Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2008-2009 Eerste Examenperiode
Betekenisgeving van ontwikkelingshulp voor jongeren Inleefstages nader bekeken
Scriptie neergelegd voor het behalen van de Master Sociaal Werk
door Stefanie Jansen Ilse Van Olmen
Promotor: Dr. Rudi Roose
Ondergetekenden, Stefanie Jansen en Ilse Van Olmen, geven toelating tot het raadplegen van deze masterproef door derden.
Stefanie Jansen
Ilse Van Olmen
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2008-2009 Eerste Examenperiode
Betekenisgeving van ontwikkelingshulp voor jongeren Inleefstages nader bekeken
Scriptie neergelegd voor het behalen van de Master Sociaal Werk
door Stefanie Jansen Ilse Van Olmen
Promotor: Dr. Rudi Roose
Voorwoord Dat het schrijven van deze masterproef een grote uitdaging zou zijn, wisten we bij de aanvang ervan. Het proces om tot deze masterproef te komen werd geen gemakkelijke maar bijzonder boeiende zoektocht. Op het titelblad staan voornamelijk onze namen maar velen hebben bijgedragen tot de totstandkoming van deze masterproef. In de eerste plaats willen wij onze promotor Rudi Roose bedanken voor zijn kritische bedenkingen en voor zijn vertrouwen. Het motiveerde ons keer op keer om een tandje bij te steken. Tevens een woord van dank aan de Sociale Hogeschool van Heverlee en VZW InterCambio voor de vele informatie en het enthousiast meewerken aan deze masterproef. Zonder participanten was het onmogelijk om onderzoek te doen, dus dank aan alle deelnemers voor hun ontzettend boeiende verhalen en enthousiaste medewerking. Ook een dikke pluim voor Koen Schoofs en papa Van Olmen voor het grammaticaal verbeteren van ons werk. Tot slot, maar zeker niet op de laatste plaats willen wij onze ouders, broers, zus en vrienden bedanken voor hun morele steun, geduld en vriendschap doorheen deze periode. Dankzij jullie is onze masterproef geworden wat het nu is! Bedankt!
4
Inhoudstabel Voorwoord………………………………………………………………………………………….4 Inhoudstabel……………………………………………………………………………………….5 Inleiding…………………………………………………………………………………………….7 Probleemstelling…………………………………………………………………………………..8
DEEL 1: Inleefstages ................................................................................................... 10 1.
De vierde pijler van de ontwikkelingssamenwerking ............................................ 11
2.
Inleefreizen.......................................................................................................... 14
3.
Sociale Hogescholen........................................................................................... 19 3.1
3.1.1
Ontstaan en opzet van het postgraduaat............................................... 20
3.1.2
Het traject.............................................................................................. 21
3.1.3
Visie ...................................................................................................... 23
3.2
4.
Sociale Hogeschool Heverlee ...................................................................... 19
VZW Inter-Cambio........................................................................................ 25
3.2.1
Ontstaan en opzet van VZW Inter-Cambio ............................................ 25
3.2.2
Het traject.............................................................................................. 26
3.2.3
Visie ...................................................................................................... 28
Besluit ................................................................................................................. 30
DEEL 2: Interculturaliteit: centrale concepten........................................................... 31 Inleiding ......................................................................................................................... 31 1.
Globalisering ....................................................................................................... 32
2.
Sociaal werk........................................................................................................ 34
3.
Cultuur en identiteit ............................................................................................. 36 3.1
Over het concept cultuur .............................................................................. 36
3.2
Over het concept identiteit............................................................................ 38
4.
Interculturaliteit.................................................................................................... 40
5.
Interculturele competentie ................................................................................... 42
6.
Intercultureel sociaal werk ................................................................................... 47 5
7.
Besluit ................................................................................................................. 52
DEEL 3: Inleefstages nader bekeken.......................................................................... 55 Inleiding ......................................................................................................................... 55 1.
Reflecties met betrekking tot inleefstages............................................................ 56
2.
Een blik op de mogelijke meerwaarde van inleefstages....................................... 60 2.1
Onderzoek Sociale Hogeschool Heverlee .................................................... 60
2.2
Methodologie................................................................................................ 61
2.3
Interviews ..................................................................................................... 62
2.3.1
Het concept ‘inleefreis’ .......................................................................... 62
2.3.2
Ontwikkelingswerk ................................................................................ 66
2.3.3
Motivatie................................................................................................ 69
2.3.4
Het concept ‘cultuur’.............................................................................. 72
2.3.5
Evenwaardig partnerschap.................................................................... 74
2.3.6
Interculturele competentie ..................................................................... 77
2.3.7
Impact op persoonlijk leven ................................................................... 80
2.3.8
Beeldvorming ........................................................................................ 83
3.
Reflecties ............................................................................................................ 87
4.
Besluit ................................................................................................................. 87
Algemeen Besluit ........................................................................................................... 90 Bibliografie..................................................................................................................... 98
6
Inleiding Inleefstages zijn bij jongeren de voorbije jaren steeds populairder geworden. Ook wij hebben van deze unieke ervaring mogen proeven. Zo is onze interesse gegroeid om dit domein ruimer te bestuderen en op zoek te gaan naar de betekenis van zo’n reizen voor sociaal werkers. Enkele Sociale Hogescholen startten met dit initiatief omdat zij overtuigd waren van de meerwaarde van zulke projecten voor sociaal werkers. We vertrokken voor deze masterproef vanuit de geformuleerde doelstellingen van de initiatiefnemers van deze inleefreizen. In een volgend deel bekijken we wat er onder interculturalisering wordt verstaan in het sociaal werk. Cultuur, interculturaliteit en interculturele competentie zijn centrale concepten hierbij. We gingen op zoek naar de betekenis van deze concepten en ondernamen een poging om deze te omschrijven. Hierna volgt ons kwalitatief onderzoek waarbij we elf sociaal werkers hebben geïnterviewd die op inleefreis zijn geweest. Het was de bedoeling om zo een beter beeld te kunnen schetsen over de betekenis die de inleefstage voor hen heeft gehad. Met deze thesis trachten we op een kritische manier te kijken naar inleefreizen en de vanzelfsprekendheid waarmee deze georganiseerd worden.
7
Probleemstelling Onze samenleving heeft de laatste decennia sterke veranderingen ondergaan: alles wordt complexer, heterogener en steeds meer multicultureel. De pluriforme samenleving is een feit en het wordt steeds meer een opdracht voor iedereen om adequaat en constructief met deze diversiteit te leren omgaan. Allochtonen confronteren ons met andere culturen en andere betekenisgevende processen (Verstraete, 1999). De inzet van een interculturele samenleving is het bevorderen van interculturele processen: ‘momenten waarop mensen bewust of onbewust samen opnieuw gaan ‘onderhandelen’ over de betekenis die ze geven aan wat hun initieel lijkt te scheiden zonder dat het resultaat van deze onderhandeling al op voorhand vaststaat’ (Verlot et al., 2000: 5). Op een ‘adequate’ manier leren omgaan met deze diversiteit is een opdracht én een uitdaging voor alle actoren in de samenleving, dus ook voor het sociaal werk. Interculturalisering staat volgens Fret (2000) voor een relativering van culturele eigenheden en respect voor de culturele diversiteit in de samenleving en in het welzijnswerk in het bijzonder. Maar wat houdt dit juist in? Wat betekent juist het omgaan met andere culturen, het omgaan met diversiteit? Interculturele competenties lijken een noodzakelijke voorwaarde te zijn voor een ‘goede’ sociaal werker (NASW, 2001). Maar vanaf wanneer kunnen we spreken over een intercultureel competent sociaal werker? En wie kan dat bepalen? De laaste jaren worden steeds vaker inleefreizen naar het verre Zuiden georganiseerd. Ook diverse Sociale Scholen zijn begonnen met dit initiatief. Ze merken op dat zowel klanten (gebruikers van diensten), werknemers als netwerken en beleidskaders meer dan gisteren ‘multicultureel’ worden. Ze wijzen op de toenemende vraag naar steeds meer deskundigheid op vlak van thema’s gerelateerd aan ‘interculturaliteit’, diversiteit en capaciteitsopbouw tegen de achtergrond van de toenemende mondialisering. Zij beogen dat sociaal werkers door de ervaring van een inleefstage in het Zuiden hun directe inzetbaarheid versterken op de arbeidsmarkt. Ze brengen daarbij bouwstenen mee die nodig zijn om de uitdagingen van morgen aan te gaan. Via inleefreizen verblijven personen voor een aantal weken tot een aantal maanden in een derde wereld land, om daar mee te werken, te wonen... . Het is de bedoeling dat de persoon zich een tijd kan ‘inleven’ in een omgeving die vreemd aan hem/haar is. Onder 8
inleven verstaat Globelink (2002) een interculturele ontmoeting die ‘in de kleren kruipt, een diepgaande confrontatie met een vreemde, andere cultuur, een investering in menselijk
kapitaal...’.
Tijdens
zo’n
inleefgebeuren
zouden
de
eigen
vanzelfsprekendheden op vlak van normen, waarden en gewoontes in vraag gesteld en gerelativeerd worden. Een dergelijke inleefervaring zou de eigen achtergrond, cultuur en leefwereld in een ander daglicht plaatsen en ervoor zorgen dat de inlever die scherper onder de loep neemt. Men wordt immers geconfronteerd met de eigen levenswijze zodat het eigen referentiekader verandert (Corens, 2002). Het wordt aanschouwd als een enorme meerwaarde voor de jongere. Door de inleefreizigers te confronteren met alle aspecten van andere culturen en hen als gelijkwaardig te leren kennen, zou een positieve openheid gecreëerd worden voor het onbekende, het vreemde of het ‘andere’ (Globelink, 2002). Op die manier zouden verschillen tussen culturen begrijpelijker worden, zou men beter in staat zijn om de verschillende aspecten van andere culturen te kaderen. Men is ervan overtuigd dat de interculturele competentie van de sociaal werker hierdoor verhoogd wordt. Dit roept toch enkele vragen op. Inleefstages worden evident als iets positiefs gepercipieerd maar wie wordt er effectief beter van? Wat is precies de meerwaarde van dergelijke projecten? Is het wel verantwoord dat wij als westerling het Zuiden ‘lastig vallen’ om onder andere geconfronteerd te worden met onze eigen vanzelfsprekendheden op vlak van waarden, normen en gewoontes en om zo een ‘betere’ sociaal werker te willen worden? Wat is de meerwaarde voor de lokale bevolking en hun sociaal werk? Moeten we ons dominant westers perspectief niet in vraag stellen? En in hoeverre zorgt zo’n inleefstage voor het effectief verhogen van een interculturele competentie? Wat mogen we trouwens onder deze competentie verstaan en wie bepaalt dit? Zouden zo’n inleefreizen soms geen averechts effect hebben en onder andere stereotypering in de hand werken? En wat gebeurt er met die zeer persoonlijke ervaringen eenmaal terug thuis?
9
Deel 1: Inleefstages Inleiding
In dit deel zullen wij het theoretische luik bespreken. We zullen vertrekken vanuit de vierde pijler van de ontwikkelingssamenwerking. Inleefreizen kunnen we hieronder plaatsen. Aan de hand van verschillende organisaties zullen wij proberen tot een passende beschrijving van een inleefreis te komen.Tot slot zullen wij de inleefstages toelichten die door de Sociale Hogeschool van Leuven en van Gent worden georganiseerd.
10
1. De vierde pijler van de ontwikkelingssamenwerking
Niet-gouvernementele
Organisaties
(NGO’s)
zoals
11.11.11,
Broederlijk
Delen,
Vredeseilanden... zien zich de laatste jaren geconfronteerd met een nieuw fenomeen. Sinds eind jaren ‘90 blijken er in Vlaanderen immers spontaan allerlei particuliere samenwerkingsprojecten met mensen in het Zuiden te groeien. Het gaat hierbij om initiatieven genre ‘Verpleegsters of andere categorieën... zonder Grenzen’ en allerlei Noord-Zuid solidariteitsprojecten van ziekenhuizen, scholen, bedrijven, mutualiteiten en vakbonden,... maar ook gewoon van privé-personen. Develtere (2005) geeft aan dat we deze actoren ‘de vierde pijler van de ontwikkelingssamenwerking’ hebben genoemd. De vierde pijler is echter niet zo eenduidig te definiëren. Er bestaat immers geen internationale definitie. België spreekt bijvoorbeeld over de vierde pijler terwijl in Nederland de term ‘particuliere initiatieven’ wordt gehanteerd. Vierde pijlerinitiatieven onderscheiden zich van anderen door het feit dat ze niet door de klassieke pijlers worden genomen. De eerste pijler houdt in dat de overheid haar collegaoverheden in Afrika, Azië en Latijns-Amerika steunt via wat men ‘directe en bilaterale steun’ noemde. Een modern overheidsapparaat met goed werkende ministeries, nationale bank en openbare nutsbedrijven kon worden opgezet in de derde wereld aan de hand van leningen, materiële hulp en technisch advies. De tweede pijler van ontwikkelingssamenwerking is het multilaterale kanaal. Het betreft de middelen die een donorland investeert in de derde wereld via internationale organisaties zoals de Europese Commissie of de Verenigde Naties. Met de derde pijler wordt verwezen naar de nietgouvernementele ontwikkelingsorganisaties of NGO’s. Deze drie klassieke pijlers zijn gespecialiseerde organisaties die ontstaan zijn omwille van het ontwikkelingsprobleem of de Noord-Zuidproblematiek en de behoefte om daar een deskundig antwoord op te geven. De vierde pijler is een nieuw kanaal met nieuwe spelers. De ontwikkelingssamenwerking ligt niet aan de basis van deze initiatieven. Het gaat hier eerder over nietdomeinspecifieke initiatieven en de mensen die er actief in zijn, zijn in eerste instantie ‘doeners’. Hun doel is mensenlevens verbeteren, niet de wereld te veranderen. Daarbij gaan ze op zoek naar ‘counterparts’ in het Zuiden met wie ze naar een overeenstemming zoeken tussen hun aanbod en de lokale vragen. De projecten die ze steunen, worden vaak samen beheerd en uitgevoerd waarbij er sprake is van zeer frequente en intense 11
‘face-to-face’
contacten.
Men
spreekt
over
een
‘verdagelijksing
van
de
ontwikkelingssamenwerking’: je doet het gewoon op het moment dat je er tijd voor vrij hebt of wil maken (Develtere & Stessens, 2006). Het directe persoonlijke contact en betrokkenheid zijn volgens deze initiatieven een voldoende garantie voor de efficiëntie, effectiviteit en impact van wat men onderneemt. Het Hoger Instituut Voor de Arbeid (HIVA)
definieert
de
vierde
pijler
als
volgt:
‘De vierde pijler van de ontwikkelingssamenwerking bestaat uit (meestal recente) initiatieven die niet genomen worden door de klassieke pijlers (de officiële, de multilaterale en de niet-gouvernementele en universitaire ontwikkelingssamenwerking). Het zijn burgerinitiatieven die opgezet worden door bestaande actoren in onze maatschappij (vriendengroepen, bedrijven, vakbonden, ziekenfondsen, scholen, e.a.) die vanuit hun eigen werking solidair willen zijn met mensen in het Zuiden. Meestal zijn het groepsinitiatieven.’ In tegenstelling tot de Noord-Zuid kloof die de katalysator is van de eerste drie pijlers, lijkt globalisering die van de vierde pijler te zijn. Men kijkt daarbij niet naar andere landen en mensen vanuit een Noord-Zuidbril, maar vanuit een mondiale bril. De vierde pijler ontstaat door en geeft vorm aan de nieuwe globalere wereld. Veel van deze nieuwe initiatieven vinden hun oorsprong in internationale contacten die tot stand kwamen tijdens reizen, internationaal studeren en internationale economische en andere relaties. Vanuit zulke internationale netwerken waarin het leven en werk van mensen ingeschakeld zijn, groeien ideeën en mogelijkheden om samen te werken. Vierde pijlerinitiatieven zijn dus ontwikkelingsinitiatieven
die
gedragen
worden
door
vakbonden,
ziekenfondsen,
sportclubs, lokale verenigingen, bedrijven of sociale instellingen. De vierde pijler is bijzonder heterogeen. Vierde pijlerinitiatieven concentreren zich op domeinen met betrekking tot de gezondheidszorg, het onderwijs en de basisinfrastructuur, de zogenaamde zachte domeinen. Vierde pijlerinitiatieven zijn geen hedendaags fenomeen, ze bestaan al geruime tijd. De steun die vanuit parochies ging naar de missionarissen kunnen we ook onder deze initiatieven terugbrengen. De laatste tien jaar worden we toch geconfronteerd met een nieuw en andersoortig fenomeen. Deze oorspronkelijke vierde pijlerinitiatieven wilden zich integreren in de derde pijler. De nieuwe generatie vierde pijlerorganisaties voelt die behoefte niet.
12
In het boek ‘De Belgische Ontwikkelingssamenwerking’ (2005) onderscheidt men tien grote clusters binnen de vierde pijler, namelijk: de vakbonden, de ‘nieuwe’ missionarissen, de boerenbeweging, de ziekenfondsen, de bedrijven, de coöperaties, de stichtingen, de migrantengemeenschappen en de steden en gemeenten. Het zijn clusters waar de vierde pijler een belangrijke plaats heeft gekregen in de werking van deze instellingen en gemeenten. Volgens Develtere en Stessens (2006) kunnen we er nog de nieuwe sociale bewegingen, de scholengemeenschappen en de medische sector aan toevoegen. De inleefreizen, georganiseerd door de Sociale School van Heverlee en destijds door Arteveldehogeschool van Gent kunnen we eveneens kaderen binnen deze vierde pijler.
13
2. Inleefreizen
Als we brochures doorbladeren, op het internet surfen, flyers bekijken… merken we dat steeds meer organisaties inleefreizen aanbieden. Maar wat is een inleefreis eigenlijk? Het is opmerkelijk dat er in feite geen sluitende opvatting over het concept inleefreis bestaat. Er zijn enorm veel organisaties die dergelijke initiatieven organiseren en ze geven elk hun eigen invulling hieraan. Wat wel steeds ter sprake komt, is het nut een andere cultuur te leren kennen en daarmee samenhangend om tot echt contact te komen met de plaatselijke bevolking. Het wordt voorgesteld als een cultuurbad om van daaruit beter die cultuur, maar ook de eigen cultuur beter te kunnen begrijpen. Om een duidelijker beeld te krijgen van de betekenis van inleefreizen en het concept beter te kunnen omschrijven, geven we een beknopt overzicht van enkele organisaties die zulke reizen aanbieden. Doorheen al deze omschrijvingen trachten we vervolgens een rode draad te vinden voor wat de inhoud van een inleefreis betreft. Hierna zullen we aan de hand van twee sociale hogescholen, die inleefreizen organiseren, kijken op welke manier dit concreet vorm krijgt. Vooreerst
zijn er
een
aantal Niet-Gouvernementele
Organisaties
(NGO’s)
en
verenigingen die inleefreizen organiseren met een duidelijk sociaal-maatschappelijk karakter. Deze organisaties hebben een aanbod, gericht op een uitgebreide kennismaking met allerlei projecten en instellingen ter plaatse.
Zo kunnen geëngageerde mensen vanaf 25 jaar via Broederlijk Delen deelnemen aan een, zoals zij het formuleren: ‘exposure’ of ‘blootstelling’. Het engagement van twee jaar bevat een uitgebreide voorbereiding, een inleefreis van twee tot drie weken en een nawerking in België waarbij een bijdrage wordt geleverd aan de campagne van het volgende jaar.
International
Action
for
Liberation
(Intal)
is
een
samenwerking
tussen
verschillende Belgische NGO’s en organiseert jaarlijks enkele inleefreizen van een drietal weken naar Cuba, Palestina, DR Congo en de Filippijnen. Intal verwacht dat je tijdens zo’n reis een paar weken meeleeft met mensen uit het Zuiden om zo hun organisaties en hun kijk op de wereld te leren kennen. Hun aanbod richt zich enkel tot 21- tot 35-jarigen.
14
Jaarlijks trekt Jeugd en Vrede in de zomervakantie met een groep jongeren tussen de 15 en 19 jaar over de grenzen. De inleefreis wordt telkens gekoppeld aan een sensibilisatiecampagne in Vlaanderen achteraf.
Twee
keer
per
jaar
organiseert
het
Vlaams
Palestinakomitee
(VPK)
observatiereizen naar de Palestijnse Bezette Gebieden en Israël. De missies maken deel uit van een internationaal project op initiatief van de Palestijnse NGO’s. Als deelnemer kan je gedurende één week ooggetuige zijn van de dagdagelijkse werkelijkheid en het leven onder bezetting.
Het Urafiki-project is een inleefreis/bouwkamp dat plaats vindt in Kenia en/of Tanzania. Gedurende een vijftal weken trekt een groep jongeren ouder dan achttien jaar samen met de begeleiders naar een ‘Don Bosco’-project om er met de lokale jongeren te werken aan een project. Deze samenwerking is erop gericht jongeren onder te dompelen in een andere cultuur, de realiteit en het leven daar.
Maatschappelijke Jongeren Actie (MJA) organiseert tijdens de zomermaanden een inleefreis. In 2008 was dit naar Gambia.
Elk jaar biedt ook de organisatie Interculturele Uitwisseling via Vrijwilligerswerk (VIA) een groepsreis aan gedurende twee à drie weken naar een land in het Zuiden. De bedoeling is om er, samen met de andere deelnemers, de lokale bevolking te ontmoeten, de cultuur te verkennen en in verschillende lokale projecten de handen uit de mouwen te steken. De inleefreis duurt drie weken en de minimumleeftijd om aan dit project deel te nemen is achttien jaar.
Volens is een NGO die ook inleefstages aanbiedt bij een van de projecten van haar partnerorganisaties in het Zuiden. Dergelijke inleefstages lopen over een termijn van zes weken tot drie maanden. Ze hebben in de eerste plaats niet de bedoeling om ‘te werken’. Ze willen de kans bieden andere culturen beter te begrijpen, het dagelijkse leven van de plaatselijke bevolking te beleven en hun weerbaarheid te waarderen. Volens richt zich op gemotiveerde en sociaal geëngageerde personen met al enige werkervaring van 25 tot 45 jaar.
Met Intercambio vzw kan je naar Guatemala of Honduras voor een inleefreis van vijf weken. Later in dit eerste deel komen we hier op terug.
World Education Program (WEP) is een organisatie die een Help & Travel programma aanbiedt naar Tanzania en Ecuador voor minstens drie maanden. Tijdens 15
het verblijf komen toeristische activiteiten aan bod, maar ook verwacht men een actieve deelname aan de activiteiten van plaatselijke liefdadigheidsverenigingen. De minimumleeftijd hiervoor is achttien jaar.
Youth For Understanding (YFU) organiseert een ‘cultuurbad’ in verschillende landen van Argentinië tot Zuid-Afrika. De deelnemers verblijven in een gastgezin opdat ze zo ‘het gastland op een intense manier ervaren’. Met andere YFUvrijwilligers worden er georganiseerde culturele uitstappen met een begeleider gemaakt. YFU biedt dit aan voor een termijn van 4 tot 6 weken voor jongeren tussen 15 en 24 jaar.
Naast deze NGO’s en verenigingen zijn er ook steeds meer steden en gemeenten die een samenwerking hebben met een stad/gemeente in het Zuiden. Sommigen hebben hierbij speciaal aan jongeren gedacht. Zo konden jongeren uit Mol eerder al op inleefreis naar Niger, jeugdreporters uit Herent naar Guatemala, … . Er bestaan dus algemeen inleefstages door verschillende actoren georganiseerd. Daarnaast hebben ook specifiek sociaal werk opleidingen hier aandacht voor. Wij bespreken deze initiatieven nu kort maar later zullen wij hier uitgebreider op in gaan. Met de universiteit van Antwerpen kan je bijvoorbeeld via vzw Universitaire stichting voor Ontwikkelingssamenwerking (USOS) naar partnerlanden in DR Congo, Marokko, Nicaragua of India voor een ‘exposure’. De Katholieke Hogeschool Kortrijk heeft een postgraduaat Noord-Zuid waarin bachelors voor 5 maanden naar het Zuiden kunnen gaan. De Sociale Hogeschool in Heverlee biedt een postgraduaatopleiding ‘Capaciteitsopbouw Noord-Zuid’ aan. Via dit postgraduaat krijgen pas afgestudeerde studenten de mogelijkheid om gedurende zes maanden een inleefstage te doen in het Zuiden. Ook de Sociale Hogeschool Artevelde in Gent is ooit met een dergelijk initiatief gestart, hieruit is de VZW Inter-Cambio ontstaan, die we nog verder bespreken. Om het concept ‘inleefreis’ beter te kunnen vatten, hebben wij hierboven bondig enkele organisaties/verenigingen weergegeven die dit aanbieden. Bij de verschillende initiatiefnemers komen enkele overeenkomstige elementen aan bod. Wat bij de omschrijving van een inleefreis regelmatig terugkwam, was het centraal staan van de ‘interculturele ontmoeting’. Men wordt geconfronteerd met een vreemde, andere cultuur (Globelink, 2002). Personen uit cultuur A gaan naar een land met cultuur B waarbij beide culturen in contact komen met elkaar en er uitwisseling kan plaatsvinden 16
(Haentjes, 2004). Er is geen gedetailleerd procédé voor een inleefreis, maar er zijn wel steeds dezelfde elementen terug te vinden, namelijk voorbereiding, reis met partnerbezoek& inleefmogelijkheden en nawerking. Voor vele NGO’s is de reis op zich niet zo belangrijk, maar zij leggen vooral de nadruk op het feit dat de deelnemers de ruimere context van de wereld moeten begrijpen om daarna een ruimer engagement binnen de beweging te kunnen opnemen. Bij elke inleefreis is er sprake van samenleven met een lokale groep, familie of gastgezin. Dit samenleven kan verschillende vormen aannemen. Bij sommige initiatieven ligt het accent op projectbezoeken die meestal met de volledige groep of met meerdere deelnemers ondernomen worden. Een aantal dagen van de reis wordt uitgetrokken om een inleeftijd bij een plaatselijke familie te beleven. Dit kan individueel, maar sommige organisaties opteren om met een paar deelnemers in hetzelfde gastgezin te verblijven. Andere organisaties leggen meer de nadruk op het individueel inleven. Men is van mening dat men op die manier beter in contact kan komen met de plaatselijke bevolking en gewoontes. De overtuiging die hierachter schuilgaat is dat men het land op die manier anders gaat leren kennen. Indien men met meerdere deelnemers samen blijft, is het risico groter dat de deelnemers teveel bij elkaar gaan blijven waardoor ze minder snel in contact treden met de plaatselijke bevolking. Door de confrontatie met de andere cultuur, is het de bedoeling dat de eigen vanzelfsprekendheden op vlak van normen, waarden en gewoontes in vraag worden gesteld en gerelativeerd (Globelink, 2002). Dit is een doelstelling die we bij elke organisatie en vereniging, die inleefreizen aanbieden, terugvinden. Een dergelijke inleefervaring zou de eigen achtergrond, cultuur en leefwereld in een ander daglicht plaatsen en ervoor zorgen dat de inleefreiziger die scherper onder de loep neemt. Men wordt immers geconfronteerd met de eigen levenswijze zodat het eigen referentiekader verandert (Corens, 2002 ). Ook wordt men geconfronteerd met het ‘echte’ leven in het Zuiden: men staat opnieuw stil bij de dagdagelijkse dingen zoals eten, wonen, wassen… (Haentjes, 2004). Door de inleefreizigers te confronteren met alle aspecten van andere culturen en hen als gelijkwaardig te leren kennen, wordt de positieve openheid gecreëerd voor het onbekende, het vreemde of het ‘andere’ (Globelink, 2002). De meerderheid van de organisaties legt er dan ook de nadruk op dat het geen éénrichtingsverkeer mag zijn, maar dat het moet leiden tot een wederzijds begrip van elkaars wereld en maatschappij, tot wederzijdse waardering en verrijking. De verschillende organisaties en verenigingen zijn ervan overtuigd dat door een inleefervaring verschillen tussen culturen begrijpelijker 17
worden en men beter in staat zou zijn om de verschillende aspecten van andere culturen te kaderen. Het zou de sympathie voor een multiculturele samenleving vergroten. Verschillende organisaties prefereren de term ‘exposure’. Het is een term die in de fotografie gebruikt wordt voor belichtingstijd, omdat de deelnemers gedurende deze reis blootgesteld worden aan een totaal andere manier van leven, in een omgeving die hen ook totaal onbekend is. De kern van een exposure is volgens USOS (2007) essentieel alleen maar kijken: ‘de reizigers mogen hun dagen vullen met niets-doen, wat zeer vermoeiend kan zijn: zien, verwonderd zijn, vragen, bezoeken, meegaan, meedoen als het past, te gast zijn, zich vergissen, feesten, woorden en uitdrukkingen opzoeken, tekenen, wandelen… . Het niets-doen wordt gericht a) van uit de voorbereiding, b) vanuit de interessepunten die elke bezoeker meeneemt op reis, c) van uit het toeval en de intenties van de gastvrouwen en –heren .Het idee is dat onvooringenomen kijken, zelveloos waarnemen… terug als nieuw bestaan, naakt in de wereld, het grootste potentieel biedt voor het ontdekken van het ‘levende niet -ik…’. Doorheen het bestuderen van wat een inleefreis juist inhoudt, is het duidelijk geworden dat dit niet eenvoudig te definiëren valt. De initiatiefnemers voor het organiseren van zulke reizen geven verschillende invullingen aan het concept. We hebben dan ook getracht het concept inleefreis duidelijk te maken aan de hand van verschillende elementen die we bij elke organisatie of vereniging terugvonden.
