Bestemmingsplan “Delden-Zuid, herziening Strookappe 15” Fase: vastgesteld
Rapport Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15 Gemeente Hof van Twente
projectnaam identificatienummer
Bestemmingsplan Strookappe 15 te Delden NL.IMRO.1735.SDxStrookappe15-VS01
projectnummer kenmerk
11.1331 Bestemmingsplan “Delden-Zuid, herziening Strookappe 15” (vastgesteld)
opdrachtgever postadres
Gemeente Hof van Twente Postbus 54 7470 AB Goor Mevrouw K. Lueks
contactpersoon status versie
Vastgesteld Definitief
datum
18 december 2012
auteur
J.W. Hendriks
paraaf gecontroleerd
R.M.A. Ridder
Bestemmingsplan “Delden-Zuid, herziening Strookappe 15”
Fase: vastgesteld
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Plangebied 1.3 Vigerend bestemmingsplan 1.4 Leeswijzer
5 5 5 6 6
Hoofdstuk 2
7
De beschrijving van het plangebied/de huidige situatie
Hoofdstuk 3 Inventarisatie van relevant beleid 3.1 Algemeen 3.2 Provinciaal beleid 3.3 Gemeentelijk beleid
8 8 8 9
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheidsaspecten/onderzoek 4.1 Bodem 4.2 Akoestiek 4.3 Flora en Fauna 4.4 Archeologie 4.5 Water 4.6 Bedrijven en milieuzonering 4.7 Externe veiligheid 4.8 Luchtkwaliteit 4.9 Verkeer en parkeren
15 15 15 16 17 18 19 20 22 24
Hoofdstuk 5
25
Planbeschrijving
Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving 6.1 Algemeen 6.2 Toelichting op de Regels
26 26 26
Hoofdstuk 7
28
Economische uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 8.1 Algemeen 8.2 Vooroverleg 8.3 Zienswijzen
29 29 29 29
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
31 33 35 37 39
2
Bodemonderzoek Resultaten akoestisch onderzoek Quickscan Flora en Fauna Zienswijzennotitie
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Regels
41
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
43 43 46
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4
Bestemmingsregels Woongebied Woongebied - 1
47 47 49
Hoofdstuk 3 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8
Algemene regels Anti-dubbeltelbepaling Algemene gebruiksregels Algemene afwijkingsregels Overige regels
51 51 51 51 51
Hoofdstuk 4 Artikel 9 Artikel 10
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht Slotregel
52 52 52
Bijlagen Bijlage 1
Parkeernormen gemeente Hof van Twente
53 55
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
3
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
4
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Toelichting Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding
De eigenaar is voornemens om het perceel De Strookappe 15 de huidige bedrijfsbebouwing te slopen en hiervoor in de plaats twee woningen (twee-onder-een-kap-woning) te realiseren. Als gevolg van de voorgenomen bedrijfsbeëindiging van het bouwbedrijf op de locatie, zijn de aanwezige werkplaatsen niet langer noodzakelijk. Hergebruik van de aanwezige gebouwen is gelet op de bouwkundige staat ervan niet haalbaar. Het slopen van de in onbruik geraakte bebouwing en de realisatie van twee woningen zal een positieve uitwerking hebben op de omgeving en aansluiten bij het karakter van het gebied, wat hoofdzakelijk een woonfunctie kent. De voorgenomen realisatie van twee woningen past niet binnen het vigerende bestemmingsplan, waardoor middels onderhavige herziening van het bestemmingsplan medewerking verleend wordt aan de beoogde ontwikkeling. Tevens zal de bestemming van het perceel Vossenbrinkweg 71 herzien worden aangezien een gedeelte hiervan in het vigerende bestemmingsplan een bedrijfsbestemming heeft.
1.2
Plangebied
Het plangebied De Strookappe 15 is gelegen aan de zuidoost zijde van de stad Delden. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door het aangrenzende bedrijfsperceel, aan de oostzijde omsloten door De Stookappe, aan de zuidzijde door het woonperceel De Strookappe 19 en aan de westzijde door de Vossenbrinkweg. Het plangebied betreft de kadastrale percelen sectie A, nummers 9142, 9143 en 9144 (allen kadastraal bekend gemeente Stad Delden.
Afbeelding 1.1: Luchtfoto plangebied (met in kader ligging plangebied t.o.v. Delden)
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
5
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
1.3
Vigerend bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Delden-Zuid', vastgesteld door de raad van de gemeente Hof van Twente op 10 maart 2009. Het plangebied heeft op grond van dit bestemmingsplan de bestemming "Bedrijf". Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor bedrijfsdoeleinden in de categorieën 1 en 2. De realisatie van twee woningen is op grond van het vigerende bestemmingsplan niet mogelijk. Het perceel Vossenbrinkweg 71 behoort ook tot het plangebied van onderhavig bestemmingsplan aangezien hierop in het vigerende bestemmingsplan gedeeltelijk een bedrijfsbestemming rust welke gewijzigd dient te worden in een woonbestemming. Het gehele perceel nr. 71 zal in onderhavig bestemmingsplan herbestemd worden waarbij het gedeelte van het perceel met de bestemming "Woongebied" de huidige woonfunctie positief bestemd zal worden.
Afbeelding 1.2: Uitsnede plankaart vigerend bestemmingsplan 'Delden-Zuid'
1.4
Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit de toelichting en de juridische bindende regels en verbeelding. De toelichting is opgebouwd uit 8 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plangebied en de huidige situatie beschreven. Hoofdstuk 3 gaat in op het voor de ontwikkeling relevante beleid. In hoofdstuk 4 wordt de milieuplanologische haalbaarheid van de ontwikkeling onderzocht. Hier komen aspecten als milieu, flora en fauna en archeologie aan de orde. In hoofdstuk 5 wordt de voorgenomen ontwikkeling beschreven. In hoofdstuk 6 wordt de opzet van het plan en de wijze van bestemmen behandeld. In de hoofdstukken 7 en 8 komt ten slotte de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van de ontwikkeling en het bestemmingsplan aan bod.
6
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Hoofdstuk 2 situatie
De beschrijving van het plangebied/de huidige
Bebouwing en gebruik plangebied De Firma Siemerink & Van Otten is een klein bouwbedrijf, welke is opgericht in 1984 en sindsdien gevestigd is aan De Strookappe. Vanaf 1946 tot 1962 was op dit perceel het bouwbedrijf van de grootvader van de huidige eigenaar gevestigd. De huidige bebouwing in het plangebied is bij de oprichting van het huidige bouwbedrijf in 1984 gerealiseerd. De gebouwen worden in de huidige situatie als werkplaats gebruikt. Omgeving plangebied In het verleden was De Strookappe een onverharde weg. Deze weg fungeerde als achterpad langs de tuinen van de percelen aan de Vossenbrinkweg. Langs De Strookappe waren diverse bedrijven gevestigd, ook werden er in de achtertuinen dieren gehouden. Eind jaren '90 zijn de woningen aan De Strookappe 1 en 19 t/m 24 gerealiseerd. Na realisatie van deze woningen is de huidige weg aangelegd. Het merendeel van de percelen aan De Strookappe wordt tegenwoordig voor 'wonen' gebruikt. Slechts drie percelen hebben nog een bedrijfsmatige functie. Kenmerkend voor het plangebied is de ligging ten opzichte van de aan de overzijde van De Strookappe gelegen sport- en recreatieve voorzieningen. Zo zijn er in de omgeving van het plangebied een tennispark, een korfbalvereniging, een zwembad, een scoutingvereniging en recreatiepark gelegen.
Afbeelding 2.1: Luchtfoto aangrenzend sport- en recreatieterrein
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
7
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Hoofdstuk 3 3.1
Inventarisatie van relevant beleid
Algemeen
Dit hoofdstuk beschrijft het relevante rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit hoofdstuk verwoord en afgewogen en indien noodzakelijk op de verbeelding en in de regels vertaald. De volgende beleidsstukken zijn wel bekeken voor het plangebied, maar hebben, gelet op het schaalniveau van de beleidsstukken en de geringe omvang en impact van het plan, geen invloed op de ontwikkeling: Nota Ruimte, Rijk, d.d. 27 februari 2006. Dit plan is daarom ook niet verder toegelicht in deze toelichting.
3.2
Provinciaal beleid
Het provinciale ruimtelijke ordeningsbeleid is weergegeven in de Omgevingsvisie Overijssel. De omgevingsvisie is vastgesteld op 1 juli 2009. De omgevingsvisie presenteert het provinciaal belang en beleid in de fysieke leefomgeving. Tijdshorizon van de visie is 2030. De omgevingsvisie heeft de status van structuurvisie onder de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening. Gelijktijdig met de Omgevingsvisie Overijssel is de Omgevingsverordening Overijssel 2009 vastgesteld. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waaraan de provincie waarde hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch is geborgd. De thema's die in de omgevingsvisie aan bod komen, zijn op zich niet nieuw; het zijn thema's waar de provincie zich mee bezig hoort te houden. Er zijn echter twee elementen aan toegevoegd die leidend zijn voor alle beleidskeuzes: duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit is de goede functie op de goede plek op de goede manier ingepast in de omgeving. Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. In de omgevingsvisie schetst de provincie een ontwikkelingsvisie voor Overijssel. De ontwikkelingsvisie bestaat uit een aantal ontwikkelingsperspectieven. Met deze ontwikkelingsperspectieven schept de provincie de ruimtelijke ontwikkelingsvisie om de beleids- en kwaliteitsambities te realiseren. De provincie heeft de ontwikkelingsperspectieven ingedeeld in de Groene en de Stedelijke Omgeving. Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan ligt in de Stedelijke Omgeving. In de Stedelijke Omgeving is de uitdaging de economische centra bereikbaar te houden en door herstructurering de kwaliteit van woonomgevingen en bedrijfslocaties te vergroten. Het plangebied ligt in het ontwikkelingsperspectief „Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus‟ met als kenmerk 'woonwijk'. De provincie streeft in deze gebieden naar een veelzijdige mix van woon- en werkmilieus, elk met een eigen karakteristiek. Bij opgaven als herstructurering, inbreiding en uitbreiding zijn de identiteit en eigenheid van de kernen leidend. Aangezien onderhavig bestemmingsplan de herontwikkeling van een voormalige bedrijfslocatie naar wonen mogelijk maakt, kan geconcludeerd worden dat onderhavige ontwikkeling in overeenstemming met het provinciaal beleid voor het plangebied en omgeving is. Tevens wordt met het slopen van de bedrijfsbebouwing en het opheffen van deze functie in een woonomgeving, de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied en de omgeving hiervan versterkt.
8
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
3.3
Gemeentelijk beleid
3.3.1
Toekomstvisie 'Hof van Twente Zicht op 2030'
De gemeenteraad van de gemeente Hof van Twente heeft op 1 juni 2010 de toekomstvisie „Hof van Twente Zicht op 2030‟ definitief vastgesteld. Het doel van de toekomstvisie is het schetsen van de grote lijnen: wat kenmerkt de gemeente Hof van Twente nu en straks. Daarnaast geeft de visie ook een mogelijk toekomstperspectief specifiek voor de gemeente, met vernieuwende ideeën en kansrijke oplossingsrichtingen. Dit toekomstperspectief is geschreven in de vorm van een twintigtal streefbeelden voor 2030. Deze beelden gaan over mens, ruimte en economie. Voor het voorliggende bestemmingsplan is onder andere het volgende streefbeeld relevant: "Kwaliteit woningbestand is hoog en divers, aansluitend op de markt/behoefte van inwoners, maar toch betaalbaar gebleven" De grotere kernen in Hof van Twente houden een belangrijke woonfunctie: de meeste mensen wonen daar. Ze hebben ook de functie om woonruimte te bieden aan mensen die uit het buitengebied komen. Belangrijker in omvang dan uitbreiding zijn de plannen voor inbreiding in kernen en voor vernieuwing/verduurzaming van de bestaande woningvoorraad. In 2030 bestaat op het gebied van de volkshuisvesting de grootste opgave uit het vervangen van in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw gebouwde wijken/woningen. Dit gaat gepaard met verduurzaming. Wooncomplexen met een diversiteit van wooneenheden zijn in de grotere kernen ontstaan. De traditionele twee-onder-een-kap-woningen zijn geleidelijk wat teruggelopen in aandeel. Het inbreidingskarakter van de voorgenomen ontwikkeling waarbij (in de nabije toekomst) in onbruik geraakte bedrijfsbebouwing vervangen wordt door woningbouw, past binnen de toekomstvisie van de gemeente. 3.3.2
Structuurvisie Delden
De gemeenteraad van Hof van Twente heeft in januari 2005 een nieuwe structuurvisie voor de kern Delden vastgesteld. Het belangrijkste doel van deze structuurvisie is het geven van een samenhangend beeld van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen van Delden. In de periode van 1990 tot 2003 is het aantal inwoners van de Kern Delden gedaald van ruim 7.500 tot minder dan 7.100. Een ommekeer van deze ontwikkeling is nodig om het voorzieningenniveau in Delden goed op peil te kunnen houden. De gemeente streeft ernaar om het aantal inwoners de komende jaren weer op het peil van 1990, te weten 7.500 inwoners, te brengen. In de structuurvisie is opgenomen dat de werkgelegenheid in Delden zich de afgelopen jaren goed ontwikkeld. De gemeente wil de voorwaarden scheppen om dat zo te houden. Het bevolkingsdraagvlak van Delden zal zich niet zodanig ontwikkelen dat een substantiële uitbreiding van het voorzieningenapparaat te verwachten is. In plaats van uitbreiding wordt primair ingezet op kwaliteitsverbetering. Het centrum van Delden vraagt zowel om kwaliteitsverbeteringen van de winkels (meer speciaalzaken) als van de openbare ruimte, hier wordt door de gemeente dan ook naar gestreefd. Voor de verbetering van de woon- en leefomgeving in het centrumgebied streeft de gemeente naar de verplaatsing van enkele bedrijven. De komende jaren zal bijna heel Delden als één ononderbroken 30 km/uur zone worden ingericht. In een dergelijke zone staat de verblijfsfunctie voorop en heeft het (auto)verkeer zich daaraan aan te passen. Alleen het Rupertserf zal een afzonderlijke 30 km/uur zone vormen. Dit deel van Delden wordt immers van de rest van de bebouwde kom gescheiden door de Europalaan, die als stroom- en ontsluitingsweg blijft fungeren (met een snelheidsregime van 50 km/uur). Gelet op het inbreidingskarakter van het plan, waarbij woningen worden gerealiseerd ten behoeve van in het verleden uit Delden vertrokken jongeren, kan gesteld worden dat de ontwikkeling past binnen het karakter van de Structuurvisie. Voor het overige staan er in de Structuurvisie geen specifieke zaken omtrent de ontwikkeling van het plangebied.
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
9
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15 3.3.3
Welstandsnota
De gemeenteraad van Hof van Twente heeft voor de hele gemeente een welstandsnota vastgesteld met criteria voor de welstandstoets. Daarbij is zowel het buitengebied als de kernen ingedeeld in verschillende gebieden aan de hand van karakteristieken van de bestaande bebouwing. Per gebied zijn criteria opgesteld die door de welstandscommissie worden gebruikt bij het beoordelen van aanvragen om vergunning. Daarbij wordt onder andere gelet op de plaats, de hoofdvorm en de detaillering. Er zijn geen welstandsvrije gebieden. Naast de gebiedscriteria zijn objectgerichte criteria opgesteld die niet voor een gebied, maar voor een bouwwerk gelden. Het gaat dan om regels voor bijvoorbeeld monumenten, landgoederen en serrestallen. Het plan valt binnen het gebied "Buurten". Voor bebouwing in dergelijke gebieden zijn in de welstandsnota de volgende criteria opgenomen: Criteria Voor dit deelgebied ligt de nadruk in de criteria bij de omgang met de gevel en het dak. Hierin wordt aansluiting gezocht bij de andere panden in de straat. Incidenteel afwijkende panden vormen de uitzondering op de regel. Plaatsing • De ligging van de bouwwerken sluit aan bij de omgeving. • De panden zijn op de weg georiënteerd. Hoofdvorm • De panden passen in de omgeving. • In buurten waar dit gemeengoed is kunnen aan de voorzijde dakkappellen worden geplaatst, mits in passende detaillering. Gevel • Voor de gevel worden materialen, indelingen en openingen toegepast die passen in de tijdsperiode waarin de buurt gebouwd is. Aan-, uit- en bijgebouwen en dakkapellen • De toevoegingen ondergeschikt houden aan het hoofdgebouw. • Aansluiten bij de architectuur van het hoofdgebouw. • Geen dakkapel op bijgebouw. Detaillering • De detaillering is in stijl met de aangrenzende panden. Erfafscheidingen • Langs de openbare ruimte kwaliteit bieden. • Opbouwen uit duurzame materialen (steen, hout of metalen hekwerk). • Opbouwen uit tenminste 50% open delen met een redelijke verdeling. • Uitvoeren in donkere kleuren. • Sober en eenvoudig vormgeven. Welstandscriteria deelgebied 'buurten' (Bron: Hof van Twente, welstandsnota december 2007)
Het bouwplan zal nader uitgewerkt worden conform bovenstaande criteria. In het kader van de omgevingsvergunning voor het onderdeel 'bouwen' zal de welstandscommissie ten aanzien hiervan een advies uitbrengen.
10
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Afbeelding 3.1: Uitsnede kaart welstandsnota Hof van Twente
3.3.4
Woonvisie 2009-2013 'Groeien in kwaliteit'
In april 2009 heeft de gemeente Hof van Twente een woonvisie voor de periode 2009-2013 vastgesteld. De gemeente staat voor een grote opgave. De komende jaren zal de bevolking verder vergrijzen, waardoor er een einde komt aan een periode van geleidelijke bevolkingsgroei. De gemeente wil een zo goed mogelijk woonklimaat bieden aan de bestaande inwoners. De woonvisie vormt een actuele basis om samen met andere partijen op de woningmarkt te zorgen dat ook in de toekomst alle inwoners van de Hof van Twente naar wens kunnen blijven wonen. Concreet wordt ingezet op het bouwen voor de eigen woningbouwbehoefte. De bijlage bij de woonvisie bevat een dynamisch woningbouwprogramma dat per kern en per project inzicht geeft in de verdeling naar sector (huur, koop, kaveluitgifte) en doelgroep (starters, ouderen/ zorg, overig). De bouw van de nieuwe woningen in het plangebied is momenteel niet opgenomen in het dynamisch woningbouwprogramma. Op 28 juni 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten de twee te bouwen woningen op te nemen in het dynamisch woningbouwprogramma. Dit heeft nader te bepalen consequenties voor twee woningen welke voorkomen in dynamisch woningbouwprogramma. Ten aanzien van dit besluit heeft afstemming plaatsgevonden met de provincie Overijssel, gelet op het provinciale belang van woningbouwcontigenten. Hiertoe is besloten gelet op de positieve uitwerking van het plan op de omgeving van het plangebied. Zo wordt een bedrijfsbestemming in een overwegend woongebied opgeheven. Ook worden verpauperde opstallen gesloopt. Als voorwaarde is gesteld dat niet alleen de bedrijfsbestemming op het perceel De Strookappe 15 wordt gewijzigd, maar ook de bedrijfsbestemming welke op het achterliggende gedeelte van het perceel Vossenbrinkweg 71 rust. In onderhavig bestemmingsplan worden deze bedrijfsbestemmingen opgeheven en gewijzigd in de bestemming 'Woongebied'. 3.3.5
Gemeentelijk mobiliteitsplan
De gemeente heeft in december 2007 een mobiliteitsplan vastgesteld. Dit plan biedt een overzicht van maatregelen op verkeersgebied die erop gericht zijn om de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de veiligheid van de woningen en de bedrijven te verbeteren. Dit plan biedt tevens een kader waaraan ruimtelijke plannen met betrekking tot deze aspecten kunnen worden getoetst. In het bijbehorende maatregelenpakket wordt het beleid naar de praktijk vertaald. Relevante doelstellingen zijn de volgende: het wegen- en stratennet wordt duurzaam veilig ingericht en heringericht;
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
11
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15 het fietsverkeer wordt gestimuleerd, het fietsroutenetwerk wordt verbeterd; bij nieuwbouwplannen wordt een parkeertoets en een mobiliteitstoets uitgevoerd. Met deze doelstellingen wordt bij het beheer, de inrichting en de eventuele ontwikkelingen in het plangebied rekening gehouden. Verder gelden voor het vrachtwagenverkeer van en naar bedrijventerreinen de volgende specifieke doelstellingen: de bereikbaarheid van bedrijventerreinen moet gewaarborgd blijven en, waar mogelijk en noodzakelijk, worden verbeterd. Het gaat daarbij om een goede directe ontsluiting van verkeer en vrachtverkeer naar het hoofdwegennet, zodat dit (vracht)verkeer niet (meer) door de woonwijken rijdt als het daar niet thuis hoort; vanwege de ruimtelijke kwaliteit, de leefbaarheid en de verkeersveiligheid moet het parkeren en laden en lossen op eigen terrein plaatsvinden en niet op de openbare weg. Ten slotte streeft de gemeente ernaar om op het gemeentelijke grondgebied geen reguliere routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vast te stellen. Voor de voorgenomen ontwikkeling is het onderdeel 'parkeren' uit het gemeentelijk mobiliteitsplan van belang. Uitgangspunt in het mobiliteitsplan is dat er bij ruimtelijke ontwikkelingen voldoende ruimte gereserveerd moet zijn voor de aanleg van parkeerplaatsen. Voor het berekenen van de parkeerbehoefte worden de algemeen aanvaarde kengetallen van het CROW gehanteerd. Onderhavige ontwikkeling houdt rekening met de beleidsuitgangspunten ten aanzien van parkeren, in paragraaf 4.9 wordt hier nader op ingegaan. 3.3.6
Waterbeleid
Het gemeentelijk waterbeleid is vastgelegd in het Waterplan Hof van Twente (2004) en het Gemeentelijk Rioleringsplan 2008-2012 (2009). Hieronder wordt een samenvatting gegeven van deze plannen. Waterplan Hof van Twente Het waterplan is een overkoepelend beleidsstuk over het waterbeheer in de gemeente Hof van Twente dat ook door de waterbeheerders - de waterschappen Regge en Dinkel en Rijn en IJssel en drinkwaterleidingbedrijf Vitens is vastgesteld. Het waterplan geeft een visie hoe het watersysteem binnen de gemeente over ongeveer 25 jaar er uit ziet en welke maatregelen er op korte en lange termijn daarvoor nodig zijn. De visie wordt op basis van drie invalshoeken beschreven, te weten: Twents landschap Water speelt een belangrijke rol in het gevarieerde en kleinschalige landschap. Het water is zo ingericht dat meerdere functies tegelijk kunnen vervullen. Het waterbeheer sluit zoveel mogelijk aan bij de natuurlijke omstandigheden, zoals hoogteligging, grondwaterstroming en bodemsoort. Ruimte voor water De visie is gericht op het ontwikkelen van een robuust en veerkrachtig watersysteem met als doel wateroverlast en verdroging zoveel mogelijk te voorkomen. Om dit te bereiken is er voldoende ruimte nodig voor het vasthouden en tijdelijk bergen van water. Voor de verbetering van de waterkwaliteit dienen de vervuilende lozingen te worden beperkt. Door het afkoppelen van schoon hemelwater van de riolering wordt de emissie door lozingen vanuit riooloverstorten en rioolwaterzuiveringen gereduceerd. Beleving van water In de woon- en werkomgeving is water zichtbaar, bereikbaar en veilig voor bijvoorbeeld vissers en wandelaars. Zichtbaar water dat beleefd wordt, is er niet alleen om van te genieten, maar ook er van bewust van te zijn. Om dit te bereiken wordt het hemelwater bij voorkeur met bovengrondse voorzieningen ingezameld en geïnfiltreerd. Gemeentelijk Rioleringsplan 2008-2012 (GRP) In de Waterwet en de Wet milieubeheer zijn de gemeentelijke watertaken geregeld. Deze taken hebben betrekking op de gemeentelijke zorgplicht voor: inzameling en transport van stedelijk afvalwater; het inzamelen en verwerken van afvloeiend hemelwater; grondwater(maatregelen).
