Besturen in het HBO: een sector met keuzestress
De keuzes die bestuurders in de HBO‐sector maken, hangen samen met hun visie op de bredere maatschappelijke taak van het hoger beroepsonderwijs en hoe die het beste vervuld wordt. Een bestuurder heeft een aantal hoofdkeuzes te maken. Wat zijn die keuzes? En wat is daarmee de maatstaf die het succes van een bestuurder bepaalt?
Voor de ruim 40 hogescholen die Nederland telt, is het nieuwe studiejaar net van start gegaan. Op meer dan 200 locaties starten of vervolgen bijna 424.000 studenten een HBO‐opleiding1. Bestuurders van HBO‐instellingen gaan op heel verschillende manieren om met die logistieke en inhoudelijke uitdaging. Dat roept de vraag op: wat is goed bestuur in het HBO? En wanneer ben je als bestuurder succesvol? Adviseurs van Van de Bunt spraken hierover met elf bestuurders van grotere HBO’s. Conclusie: je succes als bestuurder wordt bepaald door de maatstaf die je hanteert. Wat door bestuurders zelf goed en wenselijk wordt gevonden, varieert sterk. Wat zijn de belangrijkste keuzes om als bestuurder te maken? En welke consequenties hebben die? De problemen van de sector als gevolg van de kritiek op HBO‐instellingen, hebben geleid tot een sterke nadruk op de eigen identiteit van instellingen. Na de onrust en de presentatie van de Strategische Agenda van staatssecretaris Halbe Zijlstra in 2011, 1
Bron: website HBO‐raad http://www.hbo‐raad.nl/hogescholen/overzicht‐hogescholen
Besturen in het HBO
1
was de reactie in de sector dat het ‘anders’ moest. Hoe dat werd ingevuld, verschilt van instelling tot instelling. Daardoor is de sector uit elkaar gedreven en is het steeds moeilijker om een gemene deler te vinden tussen de vele instellingen. De verschillen tussen gespecialiseerde, kleine HBO's en grote, brede HBO’s met forse studentenaantallen en een uitgebreid aanbod aan uiteenlopende opleidingen worden steeds minder goed te overbruggen. Dat leidt tot spanning. Ook lijkt er weinig constructieve, niet‐persoonlijke dialoog plaats te vinden tussen de verschillende bestuurders die gericht is op het gezamenlijk vormgeven van de toekomst van het Hoger Beroepsonderwijs. De strategische agenda laat de sector veel ruimte om hun identiteit te bepalen of te herijken, indien hier aanleiding voor wordt gezien. Ondanks het feit dat gebrek aan regievoering en toezicht mede als oorzaak van de moeilijkheden is vastgesteld, hebben de individuele instellingen hierin een grote mate van vrijheid. Toegankelijkheid of excellentie? Een aantal bestuurders staat op het standpunt dat er primair goed, breed bacheloronderwijs moet worden gegeven. De deuren van het HBO moeten wijd open staan en MBO’ers moeten vanwege de goede aansluiting van MBO op HBO voldoende mogelijkheden hebben om door te stromen. De ambitie is om een zo breed mogelijk publiek de mogelijkheid te bieden om een opleiding met een diploma af te sluiten, waarmee zij zicht krijgen op een baan in de regio. HBO’s fungeren daarmee ook als vangnet door te werken aan zo hoog mogelijke slagingspercentages in een overzichtelijke doorlooptijd. Er wordt in geïnvesteerd om ook de minder getalenteerde studenten met een diploma hun opleiding af te laten sluiten. Aan de andere kant staan bestuurders die zich sterk maken voor meer aandacht en mogelijkheden voor excellentie. Smallere, specifiekere opleidingen en instellingen met de nodige aandacht voor academische vaardigheden. Waar ook VWO’ers zich thuis en uitgedaagd voelen en waar studenten van heinde en verre op af komen. Met hogere eisen aan studenten, wat al kan beginnen bij de toelating, een hoger liggende(kwaliteits)lat en een des te waardevoller diploma na het succesvol doorlopen van de opleiding. Een goede aansluiting van het HBO op universitair onderwijs is daarbij oogmerk. Hoger beroepsonderwijs wordt gepositioneerd als kweekvijver voor talent. Regiofunctie als doel of als vertrekpunt Het opdoen van internationale ervaring wordt in deze laatste variant nadrukkelijk gestimuleerd. Doel is om studenten letterlijk en figuurlijk de wereld in te helpen en bij het vormgeven van hun toekomst verder te doen kijken dan de regio waar ze vandaan komen. Hogescholen slagen er nu echter nauwelijks in om studenten van over de provinciegrens aan te trekken. De meerderheid van de afgestudeerden gaat ook in de regio aan het werk. Het aandeel HBO‐studenten dat op enig moment van hun opleiding naar het buitenland gaat om daar te studeren, is 20,5%2. Ter verklaring: uitgaande van een studieperiode van 4 jaar komt dit neer op een jaarlijks percentage van 5,12% van de studenten. Als bestuurder kun je ervoor kiezen om deze regionale realiteit als uitgangspunt nemen en studenten daar zo optimaal mogelijk op voor te bereiden, bijvoorbeeld ook 2
Bron: Nuffic, ‘Mobiliteit in beeld 2012, internationale mobiliteit in het Nederlandse hoger onderwijs’ (2012), p.50. Zie http://www.nuffic.nl/expertise/mobiliteitsstatistieken
Besturen in het HBO
2
door het invullen van regionale arrangementen. Ofwel je gaat als bestuurder vanuit deze situatie werken aan verandering van dit patroon, door de HBO‐student een duwtje in de rug te geven om verder te kijken. Dat kan bijvoorbeeld door het voor studenten verplicht te stellen om een deel van de opleiding in het buitenland te volgen. Overtuiging die daarachter zit, is dat dit bij zal dragen aan de kennisontwikkeling en wereldoriëntatie van studenten, die daardoor letterlijk en figuurlijk verder kunnen komen in hun loopbaan en leven. Dat ‘verder komen’ is echter niet voor iedereen weggelegd. Door vanaf het moment van instroom in een opleiding tot de afronding daarvan de lat hoog te leggen, zullen er waarschijnlijk minder studenten dan nu in staat blijken om aan de kwaliteitseisen te voldoen. De kwaliteit van de afgestudeerden zal hierdoor echter hoger zijn. Breed, toegankelijk opleiden voor de regio en investeren in binding daarmee, of werken aan focus en investeren in excellentie om zo de perspectieven of de arbeidsmarkt voor afgestudeerden te verbreden. Investeren in praktijkvaardigheden of de nadruk leggen op kennisontwikkeling. Vangnet of kweekvijver ‐ wat kiest de bestuurder? Onderzoek doen: een taak van het HBO? Ook de lectoraten en de rol van het onderzoek in het curriculum van HBO’s leiden tot discussie over de maatschappelijke taak van het hoger beroepsonderwijs. Sinds 2001 wordt er in een groeiend aantal lectoraten binnen HBO’s praktijkgericht onderzoek gedaan. De lectoraten zijn samenwerkingsverbanden tussen het bedrijfsleven, publieke instellingen en de onderwijsinstellingen en zijn bedoeld om te komen tot innovatie in de beroepspraktijk. Studenten krijgen toegang tot state of the art kennis, werken nauw samen met experts uit hun vakgebied, leren wat multidisciplinair werken aan voordelen kan bieden en ontwikkelen algemene onderzoeksvaardigheden. Na de instelling van de functie van lectoren in 2001 bleek de verankering van de lectoraten in het onderwijs niet vanzelfsprekend. De meerwaarde van het onderzoek voor het onderwijs ontstond niet vanzelf en de benutting van ontwikkelde kennis om studenten en docenten voorop te helpen in hun (toekomstige) beroepspraktijk, verliep moeizaam. Geleidelijk is dit beter gegaan en zijn HBO’s ook concretere afspraken gaan maken met lectoren over de resultaten van het onderzoek en over inbedding daarvan in de onderwijsprogramma’s. Sommige bestuurders zijn echter van mening dat het hoger beroepsonderwijs zich beter kan specialiseren in het implementeren en het toepassen van de resultaten van fundamenteel onderzoek zoals dat door universiteiten wordt gedaan. Niet alleen vullen het HBO en het WO elkaar daardoor op een nuttige manier aan, hogescholen kunnen zich zo als university of applied science bewijzen door studenten de nieuwste kennis te laten benutten in de beroepspraktijk en zo hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. ‘Ieder zijn kracht’ is het motto: onderzoek doen hoort thuis bij universiteiten en onderzoek implementeren en toepassen in de praktijk past bij de opgave en het karakter van HBO’s. Master De regel dat alle docenten in 2020 een mastertitel op zak moeten hebben roept ook heel verschillende reacties op. Sommige bestuurders stellen dat deze eis bijdraagt aan het vertrouwen in het niveau van HBO‐docenten en van de instellingen als geheel. Het versterkt de kwaliteit van het docentencorps en daarmee de kwaliteit van
Besturen in het HBO
3
het onderwijs. En docenten hebben een hoger opleidingsniveau dan de studenten die zij les geven: ook daar valt iets voor te zeggen, geven bestuurders aan. Er zijn echter ook bestuurders die stellen dat de eis dat iedere HBO‐docent een mastertitel moet hebben, niet past bij het karakter van het HBO. Vanwege de praktijkgerichte aard van de instellingen, bepalen de praktijkkennis en ‐ervaring van docenten en hun didactische vaardigheden of zij studenten goed kunnen opleiden. Een mastertitel zegt daarover te weinig en sluit mogelijk ook experts uit die zich geen master mogen noemen, maar die wel waardevolle praktijkkennis bieden en die daardoor van groot belang zijn voor de aansluiting van opleidingen op de beroepspraktijk. Zonde voor de student en zonde voor experts die op deze manier hun ervaring niet kunnen doorgeven aan een volgende generatie. Inhoud of proces? Een aantal van de bovenstaande keuzes heeft direct invloed op de inhoud van het curriculum van opleidingen. Maar moet je als bestuurder van het HBO niet faciliterend zijn, het beheer doen van de organisatie waar je leiding aan geeft en de inhoud overlaten aan de experts: de docenten? Of is het juist een specifieke taak van de HBO‐bestuurder om ook een inhoudelijke lijn uit te zetten? De hierin gemaakte keuzes lijken situationeel te worden gemaakt. Datzelfde patroon is zichtbaar in de benoemingen van bestuurders door de raden van toezicht: ook deze lijken afwisselend proces‐ en inhoudelijk deskundigen aan te stellen. Op beide niveaus ontbreekt een heldere en duurzame visie op de manier waarop een HBO‐instelling geleid moet worden. Effect is dat raden van toezicht en bestuurders elkaar op dit punt niet aanvullen, maar elkaar versterken in het situationeel richting kiezen. Zowel een procesmatige als een meer inhoudelijke bestuurlijke koers kan goed aansluiten op de behoefte van een instelling. Maar ook hier geldt: door te kiezen vanuit een achterliggende visie op de taak van HBO’s kan een het toezicht op duurzame en gerichte wijze de gevoerde bestuurlijke lijn bewaken. Agenda voor het nieuwe kabinet In sommige situaties kunnen verschillende invullingen van de bovenstaande keuzes naast elkaar bestaan. Ook dan is het noodzakelijk om bewust te kiezen voor een dergelijke doelgerichte diversiteit vanuit een gedeelde overtuiging en ambitie. Functionele, gekozen diversiteit binnen de sector kan het antwoord zijn op de huidige kritiek op de HBO‐sector. Daar ligt echter een taak voor de bestuurders van de instellingen: kies niet alleen, maar kies gezamenlijk en vul die keuzes in samenwerking met de wetgever in. De opgave daarna: het inrichten van functioneel, kritisch, onafhankelijk toezicht op de naleving van de keuzes. De raden van toezicht dienen te bewaken dat er een constructieve koers wordt gevaren en daarmee te voorkomen dat een instelling gaat zwalken. Ook op dat niveau dient dus vanuit een visie te worden gekozen en een langetermijn‐koers worden bepaald. Het is opmerkelijk hoe een sector die zo onder vuur ligt als de HBO‐sector niet goed in staat blijkt te zijn om een gezamenlijke lijn uit te zetten op de bovenstaande punten. De versnippering die hieruit voortkomt, lijkt misschien een antwoord op de kritiek op de mega‐HBO’s, maar is dat feitelijk niet. Integendeel: door geen gezamenlijke lijn uit te zetten en geen heldere keuzes te maken en als sector invulling te geven aan de fundamentele maatschappelijke taak van het hoger beroepsonderwijs, blijft het dweilen met de kraan open. Zonder regie blijft de sector
Besturen in het HBO
