Bestemmingsplan
"Gebied Oostpoort e.o."
Gemeente DORDRECHT
Stadsontwikkeling
Behoort bij het raadsbesluit d.d. 30 juni 2009 tot vaststelling van het bestemmingsplan.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.”
juni 2009
Toelichting deel uitmakend van het bestemmingsplan
"Gebied Oostpoort e.o."
GEMEENTE DORDRECHT Stadsontwikkeling
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
1
juni 2009
INHOUDSOPGAVE VAN DE TOELICHTING Hoofdstuk 1.
I N L E I D I N G.........................................................................................2
Hoofdstuk 2.
P L A N G E B I E D ....................................................................................4 2.1. Ligging en begrenzing ......................................................................4 2.2. Historische ontwikkeling...................................................................5 2.3. Beschrijving van het gebied ..............................................................5 2.3.1. Ruimtelijke, stedenbouwkundige en functionele karakteristiek/huidig gebruik..............................................................5 2.3.2. Verkeersstructuur .................................................................6 2.3.3. Cultuurhistorische en archeologische aspecten..........................7
Hoofdstuk 3.
J U R I D I S C H P L A N O L O G I S C H K A D E R....................................9
Hoofdstuk 4.
B E L E I D S L I J N E N ...........................................................................10 4.1. Rijks-, Provinciaal en Regionaal beleid...............................................10 4.1.1. Algemeen ..........................................................................10 4.1.2. Streekplan Zuid-Holland Zuid (2000)......................................10 4.1.3. Beleidslijn grote rivieren .......................................................10 4.2. Gemeentelijk beleid........................................................................11 4.2.1. Stadsplan ..........................................................................11 4.2.2. Structuurvisie Staart (2001).................................................11 4.2.3. Verkeer en Vervoer .............................................................11 4.2.4. Groenvoorzieningen ............................................................12 4.2.5. Economie ..........................................................................12 4.2.6. Prostitutiebeleid..................................................................13 4.2.7. Structuurvisie Dordrecht 2020 (ontwerp) ...............................13
Hoofdstuk 5.
B E S C H R I J V I N G V A N H E T P L A N .........................................14 5.1. Keuze planmethodiek .....................................................................14 5.2. Bestemmingen ..............................................................................14
Hoofdstuk 6.
M I L I E U - A S P E C T E N .....................................................................18 6.1. Ecologie/natuur in de stad ..............................................................18 6.2. Wet geluidhinder ...........................................................................18 6.2.1. Algemeen ..........................................................................18 6.2.2. Wegverkeerslawaai .............................................................18 6.2.3. Industrielawaai ...................................................................18 6.3. Externe veiligheid ..........................................................................20 6.4. Bodemkwaliteit .............................................................................25 6.5. Luchtkwaliteit ...............................................................................26 6.6. Watertoets ...................................................................................26 6.6.1. Waterkering .......................................................................26 6.6.2. Beleidslijn grote rivieren. ......................................................27 6.6.3. Stedelijk Waterplan .............................................................27 6.6.4. Veiligheid ..........................................................................28 6.6.5. Rioleringstelsel/afvalwater....................................................28 6.6.6. Bestemmingsplan ...............................................................28 6.6.7. Overleg met waterbeheerder ................................................28
Hoofdstuk 7.
U I T V O E R B A A R H E I D ...................................................................30 7.1. Maatschappelijk ............................................................................30 7.2. Financieel.....................................................................................30
Hoofdstuk 8.
R E S U L T A T E N O V E R L E G............................................................31
Bijlagen:
1. 2.
Externe veiligheid Advies veiligheidsregio d.d. 20 maart 2009
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.”
juni 2009
Hoofdstuk 1.
INLEIDING
De afgelopen jaren hebben onderzoeken en besprekingen plaatsgevonden over de beoogde invulling van het gebied Oostpoort. In de ontwerp-Structuurvisie Dordrecht 2020 is voor deze poort van de stad gelet op de ligging naast de N3, nabij de Papendrechtse brug, onder meer de gewenste ontwikkeling tot een knooppunt voor vrijetijdsvoorzieningen genoemd. Op dit moment wordt gestreefd naar verdere bepaling van de mogelijke invulling van het Oostpoortgebied (o.a. functioneel/beleidsmatig, qua milieu- en verkeersaspecten, maar ook voor wat betreft de markttechnische en financiële haalbaarheid). Dit gebeurt in samenwerking met de eigenaar van het gebied Oostpoort. In dat kader is ook sprake van andere onderzoeken naar invullingsmogelijkheden van het gebied. Dit betreft bijvoorbeeld het initiatief van FC Dordrecht tot verplaatsing van het stadioncomplex Krommedijk naar het Oostpoortgebied. Er bestaat nu nog onvoldoende duidelijkheid over de invulling van het gebied. En evenmin over de financiële haalbaarheid of over de bestuurlijk/juridische mogelijkheden daarvan. Zolang de invulling niet bekend is, is onderzoek naar/uitwerking van de relevante milieuaspecten en –effecten nog niet mogelijk. Om deze redenen is het opstellen van de Gebiedsvisie Merwedehavens en aansluitend een nieuw bestemmingsplan nog niet aan de orde. Voor het gebied geldt nu een oud en verouderd bestemmingsplan: het "Algemeen plan van uitbreiding der gemeente Dordrecht" uit 1932. Het overgrote deel van de gronden heeft de bestemming "Handels- en industrieterrein". De vestiging van bedrijven past binnen dit geldende bestemmingsplan. Dit betreft zowel lichte als zware/risicovolle bedrijven maar ook bedrijven met weinig arbeidsplaatsen of juist bedrijven met veel arbeidsplaatsen. De N3 is een transportroute gevaarlijke stoffen. Het is niet verantwoord -en dus ongewenst- als binnen zones van de N3 risicogevaarlijke functies (bebouwing en gebruik) tot stand gebracht worden. Daarnaast is de vestiging van risicorelevante bedrijven in het gehele gebied Oostpoort ongewenst vanwege de ligging nabij de woonwijk en de bestaande ontsluitingssituatie. De gemeenteraad heeft op 15 april 2008 een voorbereidingsbesluit genomen om de in de vorige alinea genoemde ongewenste ontwikkelingen binnen het gebied te voorkomen. Dit voorbereidingsbesluit is op 17 april 2008 in werking getreden. De beschermende werking van het voorbereidingsbesluit komt te vervallen als niet binnen een jaar een ontwerp-bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd. Hierboven is aangegeven dat nog niet aan een definitief bestemmingsplan kan worden gewerkt. Om de beschermende werking van het voorbereidingsbesluit te continueren is besloten een "tussenbestemmingsplan" op te stellen. In dit tussenbestemmingsplan wordt uitgegaan van de bestaande functie die op grond van het geldende bestemmingsplan mogelijk is: bedrijvigheid. In het nieuwe plan is dus sprake van bestendiging van de huidige planologische situatie met dien verstande dat rekening is gehouden met de nu geldende wet- en regelgeving voor externe veiligheid (zoals het Besluit externe veiligheid Inrichtingen, BEVI en de Circulaire risiconormering transport gevaarlijke stoffen). Nadrukkelijk moet worden opgemerkt dat de gemeente nog steeds streeft naar invulling van de poortlocatie als knooppunt van voorzieningen. Het nieuwe bestemmingsplan is daarom als "tussenbestemmingsplan" bedoeld voor bescherming tegen ongewenste ontwikkelingen en wordt te zijner tijd opgevolgd door een nieuw bestemmingsplan dat de definitieve invulling van het Oostpoortgebied regelt.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.”
2
juni 2009
Figuur 1:
Ligging plangebied binnen de gemeente Dordrecht
Binnen Dordrecht is één van de uitgangspunten voor nieuw op te stellen bestemmingsplannen: de mogelijkheid dat deze op korte termijn digitaal kunnen worden aangeboden. In- en externen kunnen dan via internet op gemakkelijke wijze het bestemmingsplan raadplegen. Deze systematiek wordt ook voor dit bestemmingsplan gehanteerd. Daarnaast is rekening gehouden met de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening. Dat betekent dat zowel inhoudelijk als qua procedure wordt uitgegaan van de nieuwe wetgeving. In het plan is bijvoorbeeld sprake van planregels en van ontheffingen in plaats van planvoorschriften en vrijstellingen. Bij het bepalen van de begrenzing van het plangebied is gezocht naar in het gebied herkenbare begrenzingen. In hoofdstuk 2 is op de ligging en begrenzing van het plangebied ingegaan. Tevens is een beschrijving van het gebied gegeven. In hoofdstuk 3 is aangegeven welk bestemmingsplan wordt herzien, terwijl in hoofdstuk 4 de uitgangspunten voor het bestemmingsplan zijn verwoord. In het hoofdstuk "Beschrijving van het plan" (hoofdstuk 5) is inhoudelijk ingegaan op dit bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt de regeling zoals vastgelegd in de regels van het bestemmingsplan beschreven en waar nodig toegelicht. In het daaropvolgende hoofdstuk 6 worden de milieu-aspecten aan de orde gesteld. In de hoofdstukken 7 en 8 zijn de resultaten van de inspraakronde en het overleg met diensten van Rijk, Provincie, waterschap en gemeenten (art. 3.1.1. Bro) vermeld.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
3
juni 2009
Hoofdstuk 2.
2.1.
PLANGEBIED
Ligging en begrenzing
Het voorliggende bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” regelt de bestemmingen en het gebruik van de in het noorden van Dordrecht gelegen gronden in het gebied dat globaal begrensd wordt door: • •
in het noorden: in het oosten:
• •
in het zuiden: in het westen:
Figuur 2:
de in Beneden Merwede gelegen gemeentegrens; de oostelijke zijkant van de Kerkeplaat en het midden van de Kolenhaven; de noordzijde van de Merwedestraat en de Baanhoekweg; de westelijke perceelsgrenzen van Luijten Verf VVZ (incl. de ontsluitingsweg), Muller b.v., Sita Recycling B.V. en van het terrein dat eigendom is van de projectontwikkelaar van het Oostpoortgebied.
begrenzing plangebied bestemmingsplan.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
4
juni 2009
2.2.
Historische ontwikkeling
Het gebied is pas in de 19e eeuw ingepolderd/bedijkt: de Staart of West Merwedepolder in 1852. In het plangebied werd tussen 1949 en 1955 een elektriciteitscentrale gebouwd: eerst de Centrale Merwedehaven, later Electriciteitscentrale Zuid Holland. Dit was de eerste bebouwing ter plaatse. In de omgeving is sprake van een bedrijventerrein. Dat geldt ook voor de ten zuiden van de Kerkeplaat en ten westen van de N3 gelegen gronden. Na beëindiging van de activiteiten is de centrale gesloopt. Op dit moment is voor een groot deel sprake van een braakliggend terrein.
2.3.
Beschrijving van het gebied
In deze paragraaf wordt –vanuit verschillende oogpunten– het gebied beschreven. In hoofdstuk 5 is aangegeven welke bestemmingen zijn onderscheiden en op welke wijze karakteristieken in de bestemmingen tot uitdrukking zijn gebracht.
2.3.1. Ruimtelijke, stedenbouwkundige en functionele karakteristiek/huidig gebruik Aan de zuid-west en zuid-oostzijde van het plangebied is sprake van de bestaande woonwijken Staart en Merwedepolder. Ten westen van het plangebied van dit bestemmingsplan zijn de gronden in gebruik voor bedrijfsdoeleinden terwijl direct aan de oostzijde ook sprake is van andere functies. Dit betreft bijvoorbeeld de bestaande Penitentiaire Inrichting “De Dordtse Poorten” (PI) en het archeologisch waardevolle (groen)gebied “Huis te Merwe”. Direct ten oosten
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
5
juni 2009
van de PI ligt het bedrijventerrein Veerplaat. Dit bedrijventerrein ligt voor een deel direct aan de 2e Merwedehaven. Belangrijk binnen het gebied is de ligging van de N3. Deze weg zorgt niet alleen voor een autowegverbinding tussen de autosnelwegen A16 en de A15, maar ook tussen Dordrecht, Papendrecht en de Alblasserwaard. Daarnaast is de N3 aangewezen als transportroute gevaarlijke stoffen en is het een belangrijke binnengemeentelijke verkeersweg. De Kerkeplaat zorgt voor ontsluiting van het terrein. Op de verkeersaspecten wordt in par. 2.3.2. nader ingegaan. Het plangebied bestaat voor een deel uit water. Het betreft een gedeelte van de Beneden Merwede, het westelijke deel van de Kolenhaven en het oostelijke deel van de 1e Merwedehaven. Een deel van de aanbruggen van de Merwedebrug loopt over het havenbekken van de 1e Merwedehaven. Deze 1e Merwedehaven is in gebruik voor de binnenscheepvaart. Dat geldt niet voor het onder en ten oosten van de brug gelegen deel dat gelet op de beperkingen (brugpeilers in het water en de doorvaarthoogte) functioneel geen betekenis heeft als actief havengebied voor de beroepsvaart. Het doorlopen van het havenbekken onder de brug kan een ruimtelijke betekenis krijgen door de ontwikkelingen op het gebied aan de oostzijde van de brug een relatie te geven met de 1e Merwedehaven. In het zuidelijk deel van het plangebied staan aan de Merwedestraat (tussen de N3 en de Kerkeplaat) enkele belangrijke transformatorgebouwen. De energiehuishouding van Dordrecht is hiervan voor een deel afhankelijk. Architectonisch is het meest westelijke gebouw door de abstracte gevelindeling van betekenis. Vanwege de functie en de gevel is behoud van deze bebouwing het uitgangspunt. Uit oogpunt van onderhoud en serviceverlening moet de bereikbaarheid van de gebouwen vanaf de openbare weg gewaarborgd blijven.
2.3.2. Verkeersstructuur Zoals in de vorige paragraaf al is aangegeven loopt een deel van de N3 dwars door het plangebied. Dat geldt ook voor de Kerkeplaat: in eerste instantie parallel aan de N3 en vervolgens afbuigend en de N3 kruisend. De Kerkeplaat zorgt voor ontsluiting van de bedrijfsgronden. Het gaat daarbij om het bedrijventerrein Veerplaat en om alle ten westen van de N3 en ten noorden van de 1e Merwedehaven gelegen gronden.
Figuur 3:
fietsroutes in het plangebied.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
6
juni 2009
Qua fietsverkeer kan worden opgemerkt dat langs de N3 sprake is van een vrijliggend fietspad. Dit is een aan de oostzijde van de weg gelegen tweerichtingen fietspad, waardoor het zowel van als naar Papendrecht te gebruiken is. Voor fietsend bestemmingsverkeer is langs de Kerkeplaat sprake van een fietsaanduiding op de weg. Direct buiten het plangebied liggen de Merwedestraat en Baanhoekweg. Deze wegen worden ook gebruikt door het openbaar vervoer. In de directe nabijheid van het plangebied is sprake van halteplaatsen voor de bus. Op basis van de in 1997 vastgesteld Beleidsvisie Verkeer en Vervoer zijn wijkverkeersplannen opgesteld. Gekozen is voor een brede aanpak waarin niet alleen het wegennet is gecategoriseerd, maar waarbij tevens een analyse van de objectieve en de subjectieve verkeersonveiligheid is gemaakt. Voor het gebied Oostpoort e.o. betekent dit dat voorgesteld is de Kerkeplaat te betitelen als 30kilometerweg en dat daarvoor minimaal een zogeheten poortconstructie aan het begin van de Kerkeplaat dient te worden gemaakt. Met betrekking tot parkeren, laden en lossen kan nog worden opgemerkt dat dat op eigen terrein moet terrein plaatsvinden.
