Bestemmingsplan De Steenen Poort IIdn: NL.IMRO.0321.0360BPSTEENENPOORT-VAST Status: vastgesteld
SAB Postbus 479 6800 AL Arnhem tel: 026 - 357 69 11 fax: 026 - 357 66 11 Projectnummer:
120503
Datum:
8 oktober 2013
INHOUD
1
Inleidende regels
3
Artikel 1 Artikel 2
Begrippen Wijze van meten
3 9
2
Bestemmingsregels
10
Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8
Groen Tuin - Voortuin Verkeer - Wegverkeer Wonen Woongebied - Uit te werken Waarde - Archeologie 1
10 11 12 13 15 17
3
Algemene regels
19
Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13
Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels
19 20 21 22 23
4
Overgangs- en slotregels
24
Artikel 14 Artikel 15
Overgangsrecht Slotregel
24 25
De verbeelding Verbeelding met legenda
1 Artikel 1
Inleidende regels Begrippen
1.1
plan het bestemmingsplan "De Steenen Poort" met identificatienummer "NL.IMRO.0321.0360BPSTEENENPOORT-VAST" van de gemeente Houten;
1.2
bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand ‘NL.IMRO.0321.0360BPSTEENENPOORT-VAST’ met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3
aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4
aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5
aaneengebouwd bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd;
1.6
archeologische begeleiding proces waarbij de uitvoering van niet-archeologische werkzaamheden door een archeoloog wordt begeleid en waarbij in het Programma van Eisen (PvE) de onderzoeksvra(a)g(en) en de te behalen onderzoeksdoelstellingen worden verwoord;
1.7
archeologisch onderzoek onderzoek dat wordt verricht door een dienst, bedrijf of instelling dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
1.8
archeologische verwachting het vermoeden over het voorkomen van (de aard, omvang en kwaliteit van) archeologische waarden in het onderzoeksgebied;
1.9
archeologische waarde oudheidkundige waarde, vooral in de vorm van archeologische relicten in hun oorspronkelijke context. Zowel grote complexen/structuren zoals nederzettingsterreinen, als afzonderlijke vondsten kunnen met deze term worden aangeduid;
1.10
bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11
bebouwingspercentage een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel (dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak) dat is of mag worden bebouwd;
SAB
3
1.12
bedrijf een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan,installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
1.13
beroep en bedrijf aan huis beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie verenigbaar is; hieronder wordt in ieder geval niet verstaan het voeren van een: horecabedrijf, prostitutiebedrijf, en detailhandelvestiging, m.u.v. een webwinkel, waarbij opslag, levering en betaling elders plaatsvindt;
1.14
bestaand a bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend; b bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan legaal bestaat;
1.15
bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak;
1.16
bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17
bijbehorend bouwwerk uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.18
bodemingreep/bodemverstoring alle grondwerkzaamheden/activiteiten die een effect hebben op het voortbestaan van (archeologische) waarden of verwachtingen in de bodem;
1.19
bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.20
bouwgrens de grens van een bouwvlak;
1.21
bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en gedeeltelijke ondergrondse bouwdelen, maar met uitsluiting van geheel ondergrondse bouwdelen en zolders;
SAB
4
1.22
bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.23
bouwperceelgrens de grens van een bouwperceel;
1.24
bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten;
1.25
bouwwerk een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.26
bijbehorend bouwwerk uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.27
cultuurhistorische waarde waarden van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;
1.28
deskundige op het gebied van cultuurhistorie de monumentencommissie of een andere persoon of instelling die door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen en deskundig is op het gebied van cultuurhistorie;
1.29
deskundige op het terrein van de archeologie de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het terrein van de archeologie;
1.30
detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.31
dienstverlening het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van milieuvergunningsplichtige bedrijven en instellingen en een seksinrichting;
1.32
eerste bouwlaag de bouwlaag op de begane grond;
1.33
erfbebouwing bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
SAB
5
1.34
gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.35
geschakelde woning woning waarvan het hoofdgebouw door middel van één of meer bijgebouwen met een andere woning is verbonden;
1.36
gevellijn de als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd;
1.37
halfvrijstaande woning: een woning van het type twee-aan-eengebouwd;
1.38
hoofdgebouw een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.39
