BESTEMMINGSPLAN KERKEBOGTEN
GEMEENTE EERSEL
Gemeente Eersel Bestemmingsplan ‘Kerkebogten’
Toelichting bijlagen
Voorschriften bijlage
Plankaart schaal 1:1.000
projectgegevens: TOE02-EER00072-01B VOO02-EER00072-01B SVB02-EER00072-01A TEK02-EER00072-01B
Rosmalen, mei 2007
Vastgesteld: 15 mei 2007
Telefoon: 073 52 33 900
Hoff van Hollantlaan 7
Telefax: 073 52 33 999
E-mail:
[email protected]
Postbus 435
5240 AK
Rosmalen
INHOUDSOPGAVE 1 1.1 1.2 1.3 1.4
INLEIDING Algemeen Ligging van het plangebied Vigerende bestemmingsplannen Inhoud van de toelichting
2 2.1 2.2 2.3 2.4
BESTAAND BELEID Rijksbeleid Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid Het initiatief
3 3 3 7 15
3 3.1
ANALYSE BESTAANDE SITUATIE Ruimtelijke en functionele structuur
17 17
4 4.1 4.2 4.3
PLANBESCHRIJVING Ruimtelijke aspecten Functionele aspecten Beeldkwaliteit
21 21 25 29
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10
PLANOLOGISCHE ASPECTEN Volkshuisvesting Relatie met de Wet geluidhinder Hinderlijke bedrijvigheid Bodemgesteldheid Riolering en waterhuishouding Flora en fauna Natuurwaarden Archeologie en cultuurhistorie Luchtkwaliteit Integrale veiligheid
33 33 33 34 34 35 37 38 39 39 40
6
FINANCIËLE HAALBAARHEID
41
7
DE BESTEMMINGEN
43
8
PROCEDURES
45
Bijlagen: Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4:
reactie Provinciale Planologische Commissie (PPC) reactie Waterschap De Dommel gemeentelijke reactie op PPC-advies d.d. 16 augustus 2006 Raadsvoorstel en Raadsbesluit
Separate bijlagen: Bodemonderzoeken: Inpijn-Blokpoel (11 oktober 1999, 22 juni 2000 en 26 februari 2001) Nibag (29 augustus 2000), Öko Care (6 mei 2000) SRE Milieudienst (19 december 2003). Lankelma geotechniek Zuid BV (16 mei 2006 Akoestisch onderzoek en aanvullend akoestisch onderzoek: Croonen Adviseurs (december 2006) Geohydrologisch bodemonderzoek: Oranjewoud (2004) Flora- en faunaonderzoek: Bureau Waardenburg (2004)
1 1 1 1 1
Archeologisch onderzoek: Hendrik Brunstig Stichting van de Archeologisch Centrum van de Vrije Universiteit. (september 2003) RAAP (september 2004) Onderzoek Luchtkwaliteit: Milieudienst Regio Eindhoven (juli 2006) Woningbouwprogramma
Het plangebied
1
INLEIDING
1.1 Algemeen Doel van het bestemmingsplan ‘Kerkebogten’ is te voorzien in een aantrekkelijk woonmilieu, dat goed aansluit bij de bestaande structuur in het zuiden van de kern Eersel. De uitbreiding voorziet niet alleen in nieuwe woningen in verschillende bebouwingstypen, maar ook in een woonzorgcentrum van waaruit intensieve, specifieke zorg kan worden geleverd aan bijzondere bewonersgroepen. De dorpsuitbreiding ten zuiden van de Schadewijkstraat levert daarnaast een bijdrage aan een herstructurering van de dorpsrand; er wordt een afronding van het dorp gemaakt aan de zuidkant van het dorp. Van belang bij deze afronding is de groene relatie tussen de bestaande groene wig in de kern, het plangebied en het buitengebied. Voorliggend bestemmingsplan ‘Kerkebogten’ voorziet in een adequate juridisch-planologische regeling voor de realisatie van de nieuwe woningen en woonzorgvoorzieningen in het zuiden van Eersel. Het stedenbouwkundig plan, dat in samenwerking met diverse partijen is opgesteld, vormt de basis voor het bestemmingsplan.
1.2 Ligging van het plangebied Het plangebied is gelegen aan de zuidzijde van de bebouwde kom van Eersel. De begrenzing van het plan wordt als volgt gevormd: - aan de noordzijde door de Schadewijkstraat; - aan de westzijde door de Bergeijksedijk; - aan de zuidzijde door de het pad tussen Bergeijksedijk en Hoogstraat; - aan de oostzijde door de Hoogstraat. Op de afbeelding ‘Het plangebied’ staat het gebied weergegeven.
1.3 Vigerende bestemmingsplannen Voor het plangebied vigeren 2 verschillende bestemmingsplannen: Naam bestemmingsplan
Vaststelling
Goedkeuring
Buitengebied 1988
07-11-1989
28-06-1990
27-05-1997
02-12-1997
e
Kom Eersel, tot en met 3 herziening
1.4 Inhoud van de toelichting Hoofdstuk 2 geeft kort het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid weer. In hoofdstuk 3 wordt een analyse gegeven van de bestaande situatie. Hierbij wordt aandacht besteed aan de ruimtelijke structuur, de bebouwingstypologie, de ontsluiting, de groenvoorzieningen en de archeologische verwachtingswaarden. In hoofdstuk 4 is een planbeschrijving opgenomen. Vervolgens komen in hoofdstuk 5 de planologische aspecten aan bod. In de hoofdstukken 6, 7 en 8 tenslotte worden respectievelijk de financiële haalbaarheid, de bestemmingen en de procedures toegelicht. 1
2
2
BESTAAND BELEID
2.1 Rijksbeleid Nota Ruimte Het rijksbeleid op het gebied van de ruimtelijke ordening is vastgelegd in de Nota Ruimte. In de Nota Ruimte heeft het kabinet haar voornemen gepresenteerd voor nieuw nationaal ruimtelijk beleid voor de komende 20 jaar. De nota is in mei 2005 definitief vastgesteld. Het is aan provincies en gemeenten om te zorgen dat het geformuleerde beleid doorwerking vindt op regionaal en lokaal niveau. De voor dit bestemmingplan relevante onderdelen van het nationaal ruimtelijk beleid betreffen het streven naar concentratie van verstedelijking en zuinig ruimtegebruik en het nieuwe locatiebeleid. Concentratie van verstedelijking en zuinig ruimtegebruik Het rijk streeft naar vitale en aantrekkelijke steden en een vitaal en aantrekkelijk landelijk gebied. Om dit te bereiken, zet het rijk in op bundeling en concentratie van bebouwing in alle steden en dorpen. Onder het motto ‘zuinig ruimtegebruik’ komt het bestaande bebouwde gebied het eerst in aanmerking om te voldoen aan de extra vraag van burgers, bedrijven en ook voor de realisatie van voorzieningen. Deze nieuwe bouwopgave dient zoveel mogelijk gebundeld te worden in de stedelijke netwerken. In het landelijke gebied is op beperkte schaal ruimte voor nieuwe ontwikkeling. Nieuw locatiebeleid Het locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen was tot voor kort vooral gericht op het terugdringen van het autogebruik. In de Nota Ruimte krijgt het locatiebeleid een bredere doelstelling, namelijk een zodanige locatie voor bedrijven en voorzieningen dat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de vitaliteit van het stedelijke netwerk en het landelijke gebied. Naast de bereikbaarheid gaat het dan om economische ontwikkelingsmogelijkheden, ruimtelijke kwaliteit en de kwaliteit van de leefomgeving. In het nieuwe locatiebeleid is het voornamelijk een taak van provincies en gemeenten om de afweging te maken tussen economie, bereikbaarheid en leefbaarheid. Voor dit bestemmingsplan zal dan ook vooral het provinciaal beleid bepalend zijn en in mindere mate het rijksbeleid.
2.2 Provinciaal beleid Ruimte Sparen in Brabantse Kernen In de nota ‘Ruimte sparen in Brabantse kernen’ (1996) staat de vraag centraal hoe de groei van kleinere kernen met een zo minimaal mogelijke ruimtelijke expansie kan worden opgevangen. Uitgangspunt daarbij is een efficient ruimtegebruik in Brabantse kernen waarbij een minimale expansie van de kern en een maximale versterking van de stedenbouwkundige karakteristiek en identiteit centraal staan. Veel ruimtebesparende mogelijkheden worden in de praktijk reeds toegepast (verdichtingen en herstructurering binnen de bebouwde kom).
3
Streekplan Noord-Brabant 2002 ‘Brabant in Balans’ Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben op 22 februari 2002 het Streekplan vastgesteld. Het Streekplanbeleid bouwt voort op het rijksbeleid uit de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening. Hieronder staan de hoofdlijnen van het Streekplanbeleid beschreven. In de thematische beschrijvingen die op dit hoofdstuk volgen, komt specifiek Streekplanbeleid indien relevant aan de orde. Op 3 december 2004 is door Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant een partiele herziening van het streekplan vastgesteld. Vanaf dat moment is een aantal onderdelen uit het Streekplan van 2002 achterhaald. Voor dit bestemmingsplan zijn er echter geen relevante wijzigingen doorgevoerd. In lijn met de Nota Ruimte stelt het Streekplan het streven naar zorgvuldig ruimtegebruik de komende jaren centraal. Dit doel vormt de leidraad voor de ruimtelijke visie en het ruimtelijk beleid. Gedeputeerde Staten onderscheiden vanuit het hoofddoel vijf leidende principes. Meer aandacht voor onderste lagen Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in Noord-Brabant hanteert de provincie de zogenaamde lagenbenadering. Deze lagenbenadering gaat uit van drie lagen, waarvan de onderste lagen (de ontwikkeling van) water, bodem, natuur, landschap en cultuurhistorie, maar ook infrastructuur steeds meer als sturend gezien worden voor de ruimtelijk-functionele ontwikkeling ‘daarbovenop’. Dat betekent onder meer: - goed inspelen op het water- en bodemsysteem en water meer ruimte geven; - de ecologische kwaliteit en de belevingswaarde van natuur verhogen; - cultuurhistorische en andere landschappelijke waarden als inspiratiebron gebruiken bij nieuwe ontwikkelingen; - geen nieuwe doorsnijdingen voor infrastructuur plegen, maar bestaande infrastructuur beter benutten; - stedelijke ontwikkeling op knooppunten van infrastructuur. Bovenste laag Wonen Werken Landbouw Recreatie en toerisme Middelste laag Weg-, spoor- en waterverbindingen Onderste laag Bodemtypologie Geomorfologie Watersysteem Natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden Lagenbenadering (Bron: Provincie Noord-Brabant, Streekplan Noord-Brabant, 2002)
Zuinig ruimtegebruik Het Streekplan legt een zwaar accent op inbreiding en herstructurering als alternatief voor uitbreiding ten koste van het open gebied. Intensief en meervoudig ruimtegebruik moeten dit mogelijk maken. De provincie spreekt de wens uit dat economische groei gepaard gaat met een minder dan evenredige groei van het ruimtebeslag.
4
Dat economische groei telkens samen gaat met uitbreiding van het ruimtebeslag mag volgens Gedeputeerde Staten geen vanzelfsprekendheid meer zijn. Vooral op bedrijventerreinen is wat dat betreft nog veel winst te behalen. Concentratie van verstedelijking De Vijfde Nota over de ruimtelijke ordening heeft het stedelijk netwerk Brabantstad (Breda, Tilburg, ‘s-Hertogenbosch en Eindhoven) aangewezen als concentratiegebied voor stedelijke ontwikkeling. Het Streekplan onderstreept het doel om landelijk gebied open te houden en steden ook echte steden te laten worden. Om dit te faciliteren onderscheidt de provincie in het Streekplan vijf stedelijke regio’s en vijftien landelijke regio’s. De gemeente Eersel is gelegen in de landelijk regio Groot Kempen. Binnen stedelijke regio’s liggen de mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Stedelijke regio’s moeten zich tot complete stedelijke gebieden ontwikkelen, waarbinnen ook belangrijke groene en open gebieden de ruimte moeten krijgen. De dichtst bijzijnde stedelijke regio voor de gemeente Eersel is Eindhoven-Helmond. In de landelijke gebieden staat het voorkomen van verdere aantasting van het buitengebied centraal. Er is ruimte voor zoveel woningen als nodig voor de natuurlijke bevolkingsgroei en lokaal of regionaal gebonden kleinschalige en middelgrote bedrijvigheid. Grote, bovenlokale bedrijvigheid dient zich te concentreren in de stedelijke regio’s en in enkele regionale bedrijventerreinen in de landelijke regio’s. De landelijke regio’s Land van Heusden en Altena, het Land van Cuijk en vijf gemeenten in de landelijke regio Groot Kempen, krijgen een eigen regionaal bedrijventerrein met kavels van meer dan 5.000 m². De vijf gemeenten in de landelijke regio Groot Kempen zijn Eersel, Bladel, Bergeijk, Oirschot en Reusel-De Mierden. Zonering van het buitengebied Het Noord-Brabantse buitengebied moet bestemd blijven voor (combinaties van) de drie hoofdfuncties: landbouw, natuur en recreatie. Om deze functies te beschermen blijven de groene hoofdstructuur uit het Streekplan van 1992 – behoudens enkele kleinere aanpassingen – en de agrarische hoofdstructuur gehandhaafd. In de groene hoofdstructuur (GHS) is in beginsel alleen plaats voor natuur, extensieve landbouw, extensieve recreatie en andere laagdynamische functies, zoals bosbouw en waterbeheer. De Agrarische Hoofdstructuur (AHS), waarin landbouw de boventoon blijft voeren, vormt het uitgangspunt bij de revitalisering van het landelijk gebied (reconstructie). Grensoverschrijdend denken en handelen Het Streekplan acht internationale en interprovinciale afstemming noodzakelijk op het gebied van water, natuur, infrastructuur, verkeer en vervoer en bedrijvigheid. De provincie benadrukt verder het toenemend belang van regionale intergemeentelijke afstemming ten aanzien van tal van ruimtelijke vraagstukken waarbij men vooral denkt aan ontwikkelingen op het vlak van wonen en werken, en ontwikkelingen in het buitengebied. In de Kempen is de samenwerking op het terrein van recreatie en toerisme hier een goed voorbeeld van. Uitwerkingsplan Zuidoost-Brabant Het beleid voor de stedelijke regio Eindhoven-Helmond en de landelijke regio De Kempen is uitgewerkt in één document; het Uitwerkingsplan Zuidoost-Brabant.
