Bestemmingsplan 't Veld Noord Ontwerp
Definitief
Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 30 juli 2010
312784, revisie 01
Verantwoording
Titel
:
Bestemmingsplan 't Veld Noord
Subtitel
:
Ontwerp
Projectnummer
:
223145
Referentienummer
:
312784
Revisie
:
01
Datum
:
30 juli 2010
Auteur(s)
:
F. Sinoo
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
R. Dekker
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
P. Folmer
Robijnstraat 11 1812 RB Alkmaar Postbus 214 1800 AE Alkmaar T +31 72 547 57 57 F +31 72 547 57 50 www.grontmij.nl
312784, revisie 01 Pagina 2 van 40
Inhoudsopgave
TOELICHTING .............................................................................................................................. 5 1 1.1 1.2 1.3
Inleiding......................................................................................................................... 7 Aanleiding en doelstelling ............................................................................................. 7 Vigerend bestemmingsplan .......................................................................................... 7 Leeswijzer ..................................................................................................................... 7
2 2.1 2.2 2.3
Beschrijving van het plangebied ................................................................................... 9 Situering en begrenzing ................................................................................................ 9 Ontstaansgeschiedenis................................................................................................. 9 Huidige inrichting ........................................................................................................ 10
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Beleidskader ............................................................................................................... 11 Inleiding....................................................................................................................... 11 Rijksbeleid................................................................................................................... 11 Provinciaal beleid........................................................................................................ 13 Regionaal beleid ......................................................................................................... 14 Gemeentelijk beleid .................................................................................................... 15 Conclusie beleidskader............................................................................................... 15
4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.2.6
Planbeschrijving.......................................................................................................... 17 Algemeen .................................................................................................................... 17 Ruimtelijke ontwikkeling.............................................................................................. 17 Wonen......................................................................................................................... 17 Verkeer en infrastructuur ............................................................................................ 18 Groen .......................................................................................................................... 19 Water........................................................................................................................... 19 Stedenbouw ................................................................................................................ 19 Duurzaamheid............................................................................................................. 20
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10 5.11 5.12
Milieu- en omgevingsaspecten ................................................................................... 21 Algemeen .................................................................................................................... 21 Water........................................................................................................................... 21 Ecologie ...................................................................................................................... 22 Bodem......................................................................................................................... 23 Archeologie en cultuurhistorie..................................................................................... 24 Geluid.......................................................................................................................... 25 Luchtkwaliteit............................................................................................................... 26 Verkeer en parkeren ................................................................................................... 26 Externe veiligheid........................................................................................................ 27 Kabels en leidingen..................................................................................................... 27 Bedrijven en milieuzonering........................................................................................ 27 Conclusie .................................................................................................................... 27
6 6.1 6.2
Juridische aspecten .................................................................................................... 29 Algemeen .................................................................................................................... 29 Verbeelding ................................................................................................................. 29
312784, revisie 01 Pagina 3 van 40
Inhoudsopgave (vervolg)
6.3 6.4
Planregels ................................................................................................................... 29 Handhaafbaarheid ...................................................................................................... 32
7 7.1 7.2
Uitvoerbaarheid........................................................................................................... 33 Algemeen .................................................................................................................... 33 Economische uitvoerbaarheid..................................................................................... 33
8 8.1 8.2 8.3 8.4
Procedure.................................................................................................................... 35 Vooroverleg................................................................................................................. 35 Inspraak ...................................................................................................................... 36 Ambtelijke wijzigingen................................................................................................. 40 Procedure.................................................................................................................... 40
312784, revisie 01 Pagina 4 van 40
TOELICHTING
312784, revisie 01 Pagina 5 van 40
312784, revisie 01 Pagina 6 van 40
1
Inleiding
1.1 Aanleiding en doelstelling De aanleiding voor het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan is de wens om in het plangebied woningbouw te ontwikkelen. Dit voornemen is in strijd met de huidige agrarische bestemming van het bestemmingsplan. Met dit bestemmingsplan wordt het ruimtelijkplanologisch kader vastgelegd. 1.2 Vigerend bestemmingsplan Het vigerende bestemmingsplan voor het plangebied is ‘Buitengebied Niedorp-zuid’, vastgesteld door de gemeenteraad op 7 juli 1994 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 21 februari 1995. Hierin heeft het plangebied van ’t Veld Noord een agrarische bestemming. Het grootste gedeelte is bestemd als ”Agrarische cultuurgronden, onbebouwd”. Op deze gronden is grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden ter uitoefening van het agrarische bedrijf toegestaan. Er zijn enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan van maximaal 1,5 meter hoog. Daarnaast zijn de zuidwestelijke en de noordwestelijke hoek en een deel in het oosten (fase 2) van het plangebied bestemd als “agrarische bedrijven”. Op deze gronden zijn agrarische bedrijven, met bijbehorende gebouwen toegestaan. 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan wordt een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied gegeven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het vigerende beleid, waarbij het beleid op verschillende bestuursniveaus aan bod komt. In hoofdstuk 4 wordt een planbeschrijving gegeven. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de verschillende milieu- en omgevingsaspecten, waarna in hoofdstuk 6 de juridische aspecten worden toegelicht. Vervolgens wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op de uitvoerbaarheid en ten slotte worden in hoofdstuk 8 de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de procedure uitgewerkt.
312784, revisie 01 Pagina 7 van 40
312784, revisie 01 Pagina 8 van 40
2
Beschrijving van het plangebied
2.1 Situering en begrenzing Het plangebied is gelegen ten noorden van de plaats ’t Veld, in de gemeente Niedorp. In het zuidwesten wordt het plangebied begrensd door de bebouwde kom van ’t Veld, in het westen door de Zwarteweg, inclusief Zwarteweg nrs. 10 en 14 en in het oosten door de Valbrugweg. Ten noorden van het plangebied bevindt zich de Hartweg. De noordelijke begrenzing wordt echter gevormd door een sloot die tussen de bebouwde kom van ’t Veld en de Hartweg is gelegen. De locatie van het plangebied is in figuur 2.1 weergegeven.
Figuur 2.1 Locatie plangebied 2.2 Ontstaansgeschiedenis Het dorp ’t Veld is langs het Rijdersdijkje ontstaan. Deze dijk beschermde de bewoners tegen het water. Eerst stonden er voornamelijk boerderijen, afgelegen in de velden tussen Oude Niedorp en Nieuwe Niedorp. Naarmate de omliggende gebieden verder werden ingepolderd, kwamen er geleidelijk aan meer mensen in ‘t Veld wonen. Er ontstond een lintdorp aan de Rijdersweg. In de tweede helft van de vorige eeuw, na de Tweede Wereldoorlog, is het dorp sterk gegroeid. De verschillende uitbreidingen hebben voornamelijk aan de noordzijde plaatsgevonden. Het landschap rondom ’t Veld, waaronder ook ’t Veld Noord valt, heeft een grote verandering ondergaan. Aanvankelijk was sprake van een onregelmatige blokverkaveling. Nadat ruilverkaveling heeft plaatsgevonden, is het landschap veranderd in een grootschalige blokverkaveling. De oorspronkelijke verkaveling is niet meer zichtbaar.
312784, revisie 01 Pagina 9 van 40
Beschrijving van het plangebied
2.3 Huidige inrichting Het totale plangebied beslaat ongeveer 21 hectare. Momenteel is het plangebied in gebruik als agrarisch gebied en is ingericht als grasland. In de zuidwestelijke hoek van het plangebied, op de Zwarteweg 10, bevindt zich een voormalige agrarische bedrijfswoning met opstallen. Deze bebouwing heeft zijn agrarische functie verloren en functioneert nu als woning. Aan de noordwestzijde van het plangebied, aan de Zwarteweg 14 is dit eveneens het geval. Deze voormalige agrarische bedrijven hebben met het voorliggende bestemmingsplan de bestemming ‘wonen’ gekregen.
312784, revisie 01 Pagina 10 van 40
3
Beleidskader
3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het, voor dit bestemmingsplan relevante, vigerende beleid op de verschillende bestuursniveaus uiteengezet. Achtereenvolgens komen aan de orde: • rijksbeleid; • provinciaal beleid; • regionaal beleid; • gemeentelijk beleid. 3.2 Rijksbeleid Nota Ruimte1 De Tweede en Eerste Kamer der Staten Generaal hebben achtereenvolgens op 17 mei 2005 en 17 januari 2006 ingestemd met de Nota Ruimte. Deze nota bevat op hoofdlijnen de strategische visie op het ruimtelijke beleid op rijksniveau. Dit ruimtelijke beleid spitst zich toe op inrichtingsvraagstukken tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Het belangrijkste doel van deze nota is om op efficiënte en duurzame wijze ruimte te maken voor de inrichtingsvraagstukken binnen het beperkte oppervlak dat ons land kent. In de Nota Ruimte zijn de volgende vier belangrijke thema’s omschreven: • Versterken van de internationale concurrentiepositie • Het bevorderen van krachtige steden en een vitaal platteland • Het borgen en versterken van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden • Het borgen van veiligheid. Bij deze vier thema’s horen onder andere het oplossen van ruimtelijke knelpunten, het leefbaar maken en houden van stad en land, met een economische vitaliteit. Tevens wordt aandacht besteed aan het behouden en versterken van natuurlijk, landschappelijk en cultureel erfgoed en het voorkomen van rampen. In de Nota Ruimte wordt uiteengezet dat, hoewel met name op de woningmarkt de kwantitatieve problemen momenteel overheersen, verhoging van de kwaliteit een hoofdpunt van beleid blijft. Daarbij gaat het erom aan de veranderende vraag naar woningen en woonomgevingen te voldoen. De behoefte aan kwalitatief betere woningen blijft op hoofdlijnen en voor de langere termijn onveranderd. Dat geldt ook voor de veranderende behoeften wat betreft de woonomgeving, waarbij met name de vraag naar woningen in een centrumstedelijke en een groene (stedelijk of landelijke) woonomgeving groot blijft. In dit verband spreekt de Nota Ruimte van “krachtige steden en een vitaal platteland”. In de Nota wordt geconstateerd dat als gevolg van een verdergaande liberalisering van de wereldmarkt, voor onder meer landbouwproducten, een aanzienlijk aantal agrarische bedrijfsgebouwen naar verwachting komt leeg te staan. Dit zal een afname tot gevolg hebben van de leefbaarheid en de vitaliteit in verschillende (plattelands)gebieden. Deze ontwikkelingen met de consequenties van klimaatsverandering en daling van de bodem zijn van grote invloed op het ruimtegebruik, water- en bodembeheer en de ecologische en landschappelijke ontwikkeling in grote delen van Nederland en met name op het platteland. In verband hiermee wordt gestreefd naar een vitaal platteland. Het gaat er daarbij om de middelen en de inzet enerzijds te richten op een vernieuwd sociaal-economisch draagvlak en anderzijds gericht bij te dragen aan kwaliteitsborging en –verbetering van de groene ruimte. 1
“Nota Ruimte”, ministeries van VROM, LNV en EZ, Den Haag
312784, revisie 01 Pagina 11 van 40
Beleidskader
