Bestemmingsplan
De Rikker, fase Vb
Gemeente Winterswijk
Datum: 13 december 2012 Projectnummer: 90349 ID: NL.IMRO.0294.BP1108SGRIKKERVB-VA01
INHOUD REGELS
1
Inleidende regels
3
Artikel 1 Artikel 2
Begrippen Wijze van meten
3 6
2
Bestemmingsregels
7
Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7
Groen Verkeer Verkeer - Verblijfsgebied Water Wonen
7 8 9 10 11
3
Algemene regels
13
Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12
Anti-dubbeltelbepaling Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene aanduidingsregels Algemene afwijkingsregels
13 13 14 14 15
4
Overgangs- en slotregels
17
Artikel 13 Artikel 14
Overgangsrecht Slotregel
17 17
Bijlage Bijlage 1: Parkeernormen
De verbeelding Verbeelding met legenda
1 Artikel 1
Inleidende regels Begrippen In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
plan het bestemmingsplan ‘De Rikker, fase Vb’ van de gemeente Winterswijk;
1.2
bestemmingsplan de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0294.BP1108SGRIKKERVB-VA01 met bijbehorende regels en bijlage;
1.3
de verbeelding de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
1.4
aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5
aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6
aan huis verbonden beroep een dienstverlenend beroep dat in een woning en/of bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7
aan huis verbonden bedrijf een bedrijf dat in een woning en/of bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.8
afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
1.9
bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.10
bebouwingspercentage een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald;
1.11
bedrijf een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
SAB
3
1.12
bestaand a bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald; b bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
1.13
bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak;
1.14
bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15
bijgebouw een niet voor bewoning bestemd vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.16
bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.17
bouwgrens de grens van een bouwvlak;
1.18
bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.19
bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20
bouwperceelgrens de grens van een bouwperceel;
1.21
bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22
bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23
detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor
SAB
4
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.24
escortbedrijf de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
1.25
gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.26
gebruiken gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.27
hoofdgebouw een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, ligging of omvang als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.28
omgevingsvergunning een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.29
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.30
overkapping een bouwwerk bestaande uit maximaal twee al dan niet tot de constructie behorende wanden;
1.31
peil de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse;
1.32
prostitutie het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;
1.33
raamprostitutie een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie);
1.34
seksinrichting een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotischpornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet gecombineerd met elkaar;
SAB
5
1.35
straatprostitutie het door handelen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken tot prostitutie;
1.36
thuisprostitutie prostitutie die door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.37
woning een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 2.1 2.1.1
2.1.2
2.1.3
2.1.4
2.1.5
2.1.6
Wijze van meten algemeen Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is; de bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; de goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; de inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; de oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; de oppervlakte van een overkapping tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
2.2
ondergeschikte bouwonderdelen Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
2.3
meten Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
SAB
6
2 Artikel 3 3.1
3.2 3.2.1 3.2.2
Bestemmingsregels Groen bestemmingsomschrijving De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a groenvoorzieningen, bermen en beplanting; b tuinen, parken en plantsoenen; c paden, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen en met inachtneming van de keur van het waterschap. bouwregels Gebouwen Gebouwen mogen niet worden gebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal: a lichtmasten 8 m; b overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4 m.
SAB
7
Artikel 4 4.1
4.2 4.2.1 4.2.2
Verkeer bestemmingsomschrijving De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer; b parkeer-, groen- en speelvoorzieningen; c waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. bouwregels Gebouwen Gebouwen mogen niet worden gebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging, verlichting en regeling van het verkeer, bedraagt maximaal 2 m.
SAB
8
Artikel 5 5.1
5.2 5.2.1 5.2.2
Verkeer - Verblijfsgebied bestemmingsomschrijving De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf en bestemmingsverkeer; b parkeer-, groen- en speelvoorzieningen; c waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. bouwregels Gebouwen Gebouwen mogen niet worden gebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging, verlichting en regeling van het verkeer, bedraagt maximaal 2 m.
SAB
9
Artikel 6
Water
6.1
bestemmingsomschrijving De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers en met inachtneming van de keur van het waterschap.
6.2 6.2.1
bouwregels Gebouwen Gebouwen mogen niet worden gebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, bedraagt maximaal: a bruggen en viaducten 8 m; b overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4 m.
