Bestemmingsplan
Gymzaal, Meteren
Gemeente Geldermalsen
Datum: 7 september 2010 Projectnummer: 80455.02 ID: NL.IMRO.0236.METERENGYMZAAL-ONT1
INHOUD
1
Inleiding
3
1.1 1.2 1.3 1.4
Aanleiding Ligging plangebied Vigerend bestemmingsplan Opzet van het bestemmingsplan
3 3 4 4
2
Planbeschrijving
5
2.1 2.2
Ruimtelijke en functionele situatie Het plan
5 6
3
Haalbaarheid van het bestemmingsplan
8
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Beleid Milieu Water Flora en fauna Archeologie Verkeer en parkeren Economische uitvoerbaarheid
8 12 15 18 19 20 20
4
Wijze van bestemmen
21
4.1 4.2
Algemeen Dit bestemmingsplan
21 22
5
Procedure
24
5.1 5.2
Ter inzage legging voorontwerp Overleg instanties
24 24
Separate bijlagen − − − − −
Bijlage 1: Verkennend bodemonderzoek, Nipa Milieutechniek BV uit Oss, 19 maart 2009 Bijlage 2: Quick scan flora en fauna, Bureau Waardenburg, 23 juli 2009 Bijlage 3: Archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek, Acvu-HBS, 21 juli 2009 Bijlage 4: Tabel inspraakreacties, 4 november 2009 Bijlage 5: Tabel vooroverleg instanties, 17 november 2009
1 1.1
Inleiding Aanleiding Na de realisatie van de wijk Kalenberg ten noorden van de kern Meteren is er een dringend tekort ontstaan aan een lokale gymzaal en buitenschoolse opvang. Scholen en sportverenigingen zijn momenteel gedwongen om voor het gebruik van dergelijke voorzieningen te grote afstanden af te leggen naar omliggende kernen. Gezien de recente grootschalige nieuwbouw is het noodzakelijk om in de eigen kern te voorzien in dergelijke voorzieningen. Derhalve is gezocht naar een geschikte locatie. Dit bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van een gymzaal mogelijk ten oosten van de Wilhelminazijstraat.
1.2
Ligging plangebied Het plangebied is globaal gelegen tussen de wijk Kalenberg en de kern Meteren. In dit gebied is een recreatieve waterplas aangelegd. De planlocatie ligt met de noordkant tegen deze recreatieplas aan. Ten westen ligt de kern Meteren en ten oosten en zuiden grenst het plangebied aan het buitengebied.
Globale ligging plangebied, bron Google
SAB
3
1.3
Vigerend bestemmingsplan Thans ligt het plangebied binnen het bestemmingsplan “Buitengebied 1984” welke door de raad is vastgesteld op 20 mei 1985 en door GS is goedgekeurd op 26 juni 1986. Het plangebied heeft de bestemming ‘Agrarisch gebied met beperkte bebouwing’. Binnen deze bestemming zijn een of meerdere vormen van agrarisch grondgebruik mogelijk. Gebouwen mogen slechts binnen de agrarische bouwpercelen worden opgericht. Ten noorden van het plangebied ligt het bestemmingsplan “Dorpspark Meteren”. Dit bestemmingsplan voorziet in een dorpspark met de daarbij behorende groenvoorzieningen, paden, water en speel- en verblijfsvoorzieningen. In het gebied zijn enkel bouwwerken met een maximale hoogte van 8 meter toegestaan. Het noordelijke deel van het plangebied ligt voor een klein gedeelte binnen dit bestemmingplan. Ten westen van het plangebied ligt het bestemmingsplan “Meteren 2000” welke in het aangrenzende gebied voorziet in de bestemming “Dorpsbebouwing I” welke bestemd zijn voor woondoeleinden en niet-woonfuncties. Uitsluitend de bestaande woon- en niet-woonfuncties zijn toegestaan. Een beperkte wijziging van de hoofd- en bijgebouwen is mogelijk. Omdat de beoogde ontwikkeling strijdig is met de geboden bouwmogelijkheden en het gebruik van het vigerende bestemmingsplan kan dit niet binnen dit bestemmingsplan worden gerealiseerd. Voorliggende herziening is dan ook noodzakelijk om de functieverandering en beoogde bebouwing mogelijk te maken.
1.4
Opzet van het bestemmingsplan Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (voorheen plankaart), regels (voorheen voorschriften) en een toelichting. Deze toelichting is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de bestaande ruimtelijke en functionele situatie in het plangebied beschreven. Daarnaast beschrijft dit hoofdstuk de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen door middel van een planbeschrijving. Hoofdstuk 3 gaat in op de haalbaarheid van het plan. Hier komen aspecten als beleid, milieu, flora en fauna en archeologie aan de orde. In hoofdstuk 4 wordt de opzet van het plan en de wijze van bestemmen behandeld. Hoofdstuk 5 tenslotte is gereserveerd voor de resultaten van de procedure.
SAB
4
2 2.1
Planbeschrijving Ruimtelijke en functionele situatie Het plangebied ligt in een gebied waarvan de structuur wordt gevormd door een landschappelijk raamwerk: robuuste karakteristieke openbare ruimtes, lopend van noord naar zuid door het plangebied en zowel groen als blauw. Meest in het oog springend hierbij is de nabij het plangebied gelegen recreatieve waterplas met daarop aansluitend singels en grachten; een langgerekte parkstructuur tussen de spoorlijn en (het noorden van) de Blankertseweg. Hiermee verbonden zijn een groot aantal lanen en waterlijnen. Daardoor is een samenhangende en fijnmazig vertakte groen- en waterstructuur aanwezig. In dit groen/blauwe raamwerk liggen de voet- en fietspaden die direct aantakken op de woonstraten. Het plangebied is momenteel nog in gebruik als agrarisch gebied en ligt tegen de oostelijke rand van de kern Meteren. Het noorden van het plangebied grenst aan de recreatieve waterplas. Ten behoeve van dit plan, het oprichten van de gymzaal, wordt het perceel kadastraal bekend gemeente Geldermalsen, sectie H, nummer 648 ontwikkeld. Het perceel kadastraal bekend gemeente Geldermalsen, sectie H, nummer 2331, zal worden gebruikt voor de ontsluiting van het plangebied. Dit perceel is gelegen ten noorden van het perceel met nummer 648. De overige aangegeven percelen worden momenteel buiten de ontwikkeling van de gymzaal gehouden.