In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het Rijk deze wil verwezenlijken. Realisatieparagraaf De Nota Ruimte en de andere vigerende planologische kernbeslissingen (PKB’s) hebben op 1 juli op basis van het overgangsrecht de status van structuurvisie gekregen. De Realisatieparagraaf krijgt eveneens de status van structuurvisie en wordt als het ware toegevoegd aan de Nota Ruimte en overige PKB’s. Nieuwe structuurvisies moeten volgens de Wro een beschrijving bevatten waaruit blijkt hoe het Rijk de in de structuurvisie verwoorde nationale ruimtelijke belangen wil verwezenlijken. Omdat de vigerende PKB’s nog niet over een dergelijke realisatieparagraaf beschikken heeft het kabinet deze realisatieparagraaf vastgesteld. Het overzicht van alle nationale ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB’s en de voorgenomen verwezenlijking daarvan worden gebundeld in één Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid. Nota Mobiliteit2 De Nota Mobiliteit geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid. Door in het ruimtelijk beleid uit te gaan van de beschikbare infrastructurele capaciteit en door meer rekening te houden met de gevolgen voor verkeer en vervoer kunnen regio's extra mobiliteit voorkomen. De decentrale overheden zijn verantwoordelijk voor de planologische doorwerking van de risicozones. Zij nemen de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen mee in het ruimtelijk beleid en maken de afwegingen. Van de decentrale overheden wordt bovendien verwacht dat zij vanuit hun eigen verantwoordelijkheid gesignaleerde problemen eerst op lokaal dan wel regionaal niveau oplossen. De beleidsdoelen van het beleid uit deze nota zijn: • het verbeteren van de internationale bereikbaarheid; • het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden; • een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen als essentiële voorwaarde voor economische ontwikkeling; • het inzetten op proces- en technologie-innovatie ter realisering van de beleidsdoelen. Nota “Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21e eeuw” Met de nota Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21e eeuw3 wil het Rijk een ander waterbeleid realiseren. Er moet geanticipeerd worden op een stijgende zeespiegel, een stijgende rivierafvoer, bodemdaling en een toename van de neerslag. Nieuwe ruimtelijke besluiten mogen de problematiek van veiligheid en wateroverlast niet ongemerkt vergroten. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten moeten de gevolgen voor veiligheid en wateroverlast expliciet in beeld worden gebracht. De nota geeft twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten. Voor waterkwantiteit bestaat die uit de trits vasthouden, bergen en afvoeren. Voor waterkwaliteit is die trits schoonhouden, scheiden en zuiveren. Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied in aandachtspunten als: meer ruimte voor water, relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen met name in de stadsranden, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water, en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water. Nationaal Waterplan In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis 2 Nota Mobiliteit, Ministerie van verkeer en waterstaat en ministerie van VROM, 2005 3 Nota Anders omgaan met water. Waterbeleid in de 21e eeuw, ministerie van verkeer en waterstaat, 2004
312784, revisie 01 Pagina 12 van 40
Beleidskader
van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Europese Kaderrichtlijn Water Sinds december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. De belangrijkste doelstelling is het geven van een kader voor het beheer van oppervlaktewater en grondwater op basis van stroomgebieden en stroomgebieddistricten. De richtlijn wil het duurzaam gebruik van water bevorderen en de gevolgen van overstroming en droogte beperken. Daarnaast wil de richtlijn de aan water gebonden natuur beschermen en verbeteren met als uitgangspunt een goede ecologische toestand van het water. e
De Commissie Waterbeheer 21 eeuw heeft onderzocht welke maatregelen genomen kunnen worden om Nederland ook in de toekomst veilig en leefbaar te houden. De adviezen van de e
commissie staan in het rapport ‘Waterbeleid voor de 21 eeuw’. De belangrijkste aanbevelingen waren: anticiperen in plaats van reageren, meer ruimte naast techniek en ‘vasthouden-bergenafvoeren’. e
Naar aanleiding van de aanbevelingen van de Commissie Waterbeheer 21 eeuw, heeft het kabinet zijn standpunt bepaald in de nota ‘Anders omgaan met water’ (2000). Deze Nota benadrukt dat het antwoord op de problemen niet alleen ligt in technische oplossingen, maar vooral ook in het ruimte geven aan water (flexibel peilbeheer en ruimtelijke maatregelen in de vorm van calamiteitenberging, piekberging en voorraad-beheer, etc.). Daarnaast moet meer gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om water vast te houden. Als meer water vasthouden niet zomaar gaat, moeten er voorzieningen worden aangelegd om tijdelijk water te bergen. Pas als deze twee mogelijkheden, vasthouden en bergen, zijn gebruikt mag het overtollige water worden afgevoerd. 3.3 Provinciaal beleid Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord4 Sinds 2004 is het streekplan “Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord” van kracht. Het Ontwikkelingsbeels is inmiddels opgevolgd door de Structuurvisie Noord-Holland 2040. De mogelijkheden die de provincie Noord-Holland biedt in haar ontwikkelingsbeeld voor NoordHolland Noord zijn gekoppeld aan een indeling van de regio in zoekgebieden en uitsluitingsgebieden. Voor elk van deze gebieden gelden andere beleidslijnen. De zoekgebieden bieden de breedste mogelijkheden. In het ontwikkelingsbeeld worden zoekgebieden als volgt omschreven: “In deze gebieden kunnen ontwikkelingen op het punt van stedelijke functies of andere ontwikkelingen zoals diverse vormen van recreatieve voorzieningen plaatshebben mits bestemmingsplannen of projectprocedures hiervoor worden onderbouwd met een Beeldkwaliteitsplan en – voor zover het gaat om woningbouw – gebaseerd zijn op een regionale woonvisie of – voor zover het gaat om bedrijfsvestigingen – op een regionale bedrijventerreinenvisie. In grote delen gelden in verband met meer specifiek te beschermen belangen – naast het vereiste van een Beeldkwaliteitsplan – aanvullende aandachtspunten ter bescherming van specifieke belangen.” De uitbreidingslocatie ’t Veld Noord valt in een zoekgebied (zonder verdere aanduidingen). Voor deze gebieden is bepaald dat nieuwe stedelijke functies en andere niet-stedelijke functies met aanzienlijke ruimtelijke effecten plaats mogen hebben met overschrijding van het bestaand stedelijk gebied. Hiervoor zijn enkele voorwaarden opgenomen, zoals dat stedelijke functies uitsluitend plaats mogen vinden aansluitend aan bestaand stedelijk gebied, een beeldkwaliteitsplan wordt opgesteld en de verhouding van het woningbouwplan tot de woonvisie. Bij onderhavige ontwikkeling wordt voldaan aan deze voorwaarden. Het plangebied sluit aan op bestaand stedelijk gebied, er is een beeldkwaliteitsplan opgesteld en de woonvisie wordt in paragraaf 3.4 beschreven. Tevens is door de gemeente een structuurvisie opgesteld waar de ontwikkeling in is opgenomen.
4
Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord, Provincie Noord Holland, vastgesteld 25 oktober 2004
312784, revisie 01 Pagina 13 van 40
Beleidskader
Provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland 2009 In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft de provincie op 15 december 2008 de Provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland 2009 vastgesteld. Deze verordening richt zich op de inhoud van bestemmingsplannen en is gebaseerd op het bestaande streekplanbeleid zoals hiervoor beschreven. Structuurvisie Noord-Holland 2040 In de structuurvisie geeft de provincie Noord-Holland aan op welke manier zij de ruimte in de provincie de komende 30 jaar wil benutten en ontwikkelen. De provincie zet vooral in op compacte en goed bereikbare steden, omringd door aantrekkelijk groen. De provincie Noord-Holland wil de Noord-Hollandse landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerken te koesteren en te benutten bij nieuwe ontwikkelingen. Nieuwe bouwplannen moeten de ontwikkelingsgeschiedenis, de ordeningsprincipes en bebouwingskarakteristiek van het landschap en de inpassing in de wijdere omgeving als uitgangspunt hanteren. Om de groene gebieden intact te houden wordt zoveel mogelijk binnenstedelijk gebouwd. Provinciaal Waterplan 2010–2015 Beschermen, Benutten, Beleven en Beheren Het Waterplan, vastgesteld op 16 november 2009 door Provinciale Staten, beschrijft de kaders voor waterbeheer in Noord-Holland. Binnen deze kaders treffen vooral waterschappen en gemeenten maatregelen om de burgers te beschermen tegen wateroverlast en watertekort en om de waterkwaliteit te verbeteren. De belangrijkste thema’s zijn veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, grondwater en de rol van de provincie. Provinciaal Milieubeleidsplan 2002-20065 Duurzaamheid is de rode lijn door het provinciaal milieubeleidsplan, dat langs drie strategische beleidslijnen uitgewerkt wordt. Het gaat dan om duurzaam produceren en consumeren, voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving. De provincie wil ruimtelijkeordeningsinstrumenten beter benutten door een milieuvisie in relatie tot streek- en bestemmingsplan. Ook wordt water als medeordenend principe in de ruimtelijke planvorming verankerd door de landelijke watertoets uit te werken. De provincie streeft naar een realisatie van een basiskwaliteit, die de minimumkwaliteit in alle oppervlaktewateren vormt. Binnen dit bestemmingsplan zijn ingrepen mogelijk, die noodzakelijk zijn om de provinciale, strategische beleidslijnen voor milieu en de gewenste basiskwaliteit voor oppervlaktewater te verwezenlijken. Het milieubeleid vastgelegd in het Provinciaal Milieubeleidsplan behoeft actualisatie. De wettelijke termijn voor het plan, inclusief een verlenging van 2 jaar, is verstreken. Gedeputeerde Staten vinden het belangrijk om de speerpunten op milieubeleid voor de komende jaren vast te leggen. Zij stellen voor dit in de vorm van een beleidsbrief te doen. Deze beleidsbrief vervangt dan het provinciaal milieubeleidsplan. Verkeers- en vervoersplan Noord-Holland “Ruimte voor mobiliteit” 6 Het Verkeers- en vervoersplan Noord-Holland heeft als speerpunt het terugdringen van de verkeersonveiligheid. Ten opzichte van beleid in het verleden is de aandacht verschoven van ontmoedigen van automobiliteit naar het accommoderen van mobiliteit in haar algemeenheid. Daarnaast is infrastructuur niet langer meer volgend aan ruimtelijke ontwikkeling, maar heeft zij een sturende rol. Een goede bereikbaarheid is een voorwaarde voor bouwen van nieuwe woninglocaties en bedrijventerreinen. Naast de aanpak van een aantal notoire knelpunten in het wegennet, moet ruimte voor mobiliteit gezocht worden in de kwaliteit van netwerken en de verknoping daartussen. 3.4 Regionaal beleid Regionale woonvisie De regionale woonvisie Kop van Noord-Holland, Groei in kwaliteit en identiteit7 is opgesteld door de negen gemeenten van dit gewest. Doel van deze visie is om onderling woningbouw5 Provinciaal milieubeleidsplan “Waar een wil is, is een weg”, Provincie Noord-Holland, 2002-2006 6 Verkeers- en vervoersplan Noord-Holland, Provincie Noord-Holland, 2003
312784, revisie 01 Pagina 14 van 40
Beleidskader
plannen meer op elkaar af te kunnen stemmen, beter met elkaar te kunnen samenwerken en gezamenlijk knelpunten aan te kunnen pakken. De regionale woonvisie moet een kader bieden voor de woningbouwontwikkeling in de komende jaren. Eén van de vier hoofdambities, zoals verwoord in de woonvisie, is dat kwaliteit voor kwantiteit gaat. Om de scheve verhouding in mogelijkheden voor starters en doorstromers op de woningmarkt te verminderen, wordt als opgave gesteld om ruimte te bieden aan woningen voor alle lagen van de bevolking. Een andere hoofdambitie van de kop van Noord-Holland is om woningbouwontwikkelingen, als gevolg van, enerzijds, de ontwikkeling van werkgelegenheid en anderzijds vanwege bijzondere ontwikkellocaties, te steunen. De woningaantallen die in de regionale woonvisie worden genoemd zijn inmiddels geactualiseerd. De negen gemeenten van de kop van Noord-Holland hebben nieuwe woningbouwaantallen vastgesteld en deze aan de provincie voorgelegd. Voor de gemeente Niedorp is het aantal te bouwen woningen tussen 2010 en 2020 op 1050 gesteld. Dit saldo zal naar alle waarschijnlijkheid naar beneden worden bijgesteld. Het woningbouwplan voor ’t Veld Noord is in dit vastgestelde aantal opgenomen. 3.5 Gemeentelijk beleid Structuurvisie 2015 In de structuurvisie van de gemeente Niedorp8, wordt uiteen gezet dat conform het provinciale beleidsuitgangspunt de rode contouren voor de kernen in de gemeente Niedorp strak rond de bestaande bebouwing zijn gelegd. Daarnaast verlangt de provincie dat de gemeenten zelf aangeven waar zij in de toekomst de overige stedelijke ontwikkelingen, zoals dorpsuitbreidingen, denken te realiseren. Zij dienen dit voor een termijn van vijf jaar vast te leggen in de zogenaamde ‘zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling’. Hiertoe is in ’t Veld een zoekgebied aangewezen voor de toekomstige woningbouw in ’t Veld-Noord. In de structuurvisie van de gemeente Niedorp zijn verder de gewenste ontwikkelingen voor de gemeente tot 2015 vastgelegd. Over ’t Veld wordt uiteen gezet dat deze kern in het provinciaal beleid altijd de status van basiskern had en dat dit heeft geleid tot de vorming van een redelijk zelfstandige kern met een groot aantal (basis)voorzieningen. De gemeente streeft ernaar in de toekomst dit voorzieningenniveau op peil te houden en biedt daarom ruimte voor de realisatie van circa 125 woningen in de periode 2003-2015. In het kader van de structuurvisie zijn drie ontwikkelingsrichtingen onderzocht: ’t Veld-Noord, ’t Veld-Zuid en ’t Veld-West. Hierbij is uitgegaan van een aantal algemene volkshuisvestelijke, landschappelijke en stedenbouwkundige criteria. Gebleken is dat op grond van deze criteria ’t Veld Noord de voorkeur verdient. Op grond van cultuurhistorische binding tussen ’t Veld en zijdewind, de beperkte uitbreidingsmogelijkheden van Zijdewind en de ligging in elkaars nabijheid, wordt in de structuurvisie uitgegaan van de lokale behoefte van beide dorpen tezamen. 3.6 Conclusie beleidskader De ontwikkeling die met het onderhavige bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, past binnen de kaders van het ruimtelijk beleid op rijksniveau en geeft invulling aan de opgaven en doelen van de provincie, de regio en de gemeente.