18
3. Sociale Hogescholen
In dit hoofdstuk zullen wij de projecten bespreken die door de Sociale Hogeschool van Heverlee en VZW Inter-Cambio georganiseerd worden. Wij hebben deze twee projecten gekozen omdat zij vertrekken vanuit twee verschillende opzetten. Dit terwijl het opzet van de Sociale Hogeschool van Heverlee en Kortrijk overeen stemt. Bij de Sociale Hogeschool van Heverlee worden de inleefstages gekaderd binnen een volwaardige postgraduaatopleiding en wordt er in eerste instantie gerekruteerd binnen de pas afgestudeerde sociaal werkers van de Sociale Hogeschool. In Gent werd het initiatief destijds opgestart vanuit een groep geëngageerde lectoren en studenten van de Sociale Hogeschool maar heden is het de VZW Inter-Cambio die de inleefstages organiseert. Zowel net afgestudeerde sociaal werkers als mensen die al enige tijd in het werkveld stonden, zijn deelnemers aan dit project. Tevens is er een verschil wat betreft de duur van de inleefstages. De VZW Inter-cambio verwacht een engagement van ongeveer twee jaar in totaal. De intensieve stage in het Zuiden duurt een viertal weken. De Sociale Hogeschool van Heverlee vraagt ongeveer een jaar van stevige inzet en de periode van de inleefstage zelf loopt over een periode van zes maanden. Ondanks de verschillende opzetten van deze twee organisaties, stellen wij vast dat hun visies over het algemeen gelijklopend zijn. Beide beklemtonen ze het belang van interculturele competentie en zijn ze overtuigd dat deze interculturele competentie door een inleefstage zal toenemen. In wat volgt zullen wij deze twee intiatieven uitgebreid bespreken waaruit de verschillen en de gelijkenissen tussen deze initiatieven duidelijker zullen blijken.
3.1
Sociale Hogeschool Heverlee
Het departement Sociale School Heverlee organiseert al 12 jaar inleefstages in de derde wereld. In Thailand, Sri Lanka, Senegal, Zuid-Afrika en Brazilië werken en leven pas afgestudeerde sociaal werkers gedurende zes maanden in plaatselijke projecten. Volgens de Sociale Hogeschool te Heverlee biedt deze postgraduaatopleiding, gelet op de toenemende mondialisering, een stevige troef op de arbeidsmarkt voor de deelnemende studenten.
19
In het volgende deel zullen wij het ontstaan en de opzet van het postgraduaat bespreken, evenals het traject dat studenten van het postgraduaat doorlopen, de visie van de Sociale Hogeschool over het postgraduaat ‘Capaciteitsopbouw Noord-Zuid’ en tot slot het onderzoek dat werd gedaan naar aanleiding van de tiende verjaardag van het postgraduaat.
3.1.1 Ontstaan en opzet van het postgraduaat
In 1996 vertrokken vanuit het departement Sociale School Heverlee (SSH) van de Katholieke Hogeschool Leuven de eerste studenten op inleefstage naar de derde wereld. Frans Swartelé en Tuur Vanempten, twee oud lectoren van de KHLeuven, departement Sociale School Heverlee startten als pioniers met de uitzending van pas afgestudeerde sociaal werkers naar Thailand. De sociaal werkers, die bovendien net afgestudeerd waren, gingen gedurende zes maanden als vrijwilligers aan de slag in projecten met vrouwen die zich in risicosituaties bevonden. Tijdens hun verblijf in Thailand hielden de studenten via briefwisseling, in noodgevallen telefonisch, contact met de pioniers van het project.
De
vier
vrijwilligers
keerden
vol enthousiasme
en
een
grote
dosis
relativeringsvermogen rijker huiswaarts. Door de enthousiaste en positieve verhalen werd bij de nieuwe pas afgestudeerden het verlangen gewekt om dit initiatief verder te zetten. Daaropvolgend voegde Marianne Vergeylen, indertijd praktijklector in het departement SSH, zich bij de twee oorspronkelijke pioniers. Tesamen hielden zij zich bezig met de verdere uitbouw van onder andere de voorbereiding van de inleefreis. Dit had betrekking op informatie rond medische en sociaal-juridische aspecten, reisverzekering en een initiatie in de taal van het gastland. Geleidelijk aan breidde het initiatief zich uit naar andere uitzendlanden in het Zuiden. In het jaar 1999 kwam Brazilië erbij, in 2001 Sri Lanka, in 2002 Zuid-Afrika en tot slot in 2003 Senegal. De drie pioniers van het initiatief verlieten de Sociale School maar dit betekende niet het einde van het verhaal. Hun werk werd en wordt nog steeds voortgezet door nieuwe geëngageerde medewerkers van de Sociale School. De nieuwe werkgroep gaf aanzet om de inleefstages meer te kaderen binnen een ruimer opleidingsproject. De voorbereiding van de inleefstages verliep grondiger en concreter. Het programma werd aangepast op basis van de in het verleden vergaarde ervaringen en prospectiebezoeken tijdens de stage. Het profiel van het toekomstige postgraduaat ‘Intercultureel sociaal werken in een mondiale context’ werd steeds duidelijker. De dag van vandaag biedt de Sociale School de inleefstages aan 20
binnen een volwaardige postgraduaatopleiding. Het traject dat kandidaat studenten tijdens deze inleefstage doorlopen, zullen we in het volgende punt uitgebreid bespreken. Wat indertijd dus begon als een geëngageerd vrijwilligersproject van enkele gemotiveerde docenten, groeide doorheen de afgelopen 12 jaar uit tot een professionele postgraduaatopleiding die volledig aansluit bij het beleid van permanente vorming van het departement. Deze postgraduaatopleiding kan daarbij rekenen op steun van de directie en de VZW Sociale School Heverlee. De opleiding berust nog altijd op een werkgroep bestaande uit geëngageerde lectoren van de school en een oud-studente die deel uitmaakte van de eerste vier vertrekkers naar Thailand. De Sociale School is ondertussen bezig om van het postgraduaat dat intussentijd van naam is veranderd en nu ‘Capaciteitsopbouw Noord-Zuid’ heet, een volwaardige Bachelor-Na-Bachelor (BANABA) te maken. Ze zijn overtuigd van de toenemende nood aan expertisedragers capaciteitsopbouw Noord-Zuid, gelet op de actuele en toekomstige noden op de arbeidsmarkt. Omdat deze procedure nog volop in ontwikkeling is, kunnen wij hier niet verder over uitweiden.
3.1.2 Het traject In deze passage zullen wij het traject bespreken dat de kandidaatvertrekkers doorlopen tijdens het postgraduaat ‘Capaciteitsopbouw Noord-Zuid’. Het voorbereidingstraject loopt over een periode van tien maanden en omvat verschillende fasen. Tijdens de eerste fase krijgen kandidaat deelnemers informatie over de opleiding, de bestemmingslanden en de verschillende projecten. Tijdens deze fase maakt men gebruik van de informatie van ex-vertrekkers. Vervolgens moet elke kandidaat vertrekker een motivatienota schrijven. Dan volgt er met ieder van hen een diepgaand gesprek met lectoren van de werkgroep. In deze fase vormt er zich een groep van geëngageerde ‘kandidaatvertrekkers’. In maart volgt er een motivatieweekend waarin de kandidaten formeel en definitief zullen beslissen of ze al dan niet zullen deelnemen aan de postgraduaatopleiding. Eénmaal deze beslissing is genomen, start de concrete voorbereiding. Met de steun en ervaring van de ex-vertrekkers zullen de studenten zich in deze fase actief voorbereiden op hun inleefstage. De studenten starten met de eerste taallessen. Elke postgraduaatstudent krijgt tevens een trajectbegeleider toegewezen die vertrouwd is met de lokale projecten en de sociale realiteit van één van de 21
bestemmingslanden. Die trajectbegeleider neemt daarbij ook de coaching voor, tijdens en na de inleefstage voor zijn rekening. Kort voor het vertrek, in september, vinden er drie intensieve vormingsweken plaats waaraan alle postgaduaatstudenten verplicht moeten deelnemen. De studenten krijgen een kader en methodieken aangereikt, die hen voorbereiden op het leven en werken in een andere cultuur. Ze verdiepen zich in NoordZuidvraagstukken en thema’s zoals cultuur en religie. De lectoren verwachten dat ze zelf studiewerk verrichten met betrekking tot specifieke sociaal-economische thema’s van hun land van bestemming. Ook op methodisch vlak worden de deelnemers gevormd. Er wordt gewerkt rond de methodiek van presentie, als grondhouding van interculturele competentie; ze worden ook getraind op vlak van conflicthantering en het leren omgaan met (on)veiligheid. Na deze intensieve voorbereidingsperiode volgt de uiteindelijke inleefstage. De studenten vertrekken, meestal per duo, eind september - begin oktober naar hun land van bestemming en project. Zij worden doorheen hun leer- en ervaringstraject actief opgevolgd door de trajectbegeleider die hen werd toegewezen. Het is de bedoeling dat iedere student in een tussentijds rapport zijn/haar concrete ervaringen neerschrijft. Dit verslag is van belang om een concreet beeld te kunnen schetsen van de realiteit binnen het project en betemmingsland zoals zij dit waarnemen en ervaren. De werkgroep van het postgraduaat neemt deze informatie op om zo het voorbereidingstraject van de nieuwe vertrekkers bij te sturen en te concretiseren. Het contact met de individuele trajectbegeleider wordt doorheen de volledige inleefstage bewaard via de driewekelijkse ‘barometermails’, een bezoek ter plaatse en, indien aangewezen, telefonisch. Na afloop van de inleefstage schrijven de studenten een individueel eindrapport als afstudeerwerk en volgt er een debriefinggesprek tussen student en zijn/haar trajectbegeleider ter afsluiting. Tevens worden de studenten ingeschakeld in de concrete voorbereiding van de nieuwe groep vertrekkers. Zij brengen onder andere getuigenissen over hun inleefstage in jeugdbewegingen, vormingsgroepen en organisaties voor ontwikkelingswerk. De postgraduaatopleiding wordt afgerond en de studenten ontvangen het getuigschrift van het postgraduaat ‘Capaciteitsopbouw Noord-Zuid’.
22
3.1.3 Visie Het huidige postgraduaat ‘Capaciteitsopbouw Noord- Zuid’ van de Sociale Hogeschool Leuven is een uniek initiatief in Vlaanderen. Enkel hier kunnen ieder jaar circa 25 pas afgestudeerde sociaal werkers gedurende een half jaar een inleefstage beleven in het Zuiden. De studenten zullen niet als toerist de andere cultuur verkennen, maar ze blijven voor een langere periode in hetzelfde project en worden volledig ondergedompeld in de nieuwe cultuur. Verwijzend naar Healy (2007, In: Engstrom&Jones, 2007) maakt de Sociale Hogeschool van Leuven onderscheid tussen vijf groepen van competenties die sociaal werkers kunnen verwerven op deze internationale inleefstage.
Competenties inzake cultuur en gedrag. Via de confrontatie met een ander cultuur leert de student het unieke van de eigen cultuur kennen en het belang ervan voor het menselijke gedrag en de sociale dienstverlening.
De ervaring van diversiteit, van het ‘anders zijn’. Voor veel sociaal werkers is de inleefstage de eerste leerervaring waarbij ze zich in een minderheidspositie bevinden. Deze empathische ervaring helpt hen bij het ontwikkelen van wat door Healy (2007) als ‘ethnorelativism’ wordt beschreven. Dit etnisch relativisme verwijst naar de bekwaamheid om niet enkel culturele verschillen te aanvaarden en te begrijpen, maar om voldoende empathisch vermogen te ontwikkelen om het culturele wereldbeeld van de andere te delen. De kans is groot dat veel van hun toekomstige cliënten immers een totaal verschillende achtergrond dan zijzelf hebben. De studenten ervaren op deze manier hoe het is om in een vreemd land, dat zo verschillend is van hun thuisland, terecht te komen. Dit zou bevorderend werken op vlak van interculturele communicatie.
Het ervaren van verschillende gezichtspunten t.a.v. sociaal werk. Het bestuderen van de sociale dienstverlening in andere landen geeft de sociaal werkers de mogelijkheid om te zien hoe verschillende waarden, normen en tradities geresulteerd hebben in een specifiek sociaal zekerheidssysteem. In minder ontwikkelde landen kunnen studenten bovendien leren over de ontwikkeling van sociale welvaartsinstituties binnen een context van snelle verandering en een beperkte middelenvoorziening.
De relaties tussen globale en lokale condities. Door de ervaring van de relatie tussen het globale en het lokale zou de sociaal werker op een meer adequate manier voorbereid zijn om om te gaan met transnationale problematieken, zoals adoptie, internationale mensen- en drugshandel, migratie en vluchtelingen. Studenten zouden 23
meer zicht krijgen op de impact die economische beslissingen van het Westen voor de landen in het Zuiden hebben.
De context van de sociaal werk praktijk. In het werken met mensen uit andere landen en culturen is het nodig dat de sociaal werker kennis heeft van zijn culturele en geografische afkomst. Verder leren sociaal werkers dat wat werkt in een bepaalde context niet zomaar kan overgeplaatst worden in een andere context en dat etnisch en effectief praktijkwerk een grondige kennis verondersteld van de lokale context en waarden.
Het postgraduaat wil meewerken aan een leercontext waarbij studenten praktijktheorie opbouwen aangaande de gedragskenmerken van een interculturele competentie. Volgens
minister
Vandenbroucke
scoort
België
immers
zwak
op
vlak
van
verdraagzaamheid (2006), terwijl er daar net een weg te gaan is rekening houdende met de strategische toekomstperspectieven. Frank Vandenbroucke (2006) laat noteren dat België in vergelijking met andere Europerse landen enorm zwak scoort in de aanvaarding van de multiculturele samenleving. Een langdurige inleefstage in het Zuiden, ingebed in een sterk opleidingstraject met bruggen naar de samenleving en het werkveld, zou volgens hem meer dan een steentje kunnen bijdragen aan een positief discours op vlak van multiculturaliteit en grensoverschrijdende solidariteit. De inleefstages die de studenten vandaag ondernemen vanuit het postgraduaat zouden een belangrijke uitstraling hebben naar de buurt, de lokale gemeenschap en maatschappelijke netwerken in Vlaanderen. Gie Goris, hoofdredacteur van het Mondiaal Magazine (MO*), benadrukte op de viering van het tienjarig bestaan van het postgraduaat dat het opzet van de Sociale Hogeschool waardevol is en dit onder meer omwille van “de intuïtie dat de vaardigheden die de maatschappelijke werkers morgen nodig zullen hebben niet alleen kunnen gevonden en ontwikkeld worden in de eigen, vertrouwde omgeving (2007)” . Dit is een heel belangrijk standpunt dat wordt ingenomen in een wereld die op hetzelfde ogenblik globaliseert en parochialiseert. Het beleid verschuift voortdurend van lokale of zelfs nationale niveaus naar internationale beslissingscentra. Dit terwijl de media, de politiek en het maatschappelijk discours de neiging heeft om zich op het lokale niveau terug te trekken (Cousée, 2008).
24
3.2
VZW Inter-Cambio
Ook de Sociale Hogeschool Artevelde te Gent is enkele jaren geleden gestart met het organiseren van uitwisselingsprojecten naar het Zuiden, meer bepaald Honduras. Vanaf het begin was het voor de organisatoren duidelijk dat het geen éénrichtingsverkeer mocht zijn van Noord naar Zuid. Het project bevat daarom een dubbele uitwisseling. Na enkele jaren groeide het activiteitenaanbod, de groep medewerkers werd steeds groter en een uitbreiding naar het sociaal werk in Guatamala kreeg concreet vorm. Deze evolutie leidt tot de oprichting van de VZW Inter-Cambio. Inter-Cambio blijft op zoek naar mogelijkheden om mensen uit Noord en Zuid samen te brengen en uit te dagen elkaars werelden te ontdekken, met de bedoeling er samen sterker van te worden. Binnen dit project ligt het gemeenschappelijk punt van interesse in het ‘Welzijnswerk’ in de brede zin van het woord. In het komende deel zullen we ook het onstaan en de opzet van VZW Inter-Cambio bespreken, het traject en hun visie op de inleefstages die zij organiseren.
3.2.1 Ontstaan en opzet van VZW Inter-Cambio Het is allemaal begonnen toen een groep studenten en lectoren van de Sociale Hogeschool te Gent zin kregen in iets meer. Het idee groeide stilaan om op een andere manier te werken rond internationale en interculturele uitwisseling. De focus zou vooral gaan liggen op meer directe contacten tussen mensen met een andere culturele achtergrond. De keuze viel al snel op Honduras, daar één van de projectmedewerkers reeds een geëngageerd lid was van de Honduraswerkgroep. Het feit is dat het in geen enkel opzicht éénrichtingsverkeer mocht zijn van Noord naar Zuid was van bij het begin zeer duidelijk. Om diezelfde reden omvat het project een dubbele uitwisseling: een groep Vlaamse jongeren trekt gedurende vijf weken naar Honduras en vervolgens trekken de Hondurese partners vier weken richting België. In 2000 was de eerste uitwisseling een feit: drie lectoren en tien studenten zakten af naar Honduras. Een half jaar later bevonden de Hondurese partners zich op Belgische bodem. Tijdens deze eerste uitwisseling was het project sterk verbonden met de Sociale Hogeschool. De eerste groep was zodanig enthousiast dat al snel het idee groeit om het project voor een tweede maal te organiseren. Dit laatste project stond los van de Sociale 25
School, maar de deelnemers werden wel gerekruteerd uit studenten van de Arteveldehogeschool, opleiding Sociaal Werk. Tevens werd er gerekruteerd bij jonge beroepskrachten uit de sociale sector. In 2003 was het zover, 16 sociaal werkers vertrokken voor hun inleefstage richting Honduras. Dit maal werden er wel enkele sensibiliseringsactiviteiten gekoppeld aan de inleefstage. Dit gebeurde met de bedoeling om de opgedane ervaringen te delen en op die manier de achterban informatie te verschaffen en te betrekken bij discussies met betrekking tot de Noord-Zuidproblematiek. Het aanbod van de activiteiten nam toe, de groep van medewerkers werd steeds talrijker en de uitbreiding naar het sociaal werk in Guatemala was een feit met als resultaat dat VZW Inter-Cambio werd opgericht. De derde uitwisseling vond plaats in 2006: vijf enthousiaste jongeren vertrokken richting Honduras of Guatemala en het jaar nadien kwamen er vijf gasten van deze landen richting België. Momenteel ligt een vierde uitwisseling in het verschiet. VZW Inter-Cambio blijft zoeken naar mogelijkheden om mensen uit het Noorden en het Zuiden samen te brengen en deze uit te dagen om elkaars werelden te exploreren, met als doel hier samen sterker van te worden.
3.2.2 Het traject Van de deelnemers wordt een engagement gevraagd van ongeveer 24 maanden. Om de twee jaar wordt in het begin van het academiejaar het startschot gegeven. De inleefreis zelf gaat door in juli, het jaar daarop. De voorbereiding begint vroeg omdat men voor elke deelnemer een geschikte partner wenst te vinden. Daarnaast vindt de VZW Inter-cambio het ook belangrijk dat de deelnemers elkaar goed leren kennen. De voorbereiding wordt vooral opgevat als een vormingsproces. De deelnemers worden via allerlei vorming, gedurende een klein jaar, voorbereid op het eerste hoogtepunt van het project: de reis die ze in juli ondernemen. Men gaat van start met een voorbereidingsavond. Op die avond worden vooral praktische zaken geregeld zoals de afreisdata, de taallessen, de vliegtickets… . Na die datum begint men met een cursus Spaans. Rond maart gaat men met de voltallige groep op weekend. Tijdens dit weekend wordt stilgestaan bij de specifieke situaties van het land zelf. Dit gebeurt door het zoeken van informatie en door gastsprekers zowel uit Honduras zelf, als door mensen die er jaren gewerkt hebben. Ook wordt er stilgestaan bij de eigen cultuur en bij het fenomeen cultuurschok. 26
Ondertussen gaat de vzw op zoek naar een geschikte partner. Inter-Cambio vertrekt vanuit het principe van wederkerigheid en gelijkwaardigheid met als doel om zowel op vlak van werk/studies als op cultureel vlak van elkaar te leren. De partner is dus iemand die een gelijkaardige job uitoefent of een vergelijkbare studie volgt. Rond juli vertrekken de Belgische deelnemers op inleefreis voor vijf weken naar Guatemala of Honduras. De eerste vier weken woont en leeft de deelnemer bij zijn partner. De laatste week is een rondreis met alle deelnemers samen. In februari het jaar daarop zakken alle Hondurese en Guatemalteekse partners af naar België voor een periode van vier weken. In tegenstelling tot de inleefreis van de Belgische deelnemers, hebben zij wel voortdurend contact met elkaar. Dit is voornamelijk te wijten aan de taalbarrière. Niet iedereen spreekt in Vlaanderen Spaans. Ook de meeste Hondurezen en Guatemalteken spreken enkel hun moedertaal. Tijdens deze periode doen zij verschillende culturele uitstapjes en bezoeken ze organisaties. Men poogt ze ook de kans te geven toch een drietal dagen per week stage te laten lopen in een voor hen interessante organisatie. Van de Belgische deelnemers wordt verwacht dat zij deze ‘terugreis’ in goede banen leiden. Meestal is hier geen gebrek aan enthousiasme terug te vinden, aangezien men voor hun Hondurese of Guatemalteekse partner ‘iets wil terugdoen’. Zowel van de Belgische deelnemers als van de Hondurese/Guatemalteekse partners wordt een bijdrage verwacht. Dit komt voor beiden ongeveer neer op een maandloon. Voor de Belgische deelnemers is dit 1500 euro en voor de Hondurese/Guatemalteekse partner zo’n 120 euro. Van de Belgische deelnemers wordt ook engagement gevraagd omtrent financiële acties. Fondsenwerving blijft noodzakelijk opdat de partners naar België zouden kunnen komen. Na ongeveer twee jaar volgt een evaluatie van het volledige project, waarbij zowel de deelnemers als de organisatie trachten te verwoorden wat wel en niet bereikt is en op welke manier men het eventueel anders zou kunnen aanpakken.
27
3.2.3 Visie De Sociale Hogeschool is ervan overtuigd dat sociaal werkers een ruime kijk moeten hebben op de mens en de wereld en dat dit in de huidige tijd van groeiende globalisering noodzakelijk is om dit te realiseren over de landgrenzen heen. Inter-Cambio staat in eerst instantie voor uitwisselen: meer bepaald uitwisselen van ervaringen, landelijke context, culturele eigenheden... Via zo een culturele uitwisseling wil de VZW de mensen uit de desbetreffende landen de kans bieden om iets te leren van iemand aan de andere kant van de wereld. De betrokken medewerkers willen via de inleefstage tot een interculturele dialoog komen tussen de deelnemers. De bedoeling die hierachter schuilgaat, is dat men de andersheid van mensen zowel uit het Zuiden als bij ons beter kan plaatsen. Het is eveneens een basishouding van een sociaal werker en met dit in het achterhoofd ziet deze organisatie dergelijke projecten als een aanvulling op de opleiding van de studenten. Centraal in de visie van VZW Inter-Cambio staat wederkerigheid. Er wordt heel bewust gekozen voor een werking waarbij de evidentie, die inhoudt dat mensen uit het arme Zuiden moeten leren van wat het rijke Noorden hen voorschrijft, wordt doorbroken. De gelijkwaardigheid tussen de beide partners wordt dus hoog in het vaandel gedragen. Ontwikkelingslanden worden dus niet louter als hulpbehoevend of als arm benaderd, maar als competente partners die mee het beleid bepalen en van wie wij ook kunnen leren. Door mensen uit verschillende culturen te ontmoeten, zouden de deelnemers tot een beter verstaan van elkaar komen en gaan ze op andere manieren naar mensen kijken. Men zou niet enkel meer kijken naar het cognitieve, maar ook vanuit inleving, gedeelde sympathie en de subjectieve ervaring. Het Zuiden wordt daarbij bekeken als een gelijkwaardige en competente partner die op gelijke wijze in het project zou moeten betrokken worden. Maar Inter-Cambio heeft meer betekenissen dan enkel uitwisselen. Zo verwijst ‘Inter’ naar de directe contacten die plaatsvinden tussen de mensen. ‘Cambio’ anderzijds is afkomstig van het Spaanse werkwoord ‘Cambiar’ en staat voor ‘veranderen’. VZW InterCambio wil processen van verandering stimuleren en tevens ook ondersteunen via de activiteiten die ze organiseren. De directe ontmoetingen en uitwisselingen tussen de mensen van het Noorden en het Zuiden vormen de eigenlijke hefboom voor veranderingen op persoonlijk, professioneel en maatschappelijk vlak.
28
De doelstellingen die het project tracht te realiseren, gelden zowel voor de Belgische als de Hondurese deelnemers. Ze worden hier nog even kort op een rijtje gezet:
Een beter zicht krijgen op de concrete woon- en werksituaties van de mensen die ze bezoeken en waarmee ze een tijd optrekken.
De rijkdom uit hun concrete ervaringen met diversiteit overbrengen naar hun directe omgeving, hun natuurlijk netwerk en de Hogeschoolgemeenschap.
Zich bekwamen in het zien van andere waarden en hoe deze zich in het concrete leven manifesteren.
Zich een houding van respect en openheid eigen maken.
Inzicht verwerven in de sociale en economische realiteit van de gastgezinnen, de gemeenschap en het land en van daaruit kritisch tegen de eigen samenleving aankijken.
Zich via uitwisseling en inleving bewust worden van hun eigen gevoeligheden daar waar er zich een verschil in culturele identiteit voordoet, en hoe ze daarmee op een constructieve manier kunnen omgaan.
29
4. Besluit
In dit hoofstuk hebben wij besproken wat er onder de vierde pijler van de ontwikkelingssamenwerking wordt verstaan. De vierde pijler valt niet zo eenduidig te definiëren. Er bestaat geen internationaal gestandaardiseerde definitie. De individuen en organisaties
die
ertoe
gerekend
worden
zijn
ook
heel
divers.
Het Hoger Instituut Voor de Arbeid (HIVA) definieert de vierde pijler als volgt: ‘De vierde pijler van de ontwikkelingssamenwerking bestaat uit (meestal recente) initiatieven die niet genomen worden door de klassieke pijlers (de officiële, de multilaterale en de niet-gouvernementele en universitaire ontwikkelingssamenwerking). Het zijn burgerinitiatieven die opgezet worden door bestaande actoren in onze maatschappij (vriendengroepen, bedrijven, vakbonden, ziekenfondsen, scholen, e.a.) die vanuit hun eigen werking solidair willen zijn met mensen in het Zuiden. Meestal zijn het groepsinitiatieven.’ Vervolgens hebben wij de verschillende mogelijkheden wat betreft inleefreizen besproken. Via deze omschrijvingen hebben wij getracht om tot een passende beschrijving van het concept inleefreis te komen. Bij inleefreizen legt men vooral de nadruk op de interculturele ontmoeting, het in contact komen van twee verschillende culturen. Bij elke inleefreis is er tevens sprake van het samenleven met een lokale groep. De manier van samenleven kan daarbij verschillende vormen aannemen. Het is bij elke organisatie de bedoeling dat, door de confrontatie met een andere cultuur, de eigen vanzelfsprekendheden in vraag worden gesteld en gerelativeerd. Dat inleefreizen moeten leiden tot wederzijdse waardering en verrijking is voor de meerderheid van de organisaties een vereiste. Ook zou de sympathie voor een interculturele samenleving door een inleefreis toenemen. Tot slot hebben wij een beeld gegeven van de inleefreizen die georganiseerd worden door de Sociale Hogeschool van Heverlee en van de VZW Inter-Cambio. We bespraken daarbij de ontstaansgeschiedenis, het te volgen traject en hun visie met betrekking tot inleefreizen. Beide initiatieven beklemtonen het persoonlijke groeiproces dat de inleefreizigers doorlopen tijdens het traject. Daar waar de Sociale Hogeschool van Heverlee vooral blijft focussen op de persoonlijke ontwikkeling, hecht VZW Inter-Cambio veel belang aan het concept wederkerigheid, in de zin dat er een gelijkwaardige verhouding moet bestaan tussen Noord en Zuid. 30
Deel 2: Interculturaliteit: centrale concepten Inleiding In dit tweede hoofdstuk zullen wij ons vooral toespitsten op het sociaal werk en het belang van interculturaliteit hierin. Ten eerste zullen wij het hebben over de globaliseringstendens. Daarna zullen wij aantonen dat er ook in het sociaal werk aandacht is voor dergelijke initiatieven zoals inleefreizen. Daaropvolgend zullen wij enkele concepten verduidelijken zoals ‘cultuur’, ‘identiteit’ en interculturaliteit’. Vervolgens bekijken we wat we mogen verstaan onder interculturele competentie en het mogelijk belang hiervan nagaan. We sluiten af met intercultureel sociaal werk onder de loep te nemen.
