Bestemmingsplan Willy van den Berkstraat Noord Gemeente Heusden Voorschriften Ontwerp
Definitief
In opdracht van: Gemeente Heusden en Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte CV
Grontmij Nederland bv Eindhoven, 27 maart 2008
193213.ehv.214.R002, revisie 00
Verantwoording
Titel
:
Bestemmingsplan Willy van den Berkstraat Noord
Subtitel
:
Gemeente Heusden Voorschriften Ontwerp
Projectnummer
:
193213
Referentienummer
:
193213.ehv.214.R002
Revisie
:
00
Datum
:
27 maart 2008
Auteur(s)
:
Janine Curfs
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
Yves Coenegracht
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
Frank Jenniskens
Zernikestraat 17 5612 HZ Eindhoven Postbus 1265 5602 BG Eindhoven T +31 40 265 12 11 F +31 40 244 37 97
[email protected] www.grontmij.nl
193213.ehv.214.R002, revisie 00 Pagina 2 van 22
Inhoudsopgave
Hoofdstuk I Inleidende regels ................................................................................................ 4 Artikel 1 Begrippen..................................................................................................................... 4 Artikel 2 Wijze van meten .......................................................................................................... 8 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels ............................................................................................ 9 Artikel 3 Verkeer ........................................................................................................................ 9 Artikel 4 Water.......................................................................................................................... 11 Artikel 5 Water - Groen ............................................................................................................ 12 Artikel 6 Wonen........................................................................................................................ 13 Artikel 7 Leiding – Riool .......................................................................................................... 17 Hoofdstuk 3 Algemene regels............................................................................................... 19 Artikel 8 Anti-dubbeltelregel .................................................................................................... 19 Artikel 9 Algemene bouwregels................................................................................................ 19 Artikel 10 Algemene gebruiksregels........................................................................................... 19 Artikel 11 Algemene ontheffingsregels ...................................................................................... 20 Artikel 12 Algemene procedureregels ........................................................................................ 20 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels .................................................................................. 21 Artikel 13 Overgangsrecht .......................................................................................................... 21 Artikel 14 Strafregel.................................................................................................................... 21 Artikel 15 Slotregel..................................................................................................................... 22
193213.ehv.214.R002, revisie 00 Pagina 3 van 22
Hoofdstuk I
Artikel 1
Inleidende regels
Begrippen
1. het plan het Bestemmingsplan Willy van den Berkstraat Noord van de gemeente Heusden. 2. de plankaart de plankaart van het ‘Bestemmingsplan Willy van den Berkstraat Noord’, bestaande uit 1 blad met tekeningnummer 193213.ehv.211.T01, d.d. 27 maart 2008. 3. aanbouw een toevoeging van een afzonderlijke en bouwkundige ondergeschikte ruimte aan het hoofdgebouw. 4. aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 5. aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 6. aan-huis-gebonden ambachtelijke bedrijfsactiviteiten het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, mits: • de omvang van de activiteiten zodanig is dat de woning en de daarbij behorende gebouwen in overwegende mate de woonfunctie behouden; • de desbetreffende ambachtelijke bedrijfsuitoefeninf een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse; • het geen activiteiten betreft, welke specifiek in een winkelpand worden uitgeoefend zoals bijvoorbeeld kappersactiviteiten; • degene die de activiteiten uitoefent tevens de hoofdbewoner is. 7. aan-huis-gebonden beroep het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmede gelijk te stellen gebied en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is, dat de woning en de daarbij behorende gebouwen in overwegende mate de woonfunctie behouden en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. 8. Algemene wet bestuursrecht de Algemene wet bestuursrecht zoals deze geldt op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan. 9. ambachtelijk bedrijf het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen,
193213.ehv.214.R002, revisie 00 Pagina 4 van 22
Hoofdstuk I
Inleidende regels
bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht. 10. antennedrager antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne. 11. antenne-installatie installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie. 12. bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 13. bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak. 14. bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 15. bijgebouw een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en qua constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 16. bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. 17. bouwgrens de grens van een bouwvlak. 18. bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge een regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 19. bouwperceelgrens een grens van een bouwperceel. 20. bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 21. bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 22. erfafscheiding bouwwerk geen gebouw zijnde, dat dient als afscheiding van een erf of terrein en is geplaatst op of rondom een erf of terrein. 23. gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
