Bestnr. 30 45 46
Numark NDX 400
Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatische gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van CONRAD ELECTRONIC BENELUX B.V. Nadruk, ook als uittreksel is niet toegestaan. Druk- en vertaalfouten voorbehouden. Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische eisen bij het in druk gaan. Wijzigingen in de techniek en uitvoering voorbehouden. © Copyright 2013 by CONRAD ELECTRONIC BENELUX B.V. Internet: www.conrad.nl of www.conrad.be
Inhoud Verpakking • • • • •
NDX 400 Stroomkabel RCA- verbindingskabel Korte handleiding Folder veiligheids- en garantierichtlijnen
Registreren Registreer uw NDX400 op http://www.numark.de. Hiermede biedt u ons de mogelijkheid om u informatie te sturen bij een productactualisering en voor de technische support. GRUNDREGELN
Beginregels
1. Kijk na of alle vooraan in de gebruiksaanwijzing vermelde onderdelen in de verpakking zitten. 2. LEES DE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ALVORENS HET PRODUCT IN GEBRUIK TE NEMEN. 3. Bestudeer de schematische voorstelling van de aansluitingen. 4. Plaats de mixer op een daarvoor geschikte positie. 5. Zorg dat alle apparaten uitgeschakeld zijn en alle fader- en gainregelaars van uw mixers op de laagste positie staan. 6. Sluit alle stereo ingangsbronnen aan zoals op de tekening te zien is.. 7. Sluit alle stereo uitgangen op de versterker(s), tape decks, en/of andere toestellen aan. 8. Steek nu alle apparaten in de stopcontacten. 9. Schakel de toestellen aan in de opgegeven volgorde. -· audio ingang bronnen (bijv. draaitafels of CD speler enz.) -· mixer -· tenslotte, alle versterkers of op de uitgangen aangesloten toestellen 10. Bij het uitschakelen volg je de omgekeerde werkwijze door eerst -· de versterkers uit te schakelen -· daarna de mixer -· tenslotte alle ingangsbronnen
2
Aansluitschema
3
Overzicht van de bovenzijde
1. EJECT – Voor het uitwerpen van een CD. Zolang de CD afgespeeld wordt, heeft de toets geen effect. Dit apparaat is geschikt voor alle gebruikelijke CD's, MP3-CD's en overeenkomstig gebrande en gefinaliseerde CDR's. Vanwege de verschillen in de specificatie van verschillende CD- branders en CD's, alsook zelfgebrande CD's kan de weergave eventueel foutief zijn. Wij raden u aan om CD's met minimale snelheid te branden om het beste resultaat te verkrijgen. 2. USB – Verbindt hier een USB-stick (met FAT16 of FAT32) met MP3's. Om de inhoud van de USB-stick te bekijken drukt u op SOURCE en selecteert u “USB”. 3. CD / USB – Dril op deze toets om te selecteren of de NDX400 tracks van een geplaatste CD of van een aangesloten USB-apparaat zal afspelen en weergeven. Een LED laat de actueel gekozen bron zien. 4. FOLDER – Druk op deze toets om te wisselen tussen de mappen- weergave en de bestanden-weergave. Bij de mappen- weergave gebruikt u de TRACK-knop om door alle beschikbare mappen te bladeren. Na het selecteren van een map, drukt u op de FOLDERtoets om de bestanden weer te geven. Het eerste bestand is het eerste MP3-bestand welke in deze map beschikbaar is. Om terug te keren naar de mappenweergave drukt u opnieuw op de FOLDER- toets. Opmerking:bij beide weergaven, dus mappen of bestanden, handelt het zich om een eenvoudige lijstweergave van alle beschikbare mappen of bestanden op een "niveau" .De functie biedt een snelle weg om door de bestanden te navigeren, en door de verschillende bestandsgroepen binnen een map te lopen, zonder dat een "niveau" gewisseld of verlaten hoeft te worden. . 5. TRACK knop – Draai deze knop om een track te selecteren die afgespeeld zal worden. Druk en draai deze knop om in een tracklijst 10 nummers verder te gaan. 6. PLAY / PAUSE – Afspelen of pauze van de track. Het pauzeren van een track produceert op deze plek een Cue-punt (deze kan met het JOG WHEEL in de zoekmodus gevonden worden).