31
1. Globalisering
Hoe komt het nu dat er de laatste jaren steeds meer jongeren op inleefreis vertrekken? Duizenden jongeren reizen jaarlijks de hele wereld rond (Globelink, 2002). De ‘markt’ van inleefreizen, exposures, uitwisselingsprojecten en alternatieve reizen is dichtbevolkt. Inleefreizen bestaan zoals reeds vermeld in alle maten en vormen, op basis van heel wat verschillende visies en doelstellingen, van het ene uiterste in het andere. Volgens Bochner (2003) speelt ook de globalisering en de daarbij horende veranderingen in de wereldeconomie hierin een belangrijk aandeel. Wij zullen hier verder op in gaan. In de media en de publieke ruimte wordt de laatste jaren steeds meer gesproken over de globalisering en daarmee samenhangend over het kleiner worden van de wereld (Zijlstra, 2006). De wereld wordt meer en meer beschouwd als een dorp, dankzij internet en andere technologische mogelijkheden. Anderzijds wordt de wereld gezien als een markt omwille van de ijverige en modebewuste deregulerende politci en tot slot de wereld als een culturele smeltkroes dankzij het bijna vrij reizen. De westerse culturele norm wordt daarbij als uitgangspunt genomen met daarbij de gehanteerde metafoor van de cocacolarisering. Er is geen ontsnappen meer aan want om het even waar je in de wereld op vakantie gaat, de globalisering reist met je mee in de vorm van bijvoorbeeld een bekend merk, een hamburger, een glas coca cola... . Vanwege de beeldencultuur en de massamedia met daaraan gekoppeld de wijze van nieuwsverspreiding en de controle over de wereld van multinationale bedrijven lijken de verschillende culturen steeds homogener te worden. Toch moeten we hierbij opmerken dat ondanks dit beeld de verschillen tussen de culturen nog steeds een belangrijke rol spelen. Lokale groepen blijven hun eigenheid accentueren. Oorspronkelijk had de globalisering vooral betrekking op het economische vlak (Goris, 2002), maar het gebruik van deze term is in de loop van de tijd uitgebreid tot vele domeinen. Nu spreekt men bijvoorbeeld op het culturele vlak eveneens van globalisering. Het is belangrijk om aandacht te schenken aan de intensiteit die deze globalisering omvat. Hiermee doelen we op de vraag hoe diep deze globalisering doordringt in de mentaliteit van mensen: heeft de globalisering enkel impact op een oppervlakkig deel van de culturen en wordt er nog steeds een bepaalde culturele eigenheid behouden of wordt de wereld homogeen tot in de diepste wortels van de cultuur? Volgens Goris (Goris, 2002) wordt de westerse cultuur veralgemeend tot de metacultuur van de hedendaagse wereld. Omdat dit laatste niet mag gelden als algemene regel, dienen de mensen 32
gevoelig gemaakt te worden voor de erkenning van culturele hybriditeit, onzuiverheid. Ondanks de globalisering moeten de mensen erkennen dat er verschillende culturen zijn en dat er daarbij verschillen tussen culturen kunnen bestaan en inleefreizen zouden hier misschien toegang toe kunnen bieden. Bij globalisering zien we in eerste instantie twee verschillende fenomenen opduiken. Aan de ene kant is er een tendens naar homogenisering, maar anderzijds blijven mensen steeds zoeken naar manieren waarop ze zich op een andere manier kunnen profileren. Ondanks de steeds verder gaande globalisering lijkt het erop dat mensen nog steeds de nood voelen om zich te differentiëren ten aanzien van anderen. Dit blijkt uit het feit dat we nog steeds spreken over “wij” en “zij”, die niet samenvallen en niet gelijk zijn. Ondanks de homogenisering zijn mensen en culturen op zoek naar verschillen, zodat er een onderscheid gemaakt kan worden tussen culturen, waardoor er sprake kan zijn van meerdere culturen. Het concept ‘alterisering’, waarbij mensen zich definiëren in termen van wat ze niet zijn, blijkt een universeel verschijnsel te zijn. In een wereld die steeds meer globaliseert, is dit natuurlijk geen evidentie. Het wordt steeds moeilijker en mensen en culturen gaan op zoek naar andere middelen om zich te kunnen positioneren ten opzichte van elkaar.
33
2. Sociaal werk Zoals we reeds in het voorgaande hoofdstuk rond inleefreizen hebben aangegeven, is er ook in het sociaal werk aandacht voor dit soort projecten. Er bestaan dus inleefstages door verschillende actoren georganiseerd, maar ook een aantal specifiek sociaal werk opleidingen in België hebben daar aandacht voor. Zo onder andere de Sociale Hogeschool van Kortrijk, Heverlee en Gent. Nu zullen wij ons focussen op de vraag waarom deze sociaal werk opleidingen aandacht hebben voor dit soort projecten. Het geloof is aanwezig dat praktijkwerkers in staat moeten zijn om te werken in een interculturele context en dat het beroep in staat moet zijn om de ruimere gemeenschap te helpen om verschillende culturen te begrijpen (Engstrom&Jones, 2007). Diepgaande demografische veranderingen, de geografische mobiliteit en de nieuwe technologische communicatiemogelijkheden hebben onze werelden dichter bij elkaar gebracht. Sociaal werkers hebben de dag van vandaag meer dan ooit nood aan een internationaal perspectief (Engstrom&Jones, 2007). Zoals sociaal werkers altijd al een gevoeligheid voor andere culturen en gewoontes nodig hadden, is het belangrijk dat zij ook weten dat deze culturen uniek zijn. Daarbij is er behoefte aan inzicht in de internationale vraagstukken met betrekking tot geografische mobiliteit en onderlinge afhankelijkheid. Maatschappelijke waarden zouden moeten pleiten voor een noodzakelijke aanpassing van de praktijk, dit ten dienste van nieuwkomers. Dit door de integratie van het internationale
perspectief
(Engstrom&Jones, 2007).
in
de
interventiepraktijken
van
het
sociaal
werk
Kendall (1996, In: Engstrom&Jones, 2007) stelt dat het
verkrijgen van dit wereldperspectief moeilijk is wanneer de opleiding Sociaal Werk gericht is op de voorbereiding van praktijkwerkers op specifieke problemen, die eigen zijn aan hun samenleving. Garland en Escobar (1988, In: Engstrom&Jones, 2007) zijn ervan overtuigd dat, om tot goed sociaal werk te komen, het nodig is dat sociaal werkers hun eigen cultuur kunnen begrijpen en ze een verschuiving kunnen maken naar ethnorelativisme. Etnorelativisme wordt gedefinieerd als “de mogelijkheid om niet alleen culturele verschillen te aanvaarden en te begrijpen maar ook over het empatisch vermogen te beschikken om een ander cultureel wereldperspectief te delen” (KrajewskiJaime et al., 1996, In: Engstrom&Jones, 2007: 137) Sanders en Peterson (1984, In: Engstrom&Jones, 2007) suggereren dat een internationale ervaring als onderdeel van een opleiding sociaal werk de basiskennis van studenten zou uitbreiden door hen bloot te stellen aan andere culturen, andere sociale beleidsvoeringen en andere manieren om 34
praktijkproblemen te benaderen en op te lossen. Het internationale perspectief zou studenten in staat stellen om een shift te maken naar relativisme door hen te bevrijden van wat Sanders & Peterson als culturele bijziendheid aanduiden. Culturele bijziendheid houdt de neiging in om sociale problemen enkel vanuit hun eigen culturele perspectief te bekijken. De toename van de bekwaamheid om te werken over verschillende culturen heen en met mensen die een verschillende culturele achtergrond hebben, heeft een grote invloed voor de opleiding sociaal werk (Engstrom&Jones, 2007). Volgens Gant (1996, In: Sakina Mama, 2001) is het duidelijk dat blootstelling aan culturele inhoud kan resulteren in een efficiëntere dienstverlening. Dungee-Anderson en Beckett (1995, In: Sakina Mama ,2001) stellen dat inzicht in culturele verschillen helpt om stereotype reacties van praktijkwerkers te verminderen en het vermogen vergroten om heterogeniteit te herkennen binnen een etnische groep. De ervaringen die de studenten opdoen met betrekking tot de verruiming van hun visie op maatschappelijk werk en de uitbreiding van hun bewustzijn van hun eigen culturele waarden en normen zouden niet gemakkelijk kunnen worden opgedaan op de schoolbanken. Zelfs stages in het algemeen kunnen niet de leermogelijkheden en ervaringen bieden die internationale stages kunnen bieden (Engstrom&Jones, 2007). Door het aantal en de focus van die internationale stages te vergroten biedt men aan leerkrachten een krachtig hulpmiddel om sociaal werkers effectief voor te bereiden op het werken met mensen in verschillende culturele contexten en in een steeds meer onderling verbonden wereld.
35
3. Cultuur en identiteit
In bijna elke omschrijving omtrent diversiteit en interculturaliteit wordt er een link gelegd naar cultuur en/of identiteit. We worden in het maatschappelijk werk dagdagelijks geconfronteerd met deze concepten, maar we staan niet meer stil bij de betekenis ervan. Vaak worden deze concepten door verschillende mensen op een andere manier ingevuld. Ook in de volgende paragraaf met betrekking tot interculturaliteit spelen deze begrippen een belangrijke rol. Daarom volgt hier een verkenning van de begrippen cultuur en identiteit.
3.1
Over het concept cultuur
Het is om diverse reden belangrijk om het concept cultuur van naderbij te bekijken. De betekenis van het begrip cultuur wordt vaak als bekend verondersteld. Het lijkt een concept waarover iedereen het min of meer eens lijkt te zijn (Bartels, 2002). Bartels wijst erop dat als er al wordt aangegeven hoe het begrip cultuur wordt opgevat, het meestal erg beperkt, eenzijdig en statisch, namelijk als bepalend, vormend, inkleurend is. Shadid (1998) indiceert dat cultuur meestal wordt gekoppeld aan gehele etnische of nationale groepen zonder rekening te houden met subculturele verschillen die in deze samenlevingen bestaan. Het gaat dan om een statische visie op cultuur. In het dagelijkse spraakgebruik wordt de term cultuur veelvuldig gebruikt om naar één of meerdere aspecten van de materiële of immateriële producten van groepen en samenlevingen te verwijzen zoals deze tot uitdrukking komen in de inrichting van hun socio-economische natuurlijke en spirituele omgeving (Shadid, 1998). Dit betreft dus voorwerpen die mensen produceren en gebruiken, dingen die ze zeggen, het uiten van hun gevoelens, de wijze waarop ze met elkaar omgaan... . Cultuur wordt op deze manier gezien als een objectieve realiteit en de mens als een product van zijn cultuur. Bartels (2002) wijst er op dat de mens als product van zijn cultuur echter niet passief is. Hij verwijst hiermee naar Tennekes (1990, in Bartels 2002) die ervan overtuigd is dat cultuur als objectieve realiteit altijd ingevuld wordt door het subjectieve individu. Menselijk gedrag is ook cultuurproductie en dit inzicht is voor Bartels essentieel voor interculturele hulpverlening.
36
Samengevat kunnen we dus zeggen dat er, zoals Shahlins (1976) in zijn boek culture and practical reason aangeeft, globaal gezien twee grote visies te onderscheiden zijn. Een eerste is een utilitaristische, statische visie op cultuur. De denkwijze hierachter is dat de mensen hun leven organiseren op een zodanige manier en cultuur zodanig maken dat het voor hen handig uitkomt en dat ze in staat zijn om samen te kunnen leven. Symbolische elementen hebben hier bijna geen plaats. Met een andere cultuur in contact komen lijkt dus enkel een kwestie van die andere cultuur op een objectieve manier te leren kennen om te weten op welke manier die mensen denken en handelen en zo tot een contact te komen. Aan de andere kant zijn er mensen die een symbolische opbouw van cultuur aanhangen. Deze visie gaat ervan uit dat één mogelijke definitie van cultuur onmogelijk is. De mens leeft volgens een betekenisvol schema dat hij zelf samengesteld heeft en dus uniek is. Bijgevolg zijn er verschillende symbolische schema’s mogelijk. Dit zorgt ervoor dat tot contact komen veel moeilijker zal zijn aangezien die schema’s niet volledig zichtbaar en achterhaalbaar zijn. Het gaat hier om een meer dynamische visie op cultuur. Met het oog op een goede hulpverlening, is het belangrijk om van deze laatstgenoemde visie op cultuur uit te gaan. Gemeenschappen zijn geen gefixeerde, afgebakende groepen die tot een bepaald territorium gerekend kunnen worden. Culturen zijn processen die ervoor zorgen dat we in staat zijn betekenis te geven aan de wereld in en rondom ons (Verstraete, 1999). Cultuur wordt niet meer getypeerd in haar uitingsvorm (normen en waarden), maar in het proces dat daaraan ten grondslag ligt: betekenis geven (Bartels, 2002). Het proces van betekenis geven vindt plaats in interactie. Ook Verstraete (1999) wijst op het belang van een juiste invulling van het concept ‘cultuur’. Een foute invulling van dit en ook andere begrippen zoals migratie, was en is tekenend volgens hem voor bedenkelijke ontwikkelingen in de samenleving. Het had, verduidelijkt hij, te maken met reducties van de ‘culturele’ realiteit waarbij een complexe context herleid werd tot simplistische stereotypen. Volgens Hofstede (1999) is cultuur een trefwoord voor al die patronen van denken, voelen en handelen en bevat dus ook gewone en alledaagse zaken zoals bijvoorbeeld eten en groeten, het al dan niet tonen van gevoelens, het bewaren van een zekere fysieke afstand… . Hij stelt dat cultuur de collectieve mentale programmering is die de leden van één groep of categorie van mensen onderscheidt van een andere groep. Hofstede maakt een onderscheid tussen drie niveaus. De basis van de mens is de menselijke natuur die universeel en aangeboren is. Het tweede niveau houdt cultuur in 37
die specifiek is voor een groep of categorie mensen en die grotendeels aangeleerd is. Daarbovenop heeft iedere mens een eigen specifieke persoonlijkheid die voor een stuk aangeleerd en een stuk aangeboren is.
3.2
Over het concept identiteit
Ook het begrip ‘identiteit’ wordt in het dagelijkse taalgebruik en in het politieke discours vaak gezien als een ‘wezenskenmerk’. Het wijst dan op de homogeniteit, permanentie, onveranderlijkheid: “Deze welbepaalde identiteit is er altijd al geweest en is voor weinig verandering vatbaar”(Pinxten&Verstraete, 1998). Deze essentialistische benadering wijst sterk naar het discours omtrent ‘rassen’. In dit discours wordt het ene ras met bepaalde genetische kenmerken onderscheiden van het andere met andere genetische kenmerken. Deze benadering omtrent ras wordt niet meer aangehangen omdat ze wetenschappelijk niet houdbaar is, terwijl het essentialisme wel onderhuids blijft voortwoekeren in identiteitsdiscussies. Volgens Pinxten en Verstraete (1998) is net zoals cultuur, ook identiteit geen statisch gegeven meer. Op vlak van identiteit spreken ze liever van identiteitsdynamieken. Identiteiten worden gevormd afhankelijk van de context waarin individuen en groepen zich bevinden. “Identiteit is een continu proces van zelfrealisatie. Elk beeld, elke welomschreven vorm van identiteit is slechts een momentopname van dit continu proces.” We kunnen dus stellen dat identiteit de tijdelijke neerslag is van ingewikkelde dynamieken die zich op verschillende niveaus afspelen. Het is dus perfect mogelijk om over onze identiteit verschillende narratieven met telkens andere aspecten of accenten te vertellen. De ene keer kan men het accent bijvoorbeeld leggen op het individuele niveau, terwijl men een volgende keer de groep waartoe men behoort (sportclub) of een abstractere communauteit (Belgen) beklemtoont (Pinxten&Verstraete, 1998). Daarbuiten is het mogelijk om steeds weer andere identiteitsdynamieken op de voorgrond te plaatsen: de ene keer accentueren we onze lichaamsbouw of ons karakter, de andere keer de regels en vormen om met anderen om te gaan. Tevens zullen we op de anderen verschillende etiketten plakken afhankelijk van de omstandigheden. Deze beide aspecten, zowel narratieven en etiketten, bepalen de tijdelijke identiteit die we aan onszelf toekennen gegeven de context en de identiteit die we anderen geven (Pinxten&Verstraete, 1998). Ook volgens Vandenbroeck (1999) is in onze huidige maatschappij identiteit niet meer zo voorgeschreven zoals in een vroegere (landelijke) tijd, maar is het een constructieproces door het individu zelf. Het individu (her)schrijft zelf 38
zijn eigen geschiedenis en houdt hier rekening met wat hij zich herinnert uit de traditie, symbolen en overleveringen van de groepen waartoe hij/zij behoort. Tegelijkertijd houdt hij/zij ook rekening met de toekomst die hij/zij voor ogen heeft. Vanuit een synthese van het verleden en de toekomst wordt de identiteit dus gecreëerd en continu herschreven. Malouf (In Vandenbroeck, 1999) beschrijft deze constructie als een ‘roman, Bruner (In Vandenbroeck, 1999) als een ‘narrative construal’ en Pinxten& Verstraete (1998) als een verhaal of narratief. Identiteit werd ook lange tijd gezien als een exclusief concept (Vandenbroeck, 1999). Mensen zijn of dit of dat maar in feite is het zo dat mensen van jongs af aan deel uit maken van verschillende groepen, die de identiteit bepalen. Identiteit kan vergeleken worden met een molecule die uit verschillende deeltjes is samengesteld en daarbij verschillende bindingen kan aangaan met andere atomen of moleculen. Er treedt een verschuiving op van een exclusief naar een inclusief identiteitsbegrip en het concept ‘meervoudige identiteit’ doet zijn intrede waarbij de “of “vervangen wordt door “en”. Volgens Vandenbroeck (1999) is het fout om de identiteit te verengen tot het behoren tot verschillende subgroepen. Verbunt (1999) stelt dat identiteit de persoonlijke wijze is waarop men in deze verscheidenheid een zekere eenheid schept.
39
4. Interculturaliteit Interculturaliteit is de dag van vandaag een belangrijk concept voor het sociaal werk, maar het is nog vaak onduidelijk wat er juist met dit concept bedoeld wordt. Hieronder volgt een beschrijving van de betekenis van interculturaliteit. Interculturaliteit is volgens Diego Irarràzaval (2002) een geheel van complexe, soms dubbelzinnige fenomenen die betrekking hebben op elkaar en steeds in verandering zijn. Irarràzaval heeft het in zijn artikel niet zozeer over de abstracte processen maar wel over de processen en uitdagingen en over de actieve dynamiek van interculturalisering. Interculturalisering wijst op het feit dat verschillende grote culturen met elkaar in contact treden maar het kan anderzijds ook vastgesteld worden bij contacten tussen mensen die deel
uitmaken
van
verschillende
culturen.
Wanneer
gesproken
wordt
over
interculturalisering is het de taak van de betrokkenen om na te gaan of het gaat over contacten tussen volledige culturen of tussen groepen of individuen die met elkaar in een vorm van intercultureel contact treden. Bij interculturaliteit draait het erom te werken rond de verschillen die er heersen tussen de culturen en hier vervolgens op in te spelen zodat beide partijen tot een situatie komen waarin ze tevreden zijn. Hierbij moeten we ons de vraag stellen of die verschillen het eindpunt van de interculturele ideologie zijn. Is er enige mogelijkheid om zogenaamd een stadium verder te gaan in dit contact waarbij er buiten die verschillen nog iets anders aanwezig is? Dat wil niet zeggen dat één of beide partners zich aan de andere heeft aangepast waardoor die verschillen weggewerkt zouden zijn. Het is in een interculturele dialoog meer aangewezen om die verschillen inderdaad te herkennen, maar niet enkel stil te blijven staan bij deze verschillen. Het individu zou ook in staat moeten zijn om met behoud van de eigen culturele eigenheid in contact te treden met de anderen. Bij het beschrijven van interculturele contacten blijven auteurs maar al te vaak steken bij die verschillen en hierbij neemt één cultuur dan de dominante positie in. Volgens Albo (2002) is de structuur van de macht één van de belangrijkste hinderpalen voor een interculturele benadering. Eén bepaalde cultuur wordt op de voorgrond en op een voetstuk geplaatst en culturen die hiervan afwijken, worden onthaald op misprijzen. Mensen die tot deze culturen behoren, zijn dit gewoon en zullen zich uit gewoonte richten naar de heersende opvattingen die superieur zijn.
40
Interculturalisering is een concept dat zich niet eenvoudig laat definiëren. In het woord intercultureel zit het woord cultureel en die term wordt zo vaak gebruikt als een basis. Het lijkt, net zoals het concept cultuur, een concept waarover iedereen het min of meer eens lijkt te zijn. Interculturalisering is volgens Irarrazal geen proces dat de verschillen wegwerkt, maar die verschillen bevordert. Het is een complex proces dat ons, volkeren en individuen doet groeien in vrijheid. Dat gebeurt echter niet wanneer we ons de andere toe-eigenen, maar op basis van een vruchtbare manier van omgaan met de verschillen en op basis van relaties van gelijkwaardigheid (Irarrazal, 2002).
41
5. Interculturele competentie
In het eerste hoofdstuk bespraken we de inleefstages georganiseerd door de Sociale Hogeschool van Leuven en VZW Inter-Cambio. In beide projecten beklemtoont men dat de interculturele competenties van inleefreizigers doorheen deze ervaring verhoogd worden. In de literatuur vinden wel allerhande definities terug omtrent de betekenis van interculturele competentie. In deze alinea zullen wij verder ingaan op de betekenis en het huidig belang van interculturele competenties de dag van vandaag. In heel wat wetenschappelijke literatuur omtrent sociaal werk wordt er verwezen naar de nood aan interculturele competentie en cultureel bewustzijn in onze multiculturele samenleving (Larson & Allen, 2006). Ook Weaver (1999) stelt dat er het afgelopen decennium veel gezegd is rond de nood om culturele zaken mee te nemen als factor in het hulpverleningsproces. De discussie in de literatuur van het sociaal werk is verschoven van culturele gevoeligheid naar culturele competentie, de mogelijkheid om culturele kennis en gevoeligheid te integreren met vaardigheden voor een meer effectieve en cultuurpassende hulpverlening (Weaver, 1999). Culturele competentie daagt ons allen uit om individuele sociale hulpverlening binnen een culturele context te ontwikkelen en aan te bieden (Taylor-Brown, Garcia&Kingson, 2001). Culturele competentie betekent niet dat alleen zwarte mensen zwarte mensen kunnen helpen, of Latino’s enkel hulp kunnen bieden aan andere Latino’s. Het belangrijkste criterium moet de culturele competentie zijn van de hulpverlener. Culturele competentie vereist meer dan het begrijpen van een persoon zijn etnische, of culturele identiteit, het gaat meer over de beoordeling van de interactieve invloed van meerdere factoren (Taylor-Brown, Garcia&Kingson, 2001). Ondanks het feit dat wetenschappers het eens zijn over de culturele gevoeligheid van interactieve communicatieve competentie, is er op theoretisch vlak nog geen consensus over de inhoud ervan. Twee benaderingen zijn in dit verband relevant: de cultuurspecifieke en de cultuur-algemene benadering (Hammer, 1989, In: Shadid, 2000). Aanhangers van de cultuur-specifieke benadering beschouwen competentie voornamelijk als de mate waarin iemand zich de communicatieregels, rituelen, verbale en non-verbale uitingen die specifiek zijn voor een bepaalde cultuur eigen heeft gemaakt. Aanhangers van de tweede benadering, de cultuur-algemene benadering, vinden dat het alleen weten hoe het eraan toegaat in een andere cultuur geen garantie biedt voor een competent 42
optreden in die cultuur. Het aanbrengen van aanpassingen in het eigen gedrag om de communicatiepartner tegemoet te komen en het beschikken over een empatisch vermogen zijn eveneens van essentieel belang (Shadid, 2000). Daarbuiten is nog steeds onduidelijk wie beoordeelt of iemand al dan niet intercultureel communicatief competent is. Het is contextgebonden, cultuurafhankelijk en intersubjectief. In een bepaalde interactiesituatie kan een persoon bijvoorbeeld zijn gedrag als competent beschouwen, terwijl derden daar een andere mening over kunnen hebben. In interculturele ontmoetingen is dit verschil het grootste, vanwege het feit dat sociaal gedrag cultuurgevoelig is. In de ene cultuur kunnen bepaalde gedragingen als sociaal vaardig gezien worden, terwijl dat in de andere cultuur niet noodzakelijkerwijs zo is. Dit maakt duidelijk dat mensen die over de noodzakelijke vaardigheden voor een competent optreden beschikken niet automatisch als competent hoeven gezien te worden door de sociale omgeving, en zeker niet in geval van interculturele communicatie. Het wil ook niet zeggen dat als men zich beter kan inleven in de wereld van de ander dat dit noodzakelijk tot een betere interculturele communicatie leidt. Spitzberg (1991, In: Shadid 2000) heeft een geïntegreerd model ontwikkeld waarin rekening wordt gehouden met allerlei aspecten van interculturele competentie die op drie niveaus een centrale rol spelen: op het niveau van het individu, van de ontmoeting en ten derde van de relatie tussen de communicatiepartners. We gaan de dimensie van interculturele competentie op het niveau van het individu van dichterbij bekijken en we zullen verder zien hoe inleefreizen hier een invulling aan geven. Dit model van interculturele competentie bestaat volgens Spitzberg uit drie componenten die ook onderling zeer sterk samenhangen: motivatie, kennis en vaardigheden. Motivatie behelst in deze context ‘de wil om sociale relaties aan te gaan met leden van andere culturele groepen’. De wederzijdse houding van interculturele gesprekspartners wordt in belangrijke mate bepaald door de culturele identiteiten die ze voor en tijdens de ontmoeting aan elkaar toeschrijven. Dit zorgt ervoor dat mensen vooral aan het begin van de ontmoeting, elkaar in termen van hun groepslidmaatschap zullen definiëren. Hoe groter de veronderstelde culturele afstand tot de communicatiepartner is, des te groter de mate van gevoelde onzekerheid in het wederzijds contact is en des te kleiner de geneigdheid (motivatie) tot het aangaan van contact zal zijn. Deze stelling vindt in twee theorieën op vlak van interculturele communicatie onderbouw: enerzijds de theorie van de aantrekkingskracht van overeenkomsten en anderzijds de theorie van de onzekerheidsvermijding (Shadid, 2000) 43
Het welbekende gezegde ‘soort zoekt soort’ lijkt te kloppen. Shadid vermeldt dat onderzoek aantoont dat gepercipieerde overeenkomsten in cultuur, leefstijl, houding en taal een belangrijke invloed hebben op de mate waarin mensen zich tot elkaar aangetrokken voelen en ook op de effectiviteit van de onderlinge communicatie. Dit is de theorie van de aantrekkingskracht van overeenkomsten. Een andere theorie die hier ook van tel is, is de onzekerheidstheorie. Hierbij wordt er van uitgegaan dat de kans op het ontstaan en sterker worden van sociale relaties groter wordt naarmate de interactiepartners erin slagen de wederzijdse onzekerheid in het contact te verkleinen en dat grote overeenkomsten in opvattingen die iemand denkt te hebben met een communicatiepartner de aanvankelijke onzekerheid verkleint (Shadid, 2000). Het gaat dus over onzekerheden over het gedrag van de ander als gevolg van het taal- en cultuurverschil tussen beiden. De eigen vanzelfsprekendheden of aannames over de werkelijkheid worden uitgedaagd in interculturele contacten. De eigen culturele normen en waarden zijn niet toereikend om het gedrag van anderen te begrijpen en adequaat te voorspellen. Dit heeft vrees tot gevolg. Shadid wijst erop dat om effectief met leden van andere groepen te kunnen communiceren, de vrees voor de omgang met hen voldoende laag moet zijn. Dit kan volgens hem gerealiseerd worden door (culturele) overeenkomsten tussen de communicatiepartners te leren inzien, zonder daarmee de verschillen uit het oog te verliezen. Dit inzien zou de gepercipieerde culturele afstand verkleinen en de zekerheid in de communicatie vergroten. Ook legt hij de nadruk op het bewust worden van de eigen vooroordelen jegens zowel de eigen groep als andere groepen. Het gaat om het leren vermijden van generaliserende opvattingen over de Marokkaan, de Turk, de Duitser, en andere allochtonen. Op deze manier wordt de kans groter dat de communicatiepartner niet als vertegenwoordiger van de eigen groep wordt gezien maar als een autonoom individu (Shadid, 2000). De tweede component van het intercultureel competentiemodel van Spitzberg is kennis. Gudykunst (1994, in Shadid, 2000) splitst dit op in kennis van de mogelijkheden om gegevens over anderen te verzamelen, kennis van de verschillen en overeenkomsten tussen de communicatiepartners en tussen de groepen waartoe ze behoren en tot slot kennis van alternatieve interpretaties van hun gedrag. De cultuur van de groep waartoe de communicatiepartner behoort, noemt men zijn/haar culturele schema (Shadid, 2000). De culturele schema’s van groepen bepalen hun wederzijdse verwachtingen en komen tot uitdrukking in hun normen, waarden en opvattingen. Kennis van sociaal wenselijk 44
gedrag in de cultuur van de communicatiepartner is een wezenlijke bijdrage aan het voorkomen van misverstanden (Shadid, 2000). Shadid wijst op het feit dat de relatie tussen de oorspronkelijke cultuur en het feitelijk gedrag niet deterministisch van aard is. Hij verduidelijkt dat de kennis van de oorspronkelijke cultuur van de communicatiepartner steeds flexibel dient te worden toegepast en in het juiste perspectief geplaatst te worden. Vaardigheden zijn een derde component van interculturele competentie. Persoonlijke (sociale) vaardigheden zoals conversatie-management, altercentrisme, flexibiliteit, luistervaardigheid, bedachtzaamheid, empatisch vermogen en aanpassingsvermogen. Mensen die effectief met ‘vreemdelingen’ kunnen omgaan, nemen niet de eigen cultuur of die van de vreemdeling als uitgangspunt bij de interpretatie van het gedrag van de ander, maar gebruiken juist een derde perspectief dat beide culturen verenigt, aldus Gudykunst en Kim (1992, in Shadid, 2000) in navolging van nog andere auteurs (Shadid, 2000). Deze mensen zouden ‘open-minded’ zijn voor nieuwe ideeën en ervaringen. Ze zouden zich kunnen verplaatsen in mensen uit andere culturen, verschillen en overeenkomsten tussen hun eigen cultuur en die van anderen op een adequate manier waarnemen, ook zouden ze geneigd zijn gedragingen die ze niet begrijpen te beschrijven in plaats van die als slecht, onjuist of betekenisloos te beoordelen. Het zouden scherpzinnige waarnemers zijn van het eigen gedrag en dat van anderen, ze zouden ook beter in staat zijn om betekenisvolle relaties aan te knopen met mensen uit andere culturen en ze zouden tenslotte ook minder etnocentrisch zijn. Wat in deze opsomming centraal staat, zijn de eigenschappen openheid, het zich kunnen verplaatsen in en het meevoelen met de andere. Volgens Shadid (2000) is empathie één van de meest besproken communicatieve vaardigheden die nodig zijn om op een effectieve manier met vreemdelingen om te gaan. Het heeft zowel een cognitieve als een affectieve en communicatieve component. Wil men op het cognitieve niveau iets bereiken, dan moet men zich eerst bewust worden van de wijze waarop men gewoonlijk communiceert. Ook moet men rekening houden met de context van de ontmoeting en de machtsverhouding tussen zichzelf en de communicatiepartner. Dit vereist flexibiliteit. Een empatisch persoon op affectief niveau is iemand die emoties van iemand anders kan voelen en zodanig kan meeleven alsof hij die zelf meemaakt. Op communicatief niveau is het iemand die in staat is om via verbale en non-verbale uitingen begrip en belangstelling voor de situatie van de gesprekspartner duidelijk te maken (Shadid, 2000).