193213.ehv.214.R002, revisie 00 Pagina 5 van 22
Hoofdstuk I
Inleidende regels
24. hoofdgebouw een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, danwel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 25. horecabedrijf een hotel, restaurant, café, cafétaria of danszaal danwel een combinatie van twee of meer van deze bedrijven, naar functie ingericht voor verblijf en het nuttigen van eetwaren en dranken ter plaatse. 26. nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie. 27. parkeervoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het parkeren, zoals parkeerplaatsen en in- en uitritten. 28. seksinrichting een inrichting, waarin voorstellingen en/of vertoningen plaatsvinden van porno-erotische aard. Onder seksinrichtingen worden mede begrepen: • seksbioscoop: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin filmvoorstellingen van porno-erotische aard worden gegeven; • seksclub: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin vertoningen van porno-erotische aard worden gegeven; • seksautomatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin door middel van automaten filmvoorstellingen van porno-erotische aard kunnen worden gegeven; • sekswinkel: een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker. 29. uitbouw een vergroting van een bestaande ruimte in heet hoofdgebouw. Een uitbouw is toegankelijk vanuit het hoofdgebouw en is in bouwkundig opzicht een duidelijk ondergeschikte aanvulling op het hoofdgebouw. 30. voorgevel de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie, dan wel gelet op de uitstraling ervan, als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt. 31. voorgevelrooilijn de op de plankaart als zodanig aangegeven voorgevelrooilijn (v1), waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is of moet worden gebouwd. 32. Wet op de Ruimtelijke Ordening de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) zoals deze geldt op het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit plan. 33. woning een complex van besloten ruimten, dat, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, uitsluitend bestemd is voor de bewoning van één huishouden.
193213.ehv.214.R002, revisie 00 Pagina 6 van 22
Hoofdstuk I
Inleidende regels
34. zijgevel een gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de voor- of achtergevel. 35. zijgevelrooilijn de op de plankaart als zodanig aangeven zijgevelrooilijn (v2), waarin de zijgevel van het hoofdgebouw is of moet worden gebouwd.
193213.ehv.214.R002, revisie 00 Pagina 7 van 22
Hoofdstuk I
Artikel 2
Inleidende regels
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 1. de lengte, breedte en diepte van een gebouw tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van scheidsmuren. 2. de bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 3. de goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 4. de inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 5. de oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 6. afstand tot zijdelingse perceelsgrens tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is. 7. de dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 8. peil a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 9. de afstand tot een lijn de afstand van enig punt tot een lijn of de afstand tussen lijnen onderling wordt gemeten vanaf het hart van die lijn(en). 10. ondergeschikte bouwdelen Bij de toepassing van de regels ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, goot- en kroonlijsten, gevellijsten, luifels, erkers, balkons, galerijen, noodtrappen, liftkokers, dorpels en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter.
193213.ehv.214.R002, revisie 00 Pagina 8 van 22
Hoofdstuk 2
Artikel 3
Bestemmingsregels
Verkeer
Bestemmingsomschrijving 1. De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen; b. fiets- en voetpaden; c. groenvoorzieningen; d. speelvoorzieningen; e. parkeervoorzieningen; f. geluidwerende voorzieningen; g. nutsvoorzieningen; h. waterbeheer, waterberging en sierwater. Bouwregels 2. Op de als zodanig aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarbij de aanduidingen op de plankaart en de volgende regels gelden: a. ter plaatse van de aanduiding ‘zone luchtvaartverkeer’ mag de bouwhoogte van bouwwerken ten hoogste 30 meter bedragen; b. de bouwhoogte van telecommunicatiemasten mag ten hoogste 30 meter bedragen; c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag ten hoogste 4 meter bedragen; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen; e. de bepalingen in de Keur van het waterschap zijn van toepassing. Aanlegvergunning 3. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren: a. grondverzet van meer dan 100 m² of dieper dan 60 centimeter onder maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet; b. de aanleg van drainage, ongeacht de diepte; c. onderbemaling; d. het aanbrengen van verhardingen en verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk betreffende. 4. Het verbod als bedoeld in artikel 3, lid 3, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 5. De werken of werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, zijn slechts toelaatbaar, voorzover deze geen verslechtering van de grondwaterstandsituatie in de natte natuurparel Sompen en Zooislagen tot gevolg hebben.
