Bestemmingsplan Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening (velden 15e en 22b)

Bestemmingsplan Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening 2015-01 (velden 15e en 22b)

2

Bestemmingsplan "Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening 2015-01, Velden 15 e en 22b" (ontwerp 21 mei 2015)

Toelichting bij het bestemmingsplan 'Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening 2015-01' (plannummer: NL.IMRO.0202.866-0201)

Inhoudsopgave Hoofdstuk 1

Inleiding................................................................................................. 5

1.1

Situering en begrenzing plangebied ............................................................................... 5

1.2

Aanleiding en doel ........................................................................................................... 6

1.3

Opzet bestemmingsplan ................................................................................................. 6

1.4

Geldende plannen ........................................................................................................... 7

Hoofdstuk 2.................................................................................................................... 9 Ruimtelijke- en programmatische aspecten van de ontwikkelingen ................................ 9 2.1

Inleiding ........................................................................................................................... 9

2.2

Ruimtelijke opzet en structuur veld 15e .......................................................................... 9

2.3

Ruimtelijke opzet en structuur veld 22b ........................................................................ 11

2.4

Programmatische aspecten .......................................................................................... 14

2.5

Ladder voor duurzame verstedelijking .......................................................................... 14

Hoofdstuk 3

Milieu- en omgevingsaspecten .............................................................17

3.1

Inleiding ......................................................................................................................... 17

3.2

Geluid ............................................................................................................................ 17

3.3

Luchtkwaliteit ................................................................................................................. 19

3.4

Hinder ............................................................................................................................ 20

3.5

Geur .............................................................................................................................. 20

3.6

Externe Veiligheid ......................................................................................................... 20

3.7

Groen en ecologie ......................................................................................................... 21

3.8

Water ............................................................................................................................. 22

3.9

Bodem ........................................................................................................................... 24

3.10

Duurzaamheid ........................................................................................................... 25

3.11

Archeologie en Cultuurhistorie .................................................................................. 25

Hoofdstuk 4

Planbeschrijving en -verantwoording ....................................................29

4.1

Inleiding ......................................................................................................................... 29

4.2

Opzet van de regels ...................................................................................................... 29

4.3

Verantwoording van de regels ...................................................................................... 30


3

Hoofdstuk 5

Exploitatie ............................................................................................33

Hoofdstuk 6

Procedure ............................................................................................35

6.1

Vooroverleg ................................................................................................................... 35

6.2

Terinzagelegging (ontwerp-bestemmingsplan) ............................................................. 35

Bijlagen .........................................................................................................................37 Bijlage 1

4

Akoestisch onderzoek ........................................................................................... 37


Hoofdstuk 1 1.1

Inleiding

Situering en begrenzing plangebied

Deze herziening ziet op de velden 15e, 22b en het archeologisch veld (hierna Centrumpark).

Veld 15e Veld 15e betreft het meest oostelijk gelegen vlek in het centrumgebied van Schuytgraaf, Veld 15. Dit bouwveld wordt ingeklemd door de spoorlijn Arnhem-Nijmegen aan de oostzijde en een waterstructuur (singel) aan de westzijde. Aan de noordzijde grenst het veld ruwweg aan het archeologisch monument en aan de zuidzijde vormt een parkeerzone met aan de overzijde veld 18/19 de grens. Het veld bevindt zich in de dynamische entreezone van Schuytgraaf komende vanuit de wijk Elderveld. Met het station Arnhem Zuid op een steenworp en in de nabijheid van het winkelcentrum van Schuytgraaf is de ligging ten opzichte van tal van voorzieningen gunstig te noemen. Daarnaast bieden de ligging aan het archeologisch veld en de singel ook een groene woonpotentie. De exacte begrenzing is op de verbeelding (plankaart) en hieronder op afbeelding 1 weergegeven.

Afbeelding 1, ligging veld 15e

Veld 22b Bestemmingsplan "Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening 2015-01, Velden 15 e en 22b" (ontwerp 21 mei 2015)

5

Veld 22b is het oostelijke gedeelte van van wat voorheen veld 22 werd genoemd. Ten behoeve van een voorspoedige ontwikkeling is het oorspronkelijke veld 22 opgedeeld in veld 22a en 22b, de scheiding tussen de beide deelgebieden wordt gevormd door een bestaand eikenlaantje dat Veld 22 doorsnijdt. Aan de noordzijde wordt het veld begrensd door de bermen van de N837 (Metamorfosenallee) en in de toekomst de boomgaard, aan de zuidzijde door de Marasingel, aan de westtzijde door een bestaande bomenrij (eiken), en aan de oostzijde door droge ecozone. De exacte begrenzing is op de verbeelding en hieronder op afbeelding 2 weergegeven.

Afbeelding 2: ligging veld 22b

1.2

Aanleiding en doel

Het voornemen bestaat om de velden 15e en 22b te ontwikkelen ten behoeve van woningbouw. Voor beide velden geldt dat de plannen voor woningbouw niet volledig passen binnen de uitwerkingsregels van het geldende bestemmingsplan Schuytgraaf 2011. In lijn met de overige ontwikkelingen van de verschillende velden binnen de wijk Schuytgraaf is ervoor gekozen om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken via een herziening van het bestemmingsplan Schuytgraaf 2011.

1.3

Opzet bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten. Dit plan is conform de Wro vormgegeven volgens de SVBP (Standaard voor vergelijkbare Bestemmingsplannen) 2012. Het SVBP geeft voorschriften over inrichting van de kaart (kleuren en tekens) en de opbouw van de regels. Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Wabo, de Wet milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept. 6


1.4

Geldende plannen

Het bestemmingsplan 'Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening 2015-01' is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan 'Schuytgraaf 2011'


7

8


Hoofdstuk 2 Ruimtelijke- en programmatische aspecten van de ontwikkelingen 2.1

Inleiding

De reeds gerealiseerde velden in Schuytgraaf hebben weliswaar allemaal een eigen identiteit, maar die identiteit is in weinig gevallen afgeleid van de specifieke locatie. Voor de nog niet gerealiseerde velden wordt meer teruggegrepen op de specifieke kenmerken van de locatie. Zo wordt een veld aan de zandwinplas anders uitgewerkt dan een veld dat direct aan het centrum ligt of een veld dat aan de dijk ligt. Op deze wijze kan Schuytgraaf, naast de wijk zelf, een differentiatie van woon-/werkmilieus bieden in het grotere geheel van Arnhem en de regio.

2.2

Ruimtelijke opzet en structuur veld 15e

2.2.1

Uitgangspunten Stedenbouw en Landschap

Ligging Veld 15e betreft het meest oostelijk gelegen vlek in het centrumgebied van Schuytgraaf, Veld 15. Dit bouwveld wordt ingeklemd door de spoorlijn Arnhem-Nijmegen aan de oostzijde en een waterstructuur (singel) aan de westzijde. Aan de noordzijde grenst het veld aan het archeologisch veld en aan de uidzijde vormt een parkeerzone met aan de overzijde veld 18/19 de grens. Het veld bevindt zich in de dynamische entreezone van Schuytgraaf komende vanuit de wijk Elderveld. Met het station Arnhem Zuid op een steenworp en in de nabijheid van het winkelcentrum van Schuytgraaf is de ligging ten opzichte van tal van voorzieningen gunstig te noemen. Daarnaast bieden de ligging aan het archeologisch veld en de singel ook een groene woonpotentie. Particulier opdrachtgeverschap Veld 15e zal worden ingevuld als woongebied. Gewenst is om een deel van de woningen te ontwikkelen door middel van particulier opdrachtgeverschap (PO) worden ontwikkeld. Elke particulier kan hier in principe zijn of haar eigen woning bouwen. Daarbij geldt een grote mate van vrijheid, het aantal regels waaraan moet worden voldaan is zo beperkt mogelijk gehouden. Voor wat betreft een aantal zaken gelden wel bepaalde spelregels. Deze regels hebben als doel een zo groot mogelijke individuele vrijheid waarbij de belangen van de buren niet uit het oog worden verloren. Bouwen in een rij Veld 15 is het centrumgebied van Schuytgraaf en dat vraagt om type bebouwing dat daarbij past. Voor vlek E komt dat erop neer dat er wordt gebouwd in een rij. Geen vrijstaande woningen of 2onder-1-kappers dus, maar rijtjes. De gemeente Arnhem heeft daarvoor een principe-verkaveling opgesteld.


9

Afbeelding 3: Verklavelingsschets veld 15e

Sfeer en beeldkwaliteit Voor veld 15 als geheel is een Stedenbouwkundig Programma van Uitgangspunten (SPU) opgesteld door KCAP (dd september 2013). In dit document wordt door middel van moodboards 10


richting gegeven aan beeldkwaliteit voor het centrumgebied. De beelden in het SPU vormen de inspiratie voor de architectonische uitwerking van de bebouwing. 2.2.2

Uitgangspunten verkeer

Ontsluiting en parkeren Veld 15e wordt insloten vanaf de Polluxstraat die langs de zuidzijde loopt. Parallel aan het spoor is ruimte voor een ontsluitingsweg in twee richtingen. Daarnaast is ruimte voor langsparkeren. Aan de westzijde langs de singel komt een éénrichtingsweg waarbij aan de singelzijde ruimte is voor langsparkeren.