7 Woonvisie Kop van Noord-Holland, Gemeenten Anna Paulowna, Den Helder, Harenkarspel, Niedorp, Texel, Schagen, Wieringen, Wieringermeer en Zijpe, 2 januari 2006 8
Structuurvisie Niedorp 2015, vastgesteld 29 juli 2004
312784, revisie 01 Pagina 15 van 40
312784, revisie 01 Pagina 16 van 40
4
Planbeschrijving
4.1 Algemeen Het dorp ’t Veld is ontstaan als lintdorp aan de Rijdersstraat. Woningbouwuitbreidingen hebben voornamelijk aan de noordzijde plaatsgevonden, waardoor het lint aan de zuidzijde grotendeels in de oorspronkelijke staat is gebleven. De uitbreidingen die hebben plaatsgevonden, bieden variatie in het dorpse weefsel, maar tegelijkertijd is er sprake van samenhang tussen de verschillende ontstane clusters. Dezelfde variatie en samenhang wordt beoogd in ’t Veld Noord. Het plangebied wordt een nieuwe aanvulling op het bestaande dorp. De bestaande structuur, welke wordt gekenmerkt door lange lijnen, zal worden gehandhaafd in het plan. Daarnaast zal het dorpse karakter behouden blijven en vormt ook de interne kwaliteit een belangrijk onderdeel van het plan. Het plangebied zal worden ingericht met woningen, omgeven door een groen- en waterstructuur. Het plangebied wordt ontsloten door een weg die het plangebied van oost naar west doorkruist, het zogenaamde dorpslint. Dit hoofdstuk behandelt de visie en het stedenbouwkundig ontwerp voor het gebied. In het beeldkwaliteitplan9 wordt ingegaan op de aspecten die van belang zijn voor de beeldkwaliteit en die de grondslag vormen voor het stedenbouwkundige ontwerp. Het beeldkwaliteitplan is als bijlage bij het voorliggende bestemmingsplan gevoegd.
Figuur 4.1 Plangebied, lange lijnen 4.2 Ruimtelijke ontwikkeling 4.2.1 Wonen In het plangebied zullen in totaal 363 woningen worden gerealiseerd. De woningbouw wordt gefaseerd ontwikkeld. De nadruk in de eerste fase ligt met name op de woningen aan het lint (de hoofdontsluitingsweg). Op deze wijze ontstaat er na de bouw van de woningen in fase 1 een afgerond geheel. De woningen in fase 2 liggen met name op afstand van het lint en zorgen voor een verdere invulling van het plangebied. De 363 woningen zijn ongeveer gelijk verdeeld over de twee fases. In de eerste fase worden 188 woningen gerealiseerd en in de tweede fase 175 woningen. 35% Van de woningen zal in het sociale segment worden gebouwd en 65% in de (middel)dure categorie. Dit geldt voor zowel fase 1 als 2.
9 Beeldkwaliteitplan ’t Veld Noord, juni 2010, Gemeente Niedorp
312784, revisie 01 Pagina 17 van 40
Planbeschrijving
In dit bestemmingsplan is een onderscheid gemaakt naar fase 1 en fase 2. Omdat het voornemen bestaat om fase 2 van ’t Veld Noord pas op langere termijn te ontwikkelen is dit als uit te werken woonbestemming op de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen. Hierbij wordt wel de hoofdstructuur, zoals de waterloop en de hoofdontsluitingsweg vastgelegd, zodat fase 1 en 2 één geheel vormen. De woningen worden oost-west georiënteerd en zullen zich richting het dorpslint presenteren. ’t Veld Noord wordt een groen woonmilieu met een dorps karakter. Het woningbouwplan zal uit verschillende typen woningen bestaan, waaronder rijwoningen, twee- onder- één- kapwoningen en vrijstaande woningen al dan niet uitgevoerd in een nul-treden variant. Bijzondere woonvorm betreft de stolpwoningen die voorzien zijn aan het lint. Er worden geen appartementgebouwen gerealiseerd. 4.2.2 Verkeer en infrastructuur De hoofdontsluiting van het plangebied wordt gerealiseerd via de Zwarteweg, richting de Valbrugweg. Deze zal als diagonaal door het plangebied lopen. Hiernaast wordt een calamiteitenontsluiting gerealiseerd via de Pastoor Cleerbesemlaan. De langzaamverkeersroute aan de noordzijde is een recreatieve fietsroute. Deze route wordt een aantrekkelijke en afwisselende route, die de belangrijkste openbare ruimtes aan elkaar rijgt. Via de knopen kan de fietser naar het bestaande dorp fietsen. Hiertoe worden enkele bruggen gerealiseerd, die ook voor de voetgangers voor een snelle route naar het bestaande dorp zorgen. Het aanwezige groen in ’t Veld kan door middel van verharde paadjes door voetgangers betreden worden. Parkeren vindt plaats op eigen terrein, langs de woonstraten en in parkeerclusters. De parkeernorm voor het plangebied is 2 parkeerplaatsen per woning. In de openbare ruimte worden in totaal circa 527 parkeerplaatsen gerealiseerd.
Figuur 4.2 Stedenbouwkundig plan Verkeersproductie Bij de ontwikkeling van ’t Veld Noord wordt in totaal uitgegaan van een toename van de verkeersproductie van ruim 2.000 autoritten per etmaal. Daarbij is uitgegaan van 6 autoritten per werkdagetmaal per huishouden. In de tabel is te zien hoe deze toename van de verkeersproductie is verdeeld over de verschillende wegen die het gebied ontsluiten.
312784, revisie 01 Pagina 18 van 40
Planbeschrijving
Effecten t.a.v. verkeersafwikkeling ontsluitende wegen De belangrijkste wegen in het plangebied, de Zwarteweg, de Rijderstraat en de Valbrugweg, worden aangemerkt als erftoegangsweg. Voor erftoegangswegen geldt als algemeen uitgangspunt een maximum capaciteit van 6.000 motorvoertuigen per etmaal. Intensiteiten Rijderstraat – west Zwarteweg Valbrugweg
Voor realisatie (2008) 2.500 1.400 700
Na realisatie fase 1
Na realisatie fase 2
3.000 – 3.300 1.800 – 2.000 750 - 800
3.700 – 4.100 2.100 – 2.500 1.100 – 1.500
Tabel 4.2 Etmaalintensiteiten voor auto’s op de ontsluitende wegen voor en na realisatie.
In de tabel is uitgegaan van een bandbreedte in de berekening van de totale toename van de verkeersproductie van 2.300 tot 3.500 motorvoertuigen per etmaal. Hierin is uitgegaan van een berekening waarin ook rekening wordt gehouden met een worstcase scenario. Uit de tabel blijkt dat de wegen die ’t Veld Noord gaan ontsluiten, zelfs in het worstcase scenario, voldoende capaciteit bieden om een goede verkeersafwikkeling te waarborgen. Effecten t.a.v. verkeersveiligheid op ontsluitende wegen Voor de wegvakken is de gemiddelde wachttijd voor oversteken bepaald. Het drukste wegvak, de Rijderstraat-west, zal goed oversteekbaar blijven, met een gemiddelde wachttijd van 3 seconden. Bij deze gemiddelde wachttijd is de oversteekbaarheid voor (langzaam) verkeer goed. In de berekening van de wachttijd is uitgegaan van een wegbreedte van 5,5 meter en van 410 motorvoertuigen per uur, het drukste uur van de dag (spitsuur, 10% van de etmaalintensiteit). Door de toename van het autoverkeer zal de verkeersveiligheid voor de fietsers ten opzichte van de huidige situatie naar verwachting zeer beperkt afnemen, de intensiteiten zijn dusdanig dat ‘mengen’ op een erftoegangsweg de beste invulling geeft conform Duurzaam Veilig. Verder worden geen problemen verwacht met betrekking tot verkeersveiligheid – voor de fietsers is het denkbaar dat fietsstroken worden aangebracht. Openbaar Vervoer ’t Veld Noord wordt ontsloten door buslijn 154 (huidige dienstregeling) die Schagen en Nieuwe Niedorp met elkaar verbindt. De bestaande bushaltes zijn op ongeveer 5 minuten loopafstand van het plangebied gesitueerd. Eventuele ontsluiting met openbaar vervoer in ’t Veld Noord is vooralsnog niet aan de orde en wordt mede bepaald door de OV-maatschappijen zelf (exploitatiekosten). 4.2.3 Groen De uitbreiding ’t Veld Noord krijgt een groen karakter. Langs het water wordt een groenstrook aangelegd en ook tussen de woonbuurten wordt veel groen gerealiseerd. Binnen de verkeersbestemming zijn eveneens groenvoorzieningen toegestaan. 4.2.4 Water Water is een belangrijk component van de structuur van het plan. Het gehele plangebied wordt omringd door een waterloop. De bestaande waterstructuur is gebruikt om het water in het plan een hoofdrol te laten spelen. Om de watergangen goed te onderhouden en ervoor te zorgen dat recreatieve functies plaats kunnen vinden, zijn deze vormgegeven met een minimale breedte van zeven meter. Daar waar een ruimtelijk accent nodig is wordt het water breder. Op enkele plekken worden steigers en bruggen aangelegd. 4.2.5 Stedenbouw Voor het woningbouwplan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het beeldkwaliteitplan vormt een toetsingskader voor verdere planontwikkeling en detaillering voor zowel de gemeente, ontwikkelaars en particulieren welke bij het plan betrokken kunnen worden. Het beeldkwaliteitsplan bestaat uit referentiebeelden, doorsneden, plattegronden en schetsen, waarmee verhelderd wordt wat de beoogde kwaliteit en ambitie voor het plangebied is. Het beeldkwaliteitsplan zal door de gemeenteraad worden vastgesteld als zijnde een aanvulling op de welstandsnota.
