Gemeente Hardinxveld-Giessendam
Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’ Gewijzigd vastgesteld
2 juli 2015
Gemeente Hardinxveld-Giessendam
Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’ Gewijzigd vastgesteld
Inhoud: - Toelichting - Regels - Verbeelding
werknummer: 207.010.03 datum: 2 juli 2015 bestand: J:\207\010\03\3.Projectresultaat\ Procedureoverzicht Fase
Datum
Concept
18 januari 2012
Voorontwerp
16 april 2012
Inspraak en overleg Ontwerp Ter inzage legging
april - mei 2012 25 oktober 2012 november 2012 - januari 2013
Vaststelling
10 juli 2014
Tussenuitspraak R.v.S.
25 februari 2015
Gewijzigde vaststelling
2 juli 2015
KuiperCompagnons BV Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Architectuur, Landschap Rotterdam
TOELICHTING
Inhoudsopgave 1
INLEIDING 1.1 Aanleiding en doel van het plan 1.2 Ligging en begrenzing plangebied 1.3 Vigerende bestemmingsplannen 1.4 Leeswijzer
1 1 1 3 3
2
PLANBESCHRIJVING 2.1 Bestaande situatie 2.2 Ontwikkelingen
5 5 7
3
RUIMTELIJKE ORDENING 3.1. Nationaal beleid 3.2. Provinciaal en regionaal beleid 3.3 Regionaal en gemeentelijk beleid
9 9 11 12
4
STEDENBOUWKUNDIGE INPASSING 4.1 Stedenbouwkundige uitgangspunten 4.2 Verkeer en parkeren
15 15 15
5
FLORA EN FAUNA 5.1 Kader 5.2 Onderzoek 5.3 Conclusie
17 17 19 21
6
WATER 6.1 Kader 6.2 Onderzoek 6.3 Conclusie
23 23 26 30
7
ARCHEOLOGIE EN CULTUURHISTORIE 7.1. Kader 7.2 Onderzoek 7.3 Conclusie
31 31 32 33
8
MILIEU 8.1 Algemeen 8.2 Bodemkwaliteit 8.3 Akoestische aspecten 8.4 Luchtkwaliteit 8.5 Milieuzonering 8.6 Externe veiligheid 8.7 Overige belemmeringen
35 35 35 37 42 44 48 49
9.
BEZONNING 9.1 Onderzoek 9.2 Conclusie
51 51 52
10.
JURIDISCHE OPZET 10.1. Inleiding 10.2. Toelichting op de regels 10.3 Bestemmingsgewijze toelichting
53 53 54 56
11.
OVERLEG EN INSPRAAK 11.1. Overleg ex artikel 3.11 Bro 11.2. Inspraak 11.3 Ontwerpfase 11.4 Vaststellingsfase 11.5 Beroep, tussenuitspraak en gewijzigde vaststelling
59 59 60 62 63 63
12.
UITVOERBAARHEID 12.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 12.2. Financiële uitvoerbaarheid 12.3. Handhavingsaspecten
65 65 65 65
Bijlagen bij de toelichting: 1. Zienswijzennota, gemeente Hardinxveld-Giessendam, 10 april 2014 2. Tussenuitspraak Raad van State d.d. 25 februari 2015 3. Aanvullende onderbouwing en onderzoek akoestische situatie Buitendams 326, KuiperCompagnons, Separate bijlagen bij de toelichting: 1. Rapportage onderzoeken - Bijlage Akoestisch onderzoek 2. Afschrift de Digitale Watertoets, Waterschap Rivierenland, 16 mei 2012 3. Quickscan-scan flora en fauna, Natuur Wetenschappelijk Centrum, september 2012 4. Archeologisch onderzoek, Vestigia, 22 februari 2012 5. Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740, Terra Milieu, juli 2011 6. Bezonningsstudie, KuiperCompagnons, 28 juni 2012 7. Akoestisch onderzoek inrichtingslawaai, KuiperCompagnons, 28 maart 2013
1
1
Inleiding
1.1
Aanleiding en doel van het plan De Stichting Buitenhof heeft het voornemen om op het perceel Buitendams 326 te HardinxveldGiessendam een woonzorgcomplex met circa twaalf wooneenheden voor gehandicapten te realiseren. Naast deze woonfunctie zal tevens de mogelijkheid bestaan voor dagbesteding. De nieuwe bebouwing bestaat uit vervangende nieuwbouw aan de weg en een wooncomplex op het achterliggende deel van het perceel. De voorgenomen ontwikkeling past niet in het geldende bestemmingsplan. Om het initiatief juridisch-planologisch mogelijk te maken, is voor het bouwplan dit postzegelbestemmingsplan opgesteld. Gewijzigde vaststelling n.a.v. de tussenuitspraak van de Raad van State Naar aanleiding van ingesteld beroep, heeft de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 februari 2015, een tussenuitspraak1 gedaan waarin de gemeente HardinxveldGiessendam de gelegenheid is geboden de door de afdeling geconstateerde gebreken met betrekking tot de akoestische situatie, binnen een termijn van 12 weken te herstellen. Hierop is nader onderzoek gedaan naar de akoestische situatie. Door KuiperCompagnons is een aanvullende onderbouwing geschreven2. Met een aanpassing van het in het plan voorziene geluidscherm, wordt voldaan aan de grenswaarden ten aanzien van geluid op de gevel van het zorgcomplex, zonder dat de naastgelegen groothandel in ijzer en staalschroot in zijn planologische mogelijkheden wordt beperkt. In hoofdstuk 8, paragraaf 5 is een nadere onderbouwing opgenomen en wordt verwezen naar de hierboven genoemde aanvullende notitie.
1.2
Ligging en begrenzing plangebied Het plangebied betreft het perceel Buitendams 326 in de gemeente Hardinxveld-Giessendam. Het perceel ligt aan de noordzijde van het oude bebouwingslint Buitendams, dat vanuit het centrum van Hardinxveld-Giessendam richting het zuidwesten parallel aan de Giessen loopt. Het lint ligt op een dijklichaam en aan weerszijden staat bebouwing, veelal direct aan de straat. De achterliggende gronden herbergen een grote diversiteit aan functies en gebouwen. Van oudsher gericht op het water (zuidzijde) en op het agrarische achterland (noordzijde). Met de realisatie van de woonwijken West II en West III (de Blauwe Zoom), is het agrarische land aan de noordzijde van het Buitendams geleidelijk aan komen te vervallen. Het onderhavige perceel maakt onderdeel uit van het overgebleven tussengebied tussen de lintbebouwing en de nieuwe woonwijken. De noordrand van dit gebied is recent ingevuld met woonpercelen die vanuit de woonwijk worden ontsloten. Het gebied wordt begrensd door de naastgelegen kavels in het westen, noorden en oosten. In het zuiden grenst het perceel aan de weg. 1
Tussenuitspraak Raad van State, d,d, 25 februari 2015, zie bijlage 2 Aanvullende onderbouwing en onderzoek akoestische situatie KuiperCompagnons, 18 mei 2015, zie bijlage 3
2
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
Buitendams
326,
2
Afbeelding: Ligging plangebied en omgeving
Afbeelding: Uitsnede bestemmingsplan West I en II
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
3
1.2
Vigerende bestemmingsplannen In het vigerende bestemmingsplan Giessendam-West I en II (vastgesteld op 6 oktober 2005) zijn aan de gronden een woonbestemming en tuinbestemming toegekend. Bebouwing in de vorm van een woning is toegestaan binnen het bouwvlak, direct aan de weg. Op het overige deel van het erf is geen hoofdbebouwing toegestaan, maar uitsluitend erfbebouwing. Het voorgenomen woonzorgcomplex en het nieuwe pand aan de dijk zijn niet toegestaan binnen deze vigerende regeling. Om het initiatief juridisch-planologisch mogelijk te maken, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
1.4
Leeswijzer Deze ruimtelijke onderbouwing bestaat uit 9 hoofdstukken. In hoofdstuk 2 vindt de planbeschrijving plaats. In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan het relevante Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de stedenbouwkundige inpassing. De hoofdstukken 5 tot en met 8 vormen feitelijk de onderbouwing voor ruimtelijke ordening, volkshuisvesting, mobiliteit, natuur, water, archeologie en cultuurhistorie en milieu. In hoofdstuk 9, tenslotte, wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aangetoond en wordt ook ingegaan op het overleg- en inspraaktraject.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