Ligging van het plangebied (perceel 648)
SAB
5
2.2
Het plan Noodzaak De gymzaal is voor de kern Meteren noodzakelijk sinds de uitbreiding met de wijk Kalenberg. Gezien de afwezigheid van een dergelijke voorziening in de directe omgeving moeten sportverenigingen en schoolgaande kinderen momenteel van de voorzieningen in nabij gelegen kernen gebruik maken. Dit is gezien de kosten die dit met zich meebrengt als gevolg van vervoer en de tijd die de kinderen kwijt zijn onder schooltijd niet gewenst. Locatieafweging In de periode na besluitvorming van de gemeenteraad zijn er binnen de wijk “Kalenberg”, maar ook daar buiten, verschillende locaties beoordeeld of daar een gymnastieklokaal gerealiseerd zou kunnen worden. Hierbij hebben verschillende facetten een rol gespeeld: a eigendom / snelheid verwerving b ruimtelijk beleid / ruimtelijke kwaliteit / ruimtelijke inpassing c afstand scholen / locatie d (verkeers-) veiligheid e tijdspad realisatie f planschadeverwachting Uiteindelijk hebben al die afwegingen er toe geleid dat binnen de wijk “Kalenberg” geen geschikte locatie voorhanden was. De realisering van een dergelijke voorziening moest dus plaatsvinden buiten de wijk “Kalenberg”. In verband hiermee is in het voorjaar 2009 gekozen voor de locatie bij de plas aan de Verlengde Bredestraat nabij de Wilhelminazijstraat, nadat met een projectontwikkelingsmaatschappij tot overeenstemming is gekomen over de aankoop van een perceel grond. Uitgangspunten De gymzaal wordt uitsluitend ter beschikking gesteld aan de leerlingen van de basisscholen. De gymzaal zal daarom enkel ontsloten worden door een langzaamverkeerverbinding voor fietsers en voetgangers. Omdat de voorziening met name bedoeld is voor de wijk ten noorden van de plas ligt het voor de hand deze ontsluiting vanuit die richting te laten plaatsvinden. De ontsluiting zal aanhaken op de Bouwing, het bestaande fiets- voetpad tussen de verlengde Bredestraat en de Wilhelminastraat. De gymzaal moet wel bereikbaar zijn voor gemotoriseerd verkeer, onder andere ten behoeve van hulpdiensten, schoonmaak en onderhoud. Daarvoor is een zuidelijke ontsluiting gepland die aanhaakt op de Wilhelminazijstraat. Bij de gymzaal is een keermogelijkheid voor auto’s en een beperkt aantal parkeerplaatsen (circa 6). Deze parkeerplaatsen zijn er voor gehandicapten, minder-validen of zieke kinderen die met de auto gehaald of gebracht moeten worden. In de ontwerpfase van het plan is de gymzaal, vanwege de situering van de ontsluiting in noordelijke en zuidelijke richting, een kwartslag gedraaid. Hierdoor is de ontsluiting in het huidige plan beter vorm gegeven.
SAB
6
De gymzaal heeft een grootte van 570 m2. Het zaalgedeelte is circa 14 x 26 meter met een hoogte van 8 meter. Het bouwvlak voor het oprichten van de gymzaal is iets ruimer er omheen gelegd. Het terrein rondom de gymzaal kan worden afgesloten. Het bijgebouw op het achtererf van het aangrenzende perceel aan de westzijde heeft een rommelige uitstraling. Het is gewenst hier enige afscherming te realiseren. Richting de recreatieplas en ter plaatse van de zichtrelatie vanaf de Rijksstraatweg is het wenselijk voorzijden te situeren teneinde een levendige uitstraling te bewerkstelligen. De bestaande watergangen ten oosten en zuiden van het plangebied blijven behouden. De recreatieve waterplas ten noorden van het plangebied blijft grotendeels in takt, evenals de watergang die tussen de waterplas en het terrein van de gymzaal ligt. Op onderstaande afbeelding staat de inrichting van het plangebied aangegeven, zoals de vastgestelde stedenbouwkundige visie voor het gehele gebied weergeeft. Voorliggend plan heeft nu alleen betrekking op de realisatie van de gymzaal en bijbehorende ontsluiting. Naar aanleiding van de inspraak heeft het college van B&W begin december 2009 besloten de gymzaal enkel ter beschikking te stellen aan leerlingen van de basisscholen. In de vastgestelde stedenbouwkundige visie was nog sprake van gebruik door sportverenigingen buiten schooltijden. Met dit collegebesluit is een ontsluiting voor autoverkeer en bijbehorende parkeerplaatsen niet meer aan de orde (enkel zeer beperkt). Ook eventuele woningbouw is in deze fase geen onderdeel van de planvorming.