312784, revisie 01 Pagina 19 van 40
Planbeschrijving
Hiermee wordt geborgd dat bij de ontwikkeling van het gebied voldaan wordt aan de beeldkwaliteitseisen. 4.2.6 Duurzaamheid De gemeente Nieuwe Niedorp streeft ernaar dat de woningen in ’t Veld Noord duurzaam gebouwd worden. Duurzaam bouwen wordt hier in de brede zin van het woord beschouwd en betreft een wijze van plannen, bestemmen, ontwerpen, bouwen, inrichten en beheren (inclusief slopen en hergebruik) van de te realiseren woningen. Een duurzame woning heeft een hogere mate van kwaliteit en een lagere mate van milieubelasting ten opzichte van een volgens het bouwbesluit gebouwde woning. De ontwikkelaar moet aan de hand van ingediende referenties aantonen dat de eerdere ontwerpen en gerealiseerde woningbouwprojecten duurzaam zijn, ten opzichte van conventionele (volgens het Bouwbesluit) gebouwde projecten. Hierbij zal in eerste instantie de energiehuishouding van de referenties worden beoordeeld op de mate van: energiebesparing, duurzame energie, efficiënte energiesystemen. Naast energie worden de referenties ook op andere duurzame aspecten beoordeeld zoals: materiaalgebruik, watergebruik, gezondheid, comfort, toekomstbestendigheid, etc.
312784, revisie 01 Pagina 20 van 40
Milieu- en omgevingsaspecten
5
Milieu- en omgevingsaspecten
5.1 Algemeen De kwaliteit van milieu- en omgevingsaspecten vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkeling van ruimtelijke functies. In dat verband dient bij de afweging van het al dan niet toelaten van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen te worden onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Ook andere omgevingsaspecten, zoals de verkeerssituatie, zijn in dit kader van belang. Ter voorbereiding van het bestemmingsplan zijn daarom onderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn noodzakelijk om te kunnen bepalen of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn. 5.2 Water Voor de voorgenomen ontwikkeling is een waterhuishoudingsplan10 opgesteld. Dit waterhuishoudingsplan is een nadere uitwerking van de watertoets. De watertoets en het waterhuishoudingsplan zijn in nauwe samenwerking met het Hoogheemraadschap en de gemeente Niedorp opgesteld. Het waterhuishoudingsplan is opgenomen in de bijlage bij voorliggend bestemmingsplan. In deze paragraaf worden de conclusies van het plan samengevat. In het waterhuishoudingsplan is aandacht geschonken aan wateroverlast, grondwateroverlast, riolering, waterkwaliteit en beheer en onderhoud. In de memo “Watertoets ’t Veld Noord”11 wordt beschreven wat de wijzigingen zijn ten opzichte van het oude waterhuishoudingsplan. Tabel 5.1: Oppervlakteverdeling ’t Veld Noord fase 1 Fase 1 Verhard 3,59 Water (bestaand/nieuw) 2,48 (0,93/1,55) Benodigd water Compensatie 16,57% Dempingen Totaal
0,59 0,06 0,65
Overschot water
0,90
Bovenstaande tabel geeft aan dat in totaal 0,65 ha nieuw water nodig is (voor toename verharding en kleinschalige dempingen) en dat in het ontwerp (fase 1) 1,55 ha nieuw water wordt gerealiseerd. Dit betekent dat een wateroverschot van 0,90 ha wordt aangelegd. Voor fase 2 betekent dit dat maximaal 5,44 ha mag worden verhard. De werkelijke toename van de verharding zal echter veel lager liggen. Het overschot aan water kan in het kader van de waterbank (afspraak tussen HHNK en gemeente) worden vastgelegd en gebruikt als compensatie voor mogelijk andere ontwikkelingen binnen hetzelfde peilgebied.
10 Woningbouw ’t Veld Noord, Waterhuishoudingsplan, ref.nr. 30911 Grontmij Nederland BV, 16 februari 2009, 11 Memo watertoets ’t Veld Noord, Grontmij Nederland bv, 30 juli 2010
312784, revisie 01 Pagina 21 van 40
Milieu- en omgevingsaspecten
Grondwateroverlast In de nieuwe situatie blijft het oppervlaktewaterpeil NAP -2,55 m. Het toekomstige wegpeil komt op NAP -1,05 m, de maaiveldhoogte van de tuinen en openbaar groen op NAP -0,95 m en het vloerpeil van de woningen op NAP -0,85 m. De drooglegging ten opzichte van maaiveld wordt 1,6 m. Een goede ontwatering wordt bereikt door de aanleg van drainage onder de (meeste) wegen. Riolering Uitgangspunt in het rioleringsbeleid van het Hoogheemraadschap is dat een verbeterd gescheiden rioolstelsel wordt aangelegd of een rioolstelsel dat qua vuiluitworp gelijkwaardig is. In nieuwbouwlocaties wordt er naar gestreefd om schoon regenwater zoveel mogelijk gescheiden van het vuile water af te voeren. Voor de afvoer van hemelwater dat via het verhard terrein tot afstroming komt wordt een hemelwaterafvoerstelsel (RWA-stelsel) aangelegd. De riolering is verder uitgewerkt in het rioleringsplan12. Waterkwaliteit Door de ringstructuur van brede en diepe watergangen ontstaat een robuust watersysteem. Een grote waterdiepte is gunstig voor de zuurstofhuishouding. Door de ringstructuur is de doorstroming van het watersysteem goed. De uitlaten van het regenwaterstelsel worden zijn zodanig gesitueerd dat schoon hemelwater goed over het watersysteem wordt verdeeld. Beheer en onderhoud Voor nieuw stedelijk water geldt dat het Hoogheemraadschap in principe het beheer en onderhoud over neemt. Het watersysteem moet daarom aan de onderhoudseisen van het Hoogheemraadschap voldoen. Het onderhoud zal plaatsvinden vanaf het water. De bruggen en watergangen voldoen daarom aan de doorvaarbaarheidseisen. Het plan is voorzien van een tewaterlaatplaats vppr de maaiboot en meerdere losplaatsen voor maaisel. Conclusie Het watersysteem voldoet aan de eisen die het Hoogheemraadschap hieraan stelt. Dit geldt voor zowel waterkwantiteit, waterkwaliteit, grondwater als beheer en onderhoud. Dit is met HHNK afgestemd. 5.3 Ecologie In het onderzoek naar natuurwaarden13 zijn de effecten van de voorgenomen ingreep getoetst aan het beleid, wet- en regelgeving in het kader van de natuurbescherming. De rapportage van deze natuurtoets is als bijlage bij voorliggend bestemmingsplan gevoegd. In onderstaande paragraaf wordt een samenvatting van de natuurtoets gegeven. Natuurbeschermingswet Er zijn geen Natura 2000 gebieden gelegen binnen de beïnvloedingssfeer van het plangebied. Nadere procedures in dit kader zijn dan ook niet aan de orde. Ecologische hoofdstructuur Er is geen (P)EHS gebied gelegen binnen de beïnvloedingssfeer van het plangebied. Nadere procedures in dit kader zijn dan ook niet aan de orde. Flora- en faunawet Uit het gevoerde onderzoek blijkt dat broedvogels, vissen en vleermuizen in het plangebied voorkomen, die beschermd zijn onder Flora- en faunawet bijlage 3. Met betrekking tot broedvogels is het noodzakelijk om verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren, tenzij er geen broedvogels in het plangebied aanwezig zijn. Het broedseizoen is per soort verschillend maar over het algemeen wordt de periode van 15 maart – 15 juli aangehouden. 12
Rioleringsplan ’t Veld-Noord. Ref. nr. 311865, Gemeente Niedorp, 17 februari 2009.
13 Natuurtoets ’t Veld Noord, ref.nr.310434, Grontmij Nederland BV, 22 oktober 2008, Lelystad.
312784, revisie 01 Pagina 22 van 40
Milieu- en omgevingsaspecten
Voor de bittervoorn hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Deze soort komt alleen aan de rand van het plangebied voor, het leefgebied van de soort wordt niet aangetast door de werkzaamheden. Tijdens de werkzaamheden dient echter wel rekening te worden gehouden met het voorkomen van de soort aan de rand van het plangebied. Door langs de watergang waar de soort voorkomt hekken te plaatsen wordt voorkomen dat er bouwafval in de watergang terecht komt en dat het leefgebied van de soort wordt verstoord. Uit de natuurtoets kwam naar voren dat de gewone dwergvleermuis en laatvlieger in het plangebied voorkomen. Echter was onduidelijk hoe deze soorten gebruik maken van het gebied en of er vaste verblijfplaatsen in gebied aanwezig zijn. Om deze reden is door Grontmij│Aquasense een extra inventarisatie14 uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in de aanwezigheid van vaste rust- en verblijfplaatsen en trek- en foerageerroutes. De rapportage van deze inventarisatie is als bijlage bij voorliggend bestemmingsplan gevoegd. Tijdens deze aanvullende inventarisatie zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen waargenomen. Wel zijn de soorten laatvlieger en grootoorvleermuis in het plangebied trekkend/ foeragerend waargenomen, dit zijn beide zwaar beschermde soorten van tabel 3 Flora- en faunawet. De soorten zijn langs de bestaande bebouwing aangetroffen, die in de toekomstige situatie gehandhaafd blijft. De trek- en foerageerroutes van laatvlieger en grootootvleermuis blijven dan ook gehandhaafd. Zorgplicht De zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. De werkzaamheden dienen zodanig te worden uitgevoerd dat de schade zoveel mogelijk wordt beperkt. Dit betekent in ieder geval het verjagen of wegvangen van dieren voor de start van de werkzaamheden, waarbij zorg wordt gedragen voor uitwijkmogelijkheden. Conclusie Het aspect ecologie vormt geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkelingen in het voorliggende bestemmingsplan. 5.4 Bodem Historisch bodemonderzoek Voor het plangebied is een historisch bodemonderzoek15 uitgevoerd. Deze is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. In deze paragraaf wordt de conclusie van het onderzoek gegeven. Over het algemeen is de bodem niet tot licht verontreinigd. Plaatselijk is een sterk verhoogde concentratie zware metalen in het grondwater aangetoond. Mogelijk was er sprake van verstoring van het bodemevenwicht. Dergelijke concentraties worden vaak bij herbemonstering niet meer aangetoond. Aandachtspunt vormen de slootdempingen. Het is niet bekend waarmee de sloten zijn gedempt. Verdachte activiteiten hebben over het algemeen plaatsgevonden buiten het plangebied. Verkennend bodemonderzoek Door middel van een verkennend bodemonderzoek16 is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. De rapportage van het onderzoek is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. Uit de resultaten van het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd: • De aangetroffen licht tot sterk verhoogde gehalten arseen in de ondergrond (tussen 0,6 en 1,30 m –mv) ter plaatse van boring 21 bedraagt circa 35 m3 is vermoedelijk veroorzaakt door aanwezigheid van puin in de grond. De arseenverontreiniging is zowel horizontaal als verticaal afgeperkt. De sterke verontreiniging met arseen bedraagt circa 7 m3. Geconcludeerd wordt dat de arseenverontreiniging geen geval van ernstige bodemverontreiniging betreft.