kinderopvang Het opvangen van kinderen op locatie, al dan niet tegen betaling, waarbij de volgende indeling wordt aangehouden: kleinschalig: maximaal 6 kinderen; middelgroot: 7 tot 30 kinderen; grootschalig: meer dan 30 kinderen;
1.40
Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) hierin staan de minimale vereisten waaraan een organisatie moet voldoen bij het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van de archeologische monumentenzorg, zowel onderzoekstechnisch als wat betreft het personeel;
1.41
monumentencommissie de op basis van artikel 15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de verordening en het monumentenbeleid;
1.42
onzelfstandige woonruimte woonruimte met een eigen toegang die door een huishouden kan worden bewoond, waarbij het huishouden afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;
1.43
opgraven/opgraving het opgraven van een vindplaats door een partij, die beschikt over een opgravingvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988, met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen (PvE) verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen;
SAB
6
1.44
opslag het in bewaring houden van goederen;
1.45
overig bouwwerk Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.46
pand de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.47
peil a niveau van het maaiveld; b voor zover blijkt uit de betreffende bestemmingsregeling;
1.48
perceelgrens de grens van een bouwperceel;
1.49
programma van eisen het Programma van Eisen (PvE) is een door een bevoegde overheid opgesteld of bekrachtigd document dat de probleem- en doelstelling van de te verrichten werkzaamheden geeft en de daaruit af te leiden eisen formuleert met betrekking tot het uit te voeren werk;
1.50
prostitutie het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.51
prostitutiebedrijf prostitutie in een daarvoor ingerichte ruimte en in dienstverband (seksclub, bordelen, privé-huizen), niet zijnde sekswinkels, seksbioscopen, sekstheaters en daarmee gelijk te stellen bedrijfstypen;
1.52
voorkeursgrenswaarde de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
1.53
voorzieningen van algemeen nut voorzieningen ten behoeve van de op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.54
vrijstaande woning een woning waarvan het hoofdgebouw vrijstaat van andere hoofdgebouwen;
1.55
webwinkel een detailhandelvestiging waar goederen via het internet of via de telefoon worden besteld en betaald;
SAB
7
1.56
wettelijk beschermd archeologisch monument terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument en als zodanig is ingeschreven bij het Kadaster;
1.57
woning een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één zelfstandig huishouden, niet zijnde een woonschip, of -ark;
1.58
woongebouw een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.59
zendmast een bouwwerk ten behoeve van draadloze (mobiele) (tele-) communicatie, hoofdzakelijk bestaande uit een apparatuurkast, een mast en één of meerdere antennes;
1.60
zelfstandig wonen het bewonen van een zelfstandige woonruimte;
1.61
zelfstandige woonruimte woonruimte met een eigen toegang, die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.
SAB
8
Artikel 2
Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
2.2 2.2.1
Meetmethode a lengte, breedte en diepte van bouwwerken: tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten; b de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; c de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; d de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk , met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; e de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de (fictieve) buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een gebouw of van een overig bouwwerk; f onderlinge afstanden: afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn; g de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de as van de windturbine. Uitzonderingen Ondergeschikte bouwdelen Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
SAB
9
2 Artikel 3 3.1
3.2 3.2.1 3.2.2
3.3
Bestemmingsregels Groen Bestemmingsomschrijving De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor: a groenvoorzieningen; met daaraan ondergeschikt: b nutsvoorzieningen; c speelvoorzieningen; d ondergrondse afvalsystemen; e verkeer en verblijf in de vorm van voet- en fietspaden, in- en uitritten, kunstwerken en straatmeubilair; f parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – parkeren op het groen’; g water, waterhuishoudkundige voorzieningen en infiltratievoorzieningen. Bouwregels Gebouwen Gebouwen zijn niet toegestaan. Bouwwerken Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan: a erfafscheidingen tot een maximale bouwhoogte van 2 meter; b overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximale bouwhoogte van 3 meter. Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met: a een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing; b een goede verkeerskundige inpassing; c een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden; d een goede hydrologische inpassing; e een goede sociale veiligheid; f een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.