Inrichting plangebied
SAB
7
3 3.1 3.1.1
Haalbaarheid van het bestemmingsplan Beleid Provinciaal beleid Streekplan Gelderland 2005/ provinciale structuurvisie Generiek locatiebeleid Economie, mobiliteit en kwaliteit van de leefomgeving zijn centrale elementen in het provinciale locatiebeleid. De locatiekeuze van bedrijven en voorzieningen dient het resultaat te zijn van een afweging tussen economie (behoefte aan vestigingsmogelijkheden voor bedrijven), bereikbaarheid (ontsluitingsmogelijkheden van locaties) en leefbaarheid (ruimtelijke- en milieukwaliteiten). Voor stedelijke ontwikkelingen van lokale aard en schaal geldt dat deze in regionaal verband moeten zijn afgestemd (zoekzones) en op gemeentelijk niveau qua locatiekeuze worden uitgewerkt, waarbij eveneens de afstemming op de infrastructurele capaciteit van belang is. Inrichtingsaspecten steden en dorpen De inrichting van een locatie in een stad, dorp, wijk/buurt moet zo goed mogelijk aansluiten bij de kwaliteiten van de locatie zelf en/of die van de directe omgeving. Dit biedt voor de bewoners en gebruikers van zo’n gebied een gevoel van herkenbaarheid, van identiteit van die plek. In dorpen, buurten/wijken kan op die manier bijvoorbeeld de ontstaansgeschiedenis van de plek blijvend tot uitdrukking komen. Dit cultuurhistorisch aspect is waardevol voor de mensen die er dagelijks leven of regelmatig komen. Bij het opnieuw inrichten van een gebied spelen cultuurhistorische waarden een rol. De afweging tussen hergebruik of sloop/nieuwbouw moet zorgvuldig geschieden en gemotiveerd worden. Het overige voorzieningenaanbod in een stad, dorp, wijk of buurt moet zo goed mogelijk aansluiten bij de behoeften van de bewoners, die immers tegelijk de beoogde gebruikers ervan zijn. Dit betekent bijvoorbeeld dat het aanbod van accommodaties van scholen, culturele-, zorg- en sportieve voorzieningen moet passen bij de vraag van mensen in de betreffende stedelijke kern. Gelet op de ontgroening/vergrijzing, die zich de komende decennia overal in sterke mate zal voordoen, is het vooral wenselijk dat gemeenten investeren in woonservice-voorzieningen en multifunctionele gemeenschapsvoorzieningen. Woningdifferentiatie naar soort en type in relatie tot de vraag vanuit de bevolking staat daarom voorop, maar ook de inrichting van de openbare ruimte en de aanwezigheid van een pakket van voorzieningen in de nabijheid van de woning vormen belangrijke aandachtspunten.
SAB
8
Rivierenland De Structuurvisie Rivierenland 2004-2015 (januari 2004) formuleert als hoofdopgave het behouden en versterken van het unieke karakter van de regio rond de ruimtelijke structuurdragers die de eigenheid van dit landschap bepalen. Voor het realiseren van de bundeling van verstedelijking kiest de regio voor voortzetting van de huidige kernenhiërarchie waarin Tiel een regionale opvang-functie heeft voor wonen, werken en voorzieningen en de kernen Zaltbommel, Geldermalsen, Culemborg en Druten een subregionale functie hebben. De regio wil de mogelijke toepassing van de netwerkgedachte gaan onderzoeken. Voor de hele regio geldt een kwalitatieve benadering van nieuwe verstedelijking, ruimtelijk geduid met de kwaliteitscontouren zoals deze voor de periode tot 2015 rond de kernen zijn getrokken in het kader van het Experiment Ruimtelijk Beleid Rivierenland. In het Experiment Ruimtelijk Beleid Rivierenland hebben de samenwerkende gemeenten de zoekruimte voor stedelijke functies tot 2015 in de vorm van kwaliteitscontouren vastgelegd en medio 2004 geactualiseerd. De regio wil in de planvorming voor kleinschalige uitbreidingen van dorpen en linten of buurtschappen aandacht besteden aan het concept organisch groeien. Dergelijke nieuwe, kleinschalige uitbreidingen dienen te worden betrokken in de zoekzones voor stedelijke functies en landschappelijke versterking. De provincie heeft de kwaliteitscontouren (bestandsversie d.d. 13-11-2002) als zoekzones voor stedelijke functies overgenomen en aangeduid op de beleidskaart ‘ruimtelijke ontwikkeling’. De provincie wil verder nog met de regio afspraken maken over de mate van intensivering op regionale schaal.
De kwaliteitscontour rondom Meteren (gele lijn)
3.1.2
Gemeentelijk beleid Wikken en wegen, actualisering van de structuurvisie Geldermalsen 2000-2015 Woningbouw In november 2002 is de nota 'Eén lijn voor kwaliteit; Experiment ruimtelijke beleid Rivierenland' uitgebracht, de visie op de ruimtelijke stedelijke ontwikkeling van het Rivierenland op de lange termijn. De visie is uitgebracht door de gezamenlijke gemeenten, de provincie Gelderland en de (toenmalige) IRO en IVH van het ministerie van VROM. Het Experiment is een gevolg van de breed gedeelde constatering, dat in het verleden de nadruk teveel heeft gelegen op een kwantitatieve toetsing en verde-
SAB
9
ling en dat daardoor de sturing op kwalitatieve beleidsdoelen onderbelicht bleef. Het Experiment vormt het kader waarbinnen gemeenten hun visie (in kwalitatief en kwantitatief opzicht) op de ontwikkeling van wonen en werken voor het hele gebied en de eigen gemeenten opstellen, zij het binnen contouren en met prioriteit voor inbreiden boven benutten van uitleglocaties. Een belangrijk sturingsmechanisme betreft de contouren die door de gemeenten, werkend van buiten naar binnen met het oog op landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, om hun kernen zijn gelegd. De ruimte voor verstedelijking dient binnen deze contouren gevonden te worden. In eerste instantie door inbreiden, d.w.z. een kwalitatieve verbetering en uitbreiding van het woningbestand binnen de bestaande bebouwde kom, door het vullen van de gaten, door transformaties (d.w.z. functieverandering naar wonen als dit uit oogpunt van kwaliteit gewenst is) en door herstructurering van het bestand van de woningbouwcorporatie. Deze woningbouwmogelijkheden door inbreiden gelden voor alle kernen van de gemeente en zijn of worden d.m.v. een wijzigingsbevoegdheid in de bestemmingsplannen juridisch mogelijk. Pas als blijkt dat inbreiden kwalitatief of kwantitatief onvoldoende aansluit op de feitelijke behoefte of niet op tijd kan bijdragen aan het vervullen van de behoefte, komen de uitleglocaties binnen de contour aan bod. Sportvoorzieningen Er is een aantal redenen om in dit hoofdstuk ook aandacht te vragen voor soort, omvang en plek van de bestaande en toekomstige voorzieningen voor sport en spel in de gemeente Geldermalsen. Het gaat dan bij een structuurvisie primair om de hoofdlijnen en de ruimtelijke aspecten ervan: de gebouwen, de velden en de bereikbaarheid. De veranderende samenstelling van de bevolking (kleinere huishoudens, vergrijzing en ontgroening) en een zich wijzigend leefpatroon zijn om te beginnen belangrijke factoren bij de reeds optredende en verder te verwachten verschuivingen bij het sporten. Een tweede factor wordt gevormd door de ruimtelijk uitgroei van de hoofdkern Geldermalsen in zuidoostelijke richting waar zich nauwelijks voorzieningen bevinden. De Schakelzone, de randzone met het bedrijventerrein Hondsgemet en de zone tussen Blankertseweg en A15 zijn denkbare locaties voor de eventuele (her)vestiging van sportvoorzieningen. Vanwege de centrale ligging en de goede (fiets)bereikbaarheid gaat de voorkeur uit naar de Schakelzone. In het licht van de toekomstige groei van de gemeente is het zinvol ook de mate van spreiding over de verschillende kernen aan de orde te stellen. Enerzijds m.b.t. wijziging en uitbreiding van bestaande voorzieningen, anderzijds mede in het licht van eventuele nieuwe functies op plekken waar bestaande voorzieningen zouden kunnen vervallen. Woonvisie Geldermalsen 2006-2015 28 februari 2006 Er kan worden geconcludeerd dat de ontwikkelingen op de woningmarkt in Geldermalsen voor een deel sporen met algemene woningmarktontwikkelingen. Met name de aandacht voor goedkopere woningen voor starters en jonge gezinnen en voor specifieke ouderenwoningen sluit hierbij aan. Daar staat tegenover dat de markt voor duurdere koopwoningen in Geldermalsen nog altijd goed functioneert en dat ook de vraag naar dit type woningen, vooral van vestigers onverminderd groot is. Deze constatering komt overeen met de uitkomsten van het woningbehoeftenonderzoek 2002.