193213.ehv.214.R002, revisie 00 Pagina 9 van 22
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
6. Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.
193213.ehv.214.R002, revisie 00 Pagina 10 van 22
Hoofdstuk 2
Artikel 4
Bestemmingsregels
Water
Bestemmingsomschrijving 1. De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterhuishouding; b. waterbeheer, waterberging en sierwater; c. oevers; d. daarbijbehorende voorzieningen, zoals kunstwerken (waaronder duikers en bruggen ten behoeve van de ontsluiting van aanliggende woningen) en ondergeschikte groenvoorzieningen. Bouwregels 2. Op de als zodanig aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, zoals keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers, waarbij de aanduidingen op de plankaart en de volgende regels gelden: a. ter plaatse van de aanduiding ‘zone luchtvaartverkeer’ mag de bouwhoogte van bouwwerken ten hoogste 30 meter bedragen; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen; c. de bepalingen in de Keur van het waterschap zijn van toepassing. Aanlegvergunning 3. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren: a. grondverzet van meer dan 100 m² of dieper dan 60 centimeter onder maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet; b. de aanleg van drainage, ongeacht de diepte; c. onderbemaling; d. het aanbrengen van verhardingen en verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk betreffende. 4. Het verbod als bedoeld in artikel 4, lid 3, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 5. De werken of werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 4, lid 3, zijn slechts toelaatbaar, voorzover deze geen verslechtering van de grondwaterstandsituatie in de natte natuurparel Sompen en Zooislagen tot gevolg hebben. 6. Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.
193213.ehv.214.R002, revisie 00 Pagina 11 van 22
Hoofdstuk 2
Artikel 5
Bestemmingsregels
Water - Groen
Bestemmingsomschrijving 1. De voor ‘Water - Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterhuishouding; b. waterbeheer, waterberging en sierwater; c. oevers; d. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen; e. bermen en bermsloten; f. voetpaden; g. speelvoorzieningen; h. daarbijbehorende voorzieningen, zoals kunstwerken (waaronder duikers en bruggen). Bouwregels 2. Op de als zodanig aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, zoals keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers, waarbij de aanduidingen op de plankaart en de volgende regels gelden: a. ter plaatse van de aanduiding ‘zone luchtvaartverkeer’ mag de bouwhoogte van bouwwerken ten hoogste 30 meter bedragen; b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag ten hoogste 4 meter bedragen; c. de bouwhoogte van telecommunicatiemasten mag ten hoogste 30 meter bedragen; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen; e. de bepalingen in de Keur van het waterschap zijn van toepassing. Aanlegvergunning 3. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren: a. grondverzet van meer dan 100 m² of dieper dan 60 centimeter onder maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet; b. de aanleg van drainage, ongeacht de diepte; c. onderbemaling; d. het aanbrengen van verhardingen en verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk betreffende. 4. Het verbod als bedoeld in artikel 5, lid 3, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 5. De werken of werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 5, lid 3, zijn slechts toelaatbaar, voorzover deze geen verslechtering van de grondwaterstandsituatie in de natte natuurparel Sompen en Zooislagen tot gevolg hebben. 6. Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.