2.3

Ruimtelijke opzet en structuur veld 22b

2.3.1

Uitgangspunten Stedenbouw en Landschap

Ligging Veld 22b is het oostelijke gedeelte van van wat voorheen veld 22 werd genoemd. Ten behoeve van een voorspoedige ontwikkeling is het oorspronkelijke veld 22 opgedeeld in veld 22a en 22b, de scheiding tussen de beide deelgebieden wordt gevormd door een bestaand eikenlaantje dat Veld 22 doorsnijdt. Het veld heeft een prominente en bijzondere ligging in Schuytgraaf. Enerzijds ligt het in de dynamiek van de westelijke entree van Schuytgraaf, anderzijds ligt en aan de luwte van de hoofdgroenstructuur. Dynamiek De westelijke entree van Schuytgraaf is de verbinding met (o.a.) de A50. Dit gebied is niet alleen de westelijke entree van Schuytgraaf, maar ook van Arnhem Zuid als geheel. In dit gebied is sprake van de nodige dynamiek. Dat komt onder andere tot uiting in de aard van het hier aanwezige (en nog te realiseren) programma. Nog voor de rotonde met de Mara- / Minervasingel liggen ten zuiden van de N837 een tankstation en de sportvelden van Schuytgraaf. Ten noorden van de provinciale weg wordt binnenkort een horecapaviljoen aan de zandwinplas gerealiseerd. In de plas zullen twee wooneilanden komen, op de zuidoever van de plas is ruimte voor hoogteaccenten. Aan de overzijde van de Marasingel zal het (V)SO scholencluster komen in veld 22a, waar ook ruimte is voor voorzieningen. Wanneer Schuytgraaf van de westelijke kant wordt benaderd, ligt ook veld 22b prominent in beeld vanaf de N837 en doet op die manier mee in de dynamiek van de entreezone. Een ander dynamische zone is de Marasingel. Deze hoofdroute maakt onderdeel uit van de hoofdontsluitingsring van Schuytgraaf. Aan beide zijden van deze weg zal een fietspad komen te liggen en de bus volgt ook deze route. De zone langs deze weg is weliswaar minder dynamisch dat die langs de provinciale weg, maar zorgt toch voor een grote zichtbaarheid. Luwte Vanuit het groengebied van de droge ecozone ligt veld 22b prominent in de zichtlijn vanaf het centrum van Schuytgraaf. Deze prominente ligging aan het groen zegt iets over de potentie van het veld, maar het stelt ook eisen aan de presentatie van het veld aan de groenzone. Naast de groene weide is ook het eikenlaantje dat de velden 22a en -b scheidt een luwtegebied. Het struinpaadje dat nu door het eikenlaantje loopt zal worden gehandhaafd.


11

afbeelding 4: Veld 22b in relatie tot de hoofdgroenstructuur

Ruimtelijke visie In de voor dit veld opgestelde ruimtelijke visie (vastgesteld door het college dd 09-12-2014) was de belangrijkste opgave het opstellen van een ruimtelijk raamwerk waarin flexibiliteit, faseerbaarheid en een goede afwatering en ontsluiting gewaarborgd zijn. Daarbij is continu gezocht naar een juiste balans tussen wat vast te leggen en wat vrij te laten. Ruimtelijk raamwerk Om voldoende duidelijkheid te schaffen, moeten sommige zaken nu al in het raamwerk vastgelegd worden, zoals bijvoorbeeld de positie van de inprikkers vanaf de hoofdontsluiting. Van andere zaken moeten alleen de principes vastgelegd worden, zoals bij de afwatering. Zaken als parkeeroplossingen en verkavelingen worden zo vrij mogelijk gelaten, om voldoende flexibiliteit te garanderen bij de uitwerking. In het onderstaande kaartbeeld is het ruimtelijke raamwerk vastgelegd. De volgende zaken zijn hierin bepaald:     

12

Globale ligging van de hoofdstructuur voor afwatering van het veld; Groen- en waterstructuur worden gecombineerd; Fietsverbindingen langs de groene zone en de Marasingel; Ontsluitingsprincipe en globale positionering van de inprikkers vanaf de Marasingel; Locatie waar bebouwingsaccenten gewenst zijn.


Afbeelding 5: Ruimtelijk Raamwerk

Sfeer en beeldkwaliteit: dorpse woonsfeer De ligging van veld 22b met haar bijzondere groene randen en aan de rand van Schuytgraaf vraagt om een manier van wonen die daarbij aansluit. Daarnaast moet de sfeer van het buurtje er ook een zijn die verschillende dichtheden en woningtypologieën kan faciliteren. Daarom is voor veld 22b een dorpse woonsfeer gekozen, waarbij de relatie met het omliggende landschap wordt gezocht. Behalve het groene aspect, biedt deze sfeer ook ruimte voor bebouwing in verschillende dichtheden, verschillende bebouwingskorrels en daarmee verschillende woningtypologieën. daartoe hoort ook dat in deze dorpse sfeer de eigen woonwensen kunnen Bestemmingsplan "Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening 2015-01, Velden 15 e en 22b" (ontwerp 21 mei 2015)

13

worden gerealiseerd, waaronder (collectief) particulier opdrachtgeverschap. 2.3.2

Uitgangspunten Verkeer

Ontsluiting en parkeren Het veld wordt voor autoverkeer ontsloten vanaf de Marasingel, welke ten zuiden van het veld loopt. Vanaf deze hoofdstructuur worden op twee plekken inprikkers in het veld mogelijk gemaakt. Deze zijn indicatief weergeven in het ruimtelijk raamwerk. Voor fietsverkeer zal aan in zuiden een fietsverbinding komen langs de Marasingel. Daarnaast zal een fietsverbinding komen die door het veld loopt, gekoppeld aan de centraal gelegen groenblauwe zone. Daarmee wordt aangesloten op de al aanwezige netwerken. Bij de uitwerking van de ontwikkeling moet rekening worden gehouden met voldoende parkeerplaatsen. om te voorzien in afdoende parkeercapaciteit, worden de parkeernormen gehanteerd die specifiek zijn toegespitst op de ontwikkeling van Schuytgraaf. Deze normen zijn opgenomen in de regels van het bestemmingsplan Schuytgraaf 2011 (zie bijlage 2). De realisatie van afdoende parkeerplaatsen binnen het plangebied zorgt ervoor dat de parkeerbehoefte niet wordt afgewenteld op de omgeving van het plangebied. Andersom geldt ook dat het maximale programma is afgestemd op de parkeerbehoefte die dit programma met zich mee brengt. Met het maximale programma is er voldoende ruimte binnen het plangebied om de benodigde parkeerplaatsen te realiseren. De parkeerplaatsen voor de woningen worden deels op eigen terrein en deels in de openbare ruimte gerealiseerd.

2.4

Programmatische aspecten

Deze gedeeltelijke herziening maakt zowel in veld 15e als veld 22b woningbouw mogelijk. Met de woningbouw wordt bijgedragen aan de woningbouwopgave die de woonwijk Schuytgraaf heeft voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen. Voor de woningen in veld 22b is nog geen uitgewerkt ontwerp beschikbaar. In veld 22b kunnen voornamelijk grondgebonden woningen, waaronder in particulier opdrachtgeverschap worden gerealiseerd. Op 2 locaties wordt een landmark mogelijk gemaakt. In veld 22b geldt per bouwperceel een maximum bebouwingspercentage van 60%. Hiermee wordt een goede verhouding in bebouwingsdichtheid gewaarborgd. Wel is het mogelijk hiervan af te wijken tot 75%, indien dit niet op stedenbouwkundige bezwaren stuit. In veld 15e worden grondgebonden woningen in eigenbouw (particulier opdrachtgeverschap) gerealiseerd. Voor deze woningen bedraagt de hoogte maximaal 12 meter.

2.5

Ladder voor duurzame verstedelijking

2.5.1

Algemeen

In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. De 'treden van de ladder' worden in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven: 1. voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte; 2. kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins; 3. wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (m.a.w. zorgen voor optimale inpassing en bereikbaarheid)

14


2.5.2

Toetsing plan

Met de realisatie van maximaal 35 woningen in veld 15e en maximaal 400 woningen in veld 22b wordt invulling gegeven aan de woningbouwopgave die de gemeente Arnhem met de Stadsregio Arnhem Nijmegen en de provincie Gelderland is overeengekomen. In het verleden is onderzoek uitgevoerd naar de behoefte van woningen in de Stadsregio Arnhem Nijmegen. Hierop is de woningbouwopgave voor Schuytgraaf gebaseerd. Deze woningbouwopgave is opgenomen in het KWP3 van de provincie (zie paragraaf 3.3.1). De woningen zijn op grond van het vigerend bestemmingsplan 'Schuytgraaf 2011' reeds planologisch mogelijk en voorzien. Dit bestemmingsplan geeft een nadere invulling aan de woningbouwopgave. Binnen het gebied Schuytgraaf is de woningbouwopgave verspreid over de verschillende velden. Voor de veld 15e en 22b is een maximum gesteld, overeenkomstig het geldende bestemmingsplan. Het initiatief voldoet hiermee aan de ladder voor duurzame verstedelijking.


15

16


Hoofdstuk 3 3.1

Milieu- en omgevingsaspecten

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de milieu- en omgevingsaspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied.

3.2

Geluid

3.2.1

Geluid veld 22b

Ten behoeve van veld 22b heeft het adviesbureau DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. het akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het akoestisch onderzoek gaat in op de geluidsbelastingen ten gevolge van wegverkeerslawaai op de toekomstige geluidsgevoelige bestemmingen. De geluidsbelastingen worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder en het gemeentelijk beleid. In afbeelding 6 en 7 zijn de geluidbelastingen inclusief alle correcties op de grens van het bouwvlak weergegeven. Hierbij is onderscheid gemaakt door de geluidbelastingen veroorzaakt door de Marasingel en geluidbelastingen veroorzaakt door de N837.

Afbeelding 6: Geluidbelastingen veroorzaakt door de Marasingel met aftrek van 5 dB conform artikel 110g Wgh.


17

Afbeelding 7: Geluidbelastingen veroorzaakt door de N837 met aftrek van 5 dB conform artikel 110g Wgh.

Conclusie De toekomstige geluidsbelastingen overschrijden de voorkeurswaarde van 48 dB. De overschrijdingen worden veroorzaakt door het verkeer op zowel de Marasingel als de N837. Nergens wordt de maximaal te verkrijgen hogere grenswaarde voor dit gebied van 58 dB overschreden. Om het oprichten van geluidgevoelige bebouwing toch mogelijk te maken is het verkrijgen van een hogere grenswaarde noodzakelijk. In dit stadium is het exacte aantal geluidgevoelige objecten en de exacte ligging van de objecten nog niet bekend. Dit zal nader uitgewerkt worden in de aanvraag hogere grenswaarden. Bij de uitwerking van de hogere grenswaarden zullen de volgende aspecten in acht genomen moeten worden:  

indien mogelijk bronmaatregelen (bijvoorbeeld stillere asfalttypen) treffen; indien mogelijk de afstand tussen de geluidsbron en de nieuwe woning(en) vergroten; het stedenbouwkundig ontwerp vorm geven waarbij zoveel mogelijk afscherming voor het achterliggende gebied ontstaat; indien mogelijk in het overdrachtsgebied een afscherming realiseren; geluidsaspecten worden vanaf eerste ontwerpstadium bij de ontwikkeling betrokken;

Ook worden er bij de aanvraag van de hogere waarden worden op grond van het geluidsbeleid van de gemeente Arnhem onder andere indelingseisen gesteld aan nieuwe woningen met een geluidbelasting boven de 53 dB. Deze eisen zijn:  

er wordt minimaal een verblijfsruimte aan de geluidsluwe zijde gerealiseerd; bij woningen/appartementen wordt er minimaal 1 geluidsluwe buitenruimte gecreëerd (tuin of balkon).