5
Dit plan vormt een belangrijk kader voor ruimtelijke ontwikkelingen in Eersel en maakt onderdeel uit van het provinciale toetsingskader, op grond waarvan ruimtelijke plannen en initiatieven van gemeenten worden beoordeeld. Het SRE heeft 7 december 2004 het Regionaal Structuurplan regio Eindhoven vastgesteld en is op 8 maart 2005 als Uitwerkingsplan van het streekplan door GS goedgekeurd. De voornaamste opgave van het Uitwerkingsplan is het op regionaal niveau aanwijzen van geschikte locaties voor wonen en werken. Uitgangspunten zijn de lagenbenadering en concentratie van verstedelijking. Unieke kenmerken dienen hierbij gekoesterd te worden. Op basis van een opgesteld landschappelijk raamwerk en Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld moeten in de toekomst de verschillen tussen de groene en de stedelijke gebieden in de regio worden versterkt. Daarnaast zullen de noord-zuidgerichte landschappelijke hoofdstructuren in de regio verder worden ontwikkeld. Ondanks de aanwezige landschappelijke waarden biedt de onderste laag uit het DRS volgens het Uitwerkingsplan nog voldoende ruimte om nieuwe woon- en werklocaties binnen de plantermijn te vinden. In het regionaal ontwerp wordt daarbij het uitgangspunt gehanteerd dat de landelijke regio zoveel mogelijk gespaard moet blijven van verstedelijking en het aantal woningen bouwt dat minimaal nodig is voor de opvang van de natuurlijke bevolkingsgroei. De prioriteit ligt bij inbreiden, herstructureren en intensiveren van het bestaand bebouwd gebied. Uitbreiden is pas aan de orde, als is aangetoond dat er geen reële mogelijkheden zijn binnen het bestaand bebouwd gebied. Daarnaast geldt als taakstelling een minimale realisatie van 50% van het programma middels inbreiding, herstructurering en intensivering. Voor de kern Eersel is binnen het DRS ook zoekruimte voor verstedelijking gevonden. Deze zoekruimte ligt voornamelijk ten zuiden van de kern. Ook het gebied Kerkebogten behoort tot het afweegbaar gebied voor verstedelijking. Naast verstedelijkingsdoelen spelen in dit gebied belangen vanuit de reconstructie en water. Zo is het kwelgebied aan de zuidoostzijde positief gewaardeerd, waardoor ook ruimte tussen het lint van Stokkelen en Eersel open blijft.
6
Rood-met-groen koppeling Het uitwerkingsplan van het streekplan Zuidoost-Brabant/Regionaal Structuurplan regio Eindhoven (RSP) kent een nieuw soort compensatieplicht voor uitbreidingsplannen voor wonen en werken. Voor alle uitbreidingsplannen voor stedelijke ontwikkelingen, zal met ingang van 1 juli 2005 inzichtelijk moeten zijn hoe de realisering ervan gepaard gaat met kwaliteitsverbetering elders in het buitengebied (inclusief kernrandzones). Dat geldt ook voor het uitbreidingsplan Kerkebogten. De rood-met-groen koppeling beoogt niet de aanleg van groen binnen een plangebied van een nieuw stedelijk gebied te bekostigen. Het gaat tenslotte om investeringen in groen in het buitengebied of kernrandzones. Een uitzondering hierop vormen grotere uitbreidingsplannen, omdat deze vaak in samenhang met het landschap ontwikkeld worden. In die gevallen kan de beoogde kwalitatieve verbetering van het buitengebied in het plan geïntegreerd zijn. In de ‘Handreiking inzake Uitwerking rood-met-groen koppeling’ beschrijft de provincie hoe door gemeenten invulling kan worden gegeven aan dit beleid. In de visie van de provincie zijn gemeenten zo veel mogelijk vrij in de uitwerking van de rood-met-groen koppeling. Gemeenten worden uitgedaagd zelf een voorstel te doen en dit bestuurlijk te laten vastleggen met de provincie.
2.3 Gemeentelijk beleid StructuurvisiePlus De StructuurvisiePlus is een gemeentelijke beleidsnota waarin het gemeentebestuur haar integrale visie heeft weergegeven voor de meest wenselijke ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. De structuurvisie is richtinggevend voor de komende 10 tot 15 jaar en heeft als doel de ruimtelijke kwaliteiten van de gemeente te behouden, maar tegelijkertijd ook ruimte te bieden voor nieuwe duurzame ontwikkelingen. Dit alles in afstemming met de nationale , provinciale en eerder vastgesteld gemeentelijk beleid. De volgende items zijn verder uitgewerkt en onderbouwd in de StructuurvisiePlus: - Voor de realisering van nieuwe woningbouw in de kernen ter voorziening in de behoefte voor eigen aanwas tot 2015 bestaan in alle kernen voldoende mogelijkheden. - Voorzieningen spelen een belangrijke rol in de leefbaarheid van de kernen. - Realiseren van voorzieningen voor intramurale zorg in de kernen Eersel en Steensel. - Uitbreiding van de bedrijventerreinen Meerheide in Eersel en Hoefseweg in Vessem. - Ontwikkeling van gebied Eersel-West voor maatschappelijke en dienstverlenende functies. - Voldoende mogelijkheden voor landbouw. - Ontwikkeling van een landschappelijk raamwerk in delen van de gemeente en inzetten op realisatie natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. - Recreatieve voorzieningen mogen kwalitatief worden verbeterd. - Er zijn voldoende locaties voorhanden voor de ontwikkeling van Ruimtevoor-Ruimte-locaties voor extra woningbouw op grotere kavels. - Veel zorg voor water.
7
Volkshuisvestingsbeleid Het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid wordt sterk beïnvloed door het rijksbeleid en provinciaal ruimtelijk beleid. In de Ontwerp nota Ruimte en het Streekplan zijn duidelijk kaders geformuleerd voor woningbouw. In grote lijnen komt dit beleid neer op concentratie van woningbouw in stedelijke netwerken of stedelijke regio’s. Stedelijke regio’s zoals EindhovenHelmond zijn de zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling. De gebieden daarbuiten, de zogenaamde landelijke regio’s, zijn gereserveerd voor laagdynamische functies als natuur, recreatie en landbouw. Woningbouw vindt in deze gebieden alleen plaats voor de eigen behoefte. Er is ruimte voor zoveel woningen als nodig voor de natuurlijke bevolkingsgroei (bouwen voor migratiesaldo nul). Voor het aanwijzen van locaties geldt dat inbreiding voor uitbreiding gaat. Dat houdt in dat eerst de mogelijkheden binnen de bestaande bebouwing moeten worden bekeken, voordat uitbreiding in het buitengebied plaatsvindt. In dit kader dient een bovengemeentelijke afweging plaats te vinden op schaal van de vijf Kempengemeenten. Het Regionaal Ruimtelijk Plan dat door het SRE wordt opgesteld in overleg met de gemeenten, zal hierover meer duidelijkheid geven. Woonvisie ‘Werkelijk en wenselijk wonen’ De gemeenteraad heeft de woonvisie ‘Werkelijk en wenselijk wonen’ vastgesteld. Volgens deze woonvisie moet prioriteit worden gegeven aan de beschikbaarheid van woningen voor starters en jonge gezinnen in de kernen. Ook speelt de woonvisie in op de vergrijzing, waarbij het accent ligt op woningen die specifiek voor zorg geschikt zijn. De invloed op de bestaande voorraad is beperkt, mede aangezien het grootste deel van de woningvoorraad in handen van particulieren is. Waar nieuwbouw aan de orde is, moet gekozen worden voor levensloop bestendig bouwen. In de nabijheid van voorzieningen dienen de nieuw te bouwen zorgwoningen te worden gerealiseerd, om de vergrijzing op te vangen. Dit betekent concentratie van voor zorg geschikte woningen in Eersel en, in mindere mate, in de andere kernen. Door gerichter toewijzen van huurwoningen, door strategische nieuwbouw en ervoor te zorgen dat deze woningen ook beschikbaar blijven voor de doelgroep, moeten de financieel minder draagkrachtige starters aan bod komen. De gemeente zal de ontwikkelingen in de kernen zoveel mogelijk in samenhang doen om de leefbaarheid te waarborgen. De woningen welke in opdracht van de gemeente zowel projectmatig dan wel als losse woningen gebouwd worden, zullen evenredig en naar verhouding over de kernen verdeeld worden, met dien verstande dat gestreefd wordt naar een marge van – of + 15% binnen een nader uit te werken planperiode. In de woonvisie is aangegeven welke verhouding tussen de verschillende soorten woningen moet worden nagestreefd. Het gemeentelijke woningbouwprogramma houdt daar rekening mee. Ook geeft het programma aan een bepaalde locatie een inbreiding of een uitbreiding is. Leefbaarheid Een belangrijk speerpunt van het gemeentelijk beleid, maar vooral ook van de inwoners van de gemeente, is het streven naar leefbaarheid in de verschillende kernen. Leefbaarheid is echter een containerbegrip, wat wil zeggen dat een veelvoud aan thema’s onder het begrip wordt geschaard. Een heldere definitie van het begrip is dan ook essentieel voor een heldere afbakening.
8
Leefbaarheid rust op drie peilers: fysieke omgeving, sociale omgeving en voorzieningenniveau. Definities van leefbaarheid bestaan over het algemeen over een abstracte beschrijving van het begrip en een meer concrete operationalisatie. ‘Leefbaarheid is de mate waarin het wonen in een bepaalde buurt door de bewoners ervan als bevorderend voor hun welzijn wordt ervaren.’ De aspecten die bepalend zijn voor de leefbaarheid vallen uiteen in ruimtelijke en niet-ruimtelijke elementen zoals: veiligheid, bevolkingssamenstelling, overlast, uitstraling en voorzieningen. Hoewel het begrip leefbaarheid dus verder reikt dan het beschikken over voldoende voorzieningen in de directe nabijheid van de woning, is dit ruimtelijk gezien wel het belangrijkste aspect. Maar ook de fysieke omgeving in inrichtingsvraagstukken is van belang. Over het algemeen wordt het in stand houden van medische, sportieve, culturele, sociale, maatschappelijk en detailhandelvoorzieningen namelijk als het essentieel middel gezien om leefbaarheid te waarborgen. Op dit moment doet zich in de kleinere kernen van de gemeente Eersel een ontwikkeling voor die niet ten goede komt aan de leefbaarheid. Door een stagnatie in de bevolkingsontwikkeling en een toenemende noodzaak tot schaalvergroting, neemt het draagvlak voor allerlei voorzieningen steeds verder af. Om deze ontwikkeling een halt toe te roepen, moet ingespeeld worden op de volgende zaken: - Klantentrouw: in kleine kernen speelt de individuele aantrekkingskracht van de winkels sterk. - Ondernemers willen graag blijven. - Kernen beschikken over voldoende in- en uitbreidingslocaties om het inwonertal op peil te houden. - Door toerisme wordt het draagvlak in bepaalde seizoenen versterkt. - Basisvoorzieningen zoals gezondheidszorg (huisarts, thuiszorg, etc.), een gemeenschapshuis, onderwijs, kinderopvang en dergelijke worden steeds vaker op een efficiënte manier geclusterd in het zogenaamde ‘brede school-concept’. De gemeente Eersel heeft in 2002 een leefbaarheidsonderzoek uitgevoerd. De eerste stap in dit onderzoek behelsde het uitvoeren van een enquête. De resultaten van het onderzoek zijn in februari 2003 beschikbaar gekomen. Voorts is een werkwijze ontwikkeld waarbij burgers, locale instellingen en gemeente samen knelpunten oplossen. Voorstellen en ideeën van burgers worden zoveel mogelijk uitgevoerd.