4
Afbeeldingen: Luchtfoto’s huidige situatie
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
5
2
Planbeschrijving
2.1
Bestaande situatie Buitendams is een langgerekt dijklint aan de noorderoever van de Giessen. Het lint loopt vanuit het centrum van Hardinxveld tot aan de huidige aansluiting op de rijksweg A15. Het oude lint wordt gekenmerkt door kleinschalige dijkbebouwing met daarachter (restanten van) voormalige agrarische of watergerelateerde bedrijven. Op een aantal plekken zijn deze percelen in de afgelopen jaren herontwikkeld, waarbij aan de straatzijde is aangesloten op de karakteristiek van het oude bebouwingslint en op de achterliggende percelen een meer autonome ontwikkeling met veelal woningbouw. Buitendams 326 is zo’n voormalige agrarische kavel met een (woon)pand aan het lint en een groen achter gebied met een enkele (voormalige agrarische) schuren en bijgebouwen. Bebouwing Vrijwel direct aan de Buitendams staat een woonhuis in één laag met kap. Door het hoogteverschil met het achterliggende land telt het pand aan de achterzijde twee bouwlagen. Aan het huis is een schuur vastgebouwd. Achter dit hoofdgebouw staat een vrijstaande schuur/stal. Op het achterterrein zijn verder nog twee kleinere vrijstaande gebouwtjes aanwezig. Terrein Een klein gedeelte van het perceel is (half)verhard, maar het grootste deel bestaat uit grasland. Achter op het terrein is een kleine waterpartij aanwezig. Daarnaast zijn aan de randen van het perceel watergangen aanwezig.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
6
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
7
2.2
Ontwikkelingen De ontwikkeling voorziet in de ontwikkeling van een nieuw woonzorgcomplex, achter op het percelen en vervangende nieuwbouw van het pand direct aan de Buitendams. De ontwikkeling is voorzien in twee fases. In de eerste fase wordt het woonzorgcomplex gerealiseerd. Het plan gaat uit van een volume dat is samengesteld uit drie basisvormen van één laag met kap, die geschakeld in de vorm van een U worden gebouwd. De kap is (gedeeltelijk) bewoonbaar. De 12 wooneenheden zijn bereikbaar via een gang die vanaf de entree en de algemene ruimte aan de binnenzijde van het complex loopt. De woningen grenzen daardoor aan de buitenruimte die rond het complex aanwezig is. Hier is tevens ruimte voor een klein terras. Aan de oostkant van het gebouw is ruimte voor de benodigde parkeerplaatsen. De ontsluiting vindt (tijdelijk) plaats vanaf de Buitendams, waar in de huidige situatie al een inrit naar het perceel aanwezig is. In de toekomstige situatie is een ontsluiting via de achterliggende woonwijk voorzien. In een tweede fase wordt aan de kant van de Buitendams een kleine bouwmassa in één tot twee bouwlagen met kap gerealiseerd. Het nieuwe pand aan de voorkant van de kavel sluit aan op de karakteristiek van de bebouwing aan de Buitendams en vormt een geheel met de 12 wooneenheden die achter op de kavel worden gebouwd. Het gebouw is onderkelderd waarmee aan de achterzijde onder maaiveld een extra bouwlaag is gelegen. Deze ruimte zal dienst kunnen doen als berging en fietsenstalling. Het pand zelf zal verder een aan de maatschappelijke functie van het woonzorgcomplex ondergeschikte functie krijgen. Gedacht kan worden aan een gemeenschappelijke leefruimte of ruimte voor invulling van de dagbesteding en een verblijfsruimte voor begeleiders en beheerder van het complex. Met een wijzigingsbevoegdheid is het tevens mogelijk om de functie te wijzigen en een zelfstandige woning te realiseren. De tweede fase zal pas later worden gerealiseerd. Wanneer nieuwbouw aan de Buitendams gerealiseerd wordt, dient de ontsluiting van het achterliggende terrein nader te worden bezien. Indien de ontsluiting van het woonzorgcomplex via aangrenzende kavels kan worden gerealiseerd, kan de bestaande ontsluiting vanaf het Buitendams (voor autoverkeer) komen te vervallen.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
8
Afbeelding: Uitsnede kaart Provinciale Verordening ruimte
Afbeelding: Uitsnede kaart Provinciale Verordening ruimte
Afbeelding: Uitsnede kaart Provinciale Verordening ruimte
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
9
3
Ruimtelijke Ordening
3.1
Nationaal beleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden, en vervangt de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven)lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma’s. Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s rondom de main-, brain- en greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio’s wordt het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet. Gebiedsgerichte nationale belangen en opgaven voor regio Zuid-Holland zijn: Het verbeteren van het vestigingsklimaat van de regio; Vernieuwen en versterken van de mainport Rotterdam door het ontwikkelen van een efficiënt multimodaal logistiek netwerk in samenhang met de andere Nederlandse zeehavens; Het borgen van de waterveiligheid en -kwaliteit, zoetwatervoorziening en ontwikkeling van een maatregelenpakket droogte/verzilting (Hoogwaterbeschermingsprogramma en Deltaprogramma met o.a. het deelprogramma zoetwater, Rijnmond-Drechtsteden, Zuidwestelijke Delta en Kust); Het aanwijzen van leidingstroken voor (toekomstige) buisleidingen van nationaal belang voor de Rotterdamse Haven; Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV);
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
10
Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (waaronder de Biesbosch en de Nieuwkoopse plassen).
Het project draagt niet direct bij aan de gebiedsgerichte belangen en opgaven voor de regio Zuid-Holland maar doet ook geen afbreuk aan deze belangen. Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) Het rijk legt met het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-) AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien geldende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkintreding van het besluit zijn aangepast. Bij besluit van 28 augustus 2012 (inwerking getreden op 1 oktober 2012) is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen hoofdinfrastructuur (reserveringen voor hoofdwegen en landelijke spoorwegen en vrijwaring rond Rijksvaarwegen), de elektriciteitsvoorziening, het regime van de herijkte ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied). Ook is bij besluit van 28 augustus 2012 het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangepast. In het Bro is de ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder) opgenomen. Als gevolg van deze wijziging zijn gemeenten en provincies verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de duurzaamheidsladder op te nemen, wanneer een zodanig besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt.