SAB
10
Artikel 4
Tuin - Voortuin
4.1
Bestemmingsomschrijving De voor “Tuin - Voortuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor: a voortuinen, erven en verhardingen; b erkers, balkons, voordeurluifels of kliko-ombouwen behorende bij het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming; c parkeren; d water, waterhuishoudkundige voorzieningen en infiltratievoorzieningen.
4.2
Bouwregels Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan: a Erkers, met dien verstande dat: 1 de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw krijgt; 2 de diepte maximaal 1,2 meter bedraagt; 3 de breedte maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming bedraagt; 4 de erker buiten de hoek van 45 graden van de gevel van de naastgelegen woning blijft (de vrije uitzichthoek wordt uitgezet vanuit het snijpunt van voorgevel en erfgrens); b Voordeurluifels, met dien verstande dat: 1 de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw krijgt; 2 2 de oppervlakte maximaal 2 m bedraagt; 3 voordeurluifels niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - parkeerplaats"; c Kliko-ombouwen, met dien verstande dat: 2 1 de oppervlakte en de bouwhoogte maximaal 2 m respectievelijk 1.40 meter bedraagt; 2 per woning maximaal 1 kliko-ombouw gerealiseerd mag worden.
4.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met: a een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing; b een goede verkeerskundige inpassing; c een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden; d een goede hydrologische inpassing; e een goede sociale veiligheid; f een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.
4.4
Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn.
SAB
11
Artikel 5 5.1
5.2 5.2.1
5.2.2
5.3
Verkeer - Wegverkeer Bestemmingsomschrijving De voor “Verkeer - Wegverkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor: a verkeer en verblijf, waaronder parkeren; met daaraan ondergeschikt: b geluidwerende voorzieningen; c groenvoorzieningen; d nutsvoorzieningen; e ondergrondse afvalsystemen; f speelvoorzieningen; g water, waterhuishoudkundige voorzieningen en infiltratievoorzieningen. Bouwregels Gebouwen Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van nutsvoorzieningen, met dien 2 verstande dat de maximale oppervlakte 15 m per gebouw en de maximale bouwhoogte 3 m bedraagt. Bouwwerken Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan: a erfafscheidingen tot een maximale bouwhoogte van 2 meter; b speelvoorzieningen tot een hoogte van 5 meter; c overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximale bouwhoogte van 3 meter. Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met: a een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing; b een goede verkeerskundige inpassing; c een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden; d een goede hydrologische inpassing; e een goede sociale veiligheid; f een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.
SAB
12
Artikel 6
Wonen
6.1
Bestemmingsomschrijving De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor: a zelfstandig wonen, met dien verstande dat maximaal 40 woningen toegestaan zijn; b beroepen en bedrijven aan huis; c tuinen, erven en verhardingen; d parkeren, waarbij geldt dat per woning ten minste 2 parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd; met daaraan ondergeschikt: e groen- en speelvoorzieningen; f nutsvoorzieningen; g verkeer en verblijf; h water, waterhuishoudkundige voorzieningen en infiltratievoorzieningen.
6.2
Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de voorgevel van de woningen dient te worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ of tot ten hoogste 3 meter daar achter; b hoofdgebouwen moeten in vrijstaande of halfvrijstaande en/of geschakelde vorm worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ hoofdgebouwen in vrijstaande vorm moeten worden gebouwd; c de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m, met dien verstande dat deze bepaling bij halfvrijstaande woningen aan één zijde van het hoofdgebouw van toepassing is; d de maximale diepte van het hoofdgebouw bedraagt 15 m; e de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de hoogte die is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte'. Erfbebouwing Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: a bijbehorende bouwwerken moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de bijbehorende bouwwerken minimaal 1 meter achter de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan dienen te worden gebouwd; b de oppervlakte bedraagt maximaal 60% van de oppervlakte van het bouwperceel, 2 met een maximum van 80 m ; c de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedragen maximaal 3,3 respectievelijk 6 m; Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde d de bouwhoogte van erf- en terreinafscheiding bedraagt maximaal 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn en buiten het bouwvlak maximaal 1 m bedraagt; e de bouw hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.