2.3.3. Cultuurhistorische en archeologische aspecten a. Cultuurhistorische waarden In het plangebied bevinden zich geen rijks- of gemeentelijke monumenten. In de komende jaren zal nog een gemeentelijke monumenten inventarisatie plaatsvinden, maar waarschijnlijk zijn er geen objecten die daarvoor in aanmerking komen. Het gebied maakt geen onderdeel uit van een als beschermd stadsgezicht aangewezen gebied. Wel is het oeververloop langs de Beneden Merwede met de insteekhavens zeer karakteristiek en heeft een duidelijke samenhang met de industriële ontwikkeling van de Staart. Nieuwe invullingen moeten de bestaande structuur van de insteekhavens respecteren. Verder dient vanuit cultuurhistorisch en archeologisch oogpunt in het kader van ontwikkelingen te worden gezocht naar een zinvolle, liefst ondersteunende bestemming voor de naastgelegen ruïne van het Huis te Merwede met omgeving, waarbij de ruïne weer wordt hersteld in een passend decor. b. Archeologische waarden. In 2005 is in het plangebied een archeologisch booronderzoek uitgevoerd door ADCArcheoprojecten in opdracht van Consulmij Milieu: ADC rapport 367: IVO Dordrecht EZH, Bureau- en Inventariserend Veldonderzoek, W.K. van Zijverden, 2005 Op basis van de resultaten van dat onderzoek kan het volgende gesteld worden: •
• • •
op het gehele terrein is de natuurlijke bodemopbouw tot op grote diepte verstoord: in het noorden zeker tot 2 meter beneden maaiveld en in het zuiden zelfs tot 6 meter beneden maaiveld. op het terrein zijn geen meandergordels of rivierduinen in de diepere ondergrond aanwezig. de fysieke gesteldheid van de bodem in het plangebied is over het algemeen dusdanig slecht dat archeologische waarden volledig afwezig zijn. in het booronderzoek zijn geen indicatoren gevonden die wijzen op archeologische sporen in de bodem.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
7
juni 2009
Geconcludeerd kan worden dat het plangebied wat betreft archeologie en uitgaande van de bestaande functie om bovenstaande redenen vrijgegeven kan worden voor verdere ontwikkeling. Er is geen archeologisch vervolgonderzoek nodig.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
8
juni 2009
Hoofdstuk 3.
JURIDISCH PLANOLOGISCH KADER
Voor het plangebied is op dit moment het bestemmingsplan “Algemeen plan van uitbreiding der gemeente Dordrecht” van kracht. Dit plan is vastgesteld op 25 januari 1932 en goedgekeurd op 2 augustus 1932.
Figuur 4:
fragment geldende bestemmingsplan “Algemeen plan van uitbreiding der gemeente Dordrecht”.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
9
juni 2009
Hoofdstuk 4.
4.1.
BELEIDSLIJNEN
Rijks-, Provinciaal en Regionaal beleid
4.1.1. Algemeen Zowel op rijks-, provinciaal als regionaal niveau is het voorzien in de ruimtebehoefte voor stedelijke functies een belangrijk uitgangspunt. Naast het instandhouden van een gezond economisch voorzieningenniveau (waaronder bedrijfsterreinenareaal) is de instandhouding en uitbreiding van de woningvoorraad van belang. Ook het herstel, behoud en de verbetering van het woon- en leefklimaat en de zorg voor het milieu vormen belangrijke uitgangspunten.
4.1.2. Streekplan Zuid-Holland Zuid (2000) Op 17 mei 2000 hebben Provinciale Staten het Streekplan Zuid-Holland Zuid vastgesteld. Het streekplan beschrijft de hoofdlijnen van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen binnen het streekplangebied voor de periode tot 2010. In het streekplan Zuid-Holland Zuid is in de Beneden Merwede de gemeentegrens vermeld. Het water van de Beneden Merwede, van de Kolenhaven en van de 1e Merwedehaven zijn aangeduid als “Vaarwegen, havens, waterstaatsdoeleinden” en zowel langs de rivier als langs de havens is de riviercontour aangegeven. Het overgrote deel van het plangebied is aangeduid als “bedrijfsterrein - bestaand of in ontwikkeling”. De N3 is een “verbinding van het rijkshoofdwegennet” met ter plaatse van de bestaande op- en afritten de aanduiding “aansluitpunt wegverbinding”. Ten slotte maakt het plangebied door de rode arcering deel uit van het “Drechtoeversgebied”. Het plangebied maakt deel uit van het gezoneerde bedrijventerrein “De Staart” en voor een deel van het in Papendrecht gelegen gezoneerde industrieterrein “Oosteind”. Voor dit onderdeel wordt verwezen naar par. 6.2.3. van deze toelichting. Aan de zuidkant van het Wantij ligt het waterwingebied “Wantijpark/Jeugddorp”. Daarom heen ligt op basis van de Provinciale Milieuverordening een boringsvrije zone. Deze zone loopt aan de noordzijde tot halverwege de 1e Merwedehaven. Ten slotte kan worden opgemerkt dat binnen het plangebied sprake is van ondergrondse leidingen en een belangrijk transformatoren-/schakelstation. Hierop is in par. 5.2. onder e. nader ingegaan.
4.1.3. Beleidslijn grote rivieren In plaats van de Beleidslijn ruimte voor de rivier is op 14 juli 2006 de Beleidslijn grote rivieren in werking getreden. Deze Beleidslijn bevat een kader voor het beoordelen van de toelaatbaarheid –vanuit rivierkundig én ruimtelijk oogpunt– van nieuwe activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren. De doelstellingen van de nieuwe Beleidslijn zijn gelijk aan de doelstellingen van de vervallen Beleidslijn ruimte voor de rivier: • het behouden van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed; • het tegengaan van ontwikkelingen die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst in feite onmogelijk maken. Op de consequenties voor het plangebied is in par. 6.6.2. ingegaan.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
10
juni 2009
4.2.
Gemeentelijk beleid
4.2.1. Stadsplan Het op 4 april 2000 door de gemeenteraad vastgestelde Stadsplan geeft richtingen en hoofdlijnen aan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Dordrecht voor de lange termijn (2000-2015) met een doorkijk naar de periode erna. Voor de periode tot 2005 sluit het Stadsplan aan bij bestaande beleidsnota’s. Het gaat daarbij vooral om het behouden en versterken van de stad en het buitengebied. Het plan is gericht op verbetering en vernieuwing van wat er is. Doel is een toetsingskader te bieden voor het verder ontwikkelen van een aantrekkelijke gemeente om te wonen, te werken, de vrije tijd door te brengen, kortom: te leven. Voor het gebied de Staart is uitgegaan op het wonen (met de bijbehorende voorzieningen) in het zuidelijke deel en bedrijfsterreinen in het noordelijke deel. Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft een deel van het bedrijventerrein.
4.2.2. Structuurvisie Staart (2001) In de structuurvisie zijn de uitkomsten van het onderzoek naar de toekomst van het gebied De Staart opgenomen. Volgens de visie is in de huidige situatie op de Staart geen sprake van grote knelpunten, kan de tweedeling van de functies wonen en werken aan weerszijden van de Merwedestraat en de Baanhoekweg voortduren en zijn er wensen tot verbetering. Voor het aspect “Werken” in de Staart is o.a. aangegeven dat nieuwe bedrijven of uitbreidingen van bestaande vestigingen het woongebied niet verder mogen belasten: de aanwezige milieu-overlast moet worden beheerst en waar mogelijk worden verminderd. Een tweede uitgangspunt is verbetering van de uitstraling van de bedrijven door moderniseren van bebouwing, het opknappen van terreinen en het toevoegen van groen. De door sloop van de EZH-elektriciteitscentrale braakliggende locatie is in de Structuurvisie Staart als herontwikkelingsgebied aangeduid. De opvallende ligging aan de rivier en aan een knooppunt van regionale en stedelijke verbindingen zijn gunstige voorwaarden voor een invulling met regionale en stedelijke voorzieningen en bedrijven. De uitdaging is daarbij om deze van ouds herkenbare locatie een nieuw gezicht te geven.
4.2.3. Verkeer en Vervoer Op 6 september 2005 heeft de gemeenteraad het beleidsvoornemen van het Mobiliteitsplan Dordrecht vastgesteld. Het Mobiliteitsplan Dordrecht (MPD) beoogt een antwoord te bieden op de opgaven die vanuit een toenemende (auto)mobiliteit op Dordrecht af komen. Vanuit de vaak tegengestelde belangen van bereikbaarheid en leefbaarheid wordt gestreefd naar gebiedsgericht maatwerk. De hoofddoelstelling van het mobiliteitsplan is het verbeteren van de bereikbaarheid en het handhaven van de leefbaarheid. Om de doelstellingen uit het Mobiliteitsplan mogelijk te maken hanteert Dordrecht een vierstappen strategie, waarvan de eerste drie dienen om de laatste stap zo lang mogelijk uit te kunnen stellen: Stap 1: Verleiding om modaliteitkeuze te beïnvloeden (vooral verminderen van het autoverkeer). Inzet op fiets en openbaar vervoer. Ook het lokale bedrijfsleven zal in deze stap een rol kunnen vervullen. Stap 2: Verleiding om andere reisperiode te kiezen. (Toekomstige) knelpunten kunnen voorkomen worden of makkelijker op te lossen indien zo maximaal mogelijk wordt ingezet op spreiding van de reistijden. Het gaat daarbij zowel om spreiding van personenvervoer als van vrachtvervoer. Hier wordt niet alleen medewerking voorzien van het bedrijfsleven maar ook van scholen. Stap 3: Verleiding om routekeuze te beïnvloeden (vooral het omleiden van het autoverkeer via de hoofdwegen). Het is dus de bedoeling dat door het aanbieden van
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
11
juni 2009
Stap 4:
kwalitatief goede routes automobilisten worden verleid tot het gebruik van deze routes. De beïnvloeding van de routekeuze wordt daarbij ondersteund door bewegwijzering en parkeerverwijssystemen. Als voorgaande stappen geen alternatief kunnen bieden, wordt ingezet op het nemen van wegvak- en kruispuntmaatregelen om knelpunten aan te pakken (het in goede banen leiden van het autoverkeer).
Belangrijk onderdeel van het Mobiliteitsplan is de aanwijzing van de hoofdnetten (auto, fiets en openbaar vervoer). In of langs het plangebied behoort een aantal wegen tot het ‘hoofdnet auto’: • de N3 (Rondweg Dordrecht) staat als bovengemeentelijke doorstroomweg benoemd. Op dit type doorstroomwegen staat een vlotte en veilige doorstroming van al het autoverkeer (personen, vracht) centraal. Vanwege deze doorstroming en de snelheidskarakteristieken van deze wegen dienen alle kruisende bewegingen (zowel voor autoverkeer als voor langzaam verkeer) ongelijkvloers te zijn; • de Merwedestraat staat als “stadsweg” benoemd. Hiermee wordt aangegeven dat deze weg van belang is voor de auto, maar dat ook de positie van de fiets en het openbaar vervoer van groot belang is. Als ontwerprichtlijn voor deze wegen geldt: gelijke prioriteit voor doorstroming alle modaliteiten. Liefst fysiek gescheiden rijstroken voor snel- en langzaam verkeer, maar in ieder geval dient langzaam verkeer een duidelijk afgebakende plaats in het wegbeeld te hebben. Indien ‘hoofdnet fiets’ of ‘hoofdnet openbaar vervoer’ de autostructuur kruist, hebben fiets of openbaar vervoer prioriteit. In de beleidsnota “Dordt fietst door” is aangegeven dat de N3 en de Merwedestraat deel uit maken van het ‘hoofdnet fiets’, primair netwerk en nachtnet netwerk. Dit betekent dat voor deze wegen wordt gestreefd naar hoogwaardige, sociaal veilige fietsvoorzieningen en naar goede oplossingen voor de passage van barrières. De N3 en de Merwedestraat behoren eveneens tot het ‘hoofdnet openbaar vervoer’. Op het wijkverkeersplan is in paragraaf 2.3.2. reeds ingegaan. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen.
4.2.4. Groenvoorzieningen De nota “Dordrecht Kleurrijk Groen” (juni 1995) geeft een visie op het groen in Dordrecht. In het uitvoeringsprogramma van 2003 is aangegeven waar extra op wordt ingezet, zoals meer kleur in het groen of een betere verzorging. Daarbij is aangesloten op wat bewoners belangrijk vinden. Voor het beheer van de openbare gronden die vallen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan is in de nota aangegeven dat sprake is van traditioneel onderhoud. De gemeenteraad heeft het Beleidsplan Stedelijke Ecologische Structuur 2008-2013 vastgesteld. In par. 6.1. is hierop nader ingegaan.
4.2.5. Economie a. Detailhandel Uitgangspunt van de Structuurvisie Detailhandel & Horeca Drechtsteden (2002) is handhaving en versterking van de bestaande detailhandelsstructuur. In dat kader wordt uitgegaan van handhaving van de detailhandelsstructuur die kan voorzien in de dagelijkse behoeften (met een accent op food) van de bewoners van de verschillende wijken. Dat wil zeggen dat handhaving van de kleine winkelcentra in de Staart en Merwedepolder het uitgangspunt is en geen detailhandelsvoorzieningen in het gebied Oostpoort toelaatbaar zijn.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
12
juni 2009
b. Bedrijvigheid Blijkens de inventarisatie van de Milieudienst Zuid-Holland Zuid (MZHZ) is binnen het plangebied sprake van bedrijven tot maximaal categorie 4.2 (voor een toelichting op deze categorie-indeling wordt verwezen naar de bijlage bij de regels). Rekening houdend met de afstanden tot bestaande woningen in de wijken Staart en Merwedepolder in Dordrecht en de bestaande woonbebouwing in Papendrecht heeft de Milieudienst Zuid-Holland Zuid geadviseerd nabij de Merwedestraat en de Baanhoekweg maximaal categorie 3.2. toe te laten. Op een wat grotere afstand is tevens vestiging van categorie 4.1 bedrijven toegestaan terwijl in het gebied vanaf het midden van de 1e Merwedehaven tot de rivier vestiging van bedrijven in categorie 4.2. mogelijk is. c. Horeca Binnen het plangebied is van een horecavestiging op dit moment geen sprake. In het verleden is een plan ontwikkeld voor een Mac Donald’s-vestiging op de hoek Kerkeplaat - Baanhoekweg. In principe bestaat er tegen zo´n vestiging op deze vanaf de N3 goed bereikbare locatie geen bezwaar. De concrete invulling van het nu braak- en achterliggende gebied is daarbij in feite minder van belang. Daarom kan de vestiging van zo’n restaurant in dit tussenbestemmingsplan worden mogelijk gemaakt.
4.2.6. Prostitutiebeleid Na de opheffing van het landelijke bordeelverbod is in Dordrecht op 5 september 2000 de notitie Prostitutiebeleid vastgesteld. Uitgangspunt van het beleid is een vergunningplicht voor seksinrichtingen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening en legalisering van de op 1 januari 2000 bestaande seksinrichtingen. Legalisering houdt tevens in een positieve bestemming in het desbetreffende bestemmingsplan. Met betrekking tot “thuiswerkers”geldt dat de activiteiten worden aangemerkt als “werk in de eigen woning”, waarbij het pand de hoofdfunctie wonen behoudt. Dergelijke panden behoeven niet als seksinrichting te worden bestemd. Samenvattend kan worden gesteld dat een seksinrichting binnen een bestemmingsplan alleen is toegestaan indien het betreffende pand daartoe is bestemd. In het onderhavige plangebied is geen seksinrichting als bedoeld in genoemde notitie gevestigd, zodat een positieve bestemming achterwege kan blijven.