45
Om de communicatieve competentie te verbeteren in interculturele ontmoetingen legt Shadid extra aandacht op het verbeteren van de vaardigheden die nodig zijn om de aanwezige culturele en maatschappelijke kennis in adequaat gedrag om te zetten. Ook benadrukt hij het leren denken in een breed perspectief met betrekking tot het zoeken naar oorzaken van vastgestelde misverstanden met de communicatiepartner. Bij het interpreteren van het gedrag van de ander zou men in staat moeten zijn om de culturele bril tijdelijk af te doen en rekening te houden met eventuele invloeden van andere factoren (Shadid, 2000). Sierens (1998, In: Verstraete, 1999) omschrijft interculturele competentie als een geheel van vaardigheden, attitudes en kennis om adequaat en flexibel om te gaan met diversiteit. Deze competentie is dus niet louter gericht op allochtonen, maar op alle subjecten en actoren in de samenleving. Deze competentie heeft zowel een kennis- als een relationele component. In de kenniscomponent staat centraal dat kennis een sociale constructie is. In de relationele component zijn vaardigheden, attitudes en inhouden verwerkt die toelaten adequaat en flexibel te functioneren. Verstraete (1999) geeft drie punten aan waar het minimaal om draait. Ten eerste moet men in staat zijn tot codewisseling. Dit houdt in dat men verschillende codes die mensen in hun interacties gebruiken,moet kunnen herkennen en hanteren. Verder zou men flexibel moeten kunnen omgaan met gedragsalternatieven. Ten slotte is het belangrijk om ook een empathisch perspectief te kunnen zien. Je dus kunnen verplaatsen in de gedachten en gevoelens van anderen. (Verstraete, 1999). Verstraete wijst er ook op dat we deze competentie kunnen verwerven door te leren in interactie. Verstraete (1999) benadrukt dat het een dringende noodzaak is dat het algemeen welzijnswerk interculturele competentie verwerft of verder ontwikkelt.
46
6. Intercultureel sociaal werk
We hebben het sociaal werk en de nood aan interculturaliteit en interculturele competenties besproken, maar waar het nu juist om draait in interculturele hulpverlening zullen we nu bekijken. Hulpverlening aan bijvoorbeeld allochtonen en hun kinderen verloopt niet zoals men zou wensen. In de praktijk worden we met grote problemen hieromtrent geconfronteerd. Het antwoord op deze problemen wordt gezocht in het interculturaliseren van de hulpverlening (Bartels, 2002). Maar wat houdt dit nu in? Het wordt vooral opgevat als een inventariseren van knelpunten veroorzaakt door cultuurverschil en als het overbruggen daarvan (Bartels, 2002). Zoals vermeld is interculturalisering geen gemakkelijk te omschrijven concept. Ook in de literatuur is het niet duidelijk wat hier nu juist mee bedoeld wordt. Bartels vat samen wat er in de literatuur steeds terugkomt als het over interculturaliteit
in
de
hulpverlening
gaat:
het
heeft
te
maken
met
een
hulpverleningssituatie waarin hulpverlener en cliënt een verschillende culturele achtergrond of identiteit hebben, met als gevolg dat de hulpverlening, het zorgaanbod, de hulpvraag en de zorgvraag, cultuurbepaald zijn. Het is een vrij vage en ruime omschrijving. Volgens Shadid (1998) worden zo allochtonen te snel gereduceerd tot karikaturen van hun oorspronkelijke cultuur. Deze nadruk op het cultuurbepaald zijn, roept een statisch cultuurbegrip op waarmee de identiteit van cliënten wordt vastgelegd. Transcultureel draagt de betekenis van ‘cultuurverschillen overstijgend’ en intercultureel gaat in de richting van ‘verschillen meenemend’. Interculturele of transculturele hulpverlening vraagt beide betekenissen (Bartels, 2002). Bartels (2002) wijst erop dat de begrippen intercultureel en transcultureel eigenlijk niet te omschrijven zijn als we vertrekken vanuit een dynamisch cultuurbegrip omdat ze ontstaan zijn uit een statisch cultuurbegrip. Cultuur als een voortdurend proces van betekenis geven, dat in en door interactie plaatsvindt, impliceert processen van interculturalisering en transculturalisering. De vraag komt dus eigenlijk neer op hoe intertransculturaliseren van hulpverlening kan worden opgevat, vanuit een dynamisch cultuurbegrip. Bij het zoeken naar een invulling van het begrip ‘intercultureel’ bij interculturele hulpverlening is het belangrijk dat de de hulpverlener en de cliënt een actieve rol krijgen 47
toebedeeld, juist ook met betrekking tot culturele verschillen. Een verschillende culturele identiteit impliceert dat mensen andere werkelijkheidsbeelden hanteren en van daaruit hulpverlening en de problemen waar ze voor staan, verschillend zullen definiëren (Bartels, 2002). Wanneer die verschillen niet complementair maar tegengesteld zijn, wordt het, aldus Bartels problematisch. Van der laan (1995, in Bartels 2002) vermeldt dat de uitvoering van de hulpverlening immers communicatief handelen is vanuit de leefwereld gezien. Dit is
gericht op het bereiken van onderling
begrip en
overeenstemming. Meurs en Gailly (1998, In: Bartels 2002) toonden aan dat hulpverleners hun werk uitvoeren vanuit een culturele achtergrond en dat die achtergrond bepalend is voor het aanbod en de organisatie ervan. Niet alleen hulpverleners, maar dus ook de hulpverlening zelf is cultureel bepaald. De vreemdheid en opvallendheid van ‘de ander’ kan zo gerelativeerd worden en zo ontstaat er ruimte. Het is van belang volgens Bartels om na te gaan vanuit welke positionering mensen cultuur definiëren. Bij het gebruik van een statisch cultuurbegrip in interculturele hulpverlening, wordt er gezocht naar begrippen die ‘te gebruiken’ zijn. Cultuur wordt zo vooral ingevuld door kennis te verwerven over de kenmerken van de andere cultuur. In die beschrijvingen komen, aldus Bartels, meestal geen veranderingen voor in betekenis door interactie. De vraag naar hoe cultuur ‘werkt’, de vraag naar de relationele en interactieve kant van het begrip, de vraag naar hulpverlening en cultuurverandering kan buiten beschouwing blijven door een statisch, instrumenteel cultuurbegrip (Bartels, 2002). Bartels (2002) vermeldt dat culturele verschillen tussen groepen in de samenleving gebruikt worden om grenzen te trekken. In een hulpverleningssituatie, benadrukt hij, gaat het er juist om grenzen te overschrijden. Culturele verschillen moeten volgens hem meegenomen worden om tot overeenstemming te komen zodat continuïteit en verandering mogelijk worden. Het uitgangspunt voor hulpverlening is immers interactie. Ook Verstraete (1999) ziet interactie als het vertrekpunt voor interculturalisering in de hulpverlening. Miu Chung Yan (2008) wijst erop dat culturele ‘spanningen’ in de interculturele hulpverlening van de sociaal werker vereisen om te reflecteren over zijn/haar eigen culturele posities. Zij vindt cultureel bewustzijn een logische vereiste voor sociaal werkers. De omgeving en de context waarin sociaal werkers en hun cliënten communiceren en interveniëren, vereisen een kritische reflectie (Kondrat, 1999 in Chung Yan, 2008). De kritische reflectie en het zelfbewustzijn mogen zich niet enkel beperken 48
tot hun eigen cultuur, maar men moet met een macro-perspectief een ‘diep bewustzijn’ verkrijgen van hun eigen culturele zelf in een breed sociaal, politiek, historisch, organisatorische en culturele context. Chung Yan en Wong (2005, in Yan 2008) zijn er dus ook van overtuigd dat die kritische reflectie moet gebeuren in interactie, zodat inzicht in het culturele zelf mogelijk wordt. Bartels (2002) legt er de nadruk op dat, wanneer we ervan uitgaan dat het in de hulpverlening om een relatie gaat, ook de achtergrond van de hulpverlener dient betrokken te worden. Het gaat om de vraag naar verschillen en overeenkomsten tussen deelnemers: cliënt én hulpverlener en niet slechts om de vraag naar het vreemd of opvallend zijn van ‘de ander’, de cliënt. “Goede zorg vaart immers nooit blind op labels” (Baart, 2002: 21). Het draait om de zorg voorbij de stereotypen, voorbij de ‘standaardmens’ (Van Houten, 1999 in Baart, 2002). De inzet is dan volgens Baart (2002: 21) “of mensen zich ondanks hun evidente categoriale kenmerken mogen laten zien zoals ze wensen: als islamiet en Turk, maar desgewenst ook als een angstig iemand, iemand met grillen en onverwachte verlangens, als mens gesteld op eerbiedige bejegening, als gek of dienstbare dochter..”. Het draait dus rond de vraag aan de sociaal werker of hij/zij het andere, het vreemde kan toelaten, of het werkelijk mag bestaan en of het een rol speelt in de zorg die gegeven wordt (Baart, 2002). Zoals eerder vermeld, duidt Verstraete (1999) op een dringende noodzaak dat het algemeen welzijnswerk interculturele competentie verwerft of verder ontwikkelt. Dit is noodzakelijk voor een effectieve interculturele hulpverlening. Eerder hebben we deze competentie besproken. Het National Association of Social Workers (NASW) heeft in 2001 in de Verenigde Staten tien normen neergeschreven voor culturele competentie in het sociaal werk. Door een toenemende culturele diversiteit verwacht men van sociaal werkers dat zij streven naar voorzieningen die cultureel competent zijn voor een brede waaier van cliënten. Culturele competentie in de sociaal werk praktijk houdt volgens hen een verhoogd bewustzijn in van hoe cliënten hun uniekheid ervaren en omgaan met hun verschillen en gelijkenissen in een brede sociale context. De NASW wijst ook op het feit dat culturele competentie een levenslang proces is voor sociaal werkers, die steeds zullen stuiten op diverse cliënten en nieuwe situaties in hun werk. Culturele competentie wordt door Das & Donald (1997, in NASW, 2001) omschreven als ‘de integratie en transformatie van kennis over individuen en groepen van mensen in specifieke normen, praktijken en houdingen gebruikt in passende culturele instellingen’. 49
We gaan nu de tien normen die het NASW vooropstelt omtrent culturele competentie in de sociaal werk praktijk overlopen. Een eerste norm houdt ethiek en waarden in. Sociaal werkers moeten functioneren in overeenstemming met de waarden, ethiek en normen van het beroep. Ze moeten erkennen hoe persoonlijke en professionele waarden mogelijks botsen met of overeenkomen met de noden van hun verschillende cliënten. Sociaal werkers moeten er steeds van bewust zijn dat passend gedrag in een ene cultuur abnormaal kan zijn in een andere cultuur. Een tweede norm die het NASW aanduidt, is het zelfbewustzijn. Sociaal werkers moeten een inzicht krijgen in hun persoonlijke en culturele waarden en overtuigingen als eerste stap in het appreciëren van het belang van multiculturele identiteiten in het leven van mensen. Culturele competentie vereist van sociaal werkers om hun eigen culturele achtergrond en identiteit te verkennen om zo hun bewustzijn te verhogen over hun eigen veronderstellingen, waarden en vooroordelen. Sociaal werkers moeten in staat zijn om van hun bewustzijn over hun eigen cultuur door te kunnen trekken tot het bewustzijn van de cultuur van anderen. Een verhoogd zelfbewustzijn helpt ook in het begrijpen van het proces van identiteitsvorming en helpt stereotypering tegen te gaan. Sociaal werkers zouden gespecialiseerde kennis moeten ontwikkelen en inzicht moeten hebben in de geschiedenis, tradities, waarden, familiesystemen, enz. Culturele kennis is een derde norm die de NASW vermeldt. Een vierde aandachtspunt voor het NASW zijn interculturele vaardigheden. Sociaal werkers zouden in hun methodische benaderingen, vaardigheden en technieken moeten kunnen aantonen dat zij inzicht hebben in de rol van cultuur in het hulpverleningsproces. Een cultureel competente sociaal werker moet kwaliteiten bezitten zoals echtheid, empathie en warmte. Ze moeten de capaciteit hebben om flexibel te reageren op een reeks van mogelijke problemen. Ook de dienstverlening is een belangrijke norm voor het NASW. Sociaal werkers moeten uitsluiting van dienstverlening opsporen en trachten te voorkomen. Ze moeten op zoek gaan naar de noden van de cliënten en die koppelen aan een cultureel competente dienstverlening. Sociaal werkers moeten beleid en procedures bevorderen die de toegang verzekeren tot zorg die verschillende uiteenlopende culturele overtuigingen huisvest. Sociaal werkers moeten ook bewust zijn van het effect van het sociaal beleid op cliënten. 50
Empowerment en advocacy van cliënten worden door het NASW benoemd als zesde vereiste norm. Solomon (1976: in NASW, 2001) omschrijft empowerment als het vergemakkelijken van de verbinding van de cliënt met zijn eigen kracht. Empowerment verwijst naar de mogelijkheid van de persoon om zelf op te komen voor zichzelf, terwijl bij advocacy de klemtoon ligt op het opkomen voor de cliënt. Sociaal werkers moeten hier voorzichtig te werk gaan en niet hun eigen waarden (onbewust) opdringen. Volgens Peace (2002) benadrukken veel schrijvers empowerment als een proces om mensen te helpen zeggenschap over hun eigen leven te krijgen. Gutierrez et al. (1998, In: Peace, 2002) hebben een inhoudsanalyse gedaan van artikels rond empowerment waarbij zij tot de conclusie kwamen dat de meerderheid van deze artikels focussen op het micro-niveau van empowerment. Individualistische noties van empowerment, zoals deze van Solomon, zijn gericht op het ontwikkelen van capaciteiten van individuen en zijn niet betrokken bij veranderingen in oppressieve sociale structuren (Peace, 2002). Het is echter van groot belang om ook het meso- en het macro-niveau erbij te betrekken. Sociaal werkers moeten zich bewuster worden van de eigen discipline en zelf-regulerende processen die betrokken zijn in het professioneel werkveld. Daarbij moeten ze samen met de betrokkenen onderzoeken hoe lokale kennis gemarginaliseerd en uitgesloten wordt. Dit heeft gevolgen voor de invulling en praktijk van empowerment. Het beïnvloedt de manier waarop empowerment plaatsheeft binnen een relationele context, een context die zelf onderhevig is aan sociale relaties van macht (Peace, 2002). Een divers personeelsbestand is de zevende norm. Diversiteit moet aanwezig zijn op alle niveaus van de organisatie. Sociaal werk is ook een praktijkgerichte job en een sociaal werk opleiding moet op de hoogte blijven van veranderingen in de praktijk, zo ook omtrent de veranderende behoeften van diverse bevolkingsgroepen. De job moet stappen die worden genomen om culturele competentie als een integraal deel van de sociaal werk opleiding, aanmoedigen. Dit is de achtste norm. Een negende norm voor het NASW omtrent culturele competentie in de sociaal werk praktijk, is de taalverscheidenheid. De aanwezigheid van tolken kan hier een grote bijdrage leveren. Ten slotte legt de NASW de nadruk op ‘intercultureel leiderschap.’ Dit houdt in dat een sociaal werker de mogelijkheid moet hebben om informatie uit te wisselen met andere beroepen.
51
7. Besluit De globalisering en de daarbij horende veranderingen in de wereldeconomie speelden volgens Bochner (2003) een belangrijk aandeel in de toename van het aantal inleefreizigers. De wereld wordt steeds meer beschouwd als een dorp vanwege internet en alle andere technologische mogelijkheden. Het bijna vrij reizen zorgt ervoor dat we ons de dag van vandaag in een culturele smeltkroes bevinden. De westerse culturele norm wordt daarbij vaak als uitgangspunt genomen. Daarbij zien we bij globalisering enerzijds een tendens naar homogenisering maar anderzijds blijven mensen zoeken naar manieren waarop ze zich op een andere manier kunnen definiëren. Vervolgens benadrukten we dat er ook in het sociaal werk aandacht is voor het fenomeen ‘inleefreizen’. De globale bewegingen van mensen eisen van sociaal werkers dat ze zich moeten aanpassen aan het werken met verschillende culturele groepen. Een inleefstage als onderdeel van een opleiding sociaal werk zou de basiskennis van studenten doen toenemen door hen bloot te stellen aan andere culturen, andere sociale beleidsvoeringen en andere benaderingen en oplossingen van praktijkproblemen. We wezen erop dat het begrip cultuur vaak als bekend wordt verondersteld, maar dat de betekenis ervan helemaal niet zo evident is. Globaal gezien kunnen we twee visies onderscheiden. Enerzijds is er een utilitaristische, statische visie op cultuur. Om met een andere cultuur in contact te komen is het dus een kwestie van die andere cultuur op een objectieve manier te leren kennen om te weten te komen op welke manier die mensen denken en handelen. Anderzijds zijn er ook mensen die een symbolische opbouw van cultuur aanhangen. Eén mogelijke definitie van cultuur is hierbij onmogelijk. De mens leeft volgens een betekenisvol schema dat hij zelf samengesteld heeft en dus uniek is. Er bestaat dus zowel een statische als een dynamische visie op cultuur. Met het oog op een goede hulpverlening is het belangrijk om vanuit deze laatste, dynamische visie uit te gaan. Ook het begrip identiteit wordt vaak gezien als een wezenskenmerk maar Verstraete en Pinxten (1998) stellen dat net zoals cultuur, ook identiteit geen statisch gegeven meer is. Ze spreken liever van identiteitsdynamieken. “Identiteit is een continu proces van zelfrealisatie. Elk beeld, elke welomschreven vorm van identiteit is slechts een momentopname van dit continu proces.” We kunnen dus stellen dat identiteit de tijdelijke neerslag is van ingewikkelde dynamieken die zich op verschillende niveaus afspelen.
52
Identiteit is daarbij ook geen exclusief concept meer maar mensen kunnen deel uitmaken van verschillende groepen, die deel uitmaken van de identiteit. Vervolgens gingen we dieper in op de betekenis van interculturaliteit. Het is vaak onduidelijk wat er nu juist met het concept wordt bedoeld. Volgens Diego Irarràzaval (2002) is interculturaliteit een geheel van complexe, soms dubbelzinnige fenomenen die betrekking hebben op elkaar en steeds in verandering zijn. Volgens Irarràzaval draait het er bij interculturaliteit om om te werken rond de verschillen die er heersen tussen de culturen en hier vervolgens op in te spelen zodat beide partijen tot een situatie komen waarin ze tevreden zijn. Het is echter belangrijk om niet enkel stil te blijven staan bij deze verschillen. Het individu zou ook in staat moeten zijn om met behoud van de eigen culturele eigenheid in contact te treden met de ander. In onze multiculturele samenleving is er nood aan interculturele competentie en cultureel bewustzijn. Wij gingen verder in op de betekenis hiervan. Volgens Taylor-Brown, Garcia en Kingson (2001) vereist culturele competentie meer dan het begrijpen van een persoon zijn etnische of culturele identiteit, het gaat meer over de beoordeling van de interactieve invloed van meerdere factoren. Er zijn volgens Hammer twee benaderingen relevant omtrent de inhoud van interculturele competentie, namelijk de cultuur-specifieke en de cultuur-algemene benadering.
Aanhangers van de cultuur-specifieke benadering
beschouwen competentie als de mate waarin iemand zich eigen heeft gemaakt met de communicatieregels, rituelen, verbale en non-verbale uitingen die specifiek zijn voor een bepaalde cultuur. Volgens de cultuur-algemene benadering is het alleen weten hoe het eraan toegaat in een andere cultuur geen garantie voor een competent optreden in die cultuur.
Het
aanbrengen
van
aanpassingen
in
het
eigen
gedrag
om
de
communicatiepartner tegemoet te treden en het beschikken over empatisch vermogen zijn eveneens van essentieel belang. Daarbij is het nog steeds onduidelijk wie beoordeelt of iemand al dan niet intercultureel communicatief is. Het is contextgebonden, cultuurafhankelijk en intersubjectief. Spitzberg heeft een geïntegreerd model voor interculturele competentie ontwikkeld. Dit model bestaat uit drie componenten die ook onderling zeer sterk samenhangen: motivatie, kennis en vaardigheden. Deze drie componenten bepalen in onderlinge samenhang het niveau van interculturele competentie. Sierens (1998) omschrijft interculturele competentie als een geheel van vaardigheden, attitudes en kennis om adequaat en flexibel om te gaan met diversiteit. Deze competentie heeft zowel een kennis- als een relationele component. Volgens Verstraete (1999) is het een dringende noodzaak dat het Algemeen Welzijnswerk interculturele competentie verwerft of verder ontwikkeld. 53
Een volgende punt dat we aanhaalden was de betekenis en het belang van intercultureel sociaal werk. Volgens de literatuur gaat het in interculturele hulpverlening om hulpverleningssituaties waarin hulpverlener en cliënt een verschillende culturele achtergrond of identiteit hebben, met als gevolg dat de hulpverlening, het zorgaanbod, de hulpvraag en de zorgvraag cultuurbepaald zijn. Dit is echter een vrij vage en ruime omschrijving waarbij allochtonen al snel gereduceerd worden tot karikaturen van hun oorspronkelijke cultuur. Meurs en Gailly (1998) toonden aan dat niet hulpverleners maar ook de hulpverlening zelf cultureel bepaald is. Volgens Bartels (2002) komt het erop aan na te gaan of mensen cultuur definiëren vanuit een statisch of dynamisch cultuurbegrip. Zowel Bartels als Verstraete zien interactie als het vertrekpunt voor interculturalisering in de hulpverlening. Miu Chung Yan (2008) stelt dat interculturele hulpverlening reflectie vereist van de sociaal werker over zijn/haar eigen culturele posities. Kritische reflectie en zelfbewustzijn mag zich dus niet enkel beperken tot hun eigen cultuur, maar men moet met een macro-perspectief een diep bewustzijn verkrijgen van hun eigen culturele zelf in een breed sociaal, politiek, historisch, organitorische en culturele context. Bartels stelt dat als we ervan uitgaan dat het in de hulpverlening om een relatie gaat ook de achtergrond van de hulpverleners meegenomen dient te worden. Het gaat niet enkel over het vreemd of anders zijn van de ander maar volgens Baart gaat het om de vraag aan de sociaal werker of hij/zij het andere, het vreemde kan toelaten, of het werkelijk mag bestaan en of het al dan niet een rol speelt in de zorg die gegeven wordt. Het NASW stelt tien normen op omtrent culturele competentie in de sociaal werk praktijken. Deze hebben betrekking tot de ethiek en de waarden, het zelfbewustzijn van de hulpverlener, culturele kennis, interculturele vaardigheden, dienstverlening, bewustwording van de effecten van het sociaal beleid (empowerment en advocacy), divers personeelsbestand, veranderingen in de praktijk, taalverscheidenheid, intercultureel leiderschap.
54
Deel 3: Inleefstages nader bekeken Inleiding In de voorgaande delen werd er vooral aandacht besteed aan het construeren van een theoretisch kader voor inleefreizen en interculturele competentie. In dit hoofdstuk zullen wij een reflectie maken met betrekking tot inleefstages. We zullen verder ingaan op de stappen die we hebben gezet in het kader van ons onderzoek. Op het einde van dit hoofdstuk zullen wij over ons onderzoek en de theoretische kaders een reflectie maken.