4
voortdurend het risico lopen om als geheel veroordeeld te worden voor lokale, geïsoleerde incidenten. De strategische agenda die staatssecretaris Halbe Zijlstra in 2011 presenteerde, roept de HBO‐sector wel op om haar profiel te herzien. Deze opdracht heeft echter teveel vrijblijvendheid in zich om te zorgen dat de sector haar maatschappelijke opgave concretiseert, gezamenlijk richting kiest en vervolgens de regie en zelfregulering organiseert die hard nodig zijn. Door de vraag om een duidelijk profiel op instellingsniveau te laten beantwoorden, ontsnapt de sector als geheel aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid die er ligt. De strategische agenda raakt daarom niet aan het fundamentele probleem achter de moeilijkheden in de sector. Kwaliteit en diversiteit zijn waarden waar je niet echt tegen kunt zijn, maar die weinig richting geven. Het zijn geen maatstaven als ze niet geduid worden: ‘kwaliteit in verscheidenheid’, zoals de titel van de strategische agenda luidt, verandert dan al snel in ‘verscheidenheid in kwaliteit’. Daarbij is niemand gebaat, in de eerste plaats de HBO‐student niet. De onduidelijkheid over maatstaven geeft instellingen nog steeds de ruimte om door de ondergrens te zakken van wat wenselijk en nodig is. De vraag is nu of de sector haar eigen verantwoordelijkheid gaat nemen. Biedt het regeerakkoord hiervoor de zo nodige handvatten of prikkels? “De positie van Nederland in de top 5 van de meest concurrerende economieën moet de komende jaren verankerd en versterkt worden.” Er wordt gesproken over het belang van innovatiekracht van zowel het bedrijfsleven, de overheid als de kennisinstellingen: die is nodig voor een duurzame economie en voor een versterking van het concurrentievermogen van de Nederlandse economie. Deze ambitie uit het regeerakkoord ten aanzien van excellentie en internationaal uitblinken, roept in ieder geval geen enthousiasme op bij de HBO‐raad. De maatregelen die genoemd worden om die concurrerende positie ook voor het Nederlands hoger onderwijs te realiseren, leiden vooral tot grote zorgen. Met name de overstap op een sociaal leenstelsel dat de basisbeurs vervangt, wordt gezien als risico voor de toegankelijkheid van het HBO voor economisch minder sterke aspirant‐studenten. Er wordt rekening gehouden met 15.000 tot 20.000 studenten minder aan hogescholen vanwege deze maatregel. Minder aanwas van studenten raakt aan de profileringsvraag ‐ maar biedt voor de overwegingen daaromtrent en voor oplossingen van de vraag geen uitkomst of houvast. “Bestuur, beheer en beloningen bij instellingen van hoger onderwijs”, zo stelt het akkoord echter iets verderop, “worden in overleg met de sector versneld op orde gebracht”. Daar zit een aanknopingspunt. Het begeleiden van het gesprek met de bestuurders uit de sector en het organiseren van de benodigde keuzes op sectorniveau moet om eerder gegeven redenen een taak zijn voor het komende kabinet. Bij het invullen van de ambitie om het bestuur, beheer en de beloningen binnen het HBO op orde te brengen, zit de ruimte in de frase “in overleg met de sector”. Het nieuwe kabinet moet regie voeren op dit overleg en op de verder te maken fundamentele keuzes om verder zwalken te voorkomen en de nodigde cohesie tussen bestuurders te organiseren. Daarmee kan een belangrijke kwaliteitsimpuls worden gegeven aan de sector. Vervolgens dient het toezicht op de sector en op bestuurders verder geprofessionaliseerd te worden. De te maken keuzes dienen zo verankerd te worden. Door niet alleen richting te kiezen maar ook eisen te stellen aan de raden van toezicht die de koers van instellingen dienen te bewaken, kan bestuurlijk falen beter worden voorkomen. Daarnaast dient sectorbreed toezicht aangescherpt te worden om de kans op brede misstanden zoals
Besturen in het HBO
5
nu aan de orde zijn, terug te brengen. Ook daarin dient het nieuwe kabinet het voortouw te nemen. De maatschappelijke taak van het hoger beroepsonderwijs is in onze ogen het beter opleiden van de bevolking. Beter impliceert daarbij ook ‘het niet ten koste van alles zorgen dat iedere student met een diploma van een opleiding komt’. Het betekent eisen stellen aan studenten en zo de inflatie van sommige HBO‐diploma’s en van de sector als geheel een halt toeroepen. Om Nederland als kennisland op de kaart te zetten en HBO's beter te laten presteren, moet ingevuld worden welke prestaties van de sector en van instellingen verlangd worden en hoe bepaald wordt of deze zijn behaald. Een kwaliteitsverbetering is pas mogelijk als duidelijk is wat het doel is van dat proces en als de kaders daarvoor gehandhaafd worden. Pas dan kan het vertrouwen in de sector zich echt herstellen.
Besturen in het HBO
6
Interviews ‐
‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
Ron Bormans, oud‐voorzitter college van bestuur Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Pim Breebaart, oud‐voorzitter college van bestuur De Haagse Hogeschool Rob Brons, voorzitter college van bestuur de Haagse Hogeschool Rob van der Hoorn, directeur Hobéon Leendert Klaassen, voorzitter college van bestuur Stenden Hogeschool Paul van Maanen, voorzitter college van bestuur Hogeschool Leiden Henk Pijlman, voorzitter college van bestuur Hanzehogeschool Paul Rüpp, voorzitter college van bestuur Avans Hogeschool Doekle Terpstra, voorzitter college van bestuur Inholland Hans Uijterwijk, voorzitter college van bestuur NHTV Marcel Wintels, voorzitter college van bestuur Fontys Hogescholen
Besturen in het HBO
7
Interview Ron Bormans ‐ oud‐voorzitter college van bestuur Hogeschool van Arnhem & Nijmegen
“De maatschappij is heel kritisch en verwacht ook heel veel ten aanzien van het oplossen van problemen” Ron Bormans was tot 1 september van dit jaar lid van het college van bestuur van de HAN, de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en is net begonnen als collegevoorzitter bij de Hogeschool Rotterdam. Afgelopen winter gaf hij zijn heldere visie op de taak die hij als bestuurder van de HAN op zich had genomen. IJsbeer “Er is een enorme belangstelling voor bestuurders in de samenleving, alsof we een te onderzoeken soort zijn. De maatschappij is heel kritisch en verwacht ook heel veel ten aanzien van het oplossen van problemen. Ik hou me altijd de vraag voor 'wat is mijn opdracht nou, waarom ben ik hier?'. Dan zoek ik naar de reële problematiek in alles wat ik hoor, die pak ik vervolgens op. En daarbij scherm ik mijn medewerkers af door wat er gezegd wordt te duiden, door het te vertalen naar hun actuele situatie. Wat er om ons heen gebeurt, is vaak een 'verdrinkende ijsbeer': ik kan een ijsbeer op een smeltende ijskap niet redden. Ik kan wel mijn thermostaat lager zetten en vervolgens niet meer wakker liggen van die ijsbeer. Ik zorg ervoor dat mijn medewerkers en daardoor mijn studenten iets kunnen met een probleem. Ik help mensen te komen tot een rationele kern waar ze iets aan kunnen doen, en vervolgens gáán we dan ook iets doen.” Risico’s of mogelijkheden “Ik geef leiding aan 3000 mensen, en dat is dus per definitie deels een abstractie. Kan ik garant staan voor wat die mensen doen, samen met de 30.000 studenten? Natuurlijk niet. Maar als bestuurder ben je ‐ heel simpel ‐ eindverantwoordelijke. Dat is onderdeel van je contract. Ik moet dan ook de prijs betalen als er dingen gebeuren die niet goed gaan. Je stapt als bestuurder willens en wetens een functie in waarin je kwetsbaar bent. Als je dat niet wilt, dan moet je zo'n baan niet aannemen. Daar tegenover staat dat je werk en je besluiten ertoe doen. Je kunt denken vanuit risico’s en overal mogelijkheden zien om het te verprutsen, maar je kunt er bij uitstek ook iets van maken. Dat is je keuze als bestuurder en die straal je uit. Als je iets uitstraalt, vind je daarin weerklank.” Checks and balances “Ik hoor als eindverantwoordelijke een instrumentarium te ontwikkelen waarmee ik via formele dan wel de informele lijn op de hoogte blijf van wat er speelt. Ik geloof heel sterk in dat mensen ingebed moeten zijn in een spel van checks & balances. Daarbij wil ik mijn eigen organisatie doorleefd hebben, zodat ik niet verrast word als er ergens een probleem ontstaat. Het verrassingselement in bestuurdersfuncties kun je klein maken, maar blijft er altijd. Daarom moet je ook iets ouder zijn om dit werk goed te kunnen doen.” “In principe is bestuurder een vrij eenzame plek. Als ik twijfel, deel ik dat vaak niet met de organisatie maar elders. Je moet dat anders regelen: bij je familie, je vrienden. Binnen je organisatie moet je echter wel kritische feedback organiseren.
Besturen in het HBO
8
Dat helpt om fouten te voorkomen. Als je dat niet goed organiseert, krijg je megalomaan gedrag. En bestuurders hebben dan ook nog de mogelijkheid om daar invulling aan te geven. Ieder mens verdient een goede baas. Dat verschaft vrijheid om als bestuurder je krachten en kunnen in te zetten zonder uit de bocht te vliegen.” Master “60% van onze medewerkers is in het bezit van een mastertitel. We streven naar 80% maar gaan niet geforceerd zeggen dat iedereen die titel in bezit moet hebben of krijgen. Wij zijn De Strategische Agenda beroepsonderwijs. De Op 1 juli 2011 stemde het kabinet in met de Strategische absolute top in de Agenda voor het hoger onderwijs ‘Kwaliteit in verscheidenheid’ beroepsuitoefening van staatssecretaris Halbe Zijlstra (OC&W). De agenda ‐ mede gaat soms gepaard gebaseerd op de adviezen van de Onderwijsraad en de met denken op Comissie Veerman ‐ bevat maatregelen voor de ‘benodigde masterniveau, maar koerswijziging om het hogeronderwijsstelsel gereed te maken dat geldt niet voor alle voor 2025’. Het kabinet zet met de agenda onder meer in op de sectoren waarvoor wij verankering van praktijkgericht onderzoek in het HBO door de opleiden. Ik vind het profilering van onderzoek en wetenschap te versterken. dan ook niet passend om te eisen dat 100% van de docenten een mastertitel heeft.” Succesformule “Om te bepalen of iemand als bestuurder succesvol is, moet je een 'nulmeting' doen op het moment dat je binnenkomt. Afhankelijk van die situatie is te bepalen wat je toegevoegde waarde is. Hier bij de HAN speelden een aantal zaken: deze organisatie had zich in een enorm uniformerende, onderwijskundig standaardiserende actie gestort. In combinatie met de enorme groeicijfers zorgde dit voor instabiliteit. Mijn missie is om de HAN te stabiliseren. We zijn goed in het organiseren van goed onderwijs in kleinschalige context met conceptuele kwaliteit. Dat is echt onze kracht bij de masteropleidingen. Bij bacheloropleidingen is dat lastiger, met name bij de erg grote of snel gegroeide opleidingen. De groei is nu wat afgetopt en dat is heel goed. Er is nu dus ruimte om tot een nieuwe balans te komen. Sober en functioneel zijn daarbij leidend bij het uitvoeren van mijn missie. Er is hier een goede begrotingsdiscipline, er staan functionele gebouwen. Dat sobere en realistische is ook onze kracht. Als ik dit goed voor het voetlicht breng, samen met die stabilisatie, dan denk ik dat ik een succesvol bestuurder ben ‐ maar daar moeten anderen uiteindelijk over oordelen.” Profileringsoverdaad “Het gepraat over profilering wordt inmiddels wel overdreven. Een HBO is in principe een regionale voorziening en ik gun iedere regio een goed HBO. Ik vind dat een hogeschool breed moet zijn. Opleidingen moeten echter wel kritischer kijken: welke regio bedien ik en hoe neem ik de kleur aan van onze specifieke regio. Daarmee profileer je je. Daarnaast moeten HBO's niet alles willen doen. Zorg voor goed, breed bacheloronderwijs. Zet daarop tien pieken van specifieke krachten of speerpunten in je masteronderwijs. Zorg dat je weet wat je kunt, zorg dat je weet dat je omgeving zoekt en sluit daarop aan in de heldere profielkeuzes die je als HBO kunt maken. Als je goed naar buiten kijkt, dan zie je het verschil wel dat je kunt maken. Kijk naar de regionale bedrijvigheid en je weet waar je op aan moet sluiten.”