4.2.7. Structuurvisie Dordrecht 2020 De locatie Oostpoort is door haar ligging zeer geschikt voor ontwikkeling tot ‘funpoort’ van Dordrecht en de regio, met vrijetijdsvoorzieningen, zoals een bioscoopcomplex, een evenementenhal (met bijvoorbeeld een indoor skatebaan, een overdekt speelcentrum voor kinderen, partycentrum etc.). De gemeente Dordrecht ziet daarom het gebied Oostpoort als het knooppunt voor vrijetijdsvoorzieningen/voor de ontwikkeling van leisure en heeft dat opgenomen in de Structuurvisie Dordrecht 2020. Een verplaatst stadion van FC Dordrecht kan daarbij een belangrijke bijdrage leveren aan de invulling van dit knooppunt en als katalysator dienen voor andere vrijetijdsvoorzieningen op deze locatie. Door de ligging aan de N3, nabij de Papendrechtse brug, is daarnaast sprake van een 'stadspoort'. In het stedenbouwkundige ontwerp en de architectonische uitstraling van dit stedelijke knooppunt moet ook het karakter van een 'stadspoort' tot uitdrukking komen.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
13
juni 2009
Hoofdstuk 5.
5.1.
BESCHRIJVING VAN HET PLAN
Keuze planmethodiek
Voor het onderhavige gebied is gekozen voor een gedetailleerd plan omdat dit de meeste duidelijkheid biedt. Van de plankaart zijn de bestemmingen en de daarvoor geldende bouwgrenzen afleesbaar.
5.2.
Bestemmingen
Via de plankaart is het karakter van het gebied terug te vinden in de bestemmingen. Een groot deel van het plangebied heeft de bestemming “Bedrijf” (a). Daarnaast zijn de volgende bestemmingen te onderscheiden: b. c. d. e.
Groen; Verkeer; Water; Leiding-ondergronds.
Ad a. Bedrijf. Behalve de natte en de droge infrastructuur hebben nagenoeg alle gronden binnen het plangebied de bestemming “Bedrijf”. Op deze gronden zijn bedrijven met bijbehorende bedrijfskantoren toegestaan. In de regels is vastgelegd dat naast de bedrijfsfunctie op de hoek Kerkeplaat/Baanhoekweg een wegrestaurant is toegestaan. Voor het bestaande belangrijke transformatoren- en schakelstation langs de Baanhoekweg is een nadere aanduiding “n” geplaatst; op deze gronden zijn uitsluitend nutsvoorzieningen toegestaan. De Milieudienst Zuid-Holland Zuid heeft over de toe te laten bedrijfscategorieën advies uitgebracht waarbij de VNG-uitgave “Bedrijven en milieuzonering” het vertrekpunt was (zie par. 4.2.5 onder b). Uit de aanduidingen op de plankaart blijkt welke categorieën bedrijvigheid zijn toegestaan. In het direct langs de Merwedestraat en de Baanhoekweg gelegen deel is in beginsel bedrijvigheid tot maximaal categorie 3.2. toegestaan. Op iets grotere afstand van de bestaande woningen is plaats voor bedrijven tot en met categorie 4.1. van de bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten. Rekening houdend met de afstand ten opzichte van de bestaande woningen in zowel Dordrecht als Papendrecht is op de rest van het terrein (vanaf het midden van de 1e Merwedehaven tot de Beneden Merwede) vestiging van bedrijven tot maximaal categorie 4.2. mogelijk. Deze vestigingsmogelijkheden sluiten aan op de categorieën van de nu gevestigde en in de omgeving gevestigde bedrijven. In het plan is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor het toelaten van bedrijfsactiviteiten die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn vermeld en voor de vestiging van bedrijven in de naast hogere categorie dan op de plankaart is vermeld. Het verlenen van ontheffing is niet zomaar mogelijk. Voorafgaand aan het verlenen van ontheffing moet blijken dat de bedrijfsactiviteiten van de naast-hogere categorie qua aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten. De feitelijke milieuhinder mag dus niet toenemen. Advies van de Milieudienst Zuid-Holland Zuid is voorgeschreven. Binnen het plangebied is op dit moment één risicovol bedrijf gevestigd. Dat betreft Luijten Verf VVZ, waarvan de vestiging op de huidige locatie vanuit RO-oogpunt geen bezwaar is. Uitbreiding van het aantal risicovolle bedrijven is in principe niet gewenst gelet op de ligging nabij de bestaande woningen en de bestaande ontsluitingssituatie. De vestiging van risicovolle bedrijven
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
14
juni 2009
binnen het plangebied is daarom in de regels uitgesloten. Wel is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen. Belangrijke voorwaarde voor het verlenen van zo’n ontheffing is, dat de contour van het plaatsgebonden risico (PR-contour) de grens van het eigen perceel niet overschrijdt. De vestiging van zelfstandige kantoren is uitgesloten, terwijl voor bedrijfskantoren de oppervlakte is gemaximaliseerd. Overeenkomstig de gebruikelijke uitgangspunten mag de brutovloeroppervlakte van dergelijke kantoren niet meer bedragen dan 50 % van het totale bebouwde bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 3.000 m². In par. 6.3. is toegelicht dat gelet op het groepsrisico de omvang van het totaal van de gezamenlijke bedrijfskantoren binnen een deel van de veiligheidszone gemaximaliseerd is op 16.000 m². Binnen de veiligheidszone-1, die direct langs de N3 ligt, is geen bebouwing en gebruik mogelijk. Wel kan sprake zijn van groenvoorzieningen en het parkeren van personenauto's en vrachtauto's met dien verstande dat het parkeren van voertuigen geladen met gevaarlijke stoffen zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen niet is toegestaan. In par. 6.3. en bijlage 1 is uitgebreid op het aspect externe veiligheid ingegaan; kortheidshalve wordt daarnaar verwezen. Op dit moment is binnen deze veiligheidszone-1 sprake van bebouwing en gebruik. Dit valt onder het overgangsrecht. De bestaande bebouwing mag gewoon worden gehandhaafd en het huidige gebruik mag worden voortgezet. Nieuwbouw, uitbreiding van bebouwing of wijziging van activiteiten binnen de veiligheidszone-1 is niet toegestaan. Op gronden met de bestemming “Bedrijf” mag worden gebouwd binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak. Het maximum bebouwingspercentage alsmede de toegestane hoogte van gebouwen e.d. zijn op de plankaart aangegeven. Daarnaast is voor hijs- en takelinrichtingen, zoals kranen langs en in de haven, voor schoorstenen en voor installaties en werktuigen een hoogteregeling opgenomen. De hoogte van buitenopslag mag niet meer bedragen dan 9 meter. Voor actualisering van de Staat van bedrijfsactiviteiten is een wijzigingsbevoegdheid (artikel 3.6 onder a van de Wro) opgenomen. Gelet op de ligging op het gezoneerde industrieterrein is er voor woningen op het bedrijventerrein geen plaats. Dat geldt ook voor andere geluidgevoelige functies zoals onderwijs of een gezondheidsvoorziening. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat detailhandel niet is toegestaan. Zoals gebruikelijk is op bedrijfsterreinen in Dordrecht, kan binnen een aantal randvoorwaarden in het kader van de uitoefening van een bedrijf ondergeschikte detailhandel plaatsvinden. De randvoorwaarden zijn opgenomen in de door burgemeester en wethouders op 15 juli 1997 vastgestelde beleidsregel en hebben betrekking op onder andere de aard en de omvang van de detailhandel (bijv. alleen ondergeschikte detailhandel in producten die ter plaatse zijn vervaardigd of geproduceerd) en geven aan dat zelfstandige detailhandel niet is toegestaan. Een deel van de gronden heeft door de bestemming “Leiding-ondergronds” een dubbele bestemming. Deze bestemming is bovengeschikt aan de bestemming “Bedrijf”. Ad b. Groen Op twee kleine locaties binnen het plangebied is sprake van openbare gronden die geen onderdeel uitmaken van de bestemming “Verkeer“. Het gaat om een strook langs de Merwedestraat en om het gebied direct ten zuiden van de Kolenhaven. Deze gronden hebben een groenbestemming en de voor de bestemming “Groen” gebruikelijke regels zijn opgenomen.
Ad c. Verkeer De wegen binnen het plangebied zijn bestemd voor “Verkeer”. Het betreft de N3, een stukje van de Merwedestraat en ook de Kerkeplaat.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
15
juni 2009
Voor het water onder (de oprit van) de brug is geregeld dat het aanwezige water (behalve de benodigde brugconstructie) gehandhaafd moet blijven. Ter plaatse van de brug aanwezige gronden zijn de regels van de “Veiligheidszone-1” van de bestemming “Bedrijf” van overeenkomstige toepassing. Gelet op de ligging van de ondergrondse leidingen is hiervoor een medebestemmingsbepaling opgenomen. De bestemming “Leiding-ondergronds” heeft het primaat.
Ad d. Water De watergangen in het plangebied zijn als zodanig bestemd. Het gaat om de Beneden Merwede en om een deel van de Kolenhaven en de 1e Merwedehaven. Voor de beide havens is een nadere aanduiding (ha) op de plankaart vermeld. In de regels is opgenomen dat op gronden met die aanduiding het innemen van ligplaatsen van vaartuigen voor de beroepsvaart, op- en overslagactiviteiten en scheepsbouw- en scheepsreparatiewerkzaamheden zijn toegestaan.
Ad e. Leiding-ondergronds Aan de zuid- en oostzijde van het plangebied is sprake van te bestemmen ondergrondse leidingen. Het gaat om 50 kV-verbindingen en een hogedrukgasleiding. In figuur 5 is het tracé van de verschillende leidingen aangegeven. Door de medebestemmingsbepaling is geregeld dat de bestemming “Ondergrondse leidingen” het primaat heeft.
Figuur 5: ligging leidingen
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
16
juni 2009
Naast bovenstaande toelichting per bestemming kan ook nog een enkele algemene opmerking worden gemaakt. Naast de per bestemming geregelde ontheffingsbepalingen zijn ook de gebruikelijke algemene ontheffingsmogelijkheden (voor bouwwerken van openbaar nut, verschuiven van verschillende grenzen) opgenomen. Binnen de openbare ruimte in diverse bestemmingen komen kabels en leidingen van onder andere Tennet, KPN en Eneco voor. Bij het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden in de directe nabijheid van deze kabels moet rekening worden gehouden met de ligging van de kabels en leidingen en dient overleg gevoerd te worden met de betrokken beheerders. De overige regels in het plan, zoals de anti-dubbeltelregel en de overgangsregels spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
17
juni 2009
Hoofdstuk 6.
6.1.
MILIEU-ASPECTEN
Ecologie/natuur in de stad
In 2008 is het Beleidsplan Stedelijke Ecologische Structuur 2008-2013 (SES) vastgesteld. De doelstelling van de SES is behoud en ontwikkeling van natuur met een optimale diversiteit, waarbij zoveel mogelijk wordt uitgegaan van gebiedseigen soorten en habitats. De ecologische structuur van de stad is opgehangen aan een aantal thema’s. Voor het plangebied van de Oostpoort is het thema “Dordrecht rivierenstad" relevant. Het water met z’n getijdenwerking en de nabijheid van de Biesbosch drukken voor dit gebied haar stempel op de natuurwaarden. Het doel is de relevante leefgebieden te verbeteren en te ontwikkelen. De buitendijkse plekken rondom het stedelijk gebied van Dordrecht zijn echter beperkt, zo ook in het plangebied van de Oostpoort. De oevers van de Beneden Merwede en het westelijk deel van de Kolenhaven zijn namelijk voorzien van een damwand, waardoor nauwelijks sprake is van de aanwezigheid van getijdennatuur. Voor het plangebied biedt de binnendijkse natuur meer kansen. Bij invulling van het plangebied is mogelijk sprake van de totstandbrenging van natuur (groenstroken, tuinen, afwatering etc.) Daarbij is de samenhang met de natuurwaarden rondom het huis Te Merwe van belang.
6.2.
Wet geluidhinder
Binnen het plangebied is sprake van wegverkeerslawaai en industrielawaai zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
6.2.1. Algemeen In dit bestemmingsplan is uitgegaan van de bestaande situatie: functiewijziging en/of toevoeging van geluidgevoelige bebouwing niet aan de orde. Gelet op de afstand tot de bestaande spoorlijnen is alleen wegverkeer- en industrielawaai van belang.
6.2.2. Wegverkeerslawaai Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) is iedere weg gezoneerd, behalve: • woonerven; • 30 km/u gebieden. Binnen het plangebied is de Kerkeplaat als 30 km-gebied aangewezen. De overige wegen zijn op grond van de Wet geluidhinder gezoneerd. Omdat vestiging van geluidgevoelige functies niet aan de orde is, heeft geen akoestisch onderzoek plaatsgevonden.
6.2.3. Industrielawaai Behalve een deel van de Beneden Merwede maakt het gehele plangebied onderdeel uit van het gezoneerde industrieterrein “De Staart”. Het terrein en de geluidszones zijn op 11 juni 1993 (nr. 93.004677) bij KB door de Kroon vastgesteld. Door middel van het bestemmingsplan “Herziening zone industrielawaai Staart”, vastgesteld d.d. 30 augustus 2005 en goedgekeurd op 18 oktober 2005 is de zone verkleind. Via het bestemmingsplan “Stadspolder, Vissershoek en Oudelandshoek” (resp. vastgesteld en goedgekeurd op 11 maart 2008 en 23 mei 2008) is de
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
18
juni 2009
zone opnieuw gewijzigd (gedeeltelijk verkleind, gedeeltelijk uitgebreid). Voor het plangebied is uitgegaan van reserveringsbronnen. Uit onderstaande figuur 6 blijkt de ligging van het gezoneerde terrein "De Staart"en de bijbehorende 50 dB(A)-zone.
Figuur 6:
Begrenzing gezoneerd industrieterrein “De Staart” met de bijbehorende 50 dB(A)zonegrens.
Daarnaast is het in Papendrecht en Sliedrecht gelegen gezoneerde bedrijventerrein "Oosteind" relevant. De 50 dB(A)-contour van het gezoneerde bedrijventerrein "Oosteind" ligt ter plaatse van de huidige kade langs de Beneden Merwede aan de noordzijde van het plangebied. Het gebied tussen deze contour en de in de rivier gelegen gemeentegrens (= begrenzing plangebied) ligt binnen de 50 dB(A)< < 55 dB(A)-zone.
Figuur 7:
Begrenzing en 50 dB(A)-zone industrieterrein “Oosteind”.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
19
juni 2009
Conclusie wegverkeerslawaai en industrielawaai. Het is niet de bedoeling binnen het plangebied nieuwe geluidgevoelige bebouwing op te richten. Het bestemmingsplan maakt dit ook niet mogelijk. Akoestisch onderzoek en de bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarden benodigde procedure hogere grenswaarden zijn daarom niet nodig. De binnen het plangebied gelegen begrenzingen en 50 dB(A)-contouren van de gezoneerde industrieterreinen "Staart" en "Oosteind" zijn in het bestemmingsplan vastgelegd.