9
Duurzaam Ruimtelijk structuurbeeld In het Duurzaam ruimtelijk structuurbeeld is deze locatie Kerkebogten reeds opgenomen als mogelijke uitbreidingslocatie. Hieronder is de strategiekaart opgenomen zoals deze is afgebeeld in het DRS.
Ontwerp Groenstructuurplan Eersel, Nieuwland Advies (1997) Op 9 februari 1999 is de gemeenteraad akkoord gegaan met het groenstructuurplan voor de gehele gemeente Eersel. De aanpak van het groenstructuurplan sluit inhoudelijk aan bij het provinciaal project ‘Eigentijds groenbeleid’. Met het opstellen van het groenstructuurplan heeft de gemeente zich vier doelen en wensen gesteld met betrekking tot het groen in de bebouwde kom. Deze doelen zijn: - Het bepalen en vastleggen van de duurzame groenstructuur. - Het beheren van de openbare ruimte - groen en verharding -zonder bestrijdingsmiddelen. - Het geven van indicaties van kosten voor het realiseren van het groenstructuurplan. - Het inzichtelijk maken van veiligheidsaspecten voor het openbaar groen. Gemeentelijk groenbeleid is noodzakelijk. Groen is investeren in de toekomst, want groen heeft een lange ontwikkelingstijd en levensduur. Groen heeft tijd nodig om zich aan te passen aan de standplaats en te ontwikkelen tot een duurzame groenstructuur. Daarvoor is een continue beheer over een langere tijd noodzakelijk. In het groenstructuurplan is het beheer van openbaar groen zonder gif een belangrijk onderwerp. Aangegeven wordt waar en op welke wijze natuurvriendelijke beheer mogelijk is.
10
Waterplan Eersel Het beleid van de gemeente Eersel voor wat betreft de waterhuishouding sluit aan op het landelijke en provinciale beleid. Het belangrijkste uitgangspunt is dat nieuwe ontwikkelingen geen belemmering mogen vormen voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water in het deelstroomgebied. Daarnaast is het van belang dat bij inpassing wordt voorkomen dat afwenteling op andere delen van het deelstroomgebied plaatsvindt. Nieuwe rioolstelsels van enige omvang dienen als verbeterd gescheiden te worden uitgevoerd. Verder dient bij nieuwe ontwikkelingen hemelwater, afkomstig van ‘schoon’ afvoerend oppervlak, waar mogelijk, geïnfiltreerd te worden. Op 18 september 2001 is door de gemeenteraad van Eersel ingestemd met het ‘Waterplan Eersel’. In dit rapport, dat is opgesteld door Iwaco, staan enkele relevante beleidsuitgangspunten: - Water als ordenend principe; - voor stedelijke ontwikkeling: bij voorkeur op meest geschikte plekken (op hogere plekken tussen de beekdalen) en het ont- en afwateringssysteem richten op infiltratie van afstromend hemelwater. Bouwen op ongeschikte plekken voorkomen (sturend daarvoor is: kaart 11, Iwaco, 2001); - voor de ontwikkeling van landbouwgebieden (grasland) (kaart 12, Iwaco, 2001); - voor natte natuurontwikkeling (kaart 13, Iwaco, 2001); - revitalisering van het natuurlijk watersysteem; - waterafvoer en retentie ten behoeve van tegengaan wateroverlast op regionale schaal (in relatie tot De Dommel). In het Streekplan NoordBrabant 2002 en het Integraal Hydrologisch Streefbeeld zijn voor Eersel drie zoekgebieden voor waterberging langs de Kleine Beerze, de Run en de Gender aangewezen; - verbetering waterkwaliteit om te voldoen aan de aan de waterlopen toegekende functies en om de potenties voor natte natuurontwikkeling te vergroten; - tegengaan lokale wateroverlast als gevolg van te geringe afvoercapaciteit van het rioolstelsel en het oppervlaktewaterstelsel; - organisatie waterbeheer: goede samenwerking tussen betrokken partijen. Het waterplan Eersel vormt de basis voor de toekomstige koers op het gebied van water in de gemeente Eersel. Verkeersveiligheidsplan Het huidige verkeersbeleid van de gemeente Eersel is vastgelegd in het Verkeersveiligheidsplan gemeente Eersel. Deze nota kent twee belangrijke beleidsdoelstellingen: Bereikbaarheid De centrumgebieden, woongebieden en bedrijventerreinen dienen duidelijk, direct en goed bereikbaar te zijn. Een goede verkeersafwikkeling op toeleidende wegen is daarvoor van cruciaal belang. Op de hoofdwegen is enige congestievorming toelaatbaar, waarbij de gemeente wel streeft naar goede openbaar vervoer voorzieningen. Bovendien wil de gemeente het (brom)fietsgebruik stimuleren. Daarvoor is een net van goede, veilige en rechtstreekse fietsroutes belangrijk. Verkeersleefbaarheid De gemeente stelt zich ten doel het aantal verkeersongevallen drastisch te verminderen. Daarmee sluit zij aan op het Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV-II) en het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP-plus). Het belangrijkste aandachtspunt is de veiligheid binnen de bebouwde kom.
11
De gemeente wil deze doelstelling bereiken door de concurrentiepositie van de fiets ten opzichte van de auto te verbeteren, de openbare ruimte te verdelen in verblijfs- en verkeersruimten en gedragsbeïnvloeding. In het buitengebied zijn de doorgaande wegen als 80 km/uur-weg en de rest van de wegen als 60 km/uur-weg aangeduid. In het 4e kwartaal van 2003 is het Verkeersveiligheidsplan geactualiseerd. De belangrijkste wijziging ten opzichte van het oude plan betreft de wegcategorisering. In het VVP zijn de meeste wegen buiten de bebouwde kom als 80 km/uur-weg opgenomen, in het door de provincie gecoördineerde opzet van de wegcategorisering voor de gehele provincie is ook voor de gemeente Eersel de wegcategorisering vastgelegd. Handhavingsbeleid Handhaving is nodig omdat naleving van regels niet vanzelfsprekend is. Onze samenleving kan echter alleen functioneren indien democratisch geformuleerde regels op een verantwoord niveau worden nageleefd. Dit kan alleen worden bereikt indien zij door de overheid ook consequent worden gehandhaafd. Integraal handhavingsbeleid is wenselijk om een aantal redenen. Zo moet er een ambitieniveau voor handhaving worden geformuleerd. Daarnaast moet worden vastgelegd hoe dit ambitieniveau kan worden gerealiseerd en wel op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze. Het gaat dan vooral om de organisatie en toedeling van middelen. Ook moeten er inhoudelijke beleidsregels worden vastgelegd die aangeven hoe de gemeente op de verschillende handhavingsgebieden concreet optreedt. Tenslotte dient dit alles te worden gecommuniceerd zodat voor iedereen duidelijk is wat de gemeente Eersel op het gebied van handhaving wil realiseren. Notitie Flora- en faunawet in relatie tot herziening bestemmingsplannen voor de kernen in de gemeente Eersel Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht geworden. In deze wet is de soortbeschermingsregeling uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn volledig geïmplementeerd. Implementatie in bestemmingsplannen is dus in principe niet meer nodig. In verband met de uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen dient echter wel rekening te worden gehouden met soortbescherming en met name de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. Dit betekent concreet dat in bestemmingsplannen geen mogelijkheden moeten worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voorhand in redelijkheid kan worden ingezien dat in het kader van de Flora- en faunawet geen ontheffing zal worden verleend. Een globale beoordeling van dit aspect dient deel uit te maken van de plantoelichting. Voor beheersgerichte (onderdelen van) bestemmingsplannen, met geen of slechts geringe ontwikkelingsmogelijkheden, kan in het algemeen gesteld worden dat de uitvoerbaarheid niet ter discussie zal staan. Zelfs indien beschermde soorten aanwezig zijn mag worden aangenomen dat deze bij een voortzetting van het bestaande grondgebruik niet in hun voortbestaan zullen worden bedreigd. Anders ligt het voor (onderdelen van) bestemmingsplannen die een wijziging van het grondgebruik inhouden of bijvoorbeeld het slopen danwel oprichten van nieuwe bebouwing en/of infrastructuur. Hiervoor dient een uitvoerbaarheidstoets flora en fauna te worden uitgevoerd.
12
Consequenties voor de herziening van bestemmingsplannen voor de kernen in de gemeente Eersel Een eerste globale beschouwing van het natuurloket (www.natuurloket.nl) laat zien dat in de kilometerhokken waarin de bebouwde kommen liggen een aantal belangwekkende soorten planten en dieren is aangetroffen. Hiervan vallen bijvoorbeeld de bijzondere zoogdieren en planten op. De gebruikte informatie is te globaal om te kunnen beoordelen of deze soorten in de bebouwde kommen voorkomen of net daarbuiten. Tevens is geen inzicht verkregen in de actualiteit dan wel gedateerdheid van de gegevens. Op basis van deze eerste zeer globale beschouwing kan worden geconstateerd dat het met name voor de ontwikkelingsgerichte (onderdelen van) de nieuwe bestemmingsplannen van belang is om nader te onderzoeken of er belemmeringen zijn vanuit de Flora- en faunawet. Dit geldt dus ook voor de bebouwde kommen in de gemeente Eersel. Relatie bestemmingsplan - welstandsnota In het bestemmingsplan voor Kom Eersel worden de functie en het gebruik van de gronden en de maatvoering van de bebouwing geregeld. Het bestemmingsplan vormt de basis voor de stedenbouwkundige opzet van het dorp. De architectonische verschijning wordt gewaarborgd door middel van een welstandsnota. Met ingang van 1 juli 2004 is het voor elke gemeente in Nederland verplicht een (vastgestelde) welstandsnota te hebben. Is dit niet het geval, dan is de gemeente niet meer bevoegd een bouwplan op welstand te toetsen. In de welstandsnota die voor het Eersel is opgesteld, zijn per bebouwingstype architectonische en bouwtechnische kenmerken opgenomen. In de gebiedsuitwerking voor de gemeente Eersel zijn de welstandsaspecten van de verschillende kernen en het buitengebied van de gemeente beschreven. Voor elke kern is, naast een globale beschrijving, een kaart met bebouwingstypen opgenomen. De huidige karakteristiek en architectuur van de bebouwing vormt hierbij het uitgangspunt. Elk bouwplan moet voldoen aan de eisen die gelden voor het bebouwingstype waarbinnen het bouwwerk valt. Zo zal een bouwplan aan de Voortseweg moeten voldoen aan de kenmerken die beschreven staan voor het bebouwingstype ‘(historisch) dorps bebouwingslint’. Afhankelijk van het bepaalde welstandsniveau zal naast de hoofdaspecten (bijvoorbeeld ligging in omgeving) en deelaspecten (bijvoorbeeld gevelindeling) ook streng gekeken worden naar de detailaspecten van een ingediend bouwplan. Voor een bouwplan dat valt binnen het bebouwingstype ‘individuele woningbouw’ zijn andere kenmerken beschreven en wordt minder streng gekeken naar de deelaspecten. Daarnaast wordt het bouwplan niet aan de detailaspecten getoetst. Op deze wijze wordt niet alleen een toetsingskader voor bouwplannen gegeven, maar wordt ook de architectonische verscheidenheid binnen Eersel gewaarborgd. Het plangebied betreft een ontwikkelingslocatie in het buitengebied. Hierdoor is het niet reëel de bouwplannen te toetsen aan het op dit moment in de welstandsnota opgenomen welstandsregime. Tegelijkertijd met het opstellen van dit bestemmingsplan is een beeldkwaliteitplan opgesteld. Hiervoor wordt verder verwezen naar paragraaf 4.3.
13
14
2.4 Het initiatief Het plangebied ‘Kerkebogten’ is gelegen aan de rand van het stedelijk gebied. Voor het plangebied wordt uitgegaan van een woningbouwinvulling en voorzieningencluster bestaande uit ongeveer 450 woningen, verdeeld over vrije sector koop, halfvrijstaande woningen voor doorstromers, goedkope starterswoningen en huurappartementen voor starters. Dit is inclusief de zorgwoningen (in totaal 125) die worden gerealiseerd buiten het reguliere bouwprogramma. De ontwikkeling van het woningbouwplan ‘Kerkebogten’ past binnen de beleidskaders van rijk, provincie en gemeente. Met dit plan wordt een deel van de nog aanwezige capaciteiten van het stedelijk gebied benut en wordt invulling gegeven aan het thema van de compacte stad. Daarnaast wordt met dit plan beoogd de woonkwaliteit en uitstraling van het zuiden van Eersel te verbeteren.