In het kader van het Bouwbesluit zal vervolgens aangetoond moeten worden dat wordt voldaan aan de minimale vereiste gevelwering. Wanneer voldoende duidelijk wordt dat de maatregel niet doeltreffend is of de uitvoering om redenen van stedenbouwkundige, landschappelijk of financiële aard niet aan de voornoemde criteria kan worden voldaan, kan een hogere waarde worden 18


toegekend. Hierbij wordt de Regeling doelmatigheid toegepast. 3.2.2

Geluid veld 15e

Ten behoeve van veld 15e heeft het adviesbureau DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. het akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het akoestisch onderzoek gaat in op de geluidsbelastingen ten gevolge van wegen railverkeerslawaai op de toekomstige geluidsgevoelige bestemmingen. De geluidsbelastingen worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder en het gemeentelijk beleid. Akoestisch onderzoek wegverkeer De geluidsbelasting van de zoneplichtige wegen blijft ter plaatse van de bouwblokken B, C, D en E (zie onderzoek) beneden de voorkeursgrenswaarde van 48 dB na aftrek van 5 dB conform artikel 110g Wet geluidhinder. Het geluid veroorzaakt door het wegverkeer legt geen beperkingen op om de bouwblokken te realiseren. Akoestisch onderzoek railverkeer De geluidsbelasting van de spoorlijn is bij de bouwblokken B, C, D en E in het plangebied hoger dan de voorkeurswaarde van 55 dB. Geluidsmaatregelen (bron- en scherm) zijn onderzocht om het geluid te verminderen tot de maximaal toelaatbare hogere grenswaarde. Ter plaatse van de bouwblokken C, D en E is reeds een scherm langs het spoor gesitueerd. Het ophogen van dit scherm zal stuiten op bezwaren. Het vaststellen van hogere grenswaarden railverkeer is benodigd voor alle bouwblokken. Aan de ambitiewaarde van de gemeente (zeer onrustig, geluidsbelasting tot maximaal 63 dB) kan vanwege de spoorlijn bij de bouwblokken D en E worden voldaan. De incidenteel toegestane waarde (lawaaiig, geluidsbelasting tot maximaal 68 dB) wordt niet overschreden bij de bouwblokken B en C. Cumulatie De gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt 61 dB tot maximaal 68 dB. De gecumuleerde geluidsbelasting is nodig ter bepaling van de geluidwering gevels om te voldoen aan de eisen zoals gesteld in het bouwbesluit. Geluidsbeleid gemeente Arnhem De nieuwbouw ter plaatse van veld 15E voldoet aan het gemeentelijk geluidsbeleid. In de nota “Uitvoeringsbeleid hogere grenswaarden” is een aantal ontwerpspecifieke kenmerken opgenomen bij een hoge geluidsbelasting. Bij de indeling van de bouwblokken dient daardoor (onder andere) rekening gehouden te worden met de voorwaarden “minimaal 1 verblijfsruimte aan de geluidsluwe zijde” en “geluidsluwe buitenruimte creëren (tuin of balkon)”. Goede ruimtelijke ordening Het geluid vanwege de 30 km/uur-weg voldoet aan de voorkeurswaarde van 48 dB: inclusief het extra verkeer uit het plangebied 15E wordt deze waarde ook niet overschreden, hetgeen voldoet aan de waarde van 53 dB uit het geluidsbeleid. De verkeersaantrekkende werking van het plangebied zelf is ook beschouwd: door het extra verkeer zal het geluid nabij de woningen aan de Castorstraat toenemen, maar zal de geluidsbelasting niet hoger worden dan de waarde uit het geluidsbeleid (53 dB) voor wegen met een 30 km/uur regime.

3.3

Luchtkwaliteit

veld 15e Het aantal woningen in deze fase zal niet in betekende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. In een overkoepelend luchtonderzoek uitgevoerd door het adviesbureau Goudappel Coffeng met het kenmerk GSB036/Kpe/0083 d.d. 16 februari 2009 bleek het gehele plangebied te voldoen aan alle gestelde grenswaarden voor zowel stikstofdioxide als fijn stof.

veld 22b


19

Het project valt binnen de niet in betekende mate regeling uit de Wet Milieubeheer. In een overkoepelend luchtonderzoek uitgevoerd door het adviesbureau Goudappel Coffeng met het kenmerk GSB036/Kpe/0083 d.d. 16 februari 2009 is ook al gebleken dat het gehele plangebied voldoet aan alle gestelde grenswaarden voor zowel stikstofdioxide als fijn stof.

3.4

Hinder

3.4.1

Hinder veld 15e

Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering geldt voor bedrijven/inrichtingen een richtafstand ten opzichte van woningen binnen woongebieden of gemengde gebieden (wonen naast werken). Het plangebied betreft een woongebied. De directe omgeving kan worden getypeerd als een gemengd gebied waarbinnen naast centrumfuncties (winkels, horeca, maatschappelijk) woonfuncties zijn voorzien. Het gaat hierbij om centrumfuncties maximaal milieucategorie 2. Hierbij geldt een richtafstand van 10 meter ten opzichte van woningen. De woningen liggen op voldoende afstand van de centrumfuncties. Conclusie: Vanuit hinder zijn er geen belemmeringen voor dit plangebied. 3.4.2

Hinder veld 22b

Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering geldt voor bedrijven/inrichtingen een richtafstand ten opzichte van woningen binnen woongebieden of gemengde gebieden (wonen naast werken). Het plangebied betreft een woongebied. De directe omgeving kan worden getypeerd als een gemengd gebied waarbinnen zowel maatschappelijke functies (school voor speciaal onderwijs) als woningen mogelijk zijn. De school voor speciaal onderwijs (400 leerlingen) is op basis van de VNG brochure een milieucategorie 2 inrichting. Voor milieucategorie 2 bedrijven/inrichtingen geldt ten opzichte van woningen binnen een woongebied een richtafstand van 30 meter en ten opzichte van woningen binnen een gemengd gebied (wonen naast werken) 10 meter. De geprojecteerde school ligt op voldoende afstand van het woongebied van veld 22b. Conclusie: Vanuit hinder zijn er geen belemmeringen voor dit deel van het plangebied.

3.5

Geur

Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen industriële bedrijven waarbij geur een rol speelt.

3.6

Externe Veiligheid

3.6.1

Externe veiligheid veld 15e

Het plangebied ligt in de directe omgeving van het spoortraject Nijmegen-Arnhem-Zutphen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. In dit kader is er een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. Een en ander is vastgelegd in het rapport “Externe veiligheid Spoor, woonwijk Schuytgraaf te Arnhem, AVIV, 27 februari 2015, nr. 152831. Daarnaast is er als onderdeel van de verantwoording van het groepsrisico een advies aan de veiligheids- en gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM)/brandweer gevraagd. Uit de QRA volgt dat door het transport van gevaarlijke stoffen ter hoogte van het plangebied geen 10-6 PR contour (veiligheidszone) is. Wel ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van het groepsrisico. Dit betekent dat er een verantwoording van het groepsrisico moet plaatsvinden. Binnen het plangebied worden grondgebonden woningen mogelijk gemaakt. Groepsrisico Uit de QRA volgt dat door de bestemmingswijziging van centrumfunctie naar woonfunctie het groepsrisico onder de orienterende waarde blijft en daarnaast zal afnemen ten opzichte van de huidige situatie. Dit betekent dat er geen verantwoording van het groepsrisico hoeft plaats te vinden en dat kan worden volstaan met een advies van de VGGM/brandweer.

20


De VGGM/brandweer geeft aan dat hun advies uit 2009 in het kader van het bestemmingsplan Schuytgraaf nog van toepassing is. Een positieve ontwikkeling is de wijziging van centrumfunctie naar woonfunctie. Het plangebied is vanuit de brandweerpost Vredenburg binnen 8 minuten bereikbaar. Daarnaast is er voldoende primaire bluswatercapaciteit aanwezig. Vanuit de VGGM zijn de in tabel 6 (bijlage bij het advies van de VGGM uit 2009) genoemde adviezen met betrekking tot de bouw, installaties en organisatie van belang. Op basis van bovengenoemde overwegingen zijn er vanuit externe veiligheid geen belemmeringen voor dit plangebied. 3.6.2

Externe veiligheid veld 22b

Binnen het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven voorzien. Daarnaast ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit betekent dat er geen 10-6 PR contour is. Verantwoording groepsrisico Het groepsrisico zal niet toe en/of afnemen waardoor er geen verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt. Conclusie Vanuit externe veiligheid zijn er geen voorwaarden omdat het plangebied niet voorziet in nieuwe risicovolle activiteiten. Daarnaast ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

3.7

Groen en ecologie

3.7.1

Veld 15e

Groen Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door het archeologisch veld (park) en aan de oostzijde door de spoorzone. Het plangebied is gedeeltelijk een grazige vegetatie en ruigte. Er staan geen bomen in het veld. Het toekomstig groen in het veld bestaat uit een centrale groenzone (watergang) en boomstructuren langs wegen. Flora en faunawet In het kader van de Flora- en faunawet is, met het oog op de verstoring van flora en fauna, een ontheffing ex artikel 75 van deze wet aangevraagd. Hiervoor zijn de natuurwaarden in beeld gebracht door een ter zake kundige. Door het Ministerie van LNV is op 19 juli 2011 ontheffing (FF/75C/2011/0188) verleend van de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Flora- en faunawet voor bittervoorn, grote modderkruiper en kleine modderkruiper. Aan de ontheffing zijn een aantal voorwaarden verbonden, die voornamelijk als doel hebben eventuele negatieve effecten op de beschermde soorten zo veel mogelijk te voorkomen of te compenseren. Eén van de voorwaarden voor de ontheffing van de soortbescherming was het opstellen van een compensatieplan. Dit plan dient onder andere de instemming te hebben van RAVON Nederland (Reptielen, amfibieën en vissen onderzoek Nederland). In de zuidoosthoek van het plangebied moet daarvoor een rugstreeppaddenpoel worden aangelegd. Verder is een voorwaarde dat voordat met werkzaamheden wordt aangevangen, deze eerst worden gecontroleerd op aanwezige beschermde soorten door een ter zake kundige. Uit de gegevens van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) blijkt dat het veld vooral in trek is bij vogels. Uit de detail van deze gegevens blijkt dat de soortinformatie vooral verzameld is via losse waarnemingen. Uit de waarnemingen blijkt dat in 2013 kleine karekiet, grasmus, zanglijster en veldleeuwerik zingend zijn waargenomen. Er zijn geen waarnemingen van nestelende vogels. Er is dan ook geen strijdigheid met de Flora en faunawet. Conclusie Er zijn geen belemmeringen. Voordat met werkzaamheden wordt aangevangen, zal eerst worden gecontroleerd op aanwezige beschermde soorten door een ter zake kundige. 3.7.2

veld 22b


21

Groen Het plangebied wordt aan de noord-, oost en westzijde begrensd door de hoofdgroenstructuur van Schuytgraaf. Aan de noorden oostzijde is dat de hoofdplanstructuur van de wijk Schuytgraaf, de droge ecozone. De westzijde is een oude eikenlaan, van ongeveer 12 meter breed. Het plangebied is gedeeltelijk een grazige vegetatie en ruigte, deels tijdelijk in gebruik als akker en begroeid met mais. Er staan geen bomen in het veld. Het toekomstig groen in het veld bestaat uit een centrale groenzone (bodempassage). Flora en faunawet Zie onder paragraaf 3.7.1. Conclusie Er zijn geen belemmeringen. Voordat met werkzaamheden wordt aangevangen, zal eerst worden gecontroleerd op aanwezige beschermde soorten door een ter zake kundige.