4
7.
CUE – Door CUE te drukken tijdens het afspelen, keert de speler terug naar het gezette Cue (begin)punt van de track en zal vervolgens in pauze worden gezet. Het Cue punt is het laatste punt waar de speler in play/pauze stand heeft gestaan.Door de toets ingedrukt te houden laat de speler de muziek lopen. Bij het loslaten stopt de weergave en keert weer terug naar dit punt. Het Cue punt kan verplaatst worden met het JOG WHEEL terwijl de speler in pauze staat.
8.
SCRATCH – Schakelt de Scratchmodus aan of uit. Als deze geactiveerd is, kan met het JOG-WHEELS een 'Scratch'-effect gemaakt worden. De toets licht op als de Scratchmodus ingeschakeld is.
9.
SEARCH – Druk op deze toets om met het JOG WHEEL snel door de muziek te scannen. Als de zoekmodus geactiveerd is, gaat deze toets rood oplichten.
10. REVERSE – Druk op deze toets om de weergave van de track om te keren (de toets licht op). Druk opnieuw op deze toets om de normale weergave te hervatten.
11. BRAKE – Met deze toets wordt de afspeelsnelheid afgeremd (toets licht op). Als deze functie ingeschakeld is, wordt bij het pauzeren van een track de weergave langzamer voordat deze stopt – een effect dat het uitlopen van een platenspeler simuleert. Deze uitlooptijd kan ingesteld worden door de toets BRAKE ingedrukt te houden en het JOG WHEEL te draaien. 12. JOG WHEEL – Afhankelijk van de actuele modus heeft het JOG WHEEL vele functies. a)
Als er geen track afgespeeld wordt, zoekt het JOG WHEEL langzaam door de frames van de track. Om een nieuwe Cue-punt te zetten, draait u het JOG WHEEL en start u de weergave zodra u de gewenste positie bereikt heeft. Door op de Cue-toets te drukken springt u terug naar dit Cue-punt.
b)
Tijdens het afspelen van een track, verandert het JOG WHEEL tijdelijk de toonhoogte. Als het wiel met de klok mee gedraaid wordt, tijdens het afspelen van muziek, dan wordt de snelheid verhoogd. Als het wiel tegen te klok in gedraaid wordt, tijdens het afspelen van muziek, dan wordt de snelheid langzamer. Deze functie helpt bij het aanpassen van de beats.
c)
Als de SEARCH- toets geactiveerd is, kan door draaien met het JOG WHEELS snel door een track gescand worden.
d)
Als de SCRATCH- toets geactiveerd is, wordt door draaien met het JOG WHEELS, de weergegeven track „gescratcht“, zoals een naald op een langspeelplaat.
Opmerking: als een muziekstuk pauzeert en u het JOG WHEEL met de wijzers van de klok mee draait en tegelijkertijd de "zijkanten" van het JOG WHEEL aanraakt, wordt de functie "Stutter Cue" geactiveerd. Bij deze functie wordt het momentele gedeelte van het muziekstuk steeds herhaald afgespeeld. Dit is vooral behulpzaam om een nauwkeurige punt in een muziekstuk te zetten, zoals bijvoorbeeld de basis voor een lus-punt. Om de zogenaamde "Stutter Cue" te stoppen, drukt u heel licht op het JOG WHEEL.