55
1. Reflecties met betrekking tot inleefstages Hoewel er duizenden jongeren jaarlijks de hele wereld rondtrekken en de ‘markt’ van inleefreizen, exposures, uitwisselingsprojecten en alternatieve reizen dichtbevolkt is, is het volgens ons niet altijd vanzelfsprekend dat inleefreizen voor meer engagement of voor verhoogde interculturele competenties zouden zorgen. Zoals we reeds eerder aahaalden, stelt Albo (2002) dat de structuur van de macht één van de belangrijkste hinderpalen voor een interculturele benadering vormt. Eén bepaalde cultuur wordt op de voorgrond en op een voetstuk geplaatst en culturen die hiervan afwijken, worden onthaald op misprijzen. Mensen die tot deze culturen behoren, zijn dit gewoon en zullen zich uit gewoonte richten naar de heersende opvattingen die superieur zijn. Dit aspect vinden we vaak ook terug bij de organisatie van inleefreizen waar de organisatie in veel gevallen vertrekt vanuit het Noorden en waarbij ook enkel mensen uit het Noorden op inleefstage gaan in het Zuiden. Het Noorden is dan weer de dominante partij die grotendeels hun doelstellingen aan het Zuiden zullen opleggen. Het introduceren van tweerichtingsverkeer, zoals bij VZW Inter-Cambio, kan hiervoor een mogelijke oplossing zijn. Ook volgens Ward et al. (2001) is intercultureel contact helemaal niet zo evident. Wanneer men de problemen die bij interculturele ontmoetingen kunnen optreden, negeert, kan de ‘interculturele effectiviteit’ van de inleefreizigers verminderen. Als men deze problemen gaat negeren, kan interculturele stereotypering verder in de hand gewerkt worden en sociale exclusie aanwakkeren op internationaal niveau. In de literatuur (Ward et al., 2001) spreekt men hierbij over ‘crystallization hypotheses’. Stereotypen bevatten in de meeste gevallen wel een kern van waarheid en meer contact zou de percepties binnen de groep versterken. Deze hypothese kan voor sommige inleefreizigers
kloppen,
omdat
men
tijdens
kortere
inleefstages
vaak
korte-
termijncontacten heeft. Op die manier kunnen sommige inleefreizen bijdragen tot meer etnocentrisme. Ook JINT (2005) geeft aan dat zeker niet alle internationale projecten effect hebben in de zin dat ze een wijzigende houding en een toenemende nieuwsgierigheid naar andere landen en culturen opleveren. Wanneer men slechts oppervlakkig kennismaakt met andere culturen, zou dit eerder leiden tot de bevestiging van de eigen waarden, normen en vooroordelen, in plaats dat men deze in vraag durft te stellen. De Sociale Hogeschool van Heverlee wil dit vermijden door een inleefstage van zes maanden te organiseren. Ze zijn ervan overtuigd dat men door de langdurige periode 56
in het gastland niet enkel oppervlakkig kennismaakt met deze culturen en zo stereotypering vermijdt. Daarnaast is het ook mogelijk dat contact met andere culturen als een bedreiging wordt ervaren. Wanneer inleefreizigers geconfronteerd worden met waarden en normen die indruisen tegen hun eigen waarden en normen kan dit ervoor zorgen dat men terugvalt op de eigen identiteit en men de openheid voor de ander blokkeert. JINT (2005) stelt dat om dit te vermijden er nood is aan zelfvertrouwen, relativeringsvermogen en assertiviteit. Een andere bedenking die we kunnen stellen is wat Ward et al. (2001) aanduidt als het ‘transfer problem’. Stel dat een inleefreis als positief ervaren wordt en dat men vindt dat er sprake was van interculturele ontmoetingen, dan blijft het de vraag of men deze ervaring effectief zal toepassen in andere settings. Zal de inleefreiziger werkelijk in staat zijn tot een effectievere interculturele communicatie? Hier kunnen we een verband leggen met de twee cultuurbenaderingen die we reeds hebben besproken,namelijk de cultuur-specifieke en de cultuur-algemene benadering (Hammer, 1989, In: Shadid, 2000). Inleefreizigers zouden volgens de cultuur-specifieke benadering dus in staat zijn tot interculturele communicatie want ze hebben tijdens hun inleefreis uitgebreid kennis gemaakt met de verschillende cultuurspecifieke kenmerken. Aanhangers van de tweede benadering, de cultuur-algemene benadering, vinden dat het alleen weten hoe het eraan toegaat in een andere cultuur geen garantie biedt voor een competent optreden in die cultuur. Een inleefreis zou dan wel meer kennis van een andere cultuur kunnen bijbrengen maar volgens deze benadering biedt dit geen garantie voor een competent optreden. Als men het eigen gedrag niet aanpast om tegemoet te komen aan de communicatiepartner en men niet over empatisch vermogen beschikt, is men dus nog steeds niet in staat om adequaat om te gaan met mensen met een andere culturele achtergrond. Aandacht moet ook besteed worden aan het feit dat iemand al dan niet intercultureel competent is, afhankelijk is van de beoordeling van anderen. Een bepaalde persoon kan zijn gedrag in een situatie bijvoorbeeld als competent beschouwen, terwijl derden daar een andere mening over kunnen hebben. Dit maakt duidelijk dat mensen die over de noodzakelijke vaardigheden voor een competent optreden beschikken niet automatisch als competent hoeven gezien te worden door de sociale omgeving, en zeker niet in geval van interculturele communicatie. Het wil ook niet zeggen dat als men zich beter kan inleven in de wereld van de ander dat dit noodzakelijk tot een betere interculturele communicatie leidt. De Sociale Hogeschool van Heverlee en VZW Inter-Cambio kunnen dus wel verkondigen dat de interculturele competentie van inleefreizigers toeneemt, maar zij beoordelen dit op basis van westerse criteria. Het is mogelijk dat de inleefreizigers niet 57
als cultureel competent worden beschouwd door het gastland of door hun cliënten tijdens hun latere beroepsuitoefening. Een andere vraag die er vaak met betrekking tot ‘inleefreizen’ wordt gesteld is de vraag of het mogelijk is zich werkelijk ‘in te leven’ op enkele weken tijd en door het bezoek aan projecten. Volgens Corens (2002) is het inleven geen doel van deze reizen, maar is het op een bepaalde manier wel een middel om tot een confrontatie te komen met het leven in het Zuiden, maar ook met zichzelf. USOS (2007) stelt dat het een utopie is om te denken dat men zich volledig kan inleven en bovendien is dit volgens hun ook niet de meest vruchtbare houding. Bij een volledige inleving en assimilatie is er immers niet veel ruimte meer over voor dialoog. Tijdens een inleefreis moet er sprake zijn van een ontmoeting tussen twee culturen waarin wederkerigheid centraal staat. Cultureel contact werd heel lang gezien als éénrichtingsverkeer en hierbij werd vaak alleen de impact op de inleefreiziger besproken (Bochner, 2003). Het is echter van groot belang dat we beseffen dat het bij het contact tussen de inleefreiziger en de personen van het gastland om een wederkerige transactie gaat waarbij beide partijen invloed kunnen ondervinden van de ander en een cultuurschok kunnen doormaken. In de literatuur vonden we over het algemeen weinig terug waarin deze wederkerigheid centraal wordt gesteld. Heel vaak heeft men het over de persoonlijke ontwikkeling, het leerproces van de inleefreiziger dat positief of negatief beïnvloed kan worden doorheen de reis. Bij de inleefstages georganiseerd door de Sociale Hogeschool van Heverlee vinden we inderdaad dat er veel klemtoon wordt gelegd op de persoonlijke ontwikkeling die inleefreizigers doormaken. Er wordt wel samengewerkt met het Zuiden om alles uit te werken maar in de visie merken we op dat er enkel aandacht wordt besteed aan de positieve effecten van de inleefreizigers. Over de ervaringen en gevolgen voor het gastland wordt weinig gezegd. Wanneer je jezelf situeert binnen de vierde pijler van ontwikkelingssamenwerking is het naar onze mening wel noodzakelijk dat je ook stilstaat bij dit soort vragen.
VZW
Inter-Cambio
daarentegen
legt
voornamelijk
de
klemtoon
op
wederkerigheid, en daarom is er bij hen sprake van een dubbele uitwisseling. Volgens deze organisatie is het belangrijk dat er naar een balans gestreefd wordt waarbij zowel het Noorden als het Zuiden op een evenredige manier kunnen profiteren van de positieve effecten van een inleefreis. Het is tevens van groot belang om erover te waken dat het contact met het Zuiden geen pervers effect heeft, dat het niet leidt tot de overweging ‘dat het bij ons toch nog niet zo erg is‘ (USOS, 2007). Dit zou een reëel gevaar kunnen zijn, aangezien door de bewogenheid van het Zuiden vaak de onderkant van de eigen samenleving over het 58
hoofd wordt gezien. Deze blikvernauwing mag absoluut geen gevolg zijn van een inleefreis, integendeel, ze moet de ogen openen van de inleefreiziger zowel voor het onrecht in het Zuiden als voor het onrecht in de eigen nabije samenleving. Op die manier kan er na de reis opnieuw een engagement worden opgenomen, maar dan in de eigen omgeving. Velen stellen zich de vraag hoe we in hemelsnaam ambiëren om te interveniëren in andermans ontwikkeling als we nog niet eens in staat zijn om die van onszelf te verstaan, of als we niet bereid zijn om te interveniëren in die van onszelf? Dat zal ons tenminste de mogelijkheid geven de ontwikkelingsprocessen van anderen te lezen zonder dat deze lezing wordt beknot door onze eigen onbewuste en onverwerkte normen, voorstellingen, waarden en psychologische handicaps (Kaplan, 1999, In: USOS, 2007). Enerzijds biedt een inleefreis een kans tot interculturele ontmoeting en communicatie, maar anderzijds gaat het tevens ook over een ontmoeting tussen sociaal en/of economische ongelijken, en is de inleefreis een concreet voorbeeld van sociaal anders zijn, sociale gelijkheid en ongelijkheid. We kunnen ons ook afvragen of het wel zo noodzakelijk is om verre oorden op te zoeken om kennis te vergaren, boeiende ervaringen mee te maken, zich te engageren... (Globelink, 2002)? Uitwisselen hoeft niet fysiek te zijn. Wat voor zin heeft het trouwens om de cultuur van bijvoorbeeld de Senegalees te doorgronden, duizenden kilometers van huis, met alle nodige kosten voor mens en milieu (hier en daar), als men nog niet eens met zijn/haar Turkse buurman praat? Kunnen inleefreizen naar het buitenland echt een meerwaarde bieden of kan men evengoed in eigen land in contact komen met diversiteit en zo de eigen cultuur beter leren kennen?
59
2. Een blik op de mogelijke meerwaarde van inleefstages 2.1
Onderzoek Sociale Hogeschool Heverlee
Vanuit het departement Sociale School Heverlee van de Katholieke Hogeschool Leuven vertrokken er tussen 1996 en 2005, 147 geëngageerde jongeren voor een inleefstage naar het Zuiden. In 2007 werd ter gelegenheid van het tienjarige bestaan van het postgraduaat ‘Intercultureel sociaal werken in een mondiale context’ een onderzoek gedaan naar de effecten van zo’n inleefstage op deze jongeren (Vandersteen, 2007). In juni van het jaar 2007 beantwoordden 97 ex-vertrekkers een vragenlijst die betrekking had tot de betekenis van deze inleefstages voor de studenten zelf, de effecten ervan op hun levensvisie en houding, hun betrokkenheid en engagementen, hun sociale netwerk en persoonlijk leven. Daarbij werd ook aan de studenten gevraagd om een evaluatie te maken met betrekking tot de voorbereiding, de coaching en de nazorg van hun inleefstage. In het onderzoek komt naar boven dat de motivatie van jongeren die op inleefstage vertrekken, in de eerste plaats was om kennis te maken met een voor hen vreemde cultuur, het verleggen van de eigen grenzen en mensen helpen die het minder goed hebben dan zijzelf. Men kwam tot de vaststelling dat deze motivatie voor twee derde van de studenten ook tijdens en na de inleefstage bleef gelden. Dat betekent dat voor één derde de motivatie dus wel werd bijgesteld, in die zin dat de studenten tot het besef kwamen dat het vaak heel moelijk is om hun oorspronkelijke condities waar te maken. Studenten krijgen meer zin voor realiteit en er vindt een verschuiving plaats naar het verrijkende effect dat de ervaring heeft voor de eigen persoonlijke ontwikkeling. De conclusies op basis van het onderzoek betreffen het feit dat het effect van de inleefstage later mee speelt in het werk, de mogelijke verdere studie en het sociaal engagement. Alsook zou er een belangrijk effect op hun houding en vaardigheden zijn, onder meer door het feit dat bijna alle derdewereld trekkers zich meer bewust zouden zijn van de invloed en impact van cultuur en daarbij beter in staat zijn om de wereld te zien via de bril van een ander. Ook andere interculturele competenties zouden daarbij verworven of aangescherpt zijn. De inleefstage zou eveneens een invloed gehad hebben op hun kijk op dimenses van welzijn en welvaart, armoede en rijkdom, macht en onmacht. De studenten vermeldden met betrekking tot het tijdsperspectief de zaligheid 60
van onthaasting en de relativiteit van ons westerse levensritme. Vervolgens kregen studenten ook meer inzicht in het belang van de religie voor de mensen ter plaatse. Ze vermeldden dat ze op die manier ook hier meer respect konden opbrengen. De meerderheid van de studenten beweert dat de inleefstage een positief effect teweeg bracht op de kwaliteit van het eigen leven, het evenwicht werken-leven en de familie- en vriendschapsbanden. Tot slot beweert 93% van de ondervraagde ex-vertrekkers dat de inleefstage een blijvende band gecreëerd heeft tussen hen en het gastland/project. Bovenstaand onderzoek heeft tamelijk positieve resultaten. Echt negatieve resultaten worden niet ter sprake gebracht. Wij hebben enigzins onze bedenkingen bij deze positieve conclusies. Het lijkt ons mogelijk dat dergelijke inleefreizen ook wel eens minder goed kunnen aflopen, een verkeerde indruk achterlaten, stereoptypen bevestigen, enz. We besloten daarom om verder onderzoek te verrichten. In de volgende alinea zullen wij de methodologie van ons kwalitatief onderzoek bespreken.
2.2
Methodologie
Om aan het concrete materiaal te geraken, hebben wij contact opgenomen met exinleefreizigers van het toenmalige postgraduaat ‘Intercultureel sociaal werk in een mondiale context’ om op die manier een kwalitatief onderzoek te ondernemen. Het volledige traject van dit postgraduaat houdt een voorbereidingsfase in, de inleefervaring zelf en de nawerking. Dit loopt over een periode van anderhalf jaar. Het project focust zich op sociaal werk, zowel hier als ginder, aangezien het verbonden is met de opleiding Sociaal Werk aan de Sociale Hogeschool van Heverlee. De geschiedenis, het traject en die visie hebben we reeds in het eerste deel besproken. Voor ons onderzoek leek een kwalitatief onderzoek het meest geschikt. Een kwalitatieve methode is immers uiterst geschikt voor het beantwoorden van vragen over de betekenis, interpretaties en uitleg van mensen die een bijzondere ervaring achter de rug hebben (Gray & Campbell, 2007). We namen diepte-interviews af bij elf ex-inleefreizigers van het postgraduaat van de Sociale Hogeschool van Heverlee. De geïnterviewden waren tussen de 24 en 27 jaar. We kozen voor inleefreizigers die minimum twee jaar terugzijn aangezien we zo beter kunnen nagaan wat de werkelijke impact is van de inleefstage op hun gedrag en competenties. Acht geïnterviewden gingen op inleefreis in Brazilië, één in Sri Lanka en twee geïnterviewden verbleven in Senegal. Allemaal verbleven ze daar voor een periode van zes tot zeven maanden. De interviews verliepen semi-gestructureerd. 61
We polsten daarbij achter hun idee over het concept ‘inleefstage’, hun motivatie om op inleefstage te gaan, hun beeldvorming voor en na de inleefstage betreffende de plaatselijke bevolking, mensen hier met een andere culturele achtergrond en hun invulling van het concept ‘cultuur’. Ook vroegen we naar de voor hen meest opvallende verschillen en gelijkenissen. We gingen na wat zij zagen als meerwaarde van een inleefstage, zowel voor hen als voor de plaatselijke bevolking. Belangrijk voor ons was ook om na te gaan op welk niveau en hoe sterk de inleefstage een invloed gehad had op hen en in welke mate er effectief gedragsverandering plaats vond. Vinden de studenten effectief dat hun culturele competenties verhoogd zijn en op welke manier komt dit dan tot uiting? We zijn er ons van bewust dat dit enkel sociaal werkers zijn van de Sociale School van Heverlee en dat dit daarom misschien ook niet representatief zal zijn voor al de sociaal werkers die een inleefstage hebben gedaan, met welke organisatie ook en aan welke school zij ook zijn afgestudeerd. Ook zijn we er ons van bewust dat volledigheidshalve we de kant van ‘het Zuiden’ moesten betrekken. “It’s important that host communities have their voices heard in any examination of tourism experience (McIntosh & Zahra, 2007: 545)”. Dit ook omdat we in de masterproef
de nadruk leggen op wederkerigheid en gelijkwaardigheid. Wegens
praktische redenen was dit voor ons niet haalbaar maar het is zonder twijfel interessante materie voor verder onderzoek.
2.3
Interviews
2.3.1
Het concept ‘inleefreis’
In ons theoretisch kader hebben wij vermeld dat inleefreizen in alle vormen en maten bestaan, maar dat er eigenlijk geen sluitende opvatting over het concept inleefreis bestaat. Wat wel steeds ter sprake kwam, was het nut een andere ‘cultuur’ te leren kennen en daarmee samenhangend om tot echt contact te komen met de plaatselijke bevolking. Het wordt voorgesteld als een bad in die andere cultuur om van daaruit beter die cultuur, maar ook de eigen cultuur te kunnen verstaan. Dat inleefreizen moeten leiden tot wederzijdse waardering en verrijking is voor de meerderheid van de organisaties een
62
vereiste. Tot slot zou de sympathie voor een interculturele samenleving door een inleefreis toenemen. Vanwege de onduidelijkheid over het concept ‘inleefreizen’, vroegen wij aan de exinleefreizigers wat zij alvorens hun vertrek onder het woord ‘inleefreis’ verstonden en of dat zij dit in werkelijkheid ook zo ervaren hadden.
Ik had zoiets.... een inleefstage, dat is wonen en werken in een derde wereldland en dat is is het voor mij ook echt geweest. Ik heb bij een gezin gewoond, ik heb gewerkt in een project. Ik vond dat een heel goede combinatie, het was voor mij echt inleven. Vooral het feit dan dat ik in een gezin woonde, je wordt echt ingeleefd dan, het is anders dan dat je samen met een vriendin op een appartementje zou zitten.
Inleefstage was voor mij, zoals het woord zelf zegt, je echt in-leven in heel die ervaring daar, in dat land, in die mensen, in wat je daar kunt meemaken en dat was ook mijn ervaring.
Mja, inleven... onderdompelen eigenlijk.. . Ik had het helemaal niet zo confronterend verwacht. Ik had ergens nog wel verwacht dat ik houvasten zou hebben, ondanks alle lessen die we hebben gehad over het feit dat alles zou verdwijnen. Maar op een gegeven moment had ik daar niets meer van houvast omdat alles zo haaks stond op onze cultuur. Daarin is mijn mening veranderd. Ik zie het nu meer als meedraaien en uw eigen daar in afgrenzen wat dat je wit doen en wat dat je niet wilt doen. Het hoofddoel mag niet zijn: je integreren en niet meer nadenken.... Nee, je moet ook wel dieper nadenken wat je zelf wil, wat haalbaar is en hoe je dat kan afstemmen. Dus ik zou inleefstage eerder omschrijven als een stage op een ander... ja in een ander werelddeel misschien waar je naar uw eigen mogelijkheden gaat kijken wat je wil opnemen en wat je wil meenemen.
Ik vind dat het woord ‘inleefstage’ op zich nog wel een goede naam omdat je op het einde van de inleefstage gerust kan zeggen dat je je hebt ingeleefd, dus op zich denk ik dat die naam wel goed weergeeft wat dat je uiteindelijk doet... je gaat daar binnen, je probeert zoveel mogelijk op te nemen... je probeert je daar zoveel mogelijk in te passen en hen misschien zoveel mogelijk van ook je cultuur en je gewoontes te leren en dan kwam ik daar toch een beetje als ‘Brabelga’ (Braziliaanse Belgische) uit. Ik denk dat dat wel gaat blijven, die liefde voor die cultuur blijf ik wel behouden, denk ik. 63
Het beeld wat ik over inleefstages had, was wonen in een context zoals de lokale bevolking daar woont, werken in een sociaal project en leven tussen de plaatselijke bevolking. Ik verwachtte ook dat ik een heel harde confrontatie tegemoet zou gaan, heel hard dat persoonlijke, jezelf leren kennen door confrontaties en door uitgedaagd te worden.
Voor mij betekende inleefstage echt meeleven in het dorp waar je zou verblijven, meewerken en gewoon meedraaien in het dagelijkse leven. Nu heb ik meer zoiets van een inleefstage is gewoon meedraaien in een andere cultuur, zonder de grote nadruk op vrijwilligerswerk. Ik denk dat je wel voor een stuk kunt inleven maar nooit helemaal want je blijft toch atlijd een buitenstaander.
Mijn beeld over inleefstage was: je hebt daar drie jaar aan die Sociale Hogeschool gezeten en je hebt daar een beeld gekregen over hoe wij hier in België aan sociaal werk doen en mijn verwachtingen waren van dat eens in een ruimere context te kunnen plaatsen dan enkel België of Vlaanderen. Ik weet wel hoe we hier nu aan sociaal werk doen, maar ginder... ik vroeg mij dat wel af en de vraag was dan hoe ik daar dan iets zou kunnen bijbrengen want dat was ook mijn bedoeling. Ik heb helemaal geen sociaal werk gedaan en al evenmin iets structureels dus in die zin was het wel een beetje een afknapper.
De inleefstages hebben steeds een land in het Zuiden als bestemming. Onder het Zuiden worden de ontwikkelingslanden verstaan die voorkomen op de officiële lijst van het Development Assistance Committee (DAC) van de Organisatie van Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). De geïnterviewden vonden het logisch om naar een land in het Zuiden te gaan, al konden ze niet duidelijk omschrijven wat ze daar onder verstonden.
Euhm… de derde wereld denk ik…?
Het typische Zuidenbeeld is zo de warmte, de warme cultuur, anders levensritme ook…
Dat roept bij mij vrolijkheid op… Omdat je dat overal ziet… dat is natuurlijk wel een deel facade gedrag he maar… dat is toch iets kenbaars denk ik… Ik zou er toch nog een vraagteken bijzetten… Het is zo complex en het is zo een wirwar van alles … Er is ook zo’n gigantisch groot verschil tussen al die landen.
Euhm… zon, warmte…
… Ik heb daar al is over nagedacht wat dat zou kunnen inhouden maar ik ben daar toen niet uitgeraakt… 64
… moeilijk te omschrijven… misschien de ontwikkelingslanden…
… warmte…. Zon…. Armoede….
… ik zie dat altijd in de Noord- Zuid context… ik ben er wel van overtuigd dat het Zuiden meer te bieden heeft dan armoede alleen…
Centraal bij de omschrijving van inleefreizen staat vaak ‘de interculturele ontmoeting’. Een inleefreis is een onderdompeling in een andere ‘cultuur’. We hebben over cultuur geen eensluidende definitie teruggevonden in de literatuur. Ook de geïnterviewden vonden het zeer moeilijk om dit concept te omschrijven, dit komt verder nog aan bod. Cultuur wordt nogal snel gekoppeld aan gehele etnische of nationale groepen zonder rekening te houden met subculturele verschillen die in deze samenlevingen bestaan (Shadid, 1998).
We vroegen aan de ex-inleefreizigers naar de reden waarom inleefstages naar zo’n verre oorden worden georganiseerd. Als het gaat over het ondergedompeld worden in een andere ‘cultuur’ hoeven we dit toch niet zo ver te zoeken? We kregen de volgende reacties.
Nee, je zou hier niet dezelfde ervaring kunnen opdoen want je zit nog altijd in die Belgische cultuur he, uw leefwereld rondom u is nog hetzelfde.
Hier zou je ook wel veel kunnen leren maar je blijft in het Belgisch systeem zitten… Je kunt je zo toch nog vasthouden aan de dingen die je gewoon bent terwijl daar echt alles anders is.
Het is niet helemaal hetzelfde want mensen moeten zich ook gedragen volgens de Belgische normen. Die wonen hier dan ook al even dus die zullen zich ook al wat hebben aangepast aan de waarden en normen van hier alhoewel dat hier ook nog superveel van hun eigen cultuur aanwezig is. Ik denk dat je de pure cultuur pas kunt proeven als je ginder bent, denk ik.
Ik denk niet dat dat dezelfde ervaring zou zijn. Die meerwaarde van hier echt weg te zijn van dit alles… als je hier in Brussel bijvoorbeeld in een achtergestelde wijk gaat werken en wonen voor een tijd… ja dan kun je nog altijd met uw vriendinnen afspreken om ’s avonds iets te gaan drinken. Het is anders, je bent hier nog in België he.
Nee, dat is niet dezelfde ervaring… gewoon door de afstand. Echt ver weg zijn van huis. Gewoon weten dat je niet zomaar even naar huis kan komen of bellen. Dat is één ding. De onderdompeling misschien zelf wel maar het besef van: ‘je zit 65
echt wel in een ander continent’, maakt wel veel. Een cultuur hier in België is nog altijd een heel ander cultuur als in Brazilië. Ik denk dat het ook een heel waardevolle ervaring zou kunnen zijn maar het is toch enigszins nog anders…
Grotendeels denk ik dat dat hetzelfde effect zal hebben, maar Brazilië, Senegal en Thailand staan nog verder van uw bed he. Het heeft wel hetzelfde effect als een inleefreis maar in Brazilië en die landen is de cultuur nog meer verschillend.
Ik denk niet dat je hetzelfde kan bereiken maar ik zou het zeker niet onderschatten. Je gaat misschien minder bereiken omdat je nog altijd in dat Belgisch systeem zit.
De geïnterviewden geven aan dat een ‘onderdompeling’ in een vreemde omgeving veel sterker kan gebeuren in een land in het Zuiden dan in België. De meeste geïnterviewden gaven hiervoor als reden dat ‘je dan nog in het Belgische systeem’ zit. Ondanks het feit dat de ex-inleefreizigers ontkennen dat ze cultuur koppelen aan etnische afkomst, komt dit toch sterk naar boven in de hierboven neergeschreven uitspraken. We stellen ons ook de vraag of het wel verantwoord is dat wij als ‘rijke Westerlingen’ het Zuiden ‘lastigvallen’ om onze persoonlijkheid te verrijken of om onze eigen culturele competenties te verhogen en aldus de bedoeling hebben om zo een betere sociaal werker te worden. Uit de interviews komt naar boven dat de ex-inleefreizigers zich hier geen vragen bij stellen. Regelmatig wordt er gewezen op het feit dat ze ook ‘iets teruggeven’ aan het Zuiden. Toch merken we duidelijk dat het dominante Westers perspectief nog sterk leeft.
2.3.2 Ontwikkelingswerk
De projecten van de Sociale Hogeschool Van Leuven en VZW Inter-Cambio kunnen gesitueerd worden binnen de vierde pijler van de ontwikkelingssamenwerking. We beschreven in het eerste deel wat onder deze vierde pijler kan worden verstaan, maar wij stellen ons de vraag of inleefreizen echt de noemer ‘ontwikkelingssamenwerking’ waardig zijn. Hoe denken ex-inleefreizigers hier over? Vinden zij dat zij effectief aan ontwikkelingswerk hebben gedaan? En in hoeverre vinden ze dat ze structurele veranderingen hebben teweeg gebracht?
Ik heb mijn inleefstage gewoon ervaren als een job in het buitenland waar je bijdraagt in Sri Lanka tot het welzijn van een groep mensen die anders echt uit de 66
maatschappij gestoten worden... en is dat dan echt ontwikkelingssamenwerking? Neen, want je draait daar gewoon mee in een systeem dat al jarenlang bestaat... .
Nee, ik vind voor mezelf dat ik totaal niet aan ontwikkelingswerk heb gedaan. Wij hebben daar zeker ook geen structurele veranderingen gedaan.... maar we hebben daar zeker wel een stukje België kunnen laten zien en ook wel kunnen tonen van: het rijke westen heeft ook toffe mensen en ik denk dat we voor een stuk die cliché’s wel hebben kunnen wegnemen. We hebben daar ons engagement wel kunnen tonen... maar dat gaat niet over structurele en wezenlijke toestanden. Wij kunnen dat ook niet, wij kunnen hen wel helpen maar het is aan hen om het effectief te doen.
Eigenlijk niet... . Ontwikkelingswerk is ook zo’n gigantisch begrip he. Dat is meestal zoiets met gigantisch veel doelstellingen, waar je veel mee moet bereiken enzo, ik weet het niet. Ik heb daar heel veel persoonlijke dingen meegegeven... maar is dat ontwikkelingswerk? Ik noem dat niet ontwikkelingswerk. Ik ben met hen in discussie gegaan omdat ik bepaalde dingen moest doen maar is dat ontwikkelingswerk? Ik noem dat een verrijking voor mezelf omdat ik niet kan uitspreken wat dat voor hen was, maar ‘k hoop ergens dat dat ook een verrijking voor hen is geweest.