6.3.
Externe veiligheid
A. Risicobronnen In of in de nabijheid van het plangebied bevinden zich de volgende risicobronnen: a. de Rondweg (N3), voor een deel gelegen in het plangebied; b. de Beneden Merwede, direct aan de noordzijde van het plangebied; c. het chemische bedrijf Dupont de Nemours, gelegen op ca. 1000 meter buiten het plangebied; d. het bedrijf Luijten VVZ, groothandel in chemische producten (verf), gelegen in het zuidwestelijk deel van het plangebied; e. een hogedrukaardgasleiding, gelegen in het plangebied, nabij de oostelijke plangrens; f. kegelschepenligplaats, gelegen buiten het plangebied in het oostelijk deel van de Kolenhaven. Vervoer productie en opslag van gevaarlijke stoffen brengt risico’s met zich mee doordat bij ongevallen de kans bestaat dat gevaarlijke stoffen vrijkomen. In bijlage 1 is een uitgebreide toelichting van het aspect Externe Veiligheid opgenomen. Dat betreft onder meer het advies van de brandweer. Onderstaand een samenvatting van de bijlage.
B. Huidige planologische en feitelijke situatie a. Rondweg N3 In het rapport “Analyse externe veiligheid Merwedehaven Dordrecht” [ARCADIS in opdracht van de Gemeente Dordrecht, Juni 2007] zijn de risico’s van het wegtransport over het nabij het plangebied gelegen deel van de N3 berekend. Uitgangspunten voor deze berekening zijn te vinden in bijlage 1. De risicoanalyse laat zien dat met de huidige vervoerscijfers de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico op 25 meter uit de as van de weg ligt. Er treedt geen overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico op. b. Beneden Merwede Over de Beneden Merwede vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Transportgegevens zijn opgenomen in bijlage 1. Omdat scheepvaartverkeer op de Beneden Merwede op verschillende afstanden van de oever het plangebied passeert is er voor de berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico uitgegaan van een fictieve rivier-as die is gelegen op 20 meter afstand vanaf de oever. Uit de berekening van het plaatsgebonden risico blijkt dat de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico, ook bij deze ongunstige aanname, niet op de oever ligt. Uit de Risico Atlas hoofdvaarwegen blijkt eveneens dat er op het onderhavige traject geen sprake is van overschrijdingen van het groepsrisico.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
20
juni 2009
c. Bedrijfsvestiging Dupont de Nemours Op ca. 1.000 meter van het plangebied bevindt zich de vestiging van Dupont. Uit de milieuvergunning blijkt het volgende: • de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico bevindt zich net buiten de terreingrenzen van de inrichting en op grote afstand van het plangebied; • in de huidige situatie is sprake van overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico. d. Bedrijfsvestiging Luijten VVZ Het betreft een vestiging waarbij de PR-contour 10-6 op 20 meter ligt en nagenoeg binnen de terreingrens blijft. Het groepsrisico blijft onder de oriënterende waarde. e. Hogedrukaardgasleiding In het plangebied is een hogedrukaardgasleiding aanwezig. De Gasunie heeft voor deze leiding met behulp van het programma “Pipe save” een analyse uitgevoerd naar de ligging van de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico. Uit deze berekening blijkt dat het plaatsgebonden risico op de leiding is gelegen. Het is niet te verwachten dat sprake is van een groepsrisicoprobleem. Tevens is een groepsrisicoberekening uitgevoerd. Uit deze berekening blijkt dat geen sprake is van overschrijding van de oriënterende waarde. f. Kegelschepenligplaats In het oostelijk deel van de haven, dat buiten het plangebied ligt, is sprake van een ligplaats voor kegelschepen.
C. Bestemmingsplan Gebied Oostpoort en omgeving C1. Toetsingskader Externe Veiligheid. Uitgangspunt voor het nieuwe plan is primair het bestendigen van de huidige planologische situatie. Met dien verstande dat het nieuwe plan moet inspelen op huidige wet en regelgeving voor externe veiligheid zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en de Circulaire risiconormering transport gevaarlijke stoffen. Op initiatief van de Brandweer Dordrecht is in 2002 gestart met het project “Veiligheidsstudie spoorzone Dordrecht Zwijndrecht”. Daarmee willen de gemeenten Dordrecht en Zwijndrecht op lokaal niveau een afweging kunnen maken tussen veiligheid in relatie met transport en economische ontwikkeling en ruimtelijke kwaliteit. De veiligheidsstudie is begin 2004 afgerond waarna het college van burgemeester en wethouders het toetsingskader als beleidsregel hebben vastgesteld. Het bestemmingsplan is ontwikkeld binnen de criteria uit dit toetsingskader. Het toetsingskader kan worden gezien als een nadere invulling en precisering van de door de Provincie Zuid-Holland ontwikkelde CHAMP-methodiek voor plantoetsing. Zowel de aspecten van het toetsingskader als die van de CHAMP methodiek zijn in bijlage 1 gebruikt bij de beoordeling van de risicosituatie in het plangebied. Samengevat is voor de verschillende risicobronnen het volgende geconstateerd: a. Rondweg N3 Plaatsgebonden risico – de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico ligt, bij de huidige vervoersaantallen, op 25 meter uit de as van de N3. Hierbij is rekening gehouden met de hoge uitstromingsfrequentie zoals die voor de N3 sinds 2003 bepaald.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
21
juni 2009
– ten behoeve van dit bestemmingsplan is een contour voor het plaatsgebonden risico geprognosticeerd voor 2020 op basis van het Global Economy scenario die leidt tot een maximale contour van 27 meter. Groepsrisico – het groepsrisico ligt een factor 20 onder de oriëntatiewaarde. – door opname van veiligheidszones vermindert het te bebouwen en te gebruiken oppervlak waardoor voor het groepsrisico sprake is van een verbetering. Zelfredzaamheid en beheersbaarheid Mogelijke ongevalscenario’s met gevaarlijke stoffen die op de N3 ter hoogte van het plangebied plaats kunnen vinden en effecten hebben tot in het plangebied, zijn: • het exploderen van een tankwagen met brandbaar gas. • vrijkomen van een toxische wolk • plasbrand Ongevalscenario’s met bijtende stoffen zijn door hun lokale effecten niet relevant. – Zelfredzaamheid In het kader van een effectieve zelfredzaamheid bij het scenario BLEVE verdient het aanbeveling maatregelen te treffen ten aanzien van de functie-indeling, de infrastructuur en de situering van bebouwing alsmede de inzet van risico-communicatie en alarmering van de in het gebied aanwezige personen. Voor het scenario vrijkomen van een toxische stof moeten bouwkundige maatregelen worden getroffen. – Beheersbaarheid In het kader van beheersbaarheid is het van belang dat aanvalswegen en bluswatervoorzieningen voldoende en in adequate mate aanwezig zijn, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Er is voldoende primaire bluswatervoorziening aanwezig. Het plangebied moet in voldoende mate bereikbaar zijn. Behoefte bestaat aan twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen. Hiervan is nu geen sprake; maar het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in wijziging van de bestaande bebouwings- of gebruiksmogelijkheden.
b. Beneden Merwede Plaatsgebonden risico De 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico ligt bij de huidige en toekomstige vervoersaantallen op het water. Groepsrisico Uit de Risico atlas hoofdvaarwegen blijkt eveneens dat er op het onderhavige traject geen sprake is van overschrijdingen van het groepsrisico. Zelfredzaamheid en beheersbaarheid – Zelfredzaamheid Ter verbetering van de zelfredzaamheid wordt een zone van 25 meter vanaf de kade vrijgehouden van bebouwing. – Beheersbaarheid Zie de maatregelen onder beheersbaarheid N3.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
22
juni 2009
c. Bedrijfsvestiging Dupont de Nemours Groepsrisico Uit de milieuvergunning van Dupont blijkt, dat het groepsrisico als gevolg van de aanwezigheid van Dupont wordt overschreden. Door het nieuwe bestemmingsplan is geen sprake van een toename van het aantal aanwezige personen en daardoor niet van substantiële wijzigingen in het groepsrisico. Zelfredzaamheid en beheersbaarheid – Zelfredzaamheid Het scenario hierbij is een toxische wolk als gevolg van het vrijkomen van een giftig gas, met als oorzaak een lekkage van waterstoffluoride (HF). Net als bij de N3 is het van belang dat voor dit scenario bouwkundige maatregelen worden getroffen en dat sprake is van risico-communicatie en alarmering. – Beheersbaarheid Voor het aspect beheersbaarheid wordt verwezen naar hetgeen is opgemerkt bij de N3. Verder beschikt Du Pont over een bedrijfsbrandweer.
e. Hogedrukaardgasleiding Plaatsgebonden risico Uit onderzoek blijkt dat buiten de leiding geen sprake is van een optredende 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico. Groepsrisico Uit de uitgevoerde groepsrisicoberekening blijkt dat geen sprake is van overschrijding van de oriënterende waarde.
f. Kegelschepenligplaats Zelfredzaamheid en beheersbaarheid – Zelfredzaamheid Ter verbetering van de zelfredzaamheid wordt een zone van 25 meter vanaf de kade vrijgehouden van bebouwing. – Beheersbaarheid Zie de maatregelen onder beheersbaarheid N3.
C2. Mogelijke invulling Oostpoort: wijzigingen binnen het plangebied Onder het planologisch regime van het bestemmingsplan "Algemeen plan van uitbreiding der gemeente Dordrecht" is het mogelijk bedrijven te vestigen (bestemming: "handels- en industrieterrein (…)". Ook activiteiten die worden genoemd in het BEVI kunnen gevestigd worden binnen het plangebied Oostpoort. Dat is ongewenst vanwege de ligging ten opzichte van bestaande woningen en de verkeerssitatie van het knooppunt Merwedestraat/Baanhoekweg/N3. Daarom is het plan "Oostpoort en omgeving" zodanig opgezet dat de vestiging van de zogenaamde niet- categoriale inrichtingen uit het BEVI, als meest zware bedrijven uit het BEVI, wordt uitgesloten. De vestiging van categoriale inrichtingen, voor zover deze toelaatbaar zijn volgens de staat van inrichtingen, is slechts mogelijk na ontheffing. Voorwaarde daarbij is dat de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico zich binnen de terreingrens moet bevinden.
C3. De CHAMP-Benadering De Provincie Zuid-Holland heeft, om het begrip groepsrisico en de bijbehorende motivatieplicht (bij overschrijdingen van de oriënterende waarde) inhoud te geven, de CHAMP-benadering
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
23
juni 2009
ontwikkeld. CHAMP is een acroniem voor: Communicatie, Horizon, Anticipatie, Motivatie en Preparatie. Eerder genoemde toetsingskader is een aanvulling op en in sommige gevallen een invulling van de CHAMP-plicht. De voorgenomen ontwikkeling is met behulp van de CHAMP-methodiek tegen het licht gehouden. Communicatie In kader van het programma Externe veiligheid van de regio Zuid Holland Zuid wordt gewerkt aan een opzet voor een regionaal risico communicatieplan dat in 2010 beschikbaar is en zodanig dat de communicatie door burgers en andere gebruikers als voldoende wordt ervaren. Verder wordt er specifiek voor Dordrecht een communicatieplan opgezet. Horizon In 2005 is het Rijk begonnen met de ontwikkeling van het basisnet gevaarlijke stoffen waarbij voor alle modaliteiten (water, weg en spoor) een zodanig transportnetwerk wordt gedefinieerd dat zowel de continuïteit van het transport als de veiligheid rondom het netwerk wordt gewaarborgd. Hiervoor worden zowel risicoplafonds als vervoercondities vastgelegd waaronder het transport van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen in de nabijheid van vervoersassen kunnen plaatsvinden. Naar verwachting zullen zowel de N3 als de Beneden Merwede ingedeeld worden in categorie 2. In juni 2008 heeft het ministerie van Verkeer en Waterstaat in een overleg met de gemeente Dordrecht kenbaar gemaakt hoe het concept Basisnet weg in grote lijnen vorm is gegeven. Het voor het basisnet benodigde ruimtegebruik is bepaald aan de hand van de transportcijfers zoals die in de loop van 2006 zijn bepaald opgehoogd met een factor 1,5 voor het transport van brandbare gassen en 2 voor de overige stoffen. Dit resulteert in een voor het basisnet benodigde veiligheidszone van 63 meter uit de as van de weg, ca. 36 meter meer dan op basis van de eerder genoemde vervoersprognoses is te verwachten. Deze zone is overgenomen in het bestemmingsplan. Binnen deze zone is sprake van bestaande beperkt kwetsbare objecten. Voor dit type objecten geldt de 10-6 contour als een richtwaarde. Dit houdt in dat het niet noodzakelijk is deze situatie, die op zich zelf minder gewenst is, actief te saneren. In het bestemmingsplan is voor deze objecten het overgangsrecht van toepassing. Voor het groepsrisico leidt het ophogen van de vervoerscijfers niet tot knelpunten. Het concept basisnet water geeft aan dat het vervoer over de Beneden Merwede een substantieel aandeel brandbare vloeistoffen bevat. Het concept basisnet water introduceert daarom een zogenaamd plasbrand aandachtsgebied bij dit type vaarweg. Dit plasbrand aandachtsgebied is overgenomen in dit bestemmingsplan. In het kader van de “Ketenstudie LPG” is met de branche een convenant LPG-autogas afgesloten. Hierin is afgesproken dat de sector veiligheidsmaatregelen neemt, waaronder het aanbrengen van een hittewerende coating op alle LPG autogastankauto’s. Het aanbrengen van een hittewerende coating levert de brandweer bij een ongeluk tijdswinst op (voor ontruimingsmaatregelen en brandweerinzet), waardoor zij meer mogelijkheden heeft om een warme BLEVE te voorkomen. Zowel in de ketenstudie als in het consequentieonderzoek externe veiligheid vervoer is aangenomen dat door deze maatregel de BLEVE-frequentie tijdens het wegtransport op de open weg met 42.5% wordt gereduceerd. Voor deze schatting is aangenomen dat 85% van de warme BLEVE’s worden voorkomen en dat op de open weg 50% van de BLEVE’s warm zijn. De maatregel heeft geen ondersteuning in de ADR, dus kan alleen toegepast worden bij nationaal vervoer. De maatregel hittewerende coating wordt thans in opdracht van de LPG-sector geëvalueerd. Anticipatie Het toetsingskader externe veiligheid vormt een nadere uitwerking van dit toetsingsdeel. Kortheidshalve wordt daarom verwezen naar de hierboven beschreven onderdelen
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
24
juni 2009
beheersbaarheid en zelfredzaamheid van het toetsingskader externe veiligheid met dien verstande dat de gehanteerde op basis van het Global Economy (GE) scenario geprognosticeerde veiligheidszone van 27 meter uit de as van de weg is vergroot tot 63 meter overeenkomstig de in het concept basisnet weg aangegeven veiligheidszone. Motivatie In het plangebied is op dit moment sprake van een sterk verouderd bestemmingsplan dat geen rekening houdt met het aspect externe veiligheid. Dit plan maakt aan deze situatie een einde door het instellen van veiligheidszones en het aanpassen van de bebouwingsmogelijkheden aan de specifieke risicosituatie in het plangebied. Door het vastleggen van bebouwingsmogelijkheden op de plankaart en middels regels wordt ingespeeld op de externe veiligheidssituatie in het plangebied. In de toekomstige situatie wordt daardoor voldaan aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico en blijft het groepsrisico met een factor 8 onder de oriënterende waarde voor het groepsrisico. In het plan wordt noodzakelijkerwijs rekening gehouden met het tot stand komen van het landelijke basisnet transport gevaarlijke stoffen. Dit om toekomstige saneringssituaties te voorkomen Preparatie In 2002 is in de gemeente Dordrecht het Rampenplan geactualiseerd. In het vernieuwde rampenplan is sprake van aandacht voor zaken als waarschuwing en voorlichting, opvang en verzorging, registratie- en inlichtingenbureau, operationele ondersteuning, en nazorg.