193213.ehv.214.R002, revisie 00 Pagina 12 van 22
Hoofdstuk 2
Artikel 6
Bestemmingsregels
Wonen
Bestemmingsomschrijving 1. De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het wonen overeenkomstig de op de plankaart aangegeven woningtypen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen; b. tuinen en erven; c. parkeervoorzieningen; d. oevers; e. waterbeheer, waterberging en sierwater. Bouwregels 2. Op de als zodanig aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘zone luchtvaartverkeer’ de bouwhoogte van bouwwerken ten hoogste 30 meter mag bedragen. 3. Voor het bouwen van hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de aanduidingen op de plankaart en de volgende regels: a. de hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; b. per bouwvlak mag ten hoogste het op de plankaart aangegeven aantal bouwpercelen worden gerealiseerd; c. per bouwperceel mag ten hoogste 1 woning worden gebouwd; d. de breedte van het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen ter plaatse van de voorgevelrooilijn (v1) mag ten hoogste 65% bedragen van de breedte van het bouwperceel; e. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de op de plankaart aangegeven voorgevelrooilijn (v1) te worden gebouwd; f. indien op de plankaart een zijgevelrooilijn (v2) is aangegeven, dient de zijgevel van het hoofdgebouw in deze aangegeven zijgevelrooilijn (v2) te worden gebouwd; g. de afstand van het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen tot beide zijdelingse perceelsgrenzen dient ten minste 3 meter te bedragen; h. de goothoogte van het hoofdgebouw mag voor woningtype: - W1: ten hoogste 3 meter bedragen; - W2: ten hoogste 4,5 meter bedragen; i. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag voor woningtype: - W1: ten hoogste 7,5 meter bedragen; - W2: ten hoogste 9 meter bedragen; j. het hoofdgebouw dient te worden afgedekt met een zadeldak; k. de goothoogte van aan- en uitbouwen is ten hoogste gelijk aan de goothoogte van het bijbehorende hoofdgebouw overeenkomstig het aangegeven woningtype; l. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen is ten hoogste gelijk aan de bouwhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw overeenkomstig het aangegeven woningtype; m. ondergronds bouwen is toegestaan tot een diepte van ten hoogste 5 meter, mits de ondergrondse ruimten, zoals kelders, geheel waterdicht gebouwd worden; n. de bepalingen in de Keur van het waterschap zijn van toepassing. 4. Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de aanduidingen op de plankaart en de volgende regels: a. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde in artikel 6, lid 4, onder d; b. de goothoogte van een bijgebouw mag ten hoogste 3 meter bedragen; c. de bouwhoogte van een bijgebouw mag ten hoogste 5,5 meter bedragen; d. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen op het bouwperceel van één woning buiten het bouwvlak, mag ten hoogste 60 m² bedragen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6,
193213.ehv.214.R002, revisie 00 Pagina 13 van 22
Hoofdstuk 2
e.
f. g. h. i.
Bestemmingsregels
lid 4, onder e, f en g, en de bepaling dat de voorgevel (v1) en zijgevelrooilijn (v2) niet wordt overschreden; de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de achtergevel van het hoofdgebouw daarvan inclusief aan- en uitbouwen danwel het aangebouwde bijgebouw of het verlengde bedraagt ten minste 1 meter; bijgebouwen dienen ten minste 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd; de afstand van een bijgebouw tot beide zijdelingse perceelsgrenzen dient ten minste 3 meter te bedragen; ondergronds bouwen is toegestaan tot een diepte van ten hoogste 5 meter, mits de ondergrondse ruimten, zoals kelders, geheel waterdicht gebouwd worden; de bepalingen in de Keur van het waterschap zijn van toepassing.
5. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de aanduidingen op de plankaart en de volgende regels: a. de hoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (v1) mag ten hoogste 1 meter bedragen; b. indien op de plankaart een zijgevelrooilijn (v2) is aangegeven, mag de hoogte van erfafscheidingen vóór de zijgevelrooilijn ten hoogste 1 meter bedragen; c. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (v1) mag ten hoogste 2 meter bedragen; d. de hoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 5 meter bedragen; e. de hoogte van antennemasten mag ten hoogste 12 meter bedragen, waarbij geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw; f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen; g. de bepalingen in de Keur van het waterschap zijn van toepassing. Nadere eisen 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van: a. de situering en/of afmetingen van bouwwerken; b. de kapvorm en kaprichting van bouwwerken. 