15
Bestaand structuurbeeld kern Eersel 16
3
ANALYSE BESTAANDE SITUATIE
3.1 Ruimtelijke en functionele structuur Algemeen kern Eersel De stedenbouwkundige structuur van Eersel vindt zijn basis in de Markt, van oudsher de centrale ruimte van de kern. Straten als de Voortseweg, Oude Postelseweg, Duizelseweg, Hint en de Nieuwstraat komen hierop uit. Ook de bebouwing heeft zich lange tijd geconcentreerd rond de Markt. Ter plaatse van het huidige Carquefouplein lag een buurtschap. Tussen dit buurtschap en de Markt ontstond in de loop van de tijd een bebouwingslint langs de Dijk en de Kerkstraat. Langs andere doorgaande wegen werd geleidelijk aan eveneens lintbebouwing gesitueerd. Langs de Nieuwstraat ontstond een lint van monumentale villa’s. De sterke naoorlogse groei van Eersel heeft de authentieke structuur deels onderbroken. De omgeleide Postelseweg, de Provinciale weg N284, de Schadewijkstraat en de route Nieuwstraat, Willibrorduslaan, Bergeijksedijk vormen tegenwoordig belangrijke dragers van de stedenbouwkundige structuur. Ten oosten en ten zuiden van de Markt hebben grootschalige uitbreidingen plaatsgevonden. Toch is het historisch karakter van het dorp goed bewaard gebleven. Dit door de authentieke staat van de Markt en zijn omgeving en doordat de nieuwbouw op enige afstand van de oude kern is gesitueerd. De Markt en zijn groene omgeving vormen een authentiek historisch ensemble. De naoorlogse uitbreidingen hebben een planmatige opzet. In deze opzet zijn de verschillende tijdsperioden waarin uitbreidingen zijn ontwikkeld te zien. De bebouwingsranden van Eersel hebben in het westen en zuiden een groen en landelijk karakter. Dit doordat de bebouwingsranden voornamelijk uit achterkantsituaties bestaan die door diepe kavels en brede groenstroken goed zijn ingepast. Plangebied Het plangebied ligt aan één van de genoemde bebouwingsranden en wordt aan de westzijde en een deel van de noordzijde begrenst door de tuinen van diepe kavels aan de Bergeijksedijk en Schadewijkstraat. Het oostelijk deel van het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Schadewijkstraat zelf en voor het overige door de Hoogstraat, hier is geen bebouwing aanwezig. Aan de oost- en zuidzijde van het plangebied is het buitengebied van Eersel gelegen. Het bestaande zandpad aan de zuidzijde van het plangebied blijft gehandhaafd en vormt de begrenzing van het gebied. Bebouwing Aan de randen van het plangebied is bebouwing aanwezig aan de Bergeijksedijk en Schadewijkstraat. Binnen in het gebied is momenteel geen bebouwing aanwezig. Ten zuidoosten van het plangebied is het bebouwingscluster aan de Hoogstraat aanwezig. De nutsbebouwing die aan de zuidzijde aanwezig was is inmiddels gesloopt. De grond van deze voorzienig is wel meegenomen binnen het plan.
17
18
Groenvoorzieningen Eersel ligt op hoge zandgronden op de scheiding van de watersystemen van de Dommel en de Beerze. Hierdoor zijn er geen structurerende waterlopen in de kern en het plangebied te vinden. Het plangebied wordt gekenmerkt door haar groen en landelijk karakter. De bomenstructuur rond de kavels is kenmerkend. Halverwege het zandpad met houtwallen ligt een klein groen perceel van het voormalige pompgebouwtje. De grote groenzone in het gebied ten noorden van het plangebied staat in contact met het buitengebied waardoor de relatie tussen de kern en het buitengebied op deze plek aanwezig is. Dit groengebied is derhalve belangrijk voor de groenstructuur. Functies Het plangebied is grotendeels in gebruik als agrarisch gebied. Alleen aan de west- en noordrand is, zoals eerder beschreven, woonbebouwing aanwezig. Verkeer De belangrijkste weg, de autosnelweg A67 Eindhoven-Antwerpen ligt ten noorden van de kern en vormt de interregionale en internationale ontsluiting van Eersel. De Provinciale weg N284 is een regionale ontsluitingsweg tussen Eindhoven en Reusel. De Provinciale weg N397 is een regionale ontsluitingsweg tussen Valkenswaard en de A67. De Schadewijkstraat sluit aan op de N397 en vormt hiermee een goede verbinding met de omliggende kernen en Eindhoven. Binnen de kern zijn de Schadewijkstraat en Bergeijksedijk de ontsluitingswegen richting het centrum. De belangrijkste fietsverbindingen in Eersel zijn gekoppeld aan de hoofdwegenstructuur. Langs de Provinciale weg N284, de Postelseweg, de Nieuwstraat, de Willibrorduslaan en de Bergeijksedijk liggen aan weerszijden vrijliggende fietspaden. Hiermee is het plangebied goed aangesloten op de fietsverbindingen. Het zandpad aan de zuidzijde van het plangebied heeft uitsluitend een functie voor (recreatief) langzaam verkeer. Daarnaast heeft het pad een betekenis voor landbouwverkeer als ontsluiting voor de aanliggende agrarische percelen.
19
Stedenbouwkundig schetsontwerp Kerkebogten (ontwerp: Stegenga Werkplaats voor Stedenbouw Tilburg)
20
4
PLANBESCHRIJVING
Met het stedenbouwkundig plan ‘Kerkebogten’ wordt een passende invulling gegeven aan de huidige zuidzijde van de kern. Uiteindelijk doel is om de kern niet alleen op een kwalitatief hoogwaardige manier te begrenzen, maar ook de uitstraling van de kern naar het buitengebied te verbeteren. Dit stedenbouwkundig plan vormt globaal de basis voor het bestemmingsplan. (zie naastliggende pagina)
4.1 Ruimtelijke aspecten Ruimtelijke structuur Het voorliggend ontwerp speelt in op de aanwezige kwaliteiten zowel in functioneel als ruimtelijk opzicht. De buurt heeft een eenvoudige ruimtelijke hoofdopzet. De bestaande randen van het plangebied, met daarin een aantal bijzondere stedenbouwkundige ‘momenten’, de hoofdrichtingen van de verkaveling van het terrein en enkele cruciale eigendomsgrenzen zijn bepalend geweest voor de stedenbouwkundige lay-out. Binnen die lay-out is min of meer centraal in de nieuwe buurt een middenveld of serviceplein ontworpen. Dit is een openbaar toegankelijk gebied met een patroon van pleintjes, straatjes, binnengebieden, met een afwijkend verkavelings- en bebouwingspatroon. Op dit middenveld zijn de zorgvoorzieningen en de daarbij behorende woningen geconcentreerd. Noordrand, wonen aan de Schadewijkstraat
Aan de Schadewijkstraat zijn grondgebonden woningen op royale kavels geprojecteerd. Het karakter van de verkaveling en de bebouwing sluit aan op de bestaande bebouwing aan deze zuidzijde van de straat. In het oostelijke gedeelte is een bestaand woonhuis in de verkaveling ingepast. Ongeveer halverwege de noordrand ligt, tegenover een bomenrijke groenzone, een toegang tot de nieuwe buurt. De toegangsweg wordt geflankeerd door een brede parkachtige groenzone.
21
Westrand, wonen aan de Bergeijksedijk In het noordelijke gedeelte van deze rand is ingezet op een herstructurering van een aantal bedrijfspercelen naar woningbouw. Deze transformatie voorziet tevens in een koppeling voor langzaam verkeer tussen de omgeving van de kerk, ten oosten van het plangebied, en het centrale deel van de nieuwe buurt. In het zuidelijke deel van de rand ligt, tegenover Kerkevelden een belangrijke entree tot Kerkebogten. Aan de noordzijde van deze entree zijn als aanvulling op het bestaande bebouwingsbeeld enkele ruime kavels voor vrijstaande woningen gelegen. Aan de zuidzijde van de toegang ligt het gezondheidscentrum. Bovenop een deel van het gezondheidscentrum zijn twee woonlagen met appartementen geprojecteerd. Dit bijzondere bouwvolume markeert zowel de entree tot Eersel vanuit Bergeijk als de entrees van beide woongebieden aan weerszijden van de Bergeijksedijk.
Zuidrand, bijzondere (woon)gebouwen in een parkstrook
Door deze uitbreiding van Eersel wordt aan de zuidoostzijde van het dorp ook een nieuwe dorpsrand gemaakt. Het bestaande zandpad blijft gehandhaafd en heeft uitsluitend een functie voor (recreatief) langzaam verkeer. Daarnaast heeft het pad een betekenis voor landbouwverkeer als ontsluiting voor de aanliggende agrarische percelen. De bestaande bomenstructuur blijft behouden en wordt versterkt. Halverwege het pad ligt een klein groen perceel van het voormalige pompgebouwtje. Dit perceel is als een ‘groen balkon aan het landschap’ onderdeel van de openbare ruimte van Kerkebogten. Dit ‘balkon’ ligt aan het uiteinde van een groene structuurlijn die de buurt van noord naar zuid doorkruist. Het terreintje zal worden ingericht als een verblijfsplek. Het zandpad met houtwallen is een onderdeel van een brede groene zone waarin een reeks woongebouwen zijn geprojecteerd. Aan beide uiteinden wordt gewoond in appartementen. Aan de westzijde zijn de appartementen gecombineerd met het genoemde gezondheidscentrum. In het tussengebied liggen een vijftal patioclusters in het groen. Oostrand, Hoogstraat De Hoogstraat begrenst de nieuwe buurt aan de oostzijde, maar is geen straat waaraan gewoond wordt. Tussen het einde van de bouwstroken en de Hoogstraat ligt een reeks groengebiedjes. Hierdoor wordt het secundaire betekenisniveau van de Hoogstraat als toegang tot Kerkebogten onderstreept.
22
Maar vanwege de ruimtelijke karakteristiek is dit gedeelte van de straat nog steeds een passende introductie op het landelijke woonmilieu van de Hoogstraat ten zuidoosten van het plangebied (zie ook paragraaf 4.2, subparagraaf verkeersaspecten). Middenveld
In de westelijke helft van het plangebied ligt het middenveld of serviceplein. Dit gedeelte is direct ontsloten door de toegangen vanaf de Schadewijkstraat en de Bergeijksedijk. Dit deelgebied loopt vloeiend over in de brede groenzone die Kerkebogten aan de zuidzijde begrensd. Omdat nagenoeg alle straten van het oostelijke gedeelte van de buurt ook op dit middenveld uitkomen, wordt de betekenis van dit gebied als ‘hart van de buurt’ extra geaccentueerd. In een rechthoekig patroon staat op het veld een compositie van gebouwen. De diverse gebouwen hebben verschillende maar zelfstandige oriëntaties op en toegangen aan de diverse openbare ruimten. Het centrumgebouw staat min of meer centraal in dit deelgebied. Het is een langwerpig volume met de belangrijkste, op publiek gerichte voorzieningen op het maaiveldniveau. Ook is hierin naast de zorgvoorzieningen een kinderdagverblijf opgenomen. Op de twee bovengelegen verdiepingen liggen de algemene ruimten, kantoren, woon- en verpleegunits etc. Het gebouw is onderkelderd. De volledige verdiepte kelder biedt onder meer ruimte voor parkeren, bergingen en opslag. De entree van de parkeergarage is gesitueerd in de zuidelijke kopgevel. Een cluster van de 4 dubbele groepswoningen omsluit een groen binnenterrein. Dit terrein is openbaar. Op de diverse groepswoningen worden in één laag kleine zelfstandige huurwoningen gebouwd.
23
Aan de noordzijde van het middenveld staat een appartementencomplex. Dit complex bevat (service)appartementen in 3 woonlagen variërend in woonoppervlak. Onder een gedeelte van het complex ligt een halfverdiepte parkeergarage. In de noordwest hoek van het veld en in de zuidelijke rand staan nog enkele groepen patiowoningen. Een deel hiervan is als servicewoning direct gerelateerd aan de zorgvoorziening. Aan twee buitenranden van het veld staan voornamelijk grondgebonden woningen. Voor de diepe achtertuinen van de Schadewijkstraat wordt het mogelijk om de kavel te splitsen en aan de rand van het veld (half)vrijstaande woningen te bouwen. De bestaande percelering wordt in principe aangehouden. Extra brede kavels kunnen worden opgedeeld, waardoor de bouw van meerdere woningen mogelijk wordt. Een zelfde strategie wordt gevolg voor de achtertuinen van de percelen aan de Bergeijksedijk. Dit bebouwingsbeeld wordt tot aan de zuidelijke toegang doorgezet. In de noordwest hoek van deze twee randen is een appartementencomplex gelegen. Dit complex bestaat uit 3 bouwlagen en bevat appartementen voor starters. Het complex markeert hier ook de doorsteek voor langzaam verkeer naar de Bergeijksedijk. Achter het complex ligt een binnenterrein dat ingericht wordt als parkeerplaats voor de bewoners. Oostelijk plandeel
Dit gedeelte van Kerkebogten bestaat uit een aantal min of meer parallel lopende woonstraten met daaraan kavels voor een diversiteit aan grondgebonden woningen. Het stratenpatroon is een afgeleide van de middelste woonstraat. Deze straat, met een groene middenberm, ligt ter plaatse van de oude sloot in het plangebied en geeft vanaf de Hoogstraat een perfecte zichtlijn op de toren van de kerk. Iedere woonstraat kent binnen de lineaire hoofdrichting één of meerdere verbijzonderingen door middel van verbredingen c.q. onderbrekingen in de vorm van pleintjes.
