en bedrijfsleven belangrijk om alle aspecten van een innovatie voldoende te kunnen belichten. Een voorbeeld uit onze eigen omgeving, waar invulling wordt gegeven aan deze wijze van innoveren is de Zorgacademie Parkstad Limburg17. Dit is een samenwerking van de onderwijsinstellingen Arcus College, Zuyd en de Open Universiteit Nederland, en de zorginstellingen Atrium Medisch Centrum, Mondriaan en Sevagram. Door intensiever samen te werken, wil de Zorgacademie de kwaliteit van de opleidingen verbeteren en een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt bevorderen. De Zorgacademie krijgt medio 2012 ook een fysieke plek. Op dit moment wordt hiervoor een gebouw gerealiseerd in de Zorgvallei Heerlen naast het Atrium MC en dicht bij Mondriaan en Sevagram. Hierin komen onderwijs- en onderzoeksfaciliteiten waarin door de partners samengewerkt kan worden aan innovatieve zorgconcepten. Onderdeel van de Zorgacademie is het Zorginnovatiecentrum waar nieuwe technieken worden ontwikkeld en getest. Onderzoekers, zorgprofessionals, zorgprofessionals in opleiding en patiënten kunnen in deze setting gemakkelijk bij elkaar komen en samenwerken. De eerste projecten uit de Zorgacademie zijn succesvol, leveren bruikbare resultaten en tevreden professionals. Om de ambitie van de Zorgacademie echter volledig waar te maken is er meer nodig. In de huidige samenwerking zijn de contacten met het bedrijfsleven minder goed ontwikkeld. Wij denken na, hoe we dit in een Zorgacademie 2.0 kunnen realiseren. Om dit verder uit te werken en duurzaam op te bouwen, moeten we nieuwe vormen van businessmodellen en nieuwe marktconcepten uitwerken, waarbij de trias zorg, onderwijs en bedrijfsleven hun inbreng hebben. In de huidige Zorgacademie zijn de onderzoeksprojecten door de samenwerking van de onderwijsinstellingen en de zorginstellingen praktijk gericht, maar ontbreekt nog een infrastructuur om de resultaten ook grootschalig uit te rollen of te vercommercialiseren. Hierdoor laten we kansen liggen om de onderzoeksresultaten de maximale betekenis te geven. In de infrastructuur die hiervoor nodig is, spelen bedrijven een belangrijke rol, maar zouden ook faciliteiten voor start-ups een plaats moeten krijgen. Bij de aanvang van onderzoek moet er al gedacht worden over de mogelijkheden van commercialisering en exploitatie en kunnen de potentieel geschikte partijen worden betrokken. Dit past geheel bij de ambitie van Zuyd om de Zorgacademie Parkstad Limburg de komende jaren uit te bouwen naar een bovenregionaal Centre of Expertise Care Technology, waarvoor eind oktober de eerste bijeenkomst met belanghebbenden werd georganiseerd.
Deze vorm van samenwerken vraagt ook om nieuwe businessmodellen, waarin alle drie de sectoren uit de trias zorg, onderwijs en bedrijfsleven zich in voorkomende gevallen ondernemend moeten opstellen. Een businessmodel beschrijft hoe een product of dienst waarde krijgt. Voor innovaties waarvoor een multistakeholder samenwerking nodig is, wordt die waarde door de verschillende partijen geleverd. Het businessmodel moet de waardetoevoeging van de verschillende partners, de onderlinge relaties en de eigendomsrechten goed vastleggen, samen met afspraken over de verdeling van de investeringen en de uiteindelijke revenuen. Voor onderwijs en voor de zorgsector is dit vaak nieuw en vraagt om veranderingen in de cultuur. Onderzoek is niet afgerond op het moment dat de nieuwe kennis is gecreëerd en vastgelegd in een rapport, maar onderzoek kan worden gezien als een investering, met een kans op rendement. Dit rendement hoeft niet per se financieel te zijn. Deze kijk op onderzoek vraagt ook dat er moet worden gedacht over de risico’s. Voor een goede samenwerking met bedrijven kunnen niet de risico’s eenzijdig bij die bedrijven worden gelegd. In de komende tijd ga ik de ervaring en kennis die ik tot nog toe in mijn loopbaan heb opgebouwd en de inzichten uit de activiteiten in mijn andere werkkring bij Minase inzetten om het lectoraat en Zuyd op deze aspecten van innovatie en valorisatie versterken. Met elkaar kunnen we betekenis geven aan de technologie in de zorg. Ik heb in deze rede bewust veel voorbeelden uit het lectoraat Technologie in de Zorg naar voren gehaald. Hiermee heb ik een indruk willen geven van de onderwerpen en de aanpak van ons onderzoek. Jullie moeten deze voorbeelden nadrukkelijk zien als een uitnodiging om met ons in gesprek te gaan over wat wij voor jullie nog meer kunnen betekenen. Zuyd en het lectoraat Technologie in de Zorg staan open voor samenwerking en wij proberen dit op een zo ondernemend mogelijke manier te doen. Mijn ideeën hierover heb ik hiervoor met jullie gedeeld.