12
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15 De doelmatige uitvoering van deze zorgplichten is in het GRP vastgelegd en gaat uit van de volgende principes: De trits "vasthouden - bergen - afvoeren" houdt in dat in eerste instantie getracht wordt het (gebiedseigen) water in de bodem te infiltreren. Indien dit niet mogelijk is dient het afstromend regenwater lokaal te worden geborgen in vijvers en watergangen. Pas in de laatste instantie kan overwogen worden het water (zo traag mogelijk) af te voeren naar de omgeving. De trits "schoonhouden - scheiden - schoonmaken" omvat ten eerste het niet toelaten dat de kwaliteit van water verslechtert (schoon houden), vervolgens het gescheiden houden van schone en vuile waterstromen en als laatste het zuiveren (schoonmaken) van verontreinigd water. Door water schoon te houden en vuile waterstromen zoveel mogelijk gescheiden te houden kan de omvang van te zuiveren water worden beperkt en tevens het zuiveringsrendement te worden verhoogd. In het GRP zijn de gemeentelijke zorgplichten nader gedefinieerd. Maatregelen in particulier gebied behoren tot de zorgplichten van de eigenaar. 3.3.7
Monumentale bomenlijst
Het college van B&W heeft een lijst met monumentale bomen in Hof van Twente vastgesteld. De status van een monumentale boom is sterk en is vastgelegd in de Bomenverordening. Voor een monumentale boom wordt in beginsel geen kapvergunning afgegeven. De bomenlijst is dynamisch. Nieuwe bomen en boomgroepen kunnen aan de lijst toegevoegd worden en ook kunnen houtopstanden eraf worden gehaald. De lijst bestaat nu uit ongeveer 320 monumentale houtopstanden. Ten behoeve van deskundige advisering omtrent de monumentale bomen heeft het college een Bomencommissie aangesteld. In de toelichting op de Bomenverordening wordt een bepaalde wijze van bestemmen van de monumentale bomen voorgeschreven. In het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan staan geen beschermenswaardige bomen. 3.3.8
Bodembeleid
De gemeente heeft in het Bodembeleidsplan haar beleid ten aanzien van bodemverontreiniging uiteengezet. De ambitie van de gemeente is om bodemverontreinigingen te voorkomen en de bodem geschikt te houden voor toekomstige ontwikkelingen. Ten tweede heeft de gemeente de ambitie om bodemaspecten tijdig mee te nemen in planvorming. De gemeente geeft prioriteit aan het opheffen van bodemverontreinigingen die actuele risico's opleveren voor mensen of milieu. De gemeente besteedt in het bijzonder aandacht aan de mogelijke aanwezigheid van asbest in de bodem. Hiervoor wordt verwezen naar het asbestbeleid en de asbestsignaleringskaart. 3.3.9
Archeologiebeleid
Op 1 januari 2010 is het gemeentelijke archeologiebeleid in werking getreden. Op de bijbehorende archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart is aangegeven welke gebieden een lage, een middelhoge en een hoge archeologische verwachtingswaarde hebben. Verder zijn ook de terreinen met bekende archeologische waarden in beeld gebracht (de archeologische monumenten). Afhankelijk van de verwachtingswaarde dient bij bouwplannen en ingrepen in de grond met een bepaalde omvang en diepte archeologisch vooronderzoek plaats te vinden. 2 Historische kern: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van 50 m of meer; 2 Hoge verwachting: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van 2500 m of meer; 2 Middelhoge verwachting: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van 5000 m of meer; Lage verwachting: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van 10 ha of meer. Dit beleid dient vertaald te worden in de planregels van de bestemmingsplannen die in procedure worden gebracht. In paragraaf 4.4 is de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan het gemeentelijke archeologiebeleid.
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
13
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15 3.3.10 Nota Externe veiligheid De gemeente heeft haar beleid ten aanzien van externe veiligheid vastgelegd in de nota "Bewuste veiligheid op maat". Binnen de gemeente zijn een aantal risicovolle inrichtingen aanwezig. Op de site www.risicokaart.nl is een actueel overzicht van de risicovolle bedrijven te vinden. Ten aanzien van nieuwvestiging van zwaardere en risicovolle bedrijvigheid stelt de gemeente zich terughoudend op. Verder moet met name bij gevoelige functies, rekening gehouden worden met het vervoer van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor, het water of buisleidingen. In onderhavig bestemmingsplan is gelet op de realisatie van gevoelige functies (twee woningen) onderzoek gedaan naar het aspect 'externe veiligheid'. In paragraaf 4.7 wordt hier nader op ingegaan. 3.3.11 Groenstructuurplan Het gemeentelijke groenstructuurplan bevat een lange termijn visie op de inrichting en het beheer van het groen in de openbare ruimte. Groene elementen in de openbare ruimte hebben veelal een onderlinge samenhang en vormen zo een groenstructuur. Deze structuur hangt nauw samen met de stedenbouwkundige en ruimtelijke opbouw van een stad of dorp. Vaak is de aanwezigheid van groen gekoppeld aan rode functies (gebouwen) doordat het deze aankleedt of accent geeft. De relatie tussen groen en rood is dan ook een belangrijk aspect binnen een Groenstructuurplan. Binnen de groenstructuur speelt de bomenstructuur een overheersende rol. Bomen zijn door hun ruimtelijke werking de meest beeldbepalende groenelementen en daarom sterk sfeerbepalend. Om die reden heeft de gemeente ook een aparte Bomenverordening waarin voorgeschreven wordt hoe moet worden omgegaan met het 'Bewaren van houtopstanden'. Verder zijn ook vakbeplantingen, gazons en waterelementen van betekenis binnen de groenstructuur. Een belangrijke opgave van het Groenstructuurplan is om alle groene en blauwe onderdelen te integreren tot een samenhangend geheel dat op basis van één visie wordt beheerd en ontwikkeld. Ten aanzien van onderhavig plangebied zijn in het groenstructuurplan geen specifieke zaken opgenomen. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen invloed op de in de omgeving aanwezige groenstructuur. 3.3.12 Geluidbeleid Op 22 maart 2011 is de nota gemeentelijk geluidsbeleid vastgesteld. Deze nota bevat in hoofdlijnen het gemeentelijk geluidbeleid met betrekking tot industrielawaai, wegverkeerslawaai en bouwlawaai. De nota zorgt ervoor dat geluidsaspecten in te nemen milieu, ruimtelijke en bouw- en woningtoezichtbesluiten zorgvuldig worden afgewogen en meegewogen. Uitgangspunt daarbij is dat gezondheidseffecten door geluidsoverlast zoveel mogelijk worden voorkomen dan wel worden beperkt door het stellen van geluidnormen. Tegelijkertijd worden bedrijfsmatige activiteiten niet onnodig beperkt. Op grond van de nota is het gemeentelijk grondgebied in gebiedstypen ingedeeld. De nota bevat uitspraken met betrekking tot het gewenste ambitieniveau (voorkeurswaarde) en het maximale toelaatbare geluidniveau ten gevolge van industrielawaai en wegverkeerslawaai voor nieuwe situaties in die gebieden. Aanscherping van geluidnormen voor bestaande situaties vindt in beginsel niet plaats tenzij lokale vraagstukken daarom vragen. Het plangebied valt onder het gebiedstype 'woonwijken'. Hiervoor geldt volgens het gemeentelijk beleid voor wegverkeerslawaai een ambitieniveau van 43 dB en een plafondwaarde van 53 dB. Tevens geldt dat de gecumuleerde geluidbelasting niet hoger mag zijn dan de plafondwaarde. Uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek, zie paragraaf 4.2, blijkt dat de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai voor geen enkele weg het ambitieniveau overstijgt. Tevens is de gecumuleerde geluidbelasting van alle wegen lager dan de plafondwaarde. Hiermee kan worden geconcludeerd dat wordt voldaan aan het gemeentelijk geluidbeleid.
14
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Hoofdstuk 4
Uitvoerbaarheidsaspecten/onderzoek
Dit hoofdstuk geeft de randvoorwaarden van de milieukundige aspecten en overige aspecten waarmee rekening gehouden moet worden bij het bouwen en bij de inrichting en het beheer van het plangebied. Deze aspecten kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties.
4.1
Bodem
Bij een bestemmingsplan moet worden bepaald dat de bodem geschikt is voor de beoogde bestemming. Door Kruse Milieu BV. is een verkennend bodemonderzoek, d.d. november 2011, uitgevoerd conform NEN 5740. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat ter plaatse van het plangebied de bodem licht verontreinigd is met zware metalen en PAK. Deze gehalten zijn dermate laag dat geconcludeerd kan worden dat de vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. Conclusie De bodem wordt op basis van het uitgevoerde onderzoek geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin). Het aspect 'bodem' vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan. Het gehele bodemonderzoek is als bijlage 1 bij toelichting toegevoegd.
4.2
Akoestiek
Kader De woningen ondervinden een geluidbelasting ten gevolge van de Beckumerweg, de Vossenbrinkweg en de Sportlaan. De Vossenbrinkweg en de Sportlaan hebben een maximaal toelaatbare snelheid van 30 km/uur en behoeven derhalve niet getoetst te worden aan de Wet geluidhinder. De toekomstige woningen zijn gelegen in de geluidzone van de Beckumerweg. Deze weg heeft 1 rijstrook en is gelegen in deels binnen- en buitenstedelijk gebied. De Beckumerweg heeft een toegestane snelheid van 30 km/uur en 60 km/uur. Deze weg heeft een geluidzone van 200 en 250 meter. In de Wet geluidhinder (Wgh) worden eisen gesteld aan de toelaatbare geluidbelasting op de gevels voor woningen binnen een zone vanwege de weg. De voorkeursgrenswaarde (ondergrens) bedraagt 48 dB. Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kunnen burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente op basis van het Besluit geluidhinder een hogere toelaatbare waarde vaststellen. De maximaal te verlenen ontheffingswaarde in binnenstedelijk gebied bedraagt 63 dB. Uitgangspunt voor het vaststellen van een hogere waarde is dat maatregelen, gericht op het terugbrengen van de te verwachten geluidbelasting van de gevel, ten gevolge van de weg, tot 48 dB onvoldoende doeltreffend zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard. Op grond van de verwachting dat de geluidproductie van motorvoertuigen in de toekomst zal afnemen, mogen de berekende geluidbelastingen op de gevels worden gereduceerd met 2 dB bij wegen met een toegestane rijsnelheid van 70 km/uur en hoger en met 5 dB bij wegen met een rijsnelheid van lager dan 70 km/uur. Voor de bepaling van de geluidwering van de gevels mogen voorgenoemde reducties niet worden toegepast. Aangezien de woningen in de geluidzone van wegen zijn gelegen, is akoestisch onderzoek verricht naar de toekomstige geluidbelasting op de gevels van de woningen. Verkeersgegevens Voor het onderzoek zijn de verkeersgegevens gehanteerd die aangeleverd zijn door de gemeente Hof van Twente en gelden voor het peiljaar 2022. Ten behoeve van de bepaling van de geluidbelastingen is een geluidmodel opgesteld in Geomilieu V1.91. De berekeningen zijn uitgevoerd overeenkomstig Standaard Rekenmethode 2 van het Reken- en Meetvoorschrift geluidhinder 2006.
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
15
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15 Toetsing Op basis van de berekeningen zijn de volgende resultaten bepaald: Ten gevolge van de Beckumerweg (gedeelte van 60 km/uur) is de hoogste geluidbelasting 38 dB inclusief aftrek van 5 dB ex artikel 110g Wgh; Ten gevolge van de Beckumerweg (gedeelte van 30 km/uur) is de hoogste geluidbelasting 28 dB exclusief aftrek van 5 dB ex artikel 110g Wgh; Ten gevolge van de Beckumerweg (gedeelte van 30 en 60 km/uur gecumuleerd) is de hoogste geluidbelasting 43 dB exclusief aftrek van 5 dB ex artikel 110g Wgh; Ten gevolge van de Vossenbrinkweg is de hoogste geluidbelasting 38 dB exclusief aftrek van 5 dB ex artikel 110g Wgh; Ten gevolge van de Sportlaan is de hoogste geluidbelasting 42 dB exclusief aftrek van 5 dB ex artikel 110g Wgh; De gecumuleerde geluidbelasting van alle wegen exclusief aftrek van 5 dB ex artikel 110g Wgh bedraagt ten hoogste 44 dB. Op basis van de bovengenoemde resultaten blijkt dat aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt voldaan. Een hogere waarde procedure hoeft derhalve niet gevolgd te worden. De gecumuleerde geluidbelasting bedraagt 44 dB en is daarmee lager dan 53 dB. Een onderzoek naar de geluidwerende bouwkundige voorzieningen is derhalve niet noodzakelijk ten behoeve van een omgevingsvergunningaanvraag (aspect Bouwen). Conclusie Op basis van de resultaten van het akoestisch onderzoek wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder en het gemeentelijke geluidbeleid. Tevens kan op basis van de berekende gecumuleerde geluidbelasting worden geconcludeerd dat er ter plaatse van het plangebied een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van aspect 'geluid' gegarandeerd is. De resultaten van het akoestisch onderzoek zijn als bijlage 2 bij de toelichting toegevoegd.
4.3
Flora en Fauna
De Flora- en faunawet is per 1 april 2002 van kracht. In die wet is de zorgplicht, artikel 2, opgenomen. De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. De zorg houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Naast de zorgplicht voor álle dieren en planten zijn in de Wijziging Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet van 25 januari 2005 (Staatscourant, 2 februari 2005), drie tabellen opgenomen met een overzicht van beschermde inheemse dieren en planten. Ter voorkoming van verontrusting, verstoring, doden, vernieling van vaste rust- of verblijfplaatsen e.d. van beschermde soorten dient voorafgaand aan plan- en visievorming, uitvoering, verstrekken van vergunningen en aanleg- of reconstructiewerken een inventarisatie plaats te vinden van de beschermde flora- en faunasoorten, met daaraan gekoppeld een beschrijving van de effecten en eventuele mitigerende (maatregelen om het fysische effect van barrières te verminderen) en compenserende maatregelen om de eventuele negatieve effecten te beperken of te voorkomen. Op basis van de aangetroffen soorten dient er een afweging plaats vinden voor de instandhouding van de biodiversiteit en hun ecotoop. Bij het verlenen van een vergunning op grond van het bestemmingsplan, dienen de verbodsbepalingen artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet in acht te worden genomen. Dat houdt in dat, voorafgaand aan de verlening van een vergunning, onderzoek dient te worden uitgevoerd naar het voorkomen van dier- en plantsoorten die op grond van de Flora- en faunawet bescherming genieten. Met name binnen de stedelijke omgeving dient aandacht te worden geschonken aan de aanwezigheid van en de invloed op vleermuizen. Tevens dient te worden onderzocht in hoeverre de
16
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15 verstoring, vernieling of verontrusting van de beschermde soorten plaatsvindt. Indien inbreuk wordt gepleegd op de verbodsbepalingen die op grond van de bepalingen van de Flora- en faunawet zijn vastgesteld, kan een vrijstelling gelden of een verzoek tot ontheffing worden aangevraagd. Aangezien als onderdeel van de ontwikkeling de ter plaatse aanwezige opstallen gesloopt zullen worden, is door Tuitert Natuuronderzoek (d.d. 18 december 2011) een verkennend natuuronderzoek uitgevoerd. Toetsing Uit het natuurlijkonderzoek zijn de volgende resultaten naar voren gekomen: Natuurbeschermingswet De ingreep leidt niet tot (significant) negatieve effecten op gebieden die zijn beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet. Nader onderzoek in de vorm van een verslechteringstoets of een passende beoordeling is derhalve niet noodzakelijk en het aanvragen van een Natuurbeschermingswetvergunning niet aan de orde. De Natuurbeschermingswet staat niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg. Ecologische Hoofdstructuur De ingreep leidt niet tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische verbindingszone. Het doorlopen van een “Nee, tenzij-toets” is derhalve niet noodzakelijk. Beschermde soorten De te slopen gebouwen vormen geen vaste rust- en verblijfplaats voor beschermde soorten als vleermuizen, uilen, boerenzwaluwen en huismussen. In het plangebied is ook geen begroeiing aanwezig waarin algemeen voorkomende soorten zangvogels zouden kunnen broeden. De ingreep hoeft derhalve niet per se buiten het broedseizoen van vogels uitgevoerd te worden. Verder zijn enkele algemeen voorkomende soorten te verwachten zoals huisspitsmuis en egel. Dit zijn algemeen beschermde soorten (tabel 1 Ffwet) waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet geldt. Andere beschermde soorten zijn niet in het plangebied aangetroffen en hier ook niet te verwachten vanwege het ontbreken van specifiek geschikt habitat voor deze soorten. Conclusie Het aanvragen van een ontheffing op grond van artikel 75 Flora- en faunawet is niet noodzakelijk. De Flora- en faunawet staat niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg. Het gehele flora en fauna onderzoek is als bijlage 3 bij de toelichting bijgevoegd.
4.4
Archeologie
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Met het in werking treden van de Wet op de archeologische monumentenzorg in september 2007 is het verdrag wettelijk verankerd en is de Monumentenwet 1988 herzien. Het belangrijkste doel van deze wet is het behoud van het archeologisch erfgoed ter plekke. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en een afweging te maken. Vroegtijdig onderzoek maakt ruimte voor de overweging om archeologievriendelijke alternatieven toe te passen. Wie dan ondanks de aanwezigheid van archeologische waarden toch de grond in wil, moet archeologisch (voor)onderzoek doen en de kosten daarvan op zich nemen. Ook als het onderzoek uiteindelijk tot een opgraving leidt. De gemeente Hof van Twente heeft het Rijksbeleid uitgewerkt in gemeentelijk archeologiebeleid. Zie hiervoor paragraaf 3.3.9.