3.8

Water

3.8.1

Water Veld 15e

Beschrijving van de watersystemen in het plangebied De huidige situatie Oppervlaktewater In de huidige plansituatie ligt aan zowel de oost- als westzijde van het plangebied een watergang. In de werkelijke situatie is alleen de watergang aan de oostzijde aanwezig. Deze watergang is een restant van het oude poldersysteem en staat nog in verbinding met de Linge en is ook aangewezen als waterlichaam in het kader van de Europese Kaderrichtlijn Water. Deze watergang maakt geen onderdeel uit van het watersysteem van Schuytgraaf. Deze polderwatergang heeft een zomerpeil en een winterpeil. De watergang aan de westzijde moet nog aangelegd worden en maakt dan onderdeel uit van het watersysteem in Schuytgraaf. Het waterpeil van het Schuytgraafsysteem is 7,2 m. + N.A.P. en wordt aan het eind van het voorjaar opgezet tot 7,35 m. + N.A.P. Met deze extra waterlaag wordt verdamping in de zomer op voorhand gecompenseerd. Grondwater Het grondwater in het plangebied is ten opzichte van de landbouwkundige periode door ophogen van het oude maaiveld en het dempen van de oude kavelsloten vermoedelijk gewijzigd. Uit metingen volgt dat de hoogste grondwaterstanden rond de 7,75 m. + N.A.P. liggen en de laagste grondwaterstand op ongeveer 7,25 m. + N.A.P. Het gemiddelde grondwaterniveau ligt daarmee op de 7,5 m. + N.A.P. ligt. Afvalwatersysteem Het gebied is zelf is nog ongerioleerd. Het gebied rondom en het station Arnhem-Zuid zelf wateren af via een lamellenfilter op de polderwatergang. Evenwijdig aan de polderwatergang ligt een persleiding van het Waterschap Rivierenland. Dit riool transporteert het afvalwater van o.a. de Waalsprong en Elst naar de afvalwaterzuivering Arnhem-Zuid aan de Drielse dijk.

Watersystemen in de toekomstige situatie Oppervlakte water Door de uitwerking van dit plangebied verandert er niets aan het oppervlaktewatersysteem. Alleen zal de westelijk gelegen watergang uiteindelijk gerealiseerd worden. Grondwater Voor een goede ontwatering is minimaal 70 cm. aan ontwateringsdiepte nodig. Dat geldt voor zowel de wegen in Veld 15E als voor woningen met een kruipruimte. Voor woningen zonder kruipruimte bedraagt de ontwateringsnorm 30 cm. -mv. De minimale ontwateringsdiepte van 70 cm. gecombineerd met een grondwaterstand van gemiddeld 7,5 m. + N.A.P. leidt tot een minimale hoogte van het maaiveld van 8,2 m. + N.A.P. Deze waarde is hiermee als minimummaaiveldniveau randvoorwaardelijk geworden.

22


Aandachtspunt is wel dat de natuurlijke grondslag in Veld 13 bestaat uit (zware) klei. Een goed doorlatende ophooglaag zorgt wel voor een snelle verticale infiltratie van hemelwater tot aan de oude kleilaag. Daar zal het infiltrerende water echter stagneren. Aandachtspunt bij de uitwerking is dat het dit water ook horizontaal kan afstromen richting de watergang. Afvalwatersysteem Het plangebied wordt voorzien van een geïntegreerd rioolstelsel. Afvalwater wordt via een buizenstelsel afgevoerd naar een rioolgemaal. Hemelwater wordt in de openbare ruimte bovengronds afgevoerd met behulp van grijsgoten en bodempassages naar de twee watergangen. Door de benodigde ophoging van het maaiveld goed te kiezen zal, in combinatie met oppervlakkige afvoer naar de watergangen, de verwerking van het hemelwater ook bij hevige buien verzekerd zijn. Conclusie: De ligging van het transportriool langs de polderwatergang moet ingepast worden in de structuur van het plangebied. In de verdere uitwerking moet rekening gehouden worden met de genoemde randvoorwaarden. De watercompensatie is al meegenomen in het totale ontwikkeling van Schuytgraaf.

3.8.2

Water Veld 22b

Beschrijving van de watersystemen in het plangebied De huidige situatie Oppervlaktewater Binnen veld 22b is geen oppervlaktewater aanwezig. Het dichtstbijzijnde oppervlaktewater ligt op 80 m. afstand en maakt onderdeel uit van het stedelijk watersysteem van Schuytgraaf. In de tijd voor de ontwikkeling van Schuytgraaf had het gebied een landbouwkundige functie. In deit ijd werden de percel omgeving door kavelsloten. Deze voormalige kavelsloten zijn in de afgelopen jaren op één na gedempt. De uitzondering is een kavelsloot aan de westgrens van het plangebied, het eikenlaantje. Het eikenlaantje is een oude ontsluitingsweg met aan weerszijden van een kavelsloot. Voor veld 22b is het oude eikenlaantje een cultuurhistorische afscheiding tussen de te ontwikkelen velden 22a en 22b. Grondwater Voor de transformatie van het landbouwgebied naar toekomstig woongebied heeft het plangebied een grondwaterstand gehad die waarschijnlijk varieerde tussen de 7,1 en 7,6 m. + N.A.P. met een maaiveld van ongeveer 8,1 m. + N.A.P. lag. Landbouwkundig gezien voldoende ontwatering. Helemaal zeker zijn deze grondwaterstanden echter niet omdat de gegevens afkomstig zijn van een peilbuis die aan de andere kant van de Eldensche zeeg heeft gestaan. Het is niet bekend wat voor drainerend effect deze watergang heeft gehad op het omliggend gebied. Aan de andere kant bestaat de bovenste laag van het plangebied uit klei tot zware klei waardoor het gebied waarschijnlijk toch niet echt goed ontwaterd was. Afvalwatersysteem In het gebied was geen afvalwatersysteem aanwezig. Hemelwater werd met greppels en kavelsloten afgevoerd naar hoofdwatergangen die weer in verbinding stonden met de Linge. Watersystemen in de toekomstige situatie Oppervlaktewater In de nieuwe situatie wordt in het plangebied ook geen oppervlaktewater aangelegd. De benodigde watercompensatie is al opgenomen in het stedelijk watersysteem van Schuytgraaf. Grondwater Door de ophoging van het plangebied zal de ontwatering verder toenemen en daarmee verbeteren. In de oude landbouwkundige situatie had het gebied een ontwatering van ongeveer 0,5 tot 1,0 m. Met de ophoging met een extra zandlaag neemt niet alleen de ontwatering toe, ook de doorlatendheid van de bodem zal verbeteren. Belangrijk aandachtspunt is dat infiltrerend hemelwater niet alleen snel genoeg kan inzijgen, maar dat het ook snel genoeg horizontaal kan worden afgevoerd naar buiten het woongebied. Bestemmingsplan "Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening 2015-01, Velden 15 e en 22b" (ontwerp 21 mei 2015)

23

Afvalwatersysteem Het plangebied wordt opgehoogd in de vorm van een terp en krijgt een geïntegreerd rioolstelsel. Deze combinatie voorkomt dat hemelwater in het plangebied voor problemen kan zorgen. Zelfs bij hevige buien zal het water naar de omliggende groene gebieden afstromen. Hemelwater wordt in de openbare ruimte bovengronds afgevoerd met behulp van grijsgoten en bodempassages. Door toepassing van bodempassages wordt het water onderweg gezuiverd. Langs de buitenranden van het plangebied worden de bodempassages vormgegeven als de oude kavelsloten uit het plangebied. In de globale stedenbouwkundige opzet is de waterafvoer uit het plangebied geregeld door één grote, door het veld liggende L-vormige bodempassage. Hemelwater uit het "binnengebied" gaat afgevoerd worden naar deze bodempassage. Vanuit de bodempassage wordt het af te voeren hemelwater verder getransporteerd via nieuw te graven "kavelsloten" naar het stedelijk watersysteem. Woningen die direct grenzen aan de rand van het plangebied lozen het hemelwater direct op een kavelsloot. Ook de oude kavelsloot langs het eikenlaantje krijgt een functie in de afvoer van hemelwater. Hiervoor zal de oude kavelsloot mogelijk verbreed moeten worden, maar die aanpassingen mogen alleen plaats vinden aan de bebouwbare zijde om de wortelstelsels van de oude bomen te sparen. Om de afvoer van hemelwater naar het stedelijk watersysteem ook bij grotere buien te garanderen, worden de kavelsloten zo aangelegd dat bij die zware buien ook de eco-passages als afvoer gaan werken. De kans dat de eco-passages ook gebruikt gaan worden, is kleiner dan eens per 10 jaar. Het huishoudelijk afvalwater wordt met behulp van een rioolstelsel afgevoerd naar een rioolgemaal. Voorlopig is de afvoer voorzien naar een gemaal dat tussen de provinciale weg en de Eldensche zeeg is aangelegd. Bij de verdere uitwerking van het plangebied kan hier nog een aanpassing op komen om te grote diepteligging van het stelsel te voorkomen. Conclusie: De ontwikkeling van Veld 22b van Schuytgraaf heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding ten opzichte van het geldende bestemmingsplan.