Besturen in het HBO
9
Interview Pim Breebaart ‐ oud‐voorzitter college van bestuur De Haagse Hogeschool
“In het HBO wordt veel gesproken over de ambitie om excellent onderwijs te bieden. Op zich een hele gezonde ambitie, maar er wordt onvoldoende naar gehandeld”
Pim Breebaart is erelector Kennisontwikkeling van het Hoger Beroepsonderwijs aan De Haagse Hogeschool. Eerder was hij er voorzitter van het college van bestuur. Hij vervulde en vervult verschillende bestuurlijke functies in de HBO‐ sector en kent deze dan ook erg goed. Excellentie “In het HBO wordt veel gesproken over de ambitie om excellent onderwijs te bieden. Op zich een hele gezonde ambitie, maar er wordt onvoldoende naar gehandeld. Het wordt beleden met de mond. Of men zoekt naar laaghangend fruit, zoals een vergrote instroom vanuit het VWO. Er zijn teveel CvB‐voorzitters die te weinig eigen ervaring met onderwijs en onderzoek hebben. Leidt dat tot excellentie? Vervolgens nemen ze suboptimale besluiten: soms worden de ambities laag gehouden zoals bij het opleidingsniveau van de docenten, dan weer worden te hoge verwachtingen gewekt zoals intake en studieloopbaan gesprekken die het rendement zouden verhogen. Vaak hebben ze te laat door dat iets niet werkt zoals bedoeld. Met alle gevolgen voor het onderwijs van dien. Het referentiekader is meestal de portemonnee of de positionering van de instelling en jammer genoeg niet de leerwinst van de student. Daar komt bij dat veel verbeterprogramma's op afstand van het primaire proces worden bedacht. De docent zit het dichtst bij de knoppen, maar de docent is te weinig de initiator van de verbeterprogramma’s.” Rendement “De bewindslieden en bestuurders streven naar rendementsverbeteringen. Het willen verhogen van het opleidingsrendement is een verstandige ambitie, maar ik zie weinig successen. Bestuurders willen zo snel mogelijk zo veel mogelijk studenten van a naar d(iploma) brengen. Lees de strategienota’s er op na. In die lezing is rendement spelen met getallen. Als succes uitblijft dan veranderen we de definitie van rendement. Maar vanuit het perspectief van de student is rendement een zodanige scholing krijgen dat hij straks de bagage heeft om met succes door te studeren op masterniveau, een hoge productiviteit te leveren en een goede plaats op de arbeidsmarkt te verwerven.” De regio als norm “Hogescholen en universiteiten verheffen de regio tot norm. Dat is in dit tijdsgewricht hoogst merkwaardig. Je moet mensen niet de regio maar de wereld laten zien! Laat alle studenten een half jaar in het buitenland studeren. Laat ze studeren in vreemde talen en culturen. Dat stimuleert de nieuwsgierigheid. Laat ze kennis maken met de innovatieve processen buiten Nederland zodat zij die sfeer van vernieuwing mee terug nemen. Moet studeren leuk en comfortabel zijn? Niet te ver van moeder thuis?
Besturen in het HBO
10
Veel tijd nemen om plezierig te leven in de beschermde omgeving van de Nederlandse steden? Is dat de levenservaring die we willen meegeven? De meeste folders en websites scheppen wat dit betreft de verkeerde verwachtingen van de studie.” Kennis versus vaardigheden “In het curriculum van het HBO is te weinig aandacht voor kritisch en analytisch denken en voor schrijfvaardigheid. De beste manieren om studenten intelligenter af te laten studeren, is door een hoge studiebelasting per week in te voeren, veel meer boeken en vakliteratuur laten lezen en zeer regelmatig een essay laten schrijven. En natuurlijk het wetenschappelijk onderzoek integreren in de studie. Daarbij is scherpe feedback naar de individuele student een absolute vereiste. Dus de toetsing vooral verzwaren en niet te veel tijd besteden aan de techniek van het toetsen. In het HBO wordt veel in groepjes gewerkt. ‘Leren doe je samen’ was de leus. Het blijkt niet te werken. Studenten en alumni blijken er erg sceptisch over. Luister naar de alumni die aangeven dat de toetsing te licht was en dat studenten in groepswerk konden meeliften. Als we de student harder laten studeren en meer doen leren, aanspreken op doorzettingsvermogen en individueel problemen leren oplossen, dan zal dat de motivatie van de student ten goede komen. We stellen te weinig individuele eisen.” “Er is heel vaak geen goede wetenschappelijke onderbouwing voor de pedagogische didactische aanpak in hogescholen. De Institutional Research is slecht ontwikkeld. Er wordt te weinig kennis opgedaan uit de internationale vaktijdschriften en vakliteratuur over onderwijs. Er worden daardoor te veel ingrepen in het curriculum gedaan zonder goede onderbouwing met onafhankelijk onderzoek naar de effectiviteit.” “Beroepsonderwijs heeft als nadeel dat het een eindig proces is. Je leert nu iets voor een beroep waarvan je over twintig jaar zegt: waarom hebben we dat geleerd, het beroep is zó veranderd. De importantie van het beroepsprofiel moet tot redelijk proporties worden terug gebracht. Het bacheloronderwijs zou erop vooruit gaan als je het minder beroepsgericht maakt en meer aandacht besteedt aan academische vaardigheden. In een master studie ontwikkelen studenten zich vervolgens tot een beroepsbeoefenaar. Dat model leidt tot meer excellentie van de gemiddelde havist dan het huidige model. De beroepspraktijk is overwegend conservatief. In het bedrijfsleven zijn veel mensen gericht op de korte termijn en op behoud. Maar we willen onze jeugd juist opleiden voor een toekomst van vijftig jaar en met het perspectief van blijvende competentie en beroepswisselingen in het vizier.” Positie van toezicht “Het kwaliteitsgebrek bij een deel van het HBO is mede gesanctioneerd door de raden van toezicht. Hun toezicht draagt onvoldoende bij aan de kwaliteit van het onderwijs. Daar zijn de leden ook niet op geselecteerd. Ze weten niet goed vanuit welk perspectief ze toezicht houden. Moeten ze namens de samenleving toezicht houden? Of dienen ze het belang van de instelling? Daarbij is er iets grondig mis in de relatie tussen de samenleving, de politiek en het toezicht op het besturen van hogescholen en universiteiten. Het wantrouwen werkt vergiftigend. Het Nederlands onderwijs is kwalitatief en kwantitatief een subtopper. Willen we van de subpositie naar de top vijf dan zijn zeer precieze maatregelen in de hele keten van het onderwijs noodzakelijk, precieze maatregelen genomen door docenten, managers, bestuurders, toezichthouders en minister. Met hagel schieten helpt niet. Helaas klopt het referentiekader vaak niet. Bijna altijd overheerst de strategische positionering van de onderwijsinstelling en niet de leerwinst van de student. Maar die strategische positionering of profilering krijgt alleen maar betekenis als de leerwinst groot is.”
Besturen in het HBO
11
Interview Rob Brons ‐ voorzitter college van bestuur De Haagse Hogeschool
“Het is wel tekenend dat het willen faciliteren van excellentie meer vragen oproept dan het puur voldoen aan de bestaande eisen” Rob Brons heeft geen achtergrond in het HBO. Na een carrière binnen de politie stapte hij over naar de brandweer, waar hij commandant voor de gemeente Den Haag en vervolgens regiocommandant werd van de nieuw opgerichte veiligheidsregio Haaglanden. In 2010 werd hij de a‐typische voorzitter van het college van bestuur van de Haagse Hogeschool. Hij moest er wennen. “De Haagse Hogeschool is een afspiegeling van de stad Den Haag. Je vindt hier ruim 22.000 studenten met 130 verschillende nationaliteiten. In heel Den Haag zijn dat er 144. Diversiteit is hier bijna vanzelfsprekend. Mede daarom worden we terecht ook gezien als een emancipatiemotor. Toch komt 80% van onze studenten uit Zuid‐ Holland en gaat 75% later ook in de Randstad aan het werk. De arbeidsmarkt is ‐ zo blijkt uit onderzoek ‐ erg tevreden over het niveau van onze afstudeerders. Maar je moet daar zeker niet in doorslaan. We zijn erg terughoudend in het faciliteren van locale arrangementen bijvoorbeeld. De regionale kracht die we nu hebben, komt daardoor teveel onder druk te staan en dat heeft dan precies het tegenovergestelde effect dan wat je ermee beoogd. Je moet dus goed weten wat je sterke punten als onderwijsinstelling zijn.” “Ook wij zoeken daarin naar de balans tussen versterken waar je goed in bent en het ontwikkelen van andere krachten. Ondernemerschap wordt, via cross‐over minors bijvoorbeeld, volop gefaciliteerd. Toch gaat maar 10 à 15% van de studenten na hun opleiding direct aan de slag als ZZP'er. De omgeving is hier minder uitnodigend voor, horen we. Ook al doen we onze uiterste best om studenten mogelijkheden te bieden op dat vlak, het is niet altijd te voorspellen wat die effort oplevert. Uitval van studenten blijft ook altijd lastig. Er wordt ook daar enorm veel energie in gestoken en dat zie je niet per se terug in resultaten. Dat soort dingen blijven moeilijk. Tot hoe ver ga je daar dan in?” De Haagse Hogeschool staan bekend om betrouwbaar en degelijk voltijds bacheloronderwijs bij werkgevers. Die tevredenheid maakt echter ook de ontwikkeling van nieuwe opleidingen in samenwerking met de markt lastig. Innoveren doen we voornamelijk op microniveau, heel gericht, en wordt veelal vanuit lectoren geïnitieerd. Dat gaat redelijk autonoom. Bredere innovatie in het leerproces lijkt niet zozeer nodig, want de arbeidsmarkt verandert ook niet zo snel. Over 10 jaar zal er nog steeds een regering zetelen in Den Haag. De verhouding met overheden in Europa, in Washington over tien jaar is nu nog onduidelijk, maar de behoefte aan dienstverlening blijft.”