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
17
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15 De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart geeft het plangebied een lage archeologische verwachting. Conform het gemeentelijk beleid geldt voor gronden met een dergelijke verwachting een onderzoeksnoodzaak bij bodemingrepen dieper dan 40 cm en met een oppervlakte groter dan 10 hectare. Aangezien het plangebied ruim kleiner is dan 10 hectare geldt voor onderhavige ontwikkeling geen onderzoeksnoodzaak.
Afbeelding 4.1: Uitsnede archeologische verwachtingenkaart Hof van Twente
Conclusie Op basis van de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart kan worden geconcludeerd dat erin het plangebied geen te beschermen archeologische waarden voorkomen welke door de voorgenomen ontwikkeling geschaad kunnen worden. Wel dient te allen tijde rekening te worden gehouden met de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) in verband met de mogelijkheid tot toevalsvondsten.
4.5
Water
Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is dat de „watertoets‟ wettelijk verplicht is gesteld. De watertoets kan vooral worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Regge en Dinkel. Beschrijving waterhuishoudkundige situatie Het plangebied ligt in het rioleringsgebied de Vossenbrink. Het rioolstelsel bestaat uit een verbeterd gescheiden rioolstelsel, dit betekent dat het rioolstelsel bestaat uit een vuil- en hemelwaterafvoerstelsel. Op het hemelwaterstelsel lozen ook drainageleidingen. Het vuil- en deel van het hemel- en grondwater loost via een rioolgemaal op het rioolstelsel van het hoofdgebied van Delden. Het hoofdgebied loost het rioolwater vervolgens op het hoofdgemaal van het waterschap Regge en Dinkel, die vervolgens het water verpompt naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie Hengelo. Bij hevige regenval wordt een groot deel van het overtollige hemelwater geloosd op een afvoerleiding die in verbinding staat met de spoorsloot ten noorden van de Kievitstraat. In het plangebied liggen geen waterstaatswerken van het waterschap, zoals waterlopen.
18
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15 Knel- en aandachtspunten waterhuishouding In het rioleringsgebied de Vossenbrink is sprake van een aantal knel- en aandachtspunten die betrekking hebben op de waterhuishoudkundige situatie. Omdat deze van belang zijn voor de ontwikkeling van onderhavige bestemmingsplan wordt daarop kort ingegaan. Door de beperkte afvoercapaciteit van het rioolstelsel en de hoogteverschillen in de Vossenbrink komt er bij hevige regenval regelmatig water op straat te staan, dat naast hinder soms leidt tot schade aan gebouwen. In verband met de lage ligging van het plangebied ten opzichte van de omgeving, is hier ook sprake van wateroverlast. Uit metingen blijkt de grondwaterstand in de Vossenbrink aan de hoge kant te zijn. Er wordt niet voldaan een de minimale droogleggingseis van 70 cm voor wegen. Hierdoor zijn de tuinen lange tijd drassig, ontstaat schade aan wegen en hebben woningen water in de kruipruimte staan. De oorzaak van de hoge grondwaterstanden is de matige waterdoorlatendheid van de bodem, de hoge waterstand van het Twentekanaal en het ontbreken van voorzieningen voor ontwatering. Om bovenstaande problemen op te lossen worden naar verwachting in 2012 maatregelen uitgevoerd. In de Vossenbrink wordt een gescheiden rioolstelsel aangelegd, dat bestaat uit een vuilwater- en een drainagetransportstelsel. Tegelijk worden de wegen hol gelegd en wordt de afvoermogelijkheden van overtollig water uit de Vossenbrink vergroot. Advies voor het bestemmingsplan Uit recent uitgevoerde hoogtemetingen blijkt het plangebied ten opzichte van omringende gebied laag te liggen. De kans op wateroverlast door enerzijds water op straat en hoge grondwaterstanden is daardoor relatief groot. Geadviseerd wordt derhalve: Voor het bouwwerk uit te gaan van een minimaal peil van NAP + 15.60 meter; In het plangebied drainage te leggen op een hoogte van minimaal NAP + 14,20 meter. Het lozen van vuilwater (huishoudelijke afvalwater) en hemel- en grondwater op de gemeentelijke voorzieningen dient gescheiden te geschieden. Op de erfgrens dienen daartoe aansluitingen voor de vuilwaterafvoer en hemel/grondwater te worden gerealiseerd. Effecten voor de waterhuishouding Omdat de inzameling- en afvoer van het afval, hemel- en grondwater ten opzichte van de huidige situatie niet veranderd, zijn de effecten op de waterhuishouding nihil.
4.6
Bedrijven en milieuzonering
Gekeken moet worden of in de omgeving geen bedrijven in hun bedrijfsvoering worden belemmerd als gevolg van het onderhavige bestemmingsplan. Eveneens moet duidelijk zijn of bestaande functies in de omgeving de ontwikkeling al dan niet belemmeren. Toetsing In het plangebied worden geen milieubelemmerende functies mogelijk gemaakt waardoor van een belemmering voor omliggende woningen geen sprake is. In de omgeving van het plangebied zijn een aantal functies aanwezig welke mogelijk belemmerend kunnen werken voor de in het plangebied op te richten woningen, te weten: Bedrijfsperceel aangrenzend perceel (noordzijde) De Strookappe; Sportterrein aan overzijde De Strookappe. Aangrenzend bedrijfsperceel Op grond van het vigerende bestemmingsplan bedraagt de maximaal toegestane bedrijfscategorie op het aangrenzende perceel categorie 2. Dergelijke bedrijfstypen hebben op grond van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" een maximale hindercontour van 30 meter ten opzichte van een rustige woonwijk en maximaal 10 meter ten opzichte van een gemengd gebied. Gelet op aangrenzende bedrijfspercelen kan het plangebied als gemengd gebied worden beschouwd, waardoor de minimale afstand tot de woningen en de bedrijfsbebouwing 10 meter dient te bedragen. Gelet op het gestelde in het vigerende bestemmingsplan, ten aanzien van bedrijfspercelen, dat er een afstand van minimaal 4 meter tot de perceelsgrens aangehouden moet worden bij de oprichting van bedrijfsgebouwen, waarin de meeste overlast veroorzaakt wordt, kan gesteld worden dat indien de
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
19
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15 woningen minimaal 6 meter uit de perceelsgrens opgericht worden, voldaan wordt aan de in de VNG-publicatie gestelde normen. Onderhavige ontwikkeling houdt rekening met bovenstaande randvoorwaarde. Sportterrein Op het terrein aan de overzijde van De Strookappe zijn verschillende sportvelden gelegen, waaronder het terrein van de korfbalvereniging Zwart-Wit. Het gehele terrein, tot aan de Strookappe, heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Sport', waarbij bebouwing enkel is toegestaan binnen bouwvlakken. Dergelijke functies behoren conform de VNG-publicatie tot categorie 3.1 bedrijven met een indicatieve hindercontour ten opzichte van een gemengd gebied van maximaal 30 meter. De voorgevel van de te realiseren woningen komt op ongeveer 25 meter van de gronden met de bestemming 'Sport'. Op basis van de uitgangspunten uit de VNG-publicatie kan gesteld worden dat de gebruiksmogelijkheden van de gronden met de bestemming 'Sport' beperkt kunnen worden door de realisatie van de twee woningen. Gesteld kan worden dat deze gronden reeds door de andere woningen aan De Strookappe beperkt worden in de gebruiksmogelijkheden, waardoor de toevoeging van de twee woningen in het plangebied geen extra beperkingen opleveren. Gelet op het huidige gebruik van het sportterrein worden de toekomstige woningen niet belemmerd door de functies aan de overzijde van de weg. Conclusie Gelet op het bovenstaande kan gesteld worden dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmeringen oplevert ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en dat beide woningen niet belemmerd worden door omliggende milieubelemmerende functies.
4.7
Externe veiligheid
Externe veiligheid betreft de beheersing van de risico's en richt zich op het gebruik, de opslag, de productie en het transport van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid worden uitgedrukt in plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Om de risico's bij een mogelijke calamiteit te beperken dient er bij nieuwbouw een fysieke afstand te worden gehouden tussen (beperkt) kwetsbare objecten en risicobronnen. Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een risicobron bevindt, overlijdt door een ongeval met de risicobron. Het PR is daarmee de risicomaat om het beschermingsniveau voor de individuele burger uit te drukken. Het toetsingcriterium is in veel gevallen een PR van 10-6. PR wordt inzichtelijk gemaakt door vaste contouren rondom een risicobron. Het groepsrisico (GR) geeft aan wat de kans is op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde risicobron. Voor het GR geldt geen harde norm, maar een oriëntatiewaarde. De effecten van de ontwikkeling worden in een curve weergegeven en vergeleken met de curve van de oriëntatiewaarde. Bij overschrijding van de oriëntatiewaarde of een significante toename van het groepsrisico moet het bevoegd gezag het groepsrisico betrekken bij de vaststelling van het besluit (bijv. ruimtelijk besluit of milieuvergunningsbesluit). Voor deze groepsrisico verantwoording is de hoogte van het groepsrisico of de toename ervan onderdeel van de afweging. Daarnaast worden factoren meegenomen als mogelijkheden van de bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en de zelfredzaamheid van personen. Daarvoor wordt door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de brandweer. Kaders Voor inrichtingen (bedrijven) is het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen, (Bevi)' van belang. In dit besluit wordt externe veiligheid omschreven als 'de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen de inrichting waar een gevaarlijke stof bij betrokken is'. Voor transport is de 'Wet vervoer gevaarlijke stoffen' van belang. Daarnaast zijn er een aantal besluiten en regelingen vastgesteld waarin het beleid verder uitgewerkt is.
20
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15 Toetsing De volgende aspecten spelen een rol ten aanzien van het externe veiligheid bij ruimtelijke projecten: vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen; transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en/of spoor; inrichtingen. Buisleidingen Op basis van de risicokaart van Nederland kan worden geconcludeerd dat er in de omgeving geen buisleidingen aanwezig zijn welke gevaarlijke stoffen vervoeren. Transport over weg, water en/of spoor In de omgeving van het plangebied zijn geen weg- en spoorwegen aanwezig welke zijn opgenomen in respectievelijk het Basisnet Weg en het Basisnet Spoor. Tevens zijn er geen wegen in de omgeving van het plangebied aangewezen als routering van gevaarlijke stoffen. Binnen het definitief ontwerp Basisnet Water is het Twentekanaal aangemerkt als groene route (weinig transport). Er wordt voor het Basisnet Water dan ook geen categorieën en gebruiksruimte vastgesteld (geen limiet aan het transport). Toch is voor de belangrijke binnenvaartwegen een zogenaamd plasbrandaandachtsgebied (brandbare vloeistoffen) vastgesteld waarbinnen gemeenten terughoudend moeten zijn met het toevoegen van kwetsbare objecten. Voor het Twentekanaal is echter geen plasbrandaandachtsgebied aangewezen. Ook is verantwoording van het groepsrisico bij het Twentekanaal niet nodig. Het transport van significante hoeveelheden gevaarlijke stoffen over in de omgeving van het plangebied gelegen wegen kan dan ook worden uitgesloten. Inrichtingen Op grond van de risicokaart en de toetsing aan 'bedrijven en milieuzonering' kan worden geconcludeerd dat erin de omgeving van het plangebied geen inrichtingen aanwezig zijn met een risicocontour welke belemmerend kan werken voor onderhavige ontwikkeling. Conclusie Op basis van bovenstaande toetsing kan worden geconcludeerd dat het aspect 'externe veiligheid' geen belemmering vormt voor onderhavige ontwikkeling.
Afbeelding 4.2: Uitsnede risicokaart (Bron: www.risicokaart.nl)
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
21
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
4.8
Luchtkwaliteit
De luchtkwaliteitseisen staan gegeven in de Wet luchtkwaliteit (Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2). Als kan worden aangetoond dat aan één of een combinatie van voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid. Deze voorwaarden zijn: a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde; b. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit; c. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van fijn stof en stikstofdioxide; d. een project is genoemd of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen. Besluiten en Regelingen welke gekoppeld zijn aan de Wet luchtkwaliteit zijn ondermeer de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 en het Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) Deze algemene maatregel van bestuur, verder te noemen het “Besluit nibm”, geeft aan wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Dat is het geval als de toename van fijn stof of stikstof niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie (maximaal 1,2 3 2 µg/m ). Concreet betekent dit dat de toevoeging van 1.500 woningen of 100.000 m kantoorruimte aan een enkele ontsluitingsweg) als niet relevant wordt bestempeld. Bij ieder (ruimtelijk) project moet toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden, met andere woorden het moet duidelijk zijn welke gevolgen het project heeft voor de luchtkwaliteit. Uitgangspunt is dat de luchtkwaliteit niet verslechtert c.q. dat het project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Toetsing Aangezien er in het plangebied slechts twee woningen worden toegevoegd, kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling niet in betekenende maten bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Goed woon- en leefklimaat Naast de effecten van de voorgenomen ontwikkeling op de luchtkwaliteit, moet worden bezien of er voor de te realiseren woningen voldaan kan worden aan een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit. Hiervoor is de "Grootschalige concentratie- en depositiekaart Nederland" van het RIVM geraadpleegd. Ten aanzien van de maatgevende aspecten, fijn stof (PM 10) en stikstofdioxide (NO2), is er voor Delden het volgende te melden. Voor stikstofdioxide geldt dat de 3 achtergrondconcentratie in Delden 19,1 µg/m (peiljaar 2010) betreft. Voor fijn stof betreft de 3 achtergrondconcentratie 23,7 µg/m (peiljaar 2010). Aangezien voor beide stoffen de grenswaarde 3 van 40 µg/m niet wordt overschreden, kan gesteld worden dat de plaatselijke achtergrondconcentraties (jaargemiddelde) een goed woon- en leefklimaat niet belemmerd. De Wet stelt ook grenzen aan het aantal dagen dat het uurgemiddelde (NO 2) en het 24-uurgemiddelde (PM10) wordt overschreden. Om dat aannemelijk te maken de volgende overwegingen: NO2: Voor de blootstelling aan piekconcentraties van stikstofdioxide geldt een grenswaarde voor het 3 uurgemiddelde van 200 µg/m . Deze waarde mag niet vaker dan 18 maal per kalenderjaar worden overschreden. Overschrijding van deze grenswaarde is in Nederland al lang niet meer aan de orde, zo blijkt uit metingen (bron: Infomil) . Wel komt het nog incidenteel voor dat uurwaarden boven de 200 3 µg/m worden bereikt. In 2010 was dit het geval op twee stations: een uur op het stadsstation Den Haag-Rebequestraat en op twee achtereenvolgende uren op het straatstation Amsterdam-Prins Bernhardplein. Op basis hiervan is het aannemelijk dat in het plangebied wordt voldaan aan de NO 2 norm. PM10: de grenswaarde voor het 24-uursgemiddelde voor PM10 bedraagt 50 µg/m³. Deze concentratie mag per jaar maximaal 35 keer worden overschreden. Het aantal 24-uursgemiddelde overschrijdingen voor PM10 vanwege het verkeer wordt afgeleid van de jaargemiddelde concentratie. Deze afgeleide is statistisch bepaald op basis van een groot aantal meetresultaten. In goede 22
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15 benadering is er een lineaire (en deels parabolische) relatie tussen de jaargemiddelde fijnstofconcentratie en het aantal etmaaloverschrijdingen in een jaar. De meetresultaten laten zien dat de 24-uursnorm niet wordt overschreden, als de jaargemiddelde concentratie minder bedraagt dan 31,2 µg/m³ (bron: "Handleiding webbased Car versie 10.0", 28 maart 2011, Infomil). Deze concentratie is exclusief zeezoutaftrek, als zeezoutcorrectie wordt toegepast ligt de kritische jaargemiddelde concentratie op ongeveer 32,4 µg/m³. Gelet op de aanwezige jaargemiddelde 3 concentratie van 23,7 µg/m kan worden gesteld dat in het plangebied wordt voldaan aan de PM 10 norm. Conclusie Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling 'in niet betekende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit en dan de luchtkwaliteit ter plaatse een goed woonen leefklimaat niet in de weg staat.
Afbeelding 4.3: Achtergrondconcentratie Fijn stof omgeving Delden (Bron: http://geodata.rivm.nl/gcn)
Afbeelding 4.4: Achtergrondconcentratie Stikstofdioxide omgeving Delden (Bron: http://geodata.rivm.nl/gcn)
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
23
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
4.9
Verkeer en parkeren
Ten aanzien van 'verkeer' zijn er geen aspecten welke van invloed zijn op de beoogde ontwikkeling. Daarnaast heeft de realisatie van twee woningen, gelet op de geringe omvang, ook geen significante verkeerkundige consequenties. Ten aanzien van parkeer bepaalt het gemeentelijk mobiliteitsbeleid, zie paragraaf 3.3.5, dat waar mogelijk het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden. De parkeerbehoefte is op basis van de kengetallen van het CROW berekend. In bijlage 1 bij de regels zijn de gemeentelijke parkeernormen weergegeven. Voor de te realiseren woningen geldt een parkeernorm van 1,85 parkeerplaatsen per woning. Gelet op de voorgenomen bebouwingstype, inclusief garage en oprit, kan geconcludeerd worden dat er op het eigen terrein voldoende mogelijkheden zijn om aan de eis van voldoende parkeerplaatsen op eigen erf te voldoen.
24
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Hoofdstuk 5
Planbeschrijving
De Strookappe 15 Ter plaatse van het plangebied zullen de aanwezige bedrijfsmatige opstallen gesloopt worden. Hiervoor in de plaats wordt een twee-onder-een-kap woning teruggebouwd inclusief aangebouwde garages. De woningen zullen qua vormgeving, situering en massa aansluiting bij de woningen in de omgeving. Rooilijn De bestaande woningen aan De Strookappe zijn qua situering van de voorgevel allen op een afstand van ongeveer 6,5 - 7 meter ten opzichte van de weg gelegen. De te realisering woningen zullen qua rooilijn hierop aansluiten. Afstand tot zijdelingse perceelsgrens In het ontwerp is rekening gehouden met de, op basis van milieuzonering (zie paragraaf 4.6), vereiste afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrens. Zo is de afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 6 meter. Massa Qua massa, goot- en nokhoogte van de woningen is tevens aansluiting gezocht bij de maatvoering van de omliggende woningen, te weten een maximale goothoogte van 3,5 meter en een maximale nokhoogte van 10 meter. Binnen deze kaders en de randvoorwaarden uit het gemeentelijk welstandsbeleid (zie paragraaf 3.3.3) zullen de plannen nader uitgewerkt worden. Vossenbrinkweg 71 Aangezien in het vigerende bestemmingsplan het achterste gedeelte van het perceel Vossenbrink 71 nog een bedrijfsmatige bestemming heeft, maakt dit perceel tevens onderdeel uit van onderhavige herziening. Het gehele perceel zal, conform het feitelijke gebruik, een woonbestemming toegekend krijgen. Verdere ontwikkelingen vinden er op dit gedeelte van het plangebied niet plaats.
Afbeelding 5.1: Tekening toekomstige situatie plangebied (nieuwbouwlocatie)
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
25
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Hoofdstuk 6 6.1
Juridische vormgeving
Algemeen
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2008 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden. Het plan voldoet ook aan de eisen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die op 1 oktober 2010 in werking is getreden. Daarnaast is aangesloten bij het "Handboek Standaard digitale bestemmingsplannen" (versie juni 2011) van de gemeente Hof van Twente. In het handboek is per bestemming een standaard regeling opgenomen. In alle nieuwe bestemmingsplannen wordt die standaardregeling gebruikt en waar nodig toegesneden op de ruimtelijke situatie ter plaatse. Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouwen gebruiksmogelijkheden. Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld en om de uitleg daarvan.
6.2
Toelichting op de Regels
6.2.1
Algemeen
De regels bestaan uit de volgende onderdelen: hoofdstuk 1: Inleidende regels; hoofdstuk 2: Bestemmingsregels; hoofdstuk 3: Algemene regels; hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels. 6.2.2 Inleidende regels De inleidende regels omvatten de in de planregels gebruikte begripsomschrijvingen en afkortingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2). 6.2.3
Bestemmingsregels
In onderhavig bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen: Woongebied Aan het bestaande woonperceel aan de Vossenbrinkweg is gelijk het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Woongebied' toegekend. Binnen deze bestemming zijn woningen, erfontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en kleinere groenelementen opgenomen. De grotere groenelementen en de doorgaande wegen zijn niet in de bestemming Woongebied opgenomen. De bouwmogelijkheden voor de woning zijn relatief globaal vastgelegd. Per bestemmingsvlak is één bouwvlak opgenomen, waardoor de achtertuin kan worden benut voor uitbreiding van de woning of de bouw van aan- en bijgebouwen. Aan de voorzijde worden zoals gebruikelijk de woningen gebouwd in een kleiner maatvoeringsvlak of een bouwstrook waarin de bouwhoogten en oppervlakte meer bedragen dan in het overige gebied waar slechts 20% van het bouwperceel mag worden bebouwd.