6.2.2
SAB
10
Artikel 7 7.1
7.2 7.2.1
Wonen bestemmingsomschrijving De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a maximaal in totaal 52 woningen; b woningen ter plaatse van de aanduidingen: ‘aaneengebouwd’ aaneengebouwde woningen; ‘twee-aaneen’ twee-aaneengebouwde en vrijstaande woningen; ‘vrijstaand’ vrijstaande woningen; c praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan huis verbonden 2 beroep, met dien verstande, dat maximaal 50 m van de vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen ten behoeve van deze activiteiten in gebruik mag zijn en dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft; met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven. bouwregels Gebouwen Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken: a gebouwd binnen het bouwvlak; b afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt: 1 bij twee-aaneen gebouwde woningen minimaal 2,5 m aan één zijde, met dien verstande, dat aan die zijde die afstand minder 2,5 m mag bedragen, mits dit deel van het hoofdgebouw minimaal 2,5 m achter de voorgevel en met een maximale goothoogte van 3 m wordt gebouwd; 2 bij vrijstaande woningen minimaal 2,5 m, met dien verstande dat aan één zijde van het hoofdgebouw en/of bijgebouw die afstand minder dan 2,5 m mag bedragen, mits dit deel van het hoofdgebouw minimaal 2,5 m achter de voorgevel en met een maximale goothoogte van 3 m wordt gebouwd; c voorgevels van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ of tot maximaal 3 m daarachter; d afstand tussen de voorgevel en achtergevel van hoofdgebouwen (hoofdbouwstrook) bedraagt: 1 bij aaneengebouwde woningen maximaal 10 m, met dien verstande, dat deze afstand ten aanzien van de eerste bouwlaag 13 m mag bedragen; 2 bij twee-aan-een gebouwde woningen maximaal 12 m, met dien verstande, dat deze afstand ten aanzien van de eerste bouwlaag 15 m mag bedragen; 3 bij vrijstaande woningen maximaal 15 m, met dien verstande, dat deze afstand ten aanzien van de eerste bouwlaag 20 m mag bedragen; e de onder d bedoelde hoofdbouwstrook mag aan de achterzijde worden overschreden door delen van het hoofdgebouw, mits: 1 de goothoogte van dat deel van het hoofdgebouw maximaal 3 m bedraagt; 2 de oppervlakte van het achter de hoofdbouwstrook gelegen deel van het hoofd2 gebouw maximaal 50 m bedraagt, met dien verstande, dat deze oppervlakte in mindering wordt gebracht op de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen; 3 het bebouwingspercentage maximaal 50% bedraagt; f de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedragen maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte; g de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3 m;
SAB
11
7.2.2
7.2.3
7.3
h de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw bedraagt maximaal: 2 2 1 50 m op bouwpercelen tot 350 m ; 2 2 2 60 m op bouwpercelen tot 750 m ; 2 2 3 70 m op bouwpercelen tot 1.000 m ; 2 2 4 80 m op bouwpercelen tot 1.250 m ; 2 2 5 90 m op bouwpercelen tot 1.500 m ; 2 2 6 100 m op bouwpercelen groter dan 1.500 m ; met een bebouwingspercentage van maximaal 50%; i de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan bedraagt minimaal 2,5 m; Overkappingen Overkappingen voldoen aan de volgende kenmerken: a gebouwd binnen het bouwvlak; b minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde daarvan; c de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m; 2 d gezamenlijke oppervlakte per hoofdgebouw bedraagt maximaal 25 m . Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken: a de bouwhoogte bedraagt maximaal 1 m vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw; b de bouwhoogte bedraagt maximaal 2 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw. afwijken van de gebruiksregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits: a de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft; 2 b de oppervlakte maximaal 50 m bedraagt; c er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur; d het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend; e er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking; f er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.
SAB
12
3 Artikel 8
Algemene regels Anti-dubbeltelbepaling Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9
Algemene bouwregels
9.1
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
9.2
In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
9.3
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
9.4
In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels mogen bouwgrenzen worden overschreden ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen, uitsluitend in de vorm van tot het betreffende hoofdgebouw behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, aan- en uitbouwen, veranda’s, afdaken en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits: a de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m; b voor wat betreft veranda's, erkers, serres en aan- en uitbouwen de breedte niet meer bedraagt dan 75% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd; c voor wat betreft aan- en uitbouwen de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m, met uitzondering van trappenhuizen, balkons en galerijen; d de afstand tot de openbare ruimte minimaal 2 m bedraagt.
SAB
13
Artikel 10
Algemene gebruiksregels
10.1
algemeen Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen: a een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud; b een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud; c een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting en/of escortbedrijf en raam- en straatprostitutie; d een gebruik van gronden en bouwwerken voor verkoop en opslag van vuurwerk.