Conclusie van de adviezen in het kader van externe veiligheid: • het plan voldoet aan de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en het BEVI. Ten opzichte van het bestemmingsplan "Algemeen plan van uitbreiding der Dordrecht" is met de introductie van dit nieuwe planologische regime rekening gehouden met externe veiligheid; er is sprake van een verbetering van de veiligheidssituatie; • in overleg met het ministerie van Verkeer en Waterstaat wordt geanticipeerd op de komst van het basisnet weg door de in het concept basisnet weg gehanteerde veiligheidszone over te nemen; • de beoogde inrichting als bedrijventerrein brengt met zich mee dat de vestiging van functies speciaal bedoeld voor verminderd zelfredzame personen niet worden toegestaan; • het plan houdt tevens rekening met het concept basisnet water.
6.4.
Bodemkwaliteit
Op basis van alle bij de gemeente Dordrecht geregistreerde bodemonderzoeken is in 2002 de Bodemkwaliteitskaart Dordrecht opgesteld. Deze is in 2007 geactualiseerd. Op deze kaart staat weergegeven wat de algemene bodemkwaliteit van de grond van een bepaalde zone in Dordrecht is. Hierbij wordt geen rekening gehouden met verontreinigingen veroorzaakt door lokale bronnen zoals bv. tankstations, wasserettes en andere verontreinigende activiteiten. Op basis van deze bodemkwaliteitskaart kan voor het plangebied Oostpoort het volgende worden aangegeven. Het gebied valt in de zone ‘Kop van de Staart + 1e Merwedehaven’ welke wordt weergegeven als sterk verontreinigd. Hierbij kunnen sterke verontreinigingen voorkomen met PAK, lood, koper, zink en andere verontreinigingen. Dit betekent dat bij herontwikkeling van het terrein de bodem gesaneerd moet worden. De wijze van sanering is afhankelijk van de te realiseren functie(s) in het plangebied. Hieraan zal nieuw bodemonderzoek ten grond slag moeten liggen, waarbij het volgende kan worden meegenomen. In het plangebied zijn tenminste twee gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend. Voor deze gevallen is in 2003 een (raam)saneringsplan gemaakt. In 2004 is door de Milieudienst Zuid-Holland Zuid namens het college van Burgemeester en wethouders van Dordrecht ingestemd met dit (raam)saneringsplan. Voor grond waarin bodemverontreinigingen voorkomen gelden beperkingen bij hergebruik en afvoer van grond. Deze beperkingen verschillen per locatie en worden bepaald aan de hand van
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
25
juni 2009
de eisen welke gesteld worden in de Wet Bodembescherming, het Besluit Bodemkwaliteit en het Gemeentelijk Grondstromenbeleid. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan zal bodemonderzoek moeten uitwijzen of de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik of dat saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn.
6.5.
Luchtkwaliteit
Het op grond van het geldende bestemmingsplan toegestane gebruik van het gebied (te weten: "handels- en industrieterrein (…)") wordt niet gewijzigd. Er is thans sprake van een braakliggend bedrijventerrein. Op grond van dit nieuwe bestemmingsplan is eveneens uitsluitend de uitoefening van bedrijfsfunctie mogelijk, met dien verstande dat het plan op de hoek Kerkeplaat/Baanhoekweg de vestiging van een wegrestaurant mogelijk maakt. Vanwege het feit dat op grond van externe veiligheid binnen de "Veiligheidszone-1" geen bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan, neemt de voor bedrijfsactiviteiten en -bebouwing bruikbare oppervlakte van het gebied af. Hierdoor is geen sprake van een wijziging of toename van activiteiten inclusief verkeersbewegingen, waardoor geen sprake is van verandering in de luchtkwaliteit ten gevolge van het inwerking treden van dit plan. In november 2007 is de "afdeling 5.2 van de Wetmilieubeheer " in werking getreden. Gelet op artikel 5.16 van de Wet milieubeheer vormt het aspect luchtkwaliteit belemmering voor continuering van de bedrijfsactiviteiten in het gebied Oostpoort.
6.6.
Watertoets
6.6.1. Waterkering Het plangebied ligt geheel buiten de waterkering. Uit onderstaande figuur blijkt de ligging ten opzichte van de dichtstbijzijnde waterkering. Dit betreft de Wantijdijk als primaire waterkering met aan beide zijden (buiten onderhavig plangebied gelegen) kern- en beschermingszones.
Figuur 7:
ligging waterkering ten opzichte van het plangebied.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
26
juni 2009
6.6.2. Beleidslijn grote rivieren. Per 14 juli 2006 is de Beleidslijn grote rivieren van kracht geworden. De doelstelling van de beleidslijn is reeds in paragraaf 4.1.3. aangegeven. Gelet op paragraaf 6.6.1. is het gehele plangebied een buitendijks gebied.
Figuur 8.
deel kaart Beleidslijn grote rivieren met bijbehorend renvooi.
Uit de bij het besluit van de Beleidslijn behorende kaarten, waarvan hierboven een relevant fragment met het bijbehorende renvooi is afgedrukt, blijkt dat het water in het plangebied behoort tot het stroomvoerend regime. Het stroomvoerend regime geldt voor delen van het rivierbed waar, op grond van rivierkundige overwegingen, in principe alleen specifiek omschreven ‘riviergebonden’ activiteiten zijn toegestaan (“ja, mits”). Deze activiteiten dienen te voldoen aan rivierkundige voorwaarden. Niet-riviergebonden activiteiten zijn niet toegestaan; alleen onder specifieke criteria zijn uitzonderingen mogelijk (“nee, tenzij”). Het voorliggende bestemmingsplan maakt op de rivier en in de havens geen andere dan ‘riviergebonden’ activiteiten mogelijk, dus wordt thans aan de Beleidslijn voldaan. Van nieuwe activiteiten is op dit moment geen sprake. Het overige deel van het plangebied behoort tot het zogenaamde art. 2a-gebied. Voor 2agebieden is het vergunningenregime van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken (Wbr) uitgeschakeld omdat het gebied vanuit het rivier- en stroombelang minder van belang wordt geacht. Er is geconcludeerd dat nieuwe ingrepen in deze gebieden niet leiden tot een waterstandverhoging in de huidige situatie en/of tot een feitelijke belemmering voor toekomstige vergroting van afvoercapaciteit.
6.6.3. Stedelijk Waterplan De gemeente Dordrecht, het waterschap Hollandse Delta hebben gezamenlijk voor Dordrecht een stedelijk waterplan opgesteld. Het opstellen van het plan is opgedeeld in drie fasen: verkenningen en visievorming (voor beide zijn de rapporten in juni 2002 vastgesteld) en de maatregelenfase (maatregelenplan vastgesteld in september 2003).
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
27
juni 2009
Omdat sprake is van buitendijks gebied is in de visie voor het plangebied Oostpoort e.o. geen wateropgave opgenomen. Voor deze gebieden is in het stedelijk waterplan aangegeven dat de waterveiligheid in de vorm van steile kades aandachtspunt is (met moet uit het water kunnen komen). Vertaling van deze algemene richtlijn een bestemmingsplan is niet aan de orde.
6.6.4. Veiligheid Waarborg veiligheidsniveau De bestaande waterstructuur wordt niet gewijzigd. De begrenzingen van zowel de Beneden Merwede, de Kolenhaven als de 1e Merwedehaven worden gehandhaafd. Er zijn ook geen plannen voor rivierverruiming. Externe veiligheid Met verwijzing naar paragraaf 6.3. moet bebouwing op een afstand van minimaal 25 m. vanaf de oeverlijn van de rivier worden gesitueerd. In het bestemmingsplan is dit door middel van bouwgrenzen vastgelegd.
6.6.5. Rioleringstelsel/afvalwater De riolering in het gebied bevindt zich in of juist naast de rijbaan van de Kerkeplaat. Het rioolwater stroomt naar de Merwedestraat/Baanhoekweg toe. Er is sprake van een gemengd rioolstelsel, waarvoor handhaving vooralsnog het uitgangspunt is. Ongeveer 200 meter ten noorden van de kruising tussen de Kerkeplaat en de Merwedestraat/Baanhoekweg staat een opvoergemaal. Een opvoergemaal pompt het rioolwater van een laag gelegen riool naar een hoger gelegen riool, waarna het weer onder vrij verval verder stroomt. Juist buiten het gebied, bij de ingang van de Kerkeplaat, staat nog een opvoergemaal. In de bocht in de Kerkeplaat bevindt zich een overstort die loost op de rivier. Hoewel in de Kerkeplaat (nog) geen sprake is van een gescheiden rioolstelsel is voor nieuwbouw in het gebied scheiding van afvalwater wel het uitgangspunt. Dit is ook opgenomen in het in januari 2009 door Burgemeester en Wethouders vastgestelde Beleidsplan hemelwater en grondwater 2008-2010 van de gemeente Dordrecht. Gelet op de ligging van de in te vullen percelen in de nabijheid van oppervlaktewater kan naar verwachting lozing van schoon water in de 1e Merwedehaven, de Kolenhaven of de Beneden Merwede plaatsvinden. Het is van belang dat als bij planontwikkeling sprake is van lozing van schoon water in oppervlaktewater tijdig overleg met en melding bij Rijkswaterstaat plaatsvindt. Bij de ontwikkeling van bouwplannen moet derhalve rekening gehouden worden met scheiding van afvalwater.
6.6.6. Bestemmingsplan Binnen het plangebied is 33% (84.804 m²) van het oppervlak water. Vanwege het feit dat sprake is van een bestaande situatie is toevoeging of afname van water niet aan de orde. Het water van de Beneden Merwede, van de Kolenhaven en van de 1e Merwedehaven zijn als zodanig bestemd. Binnen de overige bestemmingen is de totstandbrenging van water(partijen) overigens mogelijk.
6.6.7. Overleg met waterbeheerder Het stedelijk waterplan is tot stand gekomen in samenwerking met het waterschap Hollandse Delta. Over de aanpak van bestemmingsplannen en de doorvertaling daarin van het stedelijk waterplan vindt structureel overleg plaats met de waterbeheerder. Er zijn onder meer afspraken gemaakt over de vormgeving en inhoud van de paragraaf “watertoets”.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
28
juni 2009
Ten behoeve van de inhoud van deze waterparagraaf is contact gelegd met vertegenwoordigers van zowel Rijkswaterstaat als het Waterschap Hollandse Delta.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
29
juni 2009
Hoofdstuk 7.
7.1.
UITVOERBAARHEID
Maatschappelijk
Dit bestemmingsplan is op grond van de gemeentelijke inspraakverordening onderwerp van inspraak geweest. De inspraakprocedure is gevolgd tijdens de periode dat het bestemmingsplan werd beoordeeld in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Door middel van de publicatie in het huis-aan-huis blad "De Stem van Dordt" d.d. 11 december 2008 is aangekondigd dat gelegenheid is gegeven het ontwerp-bestemmingsplan in het Stadskantoor en in het buurtcentrum Staart-west in te zien en daarop tot 23 januari 2009 te reageren. Op 7 januari 2009 is een inloopavond gehouden. Tijdens deze bijeenkomst kon het ontwerpbestemmingsplan worden ingezien, was over de inhoud en de procedure informatie beschikbaar en bestond de gelegenheid vragen te stellen. Tijdens de inspraakronde is één inspraakreacties ingekomen. Kort samengevat heeft de reactie betrekking op het (niet meer) betrekken van de Werkgroep Oostpoort bij de Gebiedsvisie Merwedehavens en bij het voorontwerp-bestemmingsplan "Gebied Oostpoort e.o.". Op 13 februari 2009 is aan de inspreker een schriftelijke reactie verzonden. De ontvangen inspraakreactie en het antwoord daarop zijn samen met de verwerking van de art. 3.1.1. Broreacties verzonden naar de gemeenteraad. De gemeenteraad heeft in de vergadering d.d. 24 maart 2009 de raadsinformatiebrief (met de genoemde verwerking) voor kennisgeving aangenomen.
7.2.
Financieel
In het westelijk deel van het plangebied is sprake van vastlegging van de bestaande situatie: bebouwing, inrichting (o.a. de N3) is bestaand. Voor met name het oostelijk deel van het plangebied geldt dat de bestemming van het geldende bestemmingsplan in dit nieuwe plan is overgenomen. Er is daardoor in feite sprake van een conserverend plan. De gronden zijn eigendom van een ontwikkelaar. Deze ontwikkelaar of derden kunnen bouwaanvragen indienen voor invulling van de gronden. Een dergelijke ontwikkeling is -net zoals op grond van het geldende bestemmingsplan- mogelijk door en voor rekening van particuliere initiatiefnemers. Van gemeentelijke investeringen (in de openbare ruimte) is vooralsnog geen sprake. In dit verband wordt hier nogmaals opgemerkt dat de voorkeur van het gemeentebestuur uitgaat naar invulling van het gebied overeenkomstig de lijnen die in de Structuurvisie Dordrecht 2020 zijn geschetst: de ontwikkeling van een knooppunt voor voorzieningen. Werkzaamheden ten behoeve van onderhoud of een nieuwe inrichting van de infrastructuur binnen het plangebied zullen plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud van wegen en/of rioleringen e.d. respectievelijk zullen uitgevoerd kunnen worden nadat daarvoor op het infrastructurele plan afgestemde financiële middelen beschikbaar gesteld zijn. Het opstellen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro is om deze redenen niet nodig en achterwege gelaten. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” is derhalve niet in het geding.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
30
juni 2009
Hoofdstuk 8.
RESULTATEN OVERLEG
Het in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening voorgeschreven overleg is gevoerd met: 1. Provincie Zuid-Holland; 2. KPN Telecom, Vaste Net; 3. Ministerie van Economische Zaken, Regio Zuid-West; 4. Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland; 5. Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten; 6. Waterschap Hollandse Delta; 7. VROM-inspectie in de Regio Zuid-West; 8. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; 9. TenneT TSO B.V.; 10. N.V. Nederlandse Gasunie, afd. Grondzaken en Ruimtelijke Ordening; 11. Gemeentebestuur Papendrecht; 12. Kamer van Koophandel Rotterdam.
De onder de nummers 1, 6, 10, 11 en12 genoemde instanties hebben bericht dat de inhoud van het plan geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. Hiernavolgend zijn opgenomen: • de gezamenlijke rijksreactie van de VROM-Inspectie Regio Zuid-West en alle belanghebbende regionale rijksdiensten (7 en 3, 4, 5 en 8); • de reactie van TenneT TSO B.V. (9) Aansluitend is op de gemaakte opmerkingen ingegaan.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
31
juni 2009
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
32
juni 2009
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
33
juni 2009
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
34
juni 2009
Reactie op de brief met de gezamenlijke rijksreactie van de VROM-Inspectie Regio Zuid-West en alle belanghebbende regionale rijksdiensten d.d. 6 januari 2009.
a.