26
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15 De grootte van de maatvoeringsvlakken van de woningen zijn bepaald op basis van de stedenbouwkundige inrichting van het gebied en de differentiaties tussen de bouwhoogtes. Eventueel kan aan de voorgevel buiten het bouwvlak een erker worden gebouwd, zij het dat een dergelijke aanbouw aan maximale afmetingen is gekoppeld. Ook de bouw- en goothoogte zijn vastgelegd. Daarbij zijn de hoogtes van bestaande bebouwing als uitgangspunt genomen. Naast de woonfunctie, worden, onder bepaalde voorwaarden, binnen de bestemming aan-huis-verbonden beroepen mogelijk gemaakt. Woongebied 1 Conform het gemeentelijk handboek krijgt de nieuwbouwlocatie de bestemming 'Woongebied – 1'. Op deze bestemming is in beginsel dezelfde regeling van toepassing als bij de bestemming 'Woongebied'. Het maximaal aantal woningen en de bouwwijze van de woningen is aangegeven in de verbeelding. In afwijking van de gemeentelijke standaard is de minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens waar op basis van de regels de hoofbebouwing (woning) gerealiseerd kan worden, gesteld op 6 meter. Dit conform de vereiste afstand tot het aangrenzende bedrijfsperceel conform de toetsing aan 'bedrijven en milieuzonering'. Om ervoor zorg te dragen dat in de aan- en bijgebouwen, welke wel tot op de perceelsgrens toegestaan zijn, geen woonfuncties mogelijk zijn in de zone grenzend aan het bedrijfsperceel, is ter plaatse de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - primaire woonfunctie uitgesloten' opgenomen. 6.2.4
Algemene regels
De algemene of aanvullende regels tenslotte vormen een set algemene regels die op alle onderdelen van het plan van toepassing zijn. De algemene regels bestaan onder meer uit gebruiks- en afwijkingsbepalingen. 6.2.5
Overige regels
In de loop van de tijd kan het gebruik van gronden of bouwwerken gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld in hoeverre deze afwijkingen positief bestemd worden. Daar waar maten van bestaande legale bouwwerken op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp meer bedragen dan is voorgeschreven in het nieuwe bestemmingsplan, gelden deze maten ingevolge het in het bestemmingsplan neergelegde overgangsrecht als maximum. De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
27
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Hoofdstuk 7
Economische uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. De gemeente Hof van Twente heeft ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemers gesloten, waarbij overeengekomen is dat alle gemeentelijke kosten voor rekening komen van de initiatiefnemer. Derhalve kan gesteld worden dat voor de gemeente de uitvoering van dit bestemmingsplan economisch haalbaar is. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk.
28
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Hoofdstuk 8 8.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Algemeen
Dit bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook zal ten aanzien van het plan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overlegd worden met de besturen van waterschap, provincie en Rijk. In dit hoofdstuk zullen de resultaten van deze procedure en overleggen worden behandeld. De resultaten van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zullen worden toegevoegd aan dit hoofdstuk.
8.2
Vooroverleg
De resultaten van het overleg met waterschap, provincie en rijk zullen te zijner tijd worden opgenomen in deze paragraaf.
8.3
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 29 maart 2012 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is één zienswijze ontvangen die betrekking heeft op de gebruiksmogelijkheden van de gronden grenzen aan het perceel waarvoor een bedrijfsmatige bestemming geldt. Gelet hierop is besloten het ontwerpbestemmingsplan zodanig aan te passen dat een woonfunctie in een zone van 6 meter grenzen aan het bedrijfsperceel niet is toegestaan, waardoor beide functies elkaar in de toekomst niet zullen belemmeren. De zienswijzennotitie is als bijlage bij dit bestemmingsplan toegevoegd.
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
29
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
30
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Bijlagen
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
31
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
32
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Bijlage 1
Bodemonderzoek
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
33
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
34
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
RAPPORT VERKENNEND BODEMONDERZOEK conform NEN 5740 Strookappe - Delden
Opdrachtgever: Familie Siemerink Locatie: Strookappe 7491 JB Delden November 2011
Rapport Verkennend Bodemonderzoek conform NEN 5740 Strookappe - Delden
Opdrachtgever: Familie Siemerink Vossenbrinkweg 71 7491 DC Delden Locatie: Storokappe 7491 JB Delden Projectcode: 11053010 7 november 2011 Auteur: J.L. Kienstra
Kruse Milieu BV
Project: 11053010
INHOUD Pagina
1
Inleiding
1
2 2.1 2.2 2.3
Locatiegegevens Beschrijving huidige situatie Historische gegevens Bodemsamenstelling en geohydrologie
2 2 2 3
3.1 3.2 3.3
Uitvoering bodemonderzoek Onderzoeksstrategie Veldwerkzaamheden Chemische analyses
4 4 4 5
4.1 4.2 4.3 4.4
Resultaten Algemeen Veldwerkzaamheden Resultaten van de chemische analyses Bespreking resultaten chemische analyses
6 6 6 7 7
5
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
9
6
Literatuur
3
4
11
Bijlagen I
II III IV V
Regionale ligging locatie Kopie bouwaanvraag Situatieschets Kruse Milieu BV met boorlocaties Boorstaten Resultaten chemische analyses Verklaring van enkele gebruikte termen en afkortingen Historische informatie van de gemeente Hof van Twente
Kruse Milieu BV
Project: 11053010
1
Inleiding
Dit rapport beschrijft het verkennend bodemonderzoek, dat in opdracht van de familie Siemerink op een deel van het terrein ten noorden van Strookappe 19 in Delden door Kruse Milieu BV is uitgevoerd. De aanleiding van dit onderzoek is de bestemmingsplanwijziging en de geplande nieuwbouw van een twee-onder-een-kap-woning, ter vervanging van de bestaande, te slopen bedrijfsgebouwen. In het kader van de bestemmingsplanwijziging en de aanvraag van de omgevingsvergunning dient onderzoek te worden uitgevoerd naar de bodemkwaliteit. Voorafgaande aan het bodemonderzoek heeft een standaard vooronderzoek plaatsgevonden op basis van de NEN 5725. Uit de resultaten van dit vooronderzoek is gebleken dat de locatie als onverdacht kan worden beschouwd. De onderzoeksopzet gaat uit van NEN 5740, "Bodem. Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek". De doelstelling van het onderzoek op een onverdachte locatie is aan te tonen dat op de locatie redelijkerwijs gesproken geen verontreinigende stoffen aanwezig zijn in de grond of het freatisch grondwater. Het veldwerk is uitgevoerd in oktober 2011 conform BRL SIKB 2000 en VKB-protocollen 2001 en 2002, waarvoor Kruse Milieu BV is gecertificeerd. Hierbij wordt verklaard dat Kruse Milieu BV financieel en juridisch onafhankelijk is van de opdrachtgever. In dit rapport worden de resultaten besproken van het veld- en het laboratoriumonderzoek. De gemeten gehalten in de grond worden vergeleken met de (gecorrigeerde) achtergrondwaarden (AW 2000) of de geldende achtergrondwaarden (indien deze door de betreffende gemeente zijn vastgesteld) en de interventiewaarden om vast te stellen of er al dan niet verontreinigingen aanwezig zijn. De in het grondwater gemeten gehalten worden vergeleken met de streef- en interventiewaarden.
Kruse Milieu BV
Project: 11053010
Pagina 1 van 11
2
Locatiegegevens 2.1
Beschrijving huidige situatie
Algemeen De onderzoekslocatie is gelegen aan de Strookappe ten noorden van nummer 19, binnen de bebouwde kom van Delden. Het centrale punt binnen de onderzoekslocatie heeft de coördinaten x = 246.196 en y = 474.904 en is kadastraal bekend als: gemeente Delden, sectie A, nummers 9142 en 9143. Bebouwing en verharding De locatie is gelegen in een overwegend woonomgeving. Binnen de locatie staat een bedrijfspand dat als timmerwerkplaats heeft gediend. Inpandig zijn betonvloeren aanwezig en het onbebouwde terrein is verhard met klinkers en deels onverhard. Onderzoekslocatie Er zijn plannen om de bedrijfsbebouwing te vervangen door een dubbele woning. In het kader van de bestemmingsplanwijziging en de aanvraag van de omgevingsvergunning dient onderzoek te worden uitgevoerd naar de bodemkwaliteit op het te bebouwen terreindeel. De onderzoekslocatie is deels bebouwd en deels verhard met beton en klinkers. De onderzoekslocatie omvat circa 380 m². In bijlage I is de regionale ligging van de locatie weergegeven en zijn tevens twee situatieschetsen opgenomen. De eerste is een kopie van de bouwaanvraag en op de tweede schets zijn de boorlocaties weergegeven.
2.2
Historische gegevens
Het vroegere gebruik van het terrein is van belang, omdat bronnen van verontreiniging aanwezig geweest kunnen zijn. Er is navraag gedaan bij de opdrachtgever (de heer Siemerink) en bij de heer T. Sligman van de afdeling bodem/milieu van de gemeente Hof van Twente. In bijlage V is informatie opgenomen van de gemeente Hof van Twente. De volgende informatie is verzameld: - De onderzoekslocatie heeft al jaren de huidige (industriële) bestemming. De locatie was vroeger een onderdeel van de Vossenbrinkweg 77. - Voor zover bekend is er op het te bebouwen terreindeel nooit sprake geweest van opslag in tanks van chemicaliën of brandstoffen, zoals huisbrandolie of diesel. - Het te onderzoeken deel van het terrein is voor zover bekend nooit gebruikt voor werkzaamheden of (bedrijfs)activiteiten, die verontreinigend kunnen zijn. - Voor zover bekend is het te onderzoeken terreindeel in het verleden niet opgehoogd en hebben er geen dempingen van lager gelegen delen of sloten plaatsgevonden. - Voor zover bekend bevindt zich geen asbest op of in de bodem op de onderzoekslocatie. - Er is nog niet eerder een bodemonderzoek uitgevoerd op het terrein. In de omgeving zijn bij de gemeente Hof van Twente diverse onderzoeken bekend (zie ook bijlage V). De meest relevante is de zuidelijk gelegen aangrenzende locatie Strookappe 19-20. Op deze locatie is in maart 1996 door CBB onder projectnummer 1085881 een verkennend bodemonderzoek verricht waaruit het volgende bleek: Bovengrond: zink, DDE/DDT en PAK > streefwaarden Ondergrond niet verontreinigd Onbekend is of het grondwater is onderzocht.
Kruse Milieu BV
Project: 11053010
Pagina 2 van 11
Op het noordwestelijk gelegen perceel Vossenbrinkweg 69 is eveneens een verkennend bodemonderzoek bekend: Verkennend bodemonderzoek, Vossenbrinkweg 69, Kruse Milieu BV, projectnummer 08032416 d.d. augustus 2008. Uit de resultaten van het onderzoek bleek het volgende: Bovengrond: zink > streefwaarde Ondergrond en grondwater: niet verontreinigd.
2.3
Bodemsamenstelling en geohydrologie
Op basis van literatuurstudie is de onderstaande regionale geohydrologische situatie afgeleid: - Het maaiveld bevindt zich op circa 15 meter boven NAP. - Het watervoerende pakket heeft een dikte van ongeveer 10 meter. Het doorlatend vermogen van deze laag bedraagt minder dan 100 m²/dag. - Het freatische grondwater bevindt zich op 1.0 tot 1.5 meter min maaiveld (seizoensafhankelijk) en stroomt vermoedelijk in noordwestelijke richting met een gering verhang. - De locatie ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied en er is geen waterwingebied op korte afstand gelegen. Het Twentekanaal (Zutphen - Enschede) stroomt circa 200 meter ten zuiden van het terrein. De invloed van dit kanaal op de lokale stand en stromingsrichting van het freatische grondwater is bij ons bureau onbekend.
Kruse Milieu BV
Project: 11053010
Pagina 3 van 11
3
Uitvoering bodemonderzoek 3.1
Onderzoeksstrategie
Op basis van de beschikbare informatie omtrent het historisch en huidig gebruik van de locatie, kunnen geen specifieke verdachte deellocaties worden aangewezen. De hypothese "onverdachte locatie" uit NEN 5740 zal daarom in dit onderzoek worden gehanteerd. Deze hypothese gaat er vanuit dat op een locatie geen of slechts licht verhoogde gehalten worden gemeten. In de norm NEN 5740 zijn voor onverdachte locaties richtlijnen gegeven voor een systematisch veldonderzoek, de bemonsteringsstrategie en de uit te voeren analyses. De gekozen onderzoeksstrategie is voldoende intensief voor het verkrijgen van inzicht in de bodemkwaliteit ten behoeve van een omgevingsvergunning, bestemmingsplanwijziging of eigendomsoverdracht. Tevens blijkt uit het vooronderzoek dat de onderzoekslocatie niet verdacht is met betrekking tot asbest. Derhalve is geen asbestonderzoek op de locatie noodzakelijk. Door de veldwerker, die een cursus asbestherkenning heeft gevolgd, zal tijdens het veldwerk zintuiglijk aandacht besteed worden aan de aanwezigheid van asbest op en in de bodem. Bij het verkennend bodemonderzoek worden de volgende uitgangspunten in acht genomen: - in door mensen bewoonde gebieden kunnen door jarenlang gebruik van de grond verhoogde gehalten aan PAK en/of zware metalen voorkomen. Deze worden over het algemeen aangeduid als lokale achtergrondwaarden. Deze gehalten zijn vaak gerelateerd aan het voorkomen van puin- en/of kooldeeltjes in de bodem - in humeuze of veenhoudende bodems worden regelmatig verhoogde gehalten minerale olie waargenomen. Deze gehalten worden veroorzaakt door humuszuren en overig organisch materiaal, dat van nature aanwezig is en door een florisilbehandeling niet geheel wordt verwijderd. Tijdens chemische analyses worden deze verbindingen gedetecteerd als de zware fractie van minerale olie (C27 tot C40). Bij veenbodems betreft het gehalten van 50 tot 100 mg/kg droge stof; bij humeuze bodemlagen gaat het om bijdrages van 10 tot 50 mg/kg droge stof. Deze gehalten kunnen worden beschouwd als natuurlijke achtergrondwaarden - in het grondwater kunnen van nature verhoogde gehalten aan zware metalen en fenolen voorkomen. Deze worden doorgaans aangeduid als natuurlijke achtergrondwaarden. Een voorbeeld wordt gevormd door (sterk) verhoogde arseengehalten in gebieden, die zeer ijzerrijk zijn. Door kwel kunnen bij hoge grondwaterstanden eveneens verhoogde gehalten aan arseen in de grond ontstaan. Ook deze gehalten kunnen worden beschouwd als natuurlijke achtergrondwaarden.
3.2
Veldwerkzaamheden
Het onderzoek is uitgevoerd volgens de onderzoeksstrategie voor onverdachte locaties uit NEN 5740. Bij de boringen en monsternemingen is gewerkt volgens de geldende NEN- en NPR-voorschriften, alsmede conform BRL SIKB 2000 en VKB-protocollen 2001 en 2002, waarvoor Kruse Milieu BV is gecertificeerd. Op een terreindeel van circa 380 m² worden in totaal 4 boringen verricht, waarvan 2 tot 0.50 meter en 2 tot 2.0 meter diepte of tot de grondwaterspiegel. Voor het meten van het grondwaterpeil en het nemen van grondwatermonsters wordt één diepe boring overeenkomstig NVN 5766 afgewerkt tot peilbuis. De peilbuis wordt zoveel mogelijk centraal op de onderzoekslocatie geplaatst. Wanneer binnen 5.0 meter onder het maaiveld geen grondwaterhoudende bodemlaag wordt aangetroffen, blijft het plaatsen van een peilbuis achterwege.
Kruse Milieu BV
Project: 11053010
Pagina 4 van 11
De boringen worden over het te onderzoeken terreindeel verdeeld. Van elke boring wordt de samenstelling van de bodem beschreven volgens NEN 5104. Het opgeboorde materiaal wordt tevens beoordeeld door zintuiglijke waarneming op verontreinigingskenmerken zoals afwijkende geur en/of kleur.
3.3
Chemische analyses
De chemische analyses worden uitgevoerd door ACMAA BV te Hengelo, een door de Raad voor Accreditatie erkend laboratorium voor analyses conform de AS3000-protocollen. Voor het uitvoeren van deze analyses worden in een verkennend onderzoek van deze omvang drie (meng)monsters samengesteld. De samenstelling van de mengmonsters vindt plaats op basis van de zintuiglijke waarnemingen, de bodemopbouw en/of posities van de boringen. De samenstelling van de mengmonsters staat vermeld in paragraaf 4.2 in tabel 3. De monsters worden volgens de voorschriften uit NEN 5740 onderzocht. In de onderstaande tabel is weergegeven welke chemische analyses worden uitgevoerd. Tabel 1: Chemisch analysepakket per monster. Monster
Chemisch analysepakket
Bovengrond Ondergrond
Zware metalen (Ba, Cd, Co, Cu, Hg, Mo, Ni, Pb en Zn), minerale olie, PCB, PAK (10) en gehalte droge stof
Grondwater
Zuurgraad (pH), elektrisch geleidingsvermogen (EC), zware metalen (Ba, Cd, Co, Cu, Hg, Mo, Ni, Pb en Zn), minerale olie, vluchtige aromaten (BTEX), naftaleen, styreen en gechloreerde koolwaterstoffen (oplosmiddelen standaardpakket)
Algemene opmerkingen - De gehalten lutum en organische stof worden geschat op basis van de zintuiglijke waarnemingen. Indien noodzakelijk geacht, worden deze gehalten eveneens analytisch bepaald. - Op de grondmengmonsters wordt standaard een florisilbehandeling uitgevoerd om verstoring van de analyse op minerale olie door natuurlijke humuszuren tegen te gaan. - De zuurgraad (pH) en het elektrisch geleidingsvermogen (EC) van het grondwater worden in het veld gemeten. Filtratie van het grondwater voor de metalenanalyse vindt eveneens in het veld plaats.
Kruse Milieu BV
Project: 11053010
Pagina 5 van 11
4
Resultaten 4.1
Algemeen
De resultaten van het onderzoek worden beoordeeld aan de hand van de gecorrigeerde achtergrond-, streef- en interventiewaarden voor verontreinigingen in de bodem uit de Circulaire bodemsanering 2009 en tabel 1 van bijlage B, Regeling bodemkwaliteit van het ministerie van VROM. Een locatie wordt als verontreinigd beschouwd als in een (meng)monster een component aanwezig is met een concentratie hoger dan de (gecorrigeerde) achtergrondwaarde (AW 2000) of streefwaarde. Voor een aantal stoffen kan de rapportagegrens bepalend zijn voor de achtergrondwaarde of streefwaarde. De locatie wordt niet verontreinigd verklaard als geen van de onderzochte stoffen in de bodem aanwezig is met een concentratie hoger dan de achtergrondwaarde of streefwaarde.
4.2
Veldwerkzaamheden
De veldwerkzaamheden zijn in oktober 2011 uitgevoerd door de heer J. Hartman. De veldwerker is conform SIKB BRL 2000 gecertificeerd en erkend (certificaatnummer K44441/03). Er zijn op 17 oktober 2011 vier boringen verricht met behulp van een Edelmanboor. De situering van de monsterpunten is weergegeven op de situatieschets van bijlage I. Tijdens de boorwerkzaamheden is de bodemopbouw beschreven en is de grond zintuiglijk beoordeeld op eventuele aanwezigheid van verontreinigingen. De boorbeschrijvingen zijn weergegeven in bijlage II. De bodemopbouw ter plaatse van de onderzoekslocatie is globaal als volgt: tot 2.6 meter min maaiveld (m-mv) is uiterst fijn tot matig fijn zand aangetroffen. In de ondergrond zijn veen-, roest- en/of oerhoudende lagen aangetroffen. Er zijn plaatselijk bodemvreemde materialen waargenomen, die mogelijk duiden op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging. Deze zijn in onderstaande tabel 2 weergegeven. In verband met de grondwaterstand zijn grondmonsters genomen tot maximaal 1.5 meter diepte. Door de veldwerker zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen. Tabel 2: Weergave bodemvreemde materialen. Boring
Diepte (m-mv) Waarneming
1
0.15 - 0.3
Zwak koolhoudend, matig sintelhoudend, sporen puin
3
0.5 - 1.5
Sporen puin, sporen sintels en sporen kolengruis
4
0.25 - 0.7
Sporen puin
Op basis van de zintuiglijke waarnemingen, bodemsamenstelling en/of geografische positie van de boringen zijn de mengmonsters samengesteld zoals in tabel 3 staat omschreven. Boring 1 (0.15-0.3) is vanwege de zintuiglijke waarnemingen separaat geanalyseerd.