SAB
10
Voor zover het gaat om de gewenste aandacht voor woningen voor starters en ouderen sluiten de richtlijnen van de provincie en de gemeente aan op de ontwikkelingen op de lokale koopwoningenmarkt. Als de gemeente zich op de behoefte van de eigen bewoners wil richten, dan zou aan deze segmenten prioriteit moeten worden gegeven.
De gemeente Geldermalsen is voornemens om aan de hand van de richtlijnen van de provincie het bouwprogramma voor de komende jaren vast te stellen. Aangezien de richtlijnen van de provincie met name gericht zijn op het realiseren van betaalbare en goedkope woningen en woningen voor ouderen en het terugbrengen van het aandeel dure (koop) woningen in de nieuwbouw, betekent dit als wordt gekeken naar de gerealiseerde nieuwbouw van de laatste jaren in Geldermalsen, voor de komende periode een flinke ommezwaai. De nieuwe uitgangspunten van de provincie doen meer recht aan de woningbehoefte van de eigen bewoners. Het bouwen van duurdere koopwoningen heeft vooral geleid tot het aantrekken van vestigers. Door het ontbreken van passende woningtypen (goedkope koop, dure huur, geschikte seniorenwoningen) is met name voor starters en jonge gezinnen en voor ouderen de huidige woningmarkt in Geldermalsen moeilijk toegankelijk. De vraag naar woningen onder deze groepen is echter groot, zodat kan worden gesproken van een woningmarkt die niet helemaal in evenwicht is. Door het ontbreken van voldoende goedkope koopwoningen in Geldermalsen zijn de starters aangewezen op de huurwoningenmarkt. Ook de druk op de huurwoningenmarkt in Geldermalsen is onverminderd groot. De actuele lokale woningbehoefte is met name gericht op huur- en koopwoningen in het goedkope en middeldure segment, om zodoende starters, jonge gezinnen en ouderen weer toegang te geven tot de woningmarkt. Dit sluit aan bij de algemene tendens op de woningmarkt van dit moment. Een betere afstemming op de vraag wordt zowel landelijk als ook door de provincie, de regio en de gemeente voorgestaan om het gat tussen vraag en aanbod te dichten. Kadernotitie sport Geldermalsen “Sport en bewegen voor iedereen” september 2008 De gemeente is verantwoordelijk voor de huisvesting van het bewegingsonderwijs op de basisscholen. Hiervoor moeten binnen de gemeente voldoende sportaccommodaties aanwezig zijn. Kansen voor de sport Het belang van sport en bewegen wordt steeds meer ingezien. Niet alleen door de overheid, maar ook door het bedrijfsleven en instellingen. Kansen worden dan ook gezien voor (moderne) vormen van sponsoring, combinaties met functies als kinderopvang en het onderwijs. Daarnaast kan de sport misschien inspelen op de groei van het ongeorganiseerd sporten, door binnen verenigingsverband hier mogelijkheden voor te bieden (recreatief sporten zonder lidmaatschap maar onder begeleiding elke dins- en donderdagavond van 20.00 tot 21.00 uur bijvoorbeeld). Ook de eerder genoemde ‘combifuncties’, het multifunctioneel gebruik, sport als middel en versterking van de vereniging biedt kansen. Binnensport
In de directe omgeving van Meteren is geen gymzaal aanwezig. Hier is veel behoefte aan. In de omgeving van Meteren zal een extra gymzaal worden gebouwd. Het groot onderhoud van de gymzalen bij de niet-commerciële dorpshuizen (in Deil en Tricht) is onlangs overgedragen aan de Woningstichting. Tezamen met de aanwezige binnen-
SAB
11
sportaccommodaties zal de huisvesting voor de binnensport na uitvoering naar verwachting voldoende geregeld zijn bij het huidige inwonertal. De komende jaren zal nieuwbouw plaatsvinden aan de oostkant van Meteren; de Plantage. Naar verwachting zullen hier circa 1500 woningen worden gebouwd. Bewegingsonderwijs De gemeenten in Nederland hebben de wettelijke plicht voor het basisonderwijs voor voldoende binnensportaccommodaties te zorgen ten behoeve van het bewegingsonderwijs. Op dit moment zijn er voldoende binnensportaccommodaties aanwezig in de gemeente om aan deze plicht te voldoen. De afstanden die veel leerlingen uit Meteren moeten afleggen is te groot om dit te voet of per fiets te kunnen doen. Hiervoor is (duur) busvervoer nodig en dit is tijdrovend. Dit geldt ook voor andere kleine kernen met een basisschool maar zonder gymaccommodatie. Het schoolzwemmen in Geldermalsen is in de jaren tachtig van de vorige eeuw reeds afgeschaft. Van belang bij dit onderdeel is de eerder genoemde doelstelling van de Alliantie Onderwijs en Sport om door scholen en sportverenigingen vijf maal per week een sportaanbod te realiseren tijdens en na schooltijd. Tijdens de schooltijd wordt nu twee maal per week bewegingsonderwijs gevolgd. 3.1.3
Conclusie Op basis van het geldende beleid kan worden gesteld dat dit plan past binnen het gestelde beleid. Gebleken is dat er binnen de wijk Kalenberg geen ruimte is voor de functie, en dat inbreiding niet aan de orde kan zijn. Derhalve is een passende uitbreidingslocatie gevonden binnen de kwaliteitscontour. De inrichting en het aanbod binnen het plangebied sluiten goed aan op de lokale vraag.