Verbetering van de basiskwaliteit van de gehele hoofdinfrastructuur (VROM-Inspectie ZuidWest). Reactie: • aan de opmerking is tegemoet gekomen; toelichting is aangevuld. Hierbij wordt nog opgemerkt dat het bestemmingsplan een beschermende functie heeft en in het plan voor het overgrote deel is uitgegaan van de bestaande functie en bebouwingsmogelijkheden.
b.
Borging van milieukwaliteit en externe veiligheid (Rijkswaterstaat Zuid-Holland) Reactie: • in de waterparagraaf is abusievelijk verwezen naar paragraaf 5.4. Is naar aanleiding van de opmerking gewijzigd in par. 6.3.
c.
Het op orde brengen en houden van het hoofdwatersysteem ter verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater (Rijkswaterstaat Zuid-Holland) Reactie: • het voert te ver om in de toelichting van dit bestemmingsplan de achterliggende landelijke beleidsrichtlijnen die van belang zijn voor de waterkwaliteit te beschrijven. In de toelichting van het bestemmingsplan is aandacht besteed aan het voor Dordrecht geldende stedelijk waterplan dat door de gemeente Dordrecht en het Waterschap Hollandse Delta is opgesteld. De landelijke beleidslijnen zijn voor het binnendijkse gebied vertaald in dit stedelijke waterplan en in het gemeentelijke rioleringsplan. Voor het buitendijkse gebied zijn de beleidslijnen vertaald in het in overleg met onder andere Rijkswaterstaat vastgestelde gemeentelijk rioleringsplan. • Informatie over het rioolstelseltype is toegevoegd. Daarbij is tevens ingegaan op de noodzaak om bij nieuwbouw zorgt te dragen voor scheiding van afvalwater. Overleg met Rijkswaterstaat Zuid-Holland heeft plaatsgevonden.
d.
Het op orde brengen van en houden van het hoofdwatersysteem ter bescherming van het land tegen overstromingen (Rijkswaterstaat Zuid-Holland) Reactie: • overleg met het Waterdistrict Maas en Merwede van Rijkswaterstaat heeft plaatsgevonden. In het bestemmingsplan is geanticipeerd op de nieuwe regelgeving en zijn de in bergend regime direct toegestane scheepsbouw- en scheepsreparatiewerkzaamheden mogelijk gemaakt. De verwachting is dat de herziening van het Rijksrivierenbesluit in werking zal treden voordat sprake is van vaststelling van het bestemmingsplan. Daardoor is aanpassing van het bestemmingsplan niet nodig.
e.
Parkeren personenauto's en vrachtauto's (Rijkswaterstaat Zuid-Holland). Reactie: • Overleg met het Wegendistrict Zuid-Hollandse Waarden van Rijkswaterstaat heeft plaatsgevonden. De invulling van het gebied Oostpoort is nog niet bekend en daardoor bestaan er ook nog geen concrete plannen voor de gebieden onder het viaduct. De grondeigenaar van het gebied Oostpoort is schriftelijk op de hoogte gesteld van de door Rijkswaterstaat gemaakte opmerking zodat daarmee bij de toekomstige inrichting van de gronden onder het viaduct rekening gehouden kan worden.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
35
juni 2009
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
36
juni 2009
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
37
juni 2009
Reactie op brief van TenneT TSO B.V. d.d. 5 december 2008 a.
ligginggegevens kabelverbindingen Reactie: Gebleken is dat geen sprake (meer) is van 150 kV-verbindingen, maar alleen van 50 kVverbindingen (zie punt b). De bestemming ter plaatse van de Kv-verbindingen kan daardoor komen te vervallen; plankaart is aangepast.
b.
tekst 150 kV-verbinding Reactie: Aan de opmerking is tegemoetgekomen: tekst is twee keer aangepast
c.
verdere inrichtingsplannen Reactie: Het verzoek van TenneT TSO B.V. om beoordeling van de verdere inrichtingsplannen en de bereidheid om mee te denken over de mogelijkheden in de nabijheid van de eigendommen van TenneT TSO B.V. is schriftelijk doorgegeven aan de grondeigenaar van het gebied Oostpoort.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
38
juni 2009
Bijlage 1:
Externe Veiligheid
A. EV-beleid algemeen In of in de nabijheid van het plangebied bevinden zich de volgende risicobronnen: a. de Rondweg (N3), voor een deel gelegen in het plangebied; b. de Beneden Merwede, direct aan de noordzijde van het plangebied; c. het chemische bedrijf Dupont de Nemours, gelegen op ca. 1000 meter buiten het plangebied; d. het bedrijf Luijten VVZ, groothandel in chemische producten (verf), gelegen in het zuidwestelijk deel van het plangebied; e. een hogedrukaardgasleiding, gelegen in het plangebied, nabij de oostelijke plangrens; f. kegelschepenligplaats, gelegen buiten het plangebied in het oostelijk deel van de Kolenhaven. Vervoer productie en opslag van gevaarlijke stoffen brengt risico’s met zich mee doordat bij ongevallen de kans bestaat dat gevaarlijke stoffen vrijkomen. Voor zowel het transport van gevaarlijke stoffen over de weg als bedrijfsactiviteiten met gevaarlijke stoffen is een risiconormering vastgesteld. Een combinatie van verschillende aspecten is bepalend voor het risiconiveau van een transportroute: • de omvang van de vervoersstroom-, productie- en of opslagcapaciteit; deze is bepalend voor de kans op ongevallen met effecten op de omgeving; • de soort gevaarlijke stoffen; dit is bepalend voor de effecten op de omgeving; • de veiligheid van de transportroute; dit is bepalend voor de kans op ongevallen; • het aantal mensen in de omgeving van de route/het bedrijf of de installatie; dit is bepalend voor mogelijk aantal dodelijke slachtoffers. Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel de kans dat mensen in de omgeving van een transportroute en/of industriële risicobron overlijden ten gevolge van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, binnen aanvaardbare grenzen te houden. Het product van kans en effect (overlijden) wordt aangeduid met het begrip risico. Deze risicobenadering kent een tweetal begrippen om het risiconiveau weer te geven, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats. Bij het plaatsgebonden risico gaat het om de kans per jaar dat een gemiddelde persoon op een bepaalde geografische plaats in de omgeving van een transportroute of industriële risicobron overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen op deze transportroute, er van uitgaande dat die persoon onbeschermd en permanent op die plaats aanwezig is. Anders gezegd, het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het plaatsgebonden risico kan worden weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Dergelijke contouren zijn van belang bij de beoordeling of een risicovolle activiteit of een risicogevoelige bestemming op een bepaalde plaats kan worden toegelaten. Voor het plaatsgebonden risico is door de rijksoverheid voor nieuwe situaties een grenswaarde vastgesteld van 10-6/jaar. Het groepsrisico drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van één ongeval op de transportroute of industriële risicobron waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Het groepsrisico is te beschouwen als een maat voor de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een incident. Dit risico laat zich niet in de vorm van een risicocontour op een kaart weergeven, maar kan wel worden vertaald in een dichtheid van personen per hectare. Hoe meer personen per hectare in het schadegebied van een hier bedoeld ongeval aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is. Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de cumulatieve kansen per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico is in tegenstelling tot het plaatsgebonden risico een oriënterende waarde.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
39
juni 2009
Ter bepaling van de 10-6 contour van het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico zijn risicostudies uitgevoerd voor de N3, de Beneden Merwede, Du Pont en de hogedrukaardgasleiding. Bij deze berekening is de nu aanwezige ruimtelijke situatie als uitgangspunt genomen.
B. Huidige planologische en feitelijke situatie a. Rondweg N3 In het rapport “Analyse externe veiligheid Merwedehaven Dordrecht” [ARCADIS in opdracht van de Gemeente Dordrecht, Juni 2007] zijn de risico’s van het wegtransport over het nabij het plangebied gelegen deel van de N3 berekend. a1.
Uitgangspunten
• Transport intensiteit De jaarintensiteiten voor beladen bulktransporten op de N3 zijn weergegeven in tabel 1. Deze intensiteiten zijn in opdracht van het ministerie van V&W in de loop van 2006 bepaald. Hoofdcategorie Brandbaar gas
Brandbare vloeistof Toxische vloeistof
Stof cat GF1 GF2 GF3 GT3 LF1
Ethyleenoxide Butaan Propaan Zwaveldioxide Heptaan
LF2 LT1
Pentaan Acrylnitril
LT2
Voorbeeldstof
Totaal 262 572 5.355 182 3.131 4.010 274 32
Propylamine
Tabel 1 Transportcijfers N3 (2006)
Aan de hand van de gegevens van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer zijn de exacte percentages voor de verdeling van het vervoer van gevaarlijke stoffen in de tijd berekend. Het percentage vervoer van gevaarlijke stoffen overdag is 73,1 procent (26,9 procent in de nacht) en 95,1 procent vindt plaats door de week (4,9 procent in het weekend). Deze gegevens zijn in de RBMII-berekeningen meegenomen. • Uitstromingsfrequentie N3 (ongevalfrequenties) De risico’s van het transport van gevaarlijke goederen zijn afhankelijk van de kans op een ongeval. In september 2003 is voor de gemeente Dordrecht onderzoek gedaan naar de locatiespecifieke ongevalfrequentie van gevaarlijke stoffen op de N3 [Risico’s wegtransport gevaarlijke stoffen N3, AVIV september 2003]. Uit deze studie volgde dat de ongevalfrequentie op de N3 50% hoger ligt dan de gemiddelde ongevalfrequentie voor autosnelwegen. De gemiddelde ongevalfrequentie voor autosnelwegen ligt op 8,3*10-8 1/vtgkm. Voor de N3 ligt deze op 1,24*10-7 1/vtgkm. Voor de risicoberekeningen voor dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van deze laatste locatiespecifieke ongevalfrequentie. Ter referentie zijn de berekeningen ook uitgevoerd met de gemiddelde ongevalfrequentie voor autosnelwegen. Deze ongevalfrequentie is gebaseerd op landelijke gemiddelden en is landelijk geaccepteerd voor de beoordeling van risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen. • Dichtheden huidige situatie Het zuidwestelijke blauw omkaderde gebied is momenteel in gebruik als bedrijventerrein. De oostelijke rood en noordwestelijke geel omkaderde gebieden hebben in het vigerende bestemmingsplan de bestemming "Handels en industrieterrein, inclusief dat der spoorwegen". Na Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
40
juni 2009
sloop van de elektriciteitscentrale is het gebruik van deze terreinen momenteel beperkt. Voor de berekening van het groepsrisico is uitgegaan van activiteiten overeenkomstig het geldende bestemmingsplan. Daarbij is een standaard dichtheid van 70 personen per hectare conform PGS1 gehanteerd.
Het plangebied Oostpoort
a2.
Berekeningsresultaten
• Plaatsgebonden risico De ligging van de 10-6 contour wordt voornamelijk bepaald door het transport van brandbare gassen. Een belangrijke transportstroom brandbare gassen tussen de havens van Rotterdam en Antwerpen vindt plaats over de weg. Omdat de Drechttunnel niet toegankelijk is voor brandbare gassen vindt dit transport plaats via de route gevaarlijke stoffen (A15 - N3). De huidige transportintensiteit in combinatie met een verhoogde uitstromingfrequentie leidt tot een PR-contour van 27 meter aan de west en oostzijde van de N3 (gemeten uit de as van de N3). • Groepsrisico De feitelijke bevolkingsdichtheid in combinatie met de huidige transportintensiteiten en verhoogde ongevalfrequentie leidt niet tot een benadering van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Dit wordt veroorzaakt doordat het gebied grotendeels niet in gebruik is. Binnen het invloedsgebied van de N3 zijn nog niet alle planologische mogelijkheden die het vigerende bestemmingsplan biedt benut. Ten opzichte van de huidige situatie zijn er nog bouwmogelijkheden ten behoeve van de functie bedrijven (bestemming: "handels en industrieterrein (…)" (naast de nu reeds aanwezige bebouwing). Berekeningen voor het groepsrisico laten ook nu zien dat er geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
41
juni 2009
b. Beneden Merwede Over de Beneden Merwede vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. In onderstaande tabel zijn vervoersgegevens opgenomen van gevaarlijke stoffen over de Beneden-Merwede. Deze gegevens zijn afkomstig uit Risico Atlas Hoofdvaarwegen Nederland (Rijkswaterstaat, 2003). Stofcategorie GF2 GF3 LF1 LF2 enkelwandig LF2 dubbelwandig LT1
Passages per jaar 241 1 5.738 2.587 1.718
Percentage (%) 2,33 0,01 55,49 25,02 16,61
56 10.341
0,54 100
Omschrijving
Type schip
Brandbaar Brandbaar Brandbare Brandbare Brandbare
gastanker gastanker Tanker enkelwandig Tanker enkelwandig Tanker dubbelwandig
gas gas vloeistof vloeistof vloeistof
Giftige vloeistof
Tanker dubbelwandig
Omdat scheepvaartverkeer op de Beneden Merwede op verschillende afstanden van de oever het plangebied passeert is er voor de berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico uitgegaan van een fictieve rivier-as die is gelegen op 20 meter afstand vanaf de oever. Dit in tegenstelling tot de berekeningen zoals die zijn uitgevoerd voor de Risico Atlas hoofdvaarwegen waarbij wordt uitgegaan van een rivier-as in het midden van de vaarweg. Uit de berekening van het plaatsgebonden risico blijkt dat de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico, ook bij deze ongunstige aanname, niet op de oever ligt. Uit de Risico Atlas hoofdvaarwegen blijkt eveneens dat er op het onderhavige traject geen sprake is van overschrijdingen van het groepsrisico.
c. Bedrijfsvestiging Dupont de Nemours Op ca. 1.000 meter van het plangebied bevindt zich de vestiging van Dupont. Uit de milieuvergunning blijkt het volgende: • de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico bevindt zich net buiten de terreingrenzen van de inrichting en op grote afstand van het plangebied; • de oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt overschreden. Hierbij moet worden opgemerkt dat de bij berekeningen ter bepaling van het groepsrisico de bestaande planologisch mogelijke situatie als uitgangspunt is genomen zodat er met dit plan geen sprake is van toevoeging van extra personen.
d. Hogedrukaardgasleiding In het plangebied is een hogedrukaardgasleiding aanwezig met de volgende kenmerken: • diameter 324 mm • wanddikte 7,14 mm • staalsoort Grade B • ontwerpdruk 40 bar • gronddekking 1 meter De Gasunie heeft voor deze leiding met behulp van het programma “Pipe save” een analyse uitgevoerd naar de ligging van de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico. Uit deze berekening blijkt dat het plaatsgebonden risico op de leiding ligt. Tevens is voor het maatgevende kilometervak een groepsrisicoberekening uitgevoerd. Zie daarvoor C1 onder punt d.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
42
juni 2009
e. Vluchthaven Kegelschepen Het westelijk deel van de Kolenhaven ligt binnen het plangebied. Het buiten het plangebied gelegen oostelijk deel van deze haven is sinds medio jaren negentig aangewezen als vluchthaven voor kegelschepen die 1 kegel vervoeren. Dit zijn speciaal aangewezen meerplaatsen voor schepen voor vervoer van gevaarlijke stoffen.