Kruse Milieu BV
Project: 11053010
Pagina 6 van 11
Tabel 3: Samenstelling mengmonsters Mengmonster
Boringnummer
Traject (diepte in m -mv)
BG
1 2 3 3 4
0.3 - 0.5 0.3 - 0.7 0.5 - 0.10 1.0 - 1.5 0.25 - 0.7
Boring 1 (0.15-0.3)
1
0.15 - 0.3
OG
1 2 2 4
0.5 - 1.0 0.7 - 1.0 1.0 - 1.5 0.7 - 1.0
Boring 1 is doorgezet tot circa 2.6 m-mv. Wanneer het grondwater werd bereikt, werd een zuigerboor gebruikt om een PVC-peilbuis te kunnen plaatsen. Een peilbuis bestaat uit een filter met een lengte van 1.0 meter, gekoppeld aan een blinde stijgbuis. Ter hoogte van het filter, met een diameter van 28 x 32 mm, is filtergrind in het boorgat gestort. Rondom het filter is een filterkous aangebracht. Er is bentoniet in het boorgat gestort om directe indringing van hemelwater in het filter tegen te gaan. De rest van het boorgat is opgevuld met het oorspronkelijke bodemmateriaal. Vervolgens is uit de peilbuis drie keer de natte boorgatinhoud opgepompt. Op 24 oktober 2011 is de peilbuis opnieuw grondig doorgepompt voor het nemen van het grondwatermonster. De grondwatergegevens staan weergegeven in tabel 4. Tabel 4: Weergave gegevens grondwater. Peilbuis Filterstelling (m-mv) 1
1.6 - 2.6
Grondwaterstand (m-mv)
pH (-)
EC (μS/cm)
Toestroming
0.35
6.5
340
Goed
De waarden voor de pH en de EC worden als normaal beschouwd.
4.3
Resultaten van de chemische analyses
In algemene zin dient opgemerkt te worden dat de analyses van de grondmonsters zijn uitgevoerd op mengmonsters, wat betekent dat de gehaltes hoger kunnen zijn in individuele monsters. De analyseresultaten zijn weergegeven in bijlage III. Deze analyseresultaten worden getoetst aan de gecorrigeerde achtergrond- en interventiewaarden. Voor de correctie van de achtergrond- en interventiewaarden zijn voor het Boring 1 (0.15-0.3) en de boven- en ondergrond de analytisch bepaalde gehalten lutum en organisch stof gehanteerd. Door ons bureau is een toetsing uitgevoerd van de gemeten concentraties aan de gecorrigeerde achtergrond- en interventiewaarden. De resultaten van de toetsing zijn eveneens opgenomen in bijlage III. In de bovengrond, Boring 1 (0.15-0.3) en het grondwater zijn een aantal (zeer) licht verhoogde concentraties aangetoond, die zijn weergegeven in tabel 5. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten gemeten.
Kruse Milieu BV
Project: 11053010
Pagina 7 van 11
Tabel 5: Verhoogde concentraties (mg/kg droge stof of μg/l). Monster
Component
Aangetroffen concentratie
Achtergrondwaarde of Streefwaarde*
Interventiewaarde
Bovengrond
Cadmium Lood Zink PAK
0.4 130 160 1.9
0.38 33 65 1.5
8.1 354 336 40
Boring 1 (015-0.3)
Lood Zink
130 140
33 62
345 321
Grondwater
Barium
88
50
625
* AW2000
In de derde kolom van tabel 5 wordt de volgende codering toegepast: Cursief : Overschrijding van de achtergrondwaarde of streefwaarde. Onderstreept : Overschrijding van de tussenwaarde. Vet : Overschrijding van de interventiewaarde.
4.4
Bespreking resultaten chemische analyses
Zoals in de vorige paragraaf is weergegeven, zijn er enkele verontreinigingen aangetoond. In deze paragraaf worden mogelijke verklaringen gegeven voor de analyseresultaten. Bovengrond en Boring 1 (0.15-0.3) - Zware metalen en PAK Zoals reeds beschreven in paragraaf 3.1, zijn verontreinigingen in de grond met metalen en PAK niet ongebruikelijk op locaties, waar al tientallen jaren sprake is geweest van bebouwing (en bewoning). Oorzaak voor de (zeer) licht verhoogde gehalten wordt gezocht in de waargenomen bodemvreemde materialen. Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden, is het uitvoeren van een nader onderzoek niet noodzakelijk. Grondwater - Barium Het aangetoonde zeer licht verhoogde bariumgehalte in het grondwater is mogelijk te wijten aan een (natuurlijk) verhoogde achtergrondwaarde. In de ondergrond zijn roesthoudende lagen waargenomen, wat duidt op de natuurlijke aanwezigheid van metalen in de bodem. Aangezien de tussenwaarde niet wordt overschreden, wordt het uitvoeren van nader onderzoek niet noodzakelijk geacht.
Kruse Milieu BV
Project: 11053010
Pagina 8 van 11
5
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Algemeen In opdracht van de familie Siemerink is in een verkennend bodemonderzoek de bodem onderzocht op een terreindeel ter grootte van circa 380 m² ten noorden van Strookappe 19 te Delden. De onderzoekslocatie is momenteel deels bebouwd en deels verhard met beton en klinkers. Aanleiding voor het bodemonderzoek is de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en nieuwbouw van een woning. Het terreindeel is beschouwd als niet verdacht. In totaal zijn er 4 boringen verricht, waarvan één tot 2.6 meter diepte. Er is één boring afgewerkt tot peilbuis. Gebleken is dat de bodem voornamelijk bestaat uit zeer fijn tot matig fijn zand. Zintuiglijk zijn plaatselijk bodemvreemde materialen waargenomen. Het freatische grondwater is in peilbuis 1 aangetroffen op 0.35 meter min maaiveld.
Resultaten chemische analyses Op basis van de resultaten van de chemische analyses kan het volgende worden geconcludeerd: - de bovengrond is (zeer) licht verontreinigd met cadmium, lood, zink en PAK; - Boring 1 (0.15-0.3) is licht verontreinigd met lood en zink; - de ondergrond is niet verontreinigd; - het grondwater is zeer licht verontreinigd met barium.
Hypothese De hypothese "onverdachte locatie" dient te worden verworpen, aangezien enkele overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarden zijn aangetoond.
Conclusies en aanbevelingen In de bovengrond, Boring 1 (0.15-0.3) en in het grondwater zijn enkele (zeer) lichte verontreinigingen aangetoond. Voor een beschrijving en mogelijke verklaringen wordt verwezen naar de paragrafen 4.3 en 4.4. de ondergrond is niet verontreinigd. Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden, is er geen reden om een nader onderzoek uit te voeren. Op basis van het historisch vooronderzoek kan gesteld worden dat de onderzoekslocatie niet asbestverdacht is. Door de veldwerker zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen. Bij de geplande nieuwbouw komt in de toekomst mogelijk grond vrij. Afvoer van de grond dient te voldoen aan het Besluit Bodemkwaliteit en de voorschriften van het bevoegd gezag (de ontvangende gemeente). Op basis van de huidige onderzoeksresultaten kan een indicatieve toetsing in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit worden uitgevoerd. De onderzochte bovengrond is als gevolg van de licht verhoogde zware metalen en PAKgehalten niet vrij toepasbaar, maar dient op basis van de indicatieve toetsing in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit te worden verwerkt in gebieden met de functieklasse wonen. Aanbevolen wordt de grond na ontgraving her te gebruiken op de locatie (bijvoorbeeld om een lager gelegen terreindeel op te hogen). Opgemerkt dient te worden dat voorliggend bodemonderzoek is uitgevoerd in verband met de bestemmingsplanwijziging en aanvraag van een omgevingsvergunning en dat de bemonstering derhalve niet geheel voldoet aan het Besluit Bodemkwaliteit. Kruse Milieu BV
Project: 11053010
Pagina 9 van 11
De resultaten van dit bodemonderzoek kunnen in het licht van het Besluit Bodemkwaliteit door het bevoegd gezag als ‘overig bewijsmateriaal’ worden geaccepteerd. Het is echter niet uitgesloten dat het bevoegd gezag bij grondafvoer eist dat de grond nogmaals wordt bemonsterd en geanalyseerd volgens de richtlijnen van het Besluit Bodemkwaliteit.
Slotconclusie Uit milieukundig oogpunt is er naar onze mening geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en nieuwbouwplannen, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).
Standaard slotopmerkingen Het volgende dient opgemerkt te worden: gezien het verkennende karakter van dit onderzoek is het, ondanks de zorgvuldigheid waarmee het is uitgevoerd, altijd mogelijk dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet zijn ontdekt. Hoewel voldaan wordt aan de geldende wet- en regelgeving, wordt tijdens een verkennend bodemonderzoek een beperkt aantal boringen verricht. Vermeld dient tevens te worden dat op basis van voorliggend onderzoek geen conclusies kunnen worden getrokken omtrent de bodemkwaliteit van andere terreindelen of aangrenzende percelen. Tenslotte dient in acht genomen te worden dat het bodemonderzoek een momentopname is. Eventuele toekomstige calamiteiten (bijvoorbeeld brand of morsing van bodemvreemde vloeistoffen), sloopwerkzaamheden of bouwrijp maken en aanvoer van grond van elders kunnen de bodemkwaliteit (sterk) beïnvloeden.
Kruse Milieu BV
Project: 11053010
Pagina 10 van 11
6
Literatuur
Verkennend bodemonderzoek, Vossenbrinkweg 69, Kruse Milieu BV, projectnummer 08032416 d.d. augustus 2008. NEN 5707, “Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond”, NNI Delft, mei 2003 NEN 5725, “Bodem. Leidraad bij het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek”, NNI Delft, januari 2009 NEN 5740, “Bodem. Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek”, NNI Delft, januari 2009 NEN 5897, “Monsterneming en analyse van asbest in onbewerkt bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat” NNI Delft, december 2005 Circulaire bodemsanering 2009, Ministerie van VROM, 1 april 2009 Tabel 1 van bijlage B, Regeling bodemkwaliteit, Ministerie van VROM, oktober 2009 “Bouwen op verontreinigde grond,” uitgave van VNG, Den Haag, 1995 Topografische kaart 34 E, Topografische Dienst Emmen, 2005 Grondwaterkaart van Nederland, TNO Grondwater en Geo-Energie, Delft Archief Kruse Milieu BV www.overijssel.nl, digitale kaarten en feiten: bodematlas en kaart grondwaterbeschermingsgebieden www.ahn.nl www.watwaswaar.nl
Kruse Milieu BV
Project: 11053010
Pagina 11 van 11
Bijlage I Regionale ligging locatie (1:25000) Kopie bouwaanvraag Situatieschets Kruse Milieu BV met boorlocaties (1:500)
Topografische kaart 1:25.000
Strookappe
Familie Siemerink
N
De Strookappe 7491 JB Delden Verkennend bodemonderzoek
a tr o o k De S pp e
4 3 toekomstige bebouwing
1
2
19
= Onderzoekslocatie = Boring tot 0.5 meter diepte = Inspectiegat 30x30x50 cm = Boring tot 1.0 meter diepte = Boring tot 1.5/2.0 meter diepte = Peilbuis
0
25
Kruse Milieu BV Huyerenseweg 33 7678 SC Geesteren www.krusegroep.nl
Projectcode Schaal Datum
Tel: 0546 - 639663 Fax: 0546 - 639662
: 11053010 : 1:500 (A4-formaat) : November 2011
Bijlage II Boorstaten
Boring: 1
Boring: 2 0
0
klinker
0
0
7
1
15
2 30
3 50
50
Zand, matig grof, geelbeige Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, zwak koolhoudend, matig sintelhoudend, zwak leemhoudend, sporen puin, grijszwart
30
Zand, matig fijn, sterk siltig, matig humeus, zwart 50
1
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin
70
Zand, matig fijn, sporen roest, licht geelgrijs
4
Zand, matig fijn, sterk siltig, grijsgroen
2 100
100
beton putopening
100
100
Zand, matig fijn, sporen roest, geelgroen
Zand, matig fijn, groengrijs
3
150
150
150
150
Zand, matig fijn, sporen roest, licht groengrijs
200
220
Veen, donkerbruin 235
250
250
Zand, matig fijn, sporen roest, geelbeige
260
Zand, uiterst fijn, sterk siltig, sporen planten, bruingrijs
0
klinker
Boring: 3
Boring: 4
0
0
0
7
klinker
7
Zand, matig grof, licht grijsbeige, ophoogzand
Zand, matig grof, zwak grindig, lichtgrijs, ophoogzand
1 25
1
50
50
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, sporen puin, matig wortelhoudend, matig plantenhoudend, zwak leemhoudend, bruinzwart, geroerd (sporen sintels/kolengruis)
2
100
50
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, sporen puin, zwak leemhoudend, bruinzwart, geroerd
2
70
Zand, matig fijn, sporen roest, licht groengrijs
3 100
100
3
150
150
160
Projectcode: 11053010
Zand, matig fijn, sporen roest, licht geelgrijs
Opdrachtgever: Familie Siemerink
Lokatie: De Strookappe - Delden
Legenda (conform NEN 5104) grind
klei
geur
Grind, siltig
Klei, zwak siltig
Grind, zwak zandig
Klei, matig siltig
geen geur zwakke geur matige geur sterke geur
Grind, matig zandig
Klei, sterk siltig
Grind, sterk zandig
Klei, uiterst siltig
Grind, uiterst zandig
Klei, zwak zandig
uiterste geur
olie geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
zand
uiterste olie-water reactie
p.i.d.-waarde >0
Zand, kleiïg
>1 >10 Zand, zwak siltig
>100
leem
>1000
Zand, matig siltig
Leem, zwak zandig
>10000
Zand, sterk siltig
Leem, sterk zandig
monsters geroerd monster
Zand, uiterst siltig
overige toevoegingen
ongeroerd monster
zwak humeus
veen Veen, mineraalarm
matig humeus
overig bijzonder bestanddeel
Veen, zwak kleiïg
sterk humeus
Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand Gemiddeld laagste grondwaterstand
Veen, sterk kleiïg
zwak grindig
Veen, zwak zandig
matig grindig
Veen, sterk zandig
sterk grindig
slib
water
peilbuis blinde buis
casing
hoogste grondwaterstand gemiddelde grondwaterstand laagste grondwaterstand
bentoniet afdichting
filter
Bijlage III Resultaten chemische analyses
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
: : : :
Kruse Milieu B.V. Dhr. J.L. Kienstra Postbus 51 7650 AB Tubbergen
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode Rapportnummer Opdracht omschr. Bemonsterd door
: : : :
11053010 P111000745 (v1) De Strookappe - Delden Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
: : : :
1110033KG 18-10-2011 18-10-2011 24-10-2011
: : :
Monsteromschrijving BG - Boring 1, 2, 3 en 4 OG - Boring 1, 2 en 4 Boring 1 (0.15-0.3)
Monstersoort Grond Grond Grond
: : :
Datum bemonstering 17-10-2011 17-10-2011 17-10-2011
Pagina: 1 van 4
Monstergegevens: Nr. 1 2 3
Labnr. M111003547 M111003548 M111003549
Resultaten: Parameter
Intern ref.nr.
Eenheid
1
2
3
+ 77,5 3,2(1)
+ 84,5 <1,0(1)
+ 83,9 2,5(1)
3,5
1,6
2,9
S Mvb. SIKB AS3000 S Droge stof S Organische stof
MVB-VBH-AS3000-G01
DIV-ORG-G01
% (m/m) % van ds
S Lutum (korrelfractie < 2 µm)
DIV-LUT-G01
% van ds
ICP-BEP-01
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
ds ds ds ds ds ds ds ds ds
65 0,4 <3,0 17 0,1 130 <1,5 5,8 160
66 <0,30 <3,0 <5,0 <0,10 <10 <1,5 <5,0 10
63 <0,30 <3,0 13 0,1 130 <1,5 12 140
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
ds ds ds ds ds
<38 <20 <20 <20 <20 -
<38 <20 <20 <20 <20 -
44 <20 <20 <20 <20 +
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
ds ds ds ds
<0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010
<0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010
<0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010
S S S S S S S S S
Metalen Barium Cadmium Kobalt Koper Kwik Lood Molybdeen Nikkel Zink
Minerale olie S Minerale olie C10 Minerale olie C10 Minerale olie C12 Minerale olie C22 Minerale olie C30 Chromatogram
S S S S
DIV-DS-G01
ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 Met-Hg-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01
-
C40 C12 C22 C30 C40
Polychloorbifenylen PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118
Zie volgende pagina
GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01
LV-GCMS-01 LV-GCMS-01 LV-GCMS-01 LV-GCMS-01
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
: : : :
Kruse Milieu B.V. Dhr. J.L. Kienstra Postbus 51 7650 AB Tubbergen
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode Rapportnummer Opdracht omschr. Bemonsterd door
: : : :
11053010 P111000745 (v1) De Strookappe - Delden Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
: : : :
1110033KG 18-10-2011 18-10-2011 24-10-2011
: : :
Monsteromschrijving BG - Boring 1, 2, 3 en 4 OG - Boring 1, 2 en 4 Boring 1 (0.15-0.3)
Monstersoort Grond Grond Grond
: : :
Datum bemonstering 17-10-2011 17-10-2011 17-10-2011
Pagina: 2 van 4
Monstergegevens: Nr. 1 2 3
Labnr. M111003547 M111003548 M111003549
Resultaten: Parameter
Intern ref.nr.
Eenheid
1
2
3
S S S S
Polychloorbifenylen PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (som 7)
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
ds ds ds ds
<0,0010 <0,0010 <0,0010 0,0049(2)
<0,0010 <0,0010 <0,0010 0,0049(2)
<0,0010 <0,0010 <0,0010 0,0049(2)
S S S S S S S S S S S
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (VROM) HPLC-PAK-02 Naftaleen mg/kg HPLC-PAK-02 Fenanthreen mg/kg HPLC-PAK-02 Anthraceen mg/kg HPLC-PAK-02 Fluorantheen mg/kg HPLC-PAK-02 Benzo(a)anthraceen mg/kg HPLC-PAK-02 Chryseen mg/kg HPLC-PAK-02 Benzo(k)fluorantheen mg/kg HPLC-PAK-02 Benzo(a)pyreen mg/kg HPLC-PAK-02 Benzo(g,h,i)peryleen mg/kg HPLC-PAK-02 Indeno(1,2,3-c,d)pyreen mg/kg HPLC-PAK-02 Totaal PAK 10 VROM mg/kg
ds ds ds ds ds ds ds ds ds ds ds
<0,05 0,17 0,05 0,48 0,24 0,25 0,12 0,23 0,17 0,19 1,9(2)
<0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 0,35(2)
<0,05 0,06 <0,05 0,13 0,06 0,08 <0,05 0,07 0,06 0,07 0,64(2)
LV-GCMS-01 LV-GCMS-01 LV-GCMS-01 LV-GCMS-01
S = door RvA geaccrediteerd conform SIKB AS3000. Opmerkingen: 1 = Organische stof is als gloeiverlies bepaald en gecorrigeerd voor het gemeten gehalte aan lutum. 2 = Bij de som zijn de waarden "< rapportagegrens" vermenigvuldigd met factor 0,7 zoals beschreven in 'AS3000, bijlage 3'. Verpakkingen bij monster: M111003547 ( BG - Boring 1, 2, 3 en 4 ) 1 0.3 0.5 AM729476 2 0.3 0.7 AM729456 3 1 1.5 AM729461 3 0.5 1 AM729453 4 0.25 0.7 AM729464 Verpakkingen bij monster: M111003548 ( OG - Boring 1, 2 en 4 ) 1 0.5 1 AM729485
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
: : : :
Kruse Milieu B.V. Dhr. J.L. Kienstra Postbus 51 7650 AB Tubbergen
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode Rapportnummer Opdracht omschr. Bemonsterd door
: : : :
11053010 P111000745 (v1) De Strookappe - Delden Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
: : : :
1110033KG 18-10-2011 18-10-2011 24-10-2011
: : :
Monsteromschrijving BG - Boring 1, 2, 3 en 4 OG - Boring 1, 2 en 4 Boring 1 (0.15-0.3)
Monstersoort Grond Grond Grond
: : :
Datum bemonstering 17-10-2011 17-10-2011 17-10-2011
Pagina: 3 van 4
Monstergegevens: Nr. 1 2 3
Labnr. M111003547 M111003548 M111003549
Verpakkingen bij monster: M111003548 ( OG - Boring 1, 2 en 4 ) 2 0.7 1 AM729484 2 1 1.5 AM729449 4 0.7 1 AM729451 Verpakkingen bij monster: M111003549 ( Boring 1 (0.15-0.3) ) 1 0.15 0.3 AM729481 Hoofd lab. ing. H. Punte Handtekening:
Dit rapport mag niet anders dan in z'n geheel worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van het laboratorium. De resultaten hebben uitsluitend betrekking op de monsters, zoals die door u voor analyse ter beschikking werden gesteld. Nadere informatie over de toegepaste methodes en prestatiekenmerken is beschikbaar en kan op aanvraag worden verkregen. Tevens is de informatiegids te raadplegen op de website www.acmaa.nl.