Afbeelding: Barro
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
11
Ten zuiden van het plangebied is de Merwede (inclusief de oevers) aangeduid als rivierbed c.q. stroomvoerend deel van het rivierbed. Het plangebied ligt echter op ruime afstand van deze zone. Het Barro legt zodoende geen aanvullende verplichtingen op aan dit bestemmingsplan. 3.2
Provinciaal en regionaal beleid Provinciale structuurvisie; Visie op Zuid-Holland, ontwikkelen met schaarse ruimte Op basis van de Wro moeten gemeenten, provincies en Rijk hun beleid neerleggen in één of meer structuurvisies. Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale ruimtelijke structuurvisie voor Zuid-Holland te ontwikkelen. Het uitgangspunt is “lokaal wat kan, provinciaal wat moet”. In de provinciale structuurvisie geeft de provincie aan wat zij als provinciaal belang beschouwt en hoe zij daarop wil gaan sturen. De provinciale structuurvisie werd op 2 juli 2010 vastgesteld. Inmiddels zijn ook een eerste herziening en jaarlijkse actualiseringen vastgesteld. De structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid tot 2020 met een doorkijk naar 2040. Het accent ligt op sturing vooraf en sturing op kwaliteit. Het beleid gaat in op verschillende provinciale belangen. Van belang voor het plan is de bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten gericht op concentratie en functieafstemming (knopen- en locatiebeleid). Verder dient kansrijke en innovatieve binnenstedelijke verdichting plaats te vinden, vooral rond openbaar vervoerknooppunten. Ook is de opvang van de bevolkingsgroei in het Groene Hart en de Delta in regionale, goed ontsloten kernen en daartoe aangewezen relatief verstedelijkte zones belangrijk. Provinciale Verordening Ruimte; ontwikkelen met schaarse ruimte Om het provinciale ruimtelijke belang, zoals beschreven in de provinciale structuurvisie, te kunnen uitvoeren is, onder meer, de provinciale verordening opgesteld. In de provinciale verordening zijn de zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben vastgelegd. De provincie acht de borging hiervan van groot belang. Tevens zijn de nationale belangen zoals vastgelegd in het Barro ook in de provinciale verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen, die slechts voor een deel betrekking hebben op dit plan. De provincie Zuid-Holland kiest ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Op de kaart zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en de kernen, rekening houdend met plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd. Het plangebied is geheel binnen de bebouwingscontour gelegen, waardoor dit bestemmingsplan niet in strijd is met de Verordening Ruimte.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
12
Tot slot dient de voorliggende ontwikkeling getoetst te worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Dat betekent dat bij nieuwe ontwikkelingen in eerste instantie gekeken dient te worden of er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen. Als de behoefte voldoende is gemotiveerd, wordt gekeken of aan deze behoefte kan worden voldaan door het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Als ook dat niet tot de mogelijkheden behoort, wordt aansluitend aan het bestaand stads- en dorpsgebied een locatie gezocht. De voorliggende ontwikkeling maakt een woonzorgcomplex mogelijk, waar zorgbehoevenden extra zorg en dienstverlening krijgen opdat zij zelfstandig kunnen blijven wonen. De behoefte aan dergelijke woonvormen worden onderschreven in de Nota Wonen. De beoogde ontwikkeling is bovendien gelegen binnen bestaand stedelijk gebied, waardoor sprake is van een intensivering van de bestaande ruimte. Derhalve kan worden voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Inmiddels werkt de provincie Zuid-Holland aan een nieuwe verordening ruimte, waarin een stringenter beleid ten aanzien van woningbouwlocaties wordt opgenomen. Naast een kwantitatieve benadering speelt ook het kwalitatieve aspect een rol, waarmee de provincie wil sturen op de huidige mis-match ten aanzien van woonmilieus in verschillende regio’s. Ontwerp Visie Ruimte en Mobiliteit Provincie Zuid-Holland Op basis van de Wro moeten gemeenten, provincies en Rijk hun beleid neerleggen in één of meer structuurvisies. Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale ruimtelijke structuurvisie voor Zuid-Holland te ontwikkelen, waarbij Ruimte en Mobiliteit leidend zijn. In de provinciale structuurvisie geeft de provincie aan wat zij als provinciaal belang beschouwt en hoe zij daarop wil gaan sturen. De provincie Zuid-Holland onderscheidt zich door de strategische ligging in internationale netwerken, drie unieke deltalandschappen die samenkomen (kust, veen en rivierdelta) en de veelzijdige steden en economische complexen in het deltalandschap. De provincie heeft vier ‘rode draden’ benoemd en bevat zekerheid over een werkend mobiliteitsnetwerken bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven (Ontwerp Visie Ruimte en Mobiliteit, december 2013). De vier rode draden voor de toekomst zijn: 1. Beter benutten en opwaarderen van wat er is; 2. Vergroten van de agglomeratiekracht; 3. Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit; 4. Bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Voor de bebouwde ruimte zet de provincie in op een samenhangend, compact en goed bereikbaar, kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied. De provincie geeft in haar Verordening Ruimte aan dat gemeenten de ladder voor duurzame verstedelijking toe moeten passen uit het Bro. De provincie heeft daar haar eigen invulling aangegeven in de Verordening. De ladder voor duurzame verstedelijking houdt ten eerste in dat de behoefte van de ontwikkelingen op het gebied van wonen, kantoren, bedrijven en detailhandel regionaal moeten worden afgestemd en dat deze in principe binnen bestaand stads- en dorpsgebied (BSD) stedelijk gerealiseerd moet worden. Indien de ontwikkeling niet binnen BSD gerealiseerd kan worden door middel van herstructureren, transformeren of verdichten, dient aangetoond te worden dat de locatie buiten
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
13
BSD multimodaal ontsloten is. Het aanbod aan vervoersmodaliteiten op een locatie bepaalt de meest duurzame locatie buiten BSD. Verbanden tussen Visie, Programma Ruimte, Programma Mobiliteit en Verordening Ruimte 2014 In de Visie Ruimte en Mobiliteit wordt het beleid beschreven van de provincie Zuid-Holland. Het Programma Ruimte en het Programma Mobiliteit hebben beide de status van een structuurvisie en beschrijven de manier waarop het ruimtelijk beleid en het mobiliteitsbeleid van de provincie uitgevoerd wordt (met welke instrumenten). De Verordening Ruimte beschrijft de regels vanuit het beleid en het programma. Deze regels hebben een directe doorwerking in bestemmingsplannen. Naar verwachting worden de documenten medio 2014 vastgesteld door Provinciale Staten. 3.3
Regionaal en gemeentelijk beleid Structuurvisie Alblasserwaard en Vijfheerenlanden: “Authentiek & Vernieuwend” In maart 2004 is de regionale structuurvisie “Authentiek & Vernieuwend” vastgesteld. Met deze titel geven de gemeenten in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, waaronder HardinxveldGiessendam, hun gezamenlijke ruimtelijke toekomstvisie weer. ‘Authentiek’ staat voor het zorgvuldig bewaren en versterken van het karakter van de regio en ‘Vernieuwend’ duidt op de ambities van de regio voor het duurzaam verbeteren en vernieuwen van de ruimtelijke kwaliteit van zowel het landelijk als het stedelijk gebied. Structuurvisie Hardinxveld-Giessendam (2005) In de structuurvisie is de gewenste ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van HardinxveldGiessendam tot 2015 met een doorkijk tot 2020 beschreven. Ten behoeve van de structuurvisie is een externe en interne analyse verricht. Er is gekozen voor een progressief beleid (hybride variant; gericht op optimalisatie, functiemenging en vernieuwing in bestaand gebied en op kwaliteit). De belangrijkste componenten van de visie zijn: het aanwijzen van een groot aantal binnenstedelijke herstructureringslocaties, met name bestaande milieuhinderlijke bedrijven, ten behoeve van een invulling met woningbouw; het aangeven van transformatiegebieden: o het ontwikkelen van West III (Blauwe Zoom) als woongebied; o het ontwikkelen van een woongebied ten noordoosten en westen van BovenHardinxveld (reeds gepland); o het aanwijzen van de gronden tussen de verlengde Schapedrift en de gemeentegrens met Sliedrecht en tussen het bestaande spoor en de Betuweroute in de meest westelijk hoek als bedrijventerrein voor (uit de kernen te verplaatsen) bedrijven (uit de regio); o de overige gronden tussen de sporen zullen worden ingezet voor waterberging, waterzuivering en natuurontwikkeling, eventueel gecombineerd met enige woningbouw in lage dichtheden; ook de gronden aan weerszijden van het Kanaal van Steenenhoek zijn bedoeld voor waterberging en –zuivering en natuur (deze gronden zijn gelegen buiten het plangebied); o de Giessenzoom dient te worden ontwikkeld als recreatief natuurgebied;
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
14
het overbruggen van de (infrastructurele) barrières die door de gemeente lopen. Op de langere termijn biedt het overkluizen van de A15 een mogelijkheid voor het slechten van deze barrière en het toevoegen van extra woningen.
Een belangrijke opgave is de herstructurering en vernieuwing van het bestaande stedelijk gebied. Het saneren van hinderlijke bedrijvigheid in de woonomgeving, de verbetering van de beeldkwaliteit, de typologische vernieuwing van woningen en het oplossen van problemen in het stedelijk watersysteem geven hiertoe aanleiding. Verder worden technisch slechte woningen vervangen door nieuwbouw, op deze wijze is eveneens een grote slag te maken in typologische vernieuwing van woningen. Met betrekking tot het plangebied geeft de structuurvisie geen concrete opgave. Wel zijn vergelijkbare ontwikkelingen aan de noord- en zuidkant van Buitendams aangemerkt als nieuwe woongebieden. De ontwikkeling van 12 zorgwoningen past binnen de gedachte en uitgangspunten die in de structuurvisie worden gesteld.