14 Notitie aanvullend vleermuizenonderzoek, Grontmij Nederland BV,16 oktober 2008, Alkmaar. 15 Historisch Bodemonderzoek Nieuwbouwlocatie ’t Veld Noord, gemeente Niedorp 16 Verkennend bodemonderzoek en asbestonderzoek, ref.nr.308272, Grontmij Nederland BV, 11 maart 2008, Alkmaar.
312784, revisie 01 Pagina 23 van 40
Milieu- en omgevingsaspecten
• De gemeten licht verhoogde concentraties aan arseen in het grondwater (uit peilbuizen PB1, PB7, PBS1) hebben waarschijnlijk een natuurlijke oorsprong en kunnen als achtergrondconcentraties worden beschouwd. • De oorzaak van de licht verhoogde gehalten aan zink, benzeen en xylenen in het grondwater uit peilbuizen (PB2, PB3, PB5, PBS1) is niet bekend. Gezien de beperkte omvang van de verontreinigingen, de relatief lage gehalten en de toekomstige bestemming van de locatie is er echter geen aanleiding tot het verrichten van vervolgonderzoek met een aangepaste hypothese. Wat betreft de slootdempingen zijn geen verhoogde gehalten aan de onderzochte stoffen in de bodem aangetroffen. Asbestonderzoek Door middel van het uitgevoerde nader onderzoek asbest is inzicht verkregen in de milieuhygienische kwaliteit van de bodem ten aanzien van asbest ter plaatse van het puinbed en dam aan de Valbrugweg te ’t Veld Noord. Gezien de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de voor het puinbed en dam opgestelde hypothese “asbest verdachte locatie”, niet juist is. Conclusie Op basis van de uitkomsten van het onderzoek behoeven er vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien geen beperkingen te worden gesteld aan het toekomstige gebruik van de locatie als nieuwbouwlocatie. Aanbevelingen • Indien het noodzakelijk blijkt te zijn de huidige watergangen te dempen of aan te passen, dan is onderzoek naar de slibkwaliteit noodzakelijk. Aanbevolen wordt om dit onderzoek maximaal twee jaar voorafgaand aan de geplande werkzaamheden uit te voeren. • De Milieudienst Kop van Noord-Holland is bezig met het opstellen van een Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan (BKK en BBP). De milieudienst heeft aangegeven dat het de verwachting is dat de BKK en BBP voorafgaand aan de ontwikkeling van de locatie worden vastgesteld. Vermoedelijk kan het grondverzet dan plaatsvinden op basis van de BKK en BBP. • De eventueel vrijkomende puinhoudende licht tot sterk verontreinigde grond rondom boring 21 kan niet zonder beperkingen worden hergebruikt. Deze grond dient apart te worden gezet en afgevoerd. • Indien tijdens de werkzaamheden grondwater wordt geloosd, is een lozingsvergunning waarschijnlijk noodzakelijk. Voor het bepalen van de concentraties van de lozingsparameters kan dan gebruik worden gemaakt van de geplaatste/ bestaande peilbuizen. • Indien de grond en/of het grondwater licht tot sterk verontreinigd is, dient te worden gewerkt conform de veiligheidmaatregelen zoals beschreven in de CROW 132 “Werken in en met verontreinigde grond of (grond)water”. 5.5 Archeologie en cultuurhistorie Voor de locatie ’t Veld Noord is een archeologisch onderzoek17 uitgevoerd. Deze bestaat uit een bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek. De rapportage van dit onderzoek is als bijlage bij voorliggend bestemmingsplan gevoegd. In deze paragraaf wordt een samenvatting gegeven. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het plangebied zich grotendeels bevindt in een vlakte van getijafzettingen. In het uiterste zuidoostelijke deel bevindt zich een getij-inversierug. De bodem in het plangebied bestaat uit zeekleigronden. In het gehele plangebied kunnen archeologische resten uit het Neolithicum, de Bronstijd, de Late-Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd worden aangetroffen. 17
Archeologisch onderzoek ’t Veld gemeente Niedorp, ref.nr.DR244228, Grontmij Nederland BV, 4 juni 2008, Assen.
312784, revisie 01 Pagina 24 van 40
Milieu- en omgevingsaspecten
Uit het Inventariserend Veldonderzoek is gebleken dat de bodem in het plangebied zeer uniform is. Onder de bovengrond (bouwvoor) bevindt zich een gelaagd pakket bestaande uit roesthoudende, lichte zavel tot lichte klei al dan niet met zandlaagjes. Op een negental boorlocaties is de demping van oude verkavelingsloten aangetroffen. Er zijn tijdens het veldonderzoek geen archeologische indicatoren aangetroffen. Conclusie Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek kan geconcludeerd worden dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat het plangebied een archeologisch waardevol gebied is. Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht. 5.6 Geluid Contourberekening Grontmij heeft een akoestisch onderzoek18 uitgevoerd naar de geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeer ter plaatse van nieuwbouwplan ’t Veld. Het doel van het onderzoek was het bepalen van de geluidcontour ter plaatse van de geplande woningen ten gevolge van passerend verkeer over de nabijgelegen wegen. De rapportage van het onderzoek is als bijlage bij voorliggend bestemmingsplan gevoegd. In deze paragraaf worden de conclusies weergegeven. Uit het onderzoek is gebleken dat in een gedeelte van het plangebied de voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde wordt overschreden vanwege verkeer op de Zwarteweg en Valbrugweg. De voorkeursgrenswaarde ten gevolge van verkeer over de Pastoor Cleerbesemlaan en Wilhelminalaan wordt niet overschreden. Wanneer besloten wordt om zodanig dicht bij de wegen te bouwen dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden wordt, moet onderzoek worden verricht naar aanvullende maatregelen aan de bron, de overdracht of bij de ontvanger. Wanneer deze maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn of stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke, financiële of verkeerskundige aard is het, onder bepaalde voorwaarden, mogelijk om bij het college van B&W ontheffing van de voorkeursgrenswaarde te vragen. Voor de binnenstedelijk wegen Pastoor Cleerbesemlaan en Wilhelminalaan kan ontheffing worden verleend tot maximaal 63 dB en voor de buitenstedelijke wegen Zwarteweg en Valbrugweg kan ontheffing worden verleend tot 53 dB. Het verdient echter aanbeveling om zoveel mogelijk buiten de 48 dB-contouren te bouwen. Berekening gevelbelasting Naast de contourberekening is een akoestisch onderzoek verricht naar de gevelbelasting ten gevolge van wegverkeer19. De rapportage van dit onderzoek is als bijlage bij voorliggend bestemmingsplan gevoegd. Hieronder worden de belangrijkste conclusies beschreven. In het onderzoek zijn de wegen Zwarteweg, Valbrugweg, Pastoor Cleerbesemlaan en Wilhelminalaan in beschouwing genomen. Omdat deze wegen zoneringsplichtig zijn volgens de Wet geluidhinder, dient de optredende geluidsbelasting te worden getoetst aan de grenswaarden uit deze wet. Hiernaast is de geluidsbelasting ten gevolge van de nieuw aan te leggen ontsluitingsweg inzichtelijk gemaakt. Deze weg is niet zoneringsplichtig volgens de Wet geluidhinder, omdat de maximum snelheid 30 km/h is. In het kader van het waarborgen van een acceptabel woon-en leefklimaat is de geluidsbelasting als gevolg van deze weg echter wel berekend.
18
Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai, ref.nr.249397.rsd.431.R001, Grontmij Nederland BV, 16 juni 2008,
Roosendaal. 19 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai, ref.nr. 269293.rsd.431.R001, Grontmij Nederland BV, 8 januari 2009, Roosendaal.
312784, revisie 01 Pagina 25 van 40
Milieu- en omgevingsaspecten
Uit het onderzoek is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ter plaatse van de gevels van de nieuwbouw als gevolg van de Valbrugweg, Zwarteweg, Pastoor Cleerbesemlaan en Wilhelminalaan niet wordt overschreden. Voor de nieuw aan te leggen ontsluitingsweg zijn de grenswaarden van de Wet geluidhinder als streefwaarden gehanteerd. De voorkeurswaarde wordt hierbij overschreden. De uiterste streefwaarde echter niet. Aangezien bij het bepalen van de verkeersintensiteiten een worstcase scenario is gehanteerd en het om een beperkt aantal woningen gaat waarbij de voorkeurswaarde wordt overschreden, kan vanuit akoestisch oogpunt worden gesteld dat er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat. Conclusie Uit de onderzoeken kan worden geconcludeerd dat er uit akoestisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het plan. 5.7 Luchtkwaliteit Voor de kwaliteit van de buitenlucht in Nederland zijn normen vastgesteld in de Wet Milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 “Luchtkwaliteitseisen”, ook wel bekend onder de naam “Wet Luchtkwaliteit”). Op grond van deze wet moet bij nieuwbouwprojecten, zoals woningbouw (en de daarvoor op te stellen bestemmingsplannen) aandacht worden besteed aan de lokale luchtkwaliteit. Ruimtelijk-economische projecten kunnen worden uitgevoerd wanneer aan minstens één van de volgende voorwaarden wordt voldaan: • wanneer er na realisatie wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wet Luchtkwaliteit; • de luchtkwaliteit per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft; • het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit; • het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Vooralsnog draagt een plan alleen in betekenende mate bij, wanneer er meer dan 1% (meer dan 0,4 Og/m3) wordt bijgedragen. In de regeling “niet in betekenende mate bijdragen” (NIBM) is de vertaling gemaakt van 1% bijdrage naar omvang van ruimtelijk-economische projecten. Bij woningbouwlocaties gelijk of minder dan 500 woningen en minimaal 1 ontsluitingsweg of 1000 woningen en minimaal 2 of meer ontsluitingswegen, draagt het project ‘niet in betekenende mate’ bij aan de luchtverontreiniging. Voor de voorgenomen ontwikkeling is een verkennend onderzoek20 naar het effect van het bouwplan op de luchtkwaliteit uitgevoerd. Deze is als bijlage bij het voorliggende bestemmingsplan gevoegd. De belangrijkste conclusies worden hieronder weergegeven. Conclusie Uit de modelberekeningen van het rekenprogramma CAR II, versie 6.1.1, volgt dat de lokale concentraties van luchtverontreinigende stoffen (ver) onder de grenswaarden blijven. De ‘ruim te’ tussen de lokale concentraties van luchtverontreinigende stoffen en de grenswaarden is dusdanig, dat de ontwikkeling van ’t Veld Noord niet zal leiden tot overschrijding van de normen uit de Wet luchtkwaliteit. 5.8 Verkeer en parkeren Externe ontsluiting ’t Veld Noord krijgt voor normaal autoverkeer twee aansluitingen op het bestaande wegennet. Op basis van het geplande aantal woningen in ’t Veld Noord zal het plan ongeveer 2000 autoritten per dag opleveren. De eerste fase zal circa 1000 autoritten per dag opleveren. De hoeveelheid verkeer op de Zwarteweg en Valbrugweg is geteld. Op basis van deze tellingen en de verwachte hoeveelheid verkeer is afwikkeling via twee aansluitingen op het bestaande wegennet mogelijk. Dit zal geen problemen voor de doorstroming van het verkeer opleveren. Door de kruispunten volgens de Duurzaam Veilig principes te ontwerpen zal dit ook voor de veiligheid geen problemen opleveren.