Bijlage Chromatogram
Pagina: 4 van 4 Gegevens: Opdrachtcode Rapportnummer Opdracht omschr. Monsternaam Monstersoort Verdunning
: : : : : :
11053010 P111000745 (v1) De Strookappe - Delden Boring 1 (0.15-0.3) Grond 1
C8-C10 = 1.110 - 2.258 min. C10-C12 = 2.258 - 3.334 min. C12-C22 = 3.334 - 5.940 min. C22-C30 = 5.940 - 7.310 min. C30-C40 = 7.310 - 8.697 min.
Labcomcode Monstercode Opdrachtgever Aanvrager Bestandsnaam Datum
: : : : : :
1110033KG M111003549 Kruse Milieu B.V. Dhr. J.L. Kienstra S19J041.TX0 21-10-2011
Karakterisering olie naar alkaantraject: C9 -C14 C10-C16 C10-C28 C20-C36 C10-C36
benzine kerosine en petroleum diesel en gasolie motorolie stookolie
Opdrachtcode Aanvrager Project omschrijving Datum aangeleverd Datum gereed 1
M111003547
11053010 Ing. J.L. Kienstra De Strookappe - Delden 18-10-2011 24-10-2011 Grond
BG - Boring 1, 2, 3 en 4
Parameter Eenheid Mvb. SIKB AS3000 Droge stof % (m/m) Organische stof % van ds Korrelgrootteverdeling Lutum (korrelfractie < 2 µm) % van ds Metalen Barium mg/kg ds Cadmium mg/kg ds Kobalt mg/kg ds Koper mg/kg ds Kwik mg/kg ds Lood mg/kg ds Molybdeen mg/kg ds Nikkel mg/kg ds Zink mg/kg ds Minerale olie Minerale olie C10 - C40 mg/kg ds Minerale olie C10 - C12 mg/kg ds Minerale olie C12 - C22 mg/kg ds Minerale olie C22 - C30 mg/kg ds Minerale olie C30 - C40 mg/kg ds Chromatogram Polychloorbifenylen PCB 28 mg/kg ds PCB 52 mg/kg ds PCB 101 mg/kg ds PCB 118 mg/kg ds PCB 138 mg/kg ds PCB 153 mg/kg ds PCB 180 mg/kg ds PCB (som 7) mg/kg ds Polycyclische arom atische koolwaterstoffen (VROM) Naftaleen mg/kg ds Fenanthreen mg/kg ds Anthraceen mg/kg ds Fluorantheen mg/kg ds Benzo(a)anthraceen mg/kg ds Chryseen mg/kg ds Benzo(k)fluorantheen mg/kg ds Benzo(a)pyreen mg/kg ds Benzo(g,h,i)peryleen mg/kg ds Indeno(1,2,3-c,d)pyreen mg/kg ds Totaal PAK 10 VROM mg/kg ds
*/-
1 + 77.5 3.2
A
T
I
0.38 5.0 21 0.11 33 1.5 14 65
4.3 34 61 13 193 96 26 201
282 8.1 63 100 26 354 190 39 336
61
830
1600
-
<0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 0.0049
0.0064
0.16
0.32
*
<0.05 0.17 0.05 0.48 0.24 0.25 0.12 0.23 0.17 0.19 1.9
1.5
21
40
3.5 * * *
65 0.4 <3.0 17 0.1 130 <1.5 5.8 160
-
<38 <20 <20 <20 <20
Legenda (-) = De niet verhoogde rapportagegrens is hoger dan de achtergrondwaarde. (v) = Verhoogde rapportagegrens (meetwaarde is vermenigvuldigd met 0.7 voor de toetsing). = = Er is geen toetsingwaarde voor deze parameter. = = Resultaat is kleiner dan achtergrondwaarde. * = = Resultaat is groter dan streefwaarde. ** = = Resultaat is groter dan tussenwaarde. *** = = Resultaat is groter dan interventiewaarde. De toetsing is per monster gebaseerd op de gecorrigeerde normen voor het opgegeven bodemtype. Toetsingswaarden zijn berekend volgens de Circulaire bodemsanering 2009 (generiek beleid; staatscourant begin april 2009). Gebruikte waarden voor toetsing bij monster: BG - Boring 1, 2, 3 en 4 Lutum: 3.5% van droge stof en organische stof: 3.2% van droge stof.
Opdrachtcode Aanvrager Project omschrijving Datum aangeleverd Datum gereed 1
M111003548
11053010 Ing. J.L. Kienstra De Strookappe - Delden 18-10-2011 24-10-2011 Grond
OG - Boring 1, 2 en 4
Parameter Eenheid Mvb. SIKB AS3000 Droge stof % (m/m) Organische stof % van ds Korrelgrootteverdeling Lutum (korrelfractie < 2 µm) % van ds Metalen Barium mg/kg ds Cadmium mg/kg ds Kobalt mg/kg ds Koper mg/kg ds Kwik mg/kg ds Lood mg/kg ds Molybdeen mg/kg ds Nikkel mg/kg ds Zink mg/kg ds Minerale olie Minerale olie C10 - C40 mg/kg ds Minerale olie C10 - C12 mg/kg ds Minerale olie C12 - C22 mg/kg ds Minerale olie C22 - C30 mg/kg ds Minerale olie C30 - C40 mg/kg ds Chromatogram Polychloorbifenylen PCB 28 mg/kg ds PCB 52 mg/kg ds PCB 101 mg/kg ds PCB 118 mg/kg ds PCB 138 mg/kg ds PCB 153 mg/kg ds PCB 180 mg/kg ds PCB (som 7) mg/kg ds Polycyclische arom atische koolwaterstoffen (VROM) Naftaleen mg/kg ds Fenanthreen mg/kg ds Anthraceen mg/kg ds Fluorantheen mg/kg ds Benzo(a)anthraceen mg/kg ds Chryseen mg/kg ds Benzo(k)fluorantheen mg/kg ds Benzo(a)pyreen mg/kg ds Benzo(g,h,i)peryleen mg/kg ds Indeno(1,2,3-c,d)pyreen mg/kg ds Totaal PAK 10 VROM mg/kg ds
*/-
1 + 84.5 <1.0
A
T
I
0.35 4.3 19 0.10 32 1.5 12 59
4.0 29 56 13 184 96 23 181
237 7.6 54 92 25 337 190 34 303
38
519
1000
(-)
<0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 0.0049
0.0040
0.10
0.20
-
<0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 0.35
1.5
21
40
1.6 -
66 <0.30 <3.0 <5.0 <0.10 <10 <1.5 <5.0 10
-
<38 <20 <20 <20 <20
Legenda (-) = De niet verhoogde rapportagegrens is hoger dan de achtergrondwaarde. (v) = Verhoogde rapportagegrens (meetwaarde is vermenigvuldigd met 0.7 voor de toetsing). = = Er is geen toetsingwaarde voor deze parameter. = = Resultaat is kleiner dan achtergrondwaarde. * = = Resultaat is groter dan streefwaarde. ** = = Resultaat is groter dan tussenwaarde. *** = = Resultaat is groter dan interventiewaarde. De toetsing is per monster gebaseerd op de gecorrigeerde normen voor het opgegeven bodemtype. Toetsingswaarden zijn berekend volgens de Circulaire bodemsanering 2009 (generiek beleid; staatscourant begin april 2009). Gebruikte waarden voor toetsing bij monster: OG - Boring 1, 2 en 4 Lutum: 1.6% van droge stof en organische stof: 1% van droge stof.
Opdrachtcode Aanvrager Project omschrijving Datum aangeleverd Datum gereed 1
M111003549
11053010 Ing. J.L. Kienstra De Strookappe - Delden 18-10-2011 24-10-2011 Grond
Boring 1 (0.15-0.3)
Parameter Eenheid Mvb. SIKB AS3000 Droge stof % (m/m) Organische stof % van ds Korrelgrootteverdeling Lutum (korrelfractie < 2 µm) % van ds Metalen Barium mg/kg ds Cadmium mg/kg ds Kobalt mg/kg ds Koper mg/kg ds Kwik mg/kg ds Lood mg/kg ds Molybdeen mg/kg ds Nikkel mg/kg ds Zink mg/kg ds Minerale olie Minerale olie C10 - C40 mg/kg ds Minerale olie C10 - C12 mg/kg ds Minerale olie C12 - C22 mg/kg ds Minerale olie C22 - C30 mg/kg ds Minerale olie C30 - C40 mg/kg ds Chromatogram Polychloorbifenylen PCB 28 mg/kg ds PCB 52 mg/kg ds PCB 101 mg/kg ds PCB 118 mg/kg ds PCB 138 mg/kg ds PCB 153 mg/kg ds PCB 180 mg/kg ds PCB (som 7) mg/kg ds Polycyclische arom atische koolwaterstoffen (VROM) Naftaleen mg/kg ds Fenanthreen mg/kg ds Anthraceen mg/kg ds Fluorantheen mg/kg ds Benzo(a)anthraceen mg/kg ds Chryseen mg/kg ds Benzo(k)fluorantheen mg/kg ds Benzo(a)pyreen mg/kg ds Benzo(g,h,i)peryleen mg/kg ds Indeno(1,2,3-c,d)pyreen mg/kg ds Totaal PAK 10 VROM mg/kg ds
*/-
1 + 83.9 2.5
A
T
I
0.36 4.7 20 0.11 33 1.5 13 62
4.1 32 58 13 189 96 25 192
264 7.8 59 96 26 345 190 37 321
48
649
1250
-
<0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 0.0049
0.0050
0.13
0.25
-
<0.05 0.06 <0.05 0.13 0.06 0.08 <0.05 0.07 0.06 0.07 0.64
1.5
21
40
2.9 * *
63 <0.30 <3.0 13 0.1 130 <1.5 12 140
-
44 <20 <20 <20 <20
Legenda (-) = De niet verhoogde rapportagegrens is hoger dan de achtergrondwaarde. (v) = Verhoogde rapportagegrens (meetwaarde is vermenigvuldigd met 0.7 voor de toetsing). = = Er is geen toetsingwaarde voor deze parameter. = = Resultaat is kleiner dan achtergrondwaarde. * = = Resultaat is groter dan streefwaarde. ** = = Resultaat is groter dan tussenwaarde. *** = = Resultaat is groter dan interventiewaarde. De toetsing is per monster gebaseerd op de gecorrigeerde normen voor het opgegeven bodemtype. Toetsingswaarden zijn berekend volgens de Circulaire bodemsanering 2009 (generiek beleid; staatscourant begin april 2009). Gebruikte waarden voor toetsing bij monster: Boring 1 (0.15-0.3) Lutum: 2.9% van droge stof en organische stof: 2.5% van droge stof.
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
: : : :
Kruse Milieu B.V. Dhr. J.L. Kienstra Postbus 51 7650 AB Tubbergen
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode Rapportnummer Opdracht omschr. Bemonsterd door
: : : :
11053010 P111000981 (v1) De Strookappe - Delden Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
: : : :
1110045KG 24-10-2011 24-10-2011 26-10-2011
:
Monsteromschrijving Grondwater - Peilbuis 1
Monstersoort Grondwater
:
Datum bemonstering 24-10-2011
Pagina: 1 van 3
Monstergegevens: Nr. 1
Labnr. M111004909
Resultaten: Parameter
Intern ref.nr.
Mvb. SIKB AS3000
MVB-VBH-AS3000-W01
S S S S S S S S S
Barium Cadmium Kobalt Koper Kwik Lood Molybdeen Nikkel Zink
ICP-BEP-01
S S S S S S S S
Vluchtige aromatische koolwaterstoffen GC-VLUCHTIG-01 Benzeen GC-VLUCHTIG-01 Tolueen GC-VLUCHTIG-01 Ethylbenzeen GC-VLUCHTIG-01 Xyleen (som meta + para) GC-VLUCHTIG-01 2-Xyleen (ortho-Xyleen) GC-VLUCHTIG-01 Xylenen (som) GC-VLUCHTIG-01 Styreen (Vinylbenzeen) GC-VLUCHTIG-01 Naftaleen
Minerale olie S Minerale olie C10 Minerale olie C10 Minerale olie C12 Minerale olie C22 Minerale olie C30 Chromatogram
ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 Met-Hg-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01
-
Zie volgende pagina
C40 C12 C22 C30 C40
GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01
Eenheid
1
+
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
88 <0,3 <2,0 <5,0 <0,05 <5,0 <5,0 <5,0 <10
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
<0,20 <0,20 <0,20 <0,10 <0,10 0,14(1,2) <0,20 <0,05
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
<50 <50 <50 <50 <50 -
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
: : : :
Kruse Milieu B.V. Dhr. J.L. Kienstra Postbus 51 7650 AB Tubbergen
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode Rapportnummer Opdracht omschr. Bemonsterd door
: : : :
11053010 P111000981 (v1) De Strookappe - Delden Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
: : : :
1110045KG 24-10-2011 24-10-2011 26-10-2011
:
Monsteromschrijving Grondwater - Peilbuis 1
Monstersoort Grondwater
:
Datum bemonstering 24-10-2011
Pagina: 2 van 3
Monstergegevens: Nr. 1
Labnr. M111004909
Resultaten: Parameter
S S S S S S S S S S S S S S S S S S S S
Intern ref.nr.
Vluchtige organische halogeen verbindingen GC-VLUCHTIG-01 Dichloormethaan GC-VLUCHTIG-01 1,1-Dichloorethaan GC-VLUCHTIG-01 1,2-Dichloorethaan GC-VLUCHTIG-01 1,1-Dichlooretheen GC-VLUCHTIG-01 Trans-1,2-Dichlooretheen GC-VLUCHTIG-01 Cis-1,2-Dichlooretheen GC-VLUCHTIG-01 1,1-Dichloorpropaan GC-VLUCHTIG-01 1,2-Dichloorpropaan GC-VLUCHTIG-01 1,3-Dichloorpropaan GC-VLUCHTIG-01 Trichloormethaan (Chloroform) GC-VLUCHTIG-01 Tetrachloormethaan (Tetra) GC-VLUCHTIG-01 1,1,1-Trichloorethaan GC-VLUCHTIG-01 1,1,2-Trichloorethaan GC-VLUCHTIG-01 Trichlooretheen (Tri) GC-VLUCHTIG-01 Tetrachlooretheen (Per) GC-VLUCHTIG-01 Vinylchloride GC-VLUCHTIG-01 Tribroommethaan (Bromoform) GC-VLUCHTIG-01 Dichl.ethenen (som cis+trans) GC-VLUCHTIG-01 Dichloorethenen (som) GC-VLUCHTIG-01 Dichloorpropanen (som)
Eenheid
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
1
<0,20 <0,50 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,50 0,14(1,2) 0,21(2) 0,21(2)
S = door RvA geaccrediteerd conform SIKB AS3000. Opmerkingen: 1 = Methode vluchtige aromatische en gehalogeneerde koolwaterstoffen : GC-MS 2 = Bij de som zijn de waarden "< rapportagegrens" vermenigvuldigd met factor 0,7 zoals beschreven in 'AS3000, bijlage 3'. Verpakkingen bij monster: M111004909 ( Grondwater - Peilbuis 1 ) 1 1.6 2.6 AC471639 1 1.6 2.6 AF001702
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
: : : :
Kruse Milieu B.V. Dhr. J.L. Kienstra Postbus 51 7650 AB Tubbergen
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode Rapportnummer Opdracht omschr. Bemonsterd door
: : : :
11053010 P111000981 (v1) De Strookappe - Delden Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
: : : :
1110045KG 24-10-2011 24-10-2011 26-10-2011
:
Monsteromschrijving Grondwater - Peilbuis 1
Monstersoort Grondwater
:
Datum bemonstering 24-10-2011
Pagina: 3 van 3
Monstergegevens: Nr. 1
Labnr. M111004909
Hoofd lab. ing. H. Punte Handtekening:
Dit rapport mag niet anders dan in z'n geheel worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van het laboratorium. De resultaten hebben uitsluitend betrekking op de monsters, zoals die door u voor analyse ter beschikking werden gesteld. Nadere informatie over de toegepaste methodes en prestatiekenmerken is beschikbaar en kan op aanvraag worden verkregen. Tevens is de informatiegids te raadplegen op de website www.acmaa.nl.
Opdrachtcode Aanvrager Project omschrijving Datum aangeleverd Datum gereed 1
M111004909
11053010 Ing. J.L. Kienstra De Strookappe - Delden 24-10-2011 26-10-2011 Grondwater
Grondwater - Peilbuis 1
Parameter Eenheid Mvb. SIKB AS3000 Metalen Barium µg/l Cadmium µg/l Kobalt µg/l Koper µg/l Kwik µg/l Lood µg/l Molybdeen µg/l Nikkel µg/l Zink µg/l Vluchtige aromatische koolwaterstoffen Benzeen µg/l Tolueen µg/l Ethylbenzeen µg/l Xyleen (som meta + para) µg/l 2-Xyleen (ortho-Xyleen) µg/l Xylenen (som) µg/l Styreen (Vinylbenzeen) µg/l Naftaleen µg/l Minerale olie Minerale olie C10 - C40 µg/l Minerale olie C10 - C12 µg/l Minerale olie C12 - C22 µg/l Minerale olie C22 - C30 µg/l Minerale olie C30 - C40 µg/l Chromatogram Vluchtige organische halogeen verbindingen Dichloormethaan µg/l 1,1-Dichloorethaan µg/l 1,2-Dichloorethaan µg/l 1,1-Dichlooretheen µg/l Trans-1,2-Dichlooretheen µg/l Cis-1,2-Dichlooretheen µg/l 1,1-Dichloorpropaan µg/l 1,2-Dichloorpropaan µg/l 1,3-Dichloorpropaan µg/l Trichloormethaan (Chloroform) µg/l Tetrachloormethaan (Tetra) µg/l 1,1,1-Trichloorethaan µg/l 1,1,2-Trichloorethaan µg/l Trichlooretheen (Tri) µg/l Tetrachlooretheen (Per) µg/l Vinylchloride µg/l Tribroommethaan (Bromoform) µg/l Dichl.ethenen (som cis+trans) µg/l Dichloorethenen (som) µg/l Dichloorpropanen (som) µg/l
Legenda (-) = (v) = = = * = ** = *** =
*/-
1 +
S
T
I
* -
88 <0.3 <2.0 <5.0 <0.05 <5.0 <5.0 <5.0 <10
50 0.40 20 15 0.050 15 5.0 15 65
338 3.2 60 45 0.18 45 153 45 433
625 6.0 100 75 0.30 75 300 75 800
-
<0.20 <0.20 <0.20 <0.10 <0.10 0.14 <0.20 <0.05
0.20 7.0 4.0
15 504 77
30 1000 150
0.20 6.0 0.010
35 153 35
70 300 70
(-) -
<50 <50 <50 <50 <50
50
325
600
(-) (-)
<0.20 <0.50 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.50 0.14 0.21 0.21
0.010 7.0 7.0 0.010
500 454 204 5.0
1000 900 400 10
6.0 0.010 0.010 0.010 24 0.010 0.010
203 5.0 150 65 262 20 2.5
0.010
10
400 10 300 130 500 40 5.0 630 20
0.80
40
80
(-) (-) (-) (-) (-) (-) -
De niet verhoogde rapportagegrens is hoger dan de streefwaarde. Verhoogde rapportagegrens (meetwaarde is vermenigvuldigd met 0.7 voor de toetsing). = Er is geen toetsingwaarde voor deze parameter. = Resultaat is kleiner dan streefwaarde. = Resultaat is groter dan streefwaarde. = Resultaat is groter dan tussenwaarde. = Resultaat is groter dan interventiewaarde.
Bijlage IV Verklaring van enkele gebruikte termen en afkortingen
Termen De gehalten van de chemische componenten in de bodem en in het grondwater worden getoetst aan de zogenaamde achtergrond- of streef- en interventiewaarden uit de Circulaire Bodemsanering 2006. Deze waarden worden gecorrigeerd voor de gehalten lutum en organische stof (humus) voor de betreffende bodem. Deze gehalten worden in het laboratorium bepaald. Achtergrondwaarden:
Streefwaarden:
Interventiewaarden:
Tussenwaarde:
De gehalten zoals die op dit moment voorkomen in de bodem van natuur- en landbouwgronden waarvoor geldt dat er geen sprake is van belasting door lokale verontreinigingsbronnen. Waarden, die het niveau aangeven, waarbij sprake is van een duurzame bodemkwaliteit. Gebruikt symbool: S. De streefwaarde wordt alleen voor grondwater gebruikt. Waarden, die aangeven wanneer de functionele eigenschappen van de bodem voor mens, dier en plant, ernstig zijn of dreigen te worden verminderd. Gebruikt symbool: I. Gelijk aan het gemiddelde van de achtergrond- of streefwaarde en de interventiewaarde, dus (A+I)/2 (grond) of (S+I)/2 (grondwater). Wanneer bij een verkennend onderzoek een component met concentratie boven deze waarde wordt gevonden is in principe een nader onderzoek nodig. Gebruikt symbool: T.
Overige termen, die in dit rapport worden gebruikt, zijn als volgt te definiëren: Niet verontreinigd:
Gehalte van elke component overschrijdt de achtergrond- of streefwaarde niet.