7. De toepassing van nadere eisen door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op het voorkomen van een onevenredige aantasting van: a. de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld; b. archeologische, cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden; c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; alsmede d. ter bevordering van de verkeers-, sociale- en brandveiligheid. Ontheffing van de bouwregels 8. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in: a. artikel 6, lid 3, onder a en e, tot overschrijding van de voorgevelrooilijn (v1), ten behoeve van de bouw van erkers, balkons, luifels en/of portalen tot ten hoogste 1,2 meter en met inachtneming van de volgende regels: 1. de bouwhoogte van een erker en/of een portaal blijft beperkt tot de goothoogte van het bijbehorende hoofdgebouw overeenkomstig het aangegeven woningtype, respectievelijk 3 meter voor W1 en 4,5 meter voor W2; 2. per woning mag ten hoogste 1 erker en/of 1 portaal worden gebouwd; 3. wanneer zowel een erker als een portaal gerealiseerd worden, moet dit binnen één bouwvolume geschieden; 4. de breedte van een erker mag ten hoogste 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen; 5. de breedte van een portaal mag ten hoogste 30% van de breedte van de voorgevel van de woning bedragen;
193213.ehv.214.R002, revisie 00 Pagina 14 van 22
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
6. de gezamenlijke breedte van erker en portaal mag ten hoogste 60% van de totale breedte van de voorgevel van de woning bedragen; 7. de afstand van de erker en/of het portaal tot de zijgevel van de woning dient ten minste 0,8 meter te bedragen; b. artikel 6, lid 4, onder d, voor vergroting van het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen tot ten hoogste 100 m², waarbij geldt dat: 1. de oppervlakte van het bouwperceel groter moet zijn dan 1000 m²; 2. wordt voorzien in een redelijke inpassing van een en ander in het landschap, al of niet met behulp van beplanting; 3. een goothoogte mag worden toegelaten van ten hoogste 4 meter; c. artikel 6, lid 4, onder g, voor het bouwen van een bijgebouw in of ten minste 1 meter uit de zijdelingse perceelsgrens, met uitzondering van die bouwpercelen waar de op de plankaart aangegeven zijgevelrooilijn (v2) is opgenomen. 9. De ontheffingen als bedoeld in artikel 6, lid 8, worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat: a. de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast; b. archeologische, cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast; c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast; d. het bepaalde in artikel 6 van overeenkomstige toepassing is. Specifieke gebruiksregels 10. De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, is uitsluitend toegestaan indien: a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen tot ten hoogste 50 m², mag worden gebruikt voor het aan-huis-gebonden beroep; b. de woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet; c. degene die de activiteiten uitvoert, is tevens bewoner van de woning; d. er wordt geen afbreuk gedaan aan het woonkarakter van de buurt; e. er vinden geen verkeersaantrekkende activiteiten plaats of er wordt geen onaanvaardbare parkeerdruk veroorzaakt, zodat extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden; f. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit die verband houdt met dat aan-huis-gebonden beroep alsmede goederen die ter plaatse in het kader van het aan-huis-gebonden beroep zijn vervaardigd; g. er ontstaat geen ernstige of onevenredige hinder voor het woonmilieu en er vinden geen activiteiten plaats waarvoor een milieuvergunning of een melding op grond van milieuwetgeving verplicht is; h. er is geen sprake van buitenopslag. 11. Voor het parkeren gelden de volgende regels: a. per bouwperceel dienen twee parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gerealiseerd en gehandhaafd; b. de oppervlakte van een parkeerplaats bedraagt ten minste 12,5 m²; c. garages worden bij de bepaling van het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein buiten beschouwing gelaten. 12. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van ruimten binnen de woning en de hierbij behorende gebouwen voor een aan-huis-gebonden bedrijfsof andere activiteit, niet zijnde een aan-huis-gebonden beroep.