3.2
Milieu
3.2.1
Bodem Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet aangetoond worden dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. De gemeente Geldermalsen heeft aan NIPA milieutechniek BV. te Oss opdracht gegeven voor het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek in het plangebied. Dit onderzoek dateert van 19 maart 2009. Dit rapport is opgenomen in de separate bijlagen bij dit plan. Het onderzoek heeft tot doel vast te stellen of op de agrarische percelen bodemverontreiniging aanwezig is. Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de vaste bodem licht verontreinigd is met cadmium. In de toplaag zijn plaatselijk licht verhoogde gehaltes aan lood aangetoond. In het grondwater zijn licht tot matig verhoogde gehaltes aan barium aangetoond. In het grondwater is tevens een licht verhoogd gehalte aan zink gedetecteerd. Conform de Wet bodembescherming dient op basis van het matig verhoogde gehalte aan barium in principe een aanvullend onderzoek uitgevoerd te worden. Het aangetoonde gehalte aan barium heeft echter waarschijnlijk een natuurlijke oorsprong. Tussen het gebruik van de locatie en het aangetoond gehalte is geen relatie gevonden.
SAB
12
Verhoogde gehaltes aan barium worden veelvuldig in de regio in het grondwater aangetoond. Het uitvoeren van een ander of aanvullend onderzoek wordt derhalve niet noodzakelijk geacht. De bodem en het grondwater zijn geschikt voor het toekomstig beoogd gebruik zoals met voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. 3.2.2
Geluid De mate waarin het geluid veroorzaakt door het (spoor) wegverkeer het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Voor wegverkeer stelt de wet dat in principe de geluidsbelasting op woningen niet de voorkeurgrenswaarde van 48 dB mag overschrijden. Voor spoorwegverkeer mag de voorkeurgrenswaarde van 55 dB niet worden overschreden. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van alle (spoor) wegen op een bepaalde afstand van de geluidsgevoelige functie(s). In voorliggend plan wordt geen nieuwe geluidgevoelige bebouwing opgericht, waardoor dit aspect geen belemmeringen oplevert.
3.2.3
Luchtkwaliteit De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 2) is een implementatie van de Europese kaderrichtlijn luchtkwaliteit en de dochterrichtlijnen waarin onder andere grenswaarden voor luchtvervuilende stoffen in de buitenlucht (o.a. fijn stof en stikstofdioxide) ter bescherming van mens en milieu zijn vastgesteld. De wet stelt bij een (dreigende) grenswaardenoverschrijding aanvullende eisen en beperkingen voor ruimtelijke projecten die ‘in betekenende mate’ (IBM) leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit of ‘gevoelige bestemming’ binnen onderzoekszones van provinciale- en rijkswegen. Daarnaast moet uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening afgewogen worden of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het project ‘niet in betekende mate’ (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Tot de vaststelling van het NSL zijn conform de AMvB NIBM projecten ‘niet in betekenende mate’ voor luchtkwaliteit als de toename van de concentraties stikstofdioxide of fijn stof door het project beperkt blijft tot 0,4 µg/m3. De grens van ‘niet in betekenende mate’ wordt gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof. Voor fijn stof en stikstofdioxide betekent dit een maximale toename van 1,2 µg/m3. In de gelijknamige ministeriële regeling wordt de 3% norm gekwantificeerd voor veel voorkomende ruimtelijke functies als: − woningen: 1.500 woningen met 1 ontsluitingsweg; − kantoren: 10 hectare bruto vloeroppervlak (bvo) met 1 ontsluitingsweg; − landbouwinrichtingen: akkerbouw of tuinbouw met open teelt, teelt van eetbare gewassen in een gebouw of onverwarmde glastuinbouw ongeacht de omvang en verwarmde opstanden van glas of kunststof van maximaal 2 hectare; − kinderboerderijen. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse waardoor een onderzoek achterwege is gelaten.
SAB
13
3.2.4
Bedrijven en milieu Omliggende bedrijven mogen geen negatieve gevolgen ondervinden van voorliggend plan. Tevens mag de nieuwe functie geen hinder ondervinden van omliggende functies. In de directe omgeving van het plangebied is het agrarisch bedrijf aan de Wilhelminastraat 21 gelegen. Dit bedrijf heeft 25 stuks vleesvee, 20 stuks melk- en kalfkoeien en wat jongvee. Vanwege deze activiteiten heeft het agrarisch bedrijf een hindercirkel. Binnen de afstandsmaat van 100 m, zoals de Wet geurhinder en veehouderij voorschrijft, komen reeds burgerwoningen voor. Hierdoor wordt het agrarisch bedrijf reeds belemmert in de ontwikkelingsmogelijkheden. Het oprichten van de gymzaal belemmert het bedrijf daardoor niet extra in de reeds beperkte ontwikkelingsmogelijkheden. In de omgeving van het plangebied is een spuitzone gelegen. Het bouwvlak voor het oprichten van de gymzaal ligt buiten deze spuitzone. Ten aanzien van het aspect bedrijven en milieuzonering bestaan er geen belemmeringen voor de realisatie van voorliggend plan.