Zeer licht verontreinigd:
Gehalte van een component ligt boven de achtergrond- of streefwaarde, maar overschrijdt het dubbele van de achtergrond- of streefwaarde niet.
Licht verontreinigd:
Gehalte van een component is hoger dan het dubbele van de Achtergrond- of streefwaarde, maar overschrijdt de tussenwaarde niet.
Matig verontreinigd:
Gehalte van een component is hoger dan de tussenwaarde, maar overschrijdt de interventiewaarde niet.
Sterk verontreinigd:
Gehalte van een component is hoger dan de interventiewaarde, maar overschrijdt het tienvoud van de interventiewaarde niet.
Zeer sterk verontreinigd: Gehalte van een component is hoger dan het tienvoud van de interventiewaarde. NEN5740:
Nederlandse norm "Bodem. Onderzoeksstrategie bij verkennend bodemonderzoek." Een verkennend onderzoek heeft tot doel met relatief beperkt onderzoek vast te stellen of er sprake is van een bodemverontreiniging op de onderzoekslocatie.
Verdachte locatie:
Locatie, waarvan op basis van vooronderzoek of historische informatie wordt verwacht dat er verontreiniging aanwezig is.
Nulsituatie:
Huidige chemische kwaliteit van grond en grondwater ten aanzien van bodemverontreinigende stoffen.
Nader onderzoek:
Bodemonderzoek, waarin de ernst en de omvang van een eerder aangetoonde verontreiniging wordt vastgesteld.
Afkortingen AMvB BG BOOT BSB BSB BTEX BTEXN BZV CZV EC EOCl EOX GHG GLG GWS HBO HCB HCH MM MVR NEN NNI NPR NVN OCB's OG OW-test PAK's PCB's pH SUBAT VC VNG VROM VOCl
Algemene Maatregel van Bestuur Bovengrond Besluit Opslaan in Ondergrondse Tanks Stichting Bodemsanering Bedrijfsterreinen Bouwstoffenbesluit Benzeen, Tolueen, Ethylbenzeen, Xylenen Afkorting voor vluchtige aromaten (BTEX) en Naftaleen Biologisch zuurstofverbruik Chemisch zuurstofverbruik Elektrisch geleidingsvermogen Extraheerbare organochloorverbindingen Extraheerbare organohalogeenverbindingen Gemiddeld hoogste grondwaterstand Gemiddeld laagste grondwaterstand Actuele grondwaterstand Huisbrandolie Hexachloorbenzeen Hexachloorhexaan Mengmonster Ministeriële Vrijstellingsregeling Nederlandse norm Nederlands Normalisatie Instituut Nederlandse praktijkrichtlijn Nederlandse voornorm Chloorpesticiden Ondergrond Olie/water-test Polycyclische aromatische koolwaterstoffen Polychloorbifenylen Zuurgraad Stichting Uitvoering Bodemsanering Amovering Tankstations Vinylchloride Vereniging van Nederlandse Gemeenten Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Vluchtige organochloorverbindingen, zoals per en tri
As Ba Cd Cr Co Cu Fe Hg Mn Mo Na Ni Pb St Zn
Arseen Barium Cadmium Chroom Kobalt Koper IJzer Kwik Mangaan Molybdeen Natrium Nikkel Lood Tin Zink
Bijlage V Informatie van de gemeente Hof van Twente
Goor, 18-10-2011
Aan : Kruse Milieu en Advies
Betreft aanvraag bodeminformatie van het perceel De Strookappe. Ons kenmerk: 2011-0240
Geachte heer Kienstra, Hierbij stuur ik u de bodeminformatie van het perceel De Strookappe te Delden n.a.v uw mail van 10-10-2011. Tankregister: voor zover bekend zijn er geen ondergrondse en/of bovengrondse tanks aanwezig cq aanwezig geweest op het perceel; Bodeminformatie: voor zover bekend zijn er geen bodemverontreinigingen op het perceel aanwezig; Bodemonderzoeken: voor zover bekend zijn er geen bodemonderzoeken op het perceel uitgevoerd; Overige informatie: voor zover bekend zijn er in de directe omgeving (straal 50m') van het perceel meerdere onderzoeken uitgevoerd. Zie prints Voor deze informatieverstrekking bent u leges verschuldigd van € 10,60. Hiervoor ontvangt u separaat een nota.
Met vriendelijke groet, T. Sligman, Medewerker Publiekszaken.
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Bijlage 2
Resultaten akoestisch onderzoek
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
35
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
36
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
De Strookappe te Delden Rekenresultaten Beckumerweg Rapport: Model: Groep: Groepsreductie:
Projectnummer 11.1331
Resultatentabel eerste model LAeq totaalresultaten voor toetspunten Beckumerweg Ja
Naam Toetspunt 01_A 01_B 01_C 02_A 02_B
Omschrijving Voorgevel Strookappe 15 Voorgevel Strookappe 15 Voorgevel Strookappe 15 Voorgevel Strookappe 15 Voorgevel Strookappe 15
02_C 03_A 03_B 03_C 04_A
Hoogte 1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
Dag ------
Avond ------
Nacht ------
Lden ------
Voorgevel Strookappe 15 Zijgevel Strookappe 15 Zijgevel Strookappe 15 Zijgevel Strookappe 15 Achtergevel Strookappe 15
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
-25,0 29,0 34,4 29,7
-21,1 25,2 30,7 25,9
-15,7 19,7 25,1 20,5
-25,4 29,5 34,9 30,2
04_B 04_C 05_A 05_B 05_C
Achtergevel Strookappe 15 Achtergevel Strookappe 15 Achtergevel Strookappe 15 Achtergevel Strookappe 15 Achtergevel Strookappe 15
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
33,0 37,6 29,5 33,3 37,7
29,2 33,8 25,6 29,6 34,0
23,7 28,3 20,2 24,1 28,4
33,4 38,1 29,9 33,8 38,2
06_A 06_B 06_C
Zijgevel Strookappe 15 Zijgevel Strookappe 15 Zijgevel Strookappe 15
1,50 4,50 7,50
25,2 30,0 31,8
21,3 26,2 28,0
15,9 20,7 22,5
25,6 30,4 32,3
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V1.91
10-2-2012 15:36:31
De Strookappe te Delden Rekenresultaten Vossenbrinkweg Rapport: Model: Groep: Groepsreductie:
Projectnummer 11.1331
Resultatentabel eerste model LAeq totaalresultaten voor toetspunten Vossenbrinkweg Ja
Naam Toetspunt 01_A 01_B 01_C 02_A 02_B
Omschrijving Voorgevel Strookappe 15 Voorgevel Strookappe 15 Voorgevel Strookappe 15 Voorgevel Strookappe 15 Voorgevel Strookappe 15
02_C 03_A 03_B 03_C 04_A
Hoogte 1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
Dag ------
Avond ------
Nacht ------
Lden ------
Voorgevel Strookappe 15 Zijgevel Strookappe 15 Zijgevel Strookappe 15 Zijgevel Strookappe 15 Achtergevel Strookappe 15
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
-31,8 33,5 35,3 35,6
-29,6 31,2 33,0 33,5
-20,0 21,6 23,4 23,8
-32,0 33,6 35,4 35,8
04_B 04_C 05_A 05_B 05_C
Achtergevel Strookappe 15 Achtergevel Strookappe 15 Achtergevel Strookappe 15 Achtergevel Strookappe 15 Achtergevel Strookappe 15
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
36,8 38,2 34,9 35,9 37,3
34,6 35,9 32,7 33,7 35,0
24,9 26,3 23,0 24,0 25,4
36,9 38,3 35,0 36,0 37,4
06_A 06_B 06_C
Zijgevel Strookappe 15 Zijgevel Strookappe 15 Zijgevel Strookappe 15
1,50 4,50 7,50
33,3 34,4 35,5
31,1 32,2 33,2
21,5 22,5 23,6
33,5 34,5 35,6
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V1.91
10-2-2012 15:39:32
De Strookappe te Delden Rekenresultaten Sportlaan Rapport: Model: Groep: Groepsreductie:
Projectnummer 11.1331
Resultatentabel eerste model LAeq totaalresultaten voor toetspunten Sportlaan Ja
Naam Toetspunt 01_A 01_B 01_C 02_A 02_B
Omschrijving Voorgevel Strookappe 15 Voorgevel Strookappe 15 Voorgevel Strookappe 15 Voorgevel Strookappe 15 Voorgevel Strookappe 15
02_C 03_A 03_B 03_C 04_A
Hoogte 1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
Dag 37,9 40,0 41,8 38,1 39,7
Avond 35,8 37,9 39,7 36,0 37,6
Nacht 26,1 28,2 30,0 26,3 27,9
Lden 38,1 40,2 42,0 38,3 39,9
Voorgevel Strookappe 15 Zijgevel Strookappe 15 Zijgevel Strookappe 15 Zijgevel Strookappe 15 Achtergevel Strookappe 15
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
41,1 33,7 34,1 35,6 28,7
38,9 31,5 31,9 33,4 26,5
29,3 21,8 22,3 23,8 16,9
41,3 33,8 34,3 35,8 28,9
04_B 04_C 05_A 05_B 05_C
Achtergevel Strookappe 15 Achtergevel Strookappe 15 Achtergevel Strookappe 15 Achtergevel Strookappe 15 Achtergevel Strookappe 15
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
30,2 30,8 30,7 31,9 31,8
27,9 28,5 28,5 29,6 29,5
18,3 18,9 18,8 20,0 19,9
30,3 30,9 30,9 32,0 31,9
06_A 06_B 06_C
Zijgevel Strookappe 15 Zijgevel Strookappe 15 Zijgevel Strookappe 15
1,50 4,50 7,50
36,8 40,0 42,3
34,6 37,8 40,1
24,9 28,2 30,4
36,9 40,1 42,4
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V1.91
10-2-2012 15:39:03
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Bijlage 3
Quickscan Flora en Fauna
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
37
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
38
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Verkennend natuuronderzoek Strookappe 15 Delden Onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten en gebieden
Datum: 18-12-2011 Auteur: A. Tuitert Opdrachtgever: Aveco de Bondt Rapportnummer: AT/2011/012.18 Versie: C1
1
INLEIDING
1.1 Aanleiding Voor het perceel aan de Strookappe 15 in Delden bestaan herontwikkelingsplannen. Op het perceel staan enkele voormalige bedrijfsgebouwen die gesloopt zullen worden en vervangen door twee nieuwbouwwoningen. De ingreep betreft een ruimtelijk ontwikkeling die getoetst dient te worden aan de wet- en regelgeving ten aanzien van natuur. In opdracht van Aveco de Bondt is derhalve een verkennend natuuronderzoek uitgevoerd om de natuurwaarden van het plangebied en de consequenties van de geplande ingreep te kunnen inschatten. Voorliggend rapport bevat de uitkomsten van dit verkennend natuuronderzoek. 1.2 Doel Het doel van dit onderzoek is om te bepalen of de geplande ontwikkelingen in het plangebied kunnen leiden tot het overtreden van verbodsbepalingen uit de wet- en regelgeving ten aanzien van natuur. Op basis van dit onderzoek kan worden vastgesteld of voor de ontwikkelingen een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet of een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet vereist is en of in het kader van de bestemmingsplanfase een dergelijke ontheffing of vergunning verleenbaar wordt geacht.
Figuur 1.2: Tekening locatie nieuw te bouwen woningen.
2
WETTELIJK KADER
2.1 Natuurbeschermingswet 1998 Met de inwerkingtreding van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) in oktober 2005 zijn door Nederland de internationale verplichtingen vanuit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de nationale wetgeving verankerd. Ingevolge artikel 10a, eerste lid Nb-wet, wijst de minister van LNV gebieden aan ter uitvoering van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn, de zogenaamde Natura 2000-gebieden. Projecten, plannen of handelingen, die negatieve effecten op Natura 2000-gebieden kunnen hebben en die niet nodig zijn voor of verband houden met het beheer, zijn op grond van artikel 19d Nb-wet verboden. Ook projecten, plannen of handelingen die buiten het Natura 2000-gebied plaatsvinden kunnen verboden zijn als er negatieve effecten door ‘externe werking’ kunnen optreden.
2
Gedeputeerde Staten – of in uitzonderingsgevallen de minister van EL&I – kunnen een vergunning verlenen voor activiteiten die negatieve effecten op Natura 2000-gebieden kunnen hebben. De vergunning wordt pas afgegeven nadat een zogenaamde ‘habitattoets’ het bevoegd gezag de zekerheid heeft gegeven dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast en de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van de soorten niet verslechtert en dat er geen significante verstoring van soorten optreedt. 2.2 Flora- en faunawet De Flora- en faunawet (Ffwet) voorziet sinds 1 april 2004 in bescherming van inheemse soorten planten en dieren. Naast bepalingen voor specifiek aangewezen soorten geldt krachtens art. 2 van de Ffwet de algemene zorgplicht voor alle in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Via deze wet wordt eenieder mede verantwoordelijk voor de zorg en bescherming van flora en fauna. Voor de bij wet aangewezen soorten moeten activiteiten, ruimtelijke ingrepen en ruimtelijk gebruik worden getoetst aan de verbodsbepalingen uit de wet. Beschermde planten mogen niet worden geplukt of beschadigd (art. 8), beschermde dieren mogen niet worden gedood, verwond, gevangen, of verontrust (art. 9 en 10) en voortplantings- en vaste rustof verblijfsplaatsen mogen niet worden beschadigd of verstoord (art. 11). Bovendien is het niet toegestaan beschermde soorten planten en dieren te vervoeren, of onder zich te hebben (art. 13). Wanneer als gevolg van activiteiten de effecten op beschermde soorten zodanig zijn dat daarmee deze bepalingen overtreden worden, dan dient daarvoor in bepaalde gevallen een ontheffing aangevraagd te worden. In de Flora- en faunawet worden beschermde soorten ingedeeld in drie verschillende beschermingsniveaus: Algemeen beschermde soorten
Voor algemeen beschermde soorten (soort van tabel 1 AMvB Ffwet) geldt een vrijstelling van de ontheffingsplicht bij activiteiten die te maken hebben met ruimtelijke ingrepen of beheer, mits de gunstige staat van instandhouding van de soorten niet in gevaar komt. Bij andere activiteiten moet wel een ontheffing worden aangevraagd. Wel geldt ten aanzien van deze soorten de algemene zorgplicht. Er zal altijd gezocht moeten worden naar manieren om de negatieve effecten te minimaliseren. Overige beschermde soorten
Voor de iets zwaarder beschermde soorten (soort van tabel 2 AMvB Ffwet) is voor ruimtelijke ingrepen wel een ontheffing vereist, tenzij er gewerkt wordt volgens een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Een gedragscode biedt organisaties de mogelijkheid om bepaalde beheersmaatregelen of ruimtelijke ontwikkelingen uit te voeren zonder telkens daarvoor een (afzonderlijke) ontheffing te moeten aanvragen. In dat geval geldt een vrijstelling van de ontheffingsplicht. Het toetsingscriterium voor ontheffingverlening van tabel 2-soorten is het criterium van de gunstige staat van instandhouding van de soort. Die mag niet in het geding komen. Strikt beschermde soorten
De derde categorie zijn de strikt beschermde soorten (soort van tabel 3 AMvB Ffwet). Ten aanzien van deze beschermde soorten geldt dat altijd een ontheffing van de verbodsbepalingen moet worden aangevraagd. De ontheffing wordt alleen verleend indien uit onderzoek blijkt dat er een bij wet genoemde dwingende reden aan het plan ten grondslag ligt, er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding van de soort niet in gevaar komt.
3
Vogels
Vogels vormen een aparte categorie. Voor broedende vogels zijn er vrijwel geen ontheffings-mogelijkheden. Vogels zijn vooral kwetsbaar in hun broedperiode, daarom geldt in ieder geval dat in de buurt waar vogels broeden geen werkzaamheden mogen plaatsvinden in het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus). Door het ministerie van EL&I is een lijst opgesteld met vogelsoorten die jaarrond beschermd zijn. Voor deze soorten geldt dat ze ook buiten het broedseizoen niet mogen worden verstoord of hun vaste rust- en verblijf mag worden aangetast. 2.3 Beleid ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het ruimtelijk beleid op rijks-, provinciaal, en gemeentelijk niveau vastgesteld, waarin onder andere de bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is verankerd. De EHS werd officieel geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan en is daarna opgenomen in het Structuurschema Groene Ruimte (SGR). Het Structuurschema is inmiddels vervangen door de Nota Ruimte. Bij geplande ingrepen die binnen de EHS vallen moet het belang van de natuurbescherming worden afgewogen tegen andere belangen, indien de voorgenomen ingreep negatief uitwerkt op de aanwezige natuurwaarden. De kern van de afweging vormt het 'nee, tenzij'-principe. Dit wil zeggen dat schadelijke ingrepen niet zijn toegestaan, tenzij er andere belangen zijn die de ingreep rechtvaardigen. In dat geval zijn compenserende maatregelen voorgeschreven. 3
ONDERZOEKSRESULTATEN
3.1
Bureaustudie
3.1.1 Werkwijze Op basis van bestaande inventarisatiegegevens is een bureauonderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde gebieden en/of soorten in (de omgeving van) het plangebied. Hiervoor zijn o.a. verspreidingsatlassen gebruikt en digitale media als www.waarneming.nl. Aan de hand van deze bureaustudie kan een inschatting gemaakt worden van welke beschermde gebieden en/of soorten er mogelijk in (de omgeving van) het plangebied voorkomen. 3.1.2 Natuurbeschermingswetgebieden Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied of een Beschermd natuurmonument. Het dichtstsbijzijnde natuurbeschermingswetgebied is het Beschermd natuurmonument Heideterreinen Twickel op ca. 1km afstand van het plangebied. Gezien de relatief grote afstand van het plangebied tot het dichtstbijzijnde natuurbeschermingswetgebied en de beperkte effectafstand van de ingreep, kunnen (significant) negatieve effecten op natuurlijke habitats en/of soorten waarvoor natuurbeschermingswetgebieden zijn aangewezen op voorhand worden uitgesloten. Verdere toetsing in de vorm van een verslechteringstoets of een passende beoordeling of het aanvragen van een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is niet aan de orde.
4
Figuur 3.1.2: Overzicht begrenzing Beschermde natuurmonument Heideterreinen Twickel (roze gearceerd) ten opzichte van het plangebied (rode stip). Bron:gebiedendatabase EL&I.
3.1.3 Ecologische Hoofdstructuur Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het dichtstbijzijnde EHS-gebied ten noorden van het plangebied ligt op ca. 1km van het plangebied. Gezien de relatief grote afstand van het plangebied tot het dichtstbijzijnde EHS-gebied en de beperkte effectafstand van de ingreep, kunnen (significant) negatieve effecten op de EHS worden uitgesloten. Verdere toetsing in de vorm van een “nee, tenzijtoets” is niet aan de orde.
Figuur 3.1.3-1: Overzicht begrenzing EHS (groen gearceerd) ten opzichte van het plangebied (rode stip). Bron:gebiedendatabase EL&I.
5
3.1.4 Beschermde soorten Er zijn geen waarnemingen bekend van beschermde soorten in het plangebied. In de wijdere omgeving van Delden komen bijzondere soorten als groene specht, eekhoorn, steenmarter en verschillende soorten vleermuizen voor (www.waarneming.nl). Volgens verspreidingsgegevens van RAVON (www.ravon.nl) komen in de omgeving van Delden tevens de amfibiesoorten kamsalamander, poelkikker en boomkikker voor. 3.2
Verkennend veldbezoek
3.2.1 Werkwijze Op 16 december 2011 heeft een verkennend veldbezoek in het plangebied plaatsgevonden door een ecoloog. Op basis van expert judgement is aan de hand van biotoopeisen van beschermde soorten beoordeeld welke beschermde soorten er potentieel in het plangebied voor kunnen komen. Het veldonderzoek heeft derhalve een verkennend karakter en kan niet worden gezien als uitputtende soorteninventarisatie.
Foto 3.2.1: Binnenzijde bedrijfsgebouw.
3.2.2 Flora Het plangebied is geheel bebouwd en ligt in het stedelijk gebied van Delden. Aanwezigheid van beschermde soorten planten kan derhalve worden uitgesloten. 3.2.3 Vogels In de te slopen gebouwen zijn geen (sporen van) broedvogels als zwaluwen, huismussen of uilen waargenomen. De gebouwen zijn ook niet geschikt als broedplaats voor deze soorten. De gebouwen hebben een dak van golfplaten zonder houten dakbeschot waaronder vogels kunnen nestelen. De gebouwen zijn van buitenaf ook niet toegankelijk voor vogels. In het plangebied is geen begroeiing aanwezig waarin algemeen voorkomende zangvogels zouden kunnen broeden. De ingreep hoeft dus niet per se buiten het broedseizoen van vogels plaats te vinden.