Structurele veranderingen? Nee, helemaal niet… Zes maanden is ook zo kort! Ik had echt een plan he... ik moest echt iets structureels op poten zetten. Vrouwenorganisaties die rond microkredieten werken, moest ik allemaal gaan groeperen en vergaderingen organiseren en ik dacht echt : wauw yes, wat een stageplaats! Ik kwam van hier en wou ondernemen en echt doen enzo. Fantastisch om dan zoiets voorgeschoteld te krijgen! Laat de Sociale School dan maar zeggen: je moet er gewoon zijn… Nee dat vond ik maar niets.. Ik ga wel gewoon doén! Maar na drie maanden was ik echt zo gefrustreerd omdat ik die nog niet eens allemaal had gezien.. Omdat er weleens een geboorte tussen zat, een overlijden, er was kerstmis,… . En toen dacht ik: ja, waar zijn we toch mee bezig.. Ik ga dat helemaal niet kunnen in zes maanden! En dan heb ik getracht aanzet te doen rond iets structureels… Toen dacht ik: in die sloppenwijken ga ik vuilbakken te plaatsen. Daar waren ze nu toch ook al van overtuigd… . Maar ja , dan merk je, vlak voor dat ik naar huis ging, stonden er vuilnisbakken! Terwijl die pas het jaar nadien moesten gezet worden… Ja die vuilnisbakken stonden al omgekeerd op hun dak enzo… .
De vraag is wat je verstaat onder ontwikkelingssamenwerking? Ik denk dat individuen er wel beter van zijn geworden maar … mja de projecten eigenlijk ook 67
wel. Omdat die gewoon al veel meer subsidies kregen, omdat die met Westerse landen samenwerkten. Dus in dat opzicht wel en op zich zijn er wel een hoop kinderen die nu beter Engels kunnen, alhoewel dat ik betwijfel of die daar nog zoveel vruchten van dragen… Maar ik denk ook gewoon dat dat voor die wijk belangrijk was, dat wij daar geweest zijn… . Maar of je dan een wijk beter maakt, dat denk ik niet want ik denk niet dat mijn leerlingen waar ik frans heb aan gegeven, nog Frans praten.
Neen, heel duidelijk heb ik geen ontwikkelingswerk gedaan. Hoewel dat wel heel duidelijk de verwachting was van sommige Brazilianen dat wij dat daar zouden komen doen. Voor mij was mijn inleefstage ook iets wat ik voor mezelf wou doen, dat was echt egoïstisch. Ik wou dat voor mezelf doen en ik had daar anderen voor nodig, eerder dan dat ik naar anderen ging om hen te helpen. Ik weet wel dat het door mede onze hulp is dat daar een project van de grond is geraakt. En of dat structureel is, dat weet ik niet maar we hebben wel mee aan de basis gestaan van dat project en tot op de dag van vandaag bestaat dit nog steeds, waarschijnlijk wel met nog steeds dezelfde probleempjes.
... Ontwikkelingswerk, als je dat ziet als iets veranderen of betekenen voor die mensen hebben we daar wel ontwikkelingswerk gedaan. Die zes maanden waren heel goed voor die jongeren maar als ik na een jaar terugkwam dan schoot daar echt niets meer van over en dan heb ik wel wat geweend.... al die kinderen terug op straat en niemand die dat overnam... dan denk ik wel: oei, we hadden misschien verder moeten kijken en ervoor moeten zorgen dat er Brazilianen zelf dingen zouden overnemen maar daar is geen geld voor en die mensen gaan dat daar ook niet vrijwillig doen. Heel dat project draait daar gewoon op buitenlandse vrijwilligers en als er die niet zijn, ja dan ligt dat daar gewoon stil. Dat is wel confronterend ja. Anderzijds als ze je zo na een paar jaar terugzien en ze roepen je nog steeds bij je naam, dan denk je wel dat je die zes maanden wel echt iets hebt betekend voor die mensen. Maar ik denk ook gewoon dat je op zes maanden gewoon niet echt iets structureels kunt veranderen.
Wat is ontwikkelingswerk?? ... We hebben de wereld niet verbeterd he, we hebben op dat moment misschien wel even iets kunnen betekenen, maar we hebben daar geen grote veranderingen gedaan dus ik weet niet of je dat effectief onder de noemer ‘ontwikkelingswerk’ kunt plaatsen.
In het begin van mijn inleefstage dacht ik: ik ga er wel iets kunnen doen en je kunt er ook wel iets doen maar uiteindelijk is die impact toch niet zo groot en komt het 68
erop neer dat je het meer voor je eigen doet. Kan je dat dan wel ‘ontwikkelingswerk’ noemen? We kunnen uit ons onderzoek afleiden dat de vraag of deze inleefstages van de Sociale Hogeschool te Leuven onder de noemer ontwikkelingssamenwerking te plaatsen zijn, moeilijk te beantwoorden is. Het is vooral afhankelijk van de persoonlijke ervaringen van ex-inleefreizigers. Naar onze mening heeft het ook te maken met de manier waarop ‘ontwikkelingswerk’ wordt gepercipieerd. Als ermee wordt bedoeld dat men iets heeft betekend voor de plaatselijke bevolking/projecten, vindt de meerderheid van de studenten wel aan ontwikkelingswerk te hebben gedaan, maar op vlak van structurele veranderingen zijn ze er allemaal van overtuigd dat zij die niet hebben teweeggebracht. We merken dat de studenten er zich niet van bewust zijn dat ze hebben meegedraaid in een vierde pijlerinitiatief dat, ondanks dat zij het niet zo aanvoelen, onder de grote noemer ‘ontwikkelingssamenwerking’ valt.
2.3.3 Motivatie
Steeds meer jongeren vertrekken de laatste jaren op inleefstage. De vraag is waarom zij zo gedreven zijn om dit te doen. In het tweede deel spraken we reeds over het concept ‘alterisering’. Dit wijst erop dat men via het benadrukken van verschillen, zich een duidelijkere identiteit tracht aan te meten en dit maakt het gemakkelijker om te bepalen wat voor zichzelf belangrijk is en hoe men zich als persoon vormt. In een steeds meer globaliserende wereld gaan mensen op zoek naar andere middelen om zich te kunnen positioneren van anderen. Misschien is dit bij inleefreizigers ook wel zo. De inleefreizigers gaan dan op een bewuste manier een andere cultuur opzoeken waarbij ze op voorhand al stellen dat ze die ‘andere cultuur’ willen leren kennen. Ze vertrekken dan al vanuit het anders zijn van die cultuur en de mogelijkheid bestaat dat ze zich tijdens deze inleefstage blind gaan staren op de verschillen tussen de culturen en te weinig focussen op eventuele gelijkenissen. We onderzochten dit in onze interviews.
Mijn eerste motivatie was om eens naar een ontwikkelingsland te gaan. Even weg te zijn van hier.... Een totaal andere wereld, andere cultuur binnen stappen. Ik moet toch wel zeggen dat ik op veel vlakken verschillen heb ervaren.
Ik wou eens een andere cultuur leren kennen, het was wel iets wat ik voor mezelf wou doen. Het grootste verschil heb ik ervaren op vlak van tijd, het is daar veel minder belangrijk als hier, maar ik denk dat ongeveer in elke cultuur iedereen 69
probeert te werken om geld te hebben en om te kunnen leven, het wordt gewoon op een andere manier gedaan. Hetzelfde met de feestdagen, ze vieren het ook... maar anders.
Ik deed reeds vrijwilligerswerk in België en wou dat ook is in een ander land gaan doen, in een totaal andere cultuur, andere taal... . Ik dacht op voorhand vaak in termen van verschillen maar ik kwam daar tot de vaststelling dat we ook wel veel gelijkenissen hebben, bijvoorbeeld: zij hechten daar veel belang aan hun familie, ik ook. Er zijn volgens mij 1000 gelijkenissen maar het is moeilijker op te noemen dan verschillen he. Je denkt daar eigenlijk niet vaak over na wat de gelijkenissen zijn.
Mijn motivatie was vooral om mijzelf te leren kennen, een andere cultuur te leren kennen, mijzelf in een andere cultuur te leren kennen en daar ook een stukje zelf iets bij te dragen... maar ik was er mij wel bewust van dat je op zes maanden eigenlijk weinig kunt veranderen of bijdragen, dus mijn hoofreden was wel om mijzelf en het land beter te leren kennen. Het lijkt misschien iets stoms maar op het moment dat ik daar aankwam, viel dat zo op: die gebruiken ook humor zoals wij humor gebruiken, die jongeren zitten ook in een jongerencultuur zoals wij hier in een jongerencultuur zitten... . Dat had ik niet verwacht... ergens denk je dat dat totaal anders gaat zijn daar...maar je kan daar echt hetzelfde mopke maken dat je hier onder uw vrienden zou doen.. en ja, ze zijn helemaal niet zo verschillend als ik dacht dat ze zouden zijn. Eigenlijk zijn ze heel gelijkend.
Ik wou dat echt doen puur voor mijn eigen, puur om te zien of ik dat zou kunnen, zes maanden weg uit mijn vertrouwde omgeving. Er waren heel veel verschillen, waarvan de tijdsbeleving misschien toch wel de grootste was, ook het samengevoel is me sterk bijgebleven. Op vlak van gelijkenissen vind ik het moeilijker, er zullen er zeker wel zijn. Je hebt daar bijvoorbeeld luidruchtige mensen en mensen die meer teruggetrokken zijn, net zoals je die hier ook hebt maar ik vind deze hier minder uitgesproken. Er zijn toch wel enorm veel verschillen hoor.
Bij mij was het zoiets van: ik wou zeker ooit is in Afrika geweest zijn en ik wou daar niet zomaar op vakantie gaan. Vroeger was mijn droom om met Artsen zonder Grenzen mee te gaan maar dan kreeg ik een beetje een afkeer van biologie en dacht ik, met sociaal werk geraak ik er ook! Ik zag het als een uitdaging om daar sociaal werk te doen. Het is natuurlijk gemakkelijker om de verschillen op te sommen omdat je je daarop focust. Maar het zijn uiteindelijk ook mensen en mensen verschillen weinig. Ze hebben allemaal gevoelens en ja er 70
zijn daar net als hier ook heel belangrijke gebeurtenissen zoas geboorte, sterfgevallen of diploma halen... . Feesten ook wel maar de invulling is er anders. Kerstmis en Nieuwjaar zijn echt zo feesten, ze zijn daar wel iets uitbundiger maar de intseek: we gaan samen zitten omdat er iets gebeurd is. Ook qua menselijkheid denk ik dat dat ook wel heel vaak hetzelfde is hoor. Qua handelen... Wat doe je waarom? Ik denk vooral de manier waarop ze dingen doen verschilt maar dat de insteek overal dezelfde is. De mens moet gewoon overleven en het is de invulling die verschilt. Uiteindelijk wil elke mens wel zo weinig mogelijk leed en zoveel mogelijk plezier. En dat is ook wel iets dat je daar enorm zag. Ik denk dat je altijd wel overal een gezaghebbende figuur hebt en een stillere figuur en een heel uitbundig iemand... en je hebt overal wel een profiteur en iemand die zich eerder ‘laat gebruiken’. Van stereotypen van mensen die er zijn, die zijn er overal. En dat moet je ook kunnen relativeren want het zijn niet allemaal profiteurs of allemaal onderdanige figuren ofzo.
Ik had nog niet zoveel van de wereld gezien en ... het is eigenlijk altijd al een sluimerende droom geweest om ergens in een project te gaan werken en niet zomaar een paar maanden met de rugzak te gaan rondtrekken. Ik heb niet veel gelijkenissen ervaren tijdens mijn inleefstage. Ik kan nog steeds niet vatten dat mensen zo anders kunnen zijn... ja samen een pint drinken ja... maar andere tijdsbeleving, andere religie, totaal andere cultuur. Ik denk echt dat het in al zijn facetten anders is dan onze cultuur. Maar ja, misschien futiliteiten ja, zoals een trouwfeest kun je vergelijken met hier, het gebeurt ook voor de kerk en er wordt achteraf ook gefeest en gedanst maar die cultuur is zo verschillend!
Iets in mij zei dat ik dat wou doen. Ik weet eigenlijk niet juist waarom... . Om andere culturen te leren kennen, mezelf uit te dagen en misschien ook wel een beetje uit idealisme. Zo het idee van dat ik daar iets ga doen voor de mensen. Ik vond dat er uiteindelijk veel meer gelijkenissen dan verschillen waren. Die mensen gaan bijvoorbeeld ook naar school, ok, het is maar een halve dag maar dat die toch ook enigzins belang hechten aan educatie, dat die ook weekend hebben... .
Als kind weet ik nog er bij mijn thuis veel aandacht werd besteed aan Broederlijk delen, 11 11 11 en van die acties en tijdens schoolvakanties kwamen er altijd twee turkse kinderen bij ons thuis om beter nederlands te leren. Door al zo’n dingen is mijn interesse in andere landen en andere culturen wel wat gevoed geweest. Ik weet dat ik ook echt geconfronteerd wou worden met mezelf, mezelf zien in een context waarin ik me nog nooit had bevonden. Ik heb veel verschillen 71
ervaren tijdens mijn inleefstage. Over de gelijkenissen heb ik eigenlijk niet zo heel vaak nagedacht. Er waren wel wat dingen die op het eerste zicht hetzelfde leken als bij ons maar achteraf dan toch weer anders waren. Uit ons onderzoek bleek dat de meeste studenten vertrokken om kennis te maken met een andere cultuur, een andere wereld. We kunnen dus wel stellen dat ze van te voren duidelijk vertrekken vanuit het ‘anders zijn’ van die cultuur en dat ze daarom ook eerder gefocust zijn op de verschillen tussen de culturen. Volgens Barth (1969, In: Bartels, 2002) is het noodzakelijk grenzen te stellen om de andersheid en het verschil waar te nemen. Toch is het pas door te zoeken naar gelijkenissen dat men zal komen tot wederzijds begrip en een gezamenlijke manier om om te gaan met die verschillen en gelijkenissen. Enkel focussen op verschillen draagt het risico in zich dat interculturele ervaringen slechts tijdelijk en artificieel van aard zullen zijn en geen duurzame impact zullen hebben op het verdere dagelijkse leven van de deelnemers (JINT, 2005). Het valt op dat de geïnterviewden zich sterk focussen op de verschillen. We merken hierbij ook op dat sommigen wel geneigd zijn om te melden dat ze na verloop van tijd, zeer veel gelijkenissen zagen. Dit waren de geïnterviewden die de inleefstage zeer intens beleefd hadden en waarbij de inleefstage een sterke impact op hun leven heeft gehad.
2.3.4 Het concept ‘cultuur’
We hebben in een voorgaand deel besproken dat de betekenis van het begrip cultuur vaak als bekend wordt verondersteld. Het lijkt een concept te zijn waarover iedereen het min of meer eens lijkt te zijn. Bartels (2002) wees erop dat als er al een invulling wordt gegeven het meestal erg beperkt, eenzijdig en statisch, namelijk als bepalend, vormend, inkleurend is. We zagen dat Shadid (1998) indiceerde dat cultuur meestal wordt gekoppeld aan gehele etnische of nationale groepen zonder rekening te houden met subculturele verschillen die in deze samenlevingen bestaan. Het gaat hierbij ook om een statische visie op cultuur. We zijn in ons onderzoek nagegaan wat de inleefreizigers onder het concept cultuur verstaan.
Ik zie het als een omgeving waar je leeft met je waarden en je normen waarmee je bent opgegroeid... uw gewoontes en dat wordt allemaal bepaald door je context, je vrienden, je opvoeding... dat allemaal samen vind ik cultuur.
De manier waarop je leeft, je levenswijze, eetgewoontes, religie, muziek, taal. Cultuur is een groot concept. Voor mijn inleefstage zag ik het veel enger. 72
Cultuur, een manier van leven, een manier van omgaan met elkaar. Ik ben er zeker van dat we met meerdere culturen leven in België. Tussen belgen onderling is ook veel verschil zoals de limburgers en de west-vlamingen. Het hangt een beetje samen met waar je van komt.
Ik denk dat cultuur iets is dat gevormd wordt door de jaren heen en niet zomaar ontstaat. De cultuur van vandaag... ik denk dat dat wel een hele lange weg heeft afgelegd. Het is ook breder dan enkel de etnische afkomst. Als je kijkt naar België heb je ook al mensen die hier ondertussen al heel lang wonen en toch al een beetje cultuur van hier hebben overgenomen. Toen wij daar waren, droegen we zeker wel een stukje Belgische cultuur in ons mee maar ik ben ervan overtuigd dat ik me ook wel dingen van de Braziliaanse cultuur heb eigengemaakt.
Euhm cultuur... Wat roept dat bij mij op? Ik ben daar eigenlijk zelf nog niet helemaal uit.. Ben je daarin geboren? Of heb je dat aangeleerd en neem je dat dan mee? Zit dat toch wat in u? Ja, je hebt zo de Belgische cultuur en je hebt de Braziliaanse cultuur bijvoorbeeld. Maar in België heb je ook zo de Vlamingen en de Walen terwijl je in Brazilië ook de Bahianen en de Paulisten hebt. Je hebt daar zeker nog subcategoriën in. Het heeft zeker niet enkel met etnische afkomst te maken, daar ben ik van overtuigd.
Cultuur is veel breder dan alleen maar een volk of een bepaalde gedraging binnen dat volk. Het zijn ook al de levenswijzen die ermee samenhangen, de handelingen die ze stellen vanuit welke reden dan ook. Ik heb in Senegal niet één cultuur gezien. Ik heb daar verschillende culturen gezien binnen één cultuur en die grote cultuur kan ik nog altijd niet vatten of niet echt omschrijven wat dat juist is. We zijn ook gewoon om alles atlijd maar in hokjes te plaatsen en eigenlijk kan je dat gewoon niet. Ik vind het heel moeilijk om cultuur te omschrijven omdat je dan net dingen in een hokje gaat plaatsen en andere dingen gaan daar helemaal niet in passen terwijl ze er wel deel van uitmaken. Ik denk zoals de meeste mensen omschrijven de handelingen, de gedragingen, de levenswijzen en uiteraard ook kunst. Maar ja hoe vat je dat samen? Wat is de Senegalese cultuur? Dat zou ik echt niet kunnen omschrijven.
Ik denk dat dat een samenraapsel is van gebruiken en tradities, vormen van expressie. Ik denk dat cultuur iets is wat een volk maakt tot wat ze zijn. Cultuur is iets waarmee een volk zich onderscheidt van een ander volk... ja, dat is een heel brede noemer... heel wat zaken zitten daarin en daarom is het moeilijk te vatten in één definitie. In België zijn er ook wel verschillende culturen en dat heeft volgens mij ook te maken met het woonbeleid. Als je bijvoorbeeld al gewoon over de 73
taalgrens gaat... dan denk ik dat een Waalse en een Vlaamse cultuur al heel sterk verschillend zijn.
Moeilijk, ik denk zo een manier van leven ofzo, een stijl van leven... ? En ook zo de dingen die je als groep al dan niet belangrijk vindt, dat maakt volgens mij ook deel uit van cultuur.
Op individueel niveau denk ik dat cultuur alles is wat je geleerd hebt van je bevolkingsgenoten van taal tot gewoontes, religie, waarden en normen en ik denk dat je dat op individueel niveau ook heel moeilijk kunt loslaten, je kunt dat nooit kwijtspelen volgens mij. En als tweede luik binnen cultuur, hoe moet ik dat noemen, folklore, ale ik bedoel dan alles wat je op school hebt geleerd tijdens mundiale dagen.. of als je bijvoorbeeld jembé ging spelen. Dat zie ik ook wel als cultuur. Maar ik denk dat cultuur op individueel niveau, zo al die waarden en normen, dat dat veel moeilijker vatbaar is.
We kwamen in ons onderzoek tot de conclusie dat het concept ‘cultuur’ inderdaad vaak voor verwarring zorgt. De geïnterviewden hadden het allemaal moeilijk om het concept te beschrijven. In hun uitleg kwam wel naar voren dat de meeste van hen cultuur wel breder definieerden dan enkel gerelateerd met de etnische afkomst maar toch hadden velen onder hen het voortdurend over de ‘Belgische’, de ‘Braziliaanse’, de ‘Vlaamse’ cultuur. Ondanks het feit dat ze zich bewust waren van de ruime invulling van concept, vielen ze vaak terug op die enge statische visie van cultuur. We zijn ervan overtuigd dat het van groot belang is dat een sociaal werker uitgaat van een dynamische visie van cultuur. Cultuur als objectieve realiteit wordt volgens Tennekes (1990, in Bartels 2002) altijd ingevuld door het subjectieve individu.
2.3.5 Evenwaardig partnerschap
Belangrijk bij een inleefstage is dat er sprake kan zijn van een wederzijds leerproces (JINT, 2005). Zowel de deelnemers uit het Noorden als deze van het Zuiden zouden baat moeten hebben bij het project en moeten van elkaar kunnen leren. Het is de bedoeling om tot een evenwichtig tweerichtingsverkeer, vertrekkend vanuit wederzijds respect en evenwaardigheid, te komen. Beide kanten moeten er dus voordeel bij hebben en van elkaar kunnen leren. Jongeren uit het Noorden kunnen hierbij voor de uitdaging staan om niet in de superieure ‘hulpverlenerrol’ te stappen terwijl bepaalde jongeren uit het Zuiden zullen uitgedaagd worden om uit de afhankelijke ‘slachtofferrol’ te stappen. Op deze 74
manier kan men vermijden in de val te trappen de Noord-Zuid kloof indirect te voeden. Als we polsten bij de ex-inleefreizigers achter het idee van ‘wederkerigheid’, in de zin dat de mensen van het Zuiden ook naar België zouden moeten kunnen komen om dezelfde ervaring als hun op te doen, kregen we volgende reacties:
Het hangt ervan af op welke manier. Ik denk als dat supergoed begeleid is, supergoed voorbereid is, ook de stap terug naar Brazilië… dan zou ik zeggen ‘ja’ maar ik denk als dat niet goed begeleid is, dan denk ik dat dat meer kwaad doet dan goed… .
Ja! Dat zou heel goed zijn! Ze mogen dat wel niet helemaal op dezelfde lijn zetten, want dat is toch anders maar ik denk dat dat echt wel een meerwaarde zou betekenen. Zij hebben soms een te idealistisch beeld van het Westen… dan zien ze dat wij hier ook wel onze problemen hebben…
Ik weet het niet, omdat als wij naar daar gaan is het een ongelooflijke cultuurschock maar ik denk dat die cultuurshock nog des te groter is als zij naar hier zouden komen. Langs de andere kant zou ik België wel eens aan willen tonen.
Dat zou in een droomwereld zijn he… maar dat zou wel goed zijn. Want het beeld dat zij dus hebben van ons… dat is hetzelfde van toen jij daarnet vroeg hoe mijn beeld was van Brazilië voor ik vertrok.Veel mensen in Salinas dachten dat ik letterlijk het geld van de bomen plukte! Het zou goed zijn voor de clichés die zij hebben, de vooroordelen over ‘het rijke Westen’.
Dat is sowieso wel moeilijker, alleen al op financieel vlak. Het is niet gemakkelijk om hier te geraken.. Je kan hier ook niet echt aan ontwikkelingswerk komen doen he. Maar op zich is dat voor die mensen evengoed om een andere cultuur te ervaren..
Ik vind als wij naar daar kunnen gaan, moeten zij ook naar hier kunnen komen. Al is dat niet evident.
Het zou dan toch een andere insteek moeten hebben. Ik denk dat de persoon die je naar hier laat komen gefrustreerd gaat worden… ik weet niet of dat het juiste woord is… .Ik zei daarnet dat mijn plan was om eigenlijk ontwikkelingswerk te doen daar en een Sri Lankaan kan je dat hier niet laten doen he.
Ik vind dat dat zeker moet kunnen… Puur vanuit de beleving van wat ik heb gedaan en meegemaakt. Langs de andere kant sta ik daar ook wel bedenkelijk tegenover omdat ze met dat visum zitten en dan de vluchtelingenproblematiek… Ik zou ze heel graag willen meebrengen maar ik ‘k zou er mijn naam niet voor 75
willen opzetten met het risico dus dat die niet gaan willen teruggaan. Het is hier het beloofde land voor hen en als ge ziet met wat voor bootjes die die overtocht doen en dat terwijl ze hier dan nog is geconfronteerd worden met de werkelijkheid. Het is niet zoals ze denken dat het is he..; Net zoals wij een fout beeld kunnen hebben van daar. De geïnterviewden stonden niet negatief tegenover het idee van ‘wederkerigheid’ al hadden ze er wel hun bedenkingen bij omwille van praktische redenen. We merken bij sommigen dat ze aan hun ‘hulpverlenerrol’ blijven vasthouden aangezien ze vinden dat jongeren uit het Zuiden hier toch geen ontwikkelingswerk zouden kunnen komen doen. Regelmatig wordt er verwezen naar het belang van een uitwisseling in de zin dat zij hun beeld over het Westen zouden kunnen aanpassen. Veel ex-vertrekkers vinden immers dat er een fout beeld leeft in het Zuiden over ‘het rijke Westen’. Over wat de betekenis en de meerwaarde van hun aanwezigheid in dat land voor de plaatselijke bevolking zou kunnen zijn, kregen we minder gemakkelijk reactie.
Ik denk wel dat onze aanwezigheid daar een meerwaarde was voor hen, wij komen ook uit een andere cultuur. Je leert op die manier wel dingen van elkander.
Ik denk dat die dat ook heel interessant vonden om een andere cultuur te leren kennen. Ik denk ook dat dat voor sommigen echt wel iets betekende om zo op dezelfde hoogte ofzo bekeken te worden door een blanke… dat klinkt nu wat raar… ik kan het niet zo goed verwoorden… dat je hun apprecieert en dat je niet meer zo die goddelijke blanke bent zoals ze die op tv en soaps ziet… maar dat je ook maar gewoon een mens bent zoals zij met ieder zijn eigen gebreken.
Het heldensyndroom verminderde toch wel ..; er gewoon aanwezig zijn… dat was al meer dan genoeg;.. dat is hier ook soms zo in het sociaal werk he...
Ik heb daar vaak bij stil gestaan en ik ben mij ervan bewust dat ik geen ongelofelijke impact heb gehad op die mensen, misschien wel voor een aantal individuen maar voor de gemeenschap op zich heel weinig, denk ik.
Wederkerigheid moet centraal staan tijdens een inleefreis. Lange tijd werd cultureel contact gezien als éénrichtingsverkeer waarbij enkel de impact op de (inleef)reiziger werd beschreven (Bochner, 2003). Dit kwam door het feit dat het gastland als te monolithisch werd gezien waardoor het zogezegd geen invloed kon ondervinden van de tijdelijke bezoekers. Inleefreizigers moeten beseffen dat een inleefreis om een wederkerige transactie gaat waarbij beide partijen invloed kunnen ondervinden.
76
2.3.6 Interculturele competentie
Weaver (1999) stelt dat interculturele competentie in het sociaal werk vandaag de dag de mogelijkheid inhoudt om culturele kennis en gevoeligheid te integreren met vaardigheden voor een meer effectieve en cultuurpassende hulpverlening. Spitzberg (in Shadid, 2000) heeft een model van interculturele competentie opgesteld dat bestaat uit drie componenten die ook onderling zeer sterk samenhangen: motivatie, kennis en vaardigheden. Motivatie behelst in die context ‘de wil om sociale relaties aan te gaan met leden van andere culturele groepen’. De wederzijdse houding van interculturele gesprekspartners wordt in belangrijke mate bepaald door de culturele identiteiten die ze voor en tijdens de ontmoeting aan elkaar toeschrijven. Hoe groter de veronderstelde culturele afstand tot de communicatiepartner is, des te groter de mate van gevoelde onzekerheid in het wederzijdse contact is en des te kleiner de geneigdheid (motivatie) tot het aangaan van contact zal zijn. De volgende uitspraken kwamen in de interviews naar boven:
Je hebt echt geleefd in een andere cultuur en je kunt u dus ook veel beter inleven in een andere cultuur eens je terug in België bent… Daar heb ik het meeste aan gehad. Beter inleven in een andere cultuur, daarmee bedoel ik meer begrip daarvoor hebben, dat je het gewoon meer begrijpt. Dat zij gewoon sommige dingen doen, dat dat deel van die cultuur is en dat dat niet slecht bedoeld is maar dat dat zo aangeleerd is en dat dat daar niet zo in 1,2,3 uitgaat…
Ik ben ‘taalbuddy’, ik ga als vrijwilliger regelmatig op stap met mensen die niet goed Nederlands spreken om hun meer Nederlands te laten spreken. Ik denk vaak terug aan mijn eerste maanden in Brazilië; hoe dat mensen toen met mij praatten en wat ik toen aangenaam vond en hoe ze dingen uitlegden en ik probeer dat wel zo toe te passen in het Nederlands bij die mensen… zo van die kleine dingen waar ik anders misschien minder gemakkelijk aan gedacht zou hebben… gewoon omdat je hetzelfde al eens hebt moeten doen… ergens anders in een andere taal..