24
In veel gevallen hangt dit samen met een verdichting in de verkaveling. In het openbare gebied ontstaat zo een ruimtelijke compensatie ten behoeve van extra groen, parkeren etc. Tevens zijn dit de logische momenten om in de inrichting te voorzien in maatregelen die de snelheid van het verkeer op het gewenste niveau houden. De bebouwing aan de oostzijde van het serviceplein bestaat uit een gevelwand bestaande uit enkele series van kleinere aaneengebouwde woningen. De woningen hebben geen voortuin en staan direct aan het plein of de straat. De reeks woningen ondersteunt de stedenbouwkundige structuurlijn die vanaf de Schadewijkstraat tot aan het ‘balkon’ loopt en vormt een fraai contrast met de eerder besproken particuliere woningbouw in de overige twee randen. Openbare ruimte Het op te stellen inrichtingsplan voor de openbare ruimte zal enkele bijzondere aandachtspunten kennen. Koppeling tussen rioleringsplan en inrichting openbare ruimte: De groene ruimten in het plangebied vervullen een rol in infiltratie en het vasthouden van het schone regenwater. Dit stelt eisen aan de inrichting van het maaiveld, de keuze voor beplantingen etc. Een aanzienlijk deel van de toekomstige bewoners zal beperkingen kennen in het zelfstandig voortbewegen. Veelal zal gebruik gemaakt moeten worden van hulpmiddelen en/of begeleiders. Dit speelt vooral rondom het middenveld met de zorgvoorzieningen een rol. Naast het veiligheidsaspect speelt ook het comfort van de verhardingen een rol. Niveauverschillen en voorzieningen voor de afvoer van regenwater (goten, putten etc.) kunnen hinderlijke obstakels vormen. Gebruikscomfort, veiligheid en infiltratiemogelijkheden c.q. afwatering leiden tot een specifiek programma van eisen voor de buitenruimten. Het middenveld en de zuidelijke groenzone zijn identiteitsbepalende ruimten voor de buurt. Dit vraagt om een afgestemde inrichting van alle buitenruimten, waarin administratieve grenzen (eigendommen) ondergeschikt moeten zijn. In enkele woonstraten bestaat er een nauwe samenhang tussen de verkaveling en inrichting van het openbare gebied. Plantvakken voor bomen zijn in de oostelijke woonstraten zeer precies op de voorste perceelsgrens met de verkaveling verweven. Verder voorzien pleintjes en verbredingen in de straten in de mogelijkheid om ten behoeve van aaneengebouwde woningen het gewenste aantal parkeervoorzieningen in het openbaar gebied te realiseren.
4.2 Functionele aspecten Kerkebogten wordt een bijzondere uitbreidingswijk. De woonfunctie overheerst, maar in de woonbuurt krijgt ook de maatschappelijke dienstverlening een nadrukkelijke rol. De dienstverlenende functies zijn gericht op de (gezondheids)zorg en zijn grotendeels direct gekoppeld aan de woonfunctie in de nieuwe buurt. Voorzieningen Centraal in de buurt wordt een zorgvoorziening gerealiseerd. Vanuit deze voorziening wordt intensieve, specifieke zorg geleverd aan bijzondere bewonersgroepen. Hierbij gaat het om 24-uurszorg voor een aantal (zelfstandige) groepswoningen in de onmiddellijke nabijheid van deze voorziening.
25
In dit cluster van groepswoningen zijn twee doelgroepen te onderscheiden: Psychogeriatrische patiënten en meervoudig gehandicapten. Deze te realiseren bijzondere woonvormen voorzien ondermeer in de herhuisvesting van bewoners van de huidige Wiekenborg en De Plaatse. Vanuit de centrale voorziening wordt ook op maat gesneden zorg geleverd aan verschillende clusters van zogenaamde ‘servicewoningen’. Het gaat hierbij om circa 125 ‘zelfstandige’ woningen (appartementen en patiowoningen) in de directe nabijheid van het zorgcentrum, die gerealiseerd worden voor de herhuisvesting van bewoners uit de Wiekenborg. Het zorgniveau is vergelijkbaar met dat van het traditionele verzorgingshuis, maar de fysieke verschijningsvorm van het wonen heeft een meer zelfstandig karakter. In het centrale zorggebouw zijn tevens ‘wooneenheden’ aanwezig waar op het niveau van verpleging tijdelijk zorg geleverd kan worden. Naast algemene ruimten en kantoorruimten beschikt de centrale zorgvoorziening ook over noodzakelijke ruimten voor behandeling, recreatie, dagbesteding, een kinderdagverblijf etc. Verder wordt momenteel onderzocht of het haalbaar is om in het beoogde gebouw een zeer kleinschalig winkeltje annex verkooppunt voor een beperkt assortiment van dagelijkse artikelen te realiseren. Daarnaast wordt overwogen om in het gebouw ruimten op te nemen waar bezoekers kunnen overnachten. Met de toevoeging van dergelijke voorzieningen krijgt de centrale voorziening een extra betekenis voor de bezoekers en bewoners van de totale buurt. Naast deze woonzorgvoorzieningen voorziet het plan ook in de bouw van een gezondheidscentrum. In dit centrum zullen ondermeer huisartsen, een apotheek, een praktijk voor fysiotherapie en de organisatie Zuidzorg gevestigd worden. Het gezondheidscentrum heeft een betekenis voor heel Eersel en omstreken, maar de combinatie met eerder genoemde zorgvoorzieningen kan voor Kerkebogten en haar bewoners uitgroeien tot een meerwaarde.
Wonen Behalve de bijzondere vormen van het ‘zorgwonen’ zal in Kerkebogten, conform de gemeentelijke woonvisie, een zeer gevarieerd aanbod reguliere woningen gebouwd worden. Het aanbod bestrijkt zowel de huur- als de koopsegmenten. In beide segmenten is er aandacht voor de goedkope categorieën, waardoor in Kerkebogten ook (koop)starters op de woningmarkt bediend kunnen worden. 250 200 150 indicatie
100 50 0 koop
huur regulier
Tabel verdeling koop, huur en zorg
26
zorg
groepsplaatsen
Een groot deel van de woningen zal projectmatig ontwikkeld worden, maar er is ook ruimte voor particulier opdrachtgeverschap. Naast een divers aanbod van grondgebonden woningen voorziet het stedenbouwkundige plan ook in de realisatie van appartementen. Binnen deze hoofdcategorieën zal een gedeelte van het woningaanbod uitermate aantrekkelijk zijn voor de seniorendoelgroep. Met de ontwikkeling van Kerkebogten zullen er direct woningen in de markt gezet worden voor doelgroepen waar op dit moment extra aandacht voor nodig is (starters, senioren). Daarnaast wordt voorzien in de bouw van een breed aanbod van gezinswoningen. Verwacht mag worden dat dit voor een deel een doorstroomeffect binnen de bestaande woningvoorraad van de gemeente oplevert.
14 0 12 0 10 0 80 60 40 20 0
starters sta rters
doorstromers ssenioren en io re n
zorg
groepsplaatsen g ro e p s p la a ts e n
Tabel doelgroepen
Kenmerkend voor Kerkebogten is een brede mix van ‘reguliere’ woningen en een sterke integratie met zorggerelateerde woningbouw en een aantal daarmee samenhangende voorzieningen. De beoogde integratie van het zorgwonen met de overige woningen krijgt ook een directe ruimtelijke vertaling, omdat de zorgvoorzieningen fysiek losgekoppeld zijn van de servicewoningen en wooneenheden. Voor het wonen levert dit mogelijkheden op voor een daadwerkelijke menging van diverse woonvormen. Instituutsvorming blijft zo achterwege en de zelfstandigheid van het wonen wordt zoveel als mogelijk benadrukt. Bovengenoemde onderdelen en eigenschappen van het functionele programma van eisen voor de nieuwe uitbreiding van Eersel bieden kansen voor de totstandkoming van een eigentijds en onderscheidend woonmilieu.
Verkeersaspecten Circulatie autoverkeer Heel Kerkebogten is te beschouwen als een 30 km/uur gebied. Er is geen sprake van een interne hoofdontsluitingstructuur. De afwikkeling van het autoverkeer is gespreid, met een accent in de stedenbouwkundige structuur op de toegangen aan de Bergeijksedijk en de Schadewijkstraat. Voor de oostflank van de buurt zal ook de Hoogstraat een rol in de ontsluiting vervullen. Om te voorkomen dat het woonklimaat van het bebouwingslint aan het oostelijke uiteinde van de Hoogstraat door de ontwikkeling van Kerkebogten onder druk komt te staan, zullen aanvullende verkeersmaatregelen genomen worden. De inzet hiervan is dat verkeer tussen de provinciale weg en Kerkebogten uitsluitend gebruik maakt van de Schadewijkstraat en het noordelijke gedeelte van de Hoogstraat.
27
De ontwikkeling van de nieuwe woonbuurt is aanleiding om aan de Bergeijksedijk de dorpsentree te versterken. Naast het beoogde bebouwingsbeeld in de dorpsrand, kan ook een herinrichting van het bijbehorende gedeelte van deze invalsroute ondersteunend werken. Het stratenpatroon en de verkavelingopzet zorgen voor voldoende aanleidingen om in de inrichting van de openbare ruimte het gewenste gedrag van autoverkeer te realiseren. Om de bijzondere woon- en verblijfskwaliteit van het middenveld te garanderen zal het autoverkeer dit gebied niet kunnen doorkruisen. Noodzakelijk autoverkeer kan via een aantal toegangen vanuit de randen alle woningen bereiken. Langzaam verkeer Voor het langzame verkeer zijn er enkele exclusieve voorzieningen in de stedenbouwkundige opzet gemaakt. Genoemd zijn inmiddels het recreatieve zandpad aan de zuidzijde van de buurt en de koppeling tussen het middenveld en de Bergeijksedijk in het noordwesten van het plan. In de zuidrand zullen paden voorzien in de koppeling tussen de route langs de akkers en de woonstraten. Tussen de nieuwe zuidelijke dorpsrand en de woonbuurt ten noorden van de Schadewijkstraat loopt op een informele manier een padenstructuur door het oostelijke gedeelte van het plangebied. Parkeren Binnen het plangebied wordt uitgegaan van de gebruikelijke parkeernormen. Voor de woningen en appartementen vanaf het modale segment 1,8 à 1,9 parkeerplaatsen per woning (inclusief aandeel bezoekers 0,3). Daarbij geldt als vertrekpunt dat de grote kavels in de buitenranden van het plan en de kavels in de noordrand en westrand van het serviceplein volledig voorzien in de parkeerbehoefte op het eigen perceel (2 parkeerplaatsen op eigen erf). Voor de overige vrijstaande, halfvrijstaande en geschakelde typen wordt uitgegaan van 1 parkeerplaats op het eigen perceel, waarbij garages niet worden meegeteld. Voor de overige ‘reguliere’ goedkopere grondgebonden woningen (starterswoningen, goedkope huurwoningen etc) 1,5 parkeerplaatsen per woning (inclusief aandeel bezoekers 0,3). Bij de goedkopere rijwoningen is geen parkeerruimte op de eigen kavel. De openbare ruimte moet voorzien in voldoende parkeergelegenheid. In de parkeerkelder onder het centrumgebouw wordt voorzien in een aantal parkeerplaatsen voor de nabijgelegen bovenwoningen en de servicepatio’s. Voor de gewone appartementen en serviceappartementen geldt een parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per woning. Per woning dient 1 parkeerplaats op eigen terrein gerealiseerd te worden. Voor de zelfstandige servicewoningen met (beperkte) zorgvoorzieningen geldt een parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per woning (inclusief aandeel bezoekers 0,3). Voor de wooneenheden met intensieve zorg geldt een norm van 0,5 parkeerplaats per wooneenheid. Het aandeel bezoekersparkeren is hier 0,3 parkeerplaatsen per woning. Voor de diverse maatschappelijke voorzieningen in het gebied wordt uitgegaan van de gebruikelijke normen. Aan de hand van de richtlijnen uit de ASVV wordt de parkeerbehoefte bepaald aan de hand van het aantal arbeidsplaatsen, het aantal vierkante meters van een voorziening of het aantal behandelkamers. Op vier plaatsen worden parkeerkelders onder gebouwen gerealiseerd: Onder het medisch centrum ligt een half verdiepte parkeerkelder met een capaciteit van 100 plaatsen. Hier parkeren het personeel, de bewoners en alle bezoekers.