C. Bestemmingsplan Oostpoort en omgeving Uitgangspunt voor het nieuwe plan is primair het bestendigen van de huidige planologische situatie. Met dien verstande dat het nieuwe plan moet inspelen op huidige wet en regelgeving voor externe veiligheid zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en de Circulaire risiconormering transport gevaarlijke stoffen. C1. Toetsingskader Externe veiligheid Op initiatief van de Brandweer Dordrecht is in 2002 gestart met het project “Veiligheidsstudie spoorzone Dordrecht Zwijndrecht” waarmee de gemeenten Dordrecht en Zwijndrecht op lokaal niveau een afweging willen kunnen maken tussen veiligheid in relatie met transport en economische ontwikkeling en ruimtelijke kwaliteit. De veiligheidsstudie is begin 2004 afgerond waarna het college van burgemeester en wethouders het toetsingskader als beleidsregel hebben vastgesteld. Het bestemmingsplan is ontwikkeld binnen de criteria uit dit toetsingskader. Toepassing van dit toetsingskader geeft externe veiligheidsaspecten een expliciete plaats bij het totstandkomen van ruimtelijke plannen en bouwplannen. Het toetsingskader omvat 5 beoordelingscriteria: • plaatsgebonden risico; • groepsrisico; • zelfredzaamheid; • beheersbaarheid; • resteffect. Het toetsingskader kan worden gezien als een nadere invulling en precisering van de door de Provincie Zuid-Holland ontwikkelde CHAMP-methodiek voor plantoetsing. Zowel de aspecten van het toetsingskader als die van de CHAMP methodiek komen hieronder aan de orde, te beginnen bij het toetsingskader.
a. Rondweg N3 Bij de beoordeling van de risicosituatie voor de N3 wordt niet alleen naar de huidige vervoersprestatie op de N3 gekeken maar ook nadrukkelijk naar de situatie in 2020. In de toekomstverkenning vervoer gevaarlijke stoffen over de weg 2007 (Rijkswaterstaat AVV en Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid, mei 2007) is een prognose gegeven voor de groei van het transport van gevaarlijke stoffen van 2006 tot 2020. In deze studie worden de scenario’s met de maximale en de minimale groei, meegenomen. Het betreft de economische scenario’s Global Economy (GE) respectievelijk Regional Communities (RC) scenario. In de onderstaande tabel staan de groeipercentages van de transportcategorieën per scenario per jaar weergegeven. Omschrijving
LF1
LF2
LT1
LT2
GF1
GF2
GF3
GT3
GE
Global Economy
2.7%
2.7%
2.7%
2.7%
2.7%
2.7%
0%
0.5%
RC
Regional Communities
-1.10%
-1.10%
0.70%
0.70%
0.70%
0.70%
0%
-1%
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
43
juni 2009
Plaatsgebonden risico De 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico ligt, bij de huidige vervoersaantallen, op 25 meter uit de as van de N3. Hierbij is rekening gehouden met de hoge uitstromingsfrequentie zoals die voor de N3 sinds 2003 bepaald. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een contour voor het plaatsgebonden risico geprognosticeerd voor 2020 op basis van het Global Economy scenario. Toepassing van dit scenario leidt tot een maximale contour van 27 meter uit de as van de weg. Groepsrisico Uit het onderzoeksrapport Analyse externe veiligheid Merwedehaven Dordrecht” [ARCADIS in opdracht van de Gemeente Dordrecht, Juni 2007] blijkt dat bij de huidige transportcijfers, een hoge ongevalfrequentie en de huidige bevolkingsdichtheid het groepsrisico een factor 20 onder de oriëntatiewaarde ligt. Invulling van het gebied op basis van het vigerende bestemmingsplan leidt tot een lichte stijging van de waarde voor het groepsrisico. De op basis van de 10-6 contour geïntroduceerde zonering leidt tot een reductie van het maximaal te bebouwen oppervlak, hetgeen resulteert in een reductie van het maximaal aantal aanwezige personen. Ten opzichte van de huidige planologische situatie is er ook voor het groepsrisico sprake van een verbetering. Zelfredzaamheid en beheersbaarheid Voor de beoordeling van de mogelijkheden voor beheersbaarheid en zelfredzaamheid in het plangebied, zijn de scenario’s van ongevallen met gevaarlijke stoffen van belang Op de N3 is een viertal categorieën stoffen te onderscheiden die in grote hoeveelheden worden vervoerd: Brandbare vloeistoffen, Toxische vloeistoffen, Brandbare gassen en Toxische gassen. Mogelijke ongevalscenario’s met gevaarlijke stoffen die op de N3 ter hoogte van het plangebied plaats kunnen vinden en effecten hebben tot in het plangebied, zijn: • Het exploderen van een tankwagen met brandbaar gas. Een dergelijke explosie wordt ook wel BLEVE genoemd. Een warme BLEVE, letterlijk: Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion ontstaat als volgt. Door een externe bron (brand) wordt een vat of tank met een vloeistof (of een tot vloeistof gecomprimeerd gas) opgewarmd. De druk neemt toe doordat de vloeistof gaat koken. Door het aanstralen, verzwakt de tankwand. Het vat of de tank zal door deze toenemende druk en de verzwakte tankwand instantaan falen (snel openscheuren). De inhoud van de tank zal vervolgens explosief ontbranden. Bij een koude BLEVE bezwijkt de tank (instantaan) door een mechanische oorzaak, zoals het falen van het materiaal (‘spontaan’ scheuren van de tank) of een mechanische impact (een botsing, omvallen etc.). Vervolgens kan bij het openscheuren van de tank ontsteking van de inhoud van de tank plaatsvinden. Het effect is vergelijkbaar met de ‘warme BLEVE’ maar reikt minder ver. De reden hiervoor is de lagere druk in de tank vlak voor het openscheuren. Een koude BLEVE is niet te voorkomen. Het is afhankelijk van de inhoud van de tank wanneer en met welk effect de explosie plaatsvindt. Bij een geheel gevulde tank zal het aanzienlijk langer duren voordat de inhoud van de tank dusdanig is opgewarmd dat een BLEVE ontstaat. In de onderstaande tabel is een overzicht weergegeven van de verschillende effectafstanden van een BLEVE bij een volledig gevulde tankwagen. Ter informatie zijn tevens de afstanden opgenomen die gelden bij een 2/3 en 1/3 vullingsgraad. De afstanden gelden vanaf de LPGtankwagen.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
44
juni 2009
Vullingsgraad1 100% 67% 33%
Dood <150 m <128 m <96 m
Gewond Tussen 150 en 345 m Tussen 128 en 285 m Tussen 96 en 205 m
Onveilig Tussen 345 en 545 m Tussen 285 en 450 m Tussen 205 en 325 m
Veilig >545 m >450 m >325 m
Schadeafstanden voor een koude en warme BLEVE in de open lucht bij een tankwagen Bron: Maatregelen zelfredzaamheid - een onderzoek naar de bevordering van zelfredzaamheid bij ongevallen met gevaarlijke stoffen – juli 2005, NIBRA (Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding)
•
•
Vrijkomen van een toxische wolk Het vrijkomen van toxische stoffen, waardoor een toxische wolk ontstaat. De omvang bij dit scenario wordt bepaald door de hoeveelheid toxische damp die vrijkomt en de verspreiding van de dampwolk. De verspreiding van de dampwolk wordt mede bepaald door weersomstandigheden (windrichting en –snelheid, e.d.). Het effectgebied dat bij dit scenario optreedt, kan variëren van enkele honderden meters tot meerdere kilometers. Plasbrand Een plasbrand kan ontstaan door het vrijkomen van een brandbare vloeistof die door een ontstekingsbron tot ontbranding wordt gebracht. Langs de N3 bevindt zich geen bebouwing binnen het effectgebied van de plasbrand.
Ongevalscenario’s met bijtende stoffen zijn door hun lokale effecten niet relevant.
Zelfredzaamheid De zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in het plangebied in staat zijn zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Binnen 200 meter vanaf de N3 is, overeenkomstig het huidige planologische regime, de functie bedrijfsdoeleinden voorzien. Deze functie kan, op grond van het Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen worden gekenmerkt als beperkt kwetsbaar tenzij er sprake is van bedrijfsgebouwen met een bijbehorend kantooroppervlak groter dan 1.500 m². Dit laatste type gebouw is te kenmerken als kwetsbaar. Bij het scenario van een koude BLEVE zal er geheel geen tijd voor zelfredding beschikbaar zijn. Bij een warme BLEVE is er wellicht wel enige tijd om een ontruiming op te starten voordat de BLEVE daadwerkelijk plaatsvindt. Een BLEVE met een volle tankwagen geeft tot een afstand van ongeveer 150 meter dodelijke slachtoffers. Vanaf 150 meter tot ongeveer 350 meter zullen de effecten van de BLEVE gewonden veroorzaken. Deze zone is het potentiële werkterrein van de hulpdiensten. In deze zone zorgen maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid voor een daling van het aantal slachtoffers. De meest effectieve maatregel in het kader van zelfredzaamheid is vluchten uit het onveilige gebied. Echter, het tijdsverloop vanaf het ontstaan tot het plaatsvinden van een BLEVE is relatief kort en afhankelijk van verschillende factoren (vullingsgraad, buitentemperatuur, moment van inzet brandweer). Evacueren van het effectgebied is geen realistische mogelijkheid. Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard, daar waar sprake is van ontwikkelmogelijkheden zijn deze door het instellen van een veiligheidszone van 27 meter uit de as van de weg beperkter dan onder het huidige planologische regime dat de vestiging van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6 contour toestaat. In de hierop volgende zone tot 90 meter zullen slechts beperkt kwetsbare bestemmingen kunnen worden gevestigd. Vanaf 90 meter uit de as van de weg kunnen ook bedrijfsbestemmingen worden gevestigd die te kenmerken zijn als kwetsbaar (kantooroppervlak groter dan 1500 meter). In het plangebied wordt de vestiging van zelfstandige kantoren niet toegestaan.
1
De vullingsgraad betreft een volume percentage van de maximale volumecapaciteit van de tankwagen
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
45
juni 2009
De functie-indeling, de infrastructuur en de bebouwing kan op verschillende manieren op zelfredzaamheid inspelen. Zoals door het toepassen van luchtdichte afsluiting in de gebouwen, zodat mensen bij het vrijkomen van een toxische wolk veilig binnen kunnen blijven. Of het wegenplan zodanig inrichten dat de mensen van de risicobron weg kunnen vluchten. Verder bijvoorbeeld of er hoogbouw aanwezig is, waarin minder zelfredzame personen zijn voorzien. In het kader van een effectieve zelfredzaamheid bij het scenario BLEVE verdient het aanbeveling de volgende maatregelen te treffen: • het wegenplan zodanig inrichten dat de vluchtwegen van de risicobronnen aflopen; • het toepassen van zo min mogelijk glas aan de risicozijde; • de gebouwen dusdanig ontwerpen dat niet-verblijfsruimten, zoals opslagruimten, aan de gevaarszijde zijn geplaatst; • de gebouwen loodrecht projecteren ten opzichte van de risicobron. Bij het scenario vrijkomen van een toxische stof is het van belang dat de aanwezigen in het effectgebied binnen blijven en dat ramen, deuren en ventilatieopeningen worden gesloten. Ten behoeve van deze zelfredzaamheid is het van belang dat de sirenes worden ingezet met de daarbij horende boodschap via radio en televisie. In het kader van een effectieve zelfredzaamheid bij het vrijkomen van toxische stoffen wordt geadviseerd de volgende bouwkundige maatregelen te treffen: • het toepassen van centraal afsluitbare ventilatiesystemen in kantoorruimten. Hierdoor wordt voorkomen dat toxische stoffen binnentreden. Ten behoeve van deze zelfredzaamheid is het van belang dat de sirenes worden ingezet met de daarbij horende boodschap via radio en televisie. Het plangebied ligt binnen het gebied van het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (WAS). Dit houdt in dat de sirene hoorbaar is. Om de effectiviteit van de hierboven genoemde maatregelen te garanderen is de volgende organisatorische maatregel noodzakelijk: • Personeelsleden dienen door middel van risicocommunicatie geïnformeerd en geïnstrueerd te worden over de risico’s en de mogelijke maatregelen die ze zelf kunnen nemen als dat nodig is. De gemeente is hiervoor verantwoordelijk en heeft hierin een informatieplicht. Bijvoorbeeld de betreffende bedrijven voor te lichten dat het belangrijk is geïnstrueerd personeel aanwezig te hebben die de centraal afsluitbare ventilatie kan bedienen.
Beheersbaarheid Beheersbaarheid richt zich op de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren en daarmee verdere escalatie van een incident kunnen voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. De beheersbaarheid van het incident wordt mede bepaald door de aard van de betrokken stoffen in samenhang met de snelheid waarmee een incident zich ontwikkeld, bereikbaarheid van de incidentlocatie en de kwaliteit van de blusvoorzieningen. Ten aanzien van de bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer Zuid-Holland Zuid de richtlijnen met betrekking tot bereikbaarheid zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid2”.
2
Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid, Nederlandse Vereniging van Brandweerzorg en Rampenbestrijding, september 2003
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
46
juni 2009
In overleg met brandweer Dordrecht zijn de volgende aspecten naar voren gekomen: • Bereikbaarheid en zorgnorm Uit deze handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar dient te zijn door de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied bereikbaar is. Regelmatig is het knooppunt N3/Baanhoekweg in de spits verstopt, waardoor hulpverleningsdiensten ten tijde van een calamiteit niet aan de aanrijdtijd kunnen voldoen. Verder is het plangebied maar via één route bereikbaar. Bij een incident met een toxische wolk kan het voorkomen dat het plangebied niet bereikbaar is voor hulpverleningsdiensten, in verband met het niet bovenwinds of benedenwinds kunnen aanrijden. Voor een optimale bereikbaarheid van het plangebied en de omliggende risicobronnen, is een tweede ontsluiting noodzakelijk. •
Bluswatervoorziening Voor het voorkomen van een BLEVE dient een aangestraalde tankwagen tijdig (afhankelijk van vullingsgraad en omgevingstemperatuur binnen circa 15 minuten) te worden gekoeld en de brandhaard te worden geblust. Hiervoor is bluswater nodig. Op de N3 is voldoende bluswater aanwezig (in de vorm van een droge stijgleiding) om een tankwagen bij een dreigende BLEVE te kunnen koelen. Plangebied In het plangebied is thans primaire bluswatervoorziening aanwezig. Afhankelijk van de toekomstige ontwikkelingen in het plangebied, dient mogelijk extra primaire bluswatervoorzieningen te worden gerealiseerd die aan de norm voldoet. Door dit in overleg met brandweer Dordrecht te ontwikkelen wordt de optimale situatie bereikt.