6.2.1
6.2.2
SAB
13
6.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met: a een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing; b een goede verkeerskundige inpassing en het realiseren van voldoende parkeervoorzieningen; c een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden; d een goede hydrologische inpassing; e een goede sociale veiligheid; f een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.
6.4
Specifieke gebruiksregels Voor de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis zoals genoemd in lid 1, gelden de volgende regels: a de woonfunctie zal in overwegende mate behouden moeten blijven, met dien verstande dat uitsluitend minder dan 1/3 van het woonoppervlak, met een maximum 2 van 100 m , met inbegrip van de maximaal te realiseren aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gebruikt mag worden; b het gebruik mag niet plaatsvinden in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van kleinschalige kinderopvang; c detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van: 1 behandelinggerelateerde producten gelijktijdig bij een behandeling; 2 webwinkels, waarbij de goederen niet ter plaatse worden opgehaald en met een 2 maximale oppervlakte van 20 m aan opslag en distributie van de te verhandelen goederen; d het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken; e ieder beroep of bedrijf aan huis dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving; f ieder beroep of bedrijf aan huis dient uitgeoefend te worden door één bewoner zelf en maximaal één personeelslid; g er zijn maximaal twee beroepen en/of bedrijven aan huis toegestaan per woning.
6.5 6.5.1
Afwijken van de gebruiksregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1. sub d voor het toestaan dat er bij een woning minder dan 2 parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd, mits: a er ten minste 1 parkeerplaats per woning op eigen terrein wordt gerealiseerd; b aan wordt getoond dat er wordt voldaan aan het gestelde in artikel 11.1.
SAB
14
Artikel 7
Woongebied - Uit te werken
7.1 7.1.1
Bestemmingsomschrijving Algemeen De voor “Woongebied - Uit te werken” aangewezen gronden zijn bestemd voor: a zelfstandig wonen; b beroepen en bedrijven aan huis; c tuinen, erven en verhardingen; d parkeervoorzieningen; e groen- en speelvoorzieningen; f nutsvoorzieningen; g ondergrondse afvalsystemen; h verkeer en verblijf; i water, waterhuishoudkundige voorzieningen en infiltratievoorzieningen.
7.2 7.2.1
Bouwregels Het is uitsluitend toegestaan om te bouwen op de in lid 1.1 bedoelde gronden overeenkomstig de uitwerkingsregels zoals opgenomen in lid 3 voor zover burgemeester en wethouders hiertoe een uitwerkingsplan hebben vastgesteld.
7.3 7.3.1
Uitwerkingsregels Burgemeester en wethouders werken de bestemming uit met inachtneming van de volgende voorwaarden: a het uitwerkingsplan moet in hoofdlijnen passend zijn binnen de uitgangspunten zoals genoemd in paragraaf 2.2.3 van de toelichting; b zelfstandig wonen, waaronder begrepen aan beroepen en bedrijven aan huis, is toegestaan, met dien verstande dat: 1 er maximaal 60 woningen zijn toegestaan; 2 er wordt gebouwd volgens het Keurmerk Veilig Wonen; 3 de bouwwijze van de woningen mag vrijstaand, twee-aaneengebouwd en aaneengebouwd zijn; 4 de goot- en bouwhoogte van een woning maximaal respectievelijk 7 meter en 12 meter mogen bedragen; 5 voor wat betreft de bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken geen gebouw zijnde, de regels van toepassing zijn, als genoemd in artikel 6.2.2; c wegen en parkeervoorzieningen zijn toegestaan, met dien verstande dat: 1 de wegen bij voorkeur dienen te worden ingericht als woonerf dan wel als een 30 km/u-gebied als bedoeld in artikel 74 lid 2 van de Wet geluidhinder, zoals deze luidt op het tijdstip van het vaststellen van het plan; 2 er voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid voor de woningen, waarbij een norm wordt aangehouden van; 1,5 parkeerplaats per woning bij goedkope woningen; 1,7 parkeerplaats per woning bij middeldure woningen; 1,9 parkeerplaats per woning bij dure woningen; met dien verstande dat een deel van de parkeerplaatsen ook op de woonpercelen kan worden gerealiseerd, waarbij de te realiseren parkeerplaatsen op de volgende wijze worden meegeteld: bij een enkele oprit zonder garage telt 1 parkeerplaats mee als 0,8 parkeerplaats;
SAB
15
bij een lange oprit zonder garage of carport tellen 2 parkeerplaatsen mee als 1,00 parkeerplaats; bij een dubbele oprit zonder garage tellen 2 parkeerplaatsen mee als 1,7 parkeerplaats; bij een garage zonder oprit (bij woning) telt 1 parkeerplaats mee als 0,4 parkeerplaats; bij een garagebox (niet bij woning) telt 1 parkeerplaats mee als 0,5 parkeerplaats; bij een garage met lange oprit tellen 2 parkeerplaatsen achter elkaar mee als 1,3 parkeerplaats; bij een garage met dubbele oprit tellen 2 parkeerplaatsen naast elkaar mee als 1,8 parkeerplaats; bij een garage met enkele oprit telt 1 parkeerplaats mee als 1 parkeerplaats;