3.9

Bodem

Voor de ontwikkellocatie Veld 15 zijn, naast het gemeentelijk bodeminformatiesysteem, de volgende bodemrapporten/-documenten geraadpleegd:  

Verkennend bodemonderzoek Schuytgraaf Veld 15, Verhoeve Milieu, projectnummer 157080 d.d. 28 juni 2007; Verkennend bodemonderzoek Schuytgraaf Veld 15, BuroAntares, projectnummer 014052-2 d.d. 5 juni 2014;

Op de locatie is de bovengrond plaatselijk licht verontreinigd met nikkel, PAK en PCB. In een aantal boringen zijn bodemvreemde bijmengingen aangetroffen (zoals sporen roest en sporen puin). Voor de ontwikkellocatie Veld 22B zijn, naast het gemeentelijk bodeminformatiesysteem, de volgende bodemrapporten/-documenten geraadpleegd:  

Historisch vooronderzoek milieu Schuytgraaf Veld 22, gemeente Arnhem, 27 maart 2013; Verkennend bodemonderzoek Schuytgraaf Veld 22, MWH, projectnummer M14B0155 d.d. 27 juni 2014;  Verkennend asbestonderzoek Schuytgraaf Veld 22, MWH, projectnummer M14B0214 d.d. 16 juli 2014:; Op de locatie is boven en ondergrond licht verontreinigd met zware metalen (met name nikkel en cadmium). In de boringen zijn bodemvreemde bijmengingen aangetroffen (zoals sporen baksteen en sporen puin). Het grondwater is licht verontreinigd met barium, zink, xylenen, PAK en vinylchloride. In het slib zijn geen verhoogde parameters aangetroffen. Op het maaiveld is zowel visueel als analytisch asbest verdacht materiaal aangetoond (er zijn vier stukjes materiaal aangetroffen). Daarom is een aanvullend onderzoek naar asbest in bodem uitgevoerd. Tijdens dit onderzoek is zowel visueel als analytisch geen asbest aangetoond.

24


Conclusie: Op basis van de onderzoeksgegevens zijn er geen bodemhygiënische redenen meer die een beletsel of beperking vormen voor de woningbouwplannen op beide locaties.

3.10

Duurzaamheid

Landelijk bouwbeleid Nieuwe gebouwen en woningen moeten volgens landelijke regelgeving voldoen aan het Bouwbesluit. In het bouwbesluit worden de energieprestaties voor nieuwe gebouwen en woningen fasegewijs aangescherpt. Per 1 januari 2011 is de Energieprestatiecoëfficient (EPC) voor nieuwbouw en grootschalige renovatie aangescherpt tot 0,6. Verwachting is dat deze per 2015 0,4 wordt en per 2020 nul. Dit laatste betekent energieneutrale bouw. Energie en duurzaamheid in Schuytgraaf Bij de ontwikkeling van de wijk Schuytgraaf zijn duurzame principes toegepast. Dit is bijvoorbeeld herkenbaar door de landschappelijke inpassing van de wijk, aanleg van ecologische zone's en wijze waarop rekening wordt gehouden met de waterhuishouding en invulling wordt gegeven aan het thema water. Bij de ontwikkeling van Schuytgraaf is een visie op energie toegepast. Er is gekozen om geen gasnet in de wijk aan te leggen. Om de wijk van duurzame energie te voorzien is een warmtenet aangelegd. Woningen en anderen gebouwen zijn verplicht om aan te sluiten op dit warmtenet dat bestaat uit een gesloten leidingsysteem voor verwarming en warm tapwater. De energie is tot nu toe afkomstig van restwarmte van een gasgestookte warmtekrachtcentrale op het Industriepark Kleefse Waard. Vanaf 2015 is de energie afkomstig van restwarmte van de vuilverbranding Duiven. In de wijk is als back-up een hulpwarmtecentrale aanwezig die wordt gestookt op duurzame biobrandstof. Nieuwbouw in Schuytgraaf moet voldoen aan de wettelijke eisen uit het Bouwbesluit. Markpartijen worden gestimuleerd om duurzaam te bouwen. In Schuytgraaf worden momenteel de mogelijkheden onderzocht voor een duurzaam te ontwikkelen veld.

3.11

Archeologie en Cultuurhistorie

3.11.1 Archeologie algemeen Het plangebied ligt in Arnhem-Zuid en daarmee in het rivierengebied van Oost-Nederland. Diep in de ondergrond bevinden zich hier afzettingen van Rijn en Maas uit de ijstijd. Deze kenmerken zich door grof zand en grind. Vanaf 10.000 jaar geleden warmde het klimaat zich op en nam de Rijn een rustig, meanderend karakter aan. Tijdens overstromingen vormden zich op de oevers van de rivier en haar zijtakken oeverwallen, bestaande uit zand of zavel dat direct bezonk. De fijnere en lichtere kleideeltjes werden verder weg afgezet, in de laagtes tussen de oeverwallen. Dit zijn de komgebieden. Door het meanderen van de rivier verlegden de oeverwallen en komgronden zich, na millennia een complex bodembeeld vormend. 3.11.2 Veld 22b Door hun goede textuur voor landbouw en hoge ligging vormden oeverwallen gunstige woonplaatsen voor de mens. Even ten (zuid)oosten van het plangebied zijn meerdere vindplaatsen bekend met dateringen die teruggaan tot de Vroege IJzertijd (800-500 v. Chr.). Deze zone kende met name in de Romeinse tijd intensieve bewoning. Een grafveld dat tot 300 n. Chr. in gebruik was en een paar honderd graven telde, getuigt hiervan. Uiteindelijk zou zich uit de bewoning het gehucht De Laar ontwikkelen, een locatie waar tijdens de Tweede Wereldoorlog in het kader van de Slag om Arnhem stevig is gevochten.


25

afbeelding 8, Veld 22 en vindplaatsen

Ter voorbereiding op de nieuwbouw in Schuytgraaf is vanaf 1995 op diverse momenten archeologisch onderzoek uitgevoerd. De in figuur 8 aangegeven vindplaatsen zijn hierbij aangetroffen. In het plangebied zijn geen vindplaatsen bekend. Wel grenst het plangebied aan een vindplaats (nummer 7 van het Schuytgraafonderzoek). Dit deel van de vindplaats nabij het plangebied is echter reeds onderzocht. Conclusie Archeologie veld 22b Er gelden geen directe verwachtingen meer op het gebied van archeologie. Vertaling naar plankaart en regels van het bestemmingsplan is niet noodzakelijk. Mochten er toch archeologische vondsten worden gedaan, dan dienen deze gemeld te worden bij de Minister van OCW conform Artikel 53 van de Monumentenwet. In de praktijk zal in dit geval een archeoloog van de gemeente Arnhem worden ingeschakeld. Deze kans is aanwezig aangezien in de periferie van de vindplaatsen nog vondsten kunnen worden gedaan. Cultuurhistorie veld 22b Het plangebied bevat geen monumenten of cultuurhistorische waarden, anders dan dat de westzijde van veld 22b, het plangebied begrensd wordt door een groenstrook met water die teruggaat op een oude historische route (het 'oude eikenlaantje').

Afbeelding 9, het 'oude eikenlaantje' aan de oostzijde van veld 22a

26


Conclusie Cultuurhistorie veld 22b Vanuit cultuurhistorie gelden geen verdere randvoorwaarden. De groenstrook annex voormalige historische route ligt buiten de het plangebied van dit bestemmingsplan. 3.11.3 Veld 15e Ter voorbereiding op de nieuwbouw in Schuytgraaf is vanaf 1995 op diverse momenten archeologisch onderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn elf vindplaatsen aangetroffen. Deze bevinden zich op de oeverwallen en een rivierduin buiten het plangebied. Oeverwallen vormden door hun hoge ligging en zandige textuur goede locaties om te wonen en akkerbouw te bedrijven. Het rivierduin was als hoge locatie in een open en nat landschap aantrekkelijk om kampen te bouwen van waaruit de omgeving werd geexploiteerd. Het duin gaat terug tot de midden-steentijd (met uitloop in de nieuwe steentijd) en is goed geconserveerd. Conclusie Archeologie In het plangebied zijn geen archeologische waarden aanwezig. Het noordelijke van het plangebied gelegen rivierduin/archeologische rijksmonument ligt op een zodanige afstand dat de belangen ervan niet worden geschaad door de ontwikkeling. Cultuurhistorie In het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Conclusie Cultuurhistorie Niet van toepassing.


27

28


Hoofdstuk 4 Planbeschrijving en verantwoording 4.1

Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.

4.2

Opzet van de regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) is verplicht. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid. Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken: 1. 2. 3. 4.

Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten); Bestemmingsregels; Algemene regels (o.a. afwijkingen); Overgangs- en slotregels.

4.2.1

Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten: 1. Artikel 1 Begrippen In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen. 2. Artikel 2 Wijze van Meten Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden. In dit artikel wordt verwezen naar het bestemmingsplan Schuytgraaf 2011. zen. 4.2.2

Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven. Het betreft in dit geval een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan 'Schuytgraaf 2011' (het 'moederplan'). De regels waar niets aan is gewijzigd door deze herziening, zijn wel opgenomen in de regels bij deze herziening maar daarbij is volstaan met een verwijziging naar het oorspronkelijke artikel in het bestemmingsplan Schuytgraaf 2011. De nieuwe bestemming en de regels waar een wijziging in is doorgevoerd ten behoeve van deze herziening, zijn wel volledig opgenomen in deze herziening. Voor de leesbaarheid van deze gedeeltelijke herziening is tevens de bestemming "Algemene afwijkingsregels" ( artikel 47) volledig opgenomen. Bestemmingsplan "Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening 2015-01, Velden 15 e en 22b" (ontwerp 21 mei 2015)

29

4.2.3

Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit: 1. Artikel 46 Anti-dubbeltelregel Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend. 2. Artikel 47 Algemene bouwregels Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage. 3. Artikel 48 Algemene gebruiksregels In dit artikel zijn algemene regels met betrekking tot het gebruik van de gronden en opstallen in het plangebied opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan. 4. Artikel 49 Algemene aanduidingsregels Het betref hier de aanduiding van geluidszones langs de Marasingel en N837 en vanwege het railverkeer van de spoorweg Arnhem-Nijmegen. Deze zone legt een beperking op voor het bouwen van geluidgevoelige functies in die zone. Deze mogen alleen worden gebouwd indien aan de voorkeurgrenswaarde of een verkregen ontheffing voor deze waarden is voldaan. Een eventuele ontheffing moet zijn verleend vóór vaststelling van het bestemmingsplan. 5. Artikel 50 Algemene afwijkingsregels In dit artikel worden de voorwaarden beschreven waaronder kan worden afgeweken van een bestemmingsregel. Deze afwijkingen kunnen worden toegepast op alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De afwijkingen die uitsluitend gelden voor een bepaalde bestemming zijn in het betreffende artikel van die bestemming opgenomen. 4.2.4