193213.ehv.214.R002, revisie 00 Pagina 15 van 22
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
Ontheffing van de gebruiksregels 13. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 6, lid 12, ten behoeve van gebruik van ruimten binnen de woning en hierbij behorende gebouwen voor aan-huis-gebonden ambachtelijke bedrijfsactiviteiten, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen tot ten hoogste 50 m² , in voorkomend geval samen met het vloeroppervlak als bedoeld in artikel 6, lid 11, mag worden gebruikt voor aan-huis-gebonden ambachtelijke bedrijfsactiviteiten; b. de woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet; c. degene die de activiteiten uitvoert, is tevens bewoner van de woning; d. er wordt geen afbreuk gedaan aan het woonkarakter van de buurt; e. er vinden geen verkeersaantrekkende activiteiten plaats of er wordt geen onaanvaardbare parkeerdruk veroorzaakt, zodat extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden; f. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit die verband houdt met dat aan-huis-gebonden beroep of -bedrijf alsmede goederen die ter plaatse in het kader van het aan-huis-gebonden beroep of -bedrijf zijn vervaardigd; g. er ontstaat geen ernstige of onevenredige hinder voor het woonmilieu en er vinden geen activiteiten plaats waarvoor een milieuvergunning of een melding op grond van milieuwetgeving verplicht is; h. er is geen sprake van buitenopslag. Aanlegvergunning 14. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren: a. grondverzet van meer dan 100 m² of dieper dan 60 centimeter onder maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet; b. de aanleg van drainage, ongeacht de diepte; c. onderbemaling; d. het aanbrengen van verhardingen en verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk betreffende. 15. Het verbod als bedoeld in artikel 6, lid 14, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 16. De werken of werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 6, lid 14, zijn slechts toelaatbaar, voorzover deze geen verslechtering van de grondwaterstandsituatie in de natte natuurparel Sompen en Zooislagen tot gevolg hebben. 17. Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de waterbeheerder. Specifieke procedureregel 18. Bij toepassing van het bepaalde in artikel 6, lid 8 en 13, wordt de procedure als bedoeld in artikel 12 in acht genomen.
193213.ehv.214.R002, revisie 00 Pagina 16 van 22
Hoofdstuk 2
Artikel 7
Bestemmingsregels
Leiding – Riool
Bestemmingsomschrijving 1. De voor ‘Leiding – Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen ’Water’ en ‘Water - Groen’, tevens bestemd voor: a. ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding riool’ voor een rioolwatertransportleiding; b. voor een beschermingszone ten behoeve van het beheer, onderhoud en bescherming van de leiding. Bouwregels 2. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming Leiding Riool. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen. Ontheffing van de bouwregels 4. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 7, lid 2, voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits: a. de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad; b. vooraf advies is verkregen van de leidingbeheerder. Aanlegvergunning 5. Het is verboden op of in de in artikel 7, lid 1, bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren: a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen; b. het aanbrengen van diepwortelende planten en/of bomen; c. bodemverlaging of afgraving, ophoging en egalisatie; d. grondverzet van meer dan 100 m² of dieper dan 60 centimeter onder maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet; e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen; f. diepploegen; g. het aanbrengen van andere kabels en leidingen dan in artikel 7, lid 1, is aangegeven en daarmee verbandhoudende constructies; h. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen; i. de aanleg van drainage, ongeacht de diepte; j. onderbemaling. 6. Het verbod als bedoeld in artikel 7, lid 5, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 7. De werken of werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 7, lid 5, zijn slechts toelaatbaar, voorzover: a. het leidingbelang hierdoor niet onevenredig geschaad wordt; en b. deze geen verslechtering van de grondwaterstandsituatie in de natte natuurparel Sompen en Zooislagen tot gevolg hebben.
193213.ehv.214.R002, revisie 00 Pagina 17 van 22
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
8. Alvorens omtrent het verlenen van een ontheffing of aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding. Specifieke procedureregel 9. Bij toepassing van het bepaalde in artikel 7, lid 4, wordt de procedure als bedoeld in artikel 12 in acht genomen.