Nu ik in Brazilië ben geweest op inleefstage, vraag ik me sneller af bij mensen met een andere culturele achtergrond wat die hun achtergrond zou zijn. Ik hou daar misschien wel meer rekening mee en ik ben daar wel voorzichtiger in. Nu ik zo in Brazilië ben geweest, weet ik dat het niet zo evident is allemaal..
77
Ik zou daar nu veel sneller naartoe gaan en helpen omdat ik zelf ook weet hoe dat is om ergens nieuw te komen en niets te kennen... .
Ik ben daar in Sri Lanka verbleven in een gebied waar de mensen nog nooit een blanke hadden gezien… als ik daar op straat kwam… dat zorgde ik voor heel wat verdwaasde blikken en dan voel je ook echt hoe het is om als vreemde door het leven te gaan.
Ik denk dat wij onze cultuur niet zo sterk beleven, dat wij ons niet zo bewust zijn van onze culturele identiteit dan mensen in zulke landen… Ze hebben gebrek aan een aantal basisbehoeften en die cultuur zorgt denk ik een beetje voor een houvast,.. zodanig dat die cultuurbeleving voor die mensen ook zeer sterk is… en dan kun je ook niet verwachten van die mensen als die hier zijn dat ze hun cultuurbeleving helemaal loslaten.
Voor mensen met een andere culturele achtergrond ben ik zeker allerter geworden. Ik heb meegenomen dat wij verschillen van anderen en dat moeten kunnen tolereren en dat we daar voor openstaan. Ik ben daar zeker begripvoller en opener door geworden. Maar in mijn huidige job (consulent in de jeugdrechtbank) kom ik veel met andere culturen in contact en ik moet zeggen dat het soms met die gezinnen moeilijker is om respect te winnen… dat is niet altijd evident… dat moet sowieso van twee kanten komen he.
Je benadert mensen met een andere culturele achtergrond nu gewoon anders omdat je zelf ook weet wat het is om in een andere cultuur terecht te komen, hoe dat voelt, je kan je meer inleven in die mensen, hoe die zich voelen.
Als ik mensen ontmoet, wil ik weten van welk land die komen, religie, cultuur... ja die interesse is gewoon vergroot. Nu heb ik rapper de neiging om naar iemand toe te stappen dan daarvoor.
De geïnterviewden hadden allemaal wel het gevoel dat ze beter in staat waren om te communiceren met mensen met een andere culturele achtergrond en meer begrip konden opbrengen voor hun situatie. We kunnen stellen dat de veronderstelde culturele afstand met een communicatiepartner van een andere culturele achtergrond in vele gevallen verkleind is. Dit is uiteraard een positief gegeven. Aan de basis van een interculturele competentie ligt een intercultureel leerproces. Het is een leerproces dat niet via een éénmalige vorming, of binnen een geïsoleerde situatie aangeleerd kan worden. De ervaring van een inleefstage zou aan dit leerproces een nuttige bijdrage kunnen leveren. Toch moeten we hier kritisch tegenover staan omdat we niet
met
zekerheid
kunnen
zeggen
of
het
ook
heeft
geleid
tot
effectief 78
gedragsverandering. Ook moeten we er ons van bewust zijn dat, mensen die interesse vertonen om op inleefreis te gaan vaak jongeren zijn die al zeer solidair, open en tolerant zijn. Het feit alleen al dat ze open staan voor zulke ervaring, toont aan dat ze een zekere interesse vertonen voor het thema interculturaliteit. De geïnterviewden zijn ook allemaal afgestudeerd sociaal werkers. Zij zullen vanuit hun opleiding misschien al wat meer interesse vertonen in een sociaal engagement. Kennis is de tweede component van het intercultureel competentiemodel van Spitzberg (1994, in Shadid 2000). De cultuur van de groep waartoe de communicatiepartner behoort, noemt men zijn/haar culturele schema (Shadid, 2000). De culturele schema’s van groepen bepalen hun wederzijdse verwachtingen en komen tot uitdrukking in hun normen, waarden en opvattingen. Shadid wijst erop dat kennis van sociaal wenselijk gedrag in de cultuur van de communicatiepartner een wezenlijke bijdrage is bij het voorkomen van misverstanden. Doordat de deelnemers voor een langere tijd wonen en werken in een omgeving die vreemd van hen is, is de kans groot dat ze leren hoe ze zich sociaal wenselijk kunnen gedragen daar. De kans is groot dat als deelnemers, na de inleefstage, met mensen in contact komen met een andere culturele achtergrond, het sociaal wenselijk gedrag anders is bij die mensen dan zoals dat was bij de plaatselijke bevolking tijdens hun inleefstage. De vraag is dan of de focus mag liggen zoals Spitzberg op de kennis van de andere cultuur. Kennis van de cultuur van de communicatiepartner kan ook averechts werken als ze elkaar primair beschouwen als vertegenwoordigers van de groepen waartoe ze behoren (Shadid, 2000). We moeten ook voorzichtig zijn als we spreken over het ‘kennen’ van ‘een cultuur’. Van groot belang is de vraag naar de relatie tussen de groepscultuur enerzijds en de mate waarin het individuele lid van de groep die cultuur naleeft en zich daarmee identificeert. De opvatting dat de cultuur van het individu een exacte kopie is van de groepscultuur, veronderstelt dat cultuur op een identieke wijze vertegenwoordigd is in de geest van ieder groepslid en gaat voorbij aan de individuele interpretaties van de vele culturele elementen.
Ik begrijp nu wel beter de moeilijkheden die je kunt hebben in een andere cultuur. Het is niet dat ik naar een Turks persoon anders kijk want ik snap ook die cultuur niet. Ik kan nog altijd niet zeggen wat de Braziliaanse cultuur is maar ik heb wel gevoeld wat het is om met verschillende culturen samen te leven. Ik weet nu wel beter wat die interculturaliteit inhoudt.
Het derde component van het intercultureel competentiemodel van Spitzberg houdt vaardigheden
in.
Vaardigheden
zoals
conversatie-management,
altercentrisme, 79
flexibiliteit,
luistervaardigheid,
bedachtzaamheid,
empatisch
vermogen
en
aanpassingsvermogen. Ook het NASW hecht hier belang aan.
Mensen van Afrikaanse afkomst konden wel eens grandioos te laat komen of niet komen opdagen en daar dan geen graten in zien.. daar kon ik ook anders op reageren.. dan had ik zoiets van: ja, ok, dat is gewoon zo voor hen, ge moet daar niet boos van worden, ge moet daar op een gepaste manier op reageren.
Je hebt echt in een andere cultuur geleerd en je kan je dus ook beter inleven in een andere cultuur eens je hier terug in België bent. Beter inleven in een andere cultuur daarmee bedoel ik meer begrip daarvoor hebben.
Je benadert mensen met een andere culturele achtergrond nu gewoon anders omdat je zelf ook weet wat het is om in een andere cultuur terecht te komen, hoe dat voelt. Je kan je meer inleven in die mensen, hoe die zich voelen.
… je kan dat misschien beter aanvoelen omdat jezelf ook gefrustreerd bent geweest over situaties waarin je echt niet gezegd krijgt wat je wou.
je gaat zo wel anders naar andere culturen enzo kijken… je gaat dat anders proberen snappen en vanuit een andere bril daar naar proberen te kijken.
Een van de meest besproken communicatieve vaardigheden die nodig zijn om op een effectieve manier met vreemdelingen om te gaan, is empathie. De geïnterviewden geven allemaal aan dat ze meer begrip kunnen opbrengen voor de moeilijkheden die mensen met een andere culturele achtergrond soms ondervinden. Dit voornamelijk omdat ze zelf hebben kunnen ondervinden hoe moeilijk het is om in een vreemde omgeving hun draai te vinden. Ze hebben het gevoel zich beter te kunnen verplaatsen in mensen uit andere culturen. Een noot die we hier moeten bij maken, is weer het feit dat het om sociaal werkers gaat. Een sterker empatisch vermogen heeft een sociaal werker misschien al vanuit zijn opleiding sterk meegekregen.
2.3.7 Impact op persoonlijk leven
Inleefstages zouden ook op persoonlijk vlak een grote impact hebben. Door de confrontatie
met
de
andere
cultuur,
is
het
de
bedoeling
dat
de
eigen
vanzelfsprekendheden op vlak van normen, waarden en gewoontes in vraag worden gesteld en gerelativeerd (Globelink, 2002). Deze doelstelling vonden we terug bij iedere organisatie en vereniging die inleefreizen aanbieden. Een dergelijke inleefervaring zou de eigen achtergrond, cultuur en leefwereld in een ander daglicht plaatsen en ervoor zorgen 80
dat de inleefreiziger die scherper onder de loep neemt. Men wordt immers geconfronteerd met de eigen levenswijze zodat het eigen referentiekader verandert (Corens, 2002). Wij gingen na of de impact op het persoonlijk leven effectief zo groot was.
Ik was al een heel bewust mens voordat ik op inleefstage vertrok en dat is vooral versterkt geweest. Ik wil me zoveel mogelijk bewust zijn van alles wat me overkomt. Ik ben ook als een heel gelukkig mens teruggekomen van mijn inleefstage en merkte dat ook hier mensen naar mij lachen en ook hier mensen vriendelijk kunnen zijn. Ik ben blij dat mijn leven hier is.... en dat ik mij ook kan vinden in mijn westerse cultuur. Ik had op voorhand misschien het idee dat ik door confrontatie en andere dingen te leren kennen een gevoel van frustratie zou hebben over mijn eigen cultuur en dat heb ik helemaal niet. Ik ben content...
Ja, ik sta anders in het leven nu. Gedurende het eerste jaar na mijn terugkomst ben ik wat verloren gelopen. Het was geen gemakkelijk jaar maar het heeft mij ook wel sterker gemaakt.
Voor mij heeft mijn inleefstage niet zo’n grote impact gehad op mijn persoonlijk leven.
Ik
kan
wel
geloven
dat
dat
voor
sommigen
leidt
tot
een
persoonlijkheidsverandering ofzo maar het wordt vaak zo afgespiegeld alsof iedereen dezelfde catharsis doormaakt of hoe moet ik dat zeggen... dat iedereen dezelfde ‘zuivering’ ondergaat en ik moet eerlijk zeggen... dat ik dat helemaal niet heb ervaren.
Het heeft wel een impact op mij gehad op vlak van tijdsbesteding en relativeringsvermogen... nu kan ik bijvoorbeeld echt zeggen dat ik een dag naa zee ga en niets ga doen en ik niemand meeneem. Dat zou ik daarvoor nooit gedaan hebben. De invloed is ook niet zo extreem ofzo, het zit hem meer in de kleine dingen...
Misschien niet zo bewust... wij zaten daar in een klein vissersdorpje en je kunt daar niet kiezen tussen 17 producten zoals hier in de Carrefour he. Je moest pakken wat je kon krijgen want anders kon je weer drie weken wachten tot de volgende camion kwam. Dan heb je wel zoiets van: ja als ik in België ben, dan ga ik content zijn met wat ik kan krijgen maar dat duurt een maand ofzo en dan kies je weer voor de groenten die er het mooist uitzien. Maar onbewust heb ik zeker wel dingen meegenomen, dat gaat niet zozeer over gewoontes maar om dingen wat dat met u gedaan heeft, als mens, als persoon. Het zijn eerder andere
81
mensen die me zeggen van: amai, Brazilië heeft je wel veranderd... . Ik ben niet meer zo die gestresseerde, ordelijke als ervoor.
Niet zo heel hard... ik was ook redelijk snel terug aangepast aan het leven hier in België. Soms kan ik dingen wel beter relativeren van: alé, waar maak je je nu druk in... en als ik mezelf soms ergens druk in maak, denk ik achteraf: dat was toch maar een peulschil... .
Ik denk momenteel niet meer echt nee. Ik ben daar als persoon wel sterker van geworden maar het is niet dat ik nu merk van oh ik kan dit nu zus of zo doen omdat ik die inleefstage heb gedaan. Het heeft mij vooral veel ervaring bijgebracht, dat wel.
Ja, vrij hard denk ik.... . Ten eerste leer je wel totaal op eigen benen staan door zo een tijdje in een andere cultuur te leven. Ik kan ook veel beter alles relativeren.
De meningen waren verdeeld over de eventuele impact van een inleefstage op het persoonlijk leven. Sommigen stonden vlak na hun terugkeer inderdaad wel eventjes stil bij hun eigen manier van leven, gewoontes en gedragingen. Maar vaak merkten ze achteraf dat ze deze dingen toch weer losgelaten hadden. We merkten wel op dat veel ex-inleefreizigers wel dachten dat de inleefstage een zekere impact heeft gehad op hen maar dat ze deze zelf niet onder woorden kunnen brengen. We kunnen stellen dat de impact enorm persoonsgebonden is maar dat het aldus fout is te stellen dat deze bij elke inleefreiziger plaatsvindt. De Sociale Hogeschool van Leuven beweert dat het postgraduaat een enorme troef is op de arbeidsmarkt maar wij vragen ons af of de jobkeuze van inleefreizigers effectief beïnvloed wordt door hun inleefreis.
Heel weinig, het heeft geen invloed gespeeld op mijn beroepskeuze. Ik geef momenteel les in het lager onderwijs en dit is iets wat ik al altijd heb willen doen.
Nee, duidelijk niet. Het was voor mij al duidelijk waar ik terecht wou komen, dat is niet bepaald door mijn inleefstage. Hoe het mij misschien wel wat heeft beïnvloed, is de nieuwsgierigheid naar andere culturen. Als ze mij bijvoorbeeld aanbieden om vakbondswerk... ergens een project, eender waar in de wereld... om dat te ondersteunen waar dat nog in zijn kinderschoenen staat, daar zou ik direct voor tekenen.
Neen, het heeft daarin geen rol gespeeld... alleen mijn handelen, hoe dat ik daar mee omga...ik werk in de bijzondere jeugdzorg en soms maak ik gewoon tijd vrij om te vragen hoe het op hun werk gaat, heel informeel... omdat je weet, dat het 82
daar een deel van is. En niet omdat ik nu iets vanuit mijn werkgever moet bereiken... . Dat leer je niet op de Sociale School.
Nee, absoluut niet!
Ja, ik werk momenteel als educatief medewerker en ik zou mijn huidige job nooit hebben zien doen voordat ik op inleefstage vertrok. Brazilië heeft mij wel de stap doen zetten om het te doen. Ik weet dat mijn inleefstage tijdens mijn sollicitatie ook wel een enorme troef was.
Ik denk dat ik sowieso wel zou hebben gezocht naar werk met andere culturen omdat mij dat sowieso wel interesseerde.
De geïnterviewden zijn actief op de arbeidsmarkt als leerkracht lager onderwijs, twee zijn sociaal werker in de bijzondere jeugdzorg, een consulente van de jeugdrechtbank, één sociaal werker bij de vakbond, sectorverantwoordelijke bij familiehulp, één sociaal werker bij de CM, een educatief medewerker, één jobcoach bij mentaal gehandicapten en een jeugdwerker. Eén geïnterviewde is aan het verder studeren voor de Master Sociaal Werk. Het is duidelijk dat de jobkeuze niet beïnvloed werd door de inleefstage. Verschillende geïnterviewden wisten al voor hun vertrek waar ze op de arbeidsmarkt wilden terecht komen. Sommigen lieten ook vallen dat ze al voor hun inleefstage graag met ‘mensen uit andere culturen’ wilden werken.
2.3.8 Beeldvorming
Beeldvorming is een proces dat meestal automatisch en onbewust verloopt. Een eenzijdige en generaliserende beeldvorming kan uitmonden in stereotyperingen waardoor er een vertekend beeld wordt gevormd van een bepaalde groep mensen (Huijbers & Buijssen, in De Kimpe, 2002). We moeten pogingen ondernemen om zoveel mogelijk inzicht te verwerven in hoe we over anderen denken en waarom (Bruner, 1996). Deze vaardigheid noemt Bruner (1996) ‘going meta’: leren denken over het denken. Het beeld dat iedereen opbouwt van de ander is gekleurd en beperkt door het eigen referentiekader, maar naarmate men zich hier bewuster van wordt, is men ook minder onderworpen aan de wetmatigheden van het eigen symbolisch systeem. We kregen de volgende reacties van de geïnterviewden als we vroegen achter hun beeld van de
83
plaatselijke bevolking en het land van de inleefstage, zowel voor, tijdens als na hun verblijf.
Ze waren denk ik nog chiller en vrolijker dan ik dacht dat ze gingen zijn... . Bepaalde stereotypen zijn misschien uitvergroot. Al kunnen die stereotypen ook een valkuil zijn… Je moet dat altijd wat nuanceren denk ik. Er zijn altijd uitzonderingen…
Je
moet
iedereen
op
een
individuele
manier
blijven
benaderen… Niet iemand als een ‘Braziliaan’ benaderen… niet veralgemenen, zeker niet! Door Brazilië ben ik dat toch minder gaan doen.
Carnaval… zo typische dingen: feesten, samba, relaxed, open cultuur, altijd feest.
Ik had verwacht dat het een heel open volk was, wat eigenlijk ook wel ergens zo was maar langs de andere kant ook helemaal niet… Ze zijn heel open en heel sociaal in de zin dat je er direct een babbelke mee kunt doen maar ze gaan nooit diepgaand gaan… dus op zich moet je die openheid ook wel beetje relativeren… het blijft oppervlakkig.
Ik had daar niet echt een beeld van voor ik vertrok. ’t Zijn altijd de clichés dat je hoort: muziek, feest, carnaval enzo… maar van cultuur wist ik daar eigenlijk niet veel van… Ik had een beetje op voorhand gelezen maar je weet dat toch nooit voor je vertrekt wat dat daar gaat zijn.
Ik wist op voorhand dat het een heel vrolijk volk was, een feest volk… maar ik had eerder zo’n globaal beeld van de Brazilianen… terwijl je daar ook wel echt mensen leert kennen die helemaal niet zo zijn dus je moet dat beeld wel wat bijstellen. Hier komt dat zo over van: dat zijn mensen zonder problemen en altijd lachen en dansen maar uiteindelijk hebben die daar ook wel hun problemen. Die stereotypen van op voorhand zijn niet echt waar eigenlijk…
Van Brazilië had ik echt zo’n beeld van: warm, palmbomen, carnaval, zon, mooie vrouwen,… echt zo die clichés… en van de Brazilianen: warme mensen, die veel van muziek houden,… . Dat beeld is versterkt maar na een tijd nuanceer je dat wel en ja, dat is daar niet enkel rozegeur en maneschijn… dan begin je ook wel de kleine kantjes te zien… dan verdwijnen die clichés wat meer en leer je ze wel beter kennen… in dat opzicht is dat wel wat gewijzigd.
De meeste ex-inleefreizigers hadden voor hun vertrek wel min of meer een stereotiep beeld van de plaatselijke bevolking en het land. Het valt sterk op dat ze na een tijd de beelden die leefden gingen nuanceren. Het lijkt erop dat er meer ruimte kwam voor het individu met zijn eigen kwaliteiten en gebreken, dat niet door zijn ‘cultuur’ werd bepaald. 84
Tijdens een inleefstage wordt de inleefreiziger geconfronteerd met armoede. De vraag is in hoeverre hun beeldvorming hieromtrent beïnvloed wordt.
Mijn gezin was wel arm maar die konden toch nog vrolijk zijn… ik denk dat wij dat soms heel moeilijk vinden… als je ziet in wat voor huisjes dat die wonen, elke dag hetzelfde eten… Armoede is ruimer dan het financiële alleen… in Brazilië waren ze financieel wel arm, dat wel maar emotioneel niet. Ik denk als je hier in België arm bent, dan ben je dat emotioneel ook wel sneller. In die wijk waar ik woonde, waren de meeste mensen zowat hetzelfde, verschillen waren niet zo groot… .
Ik denk dat ik voor mijn inleefstage daar gewoon nooit zo mee ben geconfronteerd. Het is mij nu ook wel duidelijk geworden dat wij niet zo ver hoeven te gaan om dat te zien… Misschien omdat je daar zo radicaal mee wordt geconfronteerd, want die kloof tussen arm en rijk is daar echt wel enorm, denk ik dat je uw ogen wel open hebt gedaan… Misschien dat je dat nu sneller ziet… Ik denk dat ik daarvoor daar niet zo bij stil stond…
Ik kijk wel anders naar armoede… . Mensen storten geld voor een organisatie om hun geweten te sussen. Ze weten niet wat er juist met hun geld gebeurt. Ik vind dat eigenlijk vrij paternalistisch. Ik zal dat ook niet zo gemakkelijk meer doen. Ik wil weten dat mensen in hun situatie vooruitkomen en niet gewoon centen geven. Armoede, en dat heb ik daar wel geleerd, los je niet op door al die druppelkes op die hete plaat maar daar moet structureel iets aan gedaan worden.
Ik denk dat je armoede breder opentrekt… dat dat niet alleen op financieel vlak is maar dat dat op zoveel meer vlakken is.
Armoede, ja ik heb nu toch wel ontdekt dat daar veel meer situationele factoren in meespelen… Eigenlijk heel schoon aan hen is, is hun creativiteit...
Ik ben niet echt op een andere manier naar armoede gaan kijken hier… Dat is zo totaal anders, armoede hier en ginder.
Ik ben me daar toch wel veel bewuster van geworden. Veel mensen kunnen dat alleen maar vatten door dat echt te zien, als je daar bent… .Je kunt zo echt een maand in die wijk lopen en dat niet echt zien… tot je echt zo met die mensen samenleeft en woont… dan ziet je dat wel… Ik denk dat dat hier ook zo is. Als je vraagt aan de gemiddelde student of er armoede is in Leuven: die zegt ‘neen’ he… Terwijl er dat daar echt wel is, hoor.
Ik denk dat ik vroeger naar mensen keek en dat ik arme mensen zag. Dat was het eerste wat ik in hen zag, dat zijn arme mensen. Alsof dat het enige was wat hun identiteit bepaalde. En nu zie ik armen veel meer als mensen en dat ze toevallig 85
ook arm zijn, dat dat aspect van armoede wel geholpen moet worden en dat er kansen moeten zijn. Dat naast die armoede die mensen ook nog wel heel wat andere dingen te bieden hebben. Geïnterviewden laten vallen dat ze bewuster zijn geworden van het concept ‘armoede’. Toch merken we hier van persoon tot persoon een andere beleving. Dit heeft volgens ons te maken met in hoeverre men onder andere reeds is geconfronteerd met armoede.
86
3. Reflecties Zowel uit de literatuur als uit ons onderzoek lijkt het dat een inleefstage een grote meerwaarde kán betekenen. Een hele lijst van veranderingen en competenties zou men kunnen verkrijgen of verhogen door een inleefstage. We leggen hier de nadruk op het ‘kunnen’ verkrijgen of verhogen. We mogen er niet zomaar van uitgaan dat deze kansen altijd optimaal benut worden. We zullen daarom spreken over leerkansen. Bij de geïnterviewden kwam dit ook sterk naar voor. Elk had zijn eigen verhaal en de impact en betekenis van de inleefstage was sterk verschillend van persoon tot persoon. Ondanks dat iedereen van dezelfde vooropleiding sociaal werk had genoten, merkten we enorme verschillen in wat een inleefstage met hen had gedaan. We moeten er ons dus bewust van zijn dat inleefstages niet automatisch een meerwaarde zijn voor de deelnemers. Het leidt niet automatisch tot het verkrijgen of verhogen van interculturele competentie. Sommige menselijke reacties, bepaalde sociale mechanismen en maatschappelijke gegevens kunnen flinke barrières vormen voor een vlotte interculturele interactie en mondiale vorming. Zowel op intercultureel, economisch en sociaal-politiek vlak kunnen er ‘valkuilen’ optreden in het leerproces van jongeren. Valkuilen zijn er op intercultureel, economisch en op sociaal-politiek vlak. Op internationaal vlak kan een valkuil inhouden dat een oppervlakkige kennismaking met een andere cultuur, eerder kan leiden tot de bevestiging van de eigen waarden, normen en vooroordelen, in plaats van deze in vraag te stellen. Alle geïnterviewden zijn voor een periode van minstens zes maanden op inleefstage geweest. We zijn er ons van bewust dat een lange periode van inleefstage niet per se een garantie is voor het vermijden van een oppervlakkige kennismaking, toch zijn we ervan overtuigd dat bij een lange inleefstage de inleefreiziger sterker ondergedompeld wordt in de vreemde omgeving. In bepaalde omstandigheden kan contact met andere culturen ook als een bedreiging ervaren worden. Indien jongeren in een interculturele situatie geconfronteerd worden met waarden en normen die indruisen tegen de eigen waarden en normen, kan dat leiden tot een situatie waarin zij eerder terug gaan vallen op de eigen identiteit en hun openheid voor de andere blokkeren.
… Ik denk niet dat ik altijd mijn achtergrond kon weglaten, bijvoorbeeld bij mijn stagebegeleider ginder zag ik nog wel vaak de Westerse Sara die iets voor het zeggen wou hebben en dat stond haaks op een oudere man die drie vrouwen had 87
en gigantisch veel te zeggen had in de Senegalese samenleving. Ik denk dat ik daar niet zo’n positief beeld heb achtergelaten… .
In mijn gezin werden de kinderen geslagen en ik werd bestolen. Dat was voor mij de druppel die de emmer deed overlopen. Ik ben dan na drie maanden weggegaan en ik denk niet dat ze dat apprecieerden, het paste niet in hun cultuur.
Een deel van de postgraduaatsopleiding bestaat uit een grondige voorbereiding alvorens het vertrek op inleefreis. Tijdens deze voorbereiding komen aspecten aan bod zoals: het aanleren van de taal van het gastland, cultuur en zingeving, vaardigheden, Noord- Zuid en globalisering. Alle geïnterviewden lieten vallen dat ze niet zoveel hadden gehad aan de
voorbereiding,
uitgezonderd
de
taallessen.
De
kennis
die
tijdens
de
voorbereidingsfase is opgedaan over religie, vonden verschillende deelnemers wel zeer boeiend en nuttig. Toch is het van belang om tijdens de voorbereiding op een grondige manier ook de socio-economische context te behandelen waarin de deelnemer zal terechtkomen. Vorming rond interculturaliteit en diversiteit beperkt zich vaak tot het leren omgaan met culturele verschillen (JINT, 2005). Confrontatie met het Zuiden is vaak ook een confrontatie met structurele armoede.
… het heeft mij enorm geconfronteerd dat het zó arm was…
… ik denk dat ik voor mijn inleefstage daar gewoon nooit zo mee ben geconfronteerd geweest. Die verschillen zijn daar enorm groot dus ik denk dat je, je door die confrontatie, je ogen wel hebt opengedaan… .
Het is een confrontatie met een ‘overlevingscultuur’ en de mentaliteit die hiermee samenhangt.
De
gedragingen
en
verwachtingen
die
eigen
zijn
aan
een
‘overlevingscultuur’ verschillen enorm van de gedragingen en verwachtingen die voortvloeien uit een ‘welvaartscultuur’. Deze verschillen zijn veel fundamenteler dan verschillen eigen aan culturele en etnische achtergronden. Het kan zijn dat deelnemers die naar het Zuiden trekken, soms niet weten hoe om te gaan met houdingen die voortvloeien uit een overlevingscultuur. Hierdoor kunnen ze verward geraken of gefrustreerd. Ze kunnen dan geen middenweg vinden tussen ‘zichzelf volledig weggeven’ en ‘zichzelf volledig afsluiten’. Valkuilen kunnen zich ook voordoen op sociaal-politiek vlak. Het sociaal-politieke klimaat van
een
land
bepaalt
sterk
hoe
hiërarchische
machtsverhoudingen,
status,
rolverhoudingen gebaseerd op leeftijd, geslacht, plaats in de familie enz. in het dagelijkse 88
en publieke leven zijn ingevuld. Deze kunnen sterk verschillen en zodanig indruisen tegen de eigen waarden van de deelnemers dat zij zich ernstig geïntimideerd kunnen voelen. Een onzekere houding, een gevoel van wantrouwen en zelfs een verzuurde samenwerking kan hiervan het gevolg zijn (JINT, 2005).
… de vrouw moest zich daar echt onderdanig opstellen en ik moest daar bij wijze van spreke op tafel kloppen: “he luister nu een keer, misschien is dit ook iets tof voor mij… .” Zij zijn gewoon om alles zelf te regelen. Op een gegeven moment mocht ik zelfs niet meer alleen op straat lopen, ik mocht niet alleen de bus nemen… en ja en dat staat haaks op mijn zelfstandigheid en mijn beslissingsrecht. Dat was enorm confronterend op sommige momenten… .