Besturen in het HBO
12
“Van mij mag het wel wat ambitieuzer. Zo zou ik heel graag een professional honours college inrichten voor ambitieuze studenten. Dat zou ook een stimulans zijn om hier meer internationale studenten naartoe te trekken. Buitenlandse studenten hebben vaak een hogere opleiding en een beter niveau. Het feit dat ze hierheen komen toont hun ambitie en hun interesse in de rest van de wereld. Van onze eigen studenten gaat slechts 2% naar het buitenland om daar een deel van hun opleiding te volgen. Het zit niet in het standaard denkpatroon van de HBO‐student om per definitie naar het buitenland te gaan. Dat is een gemis en het zou goed zijn als je er als hogeschool actief aan werkt om dat percentage te verhogen. Wat mij betreft verplicht je studenten om een aantal studiepunten in een andere taal of aan een buitenlandse onderwijsinstelling te halen.” “Ik zou ook graag zien dat er meer VWO’ers een HBO‐opleiding bij ons komen volgen. Als instellingen moet je dan natuurlijk wel zorgen dat je opleidingsaanbod dusdanige kwaliteit en uitdaging biedt, dat dit ook een interessant alternatief is voor universitair onderwijs. Anders raken studenten alleen gefrustreerd en teleurgesteld. Zo biedt de Haagse Hogeschool bijvoorbeeld een aantal driejarige bacheloropleidingen aan. Met dat soort initiatieven bedien je de ambitieuzere student ook in zijn of haar opleidingsbehoeften. Dit initiatief leidde tot enige discussie met de Inspectie. Inmiddels zijn we daar goed uitgekomen, maar het is wel tekenend om te zien dat het willen faciliteren van meer excellentie meer vragen oproept dan het puur voldoen aan de bestaande eisen.” “Het doel is om 90% van de docenten in het bezit te laten zijn van een mastertitel. Dat wordt volop gefaciliteerd vanuit de instelling en door de succesverhalen is de initiële koudwatervrees onder docenten omgeslagen in de noodzaak om deze ontwikkeling van ons personeel goed te plannen. Onze lectoren spelen verder een actieve rol bij de promotie van docenten. Zij staan in de praktijk wel meer aan de rand van het onderwijsproces. De kracht van de lectoren bij de Haagse Hogeschool is dat ze thematisch worden aangesteld. Studenten komen daardoor vanuit verschillende disciplines met elkaar in contact en die kruisbestuiving van disciplines draagt sterk bij aan de ontwikkeling en het plezier in onderwijs van studenten. Lectoren worden altijd voor bepaalde tijd (vier of maximaal acht jaar, hooguit één verlenging) aangesteld met concrete afspraken Lectoren over wat er dan In het hoger beroepsonderwijs werd eind 2001 de functie van lector (afkorting: lec.) geïntroduceerd. Een lector op gerealiseerd moet zijn, een hogeschool vervult een soortgelijke functie als een wat er ingedaald moet hoogleraar aan een universiteit. Lectoren doen zijn in een curriculum. praktijkgericht onderzoek en verbinden de uitkomsten Dat resultaatgerichte daarvan aan onderwijs en praktijk en zijn hiervoor beleid leidt zo ook tot doorgaans verbonden aan een lectoraat met een eigen concreet resultaat.” leeropdracht. Rondom de lectoraten bevindt zich een kenniskring van docenten die onderzoek en ontwikkeling “Een aantal zaken in het doen in aanvulling op hun onderwijstaken. De onderwijs is van alle Nederlandse HBO‐lectoren zijn verenigd in het Forum tijden, maar wat nu echt Praktijkgericht Onderzoek. anders is dan tien, twintig jaar geleden, is de verhouding tussen docent en student. Door de nieuwe media controleren studenten de docent ter plekke. Studenten zijn niet meer exclusief afhankelijk van de docent voor kennisoverdracht en zijn daardoor heel snel heel kritisch geworden. De grote berg rommel die ook op internet staat, doet een appèl op de docent om de onzin van de kwaliteit te scheiden. In Amerika zie je dat topuniversiteiten inspelen op die digitaliserings‐trend door steeds meer
Besturen in het HBO
13
internetonderwijs aan te bieden. Dat is ontzettend on‐Nederlands, ons middelbaar onderwijs rust mensen er helemaal niet op toe om zo te leren en het is niet geschikt voor iedere student. Maar het biedt wel mogelijkheden om traditioneel, klassikaal onderwijs aan te vullen. En het kan een antwoord zijn op de vraag hoe de student 2.0 kan en wil leren. De kritische factor wordt aansluiting.” “Aan de ritmiek van het onderwijs (40 weken, vier blokken van tien weken met aan eind van ieder blok piekspanning, culminerend aan het eind van het schooljaar) moest ik erg wennen. In mijn vorige loopbaan was je 24 uur per dag oproepbaar en hier werkt tijd heel anders. Ik weet ook wat ik aan anderen moet overlaten, maar heb heel scherp wat ik goed kan en wat ik hier kom toevoegen. Uiteindelijk is besturen besturen, moet je de professionals in hun waarde laten en moet je een visie hebben hoe de hogeschool er in 2020 uitziet.” “Fysiek ziet de school er in 2020 er nog hetzelfde uit, daar ben ik van overtuigd. Maar het onderscheid tussen hypes en trends in het onderwijs wordt moeilijker. De onvoorspelbare variabelen nemen snel toe in aantal en sommige dingen veranderen zo snel dat ze moeilijk te incorporeren zijn binnen een tijdsbestek dat er nog waarde uit te halen is als onderwijsinstelling. Je moet steeds sneller beslissen: waar ga je wel in mee en wat laat je voorbij gaan? Mijn persoonlijke ambitie is echter het behouden van de stabiliteit van deze organisatie. De Haagse Hogeschool wordt door studenten, medewerkers en werkgevers getypeerd als veilig, vriendelijk en vertrouwd. Die termen hebben niks met hypes te maken. Het zijn echter wel hele waardevolle eigenschappen voor een onderwijsinstelling. Niet alleen vandaag de dag, maar ook de jaren daarna. Ze geven aan dat deze hogeschool een opleidingsinstelling is waar je als student en als werkgever op kunt vertrouwen. Het is me heel wat waard om die reputatie van betrouwbaarheid en vertrouwen te bestendigen en verder uit te bouwen.”
Besturen in het HBO
14
Interview Rob van der Hoorn ‐ directeur Hobéon
“Internationalisering moet geen verkapt reisbureau zijn: het gaat om het belang ervan voor de beroepsuitoefening. Dat perspectief mis ik soms in de uitspraken hierover” Rob van der Hoorn is directeur van Hobéon en adviseert als zodanig onderwijsinstellingen, waarbij het hoger onderwijs zijn bijzondere aandachts‐ en expertisegebied vormt. Over de grens “HBO‐studenten zijn over het algemeen geografisch honkvast, ook na hun opleiding. Daar is nog al eens kritiek op: de maatschappij vindt dat ze de wereld in moeten. Studenten ervaring laten opdoen met studeren in andere omgeving zie ik vooral als een kans om kennis te nemen van de internationale context van de beroepsuitoefening. Zorg dat je als accountant in Nederland bijvoorbeeld ook weet hoe je voor een Duits bedrijf werkt, of waar je op moet letten als je een opdracht in België hebt. Dan voeg je iets toe voor toekomstige werkgevers. Internationalisering moet echter geen verkapt reisbureau zijn, geen douceurtje maar altijd gericht zijn op het belang ervan voor de beroepsuitoefening. Dat perspectief mis ik soms in de uitspraken over het beperkte aantal HBO’ers dat een deel van zijn of haar opleiding in het buitenland invult.” Lectoraten en masters “Universitaire studenten kiezen nog wel eens voor een bepaalde professor of faculteit. Dat was in het hoger beroepsonderwijs tot voor kort niet zo: daar werd gewoon onderwijs in den brede geboden. Studenten kozen voor een hogeschool in de buurt. Onderwijs blijft echter altijd afhankelijk van mensen, ook al zijn de organisaties enorm groot. Het verbinden van deskundige, praktijkgerichte lectoren aan een opleiding, zorgt ook in het HBO in toenemende mate voor aantrekkingskracht op studenten. Belangrijk is dan wel dat de opbrengst van het lectoraat in het onderwijsproces duidelijk wordt. Hogescholen moeten een duidelijke visie ontwikkelen om de rol en de meerwaarde van lectoraten zichtbaar te maken.” “Tijdens je studie is het niet alleen nuttig maar ook gewoon interessant om van iemand college te krijgen die niet louter theoretisch is onderlegd, maar ook de praktijk kent. Je kunt wel stellen dat alle docenten een master moeten hebben, maar enige nuancering is hier wat mij betreft gewenst. Er moet ook voldoende praktijkervaring zijn. Opleidingsniveau is niet het enige criterium om vast te stellen of iemand een goede docent is. Er zit zoveel beweging in kennisontwikkeling, dat je vooral moet investeren in het ontwikkelen van een drive bij docenten om kennis te blijven vergaren en kennis van zaken te houden. Dat is de manier om kwaliteit te behouden in je personeelsbestand en daarmee in je opleiding. Daardoor blijft de opleiding goed bekend staan en is daarmee interessant voor de student én voor de arbeidsmarkt. Een master zegt me te weinig over de kwaliteit en kennis die docenten
Besturen in het HBO
15
in huis hebben en over moeten kunnen brengen. Hun praktijkervaring en didactische capaciteit spelen evenzeer een belangrijke rol.” “Als je dan echter als opleiding goed bekend staat, is het vooral zaak om niet ongezond snel te groeien. Te snelle groei is onverantwoord korte‐termijn succes, omdat er daardoor onherroepelijk een inflatie in kwaliteit ontstaat. Immers ook de organisatie van een onderwijsinstelling moet mee kunnen groeien met het toenemende studentenaantal. Bovendien raakt de balans tussen afname door beroepspraktijk en het aanbod van studenten verstoort. Dat levert uiteindelijk een hoge rekening voor studenten op: zij betalen uiteindelijk de prijs, komen niet aan de slag en zitten met een minder waardevol diploma.” De beroepspraktijk “Bij het werven van lectoren is het cruciaal dat deze met hun expertise aansluiten op wat er speelt in de lokale arbeidsmarkt. Werkgevers willen personeel dat past en lectoren kunnen daarin een brugfunctie vervullen, waar zowel werkgevers als studenten bij gebaat zijn. Dit gebeurt nu nog te weinig. De aansluiting van HBO opleidingen op de beroepspraktijk kan en wordt ook beter. Om die verbetering te bestendigen, is een brede discussie nodig over integrale benadering van de vraag‐ aanbod‐aansluiting. Dan heb ik het over instroom en uitstroom in alle soorten onderwijs, niet alleen in het HBO. Daar hebben bedrijven meer interesse in, want dat raakt hen: wat voor mensen heb je nodig in de komende jaren op de verschillende niveaus van je organisatie om de toekomst aan te kunnen? HBO opleidingen moeten daarbij ook niet doen alsof ze een universiteit zijn. Onderzoek doen in het HBO is nuttig als het toepassingsgericht is en uitgaat van de concrete vraag of behoefte van de arbeidsmarkt. Studenten in het HBO ontwikkelen zo hun analytisch vermogen en leren resultaten van wetenschappelijk onderzoek toe te passen bij praktische vraagstukken.” Privaat of publiek onderwijs “Ik voorzie een opmaat voor privaat hoger onderwijs in Nederland. Er zal meer gekeken worden naar kwaliteit, uitgaande van de vraag 'waar haal ik nu het beste voor mijn geld' en waar is de kans op een goede baan het grootst. En als prijs (onder andere de verhoging van de collegegelden door de langstudeerdersboete) minder onderscheidend is, dan zullen meer studenten een private opleiding kiezen. Door de bank genomen, worden daar hogere studierendementen behaald. Mede ook omdat het kleinschaliger is, er anders wordt geselecteerd bij toelating en er meer lokaal georiënteerd maatwerk mogelijk is. Private instellingen zijn wendbaarder dan publieke HBO’s in het uitwerken en doorvoeren van kwaliteitsverhogende maatregelen, in het bieden van gunstige arbeidsvoorwaarden voor excellentie, in het inspelen op behoeften vanuit de arbeidsmarkt, in het aanbieden van cursorisch onderwijs, in het inspelen op de behoefte aan ‘een leven lang leren’ en in het veranderen van het aanbod aan docenten dat ze hebben. De kritiek is weleens dat private instellingen te klein of te smal zijn. Uiteraard moet je voorkomen dat studenten in een nauwe, doodlopende steeg terechtkomen, het ‘Fokker of niks’‐ model, zoals ik dat noem. Zie echter ook hoe vandaag de dag de specialistische opleidingen met hoge kwaliteit die in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven en dus de beroepspraktijk worden opgezet studenten hele goede perspectieven bieden. Een verschuiving in de balans tussen privaat en publiek onderwijs zal zeker een kwaliteitsimpuls onder afgestudeerden in de volle breedte met zich meebrengen, omdat regulier bekostigde instellingen mee zullen blijven gaan in de concurrentiestrijd om de student en zich zullen willen blijven ontwikkelen.”