28
Het appartementengebouw aan oostzijde bij het zandpad beschikt over een halfverdiepte kelder waarin parkeerplaatsen en bergingen voor bewoners zijn opgenomen. In de kelder wordt minimaal 1,5 parkeerplaats per woning gerealiseerd. Eventuele extra parkeerplaatsen kunnen worden verkocht aan nabij gelegen woningen. Bezoekers parkeren nabij de hoofdentree op maaiveldniveau. Onder het centrumgebouw is een volledig verdiepte kelder aanwezig met een capaciteit van 58 plaatsen. Hier zijn parkeerplaatsen beschikbaar voor personeel en bewoners. De ‘overcapaciteit’ van de kelder wordt verhuurd aan bewoners van nabijgelegen huurwoningen. Bezoekers parkeren in de openbare ruimte. Het appartementengebouw aan de noordzijde van het middenveld heeft een halfverdiepte kelder die ruimte biedt voor de auto’s van de bewoners van het complex. Er is een capaciteit van 44 parkeerplaatsen; dit is 1 plaats per woning. Bezoekers parkeren op maaiveldniveau in de nabijheid van het complex. De bouw van deze parkeervoorzieningen voorkomt dat er op bijzondere plekken in het stedenbouwkundige plan een grote druk en dominant beeld van de geparkeerde auto’s in de openbare ruimte ontstaat. Juist ook op en rond het serviceplein is, mede vanwege de kwetsbare gebruikersgroepen, een overzichtelijke, veilige openbare ruimte met verblijfskwaliteiten van belang. Op basis van de normen en de meest recente inzichten omtrent de bebouwing (onder andere aan de hand van concrete bouwaanvragen) is een vergelijking gemaakt tussen de parkeerbehoefte en het parkeeraanbod. Daarbij is fijnmazig te werk gegaan. Per ‘logische’ ruimtelijke sectie is gekeken of vraag en aanbod in balans zijn. Geconcludeerd kan worden dat voor heel Kerkebogten er sprake is van een goede parkeerbalans. In sommige secties is er meer dan voldoende ruimte voor parkeren, terwijl andere secties precies aan de norm voldoen. De conclusies uit deze parkeerstudie worden gebruikt om het programma van eisen voor het ontwerp van het openbare gebied te verfijnen. Daarnaast worden de resultaten gebruikt voor aanwijzingen over inrichting en beheer van gebouwde parkeervoorzieningen en de begeleiding en toetsing van de bouwaanvragen. Daarmee zijn de resultaten van deze parkeerstudie een instrument voor kwaliteitsbewaking gedurende het ontwikkelingstraject van de nieuwe buurt.
4.3 Beeldkwaliteit Parallel aan het bestemmingsplan is een beeldkwaliteitplan opgesteld dat aan de gemeenteraad ter vaststelling zal worden aangeboden. Hiermee wordt dit beeldkwaliteitplan op basis van artikel 9 lid 2 van de Woningwet een toetsingskader voor welstand. Dit houdt in dat bouwaanvragen door welstand aan de hand van het beeldkwaliteitplan worden beoordeeld. Het beeldkwaliteitplan kan daarnaast toetsingskader zijn voor de inrichting van de openbare ruimte. Het beeldkwaliteitplan richt zich op de verschijningsvorm van de gebouwen, maar vertoont een nauwe samenhang met de verkaveling en het inrichtingsplan voor de openbare ruimte.
29
Ten aanzien van de spelregels voor bebouwing zijn de objectief toetsbare kenmerken al in dit bestemmingsplan doorvertaald (massa, bouwvlak, bebouwingspercentages, bouwhoogten, goothoogten, rooilijnen, oriëntatie van bebouwing). Deze spelregels gaan niet over de stijl en samenhang in de verschijningsvormen van bebouwing. In deze paragraaf worden door het benoemen van stedenbouwkundige en architectonische ensembles de essentiële vertrekpunten benoemd. Bij het benoemen van de ensembles hebben de volgende overwegingen een rol gespeeld: In een aantal plandelen is de verschijningsvorm en de kwaliteit van (openbare of privé) buitenruimten van grote invloed op de sfeer van het totale ruimtelijke beeld. Het gaat om de zuidrand en het middendeel. Deze gebieden zijn in het stedenbouwkundige plan ingezet als belangrijke beelddragers van het uitbreidingsplan. Essentieel is hier bovendien de samenhang tussen onbebouwde ruimte en bebouwing. Beeldkwaliteiteisen voor de verschijningsvorm van woningen moeten het stedenbouwkundige plan ondersteunen. Er wordt op voorhand niet gekozen voor één overkoepelend of overheersend stijlkenmerk van architectuur dat als marketinginstrument voor de locatieontwikkeling wordt ingezet. Faseringen van het plan hebben ‘technische’ motieven en zijn geen aanleiding voor het maken van verschillen in beeldkwaliteit. Eisen ten aanzien van de verschijningsvorm van gebouwen moeten recht doen aan de verschillen in de aard van de ontwikkeling (particulier versus projectmatig). Het zorgwonen is niet gebaat bij een architectonisch onderscheid in de verschijningsvorm c.q. stijlkenmerken tussen deze bijzondere woonvormen en de ‘gewone’ woonfuncties. De ensembles (zie tekening volgende pagina) A De particuliere woningbouw langs de westelijke en noordelijke buitenranden, de toegang vanaf de Bergeijksedijk en de west- en noordrand aan het woonveld. - Een beperkt paspoort voor beeldkwaliteit ontwikkelen. - Streefbeeld is gevarieerde traditionele woonbebouwing van halfvrijstaande en vrijstaande woningen. - Grote voortuinen, ten minste 5 meter diep, geen verplichte rooilijn. - Woningen hebben een kap. Gestreefd wordt naar een mix van woningen van één laag met kap en twee lagen met kap. B Bebouwing op het middendeel en in de zuidrand. - Moderne, eigentijdse architectuur mede in verband met typologie van de bebouwing. Wezenlijk kenmerk: platte daken. - Meerdere projecten (en meerdere architecten) moeten toch leiden toch tot een samenhangend geheel van bebouwing. Afstemming moet georganiseerd worden. - Vanwege ‘vrije’ plaatsing van gebouwen op het veld of in het groen kennen de gebouwen geen achterkanten. - De kadastrale opdeling is in de ruimte niet afleesbaar c.q. beeldbepalend. - Aandacht voor overgang gebouw - buitenruimte. - Geen vrijstaande losse bijgebouwtjes of andere bouwwerken. Containerruimten, allerlei bergingen etc zijn in de architectuur van hoofdgebouwen geïntegreerd. - Eén samenhangend ontwerp van buitenruimten (openbaar + privé) noodzakelijk.
30
B
D
A
E C F
C Bebouwing langs de noordelijke entree (oostzijde). - De series rijwoningen aan het veld vormen één architectonisch geheel. - De halfvrijstaande woningen ten noorden daarvan kennen op hoofdlijnen een verwantschap met de rijwoningen, waardoor de stedenbouwkundige drager in noord - zuid richting in architectonische zin wordt ondersteund. - Het algemene bebouwingsbeeld is traditioneel en bestaat uit 2 bouwlagen met kap. De ensembles A en C vormen dus een traditionele omlijsting van een modernistisch eigentijds ensemble B. D Noordelijke woonstraat - Minimaal per gehele straatwand een samenhang in architectonische verschijningsvorm. - Vanwege de woningtypes aan de noordzijde van de straat lijkt hier een eigentijds architectuurthema geschikt. - Aandacht voor de kwaliteit van de begrenzing van de achterzijde van het perceel van de te handhaven woning aan de Schadewijkstraat. E Centrale woonstraat in oostelijk plandeel - Minimaal per gehele straat wand één architectonische thematiek c.q. ensemblewerking, waardoor de stedenbouwkundige eenheid van de lijn van middenveld tot Hoogstraat ondersteund wordt. Met de ontwikkeling van enkele (terugkerende) woningtypes binnen het ensemble wordt de balans bereikt tussen eenvoud en eenheid èn variatie en de dorpse schaal. - Twee bouwlagen met kap of drie bouwlagen met plat dak als verplicht minimum/maximum. - Zuidzijde straat formeel, statig met aandacht voor sterke ritmiek van de volumes. Vormgeving perceelsgrens van achtertuinen aan straat!
31
F Zuidelijke woonstraten in oostelijk plangebied. - Het driehoekige blok met een kop aan het groen uitwerken als één architectonisch ensemble met in architectuur geïntegreerde oplossing van de hoeken - Een contrast maken met de architectuur in de groene zuidrand. - De reeks vrijstaande woningen aan de noordzijde vormen op hoofdlijnen één architectonisch samenspel, waardoor de eenheid van de stedenbouwkundige structuurlijn benadrukt wordt. Vormgeving perceelsgrens van achtertuinen aan straat! G Oostrand, Hoogstraat. - Aan de Hoogstraat zijn geen woningen georiënteerd. Zijdelingse perceelsgrenzen vormen de begrenzingen van een serie groene ruimten. Er moet sprake zijn van duurzame overgangen van openbaar naar privé. Bij voorkeur als gebouwde voorziening.
32
5
PLANOLOGISCHE ASPECTEN
5.1 Volkshuisvesting De gemeente Eersel heeft een behoorlijke achterstand in de woningproductie en mede op aandringen van het provinciebestuur worden inspanningen verricht om de forse bouwopgave te vervullen. Ontwikkeling van het plangebied Kerkebogten zal hier een belangrijke bijdrage in leveren. Het plan voorziet in de realisering van 316 woningen vermeerderd met 125 woonzorgwoningen op en nabij het zorgerf. Deze woonzorgwoningen zijn in de begripsbepalingen nader gedefinieerd en worden gerealiseerd binnen de bestemming Maatschappelijk. In de voorschriften is het aantal te realiseren woonzorgwoningen expliciet opgenomen. Er is onderscheid gemaakt in starterswoningen, doorstroomwoningen, seniorenwoningen en zorgwoningen. Alle categorieën zijn deze zowel in de koopsector als in de huursector opgenomen. Er wordt gebouwd conform het gemeentelijk woningbouwprogramma dat als separate bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen is.
5.2 Relatie met de Wet geluidhinder In voorliggend bestemmingsplan wordt de bouw van woningen mogelijk gemaakt. De locatie is gelegen in de onderzoekszone van de Bergeijksedijk. Conform de Wet geluidhinder dient een akoestisch onderzoek te worden verricht indien er sprake is van het projecteren van nieuwe woningen binnen de zone van een weg. Uitzonderingen hierop zijn wegen die gedézoneerd zijn in het kader van een geluidsniveaukaart, bestemd zijn als woonerf of opgenomen zijn in een 30 km-zone. Voor de eerder genoemde weg zijn deze uitzonderingen niet van toepassing. Het akoestisch onderzoek, dat als separate bijlage is toegevoegd, heeft tot doel de geluidbelasting op de gevels van de te projecteren woning te bepalen en te toetsen aan de grenswaarden die in de Wet geluidhinder (artikel 76 en 77 Wgh) zijn gesteld. Indien niet aan de grenswaarden wordt voldaan moet worden bezien of geluidsbeperkende maatregelen te realiseren zijn. Als maatregelen niet doelmatig zijn is het mogelijk om, onder voorwaarden, bij Gedeputeerde Staten een hogere waarde te verzoeken. Aan de Bergeijksedijk en aan de Schadewijkstraat wordt bij enkele woningen de voorkeursgrenswaarde overschreden. Voor deze woningen is bij Gedeputeerde Staten om een hogere waarde verzocht. Er is sprake van het opvullen van open plekken ter verbetering van de stedenbouwkundige structuur, waarbij tevens een doelmatige akoestische afscherming voor andere woningen wordt gerealiseerd. Maatregelen aan de weg en in het overdrachtsgebied zijn stedenbouwkundig, verkeerstechnisch en financieel niet acceptabel, doelmatig en haalbaar. Bij de woningen met een geluidsbelasting van minstens 55 dB(A) is een geluidsluwe gevel c.q. buitenruimte aanwezig.