3.2.5
Externe veiligheid Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijk slachtoffers. Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde. Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met
SAB
14
10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico’s acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico’s te verkleinen.
Uitsnede uit de risicoatlas Nederland
Binnen of in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen stationaire dan wel mobiele bronnen die een wissel kunnen trekken op de externe veiligheid in het plangebied. Op grotere afstand is een LPG station gelegen ten noorden van het plangebied en ten noorden, oosten en zuiden van het plangebied ligt een gasleiding met een maximale druk van 40 bar. Gezien de grote afstand hebben geen van beide bronnen een nadelig effect op het plangebied. Externe veiligheid levert geen belemmering op voor het uitvoeren van dit plan.
3.3 3.3.1
Water Provinciaal beleid Het Waterhuishoudingsplan “Water leeft in Gelderland” (WHP-3) is op 15 december 2004 vastgesteld. Het Waterhuishoudingsplan schetst de mogelijkheden om de kansen van water voor mens en natuur goed te benutten in Gelderland. Naast kansen voor verbetering van de kwaliteit van onze leefomgeving zijn er ook maatregelen noodzakelijk om veiligheid te blijven bieden tegen overstroming met rivierwater en om wateroverlast na hevige regenval te voorkomen. Voor ‘stedelijk’ gebied is de inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundig systeem gericht op: − het voorkomen of beperken van wateroverlast; − de ontwikkeling en het behoud van de natuur in het stedelijk gebied; − het voorkomen van zettingen;
SAB
15
− het herbenutten van ontwateringswater voor drink- en industriewatervoorziening of voor herstel van verdroogde natuur; − het weren van (diepe) drainage en het voorkomen van instroming van oppervlaktewater op de riolering; − het beperken van de vuilbelasting door riooloverstorten; − het beperken van de invloed van bronbemaling. Uit het plan blijkt bovendien dat de provincie Gelderland het van belang acht dat water in voldoende mate in het ontwerp van nieuw stedelijk gebied wordt meegenomen. Bij stedelijke uitbreidingen wordt het afzonderlijk afvoeren van regenwater naar de bodem of oppervlaktewater als een uitgangspunt beschouwd. In de ontwikkeling van stadsranden (stedelijke uitloopgebieden en buitenplaatsen) moet rekening worden gehouden met de bergingsbehoefte van het aangrenzende stedelijk gebied. Voor waterbeheer in stedelijk gebied geldt voorts: − vasthouden, bergen en afvoeren van water; − niet vervuilen, zuinig gebruiken, hergebruik, schoonmaken van water. De Kalenbergerplas is aangemerkt als zwemwater waar bepaalde eisen voor de kwaliteit gelden. Het plangebied watert niet af op de recreatieplas.
3.3.2
Beleid waterschap Rivierenland Het beleid van het waterschap Rivierenland is er op gericht schoon hemelwater niet af te voeren naar de riolering. In het kader van duurzaam waterbeheer is het gewenst om bij alle nieuwbouw maximale afkoppeling van het hemelwater toe te passen. Hierbij hanteert het waterschap de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren. Het schone hemelwater moet geïnfiltreerd worden in de bodem of anders via een bodempassage afgevoerd worden naar het oppervlaktewater. Waterschap Rivierenland heeft een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren van Waterschap Rivierenland. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. De legger van het waterschap is hierbij richtinggevend, het geeft de status van de wateren aan. In juli 2009 is de status van de recreatieplas gewijzigd. De recreatieplas valt onder de A-wateren. Dat wil zeggen dat deze wateren van primair belang zijn voor het waterbeheer en daarom door het waterschap worden onderhouden. De watergang in het plangbied is een B-watergang. B-watergangen zijn van secundair belang voor het waterbeheer en dienen door de aangrenzende eigenaren te worden onderhouden. In de legger zijn de afmetingen van de watergangen, inclusief de beschermingszones, vastgelegd. Deze beschermingszones hebben vooral ten doel om de watergang toegankelijk te houden voor - doorgaans machinaal - uit te voeren onderhoud. Algemeen uitgangspunt bij de beoordeling van aanvragen voor een watervergunning voor werken/werkzaamheden in of nabij deze watergangen is dan ook dat de functie van de watergang voor de afvoer, aanvoer en/of berging van water niet in gevaar komt. Bij het realiseren van nieuw verhard oppervlak moet het verlies aan waterbergend vermogen gecompenseerd wroden door het vergroten van de bergingscapaciteit van het watersysteem. Voor het stedelijk gebied geldt de compensatieplicht vanaf 500 m2, voor het landelijk gebied vanaf 1500 m2. De compensatiemaatregelen moeten zo dicht
SAB
16
mogelijk bij het nieuw verhard oppervlak worden gerealiseerd, in ieder geval in hetzelfde peilvak. In de Keur van het waterschap staat een berekeningswijze voor het te compenseren oppervlak (onder andere 436 m3 compensatie per hectare verhard oppervlak).