Besturen in het HBO
16
Interview Leendert Klaassen ‐ voorzitter college van bestuur Stenden Hogeschool
“Een onderwijsstelsel met meer inhoud, minder protocol” Stenden Hogeschool telt zo’n 11.000 studenten verspreid over vestigingen in Leeuwarden, Groningen Emmen, Meppel en Assen. Met buitenlandse locaties in Indonesië, Thailand, Qatar en Zuid‐Afrika behoort Stenden tot een van de meest internationale HBO’s van Nederland. Tegelijkertijd heeft de instelling haar regionaal karakter behouden. Niet voor niets heeft de hogeschool als slogan: ‘Internationaal en dichtbij’. Sinds begin 2011 is Leendert Klaassen bestuursvoorzitter van Stenden. “Het huidige onderwijsstelsel vraagt meer inhoud, minder protocol.” Onder meer met een ‘grand tour’ kunnen studenten van Stenden buitenlandervaring opdoen. Ze kunnen zelfs een deel van het Nederlands curriculum op de Stenden‐vestigingen in het buitenland volgen, waardoor ze geen studievertraging oplopen. Klaassen is positief over de manier waarop het thema Internationalisering in de Strategische Agenda van de staatssecretaris wordt benaderd. “Wij hebben een internationaal profiel en zien daarbij een belangrijk aanknopingspunt Accreditatie met de route van In een kenniseconomie als Nederland is de kwaliteit van Zijlstra. Vandaar onderwijs uiteraard van groot belang. Om die kwaliteit te borgen dat ik ook de werd In 1999 het accreditatiestelsel ingevoerd waarmee daarin geschetste opleidingen een keurmerk kregen dat aangaf dat een opleiding profilering van aan door de overheid vastgestelde minimale kwalitatieve HBO‐instellingen maatstaven voldoet. Het keurmerk wordt toegekend door de omarm. Dat kan Nederlands‐Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) en is zes jaar geldig. Ook met visitatiebezoeken wordt bij hbo‐instellingen natuurlijk altijd gekeken of de kwaliteit van het onderwijs voldoende wordt beter, maar het nageleefd. mechanisme is er.” Meer inhoud, minder protocol Klaassen kan als CvB‐voorzitter putten uit zijn ervaring als lid van het dagelijks bestuur van de Nederlands‐Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO), de organisatie die de borging van de kwaliteit van het hoger onderwijs regelt waar hij van 2005 tot 2011 werkzaam was. Mede op basis van de kennis die hij daar opdeed levert hij ook kritiek op de onderwijsplannen van het kabinet. “Ik vraag me af of het uitgangspunt van centrale sturing op het niveau van examinering wel realistisch is, die landelijke kennisbasis is niet voldoende. Ik ben van mening de kwaliteit van het hoger onderwijs toch in belangrijke mate wordt bepaald door de verhouding van de student met de docent. Het werken met centrale regie op de beoordeling en toetsing, daar wil je niet naartoe als overheid.” Ook pleit de bestuursvoorzitter voor meer inhoud en minder protocol in het hoger onderwijs. “Bij de NVAO hebben we de beweging gemaakt van de beoordeling van proces en protocol naar meer naar de inhoud en het gesprek met de professional en de docenten. Dat wordt als een stap vooruit gezien, ook door toezichthouders. We moeten ons niet wederom op de protocollen en procedures storten. Ik sta zeer open
Besturen in het HBO
17
voor externe kritiek, maar laat het vooral over de inhoud van het primaire proces gaan.” Praktijkervaring Meer inhoud in het onderwijs geschiedt volgens Klaassen ook via de professionalisering en scholing van docenten. In 2017 moet 90% van de Stenden‐ docenten een mastertitel of hoger hebben. Honderd procent is volgens Klaassen echter een ‘onhaalbare kaart’. “Ik begrijp de insteek, maar tegelijkertijd zijn wij op de praktijk gericht met de beroepsopleidingen. Die ervaring brengen masteropgeleide docenten niet altijd mee. Ik vind dat je daar ook naar moet kijken. Ook het beroepenveld om ons heen kijkt naar praktijkervaring. We hebben een groot budget voor scholing van onze docenten. Onze doelstelling is dat in 2017 90% van onze docenten een mastertitel of hoger hebben. Momenteel zitten 25 docenten in een Phd‐traject en nog eens zo’n 100 volgen een masteropleiding.” Toekomstvisie Gevraagd naar zijn visie over de toekomst van het hoger onderwijs in Nederland stelt Klaassen dat hij verwacht dat in ieder geval de internationalisering door zal zetten en ook zal verbreden. Het kader is in de afgelopen periode helder gemaakt en dat is goed voor het hoger onderwijs. Ook de profilering van het HBO zal verder gaan. “Als Stenden zitten we momenteel in een herijking van onze hogeschool waarbij we de strategie voor de komende vier jaar ontwikkelen. We gaan verder in waar we goed in zijn, andere dingen moet je misschien aan anderen overlaten. Men heeft de schaalvergroting wel benut, efficiency, doelmatigheid, synergie, dat gaat wel de goede kant op. Maar de herkenbaarheid van het HBO is ook een punt. Ik denk dat de ontwikkeling zich in die richting zal vertrekken, dat daar de winst valt te behalen.”
Besturen in het HBO
18
Interview Paul van Maanen ‐ voorzitter college van bestuur Hogeschool Leiden
“De bewegingsvrijheid van onderwijsbestuurders moet gewaarborgd blijven” In 2011 vierde de Hogeschool Leiden haar 25‐jarig bestaan. Aan het roer van de instelling staat collegevoorzitter Paul van Maanen die na jaren als directeur te hebben gewerkt bij OCW, bij de directie voortgezet onderwijs en de directie middelbaar beroepsonderwijs, in 2006 de overstap maakte naar het HBO. “Onderwijsbestuurders moeten ook hun eigen koers kunnen varen. Die bewegingsvrijheid naast overheidsregulering dient gewaarborgd te blijven.” De Hogeschool Leiden ontstond in 1986 na de fusie van een aantal onderwijsinstellingen. Sindsdien groeide de instelling van 800 naar 8000 studenten en 21 bacheloropleidingen, drie masteropleidingen en drie associate degree opleidingen. “Inmiddels heeft de Hogeschool Leiden als kenniscentrum een centrale plek ingenomen op het Bio Science Park Leiden. De hogeschool staat midden tussen de laboratoria. Niet verwonderlijk dus dat de instelling een speerpunt heeft gemaakt van biomedisch onderzoek en bio‐informatica. Daar wordt ook sterk in geïnvesteerd, met als gevolg dat deze opleidingen stevig groeien, tegen de krimp in. De twee lectoren hebben ieder hun eigen laboratorium, een unicum in HBO‐land. En de helft van de docenten bij deze opleidingen is gepromoveerd.” Zorg Een andere sector waar de hogeschool sterk op inzet, is de zorg. Met het LUMC en verschillende andere zorginstellingen als het Diakonessenhuis op een steenworp afstand is er een sterke verbinding met de zorg. Van Maanen: “Wij zijn als hogeschool momenteel bezig met het aan elkaar knopen van onze Zorgopleidingen met die van het MBO. Zo willen we Niveau 4 (MBO) en Niveau 6 (bachelor) op elkaar aan laten sluiten. Voor de mensen die door willen studeren, is er ook de masteropleiding tot nurse practitioner.” Vanwege die sterke binding met het thema zorg wordt er ook nauw samengewerkt met instellingen op dat gebied. “Er lopen verschillende samenwerkingsverbanden met andere onderwijsinstellingen en bedrijven uit de regio. We denken ook om dat met het thema ICT zo te gaan doen.” Ook is er contact met Topaz, een instelling voor ouderenzorg in de regio Leiden‐Katwijk om medewerkers op te scholen. Als gevolg van de fysieke nabijheid van zorgaanbieders als het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) is er ook regelmatig overleg tussen de hogeschool Leiden en de besturen van zorginstellingen, onder meer voor de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Maar het blijkt niet altijd eenvoudig om de vacatures efficiënt op te kunnen vullen. “De P&O‐coördinatoren zitten in een
Besturen in het HBO
19
concurrentiemarkt. Bij laboratoria op het Bio Science Park konden ze ongeveer 10 procent van die vacatures niet invullen. Daar kunnen wij als hogeschool uiteraard een belangrijke rol in spelen. Maar het probleem is dat ze pas bij tekorten van 20 of 25 procent bij ons aankloppen, maar dan is het te laat.” Vaak blijkt het dan ook lastig om vraag en aanbod op elkaar aan te laten sluiten, niet in de laatste plaats als gevolg van het niet tijdig signaleren van de toekomstige vraag. De Hogeschool Leiden zet ook sterk in op aansluiting op het MBO. Ongeveer 50 procent van de MBO‐studenten in de regio stroomt door naar het HBO, waarmee zij ongeveer een kwart uit maken van het totale aantal studenten. “Wij zijn daarmee onze eigen leverancier. Wij zijn bezig met het aan elkaar knopen van MBO en HBO‐ zorgopleidingen. Niveau 4 (MBO‐niveau) en niveau 6 (bachelorniveau) zijn we aan elkaar aan het knopen. Nurse pratitioner is een masteropleiding.” Onder meer als gevolg van de ontwikkelingen bij Inholland begin 2010 en Hogeschool Windesheim eind 2011 ontstond er discussie over de naleving van de accreditatie in het HBO. “Mijn voorkeur gaat uit naar een groter aandeel van peer‐to‐peer reviews, naast of tijdens de visitatie. Geen onnodig confronterende bejegening, maar het gesprek voeren over wanneer de professie, over het vak en de eisen die daaraan gesteld worden enzovoort. In het vernieuwde accreditatiestelsel zien we dat deze aanpak werkt in de beperkte opleidingsbeoordeling. Het is niet alleen interessant, maar ook erg goed om als professional over je vak te praten met anderen. We moeten ook waken voor teveel quasi‐controle op hogescholen. Dit leidt tot 'stopwatch‐onderwijs' waarbij controleurs met de stopwatch in de hand alles klokken en onder de loep nemen. Ik voorspel dat het nieuwe toetsingskader van de Onderwijsinspectie geen bijdrage gaat leveren aan beter kwaliteit maar wel de bureaucratie enorm laat toenemen. Het leidt tot paniekvoetbal als er zich eens een incident voordoet. Anders gezegd: een school is goed als er goede docenten zijn die zonder al te veel belemmeringen les kunnen geven.” Kwaliteitsagenda De Kwaliteitsagenda van de staatssecretaris vraagt meer samenhang tussen onderwijs, onderzoek en het bedrijfsleven. Volgens Van Maanen zet de Hogeschool Leiden daar al langer op in. “Er worden gesprekken gevoerd met de Kamer van Koophandel, maar voornamelijk met de branches zelf. Waar zitten de tekorten, wat kunnen wij als hogeschool daar aan doen?”, aldus Van Maanen. Ook hebben wij regelmatig gesprekken met ziekenhuizen in de omgeving en andere delen van het werkveld waarvoor wij opleiden. “Deze ideeën rond samenwerking met bedrijven stonden al eerder op papier dan de Kwaliteitsagenda van Zijlstra. We hebben dat goed geformuleerd in onze eigen kwaliteitsagenda. Wat ik van groot belang acht, is dat de bewegingsvrijheid van onderwijsbestuurders gewaarborgd moet zijn. Wij hebben uiteraard een eigen verantwoordelijkheid, die naast de plannen van een bewindspersoon kan bestaan. Die individuele geluiden moeten ook gehoord worden.” Internationalisering De Hogeschool Leiden biedt in haar onderwijsprogramma ook mogelijkheden om in het buitenland te studeren. Van Maanen: “Veel studenten hebben daar een beursprogramma voor nodig, maar die worden nu echter steeds verder afgebouwd. Desondanks zijn er vrij veel studenten die naar het buitenland gaan, voor bijvoorbeeld een minor of een stage. Het zijn echter wel de ondernemende types die daarvoor kiezen, die vaak zelf hun buitenlandstage regelen. Soms krijgen ze daarvoor een bijdrage van de hogeschool, soms betalen ze het volledig zelf. Die studenten
Besturen in het HBO
20
komen allemaal verrijkt terug.” Internationalisering wordt door de hogeschool zeker aangemoedigd, maar de komende jaren niet verder uitgebouwd. “Wij kiezen echt voor de regio, die absorbeert bijna al onze studenten op de arbeidsmarkt.” Is de hogeschool Leiden van plan de komende jaren nog verder te groeien? Van Maanen denkt dat het stabiliseren van het huidige studentenaantal beter is. “Sommige studenten van ons komen van een andere Hogeschool. Velen van hen zeggen dat hier meer wordt gevraagd dan alleen hoe gaat het met je? Dat is persoonlijke betrokkenheid. Je bent hier geen nummer en dat heeft ook met de omvang van de school te maken. Die willen we stabiel houden. Als je groeit als hogeschool zonder er budget bij te krijgen, dan is dat ingewikkeld. Wij groeien al 10 jaar en hebben voor 4000 studenten moeten voorfinancieren, dat is circa 20 miljoen euro. Wij krijgen ook nauwelijks de inflatie gecorrigeerd. Al met al lopen we bijna 25 miljoen euro in onze bekostiging achter. Op een gegeven moment is dat niet meer op te brengen. Een overheid die het van belang vindt dat we de zesjescultuur achter ons moeten laten (en wie zou dat niet willen?), moet zich wel realiseren dat je dan meer moet doen dan een viereneenhalf financieren.”