5
13. REC – Druk op deze toets en vervolgens op een van de HOT CUE- toetsen, om een Hot-Cue-punt op de actuele positie van de track op te nemen. 14. HOT CUE – Druk op REC en vervolgens op een van deze toetsen, om een Hot-Cuepunt op de actuele positie van de track op te nemen. Een LED boven de toets gaat branden, om te laten zien dat er een Hot-Cue-punt gezet is. U kunt deze Hot-Cuepunten ook op dezelfde manier overschrijven. Om naar een Hot-Cue-punt terug te keren en het afspelen te hervatten, drukt u eenvoudig op de overeenkomstige HOT-CUE-toets. (Opmerking: de Hot-Cue-punten worden niet gewist, als u een nieuwe track kiest.) 15. LOOP IN – Maakt een nieuwe Cue-punt of start tijdens het afspelen een Loop-punt (een “Loop In”- punt). 16. LOOP OUT – Maakt een eindpunt van een Loop (een loop Out"- punt) en start het afspelen van de loop. Druk op LOOP OUT tijdens het afspelen van de loop, om deze te beëindigen en op de normale weergave over te gaan. 17. RELOOP – Speelt de track direct vanaf het begin van de loop (en reactiveert de loop). 18. PROGRAM – Deze toets dient voor het produceren van een programma – een reeks aan muziekstukken die permanent afgespeeld worden. • Om een muziekstuk aan het programma toe te voegen, deze met de TRACK knop selecteren, dan de toets PROG indrukken en vasthouden en tevens de REC toets indrukken. Op het display knippert nu "P–##" (waarbij "##" de plaats van het muziekstuk in het programma aangeeft – "P–01," "P–02," enz.). Herhaal deze procedure om meerdere muziekstukken toe te voegen. Als een programma opgeslagen wordt, verschijnt op het display "PROG". • Om het gemaakte programma te bekijken, drukt u een keer op de toets PROG. Het momenteel gekozen muziekstuk in het programma word op het display weergegeven en kan met de TRACK knop ingesteld worden. De totale tracks in het programma wordt links boven op het display weergegeven (als "P##"). Om het programma af te spelen, draait u de TRACK knop en selecteert u het gewenste muziekstuk. Druk op de TRACK knop op het muziekstuk te laden en met PLAY af te spelen. • Om het programma te beeindigen, de toets PROG indrukken en vasthouden en op de toets FOLDER drukken. (Indien op het moment een muziekstuk afgespeeld wordt, zal deze niet onderbroken worden). • Om een programma te wissen, de toets PROG indrukken en vasthouden en op de toets EJECT drukken. Bij de vraag of het programma gewist zal worden, zet u via de TRACK knop op "YES" of "NO" en drukt u deze in om uw keuze te bevestigen. (Indien op het moment een muziekstuk afgespeeld wordt, zal deze niet onderbroken worden). 19. SINGLE – Met deze toets kan tussen Auto-Cue (weergave stopt na elk muziekstuk) of continu afspelen (muziekstukken worden achter elkaar zonder onderbreking afgespeeld) omgeschakeld worden.
6
20. TIME – Met de TIME-toets schakelt u om tussen de afgespeelde en de resterende tijdweergave van een track en de resterende afspeeltijd van de gehele CD. 21. PITCH – Dient voor het instellen van de PITCH FADER (mogelijke waarden: ±4%, 8%, 16% en 100%) of schakelt deze uit. (Als er alle drie LED's oplichten, staat de PITCH FADER op ±100%). De actuele instelling wordt via de LED's en het display weergegeven, 22. PITCH FADER – Met de PITCH FADER wordt het totale niveau van de muziek ingesteld, wanneer één of alle PITCH LED's branden. Het niveau verandert zich niet als er geen PITCH-LED brandt. 23. PITCH BEND -/+ – U kunt de twee Pitch Bend toetsen gebruiken om de toonhoogte en het tempo van de muziek tijdelijk om tot -/+ 4% van de actuele Pitch- instelling te veranderen. 24. MASTER TEMPO – Activeert het Master-tempo, welke de toonsoort van de track met de oorspronkelijke toonsoort verbindt (zoals het met 0% toonhoogteregeling gespeeld wordt). Zodoende kunt u het tempo van de track regelen, zonder effecten op de toonsoort of –hoogte. 25. TAP – Om een BPM-Rate handmatig in te voeren, raakt u deze toets in de maat van de muziek aan. Als de NDX 400 een BPM Rate automatisch herkent, houdt u deze toets twee seconden ingedrukt. 26. LCD – toont alle functies in realtime.
7
Overzicht achterzijde 1.
SPANNINGSOMSCHAKELAAR – Stel hier de voor uw lokatie geldende stroomspanning in.
2.
AANSLUITING NETKABEL – sluit hier de meegeleverde netkabel aan.
3.
AAN-/UIT-SCHAKELAAR – Schakel het apparaat via deze toets aan of uit. Het apparaat moet steeds met deze toets uitgeschakeld worden voordat aansluitkabels afgekoppeld worden. Principieel wordt aanbevolen, om de CD-speler voor de versterkers in te schakelen en na de versterkers weer uit, om niveaupieken te voorkomen.