Afbeelding: (Uitsnede) kaart Structuurvisie
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
15
4
Stedenbouwkundige inpassing
4.1
Stedenbouwkundige uitgangspunten Aan KuiperCompagnons is in 2009 verzocht een stedenbouwkundig advies te geven waarbij de hoofdvraag luidt of de beoogde functies en bebouwingsmassa vanuit stedenbouwkundig oogpunt wenselijk en/of toelaatbaar zijn. De uitgangspunten die uit dit advies zijn af te leiden zijn: -
-
ontwikkeling in twee delen, aan de dijk en op het achtererf; bebouwing aan de Buitendams in één tot twee lagen met kap en aansluitend op de karakteristiek van de bestaande en omliggende bebouwing (o.a. vrijwel direct aan de straat); bebouwing op het achtererf in één laag met kap; voldoende parkeervoorzieningen op eigen erf; een informele inrichting van het erf; voldoende afstand tot de zijdelingse perceelsgrens.
Naar aanleiding van het stedenbouwkundig advies is het plan op enkele onderdelen aangepast. Hiermee voldoet het plan aan de gestelde randvoorwaarden. 4.2
Verkeer en parkeren
Oorspronkelijke situatie In de oorspronkelijke situatie is sprake van een woning en wordt het perceel ontsloten op Buitendams. Toekomstige situatie en verkeersaantrekkende werking De gemeente heeft een overeenkomst met de initiatiefnemer gesloten waarin is vastgelegd dat de definitieve ontsluiting gaat plaatsvinden via de noordwestelijk gelegen woonwijk. In de samenwerkingsovereenkomst is opgenomen dat de ontwikkelaar bij de uitwerking van fase 1 en 2 dient te voorzien in voldoende ruimte voor het realiseren van een volwaardige ontsluiting van het verkeer, afkomstig van het te realiseren ontwikkelplan via de westzijde van het perceel. Tijdelijk, dus tot de definitieve ontsluiting is geregeld, wordt ontsluiting via Buitendams toegestaan. In de definitieve situatie is ontsluiting van langzaam verkeer op Buitendams wel mogelijk. De wooneenheden in de zorgboerderij zullen een verwachte toename van 60 verkeersbewegingen per etmaal hebben. Voor de dagbesteding en stagegelegenheid wordt rekening gehouden met een toename van 25 bewegingen per etmaal. De realisatie van de zorgboerderij levert in totaal dus 85 verkeersbewegingen per etmaal op. Per saldo is sprake van een toename van circa 80 verkeersbewegingen ten opzichte van de bestaande situatie. Buitendams heeft voldoende capaciteit om een tijdelijke toename van het verkeer te kunnen verwerken. Voor dergelijke wegen (30 km/uur) geldt in het algemeen een maximale capaciteit
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
16
van 6.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal. In 2022 wordt voor Buitendams een intensiteit van ruim 2.600 motorvoertuigen per etmaal verwacht. Daarmee is de intensiteit/capaciteit verhouding lager dan 50 %. Over het algemeen geldt dat wanneer deze verhouding lager is dan 80%, zich geen noemenswaardige problemen voordoen. De toename van 80 verkeersbewegingen zal daarom niet leiden tot een capaciteitsprobleem op Buitendams. Doch wordt een permanente ontsluiting op Buitendams niet wenselijk geacht gezien het smalle en bochtige profiel, met veel geparkeerde voertuigen. Een verkeersonderzoek is echter niet noodzakelijk, omdat het een tijdelijke situatie betreft. In de definitieve situatie wordt gestreefd naar een ontsluiting via de noordwestelijk gelegen woonwijk. Om de mogelijkheid voor een toekomstige ontsluiting over het nog te ontwikkelen woongebied ten westen van het plangebied veilig te stellen, zal een grondruil plaatsvinden tussen Buitendams 326 en Buitendams 328. Hierbij wordt aan de achterzijde van Buitendams 326 een driehoekig stuk grond overgedragen aan Buitendams 326 en zal aan de straatzijde een gedeelte naast de bestaande woning aan nr. 328 worden overgedragen. De grond waarover de toekomstige ontsluiting zal worden aangelegd krijgt vooralsnog de bestemming Maatschappelijk. De grond die wordt toegevoegd aan de bestaande woonkavel (nr. 328) krijgt de bestemming Wonen (zonder bouwvlak) en Tuin. Parkeren Voor het plan wordt uitgegaan van de parkeernormen uit de CROW-publicatie 317 ‘Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’. Hierin is voor een serviceflat / aanleunwoning (zelfstandige woonruimte met een beperkte zorgvoorziening) een parkeernorm van minimaal 0,9 en maximaal 1,3 per woning opgenomen. Voor een verpleeg- / verzorgingstehuis bedraagt de parkeernorm uit het ASVV2004 minimaal 0,5 en maximaal 0,7 per wooneenheid. Het aandeel van bezoekers en personeel is in de genoemde kencijfers verwerkt. Omdat in het bouwplan voor het wooncomplex sprake is van kleine wooneenheden voor een specifieke doelgroep waarbij het autobezit laag is, wordt uitgegaan van een parkeernorm van 0,9 parkeerplaatsen per wooneenheid. Het wooncomplex kent 12 wooneenheden. Hiervoor zijn volgens de parkeernorm dus minimaal 11 parkeerplaatsen nodig. De inrichtingstekening voorziet in 12 plaatsen. Conclusie Per saldo resulteert de ontwikkeling tijdelijk in een toename op Buitendams van circa 80 verkeersbewegingen per etmaal. Deze toename zal niet leiden tot een capaciteitsprobleem op Buitendams. Er worden circa 12 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd. Op basis van de meest recente CROW-publicatie geldt voor de woningen een parkeereis van ten minste 11 parkeerplaatsen. Daarmee wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
17
5
Flora en Fauna
5.1
Kader
5.1.1 Soortenbescherming De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen zijn alleen huismuis, bruine en zwarte rat niet beschermd. Van de vissen, ongewervelde dieren (zoals vlinders, libellen en sprinkhanen) en planten zijn alleen de in de wet genoemde soorten beschermd. De Ffw gaat uit van het ‘nee, tenzij’-principe. Dit betekent dat alleen onder bepaalde (zeer stringente) voorwaarden een inbreuk mag worden gemaakt op de bescherming van soorten en hun leefomgeving. Daarnaast beschermt de wet niet alleen soorten in het algemeen, maar ook individuen van soorten. Voor ruimtelijke ingrepen die gevolgen hebben voor een beschermde soort en / of zijn leefgebied moet een ontheffing op grond van de Ffw worden aangevraagd. Voor een aantal soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor werkzaamheden die uit een bestemmingsplan voortvloeien dient voor de start van die werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd indien beschermde soorten voorkomen. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan dient duidelijk te zijn of en in hoeverre een ontheffing kan worden verkregen. De wettelijk beschermde soorten zijn ingedeeld in de volgende vier categorieën. Meer algemene soorten (tabel 1 Ffw): voor deze soorten is een algemene vrijstellingsregeling van kracht in geval van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. Andere, niet algemeen voorkomende soorten (tabel 2 Ffw), met uitzondering van beschermde inheemse vogels: ontheffing is alleen mogelijk indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Er is echter geen ontheffing nodig indien gewerkt wordt volgens een gedragscode. Deze code dient door een sector of ondernemer zelf opgesteld te worden en dient vervolgens goedgekeurd te zijn door het verantwoordelijke ministerie. Strikt beschermde soorten (tabel 3 Ffw): voor deze soorten dient in geval van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling altijd ontheffing te worden aangevraagd van de Ffw. Ontheffing wordt alleen verleend indien er geen alternatief is en geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor soorten in tabel 3 die ook op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (HR) voorkomen, wordt ontheffing echter alleen nog maar verleend indien er daarnaast een dwingende reden van groot openbaar belang is; dit is het gevolg van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) in januari 20093. Beschermde inheemse vogels: deze vallen onder de Europese Vogelrichtlijn (VR). Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en dwingende redenen van groot openbaar
3
Zie ABRS 21 januari 2009, zaak nr. 200802863/1
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
18
belang zijn volgens rechtspraak van de ABRS geen reden om ontheffing te verlenen4. Ontheffing is uitsluitend toegestaan op basis van de ontheffingsgronden die in de VR zijn genoemd. Overigens is het, indien geen ontheffing nodig is, volgens de huidige interpretatie van de wet wel verplicht rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Voor sommige vogelsoorten met vaste verblijfplaatsen geldt dat deze vaste verblijfplaatsen en het essentiële leefgebied jaarrond beschermd zijn. Indien soorten van tabel 2 en/of 3 en/of vogels voorkomen, geldt dat een ontheffingsaanvraag niet aan de orde is indien mitigerende maatregelen (voorafgaand aan de ruimtelijke ontwikkeling) getroffen kunnen worden die het behoud van de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaatsen van de soorten garanderen. Ontheffing is dan niet nodig, omdat er geen sprake is van overtreding van de Ffw. Er kan worden volstaan met het werken volgens een ecologisch werkprotocol, dat moet worden opgesteld door een deskundige; ook bij het overzetten van dieren moet een deskundige worden betrokken. Eventueel kan overigens wel ontheffing worden aangevraagd (die dan wordt afgewezen) om de mitigerende maatregelen te laten goedkeuren. Overigens geldt voor alle in het wild levende planten- en diersoorten de zogenaamde zorgplicht. Dit houdt in dat ‘voldoende zorg’ in acht moet worden genomen voor alle planten en dieren en hun leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkeling gezorgd moet worden dat dieren niet gedood worden en dat planten verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. 5.1.2 Gebiedsbescherming Het voormalig Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV; het huidige Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) heeft in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geïntroduceerd. De EHS bestaat uit een netwerk van natuurgebieden. Het doel van de EHS is de instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan. Bescherming van (natuur)gebieden heeft daarnaast ook plaats Natuurbeschermingswet 1998. Daaronder vallen de volgende typen gebieden: Natura 2000-gebieden (VR- en HR-gebieden); Beschermde Natuurmonumenten; Wetlands.