Besturen in het HBO
21
Interview Henk Pijlman ‐ voorzitter CvB Hanzehogeschool
“De Halbe‐heffing? Studenten mogen best een keer van studie switchen” In 2000 trad Henk Pijlman toe tot het bestuur van de Hanzehogeschool Groningen. Sinds 2004 is hij er bestuursvoorzitter. Onder zijn leiding ontwikkelde de hogeschool zit tot een belangrijke speler in de onderwijssector van Noord‐ Nederland. “Nederland doet het goed. We focussen teveel op de negatieve sentimenten.” De Hanzehogeschool Groningen (1798) is de oudste multisectorale hogeschool van Nederland. Met vestigingen in Groningen, Assen, Leeuwarden en sinds kort ook Amsterdam telt de hogeschool bijna 26.000 studenten. Het aanbod van 70 bachelor‐ en 16 masteropleidingen maken de Hanzehogeschool tot een van de grootste onderwijsinstellingen van het Noorden. Noord‐Nederland De regiofunctie van de Hanzehogeschool komt ook sterk terug in de profilering. “In de eerste plaats ben je een regionale instelling. Zo’n 85% van onze studenten komt uit de regio. Daar houd je rekening mee”, aldus Pijlman. Met de thema’s Energie, Ondernemerschap en Healthy Aging richt de Hanzehogeschool zich in Profilering belangrijke mate op de Noordelijke Een van de drie kernpunten uit het advies van de commissie‐Veerman (2010) aan regio. De afgelopen jaren zijn er op het kabinet is profilering van het dit gebied diverse allianties gesloten beroepsonderwijs. Veerman verbond met bedrijven als Gasterra en de profilering aan de kernbegrippen kwaliteit Nederlandse Aardolie Maatschappij en verscheidenheid. Als voorbeelden (NAM). Kenniscentra spelen daarbij voerde hij onder andere de Design een centrale rol. Het Energie Academy Eindhoven aan, een ‘compacte Kenniscentrum is een samenwerking topinstelling met een scherp profiel’. Het met de Gasunie en TNO en eind 2011 kabinet wil met een sterke profilering van werd de Energy Academy opgericht, HBO‐instellingen de versnippering van het een coöperatie met de onderwijsaanbod tegengaan. Rijksuniversiteit Groningen. Ook op het gebied van Healthy Aging werd een kenniscentrum ontwikkeld. Onderzoek en ondernemerschap Naast het doorontwikkelen van haar regiofunctie zet de Hanzehogeschool stevig in op de koppeling van haar opleidingen aan onderzoek. Steeds meer opleidingen worden in relatie gebracht met praktijkgericht onderzoek. Het Hanze Institute of Technology (HIT) in Assen is hier een voorbeeld van. Het HIT werd opgericht door de NAM om olie‐ en gasreserves in kaart te brengen. Sinds 2008 kunnen studenten er opleidingen volgen die zich richten op sensortechnologie. Het HIT profileert zich daarmee als een aparte ‘school’ binnen de Hanzehogeschool. Met dergelijke schools wil de Hanzehogeschool de mogelijkheden voor onderzoek vergroten.
Besturen in het HBO
22
Ook ondernemerschap wordt op de Hanzehogeschool sterk gestimuleerd. Zo ligt er de ambitie om de Energie Academy te koppelen aan ondernemerschap onder studenten. Daarnaast is het instituut ook bedoeld om nieuwe bedrijvigheid uit te lokken en aan te trekken. Daar moeten ook een deel van de fondsen vandaan komen. Een derde van de financiering van de Academy wordt gedragen door het bedrijfsleven, bijvoorbeeld door middel van het doen van vraaggestuurde opdrachten. “Het nieuwe instituut moet ertoe leiden dat Groningen het belangrijkste centrum op het gebied van energieonderwijs van in ieder geval Nederland wordt.” Associate degree De Hanzehogeschool biedt zeven Ad‐programma’s aan. “Als Hanzehogeschool zijn wij erg kritisch over deAD’s, dat staat Associate degree ook in ons beleidsplan. Zakelijk Sinds 2006 kent Nederland tweejarige gezien, is het tot dusver een studietrajecten op HBO‐niveau. Die opleidingen totale mislukking. Alle AD’s worden afgerond met een diploma en een hebben slechts een handjevol verleende graad: de Associatie degree (AD). Dit studenten. Ik durf ook nog wel zo zijn 2‐jarig trajecten die de overstap van ver te gaan dat het feitelijk MBO’ers, werkenden en werkzoekenden naar het bedrijfsopleidingen zijn die zijn hoger onderwijs makkelijker maken. AD‐ omgezet in bekostigde programma’s hebben nu nog een tijdelijke status, opleidingen, maar het kabinet wil maar op 8 februari 2011 is besloten dat de associate degree definitief zal worden ingevoerd ermee doorgaan omdat je dan als onderdeel van het hoger onderwijs. De AD’s voldoet aan de Europese zijn vooral bedoeld voor MBO’ers die nog een richtlijnen en eisen”, aldus de HBO‐certificaat willen volgen maar geen CvB‐voorzitter.
vierjarige HBO‐opleiding willen volgen.
Ook vermoedt Pijlman dat het kabinet met de AD’s de doorstroom van MBO‐4 naar HBO af willen afremmen. “Mijn mening is, laat het bedrijfsleven maar eens benoemen welke 25 AD’s een positief effect hebben, wat ze nou werkelijk opleveren. Mocht daar veel uitkomen dan zullen we dat vervolgens opnemen met onze noordelijke partners Stenden hogeschool, NHL Hogeschool en Hogeschool Van Hall Larenstein. Maar uit onszelf zullen we dat niet doen. De commissie Veerman oordeelde dat er meer VWO’ers naar het HBO moesten worden gehaald. Maar VWO’ers zijn helemaal niet in AD’s geïnteresseerd.” Internationaliser De commissie Veerman ing Eind 2009 werd door toenmalig onderwijsminister Plasterk de Pijlman stelt dat Commissie Toekomstbestendig Hoger Onderwijs Stelsel ingesteld, er te weinig onder leiding van oud‐minister Cees Veerman. De belangrijkste taak steun is van het van de commissie was te onderzoeken of het hoger onderwijs in zijn kabinet om huidige vorm een toekomst heeft en hoe de Nederlandse situatie internationaliseri zich verhoudt tot die in andere landen. De Commissie Veerman ng in het hoger bracht in april 2010 haar advies uit onder de titel ‘Differentiëren in onderwijs drievoud. Omwille van kwaliteit en verscheidenheid in het hoger voldoende te onderwijs’. Het rapport bevat onder meer zeven adviezen voor de kunnen overheid evenals drie adviezen gericht aan het hoger beroepsonderwijs. De kern van het rapport: hogere kwaliteit; meer benutten. “Het profilering door universiteiten en hogescholen; meer differentiatie liefst zouden we in het onderwijs. iedere student verplicht een half jaar naar het buitenland sturen, zoals de Hogeschool van Bremen dat doet. Ik denk echter dat wij veel studenten gaan verliezen als wij dat ook zouden doen. Dat
Besturen in het HBO
23
wordt dan veel te duur voor ze, denken ze. De studiebeurzen zijn de afgelopen tien jaar naar beneden gegaan en het Noorden is geen rijke regio.” Staatssecretaris Zijlstra kondigde in juni 2012 aan de mogelijkheden voor studeren in het buitenland in te willen perken. Als de plannen van Zijlstra doorgang zullen vinden, zou dat volgens Pijlman ‘dramatische gevolgen’ hebben. Pijlman: “Overigens vind ik dat wij ons wel heel erg focussen op die negatieve rendementen, terwijl internationaal gezien het rendement in Nederland goed is. Nu ligt de nadruk wel heel sterk op verbetering. Waarom zou een student niet een keer van studie mogen switchen? Ik vind dat wij ook wel veel vragen van studenten, dat we het ze bijna niet meer gunnen. Dat heeft voornamelijk een financiële achtergrond. Ik ben het dus ook niet met Marcel Wintels eens die voor de Halbe‐heffing is. Ik vind dat je het wel in perspectief moet blijven zien.”
Besturen in het HBO
24
Interview Paul Rüpp ‐ voorzitter college van bestuur Avans Hogeschool
“Overal in de sector is zichtbaar dat de grenzen van de schaalvergroting bereikt zijn. Groei is dan ook zeker geen doel voor ons, het gaat nu echt om kwaliteit” Paul Rüpp is sinds december 2009 voorzitter van het college van bestuur van de Brabantse Avans Hogeschool, waar circa 26.000 studenten een opleiding volgen. Ooit stond hij zelf voor de klas, als docent Nederlands. Binding met de regio “Wij hebben een breed aanbod aan bacheloropleidingen. Dat aanbod sluit aan bij de bedrijvigheid in de regio Brabant, waar het grootste deel van onze studenten na het afronden van hun opleiding de arbeidsmarkt op gaat. We zetten in op een sterke binding met de overheid en het bedrijfsleven in de regio en gaan ook zeker geen opleidingen schrappen of versmallen: alle opleidingen die we aanbieden, hebben bestaansrecht en zijn gewenst door de regio. Elke opleiding heeft bovendien een werkveldadviesraad om die aansluiting van onze opleidingen op de markt in beeld te houden en te bewaken. Dat nemen we bloedserieus: het is immers cruciaal voor het toekomstperspectief van onze studenten. Pas als het tentamenrecht wegvalt, heffen we een opleiding op.” Aansluiten bij actuele ontwikkelingen in het werkveld “Vanuit die brede bacheloropleidingen hebben we rond een aantal thema’s expertisecentra opgericht. Dat zijn echt kennisknooppunten: experts vanuit verschillende disciplines werken er samen aan het onderzoeken van vraagstukken rond thema’s als veiligheid, duurzame innovatie of het nieuwere expertisecentrum biobased. Aan ieder expertisecentra is minstens één lector, diens kenniskring en ten minste twee academies verbonden, meestal zijn dat er meer. Het toepassingsgerichte onderzoek dat de centra doen, helpt onze docenten en studenten om op de hoogte te blijven van de actuele ontwikkelingen in het werkveld. Als onderwijsinstelling hebben we mede dankzij de expertisecentra een enorme kwaliteitssprong gemaakt, van ‘technische hogeschool plus’ zijn we inmiddels een university of applied science geworden.” “Het is ook een manier om te zorgen dat de lectoren meer verbonden zijn aan ons onderwijs en het beroepenveld. We willen die weerslag versterken en lectoren nog beter laten integreren in het onderwijsproces, zodat hun meerwaarde optimaal benut kan worden door docenten en studenten. Het verbinden van praktijkgericht onderzoek aan het onderwijs draagt daar zeker aan bij. Gezien de ontwikkeling van het praktijkgerichte onderzoek in het HBO denk ik dat universiteiten dit in de toekomst minder zullen gaan oppakken. Ik verwacht dat HBO’s de implementatie van wetenschappelijk onderzoek in de praktijk steeds vaker op zich zullen gaan nemen en universiteiten zich meer en meer op hun fundamenteel‐wetenschappelijke taak
Besturen in het HBO
25
zullen richten. Dat biedt kansen voor samenwerking tussen universiteiten en HBO’s in brede kenniscentra, waarbij beide als zelfstandige entiteiten elkaar aanvullen.” Maatschappelijke opgave “Wij zijn sterk gericht op een leven lang leren. We hebben veel associated degrees, hebben een aparte, groeiende academie voor deeltijd met een heel eigen type student en bieden ook post‐initieel onderwijs. Dat laatste hebben we geheel apart van ons andere onderwijsaanbod ingericht en we vinden het een waardevolle aanvulling. Het is niet erg dat dit geen nauwe banden met het regulier onderwijs heeft: kijk als onderwijsinstelling ook naar het grotere belang en naar wat je fundamentele opgave in de samenleving is. Dat moet je altijd in gedachten houden. ” Direct contact “Ik hecht er zeer sterk aan om onze organisatiestructuur plat en kleinschalig te houden. We hebben geen faculteitsstructuur maar in totaal 19 academies, die zoveel mogelijk in hun thuisstad verankerd zijn en die we zo min mogelijk centraliseren. De directeuren krijgen veel vrijheid en zelfstandigheid ‐ inclusief budget ‐ waardoor mensen nog invloed kunnen uitoefenen op de werkomgeving en op wat er gebeurt. Dat is ook een belangrijke reden voor problemen bij heel grote HBO‐instellingen: medewerkers en docenten hebben vaak het gevoel stomweg te moeten uitvoeren wat een ander die ergens ver weg zit, bedacht heeft. Dat lijdzame en afhankelijke valt slecht bij docenten. En dat begrijp ik goed.” “We zijn de laatste jaren fors gegroeid. Daarna zijn we nu aan het nadenken wat de goede schaal voor opleidingen en academies is. Het moet zo georganiseerd zijn dat docenten binnen een opleiding/academie elkaar kunnen kennen. De directeuren beoordelen de docenten en om dat goed te kunnen doen, wonen ze geregeld lessen en colleges bij. Je bent daardoor kenbaar voor je mensen en weet waar ze mee bezig zijn. Daarnaast blijf je ook benaderbaar voor studenten en die laten zich vervolgens ook horen als er dingen niet goed gaan. Dat is heel belangrijk: als dat contact door je organisatiestructuur niet meer laagdrempelig is, ga je als bestuur hele cruciale informatie mislopen. Het is hier persoonlijk gehouden, leidinggevenden en docenten zijn aanwezig, zichtbaar en aanspreekbaar en de mensen zijn vriendelijk. Dat zit in ons DNA en is één van onze belangrijkste succesfactoren. Studenten en medewerkers weten wie ze moeten hebben, ervaren dat er naar ze geluisterd wordt en dat er ook iets gedaan kan worden met hun opmerking of vraag. De tevredenheid van studenten over Avans is mede hierom ook hoog.” Kwaliteit “Het is onomstreden dat verhoging van de kwaliteit van je docenten een verhoging van de kwaliteit van je onderwijs betekent. Maar hoe definieer je kwaliteit? De ideale HBO‐docent heeft beroeps‐ en praktijkervaring, heeft didactische skills èn beschikt over onderzoeksvaardigheden. Circa 52% van onze docenten heeft nu een mastertitel en we lopen daarmee achter bij het landelijk gemiddelde. Daar slaap ik niet slecht van. Bij de werving van docenten gaan we uit van het principe ‘master, tenzij’. We geven de voorkeur aan mensen die hier op hun plaats zijn om onze studenten op te leiden. We kiezen nooit koste wat kost iemand met een master. Als iemand wel een titel heeft maar bijvoorbeeld geen enkele praktijkervaring, is de kans klein dat hij of zij kan bieden wat wij zoeken in een docent. Het huidige docentencorps volgt daarnaast ook bijscholing om aan het niveau te voldoen dat Avans eist van haar docenten. Er begint echter wel spanning op het loonhuis te komen. Het kost echt moeite om voor de schalen die we hebben goede mensen te vinden.”