6
3.2.4
Zoogdieren
Grondgebonden zoogdieren
Tijdens het verkennend veldbezoek zijn geen zoogdieren in het plangebied aangetroffen. Het plangebied bevat ook geen specifiek biotoop voor beschermde grondgeboden zoogdiersoorten. In de wijdere omgeving komen soorten als eekhoorn, steenmarter en das voor, maar in het plangebied zijn geen (sporen van) deze soorten aangetroffen. Algemeen voorkomende zoogdiersoorten als huisspitsmuis en egel zouden het plangebied als leefgebied kunnen gebruiken. Dit zijn algemeen beschermde soorten (tabel 1 Ffwet) waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet geldt. Vleermuizen
In de onderzochte gebouwen zijn geen (sporen van) vleermuizen aangetroffen. De (dak)constructies van de gebouwen zijn hiervoor ook niet geschikt. Het dak is van golfplaten en kent geen houten dakbeschot. De gebouwen hebben weliswaar een spouwmuur, maar geen open stootvoegen aan de buitenzijde. De spouw is voor vleermuizen derhalve niet toegankelijk. Tussen de houten gevelbetimmering en de muren zijn geen ruimtes aanwezig waarachter vleermuizen zouden kunnen wegkruipen. De aanwezigheid van vleermuizen in de gebouwen kan derhalve worden uitgesloten.
Figuur 3.2.4: Foto dakconstructie bedrijfsgebouw.
3.2.5 Reptielen, amfibieën en vissen Er is in het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig wat kan dienen als voortplantingsplaats voor amfibieën of leefgebied voor beschermde vissen. Het plangebied ook geen specifiek landbiotoop (overwinteringsbiotoop) voor amfibieën. De aanwezigheid van beschermde soorten amfibieën, reptielen en vissen in het plangebied kan worden uitgesloten. 3.2.6 Ongewervelden Tijdens het verkennend veldbezoek zijn geen beschermde soorten ongewervelden in het plangebied aangetroffen. Het plangebied bevat ook geen specifiek geschikte biotoop voor beschermde soorten libellen, dagvlinders of andere soorten ongewervelden. De aanwezigheid van beschermde soorten ongewervelden in het plangebied kan derhalve worden uitgesloten.
7
4
CONCLUSIES
4.1 Natuurbeschermingswet De ingreep leidt niet tot (significant) negatieve effecten op gebieden die zijn beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet. Nader onderzoek in de vorm van een verslechteringstoets of een passende beoordeling is derhalve niet noodzakelijk en het aanvragen van een Natuurbeschermingswetvergunning niet aan de orde. De Natuurbeschermingswet staat niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg. 4.2 Ecologische Hoofdstructuur De ingreep leidt niet tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische verbindingszone. Het doorlopen van een “Nee, tenzij-toets” is derhalve niet noodzakelijk. 4.3 Beschermde soorten De te slopen gebouwen vormen geen vaste rust- en verblijfplaats voor beschermde soorten als vleermuizen, uilen, boerenzwaluwen en huismussen. In het plangebied is ook geen begroeiing aanwezig waarin algemeen voorkomende soorten zangvogels zouden kunnen broeden. De ingreep hoeft derhalve niet per se buiten het broedseizoen van vogels uitgevoerd te worden. Verder zijn enkele algemeen voorkomende soorten te verwachten zoals huisspitsmuis en egel. Dit zijn algemeen beschermde soorten (tabel 1 Ffwet) waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet geldt. Andere beschermde soorten zijn niet in het plangebied aangetroffen en hier ook niet te verwachten vanwege het ontbreken van specifiek geschikt habitat voor deze soorten. Het aanvragen van een ontheffing op grond van artikel 75 Flora- en faunawet is niet noodzakelijk. De Flora- en faunawet staat niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg.
8
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Bijlage 4
Zienswijzennotitie
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
39
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
40
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Zienswijzennotitie bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15 Gemeente Hof van Twente.
6 november 2012
Zienswijzennotitie bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15.
Deze notitie kent de volgende opbouw: A. Zienswijzen B. Ambtshalve aanpassingen
A. Zienswijzen Het ontwerp-bestemmingsplan „Delden-Zuid, herziening Strookappe 15‟ heeft met ingang van 29 maart 2012 gedurende 6 weken voor eenieder ter inzage gelegen overeenkomstig artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan is binnen de daarvoor gestelde termijn de volgende zienswijze naar voren gebracht door: J.J. Zweepe, Vossenbrinkweg 67, 7491 DC DELDEN . (ingekomen 2 mei 2012) Hieronder treft u een weergave van de inhoudelijke opmerkingen aan evenals de gemeentelijke reactie daarop. Weergave zienswijze De indiener van de zienswijze houdt op het perceel naast Strookappe 15 een aantal kippen, 6 paarden en 14 stuks rundvee. In de wintermaanden staat het vee in de aanwezige stal aan de Strookappe. Daarnaast is op het perceel een werktuigenberging aanwezig waarin machines gestald staan. De indiener van de zienswijze verwacht niet dat de bestemmingswijziging een probleem zal geven met de naaste buren (en tevens aanvrager). Wel is er de angst dat toekomstige bewoners, bij eventuele doorverkoop van de woningen aan derden, problemen zullen hebben met overlast als gevolg van het houden van dieren en dat dit een beperking betekent van de agrarische activiteiten. De indiener van de zienswijze wil niet in zijn bedrijfsvoering worden belemmerd door de toekomstige woningbouw. Verzocht wordt om een oplossing, zodat problemen in de toekomst kunnen worden voorkomen. Gemeentelijke reactie Op grond van het geldende bestemmingsplan „Delden-Zuid‟ heeft het perceel van de indiener van de zienswijze, het perceel naast Strookappe 15, de bestemming „Bedrijf‟. De maximaal toegestane bedrijfscategorie betreft categorie 2. Dergelijke bedrijfstypen hebben op grond van de VNG-publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” een maximale hindercontour van 30 meter ten opzichte van een rustige woonwijk en maximaal 10 meter ten opzichte van een gemengd gebied. Gelet op de aangrenzende bedrijfspercelen en het sportterrein aan de overzijde van de Strookappe, kan de omgeving als gemengd gebied worden beschouwd. Hierdoor dient de minimale afstand van de woningen tot de bedrijfsbebouwing 10 meter te bedragen. In het geldende bestemmingsplan is in de bestemming „Bedrijf‟ opgenomen dat er een afstand van minimaal 4 meter tot de perceelsgrens aangehouden moet worden bij de oprichting van bedrijfsgebouwen. Indien de woningen minimaal 6 meter uit de perceelsgrens worden opgericht, wordt voldaan wordt aan de in de VNG-publicatie gestelde normen. Echter op grond van de voorliggende bestemmingsplanherziening is het bouwen van woningen tot op de perceelsgrens per abuis toegestaan, hetgeen strijdig is met de in acht te nemen milieuafstand. Om te kunnen voldoen aan de minimale afstand van 10 meter wordt de verbeelding aangepast. Er wordt een aanduiding opgenomen voor de 6 meter brede strook vanaf de perceelsgrens van het perceel waarvoor de bestemming „Bedrijf‟ geldt. In deze strook zijn geen verblijfsfuncties toegestaan.
Hierdoor is op basis van het bestemmingsplan de realisatie van verblijfsfuncties mogelijk tot op een afstand van 6 meter van de perceelsgrens. Samen met de in de bestemming „Bedrijf‟ in acht te nemen minimale afstand van 4 meter ten opzichte van de perceelsgrens wordt aan de totale milieuafstand van 10 meter voldaan. Gelet op het voorgaande kan worden gesteld dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmeringen oplevert ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en dat de op te richten woningen niet worden belemmerd door omliggende milieubelemmerende functies. De zienswijze wordt overgenomen en leidt tot een aanpassing van de verbeelding en de regels. Daarnaast wordt het hoofdstuk Juridische vormgeving van de bestemmingsplantoelichting aangepast op de gewijzigde wijze van bestemmen.
B. Ambtshalve aanpassingen De volgende ambtshalve aanpassingen worden doorgevoerd: Toelichting A. De datum en versienummering worden als gevolg van de vaststelling aangepast. B. Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid wordt ingevuld naar aanleiding van de gevolgde procedure, waarbij eveneens wordt verwezen naar de onderhavige Zienswijzennotitie. Verbeelding A. Ter plaatse van de bestemming Woongebied 1 wordt over de gehele perceelsbreedte een bouwstrook opgenomen waarin een goothoogte van 3,5 m en een bouwhoogte van 10 m zijn toegestaan. Hierdoor verdwijnt de verspringing in de voorgevelbouwgrens. Dit is in overeenstemming met de laatste versie van de gemeentelijke standaard tekenafspraken voor verbeeldingen en sluit daarnaast aan op de in het aansluitende bestemmingsplan Delden-Zuid gehanteerde tekensystematiek.
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Regels
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
41
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
42
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: 1.1
plan:
het bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15 van de gemeente Hof van Twente; 1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1735.SDxStrookappe15-VS01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen); 1.3
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.4
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5
aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, alsmede nevenactiviteiten in de vorm van kappers, autorijscholen, assurantiekantoren, verzekeringskantoren, schoonheidsspecialistes, hondentrimsalons, kindercrèches, pedicures en naar de aard daarmee qua uitstraling op het woonmilieu vergelijkbare activiteiten en met uitzondering van detailhandel, dat in (bijgebouwen bij) de eigen woning wordt uitgeoefend, waarbij ten hoogste 25% van het woonoppervlak wordt gebruikt met een maximum van 50 m² en de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is; 1.6
achtererf:
het deel van het bouwperceel dat is gelegen achter de bouwstrook; 1.7
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 1.8
bebouwingspercentage:
een in het plan aangeduid percentage, dat de grootte van het in de regels aangegeven bouwvlak of erf aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd; 1.9
bed and breakfast:
een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt, die geschikt is voor maximaal vier personen, verdeeld over maximaal twee slaapkamers en is bedoeld voor doorstroom in de recreatieve verhuur; 1.10
bestaand:
1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning; 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een ander planologische toestemming;
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
43
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15 1.11
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak; 1.12
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.13
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.14
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak; 1.15
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.16
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel; 1.17
bouwstrook:
het maatvoeringsvlak op het bouwperceel dat grenst aan de voorgevelbouwgrens; 1.18
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; 1.19
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.20
erf:
de door kadastrale grenzen dan wel door herkenbare andere perceelsbegrenzing afgebakende gronden, die direct zijn gelegen bij een gebouw met een zelfde bestemming, ten tijde van de inwerkingtreding van het plan. 1.21
erker:
een ondergeschikte uitbouw aan een gebouw met een beperkte omvang (breedte, hoogte, diepte), waardoor het stedenbouwkundig aanzicht niet wezenlijk wordt beïnvloed; 1.22
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.23
gebruik:
het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken; 1.24
overkapping:
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven (hieronder mede begrepen carports);
44
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15 1.25
primaire woonfunctie:
functies ten behoeve van het wonen zoals een woonkamer, keuken of slaapkamer. Het gebruik ten behoeve van een bijkeuken, garage of atelier wordt hier niet onder verstaan; 1.26
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.27
voorgevel:
de gevel van een gebouw die in architectonisch opzicht, dan wel gelet op de bestemming, als voorkant van dat gebouw kan worden aangemerkt; 1.28
voorgevelbouwgrens:
het naar de weg gekeerde deel van de bouwgrens, voorzover niet in de verbeelding aangegeven als gevellijn; 1.29
voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die de voorgevels van gebouwen en indien (nog) geen gebouwen aanwezig zijn, de voorgevelbouwgrenzen verbindt; 1.30
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
45
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.2
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.3
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken van dakkapellen; 2.4
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 2.5
peil:
1. Voor een bouwwerk in een bouwvlak, waar het peil ter plaatse is aangeduid: het niveau van 15 cm tot 35 cm boven de hoogte van de bij deze aanduiding gelegen aansluitende bestaande of toekomstig ingerichte openbare ruimte; 2. Indien ter plaatse geen aanduiding in een bouwvlak is aangegeven: het niveau van 15 cm tot 35 cm boven de hoogte van de aansluitende bestaande of toekomstig ingerichte openbare ruimte, dan wel de bestaande afwijking tot de mate waarin een bouwwerk van het in de aanhef genoemde niveau afwijkt. 2.6 ondergeschikte bouwdelen Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden.
46
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Woongebied
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. verkeers- en verblijfsdoeleinden; c. groenvoorzieningen en water; d. openbare nutsvoorzieningen; e. speelvoorzieningen; met dien verstande dat: onder wonen de uitoefening van een aan huis verbonden beroep mede is begrepen; onder water doeleinden voor afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater worden begrepen; seksinrichtingen, het bewonen van vrijstaande gebouwen (niet zijnde woningen) en het gebruik van de garageboxen voor handelsdoeleinden en reparatiebedrijven niet in de bestemming zijn begrepen. 3.2 Bouwregels a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels: 1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak en de voorgevel van de woning in de bouwstrook; 2. het aantal woningen per erf bedraagt niet meer dan het bestaande aantal; 3. per erf gelden de volgende regels: a. de goot- en bouwhoogten bedragen niet meer dan ter plaatse is aangeduid, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogten indien deze meer bedragen; b. in een (deel van een) bouwvlak waar ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een maximum bebouwingspercentage is aangegeven, dient dat bebouwingspercentage van het erf in acht te worden genomen, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het achtererf niet meer mag bedragen dan 150 m²; c. in afwijking van het gestelde onder a, sub 3a geldt dat op een afstand van minder dan 3 m van de zijdelingse bouwperceelgrens het bouwen van gebouwen is toegestaan, mits: - de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan op het achtererf is toegestaan; - de afstand tot de voorgevelbouwgrens ten minste 2,5 m bedraagt, dan wel de afstand van het bestaande gebouw indien deze minder bedraagt; d. het bepaalde onder c geldt niet voor de aangebouwde zijden van de tot twee aaneen gebouwde woningen en de aaneengesloten woningen; 4. in afwijking van het bepaalde in sub a, onder 1 is voor de voorgevelbouwgrens van een woning een erker toegestaan, met dien verstande dat deze: e. geen grotere bouwdiepte mag hebben dan 25% van de breedte van de erker; f. geen grotere goothoogte mag hebben dan 3 m; g. geen grotere breedte mag hebben dan 60% van de voorgevelbreedte van het gebouw waartoe hij behoort; h. niet tot gevolg mag hebben dat de afstand van het gebouw tot de aan de weg gelegen bouwperceelgrens minder dan 3,5 m bedraagt. b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels: 1. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 50 m³; 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en overkappingen gelden de volgende regels: 1. overkappingen ten behoeve van het wonen dienen uitsluitend te worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn wordt gebouwd en de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt; 2. per erf mag maximaal één vlaggenmast worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 6 m; 3. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
47
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15 en daarachter ten hoogste 2,2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt; 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van verkeers en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen. 3.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de verschijningsvorm van karakteristieke en/of cultuurhistorische panden nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van het behoud van de karakteristieke en/of cultuurhistorische verschijningsvorm van gebouwen in de omgeving.
48
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Artikel 4 4.1
Woongebied - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. verkeers- en verblijfsdoeleinden; ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsgebied' dient het hart van de weg zich met een speling van 2 m ter weerszijden van deze aanduiding te bevinden; c. groenvoorzieningen en water; d. openbare nutsvoorzieningen; e. speelvoorzieningen; met dien verstande dat: ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - primaire woonfunctie uitgesloten' het gebruik ondergeschikt en ondersteunend moet zijn aan het gebruik van het hoofdgebouw en dat het gebruik ten behoeve van een primaire woonfunctie is uitgesloten; onder wonen de uitoefening van een aan huis verbonden beroep mede is begrepen; onder water doeleinden voor afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater worden begrepen; seksinrichtingen, het bewonen van vrijstaande gebouwen (niet zijnde woningen) en het gebruik van de garageboxen voor handelsdoeleinden en reparatiebedrijven niet in de bestemming zijn begrepen. 4.2 Bouwregels a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels: 1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak en de voorgevel van de woning in de bouwstrook; 2. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt niet meer dan het aantal dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven; 3. per erf gelden de volgende regels: a. de woningen worden twee aaneen gebouwd; b. de goot- en bouwhoogten bedragen niet meer dan ter plaatse is aangeduid; c. in een (deel van een) bouwvlak waar ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een maximum bebouwingspercentage is aangegeven, dient dat bebouwingspercentage van het erf in acht te worden genomen, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het achtererf niet meer mag bedragen dan 150 m²; 4. in afwijking van het gestelde onder a, sub 3 geldt dat op een afstand van minder dan 6 m van de zijdelingse perceelgrens het bouwen van gebouwen is toegestaan, mits: d. de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan op het achtererf is toegestaan; e. de afstand tot de voorgevel ten minste 2,5 m bedraagt; f. het bepaalde onder 4 geldt niet voor: - de aangebouwde zijden van de tot twee aaneen gebouwde woningen en de aaneengesloten woningen; 5. in afwijking van het bepaalde in sub a, onder 1 is voor de voorgevelbouwgrens van een woning een erker toegestaan, met dien verstande dat deze: g. geen grotere bouwdiepte mag hebben dan 25% van de breedte van de erker; h. geen grotere goothoogte mag hebben dan 3 m; i. geen grotere breedte mag hebben dan 60% van de voorgevelbreedte van het gebouw waartoe hij behoort; j. niet tot gevolg mag hebben dat de afstand van het gebouw tot de aan de weg gelegen bouwperceelgrens minder dan 3,5 m bedraagt. b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels: 1. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 50 m³; 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en overkappingen gelden de volgende regels: 1. overkappingen ten behoeve van het wonen dienen uitsluitend te worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn wordt gebouwd en de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt; Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
49
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15 2. per erf mag maximaal één vlaggenmast worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 6 m; 3. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2,2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt; 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen. 4.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de verschijningsvorm van karakteristieke en/of cultuurhistorische panden nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van het behoud van de karakteristieke en/of cultuurhistorische verschijningsvorm van gebouwen in de omgeving. 4.4
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; het bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: lid 4.2, sub a, onder 3, onderdeel b: voor een gehele of gedeeltelijk platte afdekking, dan wel een andere dakhelling; Bij de toepassing van deze bevoegdheid om af te wijken van de bouwregels middels een omgevingsvergunning dienen de effecten op het woongenot van aangrenzende percelen bij de beoordeling te worden betrokken. Bij de toepassing van deze bevoegdheid dienen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan te worden betrokken.
50
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Hoofdstuk 3 Artikel 5
Algemene regels
Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6
Algemene gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in elk geval wordt begrepen het (zelfstandig) bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen.
Artikel 7
Algemene afwijkingsregels
a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van: 1. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven; 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings of bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft. b. De onder sub a bedoelde omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van: 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; 2. het bebouwingsbeeld; 3. de brandveiligheid; 4. de verkeersveiligheid. Bij de toepassing van deze bevoegdheid dienen onder andere effecten op het woongenot van aangrenzende percelen, de milieuhinder, de mate van verkeersaantrekking, bij de beoordeling te worden betrokken.
Artikel 8
Overige regels
a. Indien de (wijziging van de) omvang, het bouwen van en/of de bestemming van een gebouw danwel het terrein daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht, conform Bijlage 1 Parkeernormen gemeente Hof van Twente, op eigen terrein in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw danwel die functie behoort. b. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan: 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5 m en ten hoogste 3,25 m bij 6 m bedragen; 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5 m bedragen. c. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. d. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en c: 1. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit; of 2. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimten, dan wel laadof losruimte wordt voorzien.
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
51
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Hoofdstuk 4 Artikel 9 9.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 9.2 Overgangsrecht gebruik a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15'.
52
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Bijlagen
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
53
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
54
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
Bijlage 1
Parkeernormen gemeente Hof van Twente
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
55
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
56
Bestemmingsplan "Delden-Zuid, herziening Strookappe 15" (vastgesteld)
4
2 59 42
1
59a
61
63
46
Plangebied
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15 65
Bestemmingen
48
Woongebied WG
67
Woongebied - 1 50
WG-1
(swg-pwu)
Aanduidingen 69
WG-1 WG
52
(bouwvlak)
2
3,5
bouwvlak
10 3
3,5
7110
6
20 3
6
(functieaanduiding)
20
54
73
(swg-pwu)
specifieke vorm van woongebied - primaire woonfunctie uitgesloten
56 19
75
nkweg nbri Vosse
58
(maatvoeringen)
20
a
maximale goot- en bouwhoogte (m)
b
77 e app ook Str De
60
21
79
maximum aantal wooneenheden
a
62
a
maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)
b c
22
81
Verklaring (ondergrond) 23 83 nkweg nbri Vosse
62a
85
grootschalige basis- en kadastrale kaart
Gemeente Hof van Twente
24
Bestemmingsplan Delden-Zuid, herziening Strookappe 15
85a
64
verbeelding 64A 87
datum:
18-12-2012
Aveco de Bondt
schaal:
1:500
Postbus 202
status:
vastgesteld
7460 AE Rijssen
projectnr.:
01712.061
t. (+31)(0) 548 51 52 00
gezien:
MvR
f. (+31)(0) 548 51 85 65
NL.IMRO.1735.SDxStrookappe15-VS01
31 66
i. www.avecodebondt.nl