7.3.2
7.3.3
d er dient een aanvaardbaar woon- en leefmilieu te kunnen worden gegarandeerd; e de uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval moet worden aangetoond: 1 dat de bodemkwaliteit voldoende is voor het beoogde gebruik; 2 dat er geen archeologische waarden worden verstoord; 3 dat vanuit de Wet geluidhinder geen belemmeringen zijn tegen de realisatie van woningen; 4 dat het uitwerkingsplan financieel uitvoerbaar is. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in de uitwerking afwijkingsbevoegdheden op te nemen met betrekking tot: a de toegestane goot- en bouwhoogte, met dien verstand de dat de toegestane hoogte met niet meer dan 2 meter wordt verhoogd. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in de uitwerking wijzigingsbevoegdheden op te nemen met betrekking tot: a het wijzigen van de bouwwijze van hoofdgebouwen; b het wijzigen van de situering van het bouwvlak; c het wijzigen van het plan teneinde maximaal 5 nieuwe woningen toe te staan.
SAB
16
Artikel 8 8.1 8.1.1
8.1.2
8.2 8.2.1
8.2.2
8.2.3
8.2.4
8.3 8.3.1
Waarde - Archeologie 1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding als “Waarde - Archeologie 1” aangewezen gronden zijn mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde - archeologisch monument’ zijn de hierna opgenomen regels in dit artikel niet van toepassing. Bouwregels De aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen op gronden die zijn aangewezen als “Waarde - Archeologie 1” legt een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie over, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien deze past binnen de bouwregels van de onderliggende bestemming en naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het eerste lid blijkt dat: a er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad; b schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften. In de situatie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan een omgevingsvergunning verbinden: a de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden (insitu-behoud), of; b de verplichting tot het doen van opgravingen, of; c de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op: a vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; 2 b een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 100 m ; c een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,5 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Werken en werkzaamheden In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden en behoudens het bepaalde in 8.3.2 is het verboden op of in de in artikel 8.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, over een oppervlakte 2 van 100 m of meer, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
SAB
17
8.3.2
8.3.3
8.4 8.4.1
8.4.2
a het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,5 m onder peil, waaronder begrepen het aanleggen van drainage; b het aanbrengen van diepwortelende beplantingen; c het egaliseren van gronden; d het ophogen van het maaiveld met meer dan 0,75 meter; e het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of aanvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemalen of onderbemalen, het draineren van gronden, het graven, dempen of anderszins vergroten en veranderen van waterlopen, sloten en greppels; f het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem dieper dan 0,5 m onder peil; g het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,5 m onder peil. Uitzonderingen Van het vereiste van omgevingsvergunning als bedoeld in 8.3.1 zijn uitgezonderd: a werken en werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen; b werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan. Toelaatbaarheid De omgevingsvergunning als bedoeld in 8.3.1 kan slechts worden verleend indien: a door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en b vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, wat inhoudt dat: 1 de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of 2 er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of 3 de archeologische waarden hierdoor niet (in geval van op de verbeelding aangegeven hoge archeologische waarden) of niet onevenredig worden geschaad; c burgemeester en wethouders advies hebben ingewonnen bij een door hen aan te wijzen deskundige op het terrein van de archeologie. Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 3.4 van de Wet ruimtelijke ordening de verbeelding van het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak: a naar ligging wordt verschoven; dan wel b naar omvang wordt vergroot of verkleind; dan wel c van de verbeelding wordt verwijderd; voor zover de uit archeologisch onderzoek geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden daartoe aanleiding geeft. Alvorens over de wijziging als bedoeld in artikel 8.4.1 te besluiten wint het college van burgemeester en wethouders advies in bij een deskundige inzake archeologie.