middels
de
Binnen beschermde natuurgebieden gelden (strenge) restricties voor ruimtelijke ontwikkelingen. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht.
4
Zie ABRS 13 mei 2009, zaak nr. 200802624/1
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
19
5.2
Onderzoek
5.2.1 Plangebied en ontwikkeling Het plangebied betreft een perceel aan de Buitendams 326 te Hardinxveld-Giessendam. In het zuiden wordt het gebied begrensd door de weg Buitendams, in het oosten door de percelen Buitendams 324 en 306B en in het westen door het perceel Buitendams 328. Ten behoeve van de ontwikkeling zullen bomen worden gekapt en zal bebouwing worden gesloopt. Er zullen geen watergangen worden gedempt.
5.2.2 Soortenbescherming
Toets Ffw De Toets Ffw start met een globaal onderzoek (quickscan), waarin gekeken wordt of er een reële kans is op het al dan niet voorkomen van beschermde soorten in of net buiten het plangebied. Indien blijkt dat die kans aanwezig is, zal een uitgebreid veldonderzoek moeten plaatshebben op het moment dat er kans is op (negatieve) effecten op de mogelijk aanwezige beschermde soorten als gevolg van werkzaamheden die voortvloeien uit het plan. Als daarbij wordt aangetoond dat inderdaad beschermde soorten aanwezig zijn, zal een effectenstudie moeten worden gedaan. Indien daaruit blijkt dat er handelingen gaan plaatshebben die nadelige gevolgen hebben voor de aanwezige beschermde soorten, is mogelijk een aanvraag / ontheffing ex artikel 75 van de Ffw aan de orde. Daarbij moet in beeld worden gebracht hoe de voorgenomen werkzaamheden zodanig worden aangepast dat dergelijke gevolgen niet of in mindere mate zullen optreden. Methode Ten behoeve van de quickscan naar het voorkomen van beschermde soorten is een bureauonderzoek uitgevoerd. Aan de hand van verspreidingsgegevens uit databaken op internet zoals “www.telmee.nl”, “www.waarneming.nl” en “www.ravon.nl” en uit inventarisatieatlassen zoals de “Atlas van de Nederlandse zoogdieren” (Broekhuizen et al, 1992) en de “Atlas van de Nederlandse vleermuizen” (Limpens et al, 1997) en habitateisen van beschermde flora en fauna, in combinatie met terreinkenmerken en de ligging van het plangebied in zijn omgeving, is een inschatting (expert judgement) gemaakt van het voorkomen van beschermde soorten. Vervolgens is door het Natuur-Wetenschappelijk Centrum (Dordrecht) op 4 juli 2011 (overdag en ’s avonds) een gebiedsdekkend veldonderzoek verricht. Tenslotte zijn in totaal vijf vleermuisinventarisaties uitgevoerd; driemaal in de kraam/zomerperiode (21 mei, 12 juni en 5 juli 2012) en tweemaal in de zomer/paarperiode (23 augustus en 20 september 2011). Grondgebonden zoogdieren In het onderzoeksgebied zijn geen zwaarder beschermde (tabellen 2 en 3 Ffw / Bijlage IV HR) grondgebonden zoogdieren waargenomen. Tevens zijn er geen sporen en/of verblijfplaatsen van deze categorie dieren aangetroffen. Deze kunnen ook niet zijn gemist.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
20
Vleermuizen Alle Nederlandse vleermuizen zijn strikt beschermd middels tabel 3 van de Ffw en Bijlage IV van de HR. De gebouwen in het plangebied, zowel de boerenschuur als het woonhuis, zijn potentieel geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Uit de vijf vleermuisinventarisaties is naar voren gekomen dat de betreffende gebouwen niet als kraam- en/of zomerverblijf voor vleermuizen functioneren. Wel is gebleken dat de boerenschuur in het plangebied functioneert als paarverblijf voor de grootoorvleermuis (Plecotus spec.). Daarnaast zijn in het plangebied individuen van gewone dwergvleermuis en laatvlieger jagend en passerend waargenomen. Vogels Binnen het plangebied zijn onder meer grote bonte specht, gierzwaluw, merel, Turkse tortel, tjiftjaf, zwarte kraai, winterkoning, houtduif, ekster, vink en grasmus waargenomen. Vaste verblijfplaatsen van een beperkt aantal vogelsoorten (waaronder die van huismus en gierzwaluw) zijn jaarrond beschermd indien ze nog in functie zijn. Het is mogelijk dat de boerenschuur en het huis gebruikt worden als vaste verblijfplaats door huismus en gierzwaluw. Er zijn binnen het plangebied echter geen nesten aangetroffen van vogels met een vaste verblijfplaats. Voorafgaand en tijdens de vijf vleermuisinventarisaties zijn deze soorten bovendien niet in het plangebied waargenomen. Het terrein is dus niet van belang voor vogels met een vaste verblijfplaats. Amfibieën en reptielen Er zijn geen zwaarder beschermde amfibieën en reptielen in het onderzoeksgebied aangetroffen. Wel zijn er de groene kikker (Rana esculenta complex) en larven van de bruine kikker en kleine watersalamander gevangen. Dit zijn echter soorten van tabel 1 van de Ffw, waarvoor bij ruimtelijke ontwikkeling een vrijstelling geldt. Vissen In de watergangen binnen het plangebied zijn geen beschermde vissoorten aangetroffen. In de watergangen is alleen een (onbeschermde) ruisvoorn waargenomen. Ongewervelden Er zijn slechts enkele soorten ongewervelden juridisch zwaar beschermd (tabellen 2 en 3 Ffwet). Deze soorten zijn over het algemeen zeer zeldzaam en gebonden aan zeldzame biotopen en zijn derhalve niet te verwachten in het plangebied. In het plangebied zijn alleen onbeschermde soorten aangetroffen. Vaatplanten In het plangebied is de zwanenbloem (tabel 1 Ffw) aangetroffen. Er zijn geen zwaarder beschermde soorten vaatplanten aangetroffen. Deze kunnen ook niet zijn gemist. 5.2.3 Gebiedsbescherming Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de EHS. Het plangebied is evenmin onderdeel van een gebied dat onder de Natuurbeschermingswet 1998 valt. In de omgeving - buiten de bebouwde kom van Hardinxveld-Giessendam - ligt wel het Natura2000-gebied ‘Biesbosch’ (gebied in ontwerp). Gezien de afstand tot dit gebied (minimaal ruim 750 meter), de uitgangssituatie in het plangebied en de ligging in bestaand stedelijk
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
21
gebied, alsmede de aard en schaal van de ruimtelijke ontwikkeling zijn negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de soorten en habitats, waarvoor het Natura2000-gebied als zodanig is aangewezen, op voorhand uit te sluiten. Er is geen sprake van externe werking. 5.3
Conclusie