Tot slot Tot slot wil ik nog een aantal mensen, die voor vandaag belangrijk zijn bedanken. Ik begin met mijn thuisfront: Lieneke en Inge, Simon en Annet. Jullie merken het plezier waarmee ik werk en tegelijkertijd ook de tijd die erin gaat zitten om de verschillende werkzaamheden te combineren. Toch waren jullie ook enthousiast over de rol als lector en het is fantastisch om die steun te voelen. Jullie belangstelling is belangrijk voor mij. Ook stimuleren jullie mij om invulling te blijven geven aan een balans tussen werk en andere leuke dingen. Natuurlijk bedank ik het College van Bestuur van Zuyd voor het in mij gestelde vertrouwen om mij aan te stellen als lector. Bovenal wil ik mijn collega lector Luc de Witte bedanken voor zijn vertrouwen in mij en het initiatief dat hij heeft genomen om tot deze aanstelling te komen. Zonder Luc zijn voortdurende blik op de toekomst, zou ik niet als tweede lector binnen de kenniskring Technologie in de Zorg aan het werk zijn gegaan.
Ik wil mijn collega’s van Minase, mijn andere werkomgeving, bedanken voor het enthousiasme waarmee zij deze aanstelling en daarmee de verbinding van Minase met een kennisinstelling hebben omarmd. Ik ben pas 3 maanden bezig als lector binnen Zuyd, maar heb al veel nieuwe collega’s ontmoet. Natuurlijk vanuit de eigen kenniskring, het Kenniscentrum Gezondheidszorg en het expertisebureau Quality of Life, maar ook uit andere faculteiten, afdelingen en diensten. Jullie helpen mij om snel wegwijs te worden binnen de organisatie en om een bijdrage te kunnen leveren. Hiervoor bedank ik jullie en ik weet zeker dat we nog veel leuke projecten en opdrachten samen zullen oppakken. In het bijzonder wil ik Yolande Keulers en Bea Diederen bedanken voor hun ondersteuning om snel mijn draai te kunnen vinden, maar ook voor hun ondersteuning om deze middag goed georganiseerd te krijgen. Het is ondoenlijk te benoemen wie ik zou willen bedanken voor hun samenwerking, inspiratie, stimulans, kritiek enzovoort, wat er voor heeft gezorgd dat ik nu met veel plezier bij Zuyd en bij Minase werk en dat ook nog lang hoop te kunnen doen. Ik dank jullie wel voor de aandacht.