Uitsnede legger waterschap Rivierenland, website november 2009
Met de gemeente Geldermalsen is een waterplan opgesteld. Het waterplan bestaat uit maatregelen en ambities die ervoor moeten zorgen dat het veilig en leefbaar wonen is. Zo moet er binnen een gemeente voldoende ruimte voor water zijn. Niet alleen omdat water leuk is om naar te kijken, maar ook om wateroverlast te voorkomen. Want de gevolgen van de klimaatveranderingen zijn ook binnen gemeentegrenzen zichtbaar. Door de klimaatveranderingen valt er meer regen. Wanneer er in bestaande vijvers en sloten niet voldoende ruimte is om die regen op te vangen, is de kans op wateroverlast groter. In waterplannen besteden waterschap en gemeente hier nadrukkelijk aandacht aan. Water moet daarnaast schoon zijn, zodat planten en dieren er in kunnen leven en kinderen er in kunnen spelen. Maar water moet vooral ook leuk zijn. Zowel om naar te kijken als om in te recreëren. 3.3.3
Situatie plangebied Voorliggend bestemmingsplan maakt het mogelijk de gymzaal en bijbehorende ontsluiting en (beperkte) parkeervoorziening te realiseren. Het hemelwater dat niet ter plekke kan infiltreren wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater in de watergangen in de directe omgeving van het plangebied. Het regenwater wat op het gebouw terecht komt, kan worden afgevoerd via de sloot aan de noordzij-
SAB
17
de. Het afvalwater afkomstig van de gymzaal zal worden afgevoerd op een gescheiden rioolsysteem. Het verharde oppervlak neemt toe met in totaal circa 2.350 m2 (voor de bestemming maatschappelijk 667 m2 en voor de bestemming verkeers- en verblijfsgebied 1697 m2). Dit verlies aan waterberging moet ten behoeve van het watersysteem gecompenseerd worden binnen het plangebied. Volgens de berekeningswijze van het waterschap betekent dit een compensatie van ongeveer 103 m3. De doorstroomfunctie van de watergang direct ten noorden van de gymzaal moet gegarandeerd blijven. Daarnaast moet de bestaande bergingscapaciteit worden gewaarborgd. De verharding en de gymzaal wordt ten zuiden van deze watergang gerealiseerd. Er is enkel een kruising met het voet- en fietspad middels een bruggetje of duiker. Het betreft hier slechts 10 m2. Afname van berging dient volledig te worden gecompenseerd in hetzelfde peilvak. Het aantal te compenseren kubieke meters wordt berekend op basis van een peilstijging van 30 cm boven zomerpeil of boezempeil. De watercompensatie zal plaatsvinden in het westelijk deel van het plangebied tussen het voet- en fietspad en de particuliere percelen die doorlopen tot aan de Wilhelminazijstraat. Er ligt nu een kleine watergang, een greppel. De bedoeling is dat de sloot direct ten noorden van de toekomstige gymzaal wordt doorgetrokken richting westzijde. De greppel zal worden verbreed en uitgediept. Onder deze greppel ligt een regenwaterriool, deze kan komen te vervallen. Daarnaast zal watercompensatie plaatsvinden aan de oostzijde van het plangebied in een gebied langs de sloot. Binnen de bestemmingsregeling is specifiek ruimte gegeven voor de realisering van waterberging. Het Waterschap heeft aangegeven dat er ontheffing van de Keur moet worden aangevraagd voor de realisatie van het plan. Daarnaast mag er geen gebruik worden gemaakt van uitlogende materialen. Het regenwater van de verharding zal vooraf gezuiverd moeten worden. In het bouwplan wordt hier rekening mee gehouden.
3.4
Flora en fauna Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de aanwezige natuurwaarden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Het plangebied bevindt zich niet in of in de buurt van een speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Hiernaast voorziet het plan niet in nieuwe ontwikkelingen binnen de EHS. Gebiedsbescherming is niet aan de orde. Wat betreft soortbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing worden aangevraagd.
SAB
18
Door Bureau Waardenburg is in juli 2009 een onderzoek naar flora en fauna uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de separate bijlagen bij dit plan. In het rapport wordt de volgende conclusie getrokken. Door de beoogde ingreep worden verbodsbepalingen overtreden ten aanzien van algemene soorten amfibieën en zoogdieren, welke zijn opgenomen in tabel 1 van de Flora en faunawet. Voor deze soorten geldt een vrijstelling voor het overtreden van verbodsbepalingen indien sprake is van een ruimtelijke ingreep. Voor de strikt beschermde gewone dwergvleermuis en laatvlieger is het plangebied niet van wezenlijk belang. De oppervlakte is zeer beperkt en in de omgeving is alternatief fourageergebied aanwezig. Negatieve effecten op vleermuizen worden als gevolg van de geplande ingreep niet verwacht. Het aanvragen van een ontheffing wordt daarom niet noodzakelijk geacht. Bij het uitvoeren van de werkzaamheden dient rekening gehouden te worden met het voorkomen van broedvogels. In het wilgenopslag langs de waterplas kunnen vogels tot broeden komen. Verstoring van broedvogels is niet toegestaan en dient voorkomen te worden. dit kan gedaan worden door opgaande vegetatie buiten het broedseizoen te rooien. Het broedseizoen loopt bij benadering vanaf half maart tot begin augustus. Het rooien van opgaande vegetatie binnen deze periode is mogelijk indien door een deskundige is vastgesteld dat er geen broedvogels aanwezig zijn.
3.5
Archeologie Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. Archeologisch onderzoek zal moeten worden uitgevoerd indien sprake is van een hoge of middelhoge trefkans, of indien het plangebied niet is gekarteerd. De in het kader van onderhavig bestemmingsplan mogelijke ruimtelijke ontwikkeling is getoetst aan het gemeentelijke archeologiebeleid. Op basis van dit beleid hoeft geen archeologisch onderzoek plaats te vinden indien de bodemingreep minder dan 500 m² bedraagt. Onderzoek wordt uitgevoerd aangezien het te roeren oppervlak hierboven ligt. Door Acvu-HBS is in juli 2009 een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Dit rapport is opgenomen in de separate bijlagen bij dit plan. In het rapport wordt de volgende conclusie getrokken. Er zijn geen aanwijzingen voor archeologische vindplaatsen binnen het plangebied. Daarom wordt geadviseerd geen verder archeologisch onderzoek te laten uitvoeren en het terrein vrij te geven voor verdere ontwikkeling. Wel dient tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden rekening te worden gehouden met zogenaamde toevalsvondsten. Indien tijdens graafwerkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen, dient hiervan conform de Monumentenwet melding te worden gemaakt bij het bevoegd gezag of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
SAB
19
3.6
Verkeer en parkeren Verkeer Het plangebied wordt enkel ontsloten door een langzaam verkeer verbinding voor voet- en fietsverkeer. Er wordt zo een veilige route voor kinderen en begeleiders te kunnen waarborgen. Omdat de voorziening met name bedoeld is voor de wijk ten noorden van de plas vindt deze ontsluiting vanuit die richting plaats. De ontsluiting zal aanhaken op de Bouwing, het bestaande fiets- voetpad tussen de verlengde Bredestraat en de Wilhelminastraat. De langzaamverkeerverbinding is voldoende breed en goed gefundeerd zodat hulpdiensten via deze route de gymzaal kunnen bereiken. Parkeren Bij de gymzaal is een keermogelijkheid voor auto’s en een beperkt aantal parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen zijn er voor gehandicapten, minder-validen of zieke kinderen die met de auto gehaald of gebracht moeten worden. Het aantal parkeerplaatsen is vastgesteld op circa 6. De basis voor parkeernormering wordt gevormd door de CROW parkeerkencijfers. De gemeente Geldermalsen heeft een omgevingsadressendichtheid van 5501 per km² en is hierdoor weinig stedelijk. Voor een sporthal met uitsluitend schoolfunctie is de parkeernorm vastgesteld op minimaal 2 en maximaal 2,5 plaatsen. De beoogde ontwikkeling voldoet ruimschoots aan de parkeernorm.