10.2
parkeernormen Bij nieuw- of verbouw dient de inrichting van de gronden zodanig plaats te vinden, dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in de ‘Parkeernormen’, die als bijlage bij deze regels is gevoegd.
Artikel 11 11.1 11.1.1
11.1.2
Algemene aanduidingsregels Vrijwaringszone - molenbiotoop De Bataaf Aanduidingsomschrijving De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop De Bataaf’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 11.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: 1 het ophogen van gronden hoger dan de hoogte die ter plaatse is toegestaan voor hoofdgebouwen van woningen; 2 het aanleggen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur met een hoogte die hoger is dan de hoogte die ter plaatse is toegestaan voor hoofdgebouwen van woningen; 3 het aanplanten van bomen en/of houtgewas en het aanbrengen van beplanting met een uitgroeihoogte die hoger is dan de hoogte die ter plaatse is toegestaan voor hoofdgebouwen van woningen; b een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;
SAB
14
c een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de molen; d geen omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a is nodig voor: 1 werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen; 2 werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning. 11.2 11.2.1
11.2.2
11.2.3
Artikel 12
Milieuzone - hinderzone Aanduidingsomschrijving De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – hinderzone’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van buiten het plangebied gelegen bedrijven. Bouwregels In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 7) mogen geen woningen of andere hindergevoelige objecten worden gebouwd. Afwijking van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.2.2. indien genoegzaam is aangetoond dat feitelijk en op grond van de juridisch vergunde situatie de belemmerende contour is opgeheven en het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van buiten het plangebied gelegen bedrijven daadwerkelijk is geëindigd, dan wel dat wordt aangetoond dat de milieuruimte van buiten het plangebied gelegen bedrijven zodanig is aangepast dat daarmee ter plaatse van de gebieden met de aanduiding ‘milieuzone – hinderzone’ een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.
Algemene afwijkingsregels
12.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a de regels en worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing; b de regels en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m; c de regels en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.
12.2
Afwijking als bedoeld in artikel 12.1 is slechts toegestaan, mits: a de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad; b het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
SAB
15
12.3
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.1 onder c voor een gebruik voor escortbedrijven en thuisprostitutie, mits: a het niet raam- of straatprostitutie betreft; b de activiteit, gelet op de aard en invloed ervan, niet leidt tot een onevenredige aantasting van het karakter van de omgeving. Bij de beoordeling van de aard en invloed op de omgeving worden de volgende aspecten mede in de beoordeling betrokken: het voorkomen of beperken van overlast voor de omgeving; de aard van de activiteit, te weten een overwegende avond- of nachtactiviteit; de openbare orde; de verkeers-, sociale- en brandveiligheid; het voorkomen of beperken van een verkeersaantrekkende werking; het voorkomen of beperken van een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte; c bij thuisprostitutie het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning en/of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is; d burgemeester en wethouders nadere regels kunnen stellen aan de omvang van de activiteit.
SAB
16
4 Artikel 13 13.1 13.1.1
13.1.2
13.1.3
13.2 13.2.1
13.2.2
13.2.3
13.2.4
Artikel 14
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht overgangsrecht bouwwerken algemeen Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. afwijking Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 13.1.1 met maximaal 10%. uitzondering Artikel 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. overgangsrecht gebruik algemeen Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. strijdig gebruik Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. onderbroken gebruik Indien het gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. uitzondering Artikel 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘De Rikker, fase Vb’. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van …
SAB
17
Bijlage 1: Parkeernormen
Voor nieuwbouwprojecten worden de volgende parkeernormen gehanteerd: Type woning Vrijstaande woningen, dure woningen Twee-aaneengebouwde woningen, middensegmentwoningen Aaneengebouwde woningen, goedkope woningen
Parkeerplaatsen per woning 2,2
Waarvan parkeerplaatsen voor bezoekers 0,3
1,9
0,3
1,7
0,3
Daarbij gelden de volgende kanttekeningen: parkeerplaatsen voor bezoekers worden in de openbare ruimte gerealiseerd; parkeerplaatsen achter elkaar op eigen terrein van een woning (lange oprit) worden geteld als maximaal 1,5 parkeerplaats (niet voor bezoekers); parkeerplaatsen naast elkaar op eigen terrein (brede oprit) worden als aparte parkeerplaatsen geteld; garage/berging wordt niet geteld als parkeerplaats, omdat deze in praktijk niet gebruikt wordt als parkeerplaats.