b. Beneden Merwede Plaatsgebonden risico Uit een analyse van de veiligheidssituatie voor de Beneden Merwede blijkt dat er geen sprake is van een optredende 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico op de oever. Deze is op grond van vervoersprognoses ook niet te verwachten. Groepsrisico Uit de Risico atlas hoofdvaarwegen blijkt eveneens dat er op het onderhavige traject geen sprake is van overschrijdingen van het groepsrisico. Hierbij moet worden opgemerkt dat deze verwachting is uitgesproken aan de hand van berekeningen met de rekenmal IPORBM die een overschatting geeft van de risico’s. Het huidige te hanteren rekenmodel RBMII geeft een gunstiger beeld van de optredende risico’s Zelfredzaamheid en beheersbaarheid Over de Beneden Merwede worden voornamelijk brandbare vloeistoffen (97%) getransporteerd en in mindere mate brandbare gassen (2%). Maatregelen in het kader van Zelfredzaamheid De Provincie Zuid-Holland, het gemeentelijk havenbedrijf Rotterdam, Gemeentewerken Rotterdam en Rijkswaterstaat hebben in 2002 een onderzoek laten doen naar mogelijke veiligheidsafstanden die in acht moeten worden genomen bij de bebouwing van oevers. Deze studie heeft als uitgangspunt genomen een plasbrandscenario (als meest voor de hand liggende scenario). Gelet op de bij een plasbrand optredende warmtestralingsintensiteit moet een zone van 25 meter vanaf de kade worden vrijgehouden van bebouwing. Binnen deze zone kunnen gebouwen in brand raken door hittewerking en direct contact met vlammen (de warmte straling in deze zone bedraagt 35kW/m2). In het plan wordt deze zone in acht genomen.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
47
juni 2009
Beheersbaarheid Zie de maatregelen onder beheersbaarheid N3
c. Dupont de Nemours Groepsrisico Uit de milieuvergunning van Dupont blijkt dat het groepsrisico als gevolg van de aanwezigheid van Dupont wordt overschreden. Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Nieuw is dat er ten behoeve van de N3 een veiligheidszone wordt geïntroduceerd. Hierdoor neemt het maximaal te bebouwen oppervlak in het plangebied af, hetgeen resulteert in een reductie van het maximaal aantal aanwezige personen. Gegeven de afstand tot het bedrijf Dupont zal deze reductie echter niet leiden tot een substantiële afname van het groepsrisico. Zelfredzaamheid en beheersbaarheid Het scenario hierbij is een toxische wolk als gevolg van het vrijkomen van een giftig gas, met als oorzaak een lekkage van waterstoffluoride (HF) In onderstaande tabel is het effect weergegeven van het scenario lekkage van waterstoffluoride (HF) bij DuPont. Hierbij worden de maximale effectafstanden weergegeven met bijbehorende blootstellingsduur en blootstellingsperiode. Deze effectafstanden zijn de afstanden waarop nog juist de aangegeven concentraties bereikt worden. De effectafstanden zijn weergegeven in de vorm van LBW (Levensbedreigende waarde) en AGW (Alarmeringsgrenswaarde) (Bron: informatie van het RIVM, (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) brief d.d. 20 november 2002 met het onderwerp ‘Effectafstanden en blootstellingduur verlading HF) Hieronder worden de afstanden weergegeven waarbij de blootstellingduur maximaal is. Op deze afstanden zijn de concentraties, gedurende de gehele blootstellingperiode, groter of gelijk aan de aangegeven concentraties. (Bron: informatie van het RIVM, (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) brief d.d. 20 november 2002 met het onderwerp ‘Effectafstanden en blootstellingduur verlading HF)
Concentratie
Weertype
LBW D5 AGW D5 LBW F1,5 AGW F1,5 Effect scenario lekkage
Concentratie
Blootstelling Blootstelling duur periode (uur:min) (uur:min) 1.900 0:08 0:26 – 0:34 3.400 0:09 0:29 – 0:38 8.300 1:45 2:15 – 4:00 15.700 1:45 3:00 – 4:45 van waterstoffluoride (HF) bij Du Pont
Weertype
Effectafstand (m)
Effectafstand (m)
Blootstelling duur (uur:min)
LBW D5 970 AGW D5 1.700 LBW F1,5 3.890 AGW F1,5 9.200 Afstanden maximale blootstellingduur
2:45 2:45 2:50 2:55
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
48
Blootstelling periode (uur:min) 0:03 0:05 0:40 1:15
– – – –
2:48 2:50 3:30 4:10
Afstand tot 2e Merwedeha ven 1.100
Afstand tot Kolenhaven
1.400
juni 2009
Verder kan worden gesteld dat het volledige plangebied ligt binnen het invloedsgebied van Dupont (=1% letaliteitgrens). De functie bedrijfsdoeleinden brengt met zich mee dat in het gebied rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van zelfredzame personen. Maatregelen in het kader van Zelfredzaamheid Bij het scenario vrijkomen van een toxische stof is het van belang dat de aanwezigen in het effectgebied binnen blijven en dat ramen, deuren en ventilatieopeningen worden gesloten. Ten behoeve van deze zelfredzaamheid is het van belang dat de sirenes worden ingezet met de daarbij horende boodschap via radio en televisie. Maatregelen in het kader van beheersbaarheid Zie de maatregelen onder beheersbaarheid N3. Verder beschikt Du Pont over een bedrijfsbrandweer.
c. Vluchthaven kegelschepen Rondom de kegelmeerplaatsen geldt op grond van het ADNR een veiligheidszone van 100 meter tot kunstwerken en tankopslagplaatsen en tot aaneengesloten woongebieden. Daarvan is binnen het plangebied geen sprake: in dit plan wordt uitgegaan van de huidige functie (bedrijfsdoeleinden). Bij de in de toekomst beoogde nieuwe invulling van het Oostpoortgebied met leisure e.d. zal de ADNR-regelgeving moeten worden betrokken. Zelfredzaamheid en beheersbaarheid – Zelfredzaamheid Ter verbetering van de zelfredzaamheid wordt een zone van 25 meter vanaf de kade vrijgehouden van bebouwing. – Beheersbaarheid Zie de maatregelen onder beheersbaarheid N3.
d. Hogedrukaardgasleiding De N.V. Nederlandse Gasunie heeft ten behoeve van dit bestemmingsplan een risicoberekening gastransportleiding (W-524-06-KR-001 t/m 002) uitgevoerd. Het betreft het memorandum d.d. 5 maart 2009 met het kenmerk DEI 2009.M.0219. Plaatsgebonden risico Uit een analyse van de veiligheidssituatie voor de hogedrukaardgasleiding blijkt dat er geen sprake is van een optredende 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico buiten de leiding. Deze is ook niet te verwachten. Groepsrisico Het groepsrisico is bepaald voor onderstaand km-vak waarbij rekening is gehouden met de verschillende bevolkingsgegevens van diverse langs de gasleiding aanwezige functies. Dit betreft bijvoorbeeld bedrijvigheid, horeca in de vorm van een restaurant, een Penitentiare Inrichting, woningen en maatschappelijke functies. Uit de groepsrisicoberekening komt naar voren dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
49
juni 2009
Resteffect risicobronnen Het resteffect geeft een inschatting van het aantal doden, gewonden en materiële schade bij de representatieve scenario’s, ondanks de getroffen maatregelen. De omvang van het resteffect wordt door de volgende factoren bepaald: − omvang schade gebied van de verschillende maatgevende incidenttypen (brand, explosie, blootstelling aan toxische vloeistoffen en gassen); − effectiviteit van voorzieningen en maatregelen op het gebied van zelfredzaamheid; − effectiviteit van voorzieningen en maatregelen op het gebied van beheersbaarheid. Voorzieningen en maatregelen op het gebied van zelfredzaamheid leiden er toe dat mensen tijdig het gebied kunnen ontvluchten om zo zich zelf te redden of de ernst van hun verwondingen kunnen beperken. Zelfredzaamheid beïnvloedt hiermee het resteffect. Modelmatig zal dit effect niet altijd kunnen worden gekwantificeerd. Met maatregelen en voorzieningen op het gebied van beheersbaarheid kan escalatie van een incident worden voorkomen. Hierdoor wordt het groepsrisico in positieve zin beïnvloedt, neemt de zelfredzaamheid van personen toe en zal het rest effect ook lager uit kunnen vallen.
C2. Mogelijke invulling Oostpoort: wijzigingen binnen het plangebied Onder het planologisch regime van het bestemmingsplan "Algemeen plan van uitbreiding der gemeente Dordrecht" is het mogelijk bedrijven te vestigen (bestemming: handels en industrieterrein (…)". Ook activiteiten die worden genoemd in het BEVI kunnen gevestigd worden binnen het plangebied Oostpoort. De ligging van het terrein ten opzichte van de nu bestaande woonbebouwing en de verkeerssituatie van het knooppunt Merwedestraat/Baanhoekweg/N3, beiden net buiten het plangebied, maakt dat ongelimiteerde vestigingsmogelijkheden niet gewenst zijn. Het beheersen van de veiligheidssituatie nu en in de toekomst vereist een planologisch regime dat in staat is de vestigingsmogelijkheden van bedrijven, als het gaat om externe veiligheid, te reguleren. Hiervoor is het plan Oostpoort zodanig opgezet dat de vestiging van de zogenaamde niet categoriale inrichtingen uit het BEVI, als meest zware bedrijven uit het BEVI, wordt uitgesloten. De vestiging van categoriale inrichtingen, voor zover deze toelaatbaar zijn volgens de staat van inrichtingen is slechts mogelijk na ontheffing, onder voorwaarde dat de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico zich binnen de terreingrens bevindt.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
50
juni 2009
C3. De CHAMP-Benadering De Provincie Zuid-Holland heeft, om het begrip groepsrisico en de bijbehorende motivatieplicht (bij overschrijdingen van de oriënterende waarde) inhoud te geven, de CHAMP-benadering ontwikkeld. CHAMP is een acroniem voor: Communicatie, Horizon, Anticipatie, Motivatie en Preparatie. Eerder genoemde toetsingskader is een aanvulling op en in sommige gevallen een invulling van de CHAMP-plicht. De voorgenomen ontwikkeling is met behulp van de CHAMP-methodiek tegen het licht gehouden. Communicatie In kader van het programma Externe veiligheid van de regio Zuid Holland Zuid wordt gewerkt aan een opzet voor een regionaal risico communicatieplan dat in 2010 beschikbaar is en zodanig dat de communicatie door burgers en andere gebruikers als voldoende wordt ervaren. Verder wordt er specifiek voor Dordrecht een communicatieplan opgezet. Horizon In 2005 is het Rijk begonnen met de ontwikkeling van het basisnet gevaarlijke stoffen waarbij voor alle modaliteiten (water, weg en spoor) een zodanig transportnetwerk wordt gedefinieerd dat zowel de continuïteit van het transport als de veiligheid rondom het netwerk wordt gewaarborgd. Hiervoor worden zowel risicoplafonds als vervoercondities vastgelegd waaronder het transport van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen in de nabijheid van vervoersassen kunnen plaatsvinden. Naar verwachting zullen zowel de N3 als de Beneden Merwede ingedeeld worden in categorie 2. In juni 2008 heeft het ministerie van Verkeer en Waterstaat in een overleg met de gemeente Dordrecht kenbaar gemaakt hoe het concept Basisnet weg in grote lijnen vorm is gegeven. Het voor het basisnet benodigde ruimtegebruik is bepaald aan de hand van de transportcijfers zoals die in de loop van 2006 zijn bepaald opgehoogd met een factor 1,5 voor het transport van brandbare gassen en 2 voor de overige stoffen. Dit resulteert in een voor het basisnet benodigde veiligheidszone van 63 meter uit de as van de weg, ca. 36 meter meer dan op basis van de eerder genoemde vervoersprognoses is te verwachten. Deze zone is overgenomen in het bestemmingsplan. Binnen deze zone is sprake van bestaande beperkt kwetsbare objecten. Voor dit type objecten geldt de 10-6 contour als een richtwaarde. Dit houdt in dat het niet noodzakelijk is deze situatie, die op zich zelf minder gewenst is, actief te saneren. In het bestemmingsplan is voor deze objecten het overgangsrecht van toepassing. Voor het groepsrisico leidt het ophogen van de vervoerscijfers niet tot knelpunten. Het concept basisnet water geeft aan dat het vervoer over de Beneden Merwede een substantieel aandeel brandbare vloeistoffen bevat. Het concept basisnet water introduceert daarom een zogenaamd plasbrand aandachtsgebied bij dit type vaarweg. Dit plasbrand aandachtsgebied is overgenomen in dit bestemmingsplan. In het kader van de “Ketenstudie LPG” is met de branche een convenant LPG-autogas afgesloten. Hierin is afgesproken dat de sector veiligheidsmaatregelen neemt, waaronder het aanbrengen van een hittewerende coating op alle LPG autogastankauto’s. Het aanbrengen van een hittewerende coating levert de brandweer bij een ongeluk tijdswinst op (voor ontruimingsmaatregelen en brandweerinzet), waardoor zij meer mogelijkheden heeft om een warme BLEVE te voorkomen. Zowel in de ketenstudie als in het consequentieonderzoek externe veiligheid vervoer is aangenomen dat door deze maatregel de BLEVE-frequentie tijdens het wegtransport op de open weg met 42.5% wordt gereduceerd. Voor deze schatting is aangenomen dat 85% van de warme BLEVE’s worden voorkomen en dat op de open weg 50% van de BLEVE’s warm zijn. De maatregel heeft geen ondersteuning in de ADR, dus kan alleen toegepast worden bij nationaal vervoer. De maatregel hittewerende coating wordt thans in opdracht van de LPG-sector geëvalueerd.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
51
juni 2009
Anticipatie Het toetsingskader externe veiligheid vormt een nadere uitwerking van dit toetsingsdeel. Kortheidshalve wordt daarom verwezen naar de hierboven beschreven onderdelen beheersbaarheid en zelfredzaamheid van het toetsingskader externe veiligheid met dien verstande dat de gehanteerde op basis van het Global Economy (GE) scenario geprognosticeerde veiligheidszone van 27 meter is vergroot tot 63 meter overeenkomstig de in het concept basisnet weg aangegeven veiligheidszone. Motivatie In het plangebied is op dit moment sprake van een sterk verouderd bestemmingsplan dat geen rekening houdt met het aspect externe veiligheid. Dit plan maakt aan deze situatie een einde door het instellen van veiligheidszones en het aanpassen van de bebouwingsmogelijkheden aan de specifieke risicosituatie in het plangebied. Door het vastleggen van bebouwingsmogelijkheden op de plankaart en middels regels wordt ingespeeld op de externe veiligheidssituatie in het plangebied. In de toekomstige situatie wordt daardoor voldaan aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico en blijft het groepsrisico met een factor 8 onder de oriënterende waarde voor het groepsrisico. In het plan wordt noodzakelijkerwijs rekening gehouden met het tot stand komen van het landelijke basisnet transport gevaarlijke stoffen. Dit om toekomstige saneringssituaties te voorkomen Preparatie In 2002 is in de gemeente Dordrecht het Rampenplan geactualiseerd. In het vernieuwde rampenplan is sprake van aandacht voor zaken als waarschuwing en voorlichting, opvang en verzorging, registratie- en inlichtingenbureau, operationele ondersteuning, en nazorg.
Conclusie van de adviezen in het kader van externe veiligheid: • het plan voldoet aan de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen BEVI. Ten opzichte van het bestemmingsplan "Algemeen plan van uitbreiding der Dordrecht" is met de introductie van dit nieuwe planologische regime rekening gehouden met externe veiligheid; er is sprake van een verbetering van de veiligheidssituatie; • in overleg met het ministerie van Verkeer en Waterstaat wordt geanticipeerd op de komst van het basisnet weg door de in het concept basisnet weg gehanteerde veiligheidszone over te nemen; • de beoogde inrichting als bedrijventerrein brengt met zich mee dat de vestiging van functies speciaal bedoeld voor verminderd zelfredzame personen niet worden toegestaan; • het plan houdt tevens rekening met het concept basisnet water.
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
52
juni 2009
Bijlage 2:
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
53
Advies Veiligheidsregio
juni 2009
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
54
juni 2009
Bestemmingsplan “Gebied Oostpoort e.o.” Toelichting
55
juni 2009