Ook deelnemers die heel erg idealistisch of ambitieus zijn ingesteld, lopen het risico zwaar teleurgesteld te worden. Zo deelde een geïnterviewde het volgende mee:
Ik had de verwachting dat ik daar echt mijn handen uit de mouwen kon gaan steken en dat ik mee kon helpen met het bepalen hoe het schoolsysteem of de opvang er uit zou zien… . Ik dacht dat ik daar ook, vanuit mijn opleiding als sociaal assistent, mijn ervaringen zou kunnen gaan delen… . Ik heb dat idee redelijk snel moeten bijstellen. Ik ben naar Sri Lanka geweest met het idee daar iets structureels te doen en niet gewoon zo mee te draaien in een project waar de contouren al van zijn uitgetekend sinds jaar en dag… . Ik heb niet het gevoel dat ik daar veel veranderd heb en op dat vlak ben ik zeker wel ontgoocheld… . Nee, het is eigenlijk geen toffe ervaring geweest… .
Ten slotte kan een beperkt inzicht in de Noord- Zuid verhoudingen leiden tot een te sterke focus op de positieve (leer)ervaringen van de deelnemers uit het Noorden. Op die manier wordt de Noord-Zuid kloof eigenlijk indirect gevoed (JINT, 2005). Ondanks dat de Sociale School in Heverlee in hun voorbereidingsprogramma wel aandacht schenkt aan dit thema, focussen zij zich voornamelijk op de meerwaarde voor de maatschappelijk werkers die meedoen aan het postgraduaat. We merken dit ook op bij de geïnterviewden als we polsen naar de grootste meerwaarde van zulke inleefstages.
89
4. Besluit Inleefreizen zijn de laatste jaren populair bij jongeren. Langs alle kanten wordt dit aangemoedigd als een leerrijke ervaring waardoor je je horizon verruimt, je leert andere mensen kennen met andere gewoontes, je zou beter in staat zijn om met andere ‘culturen’ om te gaan… . Organisaties wijzen vaak op al de positieve aspecten maar er wordt zelden aandacht geschonken aan mogelijke valkuilen of moeilijkheden. Ook wordt er automatisch van uitgegaan dat de interculturele competentie van de inleefreiziger zal toenemen. We formuleerden hieromtrent enkele kritische bedenkingen. Met ons kwalitatief onderzoek wilden we nagaan in hoeverre ex-inleefreizigers hiervan op de hoogte waren. We wilden hun perspectief nauwkeuriger onderzoeken. Als we vroegen aan de ex-inleefreizigers wat hun motivatie was om op inleefstage te gaan, kwamen twee aspecten naar boven. Langs de ene kant wilden de sociaal werkers ‘een andere cultuur’ leren kennen en langs de andere kant deden ze het voor ‘zichzelf’, om geconfronteerd te worden met hun zelf, om sterker te worden … . De geïnterviewden hadden moeite met de omschrijving van het concept ‘cultuur’. Cultuur, merkten we, werd nogal snel gekoppeld aan etnische of nationale groepen. De exinleefreizigers vermeldden wel vaak dat het te eng was om cultuur alleen te koppelen aan etnische of nationale groepen, maar toch vielen ze vaak terug op deze enge visie. We merkten ook dat de ex-inleefreizigers er vaak een statische visie van cultuur op nahouden. Voor een efficiënte, goedlopende interculturele hulpverlening is het nochtans noodzakelijk dat een sociaal werker uitgaat van een dynamische visie op cultuur. Ook vonden de geïnterviewden het evident om naar het Zuiden op inleefreis te gaan. Daar zou het verschil van ‘cultuur’ het grootste zijn, waardoor de inleefstage volgens hen intenser en leerrijker is. Niemand vond dat hij/zij met zijn inleefstage aan ontwikkelingswerk had gedaan. Ze vinden dat ze niets structureels veranderd hebben, maar hebben wel het gevoel dat ze iets betekend hebben. Als we polsten naar hun motivatie om op inleefreis te gaan, lijkt het dat ze van te voren al duidelijk vertrekken vanuit het ‘anders zijn’ van die cultuur. Dit heeft als gevolg dat ze zich eerder focussen op de verschillen tussen de culturen dan de gelijkenissen. Een wederzijds leerproces voor het Noorden én het Zuiden staat centraal bij inleefstages. We merkten echter op dat de ex-inleefreizigers soms te hard bleven vasthangen aan hun
90
Westers dominant perspectief. De meesten zagen wel het belang in van wederkerigheid en gelijkwaardigheid maar hadden moeite om dit concreet vorm te geven. De geïnterviewden hadden allemaal het gevoel dat ze beter in staat waren om te communiceren met mensen met een andere culturele achtergrond en meer begrip konden opbrengen voor hun situatie. Hier laten bijna al de geïnterviewden vallen dat ze ‘ook hebben kunnen voelen hoe moeilijk het is om je draai te vinden in een compleet vreemde omgeving’. Toch blijft het de vraag in hoeverre de inleefstage ook geleid heeft tot een effectieve gedragsverandering. De impact die de inleefstage heeft gehad op het leven van de geïnterviewden is verschillend van persoon tot persoon. Een ex-inleefreiziger laat ons weten dat het toch een jaar heeft geduurd alvorens ze weer volledig haar draad kon oppikken in België, een andere vertelt ons dan weer dat ze vrij snel haar plaats had teruggevonden. Stereotiepen over het land en de plaatselijke bevolking leefden bij alle geïnterviewden voor hun vertrek. We hebben de indruk dat geleidelijk aan die stereotiepen meer genuanceerd werden en de aandacht meer ging naar de individuele personen op zich. Wij hebben het derde deel afgerond met het formuleren van enkele reflecties. Belangrijk lijkt ons dat er gesproken wordt over mogelijke leerkánsen van inleefstages. Naar onze mening is het verkeerd om er van uit te gaan dat inleefstages automatisch een positief effect hebben op de ex-inleefreiziger. We formuleerden hierbij enkele valkuilen.
91
Algemeen besluit De laatste jaren worden steeds vaker inleefreizen naar het verre Zuiden georganiseerd. Ook diverse Sociale Hogescholen zijn begonnen met dit initiatief. Ze merken op dat zowel klanten (gebruikers van diensten), werknemers als netwerken en beleidskaders meer dan gisteren ‘multicultureel’ worden. Ze wijzen op de toenemende vraag naar steeds meer deskundigheid op vlak van thema’s gerelateerd aan ‘interculturaliteit’, diversiteit
en
capaciteitsopbouw
tegen
de
achtergrond
van
een
toenemende
mondialisering. Zij beogen dat sociaal werkers door hun ervaring van een inleefstage in het Zuiden hun directe inzetbaarheid versterken op de arbeidsmarkt. Ze brengen daarbij bouwstenen mee die nodig zijn om de uitdagingen van morgen aan te gaan. Ook op persoonlijk vlak zouden inleefstages een grote meerwaarde betekenen. Dit riep bij ons enkele vragen op. Volgens ons worden inleefstages vanzelfsprekend als iets positiefs gepercipieerd maar wie wordt er effectief beter van? Is het wel verantwoord dat wij als westerling het Zuiden ‘lastig vallen’ om onder andere geconfronteerd te worden met onze eigen vanzelfsprekendheden op vlak van waarden, normen en gewoontes en om zo een ‘betere’ sociaal werker te willen worden? Wat is de meerwaarde voor de lokale bevolking? Moeten we ons dominant westers perspectief niet in vraag stellen? En in hoeverre zorgt zo’n inleefstage voor het verhogen van interculturele competentie? Wat mogen we hier trouwens onder verstaan en wie bepaalt dit? Zouden zo een inleefstages geen verdere stereotypering in de hand werken? Nog een vraag die men zich moet stellen is wat er met die zeer persoonlijke ervaringen gebeurt eenmaal terug thuis? In deze masterproef kregen we de kans om dit verder te onderzoeken. We zijn in het deel één van start gegaan met het concept inleefstages van naderbij te bestuderen.
Inleefstages
kunnen
we
plaatsen
onder
de
vierde
pijler
van
ontwikkelingssamenwerking. Het concept inleefreis valt niet eenduidig te definiëren. Wat centraal staat bij dit concept is de ‘interculturele ontmoeting’. Het is de bedoeling dat men door de confrontatie met een vreemde cultuur, de eigen vanzelfsprekendheden gaat relativeren en in vraag stellen.
Dat inleefstages moeten leiden tot wederzijdse
waardering en verrijking is voor de meerderheid van de organisaties een vereiste. Ook verschillende Sociale Hogescholen startten ooit met dit initatief, waaronder de Sociale Hogeschool
van
Heverlee
en
VZW
Inter-Cambio.
We
bespraken
de
ontstaangeschiedenis van deze projecten, het te volgen traject en hun visie met 92
betrekking tot inleefreizen. Daar waar de Sociale Hogeschool van Heverlee vooral focust op de persoonlijke ontwikkeling, hecht VZW Inter-Cambio enorm veel belang aan het concept wederkerigheid. Er moet volgens hen een gelijkwaardige verhouding bestaan tussen Noord en Zuid. Het tweede deel van deze masterproef is toegeweid aan het sociaal werk en het belang van interculturaliteit hierin. Volgens Bochner (2003) speelde de globalisering en de daarbij horende veranderingen in de wereldeconomie een belangrijk aandeel in de toename van het aantal inleefreizigers. De globale bewegingen van mensen eisen van sociaal werkers dat ze zich aanpassen aan het werken met verschillende culturele groepen. Een inleefstage als onderdeel van een opleiding sociaal werk zou de basiskennis van studenten doen toenemen. We wezen erop dat centrale concepten zoals ‘cultuur’ en ‘identiteit’ vaak als bekend worden verondersteld maar de betekenis ervan blijkt minder evident. We onderscheidden twee visies op cultuur. Enerzijds een utilitaristische, statische visie. Om in contact te treden met een andere cultuur, is het een kwestie om die andere cultuur op een objectieve manier te leren kennen. Anderzijds is er ook een dynamische visie op cultuur, waarbij één mogelijk definitie van het begrip onmogelijk is. De mens leeft volgens een betekenisvol schema dat hij zelf samengesteld heeft en uniek is. Met het oog op een goede hulpverlening is het belangrijk om van deze dynamische visie te vertrekken. Ook het concept ‘identiteit’ kan volgens Pinxten en Verstraete
(1998)
niet
meer
als
een
statisch
gegeven
gezien
worden.
Bij interculturaliteit draait het erom te werken rond de verschillen die er heersen tussen culturen en hier vervolgens op in te spelen zodat beide partijen tot een situatie komen waarin ze tevreden zijn. We stelden hierbij dat het aangewezen is om die verschillen te herkennen, maar niet enkel te blijven stilstaan bij deze verschillen. Het individu zou ook in staat moeten zijn om met behoud van de eigen culturele eigenheid in contact te treden met de anderen. Auteurs blijven bij het beschrijven van interculturele contacten maar al te vaak steken bij die verschillen en hierbij neemt één cultuur dan de dominante positie in. De structuur van de macht, waarbij één bepaalde cultuur op de voorgrond en op een voetstuk wordt geplaatst, vormt volgens Albo (2002) één van de belangrijkste hinderpalen voor een interculturele benadering. Interculturele competenties lijken een noodzakelijke voorwaarde te zijn voor een ‘goede’ sociaal werker (NASW, 2001). Interculturele competentie vereist volgens Taylor-Brown, Garcia en Kingson (2001) meer dan het begrijpen van een persoon zijn etnische of culturele identiteit, het gaat meer over de beoordeling van de interactieve invloed van 93
meerdere factoren. Twee benaderingen zijn volgens Hammer relevant wat betreft interculturele competentie. Volgens de cultuur-specifieke benadering moet men zich eigen maken met de communicatieregels, rituelen, verbale en non-verbale uitingen die specifiek zijn voor een bepaalde cultuur terwijl dit volgens de cultuur-algemene benadering geen garantie biedt voor een competent optreden in die cultuur. Het aanbrengen van aanpassingen in het eigen gedrag en het beschikken over empatisch vermogen zijn eveneens van essentieel belang. Het is daarbij nog steeds onduidelijk wie beoordeelt of iemand al dan niet intercultureel communicatief is. Het is iets contextgebonden, cultuurafhankelijk en intersubjectief. Volgens Spitzberg bepalen de drie componenten: motivatie, kennis en vaardigheden, in onderlinge samenhang het niveau van interculturele competentie. Volgens de literatuur gaat het in interculturele hulpverlening om hulpverleningssituaties waarin hulpverlener en cliënt een verschillende culturele achtergrond of identiteit hebben, met als gevolg dat de hulpverlening, het zorgaanbod, de hulpvraag en zorgvraag cultureel bepaald zijn. Dit is echter een vrij vage en ruime omschrijving waarbij allochtonen snel gereduceerd worden tot karikaturen van hun oorspronkelijke cultuur. Miu Chung Yan (2008) stelt dat interculturele hulpverlening reflectie vereist van de sociaal werker over zijn/haar eigen culturele posities. Kritische reflectie en zelfbewustzijn mag zich dus niet enkel beperken tot hun eigen cultuur, maar men moet met een macroperspectief een diep bewustzijn verkrijgen van hun eigen culturele zelf in een breed sociaal, politiek, historisch, organisatorische en culturele context. Als we ervan uitgaan dat het in de hulpverlening om een relatie gaat dient volgens Bartels ook de achtergrond van de hulpverlener betrokken te worden. Baart stelt dat het niet enkel gaat over het vreemd of anders zijn van de ander maar het gaat eerder over de vraag aan de sociaal werker of hij/zij het vreemde, andere kan toelaten, of het werkelijk mag bestaan en of het al dan niet een rol speelt in de zorg die gegeven wordt. In het derde deel van deze masterproef hebben we inleefstages nader bekeken. Volgens ons is het niet altijd vanzelfsprekend dat inleefreizen voor meer engagement of voor verhoogde interculturele competenties zorgen. Er kunnen problemen optreden bij interculturele ontmoetingen en wanneer men deze gaat negeren, kan interculturele stereotypering verder in de hand gewerkt worden en sociale exclusie aanwakkeren op internationaal niveau. Bovendien is er een mogelijkheid dat wanneer men slechts oppervlakkig kennismaakt met andere culturen, dit eerder kan leiden tot de bevestiging van de eigen waarden, normen en vooroordelen, in plaats dat men deze in vraag durft te stellen. Daarnaast is het ook mogelijk dat contact met andere culturen als een bedreiging 94
wordt ervaren. Nog een bedenking die we kunnen stellen is wat Ward et al. (2001) aanduidt als het ‘transfer problem’. Stel dat een inleefreis als positief wordt ervaren en dat men vindt dat er sprake was van interculturele ontmoetingen, dan blijft het de vraag of men deze ervaring effectief zal toepassen in andere settings. Het is dus niet vanzelfsprekend dat iemand zijn interculturele competentie door een inleefreis zal toenemen en bovendien moet aandacht besteed worden aan het feit dat de beoordeling hiervan afhankelijk is van anderen. Het wil ook niet zeggen dat als men zich beter kan inleven in de wereld van de ander dat dit noodzakelijk tot een betere interculturele communicatie
leidt.
Cultureel
contact
werd
immers
heel
lang
gezien
als
éénrichtingsverkeer en hierbij werd vaak alleen de impact op de inleefreiziger besproken. Het is echter van groot belang dat we beseffen dat het bij het contact tussen de inleefreiziger en de personen van het gastland om een wederkerige transactie gaat waarbij beide partijen invloed kunnen ondervinden van de ander. We kunnen ons de vraag stellen of het wel nodig is om verre oorden op te zoeken om kennis te vergaren, boeiende ervaringen mee te maken... ? Kunnen inleefreizen naar het buitenland echt een meerwaarde bieden of kan men evengoed in eigen land in contact komen met diversiteit en zo de eigen cultuur beter leren kennen? Een kwalitatief onderzoek zou ons een duidelijker beeld geven over de werkelijke impact van de inleefstages op sociaal werkers. We vertrokken daarbij van een kwalitatief onderzoek dat een aantal jaren geleden ondernomen is aan de Sociale Hogeschool in Heverlee. We merkten op dat de geïnterviewde sociaal werkers een sterke statische visie op cultuur er op nahouden. Verstraete (1999) wijst erop dat een foute invulling van bepaalde begrippen voor bedenkelijke ontwikkelingen in de samenleving heeft gezorgd. Hij heeft het over reducties van de ‘culturele’ realiteit waarbij een complexe context herleid werd tot simplistische stereotypen. De besproken initiatiefnemers voor het organiseren van inleefreizen wijzen erop dat sociaal werkers door de ervaring van een inleefstage in het Zuiden hun directe inzetbaarheid op de arbeidsmarkt verhogen. De vanzelfsprekendheid dat wij die ervaring daar in het Zuiden mogen gaan opdoen, wordt niet in vraag gesteld. Dit merkten we ook bij de geïnterviewde sociaal werkers. Ondanks dat het belang van gelijkwaardigheid erkend wordt, merken we dat er nog steeds een sterk dominant Westers perspectief speelt bij de ex-inleefreizigers. Van gelijkwaardig partnerschap kan dan niet echt worden gesproken. 95
Tijdens een inleefreis zouden de eigen vanzelfsprekendheden op vlak van normen, waarden en gewoontes in vraag gesteld en gerelativeerd worden. Ook door de inleefreizigers te confronteren met alle aspecten van andere culturen en hen als gelijkwaardig te leren kennen, zou een positieve openheid gecreëerd worden voor het onbekende, het vreemde of het ‘andere’ (Globelink, 2002). Hier moeten we een kritische noot aan toevoegen. In bepaalde omstandigheden kan in contact komen met andere culturen ook als een bedreiging ervaren worden. Als jongeren in een interculturele situatie geconfronteerd worden met waarden en normen die indruisen tegen hun eigen waarden en normen, kan dit leiden tot een situatie waarbij zij eerder terug gaan vallen op de eigen identiteit en hun openheid voor ‘de andere’ blokkeren. We mogen er dus absoluut niet vanuit gaan dat een inleefstage automatisch leidt tot een verhoogde culturele competentie bij sociaal werkers of dat eigen waarden, normen en gewoontes in vraag worden gesteld. Zowel uit de literatuur als uit ons onderzoek lijkt het dat een inleefstage een grote meerwaarde kan betekenen. Een hele lijst van veranderingen en competenties zou men kunnen verkrijgen of verhogen door een inleefstage. We leggen hierbij de nadruk op het ‘kunnen’ verkrijgen of verhogen. We mogen er dus niet zomaar van uitgaan dat deze kansen altijd optimaal benut worden. Het is volgens ons daarom beter te spreken over leerkansen. Het is immers zo dat sommige menselijke reacties, bepaalde sociale mechanismen en maatschappelijke gegevens flinke barrières kunnen vormen voor een vlotte interculturele interactie en mondiale vorming. Zowel op intercultureel, economisch en sociaal- politiek vlak kunnen er ‘valkuilen’ optreden in het leerproces van jongeren. We zijn ervan overtuigd dat inleefstages een enorme positieve ervaring kunnen zijn. Toch willen we het belang benadrukken van een goede kadering van inleefreizen om hierboven vermelde redenen. We zijn er ons van bewust dat we vrij beperkt waren om onderzoek te doen naar de betekenis van inleefstages voor sociaal werkers en naar de mogelijke competenties die men hierbij zou kunnen verkrijgen. Verder onderzoek zou bijzonder interessant zijn. We hebben in deze masterproef sterk de nadruk gelegd op de gelijkwaardigheid en het evenwaardig partnerschap met de gastlanden. Onderzoek naar de betekenis van inleefstages voor deze landen en de plaatselijke bevolking lijkt ons niet alleen bijzonder boeiende informatie op te leveren, ook moeten wij dit zien als een plicht uit respect voor deze mensen.
96
Wij hopen dat deze kritische analyse over inleefstages voor sociaal werkers en initiatiefnemers mag bijdragen tot een meer rationele wetenschappelijke benadering en optimalisatie van zulke unieke ervaring.
97
Bibliografie Albo. (2002). De dialectiek van interculturaliseringsprocessen. Noord-Zuid Cahier, 27. Baart, A. (2002). Ruimte om bij het vreemde te blijven. Sociale interventie, 2, 15-27. Bartels, E. (2002). Interculturele hulpverlening: het concept cultuur. Sociale interventie, 11(1), 14-21. Bochner, S. (2003). Culture shock due to contact with unfamiliar cultures. In W.J. Lonner, D.L. Dinnel, S.A. Hayes, & D.N. Sattler (Eds.). Online Readings in Psychology and Culture. Opgehaald 22 februari, 2009, van http://www.wwu.edu/~culture Broederlijk Delen. Geraadpleegd 2 maart, 2009, van www.broederlijkdelen.com Bruner, J.S. (1996). The culture of education. Cambridge: Harvard University Press. Chung Yan, M. (2008). Exploring Cultural Tensions in Cross-Cultural Social Work Practice. Social Work, 53 (4), 317-328. Corens, A. (2002). Ontwikkelingseducatie als educatieve strategie: kwalitatief onderzoek op basis van een inhoudsanalyse van planningsdocumenten met betrekking tot bewegingswerk
en
inleefreizen.
Scriptie
KULeuven
Sociale
pedagogiek
en
gezindspedagogiek. Coussée, F. (2008). Mondelinge mededeling. Lessenreeks planning en integratie 2008. Universiteit Gent. De Kimpe, N. (2002). Invloed van internationale verslaggeving: publiekonderzoek betreffende beeldvorming van de Islam. Scriptie Universiteit Gent Politieke en sociale wetenschappen. Develtere P. (2005). De Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Leuven: Davidsfonds. Develtere, P., Stessens, J. (2006). De vierde pijler van de ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen: de opmars van de levensverbeteraar. Onderzoek in opdracht van de Vlaamse Minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Katholieke Universiteit Leuven. Engstrom, A., & Jones, P. L. (2007). A Broadened Horizon: The Value of International Social Work Internschips. Social Work Education, 26, 136-150.
98
Fret, L. (2000) Interculturalisering. Een intercultureel debat over praktijkontwikkelingen. Alert, 26(1), 63- 75. Globelink (2002). Een stapje in de wereld, een wereld van verschil? Een praktische handleiding voor de voorbereiding en (na)werking van inleefreizen met jongeren naar het Zuiden. Antwerpen: Globelink. Goris, G. (2002). Globalisering, verschillen en cultuur. Noord-Zuid Cahier, 27(4), 15-16. Gray, N.J., & Campbell L.M. (2007). A decommodified experience? Exploring aesthetic, economic and ethical values for volunteer ecotourism in Costa Rica. Journal of Sustainable Tourism, 15 (5), 463- 482. Haentjens, I. (2004). Interculturele communicatie. Focus op uitwisselingsreizen. Scriptie Arteveldehogeschool Gent Sociaal werk. Healy, L. (1988). Curriculum building in international social work: toward preparing professionals for the global age. Journal of social work education, 24, 221-228. Hofstede, G. (1999). Allemaal andersdenkenden: Omgaan met cultuurverschillen. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Contact. Inter-Cambio VZW. Opgehaald 16 februari, 2009, van www.intercambiovzw.be International
Action
for
Liberation.
Geraadpleegd
9
maart,
2009,
van
http://www.millenniumreiziger.be/organisatie/international-action-liberation Interculturele uitwisseling via vrijwilligerswerk. Geraadpleegd 9 maart, 2009, van http://www.viavzw.be/static/ Irarràzaval, D. (2002). Diversiteit en interculturalisering: een kijk vanuit de Andes. NoordZuid Cahier, 27(4), 101-111. Jeugd
en
Vrede.
Geraadpleegd
9
maart,
2009,
van
http://www.jeugdenvrede.be/vorming/internationaal.php JINT (2005). De kwaliteit en meerwaarde van mondiale jongerenprojecten. Een kritische kijk. Brussel: JINT. Katholieke Hogeschool Leuven. (2007) Een decennium derdewereldtrekkers 1996-2005. Een onderzoek naar de betekenis van de inleefstages. Departement Sociale School Heverlee. 99
Katholieke Hogeschool Leuven. (2008) Postgraduaat Capaciteitsopbouw Noord-Zuid. Inleefstages in de derde wereld. Brochure. Departement Sociale School Heverlee. Larson, G., & Allen, H. (2006). Conscientization - the experience of Canadian social work students in Mexico. International Social Work, 49(4), 507- 518. Maatschappelijke Jongeren Actie. Geraadpleegd 9 maart, 2009, van http://www.mja.be/ Mc Intosh, A.J., & Zahra A. (2007). A cultural encounter through volunteer tourism: towards the ideals of sustainable tourism? Journal of Sustainable Tourism, 15 (5), 541556. National Association of Social Workers (2001). NASW standards for Cultural Competence in Social Work Practice. Washington, DC: NASW Press. Organisation for Economic Co-operation and Development. Geraadpleegd 2 april, 2009, van http://www.oecd.org/department/0,2688 Peace,
B.
(2002).
Rethinking
Empowerment:
A
Postmodern
Reappraisal
for
Emancipatory Practice. Britisch Journal of Social Work., 32, 135-147. Pinxten, R., & Verstraete, G. (1998). Cultuur en macht. Over identiteit en conflict in een multiculturele wereld. Antwerpen-Baarn: Houtekiet. Pinxten,R., & Verstraete, G. (2001). Culturele eigenheid als proces. Noord-Zuid cahier, 26(1), 9-16. Sakina, M.R. (2001). Preparing social work students to work in culturally diverse settings. Social Work Education. 20, 373-382. Shadid, W.A. (1998). Grondslagen van interculturele communicatie. Studieveld en werkterrein. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. Shadid, W.A. (2000). Interculturele communicatieve competentie. Psychologie en maatschappij, 24(1), 5-14. Shalins, M. (1976). Culture and practical reason. Chicago: The University of Chicago Press. Taylor-Brown, S., Garcia, A., & Kingson, E. (2001). Cultural competence versus cultural chauvinism: Implications for Social Work. Healt & Social Work, 26(3), 185-187.
100
Universitaire Stichting voor Ontwikkelingssamenwerking. (2007). Leven voor en na de Opgehaald
inleefreis.
16
februari,
2009,
van
http://www.ua.ac.be.main.aspx?c=*USOS&n=1979&ct=USOSLARO Universitaire Stichting voor Ontwikkelingssamenwerking. Geraadpleegd 9 maart, 2009, van http://www.ua.ac.be/main.aspx?c=*USOS Urafiki.
Geraadpleegd
9
maart,
2009,
van
http://www.heturafikiproject.be/index.php?option=com_content&task=view&id=14&Itemid =31 Vandenbroeck, M. (1999). De blik van de yeti: over het opvoeden van jonge kinderen tot zelfbewustzijn en verbondenheid. Utrecht: B.V. Uitgeverij SWP. Vandenbroucke, F. (2006). Racisme: wat kan de school doen? Opgehaald 12 februari, 2009, van http://www.vlaanderen.be/servlet/Satellite?c=MIN Vandersteen, N. (2007). Belgische jongeren op buitenlandse inleefstage. Je verlegt voortdurend je grenzen. Mondiaal magazine, 43, 14-15. Verbunt, G. (1999). Culturele vooruitzichten voor de vorming van identiteit en opvoeding. In A. Somers (eds.), Kind in de eenentwintigste eeuw (pp.34-38). Gent: VBJK. Verlot, M., Sierens, S., Soenen, R.,& Suijs, S. (2000). Intercultureel onderwijs. Leren in verscheidienheid. Gent: Universiteit Gent. Steunpunt Intercultureel Onderwijs. Verstraete, G. (1999). Cultuur is geen kalkei. Naar een interculturalisering van het welzijnswerk. Alert, 25(1), 66-77. Vlaams
Palestina
Komitee.
Geraadpleegd
9
maart,
2009,
van
http://www.vlaamspalestinakomitee.be/observatie.htm Volens. Geraadpleegd 9 maart, 2009, van http://www.volens.be/n/south/stag/index.htm Ward, C., Bochner, S., & Furnham, A. (2001). The psychology of culture shock. London: Routledge. Weaver, H.N. (1999). Indigenous people and the social work profession: Defining culturally competent services. Social Work, 44(3), 217-225. Word
Education
Program.
Geraadpleegd
9
maart,
2009,
van
http://www.wep.be/012/nl/Home 101
Youth
for
International.
Geraadpleegd
9
maart,
2009,
van
http://yfu.emseli.be/Cultuurbad.35.0.html Zijlstra, W. (2006). Globalisering het einde van de maakbare wereld, maar wat dan? Opgehaald 25 maart, 2009, van http://www.zbc.nu/main.asp?ChapterID=4369
102