5.3.1 Soortenbescherming In het plangebied komt een aantal door de Ffw beschermde soorten voor. Het betreft vooral algemene beschermde soorten (tabel 1 Ffw). Voor deze soorten geldt echter een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling. Wel is de zorgplicht van toepassing op deze (en alle andere in het wild levende) planten- en diersoorten. Daarnaast komen in het plangebied vleermuizen voor. Alle Nederlandse vleermuizen zijn strikt beschermd middels tabel 3 van de Ffw en Bijlage IV van de HR. Uit het veldonderzoek is gebleken dat in het plangebied individuen van gewone dwergvleermuis en laatvlieger jagen en passeren. De functies van het plangebied als jachtgebied worden nauwelijks door de voorgenomen ontwikkeling aangetast en er is voldoende alternatief jachtgebied in de directe omgeving aanwezig. De boerenschuur in het plangebied functioneert als paarverblijf voor de grootoorvleermuis (Plecotus spec.). Vleermuizen maken het hele jaar door gebruik van verschillende verblijfplaatsen, maar zijn wel zeer honkvast wat betreft de diverse verblijven die ze gebruiken. Dit betekent dat hun verblijven belangrijk zijn voor instandhouding van de populatie en dat deze daarom beschermd worden middels de Ffw. Bij het verdwijnen van de verblijfplaats in de boerenschuur dienen in ieder geval mitigerende en/of compenserende maatregelen getroffen te worden. Hierbij kan worden gedacht aan het aanbieden van (inpandige) voorzieningen in de nieuwbouw (of in omliggende gebouwen), zodat deze geschikt is voor vleermuizen om in te verblijven. Deze alternatieve verblijfplaats dient gereed te zijn vóórdat de huidige verblijfplaats wordt gesloopt. Om zeker te zijn of de geplande maatregelen voldoende zijn, kan een ontheffing worden aangevraagd bij de Dienst Regelingen. Een afwijzingsbrief van de Dienst Regelingen, die stelt dat geen ontheffing nodig is ‘omdat, als de voorgestelde maatregelen genomen worden er immers geen verboden overtreden worden’, geldt als goedkeuring van de voorgestelde maatregelen. Zijn de maatregelen niet voldoende, dan moeten deze aangepast worden. Ontheffing wordt in het kader van dit project niet verleend, omdat geen sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling van “groot maatschappelijk belang.” Tot slot komen in het plangebied waarschijnlijk vogels tot broeden. Voor alle inheemse vogelsoorten (dus ook die soorten die geen jaarrond beschermde vaste verblijfplaatsen hebben) geldt dat ze zijn beschermd door de Ffw en dat rekening dient te worden gehouden met het broedseizoen. Er mag derhalve in geval van ruimtelijke ontwikkeling niet met verstorende werkzaamheden worden begonnen in het broedseizoen, dat ongeveer van half maart tot half juli loopt (soortspecifiek), tenzij door een deskundige is vastgesteld dat op dat moment ter plaatse van de werkzaamheden geen vogels broeden. Jaarrond beschermde vaste verblijfplaatsen zijn niet aanwezig in het plangebied. Andere juridisch zwaarder beschermde soorten zijn niet aanwezig in het plangebied.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
22
5.3.2 Gebiedsbescherming Daar het plangebied geen onderdeel uitmaakt van de EHS, is een zogenaamde Planologische Natuurtoets niet aan de orde. Omdat het plangebied evenmin onderdeel is van een gebied dat onder de Natuurbeschermingswet 1998 valt en omdat negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de soorten en habitats van het in de omgeving gelegen Natura2000-gebied ‘Biesbosch’ (gebied in ontwerp) niet optreden, is een zogenaamde Habitattoets niet aan de orde. Er is geen sprake van externe werking.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
23
6
Water
6.1
Kader Er is een groot aantal beleidsstukken dat betrekking heeft op de waterhuishouding. Hieronder wordt één en ander uiteengezet.
6.1.1 Europees en rijksbeleid Nationaal Waterplan Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en is opgesteld voor de planperiode 2009 - 2015. Het Nationaal Waterplan is in december 2009 door de ministerraad vastgesteld. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Het rijk streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer en heeft de ambitie om de komende decennia te investeren in bescherming tegen overstromingen en in de zoetwatervoorziening. Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op de korte en de lange termijn. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken moet het water meer bepalend zijn bij de besluitvorming over grote ruimtelijke opgaven dan voorheen. De mate van bepalendheid wordt afhankelijk gesteld van, onder meer, de omvang en de aard van de ingrepen, bestaande functies, nieuwe andere ruimteclaims en de bodemgesteldheid van een gebied. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan vervangt daarmee op onderdelen het beleid uit de Nota Ruimte. Specifiek gaat het over de gebieden die deel uitmaken van de ruimtelijke hoofdstructuur, het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren. Hiervoor geldt de AMvB Ruimte. Ook de bescherming van vitale functies en kwetsbare objecten is een onderwerp van nationaal belang. Hiervoor wordt een afzonderlijke AMvB opgesteld. Nationaal Bestuursakkoord Water In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen. In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit nieuwe instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en de waterbeheerder samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening 1985 (Bro
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
24
1985) en is overgenomen in het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. In 2008 is het NBW geactualiseerd met als doel de watersystemen in 2015 op orde te krijgen, vooral op het gebied van wateroverlast en watertekort. Kaderrichtlijn water Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. De KRW geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater. Waterbeheer 21e eeuw In september 2000 heeft de Commissie Waterbeheer 21e eeuw (WB21) advies uitgebracht over het toekomstig waterbeheer in Nederland. Belangrijk onderdeel van WB21 is het uitgangspunt van ruimte voor water. Er mag geen afwenteling plaatshebben; berging moet binnen het stroomgebied plaatshebben. Dit betekent onder andere het aanwijzen en instandhouden van waterbergingsgebieden. Daarnaast wordt verdroging bestreden en worden watertekorten verminderd. De beleidsterm "hydrologisch neutraal bouwen" geeft invulling aan het principe van "niet afwentelen", zoals door de Commissie WB21 is gegeven. De beleidsterm "hydrologisch neutraal" heeft vooral betrekking op het zo veel mogelijk (binnen de ontwikkeling) neutraliseren van de negatieve hydrologische gevolgen van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in ruimte en tijd. De ontwikkeling mag geen hydrologische achteruitgang aan de randen van het plangebied ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg hebben. Zo mogen bijvoorbeeld geen hydrologische knelpunten worden gecreëerd voor de te handhaven en de vastgelegde toekomstige landgebruikfuncties in het plangebied en het beïnvloedingsgebied. De definitie van 'hydrologisch neutraal ontwikkelen' is vertaald in een aantal toetsbare criteria (bron: www.waterloket.info): - er is geen toe- of afname van de waterafvoer op de rand van het plangebied; - er mogen geen veranderingen van oppervlaktewaterstanden optreden op de grens van het plangebied en daarbuiten (tenzij veranderingen gewenst zijn); - er mag geen overlast optreden door extreme gebeurtenissen; - de omvang van grondwateraanvulling blijft gelijk (dit is de som van infiltratie vanaf oppervlak, inzijging vanuit oppervlaktewater, kwel en drainage); - er mogen geen veranderingen van grondwaterstanden optreden op de grens van het plangebied en daarbuiten (tenzij veranderingen gewenst zijn). 6.1.2 Provinciaal beleid Grondwaterplan Zuid-Holland 2007 - 2013 Het grondwaterbeleid van de Provincie voor de komende jaren staat in het Grondwaterplan Zuid-Holland 2007 - 2013. Hierin zijn ook de kaders beschreven die de Provincie gebruikt bij het verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen. In de Verordening Waterbeheer zijn aanvullende regels opgenomen waar de provincie rekening mee houdt bij het verlenen, wijzigen of intrekken van een onttrekkingsvergunning. Het Grondwaterplan geeft een uitwerking van de hoofdlijnen van het grondwaterbeleid die zijn beschreven in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006 - 2010. In het Grondwaterplan heeft de Provincie zes speerpunten geformuleerd voor het grondwaterbeleid in de komende periode. Deze speerpunten komen voort uit de eerder