Overgangs- en slotbepalingen

In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

4.3

Verantwoording van de regels

4.3.1

Algemeen

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk worden gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt. Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouwen gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen. Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

30


Met deze herziening wordt een nieuwe bestemming Wonen - 8 aan het bestemmingsplan Schuytgraaf toegevoegd. Deze bestemming is opgenomen ten behoeve van de woningbouwontwikkeling in veld 22b. Hierdoor vindt er een hernummering plaats van de bestaande artikelen uit het bestemmingsplan 'Schuytgraaf 2011', zoals dat is herzien bij de gedeeltelijke herziening 2013-01 en de gedeeltelijke herziening 2014-01, gedeeltelijke herziening 2014-02 en gedeeltelijke herziening 2015-02. Verder wordt de bestaande bestemming Centrum-4 aangepast ten behoeve van de ontwikkeling in veld 15e. In het onderstaande wordt op nader op de diverse aanpassingen in de regels ingegaan. 4.3.2

Centrum - 4

De bestemming Centrum 4 is reeds in het bestemmingsplan Schuytgraaf 2011 opgenomen voor het gebied westelijk van veld 15e en regelt een woonbestemming op die locatie. De onderhavige locatie 'veld 15e' maakt eveneens deel uit van veld 15 en is direct oostelijk hiervan gelegen. Aangezien de invulling van de beide locatie met elkaar overeenkomen is de bestemming Centrum-4 ook voor veld 15e gebruikt. Hiervoor is het artikel onderverdeeld in een westelijk en een oostelijk deel, waarbij de regels op een aantal onderdelen van elkaar verschillen. Het oostelijke deel heeft betrekking op veld 15e en voorziet in een bouwvlak voor grondgebonden woningen. 4.3.3

Wonen - 8

Deze bestemming ziet op de woningbouwontwikkeling van veld 22b. De bestemming is zeer globaal van invulling zowel wat betreft plankaart als regels om maximale flexibiliteit bij de realisering te waarborgen, zonder de te kort te doen aan de rechtszekerheid. In de bestemming is als drager van de ontwikkeling een centrale groenzone opgenomen, die als gebiedsaanduiding op de kaart is opgenomen (zie hiervoor artikel 49.12 overige zone - Centrale groenvoorziening. Voorts worden voor de woningebouwontwikkeling enkele randvoorwaarden opgenomen, zoals maximaal bebouwing van een bouwperceel, hoogtes, de locatie van de voorgevel, situering van hoogteaccenten en dergelijke.


31

32


Hoofdstuk 5

Exploitatie

Voor de ontwikkeling van Schuytgraaf is een grondexploitatie vastgesteld. De huidige ontwikkeling is opgenomen in de grondexploitatie. Daarnaast is voor Schuytgraaf een exploitatieplan vastgesteld. Met dit bestemmingsplan wordt tevens een herziening van het exploitatieplan behorend bij deze ontwikkeling vastgesteld (5e herziening exploitatieplan Schuytgraaf 2011).


33

34


Hoofdstuk 6 6.1

Procedure

Vooroverleg

Bewonersoverleg PM Artikel 3.1.1 Bro overleg In het kader van artikel 3.1.1 Bro wordt/is het concept-bestemmingsplan opgestuurd naar het Waterschap en de aangrenzende gemeente Overbetuwe. Het Waterschap heeft wel/geen opmerkingen op dit bestemmingsplan. Daarnaast wordt/is het bestemmingsplan ter informatie naar het wijkplatform gestuurd.

Publicatie voornemen ontwikkeling Volgens artikel 1.3.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet het voornemen tot een op ontwikkeling gericht bestemmingsplan worden gepubliceerd. Dit is gebeurd op 30 april 2015.

6.2

Terinzagelegging (ontwerp-bestemmingsplan)

PM


35

36


Bijlagen Bijlage 1

Akoestisch onderzoek

(separaat bijgevoegd)


37

38


Regels van het bestemmingsplan Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening 2015-01 (plannummer: NL.IMRO.0202.866-0201)

Inhoudsopgave Hoofdstuk 1

Inleidende regels ..................................................................................41

Artikel 1

Begrippen .............................................................................................................. 41

Artikel 2

Wijze van Meten .................................................................................................... 47

Hoofdstuk 2

Bestemmingsregels ..............................................................................49

Artikel 3

Agrarisch met Waarden......................................................................................... 49

Artikel 4

Bedrijf .................................................................................................................... 49

Artikel 5

Bedrijf - Nutsvoorziening ....................................................................................... 49

Artikel 6

Bos ........................................................................................................................ 49

Artikel 7

Centrum - 1 ........................................................................................................... 49

Artikel 8

Centrum - 2 ........................................................................................................... 50

Artikel 9

Centrum - 3 ........................................................................................................... 50

Artikel 10

Centrum - 4 ....................................................................................................... 50

Artikel 11

Gemengd - 1 ..................................................................................................... 52

Artikel 12

Gemengd - 2 ..................................................................................................... 52

Artikel 13

Gemengd - 3 ..................................................................................................... 52

Artikel 14

Groen ................................................................................................................ 52

Artikel 15

Groen - Park ...................................................................................................... 52

Artikel 16

Horeca ............................................................................................................... 52

Artikel 17

Maatschappelijk ................................................................................................. 52

Artikel 18

Maatschappelijk-1 ............................................................................................. 53

Artikel 19

Natuur ................................................................................................................ 53

Artikel 20

Recreatie ........................................................................................................... 53

Artikel 21

Sport .................................................................................................................. 53

Artikel 22

Verkeer - Railverkeer ........................................................................................ 53

Artikel 23

Verkeer - Verblijfsgebied ................................................................................... 53

Artikel 24

Verkeer - Wegverkeer ....................................................................................... 53

Artikel 25

Water ................................................................................................................. 54

Artikel 26

Water - 1 ............................................................................................................ 54


39

Artikel 27

Wonen - 1 .......................................................................................................... 54

Artikel 28

Wonen - 2 .......................................................................................................... 54

Artikel 29

Wonen - 3 .......................................................................................................... 54

Artikel 30

Wonen - 4 .......................................................................................................... 54

Artikel 31

Wonen - 5 .......................................................................................................... 54

Artikel 32

Wonen - 6 .......................................................................................................... 55

Artikel 33

Wonen - 7 .......................................................................................................... 55

Artikel 34

Wonen - 8 .......................................................................................................... 55

Artikel 35

Centrum - uit te werken ..................................................................................... 56

Artikel 36

Wonen - Uit te werken ....................................................................................... 56

Artikel 37

Leiding - Gas ..................................................................................................... 56

Artikel 38

Leiding - Hoogspanning (dubbelbestemming) .................................................. 56

Artikel 39

Leiding - Hoogspanningsverbing (dubbelbestemming) ..................................... 56

Artikel 40

Leiding - Riool (dubbelbestemming) ................................................................. 57

Artikel 41

Leiding - Water (dubbelbestemming) ................................................................ 57

Artikel 42

Waarde - Archeologie 1 (dubbelbestemming) .................................................. 57

Artikel 43

Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming) .................................................. 57

Artikel 44

Waarde - Landschap ......................................................................................... 57

Artikel 45

Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming) ................................................ 57

Hoofdstuk 3

Algemene regels ..................................................................................59

Artikel 46

Anti-dubbeltelregel ............................................................................................ 59

Artikel 47

Algemene bouwregels ....................................................................................... 59

Artikel 48

Algemene gebruiksregels .................................................................................. 59

Artikel 49

Algemene aanduidingsregels ............................................................................ 59

Artikel 50

Algemene afwijkingsregels ................................................................................ 61

Artikel 51

Algemene wijzigingsregels ................................................................................ 62

Artikel 52

Overige regels ................................................................................................... 62

Hoofdstuk 4

Overgangs- en slotregels .....................................................................63

Artikel 53

Overgangsrecht ................................................................................................. 63

Artikel 54

Slotregel ............................................................................................................ 63

40


Hoofdstuk 1 Artikel 1

Inleidende regels Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder: 1.1

plan

Het bestemmingsplan “Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening 2015-01” met identificatienummer NL.IMRO.0202.866-201 van de gemeente Arnhem; 1.2

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen; 1.3

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.4

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5

archeologisch monument:

monument opgericht om al dan niet in kunstzinnige vorm aandacht te geven aan de ter plaatse gevonden archeologische waarden; 1.6

bebouwing:

één of meer gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 1.7

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak; 1.8

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.9

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.10

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.11

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak; 1.12

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.13

bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;


41

1.14

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; 1.15

dug-out:

overdekte en eventueel uitgegraven ruimte langs een speelveld die dienst doet als beschutting voor coach, trainer, reservespelers en hun kleding en materialen; 1.16

gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.17

hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken; 1.18

bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw; 1.19

aan-, uitbouw:

een bouwwerk verbonden met een hoofdgebouw dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw; 1.20

garage

een ruimte welke is bestemd voor het stallen van auto”s.; 1.21

overige bouwwerken:

bouwwerken geen gebouw zijnde; 1.22

bouwlaag:

een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering c.q. kapruimte; 1.23

onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen; 1.24

peil:

a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang; b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; c. voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw; 1.25 wonen: voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen in ieder geval begrepen: bijzondere woonvormen; 1.26

bijzondere woonvorm:

een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding) en daar niet verblijven met het doel om therapeutisch behandeld te worden;

42


1.27

woning:

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf; 1.28

mantelzorg:

het op individuele basis, buiten organisatorisch verband, bieden van zorg aan personen die fysiek, psychisch of verstandelijk ernstig hulpbehoevend zijn; 1.29

afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw behorend bij een woning op één bouwperceel, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest; 1.30

woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst; 1.31

standplaats:

een kavel, waarop nutsvoorzieningen aanwezig zijn, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen; 1.32

straatmeubilair:

onverminderd het bepaalde in het bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, windwerende schermen, alsmede abri”s en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen; 1.33

bedrijfswoning / dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is; 1.34

beroep aan huis:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend; 1.35

praktijkruimte:

een ruimte die wordt gebruikt voor de uitoefening van een beroep aan huis; 1.36

bedrijf:

een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid; 1.37

kantoor:

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening; 1.38

administratief kantoor:

een in beginsel niet voor het publiek openstaand kantoor; 1.39

publiekgericht kantoor:

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening;


43

1.40

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen; 1.41

productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie; 1.42

winkel:

een ruimte of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn voor de uitoefening van detailhandel, met inbegrip van bijbehorende magazijnruimte of werkruimte; 1.43

dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan niet met een baliefunctie, zoals een uitzendbureau, kapsalon, reisbureau, snelfoto-ontwikkelen kopieerbedrijfservice, videotheek en andere verhuurbedrijven, een autorijschool en dergelijke, met uitzondering van garagebedrijven. Detailhandel wordt hieronder niet begrepen; 1.44

horecabedrijf:

een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen; 1.45

horeca -A:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwakalcoholische dranken zoals cafetaria”s, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven; 1.46

horeca -B:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro”s, grillrooms en daarmee vergelijkbare horeca-activiteiten; 1.47

horeca -C:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor het gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, niet zijnde discotheken en nachtclubs; 1.48

horeca -D:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02:00 en 06:00 uur, zoals nachtclubs 1.49

horeca -E:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels, pensions en bed and breakfastbedrijven met meer dan vier slaapplaatsen.; 1.50

nutsbedrijven:

bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op: a. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte; b. de verzorging van telecommunicatie; c. de afvoer en verwerking van afvalstoffen; 1.51 prostitutie:

44


het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; 1.52

prostitué(e):

degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; 1.53

seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.54

raamprostitutie:

een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden; 1.55

thuisprostitutie:

vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostitué(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e); 1.56

prostitutie werkplek:

een plaats, waar één prostitué(e) zijn of haar werk verricht; 1.57

wijk:

wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek; 1.58

vestigingsbeleid:

het beleid neergelegd in de nota "van Rood naar Groen prostitutie” vastgesteld 26 juni 2000; 1.59

veld:

een veld is een zelfstandige eenheid waar in hoofdzaak (woon)bebouwing is geprojecteerd en waarbij de te onderscheiden velden middels een specifieke gebiedsaanduiding onder de categorie “overig - veld” zijn genummerd; 1.60

maatschappelijk:

educatieve, medische, religieuze, sociale, culturele en overheidsdoeleinden, waaronder mede worden begrepen dansschool, kinderopvang, (dieren)artsenpraktijken, niet commerciële horeca en niet commerciële sport; 1.61

cultuur en ontspanning

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning; zoals bijvoorbeeld een atelier, bioscoop, bowlingbaan, casino, congrescentrum, creativiteitscentrum, dansschool, evenementterrein, kinderboerderij, museum, muziekschool, muziektheater, speeltuin en theater, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie, dierentuinen en attractieparken] 1.62

land-art:

beeldende kunst waarbij kunstzinnig bedoelde ingrepen in het landschap zijn aangebracht;


45

1.63

werkunit:

Een ruimte waarin een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf wordt uitgeoefend dat niet gekoppeld hoeft te zijn aan een woning; 1.64

agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. In het kader van dit bestemmingsplan worden onder¬scheiden: 

niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering: agrarische bedrijfsvoering die in hoofdzaak is gericht op het houden, fokken of mesten van dieren in bedrijfsgebouwen, waarbij de grond als productiemiddel van ondergeschikte betekenis is;  grondgebonden agrarische bedrijfsvoering: agrarische bedrijvigheid die in hoofdzaak van de grond als agrarisch productiemiddel afhankelijk is;  een intensieve veehouderij zijnde een agrarisch bedrijf of een deel daarvan dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren “biologisch” worden gehouden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer; 1.65 agrarische bedrijfswoning: een woning op of bij een agrarisch bedrijf behorende grond en uitsluitend dienend voor de huisvesting van een huishouden waarvan de huisvesting ter plaatse, gelet op de agrarische bedrijfsvoering, noodzakelijk is; 1.66

landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied; 1.67

bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd; 1.68

evenemententerrein:

een terrein voor het houden van periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en markten; 1.69

speelaanleidingen:

elementen in het openbaar gebied, welke kinderen aanleiding bieden om een spel te spelen of te verblijven, zonder dat er direct een speeltoestel is geplaatst. De speelaanleidingen dienen te voldoen aan het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen; 1.70

struinroutes:

een netwerk van paden ten behoeve van extensieve recreatie waaraan speelaanleidingen kunnen liggen; 1.71

zelfredzame personen

Personen met een zodanige fysieke en geestelijke gesteldheid dat zij zelfstandig gevaar kunnen duiden en zelfstandig voldoende snel kunnen vluchten; 1.72

niet-zelfredzame personen

Personen met een zodanige fysieke en geestelijke gesteldheid dat zij niet zelfstandig gevaar kunnen duiden dan wel dat zij niet in staat zijn om zelfstandig voldoende snel te kunnen vluchten; 1.73

landmark

bouwwerk of landschapselement dat oriëntatiepunt is in de omgeving.

46


1.74

afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening; 1.75

omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; 1.76 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening; 1.77

omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen van bouwwerken

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening; 1.78

Rietzone

Een naar het openbaar water gerichte, bij een bouwperceel behorende, zone, gekenmerkt door rietbegroeiing; 1.79

Taludzone

Het onder een helling aflopende gedeelte (talud) van het bouwperceel, met een minimale diepte van 3 meter, gelegen tussen en direct grenzend aan het horizontale deel van het perceel en de lager gelegen rietzone; 1.80

Bruto vloeroppervlak

De oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingswanden, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimtes omhullen, waarbij de oppervlakte van delen van vloeren, waarboven de netto hoogte kleiner is dan 1,5 meter niet worden meegerekend. 1.81

voorgevelrooilijn

een (denkbeeldig) doorgetrokken lijn waarop de voorgevels en - wanneer sprake is van hoeksituaties - ook de zijgevels van gebouwen zich bevinden. 1.82

grondgebonden woning

Een gebouw, dat een vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gelegen, woningen omvat. 1.83

aaneengebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van minimaal drie woningen waarvan de hoofdmassa aan elkaar gebouwd / verbonden is

Artikel 2

Wijze van Meten

Zie artikel 2 van het bestemmingsplan Schuytgraaf 2011 van de gemeente Arnhem, zoals dat is herzien bij het besluit van de gemeenteraad tot vaststelling van de gedeeltelijke herziening 201301 op 24 september 2013 onder nummer 2013.0.090.806, NL IMRO 0202.831-0301 en tot vaststelling van de gedeeltelijke herziening 2014-01 op 30 juni 2014 onder nummer 2014.0.054.356, NL IMRO 0202.834-0301.


47

48


Hoofdstuk 2

Bestemmingsregels

Aanpassing regels bestemmingsplan Schuytgraaf 2011 De regels van het bestemmingsplan Schuytgraaf 2011 van de gemeente Arnhem, zoals dat is herzien bij het besluit van de gemeenteraad tot vaststelling van de gedeeltelijke herziening 201301 op 24 september 2013 onder nummer 2013.0.090.806, NL IMRO 0202.827-0301 en tot vaststelling van de gedeeltelijke herziening 2014-01 op 30 juni 2014 onder nummer 2014.0.054.356, NL IMRO 0202.834-0301, blijven gelden met dien verstande dat: 1. 2. 3. 4.

De artikelen 31 tot en met 50 worden hernummerd tot 33 tot en met 52; Artikel 10 (nieuw), Centrum-4 wordt aangepast; Aan de regels een nieuw artikel 33 "Wonen-8" wordt toegevoegd; De artikelen 41 (nieuw), Waarde Archeologie-1 en 42 (nieuw), Waarde Archeologie worden aangepast.

Artikel 3

Agrarisch met Waarden


Artikel 4

Bedrijf


Artikel 5

Bedrijf - Nutsvoorziening


Artikel 6

Bos


Artikel 7

Centrum - 1



49

Artikel 8

Centrum - 2


Artikel 9

Centrum - 3


Artikel 10

Centrum - 4

Artikel 10 van het bestemmingsplan Schuytgraaf 2011 van de gemeente Arnhem, zoals dat is herzien bij het besluit van de gemeenteraad tot vaststelling van de gedeeltelijke herziening 201301 op 24 september 2013 onder nummer 2013.0.090.806, NL IMRO 0202.827-0301 en tot vaststelling van de gedeeltelijke herziening 2014-01 op 30 juni 2014 onder nummer 2014.0.054.356, NL IMRO 0202.834-0301 komt als volgt te luidden: 10.1

Bestemmingsomschrijving

De voor "Centrum -4 ” aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen; b. beroep aan huis, mits dit niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning; en daaraan ondergeschikt voor: c. toegangspaden; d. verblijfsgebieden en parkeervoorzieningen en straatmeubilair; e. waterpartijen, watergangen, waterlopen en waterberging met bijbehorende oevers en de daarbij behorende voorzieningen zoals stuwen, duikers en bruggen; f. nutsvoorzieningen; g. groen- en speelvoorzieningen; h. fiets- en wandelpaden; i. waterlopen en waterpartijen; j. duikers; k. geluid- en windafschermende voorzieningen en/of -bebouwing; met de daarbij behorende: l. tuinen en erven; m. paden; n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2

Bouwregels

a. Westelijk bestemmingsvlak 1. Op de in lid 10.1. bedoelde gronden mogen met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten en maximum aantal wooneenheden uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd; 2. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend woningen met de daarbij behorende gebouwde parkeervoorzieningen ten behoeve van deze woningen worden gebouwd; 3. Uit- en aanbouwen en bijgebouwen dienen achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gerealiseerd; 4. De goothoogte van uit- en aanbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter;

50


5. De bouwhoogte van uit- en aanbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 6 meter; 6. De gezamenlijke oppervlakte van uit- en aanbouwen en bijgebouwen bij woningen mag per bouwperceel de in onderstaand schema opgenomen maten niet overschrijden: Per bouwperceel: oppervlakte bouwperceel verminderd met de oppervlakte van de hoofdbebouwing < 90 m2 90-150 m2 150-300 m2 300-500 m2 500-1000 m2

Maximale oppervlakte bouwwerken

50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding “bijgebouwen” met een minimum van 20 m2 45 m2 55 m2 65 m2 75 m2