Besturen in het HBO
26
“We staan al jaren in de top 5 van beste grote HBO’s, waarvan de afgelopen twee jaar op de eerste plaats. Naast de persoonlijke sfeer en het directe contact komt dat ook zeker doordat we al jaren sterk sturen op de kwaliteit van ons onderwijs. We stellen ook zwaardere eisen aan onze studenten. De BSA‐grens is bijvoorbeeld verhoogd naar 52 van de 60 studiepunten. Daarnaast hebben we onze onderwijsvisie verankerd in de opleidingen en de gebouwen. We gaan uit van 3x13‐norm: iedere student heeft wekelijks ten minste 13 contacturen, werkt 13 uur samen met medestudenten met toegang tot docenten via een vraagbaak en werkt 13 uur zelfstandig. Die formule werkt heel goed en zorgt voor de juiste balans tussen begeleiding en zelfstandigheid voor studenten. Als je als student goed begeleid wordt, serieus wordt genomen en kwalitatief goed onderwijs krijgt, ben je tevreden.”
Besturen in het HBO
27
Interview Doekle Terpstra ‐ voorzitter college van bestuur Hogeschool Inholland
“De naam Inholland koesteren we als geuzennaam”
In november 2010 trad Doekle Terpstra aan als interim‐bestuurder van Hogeschool Inholland. Hij stelde onder meer een nieuw college van bestuur samen en droeg zorg voor de implementatie van de eerder ingezette vernieuwingen op het gebied van besturing en kwaliteitsverbetering. De bestuurservaring en uitgesproken mening van Terpstra zorgden ervoor dat Inholland sindsdien een kwaliteitsslag heeft kunnen maken. “We moeten niet te krampachtig in structuurdebatten blijven hangen.” Katalysator Toen Terpstra in 2010 werd aangesteld bevond de hogeschool zich in zwaar weer, mede vanwege onterecht verstrekte diploma’s bij een opleiding op de vestiging in Haarlem en berichten van slechte begeleiding van studenten. Onder Terpstra’s leiding werden verbeteracties ingezet om de kwaliteit van het onderwijsaanbod waar nodig te verhogen. Aanvankelijk zou Terpstra een jaar blijven om bij Inholland orde op zaken te stellen. Dat werd eerder verlengd met een jaar en in april 2012 werd duidelijk dat hij tot halverwege 2014 zal aanblijven om het werk af te maken. Terpstra: “Wij hebben de crisis hier eigenlijk gezien als een zegen. De staatssecretaris stelt nu strengere eisen aan de HBO‐instellingen. Dit alles werd samengebald op die ene instelling, Inholland. Onze hogeschool is daarmee eigenlijk een metafoor, een katalysator van de veranderingen die nu in het HBO worden doorgevoerd. De casus Inholland heeft glashelder gemaakt dat het stelsel aan herziening toe is.” Profilering Een van de pijlers uit de Strategische Agenda van het kabinet Rutte‐I was profilering van het onderwijs. Profilering is een fascinerend, maar ook ingewikkeld onderwerp, stelt Terpstra. “We hebben als Inholland ‐ als het hele HBO uiteraard ‐ een brede maatschappelijke opdracht, namelijk studenten kwalitatief opleiden. Iedereen die zich meldt en voldoet aan de toelatingseisen van de opleiding naar keuze, moet kunnen worden binnengelaten, Daarnaast is bij ons denk ik de emancipatieopdracht nog groter dan bij andere HBO’s, niet in de laatste plaats vanwege de diverse instroom aan studenten, ook qua afkomst. Onze vestiging in Rotterdam heeft bijvoorbeeld zo’n 110 nationaliteiten. Dat is anders bij andere hogescholen. We willen ons niet op thema profileren, maar veel meer als netwerkorganisatie. Partnerships aangaan, groen onderwijs stimuleren. Evenals samenwerken in de keten met het MBO en het WO.” Terpstra benadrukt dat dit netwerkidee geen leeg verkoopargument is. “Ik heb de intrinsieke overtuiging dat het werkt. We willen de focus leggen op onze kerntaak: goed onderwijs verzorgen en de verantwoordelijkheid weer terugleggen bij de professional. Ik geloof niet in het idee van de autonome professional. Die kunnen wel autonoom zijn, maar moeten in teamverband gaan werken. Externe partnerships aangaan, meer coöperatief dan competitief, meer bescheiden, minder macho. Bij
Besturen in het HBO
28
Inholland is samenwerken altijd verstaan als ‘wat kan ik halen’. Daar moeten we nu echt vanaf.” Geuzennaam Bij de veelgeplaagde vestiging in Haarlem werd geopperd de naam Business School weer op de gevel te plaatsen en af te stappen van Inholland. “Dat is een hang naar het verleden, die ben ik voorbij. Wij gaan dat andere Inholland maken, waarvoor we nu midden in de transitiefase zitten. Dat duurt een aantal jaar en dat vergt geduld. Wij hebben met grote overtuiging gekozen voor de continuïteit van de naam. We draaien het om, maken er feitelijk een geuzennaam van.” Terpstra werkt ook aan andere maatregelen om Inholland weer een sterke hogeschool te maken. “We willen studenttevredenheid als instrument naar voren halen en de docent‐student ratio gaat van 1 op 30 naar 1 op 25. Het negatief bindend studiesucces gaan we komend jaar verhogen naar vijftig punten. Ieder onderwijsdomein krijgt een vestigingsdirecteur die het centrale aanspreekpunt zal zijn. De hogeschool moet weer smoel krijgen.” Terpstra voorziet voor de toekomst van het brede onderwijssysteem dat er een paar universiteiten zullen overblijven met daaromheen hogescholen gebundeld in ‘clusters’ van hoger onderwijs. “Onderwijs gestoeld op gemeenschappelijkheid, geen juridische maar wel een inhoudelijke samenwerking. Structure follows strategy. We moeten niet te krampachtig in structuurdebatten blijven hangen. Daar is echter wel lef voor nodig.”
Besturen in het HBO
29
Interview Hans Uijterwijk ‐ voorzitter college van bestuur NHTV
“Als we niet tot de top 3 behoren dan bevalt het me niet” Sinds 1998 is Hans Uijterwijk de bestuursvoorzitter van NHTV internationaal hoger onderwijs in Breda. De hogeschool biedt opleidingen op het gebied van toerisme en vrije tijd (HBO en WO), stedenbouw, logistiek en mobiliteit, hotel en facility en digital entertainment. “We zijn eigenlijk een wat merkwaardige hogeschool, gewild door een specifieke sociaal‐economische doelgroep.” Na ruim 14 jaar bestuursvoorzitter te zijn geweest, zal hij in september 2012 afscheid nemen van de onderwijsinstelling. Uijterwijk promoveerde onlangs op een onderzoek naar de strategische beleidsruimte van het HBO‐onderwijs. Hij woont in Den Haag, naar eigen zeggen “omdat het daar gebeurt, ook als je zaken voor een hogeschool voor elkaar wilt krijgen”. Weinig studenten uit veel landen Internationaal onderwijs vormt de kern van de NHTV. Zo’n 15 procent van de ruim 7.400 studenten is afkomstig uit het buitenland met 70 nationaliteiten. Eind jaren tachtig ontstond de Nationale Hogeschool voor Toerisme en Verkeer (NHTV) uit een fusie van twee hogescholen een in Breda en een in Tilburg. Internationalisering werd een steeds belangrijker thema in het onderwijsaanbod, dat is terug te zien in de huidige naam, voluit: ‘NHTV internationaal hoger onderwijs Breda'. Toch heeft de hogeschool een beperkt aantal buitenlandstudenten. Uijterwijk: “Uit veel landen weinig studenten is ons adagium. Dat draagt bij aan het internationaal karakter, het ontmoeten van mensen uit verschillende culturen en met verschillende achtergronden.” Merkwaardige hogeschool De NHTV groeide onder het bewind van Uijterwijk uit tot een autoriteit op het gebied van internationaal gericht hoger onderwijs. “Wij zijn natuurlijk een merkwaardige hogeschool. We zijn ontstaan uit een fusie, volkomen defensief eigenlijk. Het was overleven. Hoe blijven we boven de opleidingsnorm uitkomen? Nog steeds wordt heel Nederland bediend, van de HBO‐onderwijs in Nederland Waddeneilanden tot Zeeland. Nederland telt ruim 40 hogescholen en andere Alleen voor de meer technische instellingen voor hoger onderwijs, verenigd in opleidingen heeft onze instelling de HBO‐raad. Dit zijn door de overheid erkende wel enigszins een regiofunctie, en bekostigde opleidingen. Daarnaast zijn er onder meer voor de bedrijvigheid nog 43 ‘aangewezen’ maar niet‐bekostigde rondom Eindhoven en Breda. We opleidingen, met de Nederlandse Raad voor hebben HBO en WO‐ opleidingen, Training en Opleiding (NRTO) als vereniging. De doen toegepast en Evangelische Hogeschool in Amersfoort is een wetenschappelijk onderzoek en noch bekostigd noch erkende hoger onderwijsinstelling. anno 2012 positioneert NHTV zich als internationale academische hogeschool.” Vanaf het moment dat Uijterwijk bij NHTV begon had hij de ambitie om de hogeschool tot de top van het Nederlandse hoger onderwijs te laten behoren. “De
Besturen in het HBO
30
enorme blunders ‐ onder meer rond de te dure nieuwbouw voor onze hoofdvestiging ‐ heb ik niet meegemaakt, maar wel mogen repareren. We moeten topkwaliteit leveren. Als we niet tot de top 3 behoren dan bevalt het me niet.” En dat lijkt gelukt. Uit verschillende onderzoeken kwam naar voren dat opleidingen van de hogeschool tot de beste van Nederland behoren. 100% master of hoger Om die kwaliteit van het hoger onderwijs te borgen, werd in de Strategische Agenda onder meer vastgelegd dat het percentage docenten met een masteropleiding of hoger de komende jaren moet groeien naar 80%. De NHTV gaat echter nog een stap verder. “Wie niet beschikt over een master of hogere graad kan niet meer vast benoemd worden. We hebben het percentage 90% nu al bijna bereikt. Wij hebben van oudsher hoogopgeleide academische mensen, zoals ingenieurs voor de technische opleidingen. En de motivatie onder docenten om te studeren is hoog. Het is juist de combinatie van praktijkervaring en academische achtergrond die werkt. Wij zijn daar rigide in. Studenten moeten college krijgen van docenten met minimaal één opleidingsgraad hoger.” Slowmotion Het aantal studenten van de NHTV groeit gestaag met 1 procent per jaar. Moeite om studenten aan te trekken heeft de hogeschool dan ook niet echt. “Behalve bij de technische opleidingen hebben we een numerus fixus. Ons adagium is: hoe houden we de studenten van ons af? Onze studenten zijn afkomstig uit bepaalde sociale klassen zonder enig doelgericht beleid dienaangaande. We doen daarmee onbewust aan doelgroep samenstelling. Ik zou het aantal Nederlandse allochtonen iedere dag een hand kunnen geven, die zijn er bij ons maar weinig, dat geldt dus niet voor het aantal internationale allochtonen. Het feit dat we geen moeite hoeven doen om studenten te rekruteren, is een luxeprobleem. Die luxeproblemen zorgen ervoor dat je in slow motion functioneert. Het feit dat je genoeg studenten hebt is een gevaarlijke beweging. En het kan ook ineens gebeurd zijn. Edith Stein stond eerst bovenaan en zakte in no time naar de onderste laag. Als je niet bijtijds bijstuurt en ontwikkelingen volgt, kan je als hogeschool snel in de problemen komen.”