20 Luchttoets ’t Veld Noord, ref.nr.308226, Grontmij Nederland BV, 27 februari 2008, Alkmaar.
312784, revisie 01 Pagina 26 van 40
Milieu- en omgevingsaspecten
In geval van calamiteiten kan gebruik gemaakt worden van de fietsbrug naar de Wilhelminalaan. Als ook de tweede fase van ’t Veld Noord gebouwd is, kan gebruik gemaakt worden van de aansluiting op de Valbrugweg. Fietsers kunnen naast de verbindingen voor autoverkeer gebruik maken van drie fietsbruggen richting het bestaande dorp. Interne ontsluiting ’t Veld Noord wordt in zijn geheel een 30 km/h zone. Fietsers maken gebruik van dezelfde rijbaan als autoverkeer, met uitzondering van het recreatieve fietspad aan de noordkant van het plan. Voetgangers kunnen door het hele plan gebruik maken van aanliggende of vrijliggende voetpaden. Parkeren In het plan is een gemiddelde parkeernorm van twee parkeerplaatsen per woning toegepast. De parkeerplaatsen zijn op eigen erf, langs de rijbaan en in parkeerclusters gepland. 5.9 Externe veiligheid Op de Risicokaart Noord-Holland zijn in de directe omgeving geen risicovolle objecten waar te nemen. Er hoeft derhalve niet aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen te worden getoetst. Daarnaast is het plangebied niet gelegen in een gebied waarvan wegen of spoorwegen met een PR contour of GR-knelpunt voorkomen. 5.10 Kabels en leidingen In het plangebied zijn geen kabels en leidingen gelegen. Dit aspect zal dus geen belemmeringen vormen voor de geplande nieuwbouw. 5.11 Bedrijven en milieuzonering Afhankelijk van de feitelijke situatie zal worden beoordeeld of de akkerbouwbedrijven aan de Zwarteweg 16B en 17 met de nieuwe inrichting van het gebied binnen de bebouwde kom komen te liggen. Indien een bedrijf binnen de bebouwde kom ligt wijzigt de zone van het bedrijf volgens het Besluit landbouw milieubeheer van 25 meter tot een woning van derden in 50 meter. De afstand van de akkerbouwbedrijven tot de dichtstbijzijnde nieuwe woningen is meer dan 50 meter. Hierbij ontstaan dus geen belemmeringen. Ook andere agrarische bedrijven, in de buurt van het plangebied, liggen op voldoende afstand van de geplande woningen. De afstand van 50 meter is niet van toepassing voor de bestaande woningen. In beide situaties, binnen en buiten de bebouwde kom, wordt dus voldaan aan het Besluit landbouw milieubeheer. 5.12 Conclusie De verschillende milieu- en omgevingsaspecten zijn onderzocht. Geconcludeerd kan worden dat deze geen belemmeringen vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.
312784, revisie 01 Pagina 27 van 40
312784, revisie 01 Pagina 28 van 40
6
Juridische aspecten
6.1 Algemeen In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van de woningbouw in t Veld Noord juridisch is vertaald. Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de systematiek en leeswijzer bij de verbeelding en regels en de handhaafbaarheid. 6.2 Verbeelding De verbeelding geeft de bestemmingen van de gronden aan. Tevens wordt met functie- en gebiedsaanduidingen de gebruiksmogelijkheden nader gespecificeerd. In de planregels staat per bestemming en aanduiding vastgelegd wat de beperkingen en mogelijkheden van de gronden met de bestemming, zoals aangegeven op de verbeelding, zijn. 6.3 Planregels In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor: • Agrarisch • Groen • Verkeer • Water • Wonen – 1 • Wonen – 2 • Woongebied – uit te werken – 1 • Woongebied – uit te werken – 2 Binnen de regels is zowel sprake van positieve bestemmingen, als van een globale eindbestemming met uitwerkingsplicht. Een positieve bestemming geeft een directe bouwtitel. Voor de gronden waarvoor een uitwerkingsplicht geldt moet, voordat een bouwvergunning kan worden verleend, het plan worden uitgewerkt conform artikel 3.6 Wro. De bouwvergunning wordt verleend indien deze voldoet aan het gestelde in de Woningwet. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse regels artikelsgewijs worden besproken. Hoofdstuk 1 Inleidende regels Dit zijn de inleidende bepalingen van de regels.
312784, revisie 01 Pagina 29 van 40
Juridische aspecten
• •
Artikel 1: Begrippen geeft de betekenis aan een aantal in de regels voorkomende begrippen. Hierdoor wordt de interpretatie van de begrippen vastgelegd, waardoor de duidelijkheid wordt vergroot; Artikel 2: Wijze van meten geeft aan hoe bepaalde maten dienen te worden berekend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Deze artikelen bevatten de regels welke direct verband houden met de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Per bestemming en per artikel geldt in de meeste gevallen het volgende stramien: a. een beschrijving van de bestemming; b. de bouwregels: regels omtrent hoogte, bebouwingsdichtheid enz. De bouwregels geven aan welke bouwwerken mogen worden opgericht. c. (eventueel) een ontheffingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders met betrekking tot bouwregels; d. (eventueel) een omschrijving van de specifieke gebruiksregels; e. (eventueel) een ontheffingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders met betrekking tot gebruiksregels; De aanduidingen zijn op de verbeelding met een lettercode aangegeven, die in de regels terug zijn te vinden. Beschrijving van de bestemmingen: • Artikel 3: Agrarisch De gronden aangeduid met de bestemming ‘Agrarisch’ zijn bestemd voor grasland, akkerbouw en tuinbouwgronden. Deze gronden mogen niet worden bebouwd. Het uitvoeren van werkzaamheden, geen werken zijnde, is slechts mogelijk met een aanlegvergunning, tenzij er sprake is van normaal onderhoud. Het plangebied is bewust verruimd met het perceel Zwarteweg 14, zodat het agrarisch bouwvlak gewijzigd kon worden in een woonbestemming met omliggende agrarische gronden. Deze agrarische gronden behoorden bij het agrarische bedrijf op het perceel Zwarteweg 14, maar zijn inmiddels verkocht aan een agrarisch bedrijf in de nabije omgeving. Op de betreffende locatie is derhalve sprake van een ‘rustende agrariër’ die niet meer over gronden beschikt om een volwaardig agrarisch bedrijf uit te oefenen. In de koopovereenkomst met de eigenaar van Zwarteweg 14 is dan ook bepaald dat deze betreffende locatie zal worden gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’. Dit om te voorkomen dat een nieuw agrarisch bedrijf belemmeringen opwerpt voor de te realiseren woningbouw. Ook het voormalige agrarische bedrijf aan de Zwarteweg 10 heeft een woonbestemming gekregen.
• Artikel 4: Groen De gronden aangeduid met de bestemming ‘Groen’ zijn bestemd voor plantsoenen, groenvoorzieningen, bermen, speelvoorzieningen, paden en inritten. Binnen deze bestemming is een aantal aanduidingen op de verbeelding opgenomen. Waar op de verbeelding de aanduiding ‘brug’ is weergegeven mag een brug worden gebouwd, waar de aanduiding ‘steiger’ is opgenomen mag een steiger worden aangelegd en waar de aanduiding ‘jongerenontmoetingsplek’ is opgenomen mag een jongerenontmoetingsplek worden gerealiseerd. Dit betekent dat waar deze aanduidingen niet zijn opgenomen, deze functies niet zijn toegestaan. • Artikel 5: Tuin Op de gronden met de bestemming ‘Tuin’ zijn de hoofdfuncties tuinen en erven en parkeren. Hier is in eerste instantie geen bebouwing toegestaan. Wel kan ontheffing worden verleend voor erkers met een maximale diepte van 1 meter. De bestemming Tuin is opgenomen aan de voorzijde van de twee bestaande woningen aan de Zwarteweg. • Artikel 6: Verkeer Op de gronden met de bestemming ‘Verkeer’ zijn de hoofdfuncties wegen, straten en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige doeleinden en nutsvoorzieningen. Ook bij deze bestemming is de aanduiding ‘brug’ opgenomen. Dit betekent dat ter
312784, revisie 01 Pagina 30 van 40
Juridische aspecten
plaatse van die aanduiding een brug mag worden gebouwd. Waar deze aanduiding niet is opgenomen, zijn bruggen niet toegestaan.
• Artikel 7: Water De gronden aangeduid met de bestemming ‘Water’ zijn bedoeld voor waterberging, waterhuishouding, waterlopen, en waterwegen. Tevens is een aanduiding opgenomen voor bruggen en voor steigers. Ter plaatse van de aanduiding ‘brug’ mag een brug worden gebouwd en ter plaatse van de aanduiding ‘steiger’ mag een steiger worden aangelegd. Waar geen aanduiding is opgenomen zijn deze functies niet toegestaan. • Artikel 8: Wonen – 1 De gronden met de bestemming ‘Wonen - 1’ zijn bestemd voor wonen in de vorm van vrijstaande woningen, twee-onder-een-kapwoningen en stolpwoningen. De gronden met deze bestemming zijn gelegen aan het lint. Omdat hier het dorps karakter erg belangrijk is, is gekozen voor een aparte woonbestemming. Naast wonen zijn deze gronden bestemd voor aan huis verbonden beroepen, tuinen en erven, wegen, straten en paden, parkeren en groen. • Artikel 9: Wonen – 2 De gronden met de bestemming ‘Wonen - 2’ zijn bestemd voor wonen in de vorm van tweeonder-een-kapwoningen en rijwoningen. Naast wonen zijn deze gronden bestemd voor aan huis verbonden beroepen, tuinen en erven, wegen, straten en paden, parkeren en groen. • Artikel 10: Wonen – 3 De bestemming Wonen – 3 is opgenomen voor de twee bestaande woningen aan de Zwarteweg. Omdat het bestaande woningen betreft zijn er voor de bebouwing bouwvlakken opgenomen. De gronden met de bestemming ‘Wonen - 3’ zijn bestemd voor wonen in de vorm van vrijstaande woningen. Naast wonen zijn deze gronden bestemd voor aan huis verbonden beroepen, tuinen en erven en parkeren. • Artikel 11: Woongebied - Uit te werken – 1 De gronden met de bestemming ‘ Woongebied - Uit te werken – 1’ zijn primair bestemd voor woningbouw aan het lint. Net als in de globale eindbestemming Wonen – 1 is hier “dorps wonen” voorzien met lage goothoogten. Omdat de precieze invulling van dit gebied nog niet bekend is, wordt een uitwerkingsplan conform artikel 3.6 Wro opgesteld alvorens met de inrichting kan worden begonnen. • Artikel 12: Woongebied - Uit te werken – 2 De gronden met de bestemming ‘ Woongebied - Uit te werken – 2’ zijn bestemd voor woningbouw op afstand van het lint. Omdat de precieze invulling van dit gebied nog niet bekend is, wordt een uitwerkingsplan conform artikel 3.6 Wro opgesteld alvorens met de inrichting kan worden begonnen. In deze bestemming is de aanduiding ‘brug’ opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding mag een brug worden gebouwd. Algemene regels Deze artikelen bevatten algemene regels die op de bestemmingen van toepassing zijn. De diverse artikelen zullen hieronder kort worden toegelicht.