Noten 1
http://www.technologyincare.nl
2
http://aenp.hszuyd.nl
3
History of Assistive Technology. 5000 Years of technology development for human needs. F. Vlaskamp, M. Soede & G.J. Gelderblom, ISBN 978-94-6190-228-3, September 2011
4
Ruimte voor arbeidsbesparende innovaties in de zorg. Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, ISBN 978-90-5732-227-3, 2010
5
Medische producten: nieuw en nodig! Een investeringsagenda voor onderzoek naar innovatieve en relevante medische producten. Gezondheidsraad, ISBN 978-90-5549-819-2, 2011
6
Medical Devices: Managing the Mismatch. An Outcome of the Priority Medical Devices Project. World Health Organisation, ISBN 978-92-4-156404-5, 2010
7
Miljoenennota 2012. Rijksoverheid, ISSN 0921 – 7371, september 2011
8
Gerontechnology: Emerging technologies and their impact on ageing in society. H. Bouma. In: Gerontechnology, a sustainable investment in the future. Edited by J. Graafmans, V. Taipale & N. Charness. Studies in health technology and informatics, Volume 48, pp. 93-104, ISSN 0926-9630, 1998
9
Advies Knarsende Schakels. Technologische innovatie en gezondheidszorg. Raad voor Gezondheidsonderzoek, Advies 36, Juni 2002
10
http://www.zorgvoorinnoveren.nl
11
http://www.parorobots.com
12
http://www.aal-europe.eu
13
Activity monitoring to support independent living in Dutch homecare support. C.G. Willems, M.D. Spreeuwenberg, L. Van der Heide, A.P. Glascock, D.L. Kutzik, L. De Witte & J. Rietman. In: Everyday Technology for Independence and Care - AAATE 2011. Edited by G. J. Gelderblom, M. Soede, L. Adriaens & K. Miesenberger. Assistive Technology Research Series, Volume 29, pp. 145-151, ISSN 1383-813X, 2011
14
Evaluation of the implementation process of “customized care by lifestyle monitoring”. R. Claassen & C.G. Willems. In: Everyday Technology for Independence and Care - AAATE 2011. Edited by G. J. Gelderblom, M. Soede, L. Adriaens & K. Miesenberger. Assistive Technology Research Series, Volume 29, pp. 152-160, ISSN 1383-813X, 2011
15
Meer Rendement uit R&D. Nederlandse Life Sciences en Medische Technologie. J.J.P. Jansen, V. van den Vrande en H.W. Volberda. Rotterdam School of Management, 2008.
16
http://www.tilburguniversity.edu/nl/samenwerken/tilburg-social-innovation-lab
17
http://www.zorgacademieparkstadlimburg.nl
Curriculum Vitae Met de aanstelling als lector Technologie in de Zorg komt de verschillende ervaring op een mooie wijze bij elkaar. Jan (1964) heeft oorspronkelijk experimentele natuurkunde gestudeerd en is afgestudeerd in de medische fysica. Na zijn promotieonderzoek over het karakteriseren van weefsel met behulp van een ultrageluids-afbeeldingstechniek, heeft hij aan de Technische Universiteit Eindhoven het Instituut voor Gerontechnologie mee opgebouwd. Binnen dit instituut werd in een multidisciplinaire omgeving onderzoek uitgevoerd en onderwijs ontwikkeld over ouderen in hun technische omgeving. Na ruim 10 jaar toegepast onderzoek en onderwijs aan de universiteit heeft hij als business developer medische technologie gewerkt bij TNO Industrie en Techniek. Hier was hij verantwoordelijk voor het verbinden van de verschillende technisch georiënteerde afdelingen en instituten met de medisch-technische markt in Nederland en daar buiten. Na de periode van het verbinden van kennis van TNO met het bedrijfsleven en de zorg, waren kenniscirculatie en innovatie voor de ‘human health’ leidende thema’s als innovatie adviseur en teamleider bij Syntens, innovatie netwerk voor MKB ondernemers. Hier heeft hij een groot netwerk van medisch-technische MKB in ZuidNederland opgebouwd. Vanaf 2009 is hij senior consultant bij Minase in Tilburg. Minase richt zich op de definitie en inrichting van innovatieve businessmodellen waarbij meerdere stakeholders betrokken zijn, onder andere in life sciences, medische technologie en zorg. Een drijfveer en rode draad in de loopbaan zijn toegepast onderzoek en cross-sectoraal werken. Hij vindt het een uitdaging om goed samen te werken en resultaat te bereiken met professionals uit verschillende disciplines.