7. De hoogte van een erfafscheiding achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van tuinmuren maximaal 3 meter mag bedragen; 8. De hoogte van een erfafscheiding voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1 meter; 9. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen en watervoorzieningen maximaal 3 meter bedraagt. b. Oostelijke bestemmingsvlak 1. Op de in lid 10.1. bedoelde gronden mogen met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten en bebouwingspercentage uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat het oppervlak van de bebouwing maximaal 60% van het totale oppervlak van het bouwperceel mag bedragen; 2. In het bestemmingsvlak mogen uitsluitend aaneengebouwde, grondgebonden woningen worden gebouwd; 3. De maximale diepte van de hoofdbebouwing bedraagt 12 meter; 4. De naar de openbare weg gekeerde gevel van hoofdbebouwing moet worden gebouwd binnen 0,5 meter van de bouwgrens met dien verstande dat ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding 7" deze afstand 2 meter bedraagt. 5. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de aanduiding 'bg"' mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, voor zover het betreft:  uitbreiding van de hoofdbebouwing, tot een maximumbouwhoogte gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing, vermeerderd met maximaal 40 centimeter ten behoeve van isolatie of afschot;  andere bijbehorende bouwwerken, met een maximumbouwhoogte gelijk aan de goothoogte van het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van vrijstaande bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing;  bouwwerken geen gebouwen zijnde, passend binnen de bestemming, met een maximumbouwhoogte van 3 meter. 10.3

Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 onder b1 ten behoeve van vergroting van het opppervlak, met dien verstande dat het oppervlak van de bebouwing maximaal 75% van het totale oppervlak van het bouwperceel mag bedragen. 10.4

Specifieke gebruiksregels

a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen: 1. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte; Bestemmingsplan "Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening 2015-01, Velden 15 e en 22b" (ontwerp 21 mei 2015)

51

2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte. b. Het bepaalde in 10.4 onder a is niet van toepassing op het gedeelte van een woning dat in gebruik is als praktijkruimte door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.

Artikel 11

Gemengd - 1


Artikel 12

Gemengd - 2


Artikel 13

Gemengd - 3

Zie artikel 13 van het bestemmingsplan Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening 2014-02

Artikel 14

Groen


Artikel 15

Groen - Park


Artikel 16

Horeca


Artikel 17

52

Maatschappelijk



Artikel 18

Maatschappelijk-1

Zie artikel 17 van het bestemmingsplan Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening 2015-02. PM

Artikel 19

Natuur


Artikel 20

Recreatie


Artikel 21

Sport


Artikel 22

Verkeer - Railverkeer


Artikel 23

Verkeer - Verblijfsgebied


Artikel 24

Verkeer - Wegverkeer


53


Artikel 25

Water


Artikel 26

Water - 1


Artikel 27

Wonen - 1


Artikel 28

Wonen - 2


Artikel 29

Wonen - 3


Artikel 30

Wonen - 4


Artikel 31

54

Wonen - 5



Artikel 32

Wonen - 6


Artikel 33

Wonen - 7

Zie artikel 32 van het bestemmingsplan Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening 2015-02 PM

Artikel 34 34.1

Wonen - 8

bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 8 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen, met dien verstande dat het aantal woningen maximaal het aantal mag bedragen dat in het bestemmingsvlak met een daartoe strekkende aanduiding is aangegeven; en daaraan ondergeschikt voor: b. tuinen en erven; c. waterpartijen, watergangen, waterlopen en waterberging met bijbehorende oevers en de daarbij behorende voorzieningen zoals stuwen, duikers en bruggen; d. groen- en speelvoorzieningen; e. nutsvoorzieningen; f. maximaal 2 buurtontsluitingswegen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'. g. openbare wegen (woonstraten) en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer; h. verblijfsgebieden en parkeervoorzieningen. 34.2

bouwregels

a. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat: 1. het bruto vloeroppervlak van de bebouwing maximaal 60 % van het totale oppervlak van het bouwperceel mag bedragen; 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 meter mag bedragen; 3. voor zover hoofdgebouwen worden gebouwd als vrijstaande woning, de afstand van de voorgevelrooilijn van het oorspronkelijke hoofdgebouw tot aan de naar de openbare weg gekeerde perceelsgrens minimaal 2 meter bedraagt; 4. vóór de voorgevelrooilijn niet mag worden gebouwd; b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de maximum bouwhoogte van gestapelde woningen 18 m;

34.3

afwijken van de bouwregels


55

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 34.2 onder a1 ten behoeve van vergroting van het oppervlak, met dien verstande dat het oppervlak van de bebouwing maximaal 75% van het totale oppervlak van het bouwperceel mag bedragen. 34.4

Specifieke gebruiksregels

a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen: 1. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte; 2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning. b. Het bepaalde in dit lid onder a is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik als praktijkruimte door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan;

Artikel 35

Centrum - uit te werken


Artikel 36

Wonen - Uit te werken


Artikel 37

Leiding - Gas


Artikel 38

Leiding - Hoogspanning (dubbelbestemming)


Artikel 39

Leiding - Hoogspanningsverbing (dubbelbestemming)


56


Artikel 40

Leiding - Riool (dubbelbestemming)


Artikel 41

Leiding - Water (dubbelbestemming)


Artikel 42

Waarde - Archeologie 1 (dubbelbestemming)


Artikel 43

Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming)

Artikel 44

Waarde - Landschap


Artikel 45

Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)



57

58



Algemene regels Anti-dubbeltelregel


Artikel 47

Algemene bouwregels


Artikel 48

Algemene gebruiksregels


Artikel 49 49.1

Algemene aanduidingsregels

Wro -zone - wijzigingsgebied

Zie artikel 45.1 van het bestemmingsplan Schuytgraaf 2011 van de gemeente Arnhem, zoals dat is herzien bij het besluit van de gemeenteraad tot vaststelling van de gedeeltelijke herziening 2013-01 op 24 september 2013 onder nummer 2013.0.090.806, NL IMRO 0202.831-0301 en tot vaststelling van de gedeeltelijke herziening 2014-01 op 30 juni 2014 onder nummer 2014.0.054.356, NL IMRO 0202.834-0301. 49.2

Geluidzone - spoor


Geluidzone - weg

49.3.1 Aanduidingomschrijving De gronden ter plaatse van de aanduiding “geluidzone - weg” zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidsbelasting van de weg. 49.3.2 Bouwregels a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen in de artikelen 3 tot en met 36 mogen geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelig gebouwen worden gebouwd binnen de “geluidzone - weg” (48dB contour wegverkeerslawaai), tenzij wordt voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder en, voorzover van toepassing, de voorwaarden die zijn opgenomen in het besluit hogere grenswaarden.


59

b. Bebouwing binnen de “geluidzone - weg” dient een geluidsafschermende functie te hebben, met uitzondering van de bebouwing in het plangebied. 49.4

Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1


Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2


Vrijwaringszone - straalpad


Milieuzone - geurzone


Other: langzaamverkeerroute


Other: Veld 1a tot en met other: veld 27


Other: Overbouwing


overige zone - zichtlijn

Zie artikel 45.11 van het bestemmingsplan Schuytgraaf 2011 van de gemeente Arnhem, zoals dat is herzien bij het besluit van de gemeenteraad tot vaststelling van de gedeeltelijke herziening 2013-01 op 24 september 2013 onder nummer 2013.0.090.806, NL IMRO 0202.831-0301 en tot vaststelling van de gedeeltelijke herziening 2014-01 op 30 juni 2014 onder nummer 2014.0.054.356, NL IMRO 0202.834-0301.

60


49.12

overige zone - Centrale groenvoorziening

48.12.1 Aanduidingsomschrijving De gronden ter plaatse van de aanduiding "overige zone - centrale groenzone" zijn behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het realiseren en handhaven van groenvoorzieningen, alsmede voor voorzieningen ten behoeve van de waterberging. De breedte van deze zone bedraagt minimaal 4 meter en maximaal 25 meter. 48.12.2 Bouwregels In deze zone mag niet worden gebouwd. 48.12.3 Specifieke gebruikregels Deze gronden mogen tevens worden gebruikt voor speelvoorzieningen, wandelpaden en dergelijke mits de functies als groenvoorziening en ten behoeve van waterberging hierdoor niet onevenredig worden aangetast

Artikel 50

Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van: a.

de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte, de maximumgoothoogte, het maximumvloeroppervlak en de maximuminhoud, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten; b. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in lid 37.1 van het bestemmingsplan Schuytgraaf 2011 van de gemeente Arnhem, vastgesteld door de gemeenteraad van Arnhem op 5 juli 2011 onder nummer 2011.0.055.789, IMROID 0202.719-0301, mits: 1. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan 2 meter, de bestemmingsgrens niet wordt overschreden en het de bouw betreft van erkers, luifels, balkons of galerijen; 2. de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:  aangetoond wordt dat de waterhuishouding in het gebied niet wordt aangetast;  een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;  het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;  geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;  de bestemmingsgrens niet wordt overschreden; c. de bestemmingsregels voor het oprichten van: 1. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover met een inhoud groter dan 3 m3 , en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m3; 2. sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 meter; 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:  voorzover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter;  voorzover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 meter boven de aangegeven maximumbouwhoogte;  geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van de Wet geluidhinder; d. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximumbouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van 1 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte mits: 1. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing; en 2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad; e. het bepaalde in artikel 38.1 van het bestemmingsplan Schuytgraaf 2011 van de gemeente Arnhem, vastgesteld door de gemeenteraad van Arnhem op 5 juli 2011 onder nummer 2011.0.055.789, IMROID 0202.719-0301 voor de vestiging van maximaal één seksinrichting per wijk onder voorwaarde dat: 1. het geen raamprostitutie betreft;


61

2. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid prostitutie; 3. het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het grondgebied van de gemeente Arnhem na het verlenen van afwijking niet meer dan acht zal bedragen; 4. er in de wijk nog geen seksinrichting is; 5. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd; 6. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast; 7. er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat; 8. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed tenminste 250 meter bedraagt; 9. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.

Artikel 51

Algemene wijzigingsregels


Artikel 52

Overige regels


62



Overgangs- en slotregels Overgangsrecht


Artikel 54

Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening 2015-01.


63

64


Bijlagen bij de regels Bijlage 1

Bedrijvenlijst

Zie Bijlage 1 bij de regels van het bestemmingsplan Schuytgraaf 2011 van de gemeente Arnhem, zoals dat is herzien bij het besluit van de gemeenteraad tot vaststelling van de gedeeltelijke herziening 2013-01 op 24 september 2013 onder nummer 2013.0.090.806, NL IMRO 0202.8310301 en tot vaststelling van de gedeeltelijke herziening 2014-01 op 30 juni 2014 onder nummer 2014.0.054.356, NL IMRO 0202.834-0301.


65

Bestemmingsplan Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening (velden 15e en 22b)

Recommend Documents