• Artikel 13: Anti-dubbeltelbepaling Op grond van de antidubbeltelbepaling is bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft (artikel 3.2.4 Bro). Deze bepaling voorkomt dat er meer kan worden gebouwd dan er wenselijk is indien een kavel wordt gesplitst en op grond daarvan een nieuw bouwperceel ontstaat. Elk bouwperceel heeft immers in principe recht op een bepaalde hoeveelheid bebouwing.
312784, revisie 01 Pagina 31 van 40
Juridische aspecten
Artikel 14: Algemene ontheffingsregels Deze bepaling geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid ontheffing te verlenen ten aanzien van het bouwen van kleine niet voor bewoning dienende gebouwtjes, het overschrijden van bepalingen inzake goothoogte, hoogte, oppervlakte en inhoud van bouwwerken.
• Artikel 15: Algemene wijzigingsregels In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor kleine overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen. • Artikel 16: Algemene procedureregels In dit artikel zijn procedureregels opgenomen die gevolgd moeten worden bij wijziging, uitwerking of ontheffing van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Dit hoofdstuk bevat de laatste bepalingen van de bestemmingsregels. Hieronder worden de verschillende artikelen toegelicht.
• Artikel 17: Overgangsrecht Het overgangsrecht is tweeledig en heeft betrekking op bouwwerken en gebruik. Bepaald wordt dat bouwwerken welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een bouwvergunning, en afwijken van het plan, mogen, mits deze afwijking naar aard en omvang niet worden vergroot gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, alsmede na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gedaan. Tevens is bepaald dat burgemeester en wethouders eenmalig ontheffing kunnen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%. De overgangsbepaling is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Voor gebruik is de bepaling opgenomen dat het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Hierbij is bepaald dat het verboden is om het met het bestemmingsplan strijdige gebruik te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Ten derde is bepaald dat indien het gebruik na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, het verboden is om dit gebruik hierna te hervatten of te laten hervatten. Deze overgangsbepaling is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. • Artikel 18: Slotregel Dit artikel geeft de naam en datum van het bestemmingsplan aan. 6.4 Handhaafbaarheid Een van de uitgangspunten bij de ontwikkeling van een bestemmingsplan, dus ook bij de ontwikkeling van het bestemmingsplan ’t Veld Noord’, is dat de in het plan opgenomen regels handhaafbaar dienen te zijn. Handhaving van het ruimtelijk beleid verdient meer aandacht omdat het een voorwaarde is voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan ’t Veld Noord is aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de in het plan opgenomen regels. Ten behoeve van een goede handhaving van de regels zijn de volgende factoren van belang: • Voldoende kenbaarheid geven aan het plan; • Voldoende draagvlak voor het beleid en de regelgeving in het plan; • Inzichtelijke en realistische regeling; • Handhavingsbeleid.
312784, revisie 01 Pagina 32 van 40
7
Uitvoerbaarheid
7.1 Algemeen Als gevolg van artikel 3.1.6, lid 1, ad e en f, van het Besluit ruimtelijke ordening dient er in het kader van het bestemmingsplan een onderzoek te worden gedaan naar de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële haalbaarheid van het plan. De maatschappelijke aspecten worden aan de hand van de inspraak in hoofdstuk 8 toegelicht. 7.2 Economische uitvoerbaarheid Volgens artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad een grondexploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Volgens het tweede lid van dit artikel kan de gemeenteraad besluiten af te wijken van het vaststellen van exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd. De gronden binnen bestemmingsplan ’t Veld Noord’ zijn in bezit van de gemeente Niedorp. Voor ’t Veld Noord Fase 1 is door Burgemeester en Wethouders een positief financieel resultaat vastgesteld, waarmee de economische uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd. De kosten worden verhaald via de gronduitgifte. Een samenvatting van de exploitatie in fase 1 is hieronder weergegeven. FASE 1 Totale Kosten Totale Opbrengsten
€ 10.227.504 € 11.740.000
Saldo
€
1.512.496
Stijging Kosten Stijging Opbrengsten
€ €
1.004.439 -
Saldo
€
1.004.439-
Saldo rente-invloed
€
80.889-
Exploitatiesaldo op 31-12-2018 Contante Waarde per 01-01-2010
€ €
427.168 275.320
Voor fase 2 is een uit te werken bestemming opgenomen. De precieze invulling van het gebied is nu nog niet bekend. Vanwege de vergelijkbare grootte van het gebied, het vergelijkbare aantal woningen en de kosten die in fase 1 gemaakt worden ten behoeve van fase 2, kan gesteld worden dat ook voor fase 2 de economische uitvoerbaarheid is gewaarborgd.
312784, revisie 01 Pagina 33 van 40
Uitvoerbaarheid
312784, revisie 01 Pagina 34 van 40
8
Procedure
8.1 Vooroverleg In de fase van voorbereiding dienen, ingevolge artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening, burgemeester en wethouders overleg te plegen met besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. In verband hiermee is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de volgende instellingen, diensten en organisaties: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22.
college van burgemeester en wethouders van gemeente Harenkarspel college van burgemeester en wethouders van gemeente Schagen college van burgemeester en wethouders van gemeente Heerhugowaard Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, Afdeling ruimte, wonen en bereikbaarheid Inspectie ruimtelijke ordening Noord-West Ministerie van Defensie, Directie Noord-West Ministerie van economische zaken regio Noord-West Ministerie van LNV, Directie Noord-West Hoogheemraadschap van Uitwaterende Sluizen in Holland Noorderkwartier Kamer van Koophandel Noordwest-Holland KPN Telecom BV Netwerk Operations, Rayon Noord-West N.V. Nederlandse Gasunie Liander N.V. DLG regio West Rijkswaterstaat Directie Noord-Holland PWN N.V. LTO Noord Rijksdienst voor Archeologie, cultuurlandschap en monumenten Regionale brandweer Stichting Welstandszorg Noord-Holland, commissie westfriesland kring Hoorn Landschap Noord-Holland NS Hoofdkantoor
Van de volgende instanties is een reactie ontvangen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland; VROM-inspectie; Veiligheidsregio Noord-Holland Noord; N.V. Gasunie; Kamer van Koophandel Noordwest-Holland; Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;
De instanties genoemd onder ad 1. en 2. hebben een inhoudelijke reactie gegeven. De opmerkingen kunnen als volgt worden samengevat:
312784, revisie 01
Procedure
Ad 1. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
• Beeldkwaliteitsplan (BKP) voldoet niet aan de provinciale vereisten. • Verantwoordingsplicht van het aantal woningen op basis van de regionale woonvisie is onvoldoende. Daarnaast worden verschillende aantallen genoemd.
Reactie gemeente: Op basis van de reactie van de provincie Noord-Holland heeft uitgebreid overleg plaatsgevonden tussen provincie en gemeente. Dit heeft er toe geleid dat er aanpassingen in het ontwerp, beeldkwaliteitsplan en bestemmingsplan zijn doorgevoerd. Er is gekozen om de fasering te wijzingen. Het lint zal in de eerste fase in zijn geheel worden aangelegd waarbij de bebouwing in de eerste fase met name langs dit lint zal worden gerealiseerd. De aanpassingen hebben tot gevolg dat er na realisatie van de eerste fase van ’t Veld Noord een afgerond geheel ontstaat. Daarnaast is het bestemmingsplan meer globaal opgesteld waardoor maatschappelijke veranderingen of veranderingen in de markt beter kunnen worden opgevangen. In de toelichting is nader ingegaan op de regionale woonvisie en zijn de aantallen woningen aangepast. Conclusie: De reactie geeft aanleiding tot aanpassing van het ontwerp, beeldkwaliteitsplan en de verbeelding, regels en toelichting van het bestemmingsplan. Ad 2. VROM-inspectie
• Europees beleid (Kaderrichtlijn Water), Vierde Nota Waterhuishouding en Nationaal Waterplan in hoofdstuk 3 van de toelichting opnemen.
• In de paragraaf ‘Verkeer en infrastructuur’ inzicht geven in de verkeersproductie, de effecten van realisering van het plan op de capaciteit, de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid op de ontsluitende wegen. Daarnaast een beschrijving opnemen van de ontsluiting door het openbaar vervoer. • In de regels voor de bestemming ‘Verkeer’ bouwwerken mogelijk maken tot een hoogte van maximaal 2,5 meter. Reactie gemeente: In de toelichting is het waterbeleid opgenomen. In de toelichting is de paragraaf ‘Verkeer en infrastructuur’ aangevuld conform opmerking van de inspectie VROM. Omdat straatmeubilair vergunningvrij is, is het niet nodig om de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te verhogen naar 2,5 meter. Conclusie: De reactie geeft aanleiding tot aanpassing van de toelichting van het bestemmingsplan.
8.2 Inspraak Burgers en maatschappelijke organisaties zijn bij de voorbereiding van het bestemmingsplan betrokken doordat het voorontwerp ter inzage is gelegd. Het voorontwerpbestemmingsplan ’t Veld Noord heeft met ingang van 2 juli t/m 14 augustus 2009 voor een ieder ter inzage gelegen. Tevens is op 7 juli 2009 een informatieavond gehouden. Tijdens de termijn van terinzagelegging zijn de volgende schriftelijke zienswijzen ingediend: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
J. Vlaming en A.M. Vlaming-Groen; W.C. Koenis; J. en W. Ursem; ARAG Rechtsbijstand,namens dhr. J.G.J. Kruijer; Achmea Rechtsbijstand, namens VOF Smit; Fam. Dekker; G.N. Koenis.