33
5.3 Hinderlijke bedrijvigheid In de directe omgeving van het plangebied is één agrarisch bedrijf aanwezig dat een belemmering vormt voor de plaatsing van woningbouw in het plangebied. Het bedrijf op perceel Hoogstraat 5 heeft een geluidscontour van 50 meter. De in het plangebied geprojecteerde woningen worden aangemerkt als categorie I omgeving en mogen daarom niet binnen deze contour liggen. Bij de situering van de woonbebouwing in de zuidoosthoek van het plangebied is rekening gehouden met de aanwezigheid van deze geluidscirkel. In onderstaande afbeelding is de ligging van het bedrijf en de geluidscontour weergegeven.
50 m
50 m
Geluidscontour van bedrijf op perceel Hoogstraat 5
5.4 Bodemgesteldheid Voor dit plangebied waar woningbouwmogelijkheden zijn opgenomen, zijn 7 bodemonderzoeken verricht naar eventuele bodem- en/of grondwaterverontreiniging. Er kan namelijk niet worden gebouwd alvorens vaststaat dat de grond in milieuhygiënisch opzicht geschikt is voor de bouw van een woningen of maatschappelijke voorzieningen. Drie onderzoeken zijn verricht door Inpijn-Blokpoel (11 oktober 1999, 22 juni 2000 en 26 februari 2001), de andere onderzoeken zijn verricht door Nibag (29 augustus 2000), Öko Care (6 mei 2000), SRE Milieudienst (19 december 2003) en Lankelma Geotechniek Zuid BV (16 mei 2006). Hierna is eerst een algemene conclusie opgenomen waarna voor specifieke plekken gegevens zijn opgenomen Voor vrijwel het gehele gebied geldt dat de hypothese onverdacht formeel verworpen dient te worden. In de vaste bodem zijn geen van de onderzochte parameters boven de streefwaarden aangetroffen.
34
In het grondwater echter worden in watermonsters nikkel, zink en/of cadmium boven het criterium voor nader onderzoek aangetroffen. Dergelijke verhogingen zijn echter niet ongebruikelijk voor de regio, verder is ook sprake van een sterke variabiliteit in zowel tijd en ruimte. Gezien de afwezigheid van humane risico’s, een vermeende variabiliteit en een diffuse verhoging van het achtergrondniveau zal één en ander geen belemmering voor eventuele bouwplannen behoeven te zijn. De constatering dat de gehalten van enkele stoffen de betreffende streefwaarden overschrijden kan wel consequenties hebben bij eventuele grondafvoer, de vrijkomende grond zal buiten het perceel niet multifunctioneel toepasbaar. De regels van het Bouwstoffenbesluit zijn van toepassing. Verontreinigde locatie Er is één boorpunt in het noordwesten van het plangebied waar een sterke verhoging met zink is aangetroffen. Gezien de hoogte van de concentratie is nader onderzoek uitgevoerd door U.D.M. adviesbureau b.v. (11 oktober 2004). Tevens werd in het grondwater bij dit boorpunt een lichte verontreiniging met tetrachlooretheen aangetroffen. In de historische gegevens zijn geen aanwijzingen gevonden voor het gebruik van deze stof op de locatie. Verder is nergens in het grondwater een verhoging met deze stof gevonden. Hierdoor kan er worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een ernstige verontreiniging van het grondwater met deze stof en nader onderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht. Het eerder aangetroffen sterk verhoogde gehalte aan zink is in de landbodem niet bevestigd. Waterloop Naast de voorgenoemde bodemonderzoeken is een water- en landbodemonderzoek verricht ter plaatse van de waterloop RN22 door UDM adviesbureau b.v. (21 juli 2003). De sliblaag en de bovengrond van de oevers van de waterloop bestaan uit klasse 2 tot klasse 4 materiaal op basis van zware metalen, PAK, som DDT/DDD/DDE, PCB’s en/of G-HCH. De verhoogde gehalten zijn waarschijnlijk veroorzaakt door riooloverstorten. Op de wal zijn licht verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK of minerale olie en/of een overschrijding van de triggerwaarde voor nader onderzoek voor EOX aangetroffen. De licht verhoogde gehalten zijn mogelijk veroorzaakt door overstromingen als gevolg van riooloverstorten. Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de onderzoekslocatie geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De specie klasse 3 en 4 is inmiddels gescheiden ontgraven en afgevoerd naar een erkende verwerkingsinrichting. Klasse 2 specie mag in kleine hoeveelheden worden verspreid tot 20 meter uit de waterkant. Conclusie Er bestaan vanuit bodemkwalitatief oogpunt geen beperkingen ten aanzien van de gepande ontwikkeling van het gebied.
5.5 Riolering en waterhuishouding Hierna wordt allereerst aandacht besteed aan de bestaande waterhuishouding binnen het plangebied. Er zal conform het Waterplan Eersel en het met het Waterschap De Dommel gesloten convenant gehandeld worden.
35
Ook wordt aandacht besteed aan de invloed van nieuwe ontwikkelingen op de waterhuishouding. Uitgangspunt bij nieuwe plannen in de gemeente Eersel is tevens hydrologisch neutraal bouwen. Onder dit principe wordt verstaan dat ten opzichte van de huidige situatie er geen hydrologische veranderingen mogen ontstaan ten gevolge van het nieuw te ontwikkelen stedelijk gebied. Uitgangspunten waterhuishouding Het vuilwater van de woningen wordt afgevoerd naar de gemeentelijke riolering in de Schadewijkstraat. Het hemelwater wordt indien mogelijk geïnfiltreerd. Indien infiltratie niet mogelijk is wordt het water geborgen in het plangebied en daarna vertraagd afgevoerd naar de watergang ten oosten van het plangebied. Vuilwatersysteem Het gemeentelijk riool in de Schadewijkstraat ligt op circa +26m NAP. Het vuil water wordt onder vrijverval met een rioleringsstelsel afgevoerd naar het aan te leggen gemaal nabij de Schadewijkstraat. Alle woningen dienen een aansluiting te krijgen zodat in elke straat een leiding komt. Hemelwatersysteem Op 15 en 16 november 2004 heeft Oranjewoud een geohydrologisch bodemonderzoek uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek wordt geconcludeerd dat de bodemopbouw en grondwaterstanden zich goed lenen voor het infiltreren van hemelwater. De watergang RN22 zal worden verlegd naar de noordoostzijde van het plangebied. Op deze manier wordt voldoende drooglegging gegarandeerd, ook voor de bestaande bebouwing aan de Schadewijkstraat. Deze ‘nieuwe’ afwateringsstructuur levert tevens een bijdrage voor de afvoer van hemelwater van toekomstige afkoppelprojecten in de gemeente Eersel. In overleg met het stedenbouwkundig bureau is bekeken welke mogelijkheden interessant zijn voor de aanleg van de benodigde bergingsvoorzieningen. Hierbij is geconcludeerd dat het bergen in groenstroken of toepassen van een waterpasserende bestrating met bergende wegfundering van het plangebied zeer goede opties zijn. Watersysteem Voor de afvoer van overtollig hemelwater zijn twee alternatieven uitgewerkt. Het eerste alternatief maakt gebruik van leidingen onder de wegen voor de aan- en afvoer van het hemelwater. In het tweede alternatief stroomt het hemelwater oppervlakkig af naar de aanliggende retentie. De watergang aan de zuidzijde van het plangebied heeft een beperkte capaciteit maar kan als afvoer dienen. Het gekozen watersysteem gaat voor de berging en infiltratie van regenwater uit van een combinatie van infiltratieriolen, bergingskelders, infiltratiebekkens en sloten. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van afwatering in groenvoorzieningen. Door zowel binnen de bestemming ‘groendoeleinden’ als de bestemming ‘verkeers- en verblijfsdoeleinden’ water en waterhuishoudkundige elementen toe te staan, worden beide alternatieven voor berging en afvoer van hemelwater mogelijk gemaakt. In overleg met het stedenbouwkundig bureau is per straat bekeken welke berging en welke afvoer toegepast gaat worden. Geadviseerd wordt om het hemelwater van de percelen niet op de percelen zelf te infiltreren gezien de toepassing van retentie en infiltratieleiding en de beperkingen die dit oplevert voor de woningbouw. 36
Watertoets Het bestemmingsplan is in het kader van de watertoets voor een reactie toegestuurd aan waterschap De Dommel. De schriftelijke reactie d.d. 23 februari 2006 en de resultaten van een overleg d.d. 26 oktober 2006 zijn verwerkt in deze waterparagraaf. De waterparagraaf is op de volgende punten aangevuld en/of aangepast: - inzicht in het verleggen van de watergang RN22; - inzicht in het mogelijk maken van water en waterhuishoudkundige doeleinden in de bestemmingen ‘groendoeleinden’ en ‘verkeers-en verblijfsdoeleinden’; - inzicht in keurontheffingen; afronden watertoets. Keur Op 3 oktober 2006 heeft het dagelijks bestuur van waterschap De Dommel te Boxtel besloten ontheffing te verlenen van artikel 9, eerste lid, sub a van de Keur oppervlaktewateren 2005 voor: - het graven van watergangen; - het aanleggen van een rioleringsysteem; - het aanleggen van een open waterberging; op aangegeven percelen, een en ander overeenkomstig gewaarmerkte projecttekening en onder genoemde voorschriften. Tegen de ontheffing voor de aanleg van een rioleringsstelsel en het aanleggen van een drainagesysteem in tuinen, was bij Waterschap De Dommel bezwaar ingediend. Het dagelijks bestuur van Waterschap De Dommel heeft in haar brief van 15 februari 2007 gesteld dat zij na heroverweging het bezwaar tegen de ontheffing ongegrond verklaart en het bezwaar tegen de aanleg van een drainagestelsel niet ontvankelijk verklaart.
5.6
Flora en fauna
In het kader van de Flora- en faunawet dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van beschermde planten en dieren in het plangebied. In dit kader heeft in 2004 een beoordeling van het plangebied plaatsgevonden door Bureau Waardenburg. In het gebied is een aantal beschermde soorten aangetroffen of te verwachten zoals algemeen voorkomende planten, kleine zoogdieren en amfibieën. Begin 2005 is het ontheffingenregime van de Flora- en faunawet gewijzigd. In het onderzoek van Bureau Waardenburg, uitgevoerd voor deze wijziging, is aangegeven dat voor een aantal soorten in het gebied een ontheffing ex artikel 75 Flora- en faunawet vereist is. Voor al deze soorten is het ontheffingsvereiste intussen echter vervallen. Voor alle genoemde algemene soorten geldt bij ruimtelijke ingrepen een vrijstelling zonder nadere voorwaarden. Dit betekent concreet dat deze soorten geen belemmering vormen voor het bestemmingplan. Conclusie: Uit onderzoek van Bureau Waardenburg blijkt dat in het plangebied geen streng beschermde soorten aanwezig of te verwachten zijn. Omdat voor de aanwezige algemene soorten een vrijstelling geldt, zijn vanuit de Flora- en faunawet geen belemmeringen voor het bestemmingsplan aan de orde.
37
5.7 Natuurwaarden In het Streekplan is opgenomen dat wanneer uitbreiding van het stedelijk ruimtebeslag ten koste van het buitengebied onontkoombaar is, deze gepaard moet gaan met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit elders in het buitengebied (= rood-met-groen koppeling). De achterliggende gedachte is dat de realisering van stedelijke functies in het buitengebied, zoals nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen, altijd ten koste gaat van (groen in) het buitengebied. Het ligt voor de hand om in ruil voor de aantasting van het buitengebied een investering in de kwaliteit elders te eisen, door bijvoorbeeld landschapsontwikkeling en groenaanleg. Rood-met-groen houdt in dat de ontwikkeling van stedelijke functies die een beslag leggen op het buitengebied (rood) gekoppeld wordt aan een gelijktijdige verbetering van de kwaliteit van het buitengebied (groen). De rood-metgroen koppeling heeft geen betrekking op gebieden waar de compensatie van natuur- en landschapswaarden op grond van provinciaal beleid al verplicht is, zoals bij aantasting van de groene hoofdstructuur (GHS) of de AHSlandschap. Onder rood wordt verstaan alle stedelijke functies (wonen, werken, voorzieningen) die een nieuw ruimtebeslag leggen op het buitengebied. Ook nieuwe sportvelden worden aangemerkt als stedelijke functie. De rood-met-groen koppeling heeft geen betrekking op inbreidingslocaties en is evenmin vereist voor de realisering van ruimte-voor-ruimte woningen. Deze woningen leggen weliswaar ook een nieuw beslag op de ruimte in het buitengebied maar dragen op andere wijze al aanmerkelijk bij aan de kwaliteitsverbetering in het buitengebied. Onder groen wordt verstaan alle projecten gericht op een kwaliteitsverbetering in het buitengebied (inclusief kernrandzones). De hier gehanteerde definitie van rood-met-groen sluit derhalve de binnenstedelijke ontwikkeling van groenprojecten uit. Meer concreet denken we daarbij aan het ontwikkelen of versterken van de natuur en het landschap in het buitengebied van een gemeente of regio. Waar mogelijk wordt uitgegaan van multifunctioneel gebruik (naast aandacht voor natuur en landschap ook aandacht voor water, recreatie, agrarisch medegebruik enz.) voor zover dat niet in strijd is met de zorgplicht voor kwetsbare natuur of afbreuk doet aan de landschappelijke kwaliteit. In de stedelijke regio's is het zinvol een koppeling te leggen met de uitvoeringsprojecten uit de uitwerkingsplannen, zoals de gebieden die aangeduid zijn met 'landschapsontwikkeling'. Ook kan een koppeling worden gelegd met de verbreding van ecologische verbindingszones. Voorts is een koppeling mogelijk met de doelen in het kader van de revitalisering van het landelijk gebied. De gemeente wordt uitdrukkelijk uitgenodigd de mogelijkheden hiervoor te bezien. De invulling van kwaliteitsverbetering in het buitengebied is voor wat betreft het plangebied Kerkebogten een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de leden van de maatschap Kerkebogten. Voor de Rood-met-Groen-koppeling wordt vanuit de grondexploitatie een bedrag aangewend van € 2,00/m² netto uitgeefbaar projectmatig te ontwikkelen gebied. Indicatief is sprake van 100.000 m². De oppervlakte zal nauwkeurig worden bepaald aan de hand van het verkavelingsplan.