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
25
genoemde actuele ontwikkelingen en veranderingen in wet- en regelgeving. De speerpunten zijn: a. verzilting en grondwaterkwantiteit; b. grondwaterkwaliteit; c. bodemdaling; d. concurrentie om de schaarse ruimte; e. verandering van positie en taken van de provincie; f. specifieke gebieden. Provinciaal Waterplan 2010 - 2015 Op 1 januari 2010 is het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015 in werking getreden. Dit plan vervangt het provinciale Waterhuishoudingplan, dat was opgenomen in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006 - 2010 en in het Grondwaterplan 2007 - 2013 (zie boven). In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de KRW, het NBW en het Nationaal Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Provinciaal Waterplan beschrijft op hoofdlijnen wat de provincie in de periode tot 2015 samen met haar waterpartners wil bereiken. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven: a. waarborgen waterveiligheid; b. zorgen voor mooi en schoon water; c. ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening; d. realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem. In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema’s en voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit heeft geleid tot een integrale visie op de ontwikkeling van de Zuid-Hollandse Delta, het Groene Hart en de Zuidvleugel van de Randstad. Verordening Ruimte In de Verordening Ruimte (2010) is regelgeving opgenomen voor de regionale en primaire waterkeringen. Voor bestemmingsplannen zijn randvoorwaarden opgenomen die een onbelemmerde werking, instandhouding en het onderhoud van de primaire en regionale waterkeringen mogelijk maken, Dit geldt voor de beschermingszone(s) en de kernzone die horen bij de waterkeringen zoals opgenomen in de vastgestelde leggers van de waterschappen. 6.1.3 Beleid waterbeheerder Waterbeheerplan 2010 - 2015 De waterbeheerder ter plaatse van het plangebied is het Waterschap Rivierenland. Het Algemeen Bestuur van het Waterschap Rivierenland heeft in oktober 2009 het Waterbeheerplan 2010-2015 vastgesteld. Het plan heeft een integraal en strategisch karakter. De opgaven waar het Waterschap voor staat, zijn groot. Het Waterschap wil het beheergebied in 2015 klimaatbestendig hebben op basis van de huidige klimaatscenario’s. De primaire waterkeringen moeten dan op orde zijn: dat wil zeggen dat ze voldoen aan de dan geldende normen. Daarnaast is het doel dat in 2027 de KRW-doelstellingen voor de waterkwaliteit worden gehaald. Hiervoor is het nodig in de periode 2010 tot en met 2015 een groot aantal maatregelen te treffen om vooral de ecologische waterkwaliteit te verbeteren. Ook het stedelijk gebied zal klimaatbestendig moeten worden gemaakt. Samen met de gemeenten gaat het Waterschap in de planperiode verder op de ingeslagen weg om het waterbergend vermogen van stedelijk water te vergroten en de waterkwaliteit te verbeteren. Daarnaast geeft het Waterschap met de
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
26
gemeenten verder vorm aan de samenwerking in de afvalwaterketen. Tenslotte wil het Waterschap de watercondities voor de natte natuur - zoals Natura2000-gebieden en verdroogde gebieden - verbeteren en de waterkwaliteit in wateren met aquatische natuurwaarden beschermen en waar mogelijk verbeteren. Het Waterschap vindt het belangrijk dat het Waterbeheerplan niet alleen betrekking heeft op de ontwikkeling van nieuwe waterpartijen en waterkeringen, maar dat het ook gaat over de wijze waarop het beheer en onderhoud plaatsheeft; bijvoorbeeld als het gaat om peilbeheer, natuurvriendelijk onderhoud en energiebewust beheer. 6.1.4 Gemeentelijk beleid Waterplan Hardinxveld-Giessendam In 2003 heeft de gemeente Hardinxveld-Giessendam samen met Waterschap Rivierenland het Waterplan Hardinxveld-Giessendam opgesteld. Dit stedelijk waterplan gaat over de kwaliteit van het water, de hoeveelheid water in natte en droge perioden en de wijze waarop het water wordt onderhouden. In het plan hebben de verschillende vijvers, sloten en plassen een specifieke gebruiksfunctie gekregen, zoals recreatiewater of natuurwater. Vervolgens zijn er doelen en maatregelen bepaald voor het water. Dit betreft bijvoorbeeld de bereikbaarheid van viswater en de inrichting van natuurvriendelijke oevers langs natuurwater. 6.2
Onderzoek Hieronder volgt de inhoudelijke toetsing van het plan aan de verschillende ‘waterthema’s’, zoals die beschreven staan in de Handreiking Watertoets. Toetsing aan deze thema’s levert de watertoets op. Oppervlaktewatersysteem Het plangebied is gelegen in het peilgebied Giessendam dat valt onder het peilbesluit Nederwaard -Giessendam. Het zomerpeil ter plaatse is NAP -1,75m, het winterpeil NAP -1,85m. De afbeelding op de volgende pagina geeft een overzicht van de oppervlaktewaterstructuur langs en rondom het plangebied. Het plangebied grenst aan een drietal watergangen met een B-minstatus. Ook in de nabijheid van het plangebied zijn verschillende watergangen aanwezig. De centraal in het plangebied gelegen watergangen worden in het kader van dit plan gedempt. De watergangen van aan de randen van het gebied blijven zoveel mogelijk behouden en worden waar mogelijk verbreed . Het oppervlaktewatersysteem blijft hierdoor intact. Het dempen van watergangen houdt in dat het wateroppervlak van de gedempte watergang moet worden gecompenseerd. Het areaal bestaand water binnen de plangrenzen mag niet afnemen.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
27
Afbeelding: Waterstructuur plangebied en omgeving
Wateroverlast Het plangebied is niet gelegen in een gebied met een wateropgave. De toename van verhard oppervlak dient echter wel gecompenseerd te worden. Waterschap Rivierenland hanteert de vuistregel van 436 m³ te realiseren waterberging per hectare toename aan verharding. Deze vuistregel is afhankelijk van de totale toename aan verharding en de ligging van het plangebied (zie onderstaand schema).