4.
RCA- AANSLUITINGEN – Sluit uw CD-speler via deze line-uitgangen aan op uw mixer.
5.
REMOTE START CONNECTOR – Sluit hier de fader start- kabel (wordt niet meegeleverd) aan van een fader start compatibele mixer. Elke keer als u de crossfader van de mixer naar het kanaal van het apparaat beweegt, zal deze automatisch de weergave starten. Als u de fader in de omgekeerde richting beweegt, zal de weergave stoppen. Beweegt u de fader nu weer terug naar het kanaal van het apparaat, wordt opnieuw de weergave gestart.
LCD- aanduidingselementen 1. PLAY / PAUZE – Is geactiveerd, wanneer het apparaat een CD afspeelt of pauzeert. 2. CUE – Licht continu, wanneer het apparaat op een Cue-punt pauzeert. 3.
CD / USB – Hier wordt aangeduid of de muziekstukken afgespeeld worden via een CD of via een op de USB aangesloten apparaat.
4.
TRACK / FOLDER NUMBER – Toont het nummer van de momenteel afgespeelde track of een geopend register. Als een programma bekeken of afgespeeld wordt, begint het cijfer met een "P" ("P01," "P02," enz.) en toont de track in het programma.
5.
TOTAL TRACK – Toont het aantal tracks op de CD of op het apparaat dat op de USBpoort aangesloten is. (Als het register geopend is betekend dit het totale aantal mappen die op het USB-apparaat aanwezig zijn).
6.
MINUTES – Toont of de verstreken of de resterende minuten, afhankelijk van de instelling van de modus.
7.
SECONDS – Toont of de verstreken of de resterende seconden, afhankelijk van de instelling van de modus.
8
8.
FRAMES – Voor een nauwkeurige cueing verdeelt de CD-speler één seconde in 75 frames. Toont of de verstreken of de resterende frames, afhankelijk van de ingestelde modus.
9.
TIME MODE – (Afgelopen) toont de tijd in het daadwerkelijke afspeelverloop. (Resterend) laat zien hoeveel tijd voor een bepaalde titel resteert. (Totaal) laat zien hoeveel de resterende tijd van een CD is. Deze functie wordt via de TIME- toets aangestuurd.
10. TIME BAR – Toont of de verstreken of de resterende tijd, afhankelijk van de instelling via de TIME- toets. 11. PLAY MODE – Geeft aan of zich het apparaat in de Auto-Cue (stopt na elk afgespeeld muziekstuk) bevindt of in de continue afspeelwerking (afspelen van de CD zonder onderbreking). Deze functie wordt via de SINGLE- toets aangestuurd. 12. RELOOP – Geeft aan dat er een Loop afgespeeld wordt. 13. BPM – Toont het tempo van de momenteel afspelende track in BPM (maat per minuut). Als er hier "AUTO BPM" getoond wordt, betekent dit, dat het tempo automatisch berekend werd. 14. PITCH – Toont het Pitch bereik. 15. MT (MASTER TEMPO) – Geeft aan, dat de toets MASTER TEMPO ingedrukt werd. 16. PROG – Geeft aan, dat er een programma afgespeeld wordt. 17. TEXT DISPLAY – Toont tijdens navigeren door MP3's, de mapnaam of bestandsnaam.
SPECIFICATIONS DISC TYPE: TIME DISPLAY: FREQ RESPONSE: THD: SNR: OUTPUT LEVEL: CHANNEL SEPARATION: CHANNEL DIFFERENCE: PITCH CONTROL RANGE: DIMENSIONS (W x D x H): WEIGHT: POWER SUPPLY: POWER CONSUMPTION: * Specifications are subject to change
Redbook CD, CD-R, CD-RW, MP3 CD Track Elapsed, Track Remaining, Total Remaining ± 2 dB (20 Hz – 20 kHz) < 0.03% 80 dB (A-weighted) 1.9 V (±0.2) > 80 dB < 1 dB ± 4, 8, 16 or 100% 292 mm x 216 mm x 106 mm 3.2 kg 115/230 V AC, 60/50 Hz 20 W
9