312784, revisie 01 Pagina 36 van 40
Procedure
De zienswijzen worden onderstaand samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. Vervolgens wordt in de conclusie aangeven of de zienswijze aanleiding geeft tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan. Ad 1. J. Vlaming en A.M. Vlaming-Groen a. In de toelichting is aangegeven dat 35% van de woningen in het sociale segment zal worden gerealiseerd. Niet duidelijk is of per fase 35% van de woningen in het sociale segment worden gebouwd. b. De locatie voor de brede school is volstrekt prematuur, nu er geen overeenstemming is over de functionele invulling en het draagvlak voor de definitieve locatie ontbreekt. Het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is dan ook niet mogelijk. c. In de toelichting is geen hoofdstuk of passage gewijd aan duurzaamheid en energiezuinigheid. Reactie gemeente: De zienswijze wordt onderschreven. In de toelichting zal aandacht worden besteed aan de verdeling van de woningen. Daarnaast zal een paragraaf met betrekking tot duurzaamheid worden opgenomen. De wijzigingsbevoegdheid voor een brede school zal worden verwijderd, zowel op de verbeelding als in de regels. Conclusie: De zienswijze leidt tot aanpassing van de toelichting, regels en verbeelding van het ontwerpbestemmingsplan. Ad 2. W.C. Koenis a. De begrenzing van het plangebied komt niet overeen met de plangrens op de verbeelding. b. Het akkerbouwbedrijf aan de Pastoor Cleerbesemweg 23 wordt niet genoemd in de omschrijving van de huidige inrichting van het plangebied. c. Er is geen rekening gehouden in het stedenbouwkundig ontwerp met het akkerbouwbedrijf dat beschikt over een vergunning Wet milieubeheer. d. De afstand tussen het akkerbouwbedrijf en de geprojecteerde woningen is minder dan 40 meter. Hierdoor wordt niet meer voldaan aan de afstanden conform de milieuvergunning. e. Verzocht wordt om het perceel Pastoor Cleerbesemweg 23 op te nemen in het plangebied, zodat bij beëindiging van het akkerbouwbedrijf woningbouw mogelijk is. Reactie gemeente: De begrenzing van het plangebied zoals opgenomen in figuur 2 van de toelichting is afgestemd op de plangrenzen op de verbeelding. Omdat het perceel Pastoor Cleerbesemweg 23 geen deel uitmaakt van het plangebied, wordt het perceel niet genoemd in paragraaf 2.3 ‘Huidige inrichting’. De vergunning in het kader van de Wet milieubeheer van het akkerbouwbedrijf is inmiddels ingetrokken. Derhalve is er geen sprake meer van een actief akkerbouwbedrijf en zijn de genoemde afstanden tot woningen van derden niet van toepassing. Omdat het perceel reeds binnen de vigerende bestemmingsplancontouren van de kernen valt en niet binnen de contouren van het bestemmingsplan ’t Veld Noord, is dit perceel niet opgenomen binnen de plancontouren van dit bestemmingsplan. Te zijner tijd zal het perceel worden meegenomen in de actualisering van het bestemmingsplan voor de kernen. Aan het perceel zal op dat moment een passende bestemming worden gegeven conform het feitelijk gebruik Conclusie: De zienswijze leidt tot aanpassing van de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan. Ad 3. J. en W. Ursem Geen inhoudelijke bezwaren en zienswijze wordt voor kennisgeving aangenomen.
312784, revisie 01 Pagina 37 van 40
Procedure
Ad 4. J.G.J. Kruijer a. De afstand tussen het bollenteeltbedrijf op het perceel Zwarteweg 17 en de geplande woningen voldoet niet aan de voorgeschreven afstandsnormen. Mede, omdat de grenzen van de bebouwde kom wijzigen, waardoor het bedrijf in de bebouwde kom komt te liggen. b. Gepleit wordt voor voldoende bereikbaarheid van het bedrijf voor vrachtwagens. Reactie gemeente: Afhankelijk van de feitelijke situatie zal beoordeeld worden of het bedrijf in de toekomstige situatie binnen of buiten de bebouwde kom is gesitueerd. Echter in beide situaties, binnen en buiten bebouwde kom, wordt voldaan aan het Besluit milieubeheer. Indien het bedrijf wel binnen de bebouwde kom is gesitueerd wijzigt de zone van dit bedrijf van 25 meter tot een woning van derden in 50 meter. De afstand van het akkerbouwbedrijf tot de dichtstbijzijnde nieuwe woning is meer dan 70 meter. Hierdoor ontstaan dus geen belemmeringen. Omdat voldaan wordt aan de voorgeschreven afstandsnormen, valt het bedrijf niet onder de vergunningplicht. Voor wat betreft de afstanden tot bestaande woningen van derden geldt dat de genoemde afstand van 50 meter niet aangehouden hoeft te worden. Dit geldt voor woningen die reeds aanwezig zijn ten tijde van inwerkingtreding van het Besluit landbouw milieubeheer, zoals hier het geval is. In de Zwarteweg zullen geen beperkende verkeersmaatregelen worden getroffen, waardoor er geen wijziging optreedt in de bestaande verkeerssituatie. Conclusie: De zienswijze geeft aanleiding tot aanpassing van de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan. Ad 5. VOF Smit a. Verzocht wordt om de bestemming van het perceel Zwarteweg 16B aan te passen, zodat het agrarische bedrijf kan worden uitgeoefend; b. Het grasland en het bouwvlak op het perceel Zwarteweg 16b is onjuist weergegeven op de plankaart; c. Er kan niet meer worden voldaan aan de minimale afstand van 25 meter tussen het bedrijf en de twee woningen ten zuiden van het perceel Zwarteweg 16b, nu de grenzen van de bebouwde kom verschuiven door de realisering van de woonwijk. d. Gevreesd wordt dat het bedrijf niet meer kan uitbreiden. e. Gevreesd wordt voor klachten van toekomstige bewoners over hinder. f. Het is niet duidelijk waarheen het gemaal, dat nu gevestigd is aan de Zwarteweg 10, zal worden verplaatst. Dit gemaal is van groot belang voor de bedrijfsuitoefening, omdat het waterpeil van grote invloed is op de groei, kwaliteit en oogst van de gewassen. g. Gevraagd wordt of de Zwarteweg wel berekend is op de toename van het verkeer door realisering van een nieuwe woonwijk. h. Gevreesd wordt voor verkeersremmende maatregelen in de Zwarteweg. i. Gevraagd wordt om aan te sluiten bij het beleid dat in andere gemeenten wordt gehanteerd waarbij grotere bouwvlakken van 1,5 hectare worden toegestaan om in de toekomst een rendabel bedrijf te kunnen blijven uitoefenen. Reactie gemeente: De bestemmingsomschrijving van de bestemming Agrarisch zal worden uitgebreid tot “grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden”. Op 10 maart 2009, goedgekeurd door GS op 15 april 2009, is het wijzigingsbesluit vastgesteld ten behoeve van het verplaatsen van het landbouwbedrijf op het perceel Zwarteweg 8 naar Zwarteweg 16b. Dit wijzigingsplan maakt echter geen deel uit van het bestemmingsplan ’t Veld Noord en vormt dan ook zijn eigen planologisch kader. Afhankelijk van de feitelijke situatie zal beoordeeld worden of het bedrijf in de toekomstige situatie binnen of buiten de bebouwde kom is gesitueerd. Echter in beide situaties, binnen en buiten bebouwde kom, wordt voldaan aan het Besluit milieubeheer. Indien het bedrijf wel binnen de
312784, revisie 01 Pagina 38 van 40
Procedure
bebouwde kom is gesitueerd wijzigt de zone van dit bedrijf van 25 meter tot een woning van derden in 50 meter. De afstand van het akkerbouwbedrijf tot de dichtstbijzijnde nieuwe woning is meer dan 70 meter. Hierdoor ontstaan dus geen belemmeringen. Omdat voldaan wordt aan de voorgeschreven afstandsnormen, valt het bedrijf niet onder de vergunningplicht. Voor wat betreft de afstanden tot bestaande woningen van derden geldt dat de genoemde afstand van 50 meter niet aangehouden hoeft te worden. Dit geldt voor woningen die reeds aanwezig zijn ten tijde van inwerkingtreding van het Besluit landbouw milieubeheer, zoals hier het geval is. Het gemaal zal verplaatst worden naar de andere kant van de Zwarteweg. Het gemaal valt onder het beheer van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Deze verplaatsing heeft geen gevolgen voor de omgeving. Overigens staat de verplaatsing van het gemaal los van de te realiseren woningen. In de Zwarteweg zullen geen beperkende verkeersmaatregelen worden getroffen, waardoor er geen wijziging optreedt in de bestaande verkeerssituatie. Daarnaast is de Zwarteweg berekend op de toename van verkeer. In de paragraaf ‘Verkeer en infrastructuur’ wordt hier aandacht aan besteed. Er is geen aanleiding om aan te sluiten bij het beleid om grotere bouwvlakken van 1,5 hectare toe te staan, omdat er in dit bestemmingsplan geen agrarische bedrijven mogelijk worden gemaakt. Conclusie: De zienswijze geeft aanleiding tot aanpassing van de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan en de bestemmingsomschrijving van de bestemming Agrarisch in de regels van het ontwerpbestemmingsplan. Ad 6. Fam. Dekker a. Gevraagd wordt om de brug/inrit aan de noordwestzijde van het plangebied te verplaatsen, zodat lichtstralen van voertuigen iets worden gereduceerd. b. Gepleit wordt om het te verplaatsen gemaal te situeren aan de andere zijde van de Zwarteweg om de benodigde stroomsnelheid te behouden. Reactie gemeente: Door het plaatsen van hagen zal zoveel mogelijk lichthinder worden voorkomen. Bij de definitieve uitwerking van de herinrichting van de Zwarteweg ter hoogte van de nieuwe ontsluiting aan de Zwarteweg van en naar ’t Veld Noord zal een beplantingsplan worden opgesteld. Het gemaal zal verplaatst worden buiten het plangebied van ’t Veld Noord. Dit staat overigens los van de te realiseren woningen. Conclusie: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Ad 7. G.N. Koenis a. De begrenzing van het plangebied komt niet overeen met de plangrens op de verbeelding. b. Verzocht wordt om het perceel Pastoor Cleerbesemweg 23 op te nemen in het plangebied, zodat bij beëindiging van het akkerbouwbedrijf woningbouw mogelijk is. Reactie gemeente: De begrenzing van het plangebied zoals opgenomen in figuur 2 van de toelichting is afgestemd op de plangrenzen op de verbeelding. Omdat het perceel reeds binnen de vigerende bestemmingsplancontouren van de kernen valt en niet binnen de contouren van het bestemmingsplan ’t Veld Noord, is dit perceel niet opgenomen binnen de plancontouren van dit bestemmingsplan. Te zijner tijd zal het perceel worden
312784, revisie 01 Pagina 39 van 40
Procedure
meegenomen in de actualisering van het bestemmingsplan voor de kernen. Aan het perceel zal op dat moment een passende bestemming worden gegeven conform het feitelijk gebruik
Conclusie: De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. 8.3
Ambtelijke wijzigingen 1. Mede als gevolg van de reactie van de provincie Noord-Holland zijn er aanpassingen in het ontwerp en beeldkwaliteitsplan doorgevoerd. Er is besloten om het lint (de hoofdontsluitingsweg) in zijn geheel in de eerste fase aan te leggen. De bebouwing in de eerste fase zal met name langs dit lint worden gerealiseerd. Op deze wijze ontstaat na afronding van de eerste fase een afgerond geheel. De woonbestemmingen in de eerste fase zijn globaler ingestoken waarbij geen bouwvlakken zijn ingetekend maar is gewerkt met een globale eindbestemming. Op deze wijze kan beter worden ingespeeld op maatschappelijke veranderingen of veranderingen in de markt. Binnen “Wonen -1”, de woonbestemming langs het lint, zijn regels opgenomen die aansluiten bij de voorziene dorpse bebouwing. Fase 2 is nog steeds als uit te werken woonbestemming opgenomen. Voor het inrichten van deze bestemming is, conform artikel 3.6 Wro, een uitwerkingsplan benodigd; 2. In de toelichting en regels zijn enkele ondergeschikte tekstuele wijzigingen aangebracht; 3. In de toelichting is het beleidshoofdstuk geactualiseerd; 4. In de regels is de mogelijkheid voor een aan huis verbonden bedrijf toegevoegd; 5. De wijzigingsbevoegdheden voor een jongerenontmoetingsplek en brede school zijn niet meer opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan.
8.4 Procedure Nadat alle inspraak- en overlegreacties zijn verwerkt, wordt het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd, waarbij door een ieder zienswijzen bij de gemeenteraad kunnen worden ingediend. De zienswijzen worden vervolgens bij de besluitvorming in het kader van de vaststelling door de gemeenteraad betrokken. Na een beroepstermijn van zes weken treedt het bestemmingsplan in werking, tenzij conform artikel 8.4 Wro een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State.
312784, revisie 01 Pagina 40 van 40