193213.ehv.214.R002, revisie 00 Pagina 18 van 22
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 3
Artikel 8
Algemene regels
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Geen bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zou blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan. Artikel 9
Algemene bouwregels
De voorschriften van stedenbouwkundige aard van paragraaf 2.5 van de Bouwverordening blijven uitsluitend van toepassing, voorzover het betreft: a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen; b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; c. de ruimte tussen bouwwerken; d. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in de gebouwen. Artikel 10
Algemene gebruiksregels
1. Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken voor een doel of op een wijze, strijdig met het in dit plan, behoudens artikel 13, bepaalde. 2. Het is in ieder geval niet toegestaan de hier bedoelde gronden te gebruiken, te doen of te laten gebruiken voor: a. standplaats van onderkomens zoals caravans, kampeerauto's en tenten, indien gelijktijdig niet meer dan één caravan, kampeerauto of tent per bouwperceel wordt geplaatst en deze niet voor bewoning wordt gebruikt alsmede voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel ter plaatse; b. opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten c.q. materialen; c. opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of nodig is voor de realisering van de bestemming; d. terrein voor het al dan niet ten verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte, danwel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorvoertuigen of aanhangwagens c.q. onderdelen daarvan, welke al of niet bruikbaar en al of niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn; e. het plaatsen van containers. 3. Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in artikel 10, lid 1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
193213.ehv.214.R002, revisie 00 Pagina 19 van 22
Hoofdstuk 3
Algemene regels
4. Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in artikel 10, lid 3, wordt de procedure als bedoeld in artikel 12 in acht genomen. Artikel 11
Algemene ontheffingsregels
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de voorschriften van het plan: a. voor het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats en de richting van de bestemmings- en bebouwingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen en onnauwkeurigheden van de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie, danwel nodig is in verband met een juiste inpassing van bebouwing binnen de bebouwingsvlakken en in of achter de voorgevelbouwgrenzen; b. ten behoeve van maximale en minimale hoogte-, breedte-, en oppervlaktematen voor bebouwing als aangegeven op de kaart danwel omschreven in de voorschriften indien zulks om technische redenen noodzakelijk of wenselijk is, mits de afwijking ten hoogste 10% bedraagt; c. voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van het openbaar nut, zoals straatvoorzieningen voor afvalstoffen, transformatorhuisjes, telefooncellen en abri’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits de inhoud per op te richten bouwwerk niet meer dan 50 m³ zal bedragen en de hoogte ervan niet meer bedraagt dan 3 meter. 2. Bij toepassing van het bepaalde in artikel 12, lid 1, wordt de procedure als bedoeld in artikel 12 in acht genomen. Artikel 12
Algemene procedureregels
1. Voor zover dit artikel van toepassing is verklaard, ligt het ontwerpbesluit of de aanvraag tot ontheffing met de daarop betrekking hebbende stukken gedurende twee weken voor eenieder ter inzage. 2. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huis-bladen die in de gemeente verspreid worden. 3. In de bekendmaking wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen. Tevens wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen tegen het ontwerpbesluit of de aanvraag tot ontheffing kunnen indienen bij burgemeester en wethouders. 4. Burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is met redenen omkleed indien tegen het ontwerpbesluit of de aanvraag tot ontheffing zienswijzen zijn ingediend.
193213.ehv.214.R002, revisie 00 Pagina 20 van 22
Hoofdstuk 4
Artikel 13
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Bouwen 1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp afwijkt van het plan en dat hetzij op het tijdstip op het tijdstip van tervisielegging, hetzij na dit tijdstip, is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, mag, mits de bestaande afwijkingen niet worden vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits dit geen algehele vernieuwing of verandering van het in de aanhef bedoelde bouwwerk tot gevolg heeft en mits dit niet leidt tot een vergroting van de afwijking; b. geheel worden vernieuwd, indien het bouwwerk door een calamiteit is tenietgegaan, mits de bouwvergunning is aangevraagd binnen 2 jaar nadat het bouwwerk is tenietgegaan. 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 13, lid 1, om een eenmalige vergroting van de inhoud of oppervlakte van de in lid a toegelaten bouwwerken toe te staan met niet meer dan 10%. 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de termijn genoemd in artikel 13, lid 1, onder b, voorzover dit vanwege een ter zake dienende civielrechtelijke procedure noodzakelijk is. Gebruik 4. Het gebruik van de gronden en bouwwerken dat afwijkt van het plan op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag worden voortgezet. 5. Wijziging van het in artikel 13, lid 4, bedoelde gebruik is slechts toegestaan, voorzover daardoor de bestaande afwijkingen worden verkleind. 6. Het bepaalde in artikel 13, lid 4 en 5, is niet van toepassing op gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen tot dat tijdstip geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden.
Artikel 14
Strafregel
Overtreding van het bepaalde in: - artikel 3, lid 3; - artikel 4, lid 3; - artikel 5, lid 3; - artikel 6, lid 14; - artikel 7, lid 5; - artikel 10, lid 1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
193213.ehv.214.R002, revisie 00 Pagina 21 van 22
Hoofdstuk 4
Artikel 15
Overgangs- en slotregels
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Bestemmingsplan Willy van den Berkstraat Noord.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ……………. De voorzitter,
De griffier,
……………
…………..
193213.ehv.214.R002, revisie 00 Pagina 22 van 22