Besturen in het HBO
31
Interview Marcel Wintels ‐ voorzitter college van bestuur Fontys Hogescholen
“Wij hebben de regie weer teruggebracht bij de student”
Marcel Wintels, sinds juni 2008 collegevoorzitter van Fontys Hogescholen houdt van aanpakken. Hij bracht zijn instelling van een zwakke HBO terug in bovenlaag van het hoger onderwijs. Drie jaar geleden scoorde Fontys nog een zware onvoldoende, inmiddels is dat een zeven. Wintels heeft de ambitie om Fontys binnen een paar jaar in de top 3 van Nederland te brengen. Wintels is geen onbekende in de wereld van het HBO. Voor zijn aanstelling in Eindhoven was hij lange tijd voorzitter van het college van bestuur van HAN Hogeschool in Arnhem en daarvoor enige tijd interim‐directeur van de Hogeschool van Amsterdam. Een HBO‐bestuurder met een stevig profiel. Profilering In het HBO‐onderwijs wordt ook sterk gefocust op profilering, niet in de laatste plaats omdat het een van de kernthema’s is van de Strategische Agenda van staatssecretaris Halbe Zijlstra. De meningen over de wenselijkheid van profilering lopen sterk uiteen. Wintels stelt zelf ook een aantal kanttekeningen. “Ik vind profilering eigenlijk niets. Het is zo’n meervoudig gesprek. Gaan we in toponderzoek, dan klopt de redenering. Ik vind het echter een misplaatste discussie, omdat een hogeschool zich niet zou moeten profileren, maar een opleiding. Er bestaat niet zoiets als hét Fontys‐profiel. Wij hebben ruim 30 instituten met ieder een eigen karakter. Het gaat daarom ook veel meer over positionering. Dat je met meer focus op profilering extra fondsen kan krijgen is te zot voor woorden. Dat mag nooit het uitgangspunt zijn.” Kwaliteit Wintels wil dat Fontys bij de drie beste HBO’s van Nederland gaat behoren. “Dát moet ons profiel zijn. En elke opleiding moet in die specifieke sector naam en faam hebben. De kern daarbij moet altijd zijn het bereiken van de gewenste kwaliteit. Alle punten uit de Kwaliteitsagenda staan ook al in onze punten. Eén van die pilaren van goed onderwijs is goede docenten. Zij maken het verschil. Wij hebben de regie weer meer teruggebracht bij de studenten. Zij kunnen de docent beoordelen. Iedere docent moet ten minste tweederde van zijn tijd bezig zijn met studenten. Wij willen inspirerende docenten die goede colleges verzorgen. Je haalt het daarmee dichtbij. Alle docenten moeten goed presteren en dus niet alleen het team of de organisatie als geheel.” “Voorheen ging veel tijd op aan andere zaken dan onderwijs, dat ging nog weleens ten koste van de onderwijskwaliteit. Van onvoldoende naar gemiddeld is makkelijk. Van gemiddeld naar bovengemiddeld is veel lastiger”, aldus de bestuursvoorzitter. De Strategische Agenda stelt ook eisen aan het opleidingsniveau van docenten. Wintels: “Het ministerie wil dat 100% van onze docenten master of hoger zijn opgeleid. Dat vind ik te rigide. Ons uitgangspunt bij Fontys is ‘masterniveau, tenzij’. Soms is een master helemaal niet nodig. Hetzelfde geldt voor promotieplekken. Waarom zouden we een of twee ton investeren in mensen die daarna elders de wetenschap in gaan?”
Besturen in het HBO
32
Bekostiging Kwalitatief goed onderwijs kost een hogeschool uiteraard ook de nodige financiële middelen. Wintels heeft daarom begrip voor de Halbe‐heffing. “Alsof het de maatschappij niets kost dat studenten lang studeren. Dat een student vier plus één jaar over een studie mag doen, vind ik dan ook een prima prikkel. Maar dan de prestatiebekostiging. Daarmee wordt niet alleen meer naar volume gekeken, dat is nog slechts 7%. Dit is een financiële prikkel op basis van prestaties”, zegt De Halbe‐heffing De Halbe‐heffing ‐ naar staatssecretaris Zijlstra. “Als de NVAO nog niet eens in Halbe Zijlstra (VVD) van het kabinet Rutte‐I staat is om effectief te werken met ‐ behelst de boete voor langstudeerders die een systeem van 1, 2 en 3 sterren om mogelijk in het derde kwartaal van 2012 zal het verschil in onderwijskwaliteit te worden ingevoerd. Studenten die meer dan kunnen duiden, hoe kun je dan met 1 jaar langer dan de gestelde studieperiode elkaar iets verzinnen om prestaties te over hun studie doen krijgen een geldboete waarderen? De van 3000 euro. Deze prikkel moet accreditatiebeoordeling is ten minste studenten stimuleren hun studie binnen de nog objectief. Ik zou zeggen: verzin gesteld termijn af te ronden. Dit voorstel is daar dan een verdeelmodel op.” inmiddels van tafel: in het regeerakkoord is deze maatregel losgelaten. “De opleidingen die het goed doen, hebben geen financieel probleem. Daar hoeft niet meer geld naartoe. SPECO is een van onze beste opleidingen. Ik zit niet te wachten op meer geld voor die opleiding. Wij investeren liever in andere opleidingen die het slechter doen. Het model van de prestatiebekostiging in de huidige vorm is gewoon fout. Een raar idee dat dit een systeemprikkel kan zijn waardoor onze docenten beter gaan presteren.” ‘Hoogleraar‐lector’ Tien jaar geleden werd de functie van lector in het HBO geïntroduceerd. De lectoren hebben onder meer als taak de kwaliteit van het onderwijs te borgen, maar vooral praktijkgericht onderzoek te stimuleren. “Zoals het is aangevlogen, zijn lectoren destijds hoog op het paard gezet. De slag die wij hier proberen te maken, is dat een lector minstens 20 tot 30 procent van de tijd moet besteden aan het geven van college. Het moet iemand zijn die in staat is studenten te inspireren. Het moet spraakmakend zijn. Die jongelui van 18 jaar moet je weten te triggeren. Ik geloof echt wel in het succes, maar alleen als de lector midden tussen de docenten en studenten staat. Er moet een praktische invulling worden gegeven aan het persoonlijk contact tussen student en de docent of lector.” Internationalisering Een ander thema in de nieuwe onderwijsplannen van het kabinet is de internationalisering van het HBO‐onderwijs. Ook Fontys Hogescholen zet hier sterk op in. “In het curriculum van Fontys zou moeten zijn ingebouwd dat iedere student een deel internationaal onderwijs moet hebben gevolgd. Hetzij een compleet jaar, hetzij alleen een minor of een ander kort programma in het buitenland. Maar iedere student moet na vier jaar weten dat de wereld groter is dan Brabant alleen.” Internationalisering werkt echter twee kanten op. Steeds meer buitenlandse studenten weten de weg naar het Nederlandse onderwijs te vinden. Zo telt een Fontys‐locatie als Venlo grote aantallen Duitse studenten. Dat heeft voor Wintels ook een keerzijde. “Als we nou op één punt eerlijk zouden moeten zijn, dan is het over het feit dat het niet alleen de meest briljante mensen uit het buitenland zijn die hier
Besturen in het HBO
33
naartoe komen. Hun aantal is echt volume aan het krijgen. Wat is het nationale onderwijsbelang dat wij een heleboel mensen uit verweggistan opleiden? Daar moeten we kritisch naar blijven kijken.” Bedrijfsleven Uiteindelijk zullen de Fontys‐studenten hun weg moeten vinden naar de arbeidsmarkt, zeker ook in de regio. De hogeschool heeft daarom op verschillende manieren allianties gesloten met het bedrijfsleven en organisaties in de regio. Brainport in Eindhoven en omgeving is daar een goed voorbeeld van. “Brainport is een samenwerkingsverband van grote bedrijven en instellingen die elkaars mobiele nummer onder de knop hebben. Onder meer de TU, het ROC, Rob van Gijzel [burgemeester Eindhoven red.] en ik maken deel uit van het bestuur. Voor de opleidingen zetten we sterk in op de koppeling tussen kennisinstituten en het werkveld. Dat kan het bedrijfsleven zijn, maar bijvoorbeeld ook de zorg. In ieder geval moet het aan de basis gebeuren. Ook qua input in het curriculum. Praten in grote conceptuele begrippen vind ik veel te breed, met vaak teveel bestuurlijke taal. Laten we vooral het overzicht behouden. En praktisch werken.”
Besturen in het HBO
34
Over Van de Bunt Adviseurs Bij Van de Bunt Adviseurs werken zo’n 25 adviseurs die graag samen met hun opdrachtgevers vraagstukken verhelderen en aanpakken. Het bureau is grondlegger en ‘leading’ op het terrein van advisering over organisatieveranderingsprocessen. Onze mensen zijn professioneel, creatief en toekomstgericht. De kennis en kunde wortelen echter ook in een geschiedenis die teruggaat naar 1933, het jaar waarin ons bureau werd opgericht. Als het oudste onafhankelijke organisatieadviesbureau in ons land heeft Van de Bunt ruime ervaring in huis en is onze kennis diepgaand geworteld in een brede praktijk. De adviseurs van Van de Bunt leggen het accent op maatwerk, kwaliteit en creativiteit. Iedere opdrachtgever en iedere vraagstelling heeft recht op een open en nieuwsgierige benadering en een specifieke oplossing. Een nauw en persoonlijk contact vinden wij daarbij onontbeerlijk. Vanaf de intake tot de afronding van het project werkt u daarom steeds met hetzelfde team van adviseurs. Wij trekken samen op met opdrachtgevers en zijn gericht op het versterken van de organisatie‐ en managementkwaliteiten binnen organisaties, zodat deze op eigen kracht verder kunnen. Van de Bunt is reeds jaren een vertrouwde partner voor HBO’s. Wij begeleiden accreditaties, leveren interim managers, ondersteunen bij verandertrajecten en faciliteren in meerdere HBO’s management development trajecten. Wij helpen onderwijsinstellingen gericht vooruit te kijken en vooruit te komen. Op momenten dat een instelling in zwaar weer verkeert of als er in een organisatie mogelijk sprake is van verwaarlozing, bieden onze managers en adviseurs handvatten om samen met de opdrachtgever de organisatie te vitaliseren waar dat nodig is. Deze publicatie is een initiatief van Roy Buys, Jonneke de Jong en Floris Meijer.
Besturen in het HBO
35
Van de Bunt is een middelgroot adviesbureau. Wij adviseren, begeleiden en ondersteunen bedrijven, instellingen en overheden met onze expertise: ‐ Strategie, bestuur en beleid ‐ Organisatieontwikkeling ‐ Management Development en coaching ‐ Proces‐, project en programmamanagement Van de Bunt is opgericht in 1933 en is daarmee één van de oudste nog zelfstandig opererende adviesbureaus in Nederland. Van de Bunt is lid van de Raad voor Organisatie‐ Adviesbureaus (ROA) en is ISO‐9001 gecertificeerd.
strategie organisatie management
www.vandebunt.nl
[email protected] T +31 (0) 20 642 11 34 Weerdestein 97 Postbus 7960 1008 AD Amsterdam