38
5.8 Archeologie en cultuurhistorie Uit een in september 2003 uitgevoerd bureauonderzoek was al gebleken dat met de realisatie van de woningbouw archeologische waarden in het gebied kunne worden aangetast. Op basis van de uitkomst van het bureauonderzoek werd dan ook aanbevolen een inventariserend veldonderzoek te laten uitvoeren. Dit onderzoek is uitgevoerd door de Hendrik Brunstig Stichting van het Archeologisch Centrum van de Vrije Universiteit (ACVU-HBS). RAAP archeologisch adviesbureau BV heeft in dit kader als onderaannemer een booronderzoek uitgevoerd (verslag inventariserend veldonderzoek plangebied Kerkebogten, gemeente Eersel, september 2004). Het veldonderzoek werd in het voorjaar van 2004 uitgevoerd in de vorm van een combinatie van grondboringen en proefsleuven. Hierbij is aangetoond dat over het hele gebied goed bewaarde sporen van bewoning uit diverse perioden te vinden zijn. De vindplaatsen kunnen zonder meer als behoudenswaardig worden aangemerkt. Gezien de te verwachten kwaliteit gaat het om vindplaatsen van bovenregionaal belang. ACVU-HBS geeft aan dat wanneer het behoud van de vindplaatsen in situ niet mogelijk is, opgraven het laatste redmiddel is. Ook de provincie Noord-Brabant heeft advies uitgebracht op basis van de rapportage. Deze adviseert om het bodemarchief niet verloren te laten gaan maar in situ te behouden. In dien andere maatschappelijke belangen daardoor ernstig in gedrang komen behoort bescherming ex situ (definitieve opgraving) van het gebied tot de mogelijkheden. Vervolgens is een programma van eisen DAO opgesteld. De provincie Noord Brabant heeft in gestemd met het Programma van Eisen, Definitief Archeologisch Onderzoek (DAO) Eersel-Kerkebogten. Conclusie: Met als basis het door de provincie goedgekeurde DAO worden gefaseerd archeologische opgravingen uitgevoerd voordat direct voordat het gebied bouwrijp gemaakt wordt en wordt de ex-situbescherming gerealiseerd.
5.9 Luchtkwaliteit Voor een aantal stoffen in de lucht, gelden wettelijke grenswaarden, welke zijn vastgelegd in het Besluit Luchtkwaliteit van 11 juni 2001. Voor de stoffen NO2 (stikstofdioxide) kent het Besluit tijdelijk verhoogde grenswaarden, ofwel plandrempels. Bij overschrijding van deze plandrempels dient een plan opgesteld te worden waarin wordt aangegeven op welke wijze in 2010 voldaan zal gaan worden aan de grenswaarden. Voor fijn stof zijn er geen plandrempels meer van toepassing. Sinds 1 januari 2005 gelden de grenswaarden. De normen zijn gesteld ter bescherming van de gezondheid van de mens. De luchtkwaliteit dient in zijn algemeenheid, met uitzondering van de werkplek, bepaald te worden. Er wordt beoogd te voorkomen dat nieuwe knelpunten ontstaan. De gemeente toetst daartoe het aspect luchtkwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen expliciet aan de normen conform het Besluit luchtkwaliteit 2005. Is de verwachting dat de ontwikkeling zal leiden tot overschrijding van de normen, dan wordt naar een zodanig (technisch, planologisch) alternatief gezocht dat wordt voldaan aan de normen.
39
Voor het plangebied Kerkebogten is in juli 2006 door de Milieudienst Regio Eindhoven een luchtonderzoek uitgevoerd conform het Besluit luchtkwaliteit 2005. Voor de omliggende wegen zijn voor de jaren 2005 (huidige situatie), 2010 en 2015 voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) de jaargemiddeldeconcentraties en het aantal overschrijdingen van de 24-uursgemiddelde concentratie berekend. Hiervoor is gebruikgemaakt van het programma CAR II v5.0. Er is rekening gehouden met de verkeersaantrekkende werking van het plan Kerkebogten. In geen van de berekende jaren wordt de grenswaarde voor jaargemiddelde concentratie van NO2 en PM10 overschreden. Op het gebied van NO2 wordt bovendien in geen enkel jaar de 24-uursgemiddelde concentratie overschreden. Voor wat betreft PM10 wordt alleen in de huidige situatie, dus zonder dat het plan Kerkebogten gerealiseerd is, de grenswaarde van 35 overschrijdingen van de 24-uursgemiddelde concentratie overschreden. Voor de jaren 2010 en 2015 ligt het aantal overschrijdingen onder de grenswaarde. In het onderzoek is ook aandacht besteed aan de invloed van bedrijvigheid en de snelweg A67 op de luchtkwaliteit in het plangebied. Resumerend wordt het volgende geconcludeerd: -
-
-
Rekening houdend met de verkeersaantrekkende werking van het plan Kerkebogten wordt in 2010 en 2015 voldaan aan de normen conform het Besluit luchtkwaliteit 2005. De ontwikkeling van het plan Kerkebogten leidt dus niet tot een overschrijding van deze normen. Uit de rapportage ‘Regionale luchtkwaliteit SRE-gemeenten 2002’kan worden afgeleid dat de binnen de gemeente Eersel gelegen bedrijven op lokaal niveau verwaarloosbaar bijdragen aan het achtergrondniveau. In of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig of worden bedrijven gerealiseerd, waarvan de emissies naar de lucht van invloed zijn op de woonomgeving. De snelweg A67 ligt op een dermate grote afstand van het plangebied, dat deze weg geen relevante bijdrage levert aan de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
5.10 Integrale veiligheid Verkooppunt voor motorbrandstoffen, inclusief lpg. Er is geen verkooppunt voor motorbrandstoffen aanwezig waar lpg wordt verkocht. Derhalve gelden geen beperkende maatregelen. Kabels en Leidingen Er zijn geen belemmerende kabels en leidingen in het plangebied aanwezig. Gevaarlijke stoffen Transport In 2002 heeft de gemeente in regionaal verband een route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld. De route loopt buiten de kernen van de gemeente Eersel via rijkswegen en provinciale wegen. Hiermee dient rekening gehouden te worden bij nieuwe ontwikkelingen in de nabijheid van deze locaties Vuurwerkopslag Er is geen vuurwerkopslag in de nabijheid van het plangebied aanwezig.
40
6
FINANCIËLE HAALBAARHEID
Het plan wordt gerealiseerd binnen privaat-publieke samenwerking (PPS) Ten behoeve van de exploitatie van het gebied is de maatschap Kerkebogten opgericht. Daarin participeren professionele marktpartijen, woningstichting en gemeente. De gemeente Eersel heeft met deze maatschap een intentieovereenkomst gesloten. Deze intentieovereenkomst is gevolgd door een samenwerkingsovereenkomst (SOK). Onderdeel van de overeenkomst is dat voor de maatschap een realiseringsplicht geldt, waarvoor de maatschap risicodrager is. In de samenwerkingsovereenkomst is overigens door de gemeente vastgesteld dat het gehele plan economisch uitvoerbaar is.
41
42
7
DE BESTEMMINGEN
Het bestemmingsplan is het instrument bij uitstek voor de gemeentelijke ruimtelijke ordening. Afhankelijk van het beleid kan een bestemmingsplan een meer of minder globaal karakter dragen. Veelal wordt in relatie tot globaliteit in één adem ook het begrip flexibiliteit genoemd. Het betreft hier echter verschillende begrippen. In een globale regeling zijn veel activiteiten zonder nadere toetsing toegelaten. Alleen die activiteiten zijn verboden waarvan zeker lijkt dat deze uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening in het betreffende plangebied niet kunnen worden toegelaten. Het betreft dus een regeling die veel ruimte biedt. Een flexibele regeling daarentegen biedt in beginsel minder ruimte en laat zonder nadere toetsing alleen die activiteiten toe, waarvan zeker lijkt dat die uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening geen bezwaar ontmoeten. Andere activiteiten zijn verboden maar kunnen, als er in het concrete geval geen bezwaar tegen bestaat alsnog worden toegelaten aan de hand van een nadere beoordeling. Overigens kan zowel met globaliteit als flexibiliteit uiteindelijk tot hetzelfde resultaat worden gekomen. Er zijn namelijk allerlei tussen- en mengvormen mogelijk. Voorliggend bestemmingsplan biedt een flexibele regeling voor de te ontwikkelen gronden binnen het plangebied en kent vier bestemmingen, die hieronder worden toegelicht. Groen (G) De gronden binnen deze bestemming zijn primair bestemd voor groenvoorzieningen. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. In de bouwvoorschriften worden nadere regels gegeven voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Tot slot kent deze bestemming inrichtingsvoorschriften voor in- en uitritten ter ontsluiting van woonpercelen. Maatschappelijk (M) Binnen het plangebied is een woonzorgzone gepland. Voor deze woonzorgzone is de bestemming Maatschappelijk opgenomen. De gronden binnen deze bestemming zijn primair bestemd voor geïndiceerde zorgwoningen, sociaal-medische voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van dienstverlening en ondergeschikte detailhandel. In de bouwvoorschriften worden regels gegeven voor de bouw van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Verkeer-Verblijf (V-V) De gronden binnen deze bestemming zijn primair bestemd voor voorzieningen voor verkeer en verblijf. In de bouwvoorschriften worden regels gegeven voor de bouw van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
43
Wonen-1 (W-1) De gronden binnen deze bestemming zijn primair bestemd voor wonen, aanhuis-verbonden beroepen en lichte bedrijvigheid. Woningen mogen vrijstaand, halfvrijstaand, geschakeld, aaneengesloten en gestapeld worden gebouwd. In de bouwvoorschriften worden nadere regels gegeven voor de bouw van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Ter bescherming van de binnen het plangebied geplande beeldbepalende bomen zijn aanlegvoorschriften opgenomen. Tot slot kent deze bestemming enkele vrijstellingsbevoegdheden voor burgemeester en wethouders.
44
8
PROCEDURES
Voor het voorontwerpbestemmingsplan ‘Kerkebogten’ heeft op 22 december 2005 een inloopavond plaatsgevonden waarbij mensen in de gelegenheid werden gesteld kennis te nemen van het plan. Daarnaast is het plan conform artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. De Provinciale Planologische Commissie (PPC) heet het plan behandeld en per brief d.d. 16 augustus 2006 haar advies uitgebracht. Ook waterschap De Dommel heeft in het kader van het vooroverleg gereageerd. Beide reacties zijn opgenomen in de bijlage. De gemeentelijke reactie op het PPC advies is ook opgenomen in de bijlage. Reacties vanuit het vooroverleg zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan ‘Kerkebogten’. Daarna heeft het ontwerpbestemmingsplan ter visie gelegen van 11 januari 2007 t/m 21 februari 2007. Het bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld op 15 mei 2007. Het raadsbesluit is opgenomen in bijlage 4. Eén onderdeel van een der reacties vanuit de tervisielegging is verwerkt in voorliggend bestemmingsplan. De beantwoording van de reacties is opgenomen in het Raadsvoorstel, dat eveneens in bijlage 4 is opgenomen.
Rosmalen, mei 2007 Croonen Adviseurs b.v.
Vastgesteld: 15 mei 2007
45
Bijlage 1 Reactie Provinciale Planologische commissie
2
Bijlage 2 Reactie Waterschap De Dommel
2
Bijlage 3 Gemeentelijke reactie op PPC-advies d.d. 16 augustus 2006
Bijlage 4 Raadsvoorstel en Raadsbesluit
Bijlage 4 Raadsvoorstel en Raadsbesluit
Bijlage 4 Raadsvoorstel en Raadsbesluit