3.7
Economische uitvoerbaarheid In verband met de kosten die momenteel uitgegeven worden aan het vervoer van de groepen leerlingen van de beide scholen, is het financieel haalbaar om over te gaan tot realisering van een nieuwe gymnastiekaccommodatie, dicht bij de betreffende scholen. Ten behoeve van de plannen is een vertrouwelijke exploitatieopzet gemaakt waaruit de financiële haalbaarheid blijkt.
1
CBS Statline databank.
SAB
20
4 4.1 4.1.1
Wijze van bestemmen Algemeen Wat is een bestemmingsplan? Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat: 1 de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en 2 de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (het overgangsrecht is hierbij mede van belang). Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (bouwvergunning) en regels voor het verrichten van ‘werken’ (aanlegvergunning). Een bestemmingsplan regelt derhalve: 3 het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen); en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor: 4 het bebouwen van de gronden; 5 het verrichten van werken (aanleggen). Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet Milieubeheer en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid.
4.1.2
Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in het bijhorende regel worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld: 1 Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één ‘enkel’ bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regel van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
SAB
21
2 Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de verbeelding dat betrekking heeft op een vlak op die kaart. Via een aanduiding wordt in de regels ‘iets’ geregeld. Dat ‘iets’ kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben. 4.1.3
Hoofdstukopbouw van de regels De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken: 1 Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2). 2 Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook een aanlegvergunningstelsel opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsbepalingen. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsbepalingen ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo is een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld. 3 Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels en algemene ontheffingsregels. 4 Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
4.2
Dit bestemmingsplan Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
SAB
22
4.2.1
Bijzonderheden in dit bestemmingsplan De gronden binnen het plangebied hebben de volgende bestemmingen gekregen: Agrarisch, Maatschappelijk, Groen, Verkeer - Verblijfsgebied. Agrarisch Binnen deze bestemming is het naast het huidige agrarische gebruik van de gronden bestendigd. In de algemene gebruiksbepalingen in dit bestemmingsplan is het mogelijk om de watercompensatie te realiseren. Maatschappelijk Binnen de maatschappelijke bestemming is het mogelijk de gymzaal te realiseren. Op de verbeelding staat aangegeven welk bouwvlak daarvoor is bedoeld. De gebouwen ten behoeve van de bestemming dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht. Daarbij is aangegeven wat de maximale goot- en bouwhoogten mogen bedragen. Groen De bestemming Groen is toegekend aan de gronden welke grenzen aan de bestemming Verkeer - Verblijf en grenzen aan de bestaande recreatieplas. De gronden zijn naast groenvoorzieningen ook bedoeld voor watergangen. Op de gronden mag alleen gebouwd worden ten behoeve van de bestemming. Verkeer - Verblijfsgebied De gronden met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied zijn bedoeld voor de ontsluiting van de gebouwen binnen het plangebied. Daarnaast zijn de gronden bedoeld voor parkeerplaatsen, groenvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van wateropvang en -afvoer. Op de gronden mag alleen gebouwd worden ten behoeve van de bestemming.
SAB
23
5 5.1
Procedure Ter inzage legging voorontwerp Voorafgaand de ter inzage legging is op 24 september 2009 een inspraakavond gehouden over de plannen voor de bouw van een gymzaal aan de oostelijke rand van de kern Meteren. Met ingang van 2 oktober 2009 heeft het voorontwerpbestemmingsplan ‘gymzaal Meteren’ gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn 11 inspraakreacties ingediend, met name van omwonenden. Een overzicht van de reacties is weergeven in de bijlage. Het merendeel van de inspraakreacties heeft betrekking op het realiseren van de parkeerplaatsen en het hierdoor ontstaan van een hangplek voor jongeren. Daarnaast hebben de opmerkingen betrekking op het verdwijnen van de groene bufferzone tussen Kalenberg en Meteren. Ook de ontsluiting van auto’s staat, gezien het toekomstig gebruik door leerlingen van de basisscholen en inwoners van Meteren, ter discussie. Naar aanleiding van deze reacties heeft de gemeente besloten de gymzaal uitsluitend ter beschikking te stellen aan de leerlingen van de basisscholen, en niet aan sportvereningen zoals in de eerdere plannen het geval was. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan een deel van de bezwaren. De ontsluiting voor auto’s kan vervallen en er is maar een beperkt aantal parkeerplaatsen nodig.
5.2
Overleg instanties Ook is het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van artikel 3.1.1 Bro opgestuurd naar verschillende instanties met het verzoek om een reactie te geven op het plan. Alle instanties hebben hierop gereageerd. Een overzicht van de reacties uit het vooroverleg is in de bijlage weergegeven. De reacties van de instanties waren overwegend positief, met uitzondering van het Waterschap Rivierenland. Het Waterschap Rivierenland meldt dat de ruimtelijke consequenties van het plan voor het watersysteem nog onvoldoende duidelijk is. Het is niet bekend wat de toename van het verhard oppervlak is, of en hoeveel wateroppervlak gedempt wordt en hoe de benodigde watercompensatie geregeld wordt binnen het plangebied. In dit ontwerpbestemmingsplan is één en ander beschreven in de waterparagraaf.
SAB
24