SAB
18
3
Algemene regels
Artikel 9
Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
SAB
19
Artikel 10 10.1 10.1.1
Algemene bouwregels Algemene regels m.b.t. ondergronds bouwen Ondergrondse bouwwerken Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels: a ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak; b het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het 2 toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil, vermeerderd met 15 m ; c de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
SAB
20
Artikel 11 11.1
Algemene gebruiksregels Parkeervoorzieningen Per woning dient binnen het plangebied ten minste het volgende aantal parkeerplaatsen te worden gerealiseerd: 1,5 parkeerplaats per woning bij goedkope woningen; 1,7 parkeerplaats per woning bij middeldure woningen; 1,9 parkeerplaats per woning bij dure woningen. Hierbij geldt dat: minimaal 0,3 parkeerplaatsen per woning dienen te worden gerealiseerd in het openbare gebied; de te realiseren parkeerplaatsen op eigen terrein op de volgende wijze worden meegeteld: bij een enkele oprit zonder garage telt 1 parkeerplaats mee als 0,8 parkeerplaats; bij een lange oprit zonder garage of carport tellen 2 parkeerplaatsen mee als 1,00 parkeerplaats; bij een dubbele oprit zonder garage tellen 2 parkeerplaatsen mee als 1,7 parkeerplaats; bij een garage zonder oprit (bij woning) telt 1 parkeerplaats mee als 0,4 parkeerplaats; bij een garagebox (niet bij woning) telt 1 parkeerplaats mee als 0,5 parkeerplaats; bij een garage met lange oprit tellen 2 parkeerplaatsen achter elkaar mee als 1,3 parkeerplaats; bij een garage met dubbele oprit tellen 2 parkeerplaatsen naast elkaar mee als 1,8 parkeerplaats; bij een garage met enkele oprit telt 1 parkeerplaats mee als 1 parkeerplaats;
11.2
Verboden gebruik Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven.
SAB
21
Artikel 12
Algemene afwijkingsregels Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels: a ten aanzien van de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, en hierbij toestaan dat de bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken, wordt vergroot tot maximaal 10 meter; b ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bijbehorende bouwwerken, ten behoeve van zend-, ontvangen/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden: 1 vrijstaande masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn niet toegestaan; 2 installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan: op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de monumentencommissie; tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten; c het gebruik van een bestaand bijgebouw ten behoeve van wonen of het plaatsen van een tijdelijke woonunit bij een woning, mits: 1 de medische/sociale urgentie wordt aangetoond; 2 de tijdelijkheid wordt vastgelegd; 3 geen extra bebouwingsmogelijkheden gerealiseerd worden; 4 de nieuwe situatie geen belemmering vormt voor omwonenden en bedrijven; 5 het bouwwerk ondergeschikt is aan de woning, met een maximale maat van 2 80 m ; d voor het realiseren van voorzieningen voor duurzame energie.
SAB
22
Artikel 13 13.1
Algemene wijzigingsregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van: a overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot; b overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is om een gunstiger verkaveling te kunnen bewerkstelligen. De overschrijding van de bestemming mag niet meer bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot. De overschrijding van de bestemmingsgrens mag verder niet ten koste gaan van de omvang van de bestemming ‘Groen’; c overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot; d het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
SAB
23
4 Artikel 14 14.1 14.1.1
14.1.2
14.1.3
14.2 14.2.1 14.2.2
14.2.3
14.2.4
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht Overgangsrecht bouwwerken Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Overgangsrecht gebruik Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Indien het gebruik, bedoeld in lid 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
SAB
24
Artikel 15
Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan De Steenen Poort. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Houten van 8 oktober 2013.
SAB
25