Tabel: Schema plangrootte en compensatieplicht
De ontwikkeling die door voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, betreft de herontwikkeling van een reeds (deels) verhard terrein. De panden en de overige bestaande verharding hebben een gezamenlijke oppervlakte van (ongeveer) 680 m2. Deze verharding gaat plaats maken voor een zorgboerderij en parkeerplaatsen. De totale verharding in de nieuwe situatie bedraagt (ongeveer) 2.130 m2. De toename van verharding bedraagt 2.130 - 680 = 1.450 m2. Gezien de ligging in stedelijk gebied is compensatie verplicht. Rekening houdend met de vuistregel van 436 m3 per hectare toename, dient circa 63,2 m3 waterberging gerealiseerd te worden. De maximaal toelaatbare peilstijging in het gebied is 0,20 m. Dit betekent dat er 316 m2 wateroppervlak zal moeten worden gerealiseerd. Dit is inclusief de oppervlakte van de aanwezige watergangen, of compensatie bij demping daarvan.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
28
Hoe deze waterbergingsopgave concreet wordt gerealiseerd, dient nader te worden afgestemd met het Waterschap. Ten noorden van de toekomstige bebouwing zal een tuin worden aangelegd, waarin water een belangrijk element kan spelen. Ook kunnen mogelijk de bestaande watergangen langs het plangebied worden verbreed. In het bestemmingsplan is het water niet concreet op de verbeelding aangegeven. In de regels is opgenomen dat in totaal 525 m2 oppervlaktewater (209 m2 + 316 m2) moet worden gerealiseerd, die in verbinding moet staan met de bestaande waterstructuur. Veiligheid Het plangebied is niet gelegen in een beschermingszone van een waterkering. Het plangebied is wel gelegen in een gebied met een overstromingsrisico (met een mogelijke overstromingsdiepte van 0,8 tot 5,0 m) bij een eventuele dijkdoorbraak. Ontsluiting naar vluchten evacuatiewegen (bijvoorbeeld de A15) is echter aanwezig. Riolering In het gebied is een vacuümriolering aanwezig. Dit systeem is berekend en aangelegd voor de bestaande woningen. Mogelijk kan gebruik gemaakt worden van de bestaande infrastructuur, maar het kan ook zijn dat nieuwe of aanvullende leidingen moeten worden gelegd. Hemelwater en drainagewater mogen nergens in de gemeente samen met vuilwater aangeboden worden, maar dienen altijd gescheiden te worden. In eerste instantie dient dit op eigen terrein te worden opgelost, met de gemeente zal hierover afstemming plaats moeten hebben. Waterkwaliteit Het toepassen van niet-uitloogbare bouwmaterialen voorkomt dat het hemelwater, dat wordt afgekoppeld, wordt vervuild. In verband hiermee worden eisen gesteld aan de bij de daken, goten en leidingen te gebruiken materialen. Het gebruik van (sterk) uitloogbare materialen zoals koper, lood, zink, teerhoudende dakbedekking of geïmpregneerde beschoeiingen is niet toegestaan op delen die met hemelwater in contact komen, zoals de dakbedekking, goten en pijpen of er moet voorkomen worden dat deze materialen kunnen uitlogen (bijvoorbeeld door het coaten van loodslabben). Als dergelijke materialen toch gebruikt worden, dient het regenwater te worden gezuiverd alvorens het wordt afgevoerd; daarbij valt te denken aan bodempassages, lamellenfilters en bermpassages (van belang is een voldoende zuiveringsrendement). Hemelwater dat op wegen en parkeerplaatsen valt, moet in ieder geval op deze wijze gezuiverd worden voordat het wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Het plangebied ligt ‘bovenin het watersysteem’: watergangen beginnen in het plangebied en er is maar weinig kwel. Dit betekent dat de aanvoer vooral bestaat uit schoon, afgekoppeld hemelwater, Watergangen, inclusief het nieuw te realiseren oppervlaktewater, dienen met elkaar in verbinding te staan zodat er geen stagnant water ontstaat. Doodlopende delen moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Het toepassen van flauwe, natuurvriendelijke oevers kan een bijdrage leveren aan de kwaliteit van het oppervlaktewater, gezien de zuiverende werking van de waterplanten die er kunnen groeien.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
29
Natte natuur / verdroging Het plangebied is niet gelegen in of nabij een (nat) natuurgebied of (natte) ecologische verbindingszone. Doordat alleen schoon hemelwater het plangebied verlaat (met uitzondering van het vuilwater dat via het riool wordt afgevoerd), kunnen natte natuurwaarden op afstand niet via het oppervlaktewater worden aangetast. Verdroging zal niet optreden door de voorgestane ontwikkelingen, omdat het grondwaterpeil niet zal worden aangepast. Door de ligging van het plangebied bovenin het watersysteem en de beperkte aanvoer van kwel, kunnen watergangen in het plangebied zelf in droge tijden droogvallen. Hiermee dient rekening te worden gehouden bij de inrichting van de watergangen. Volksgezondheid Door het afkoppelen van hemelwater worden vuilwateroverstorten (in de omgeving) tegengegaan. De risico’s van watergerelateerde ziekten en plagen worden hierdoor geminimaliseerd. Grondwateroverlast Indien ondergrondse constructies worden gebouwd, waarvan de onderkant dieper ligt dan de hoogste grondwaterstand, dient waterdicht gebouwd te worden om te voorkomen dat overlast van grondwater ontstaat. Het uitgangspunt is een (grond)waterneutraal ontwikkelen. Overigens is er in het plangebied maar weinig kwel die voor grondwateroverlast kan zorgen. De meeste drinkwaterbedrijven stellen zich op het standpunt dat koude-warmteopslagsystemen in grondwaterbeschermingsgebieden ongewenst zijn zolang er onduidelijkheid bestaat over de effecten. In of in de nabijheid van het plangebied zijn echter geen grondwaterbeschermingsgebieden of andere milieubeschermingszones aanwezig. Keur en Legger Alle handelingen of werkzaamheden in de nabijheid van watergangen en waterschapswegen vallen onder de regels van de Keur. In deze verordening van het Waterschap zijn gebods- en verbodsbepalingen opgenomen om de waterstaatsbelangen veilig te stellen. In de meeste gevallen zal een vergunning moeten worden verleend door het Waterschap. De Legger is een register waarin functie, afmetingen en onderhoudsplichtigen van wateren (zoals sloten en vaarten), waterbergingen en natuurvriendelijke oevers vastgelegd zijn. Ook geeft de legger de ligging van wateren, waterbergingen en natuurvriendelijke oevers aan, zodat duidelijk is waarop de Keur van toepassing is. Beheer en onderhoud Het onderhoud en beheer van de (vacuüm)riolering is in handen van de gemeente. Het onderhoud van de B-minwatergangen is in handen van de eigenaren van de aangrenzende percelen. Langs de watergangen dient een beschermingszone van minimaal 1 meter breed vrij te blijven van obstakels zoals bebouwing.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
30
6.3
Conclusie Conform het gestelde in artikel 3.1.1. van het Bro, heeft een watertoets plaatsgevonden via de Digitale Watertoets van waterschap Rivierenland. Het Waterschap geeft aan (zie bijlage 2. “Watertoets” behorende bij de toelichting op het bestemmingplan) dat het plan geen of een geringe invloed heeft op de taken en de belangen van het waterschap. Het plan hoeft in het kader van de watertoets niet meer voorgelegd te worden aan Waterschap Rivierenland.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
31
7
Archeologie en cultuurhistorie
7.1.
Kader Wet op de archeologische monumentenzorg In de Wet op de archeologische monumentenzorg (2007) zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij in beginsel geldt: “de veroorzaker betaalt”. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief “in situ” (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Na de invoering van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving hebben provincies de bevoegdheid gekregen om zogenaamde attentiegebieden aan te wijzen. Dit zijn gebieden die archeologische waardevol zijn of naar verwachting waardevol zijn. Gemeenten zullen in dat geval verplicht worden hun bestemmingsplan(nen) in het desbetreffende gebied te herzien. Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland De provincie Zuid-Holland hanteert het beleidsinstrument “Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS)”. In de CHS heeft de provincie bestaande en mogelijk te verwachten archeologische waarden in beeld gebracht. In het bijbehorende “Beleidskader Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland” zijn per waarderingscategorie algemene beleidsuitgangspunten geformuleerd. De waardering zoals vastgelegd in de cultuurhistorische hoofdstructuur geldt als uitgangspunt van beleid. Nota Belvedere In de “Nota Belvedere; Beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting” (1999) is door het rijk een visie gegeven op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van gebieden en objecten in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in Nederland kan worden omgegaan. Het behoud en de benutting van het cultureel erfgoed is van grote betekenis omdat het kwaliteit toevoegt aan de culturele dimensie van de ruimtelijke inrichting. De voornaamste opgave is dan ook het vinden van een verantwoord evenwicht tussen de diverse ruimtelijke opgaven en de bestaande cultuurhistorische kwaliteiten. Cultuurplan 2009 – 2012 (2008) De provincie Zuid-Holland heeft zichzelf de opgave gesteld om de kwaliteit van de ruimtelijke inrichting te bewaken en ervoor te zorgen dat de provinciale identiteit bewaard blijft. Ze wil bevorderen dat gemeenten cultuur betrekken bij hun beleidsvorming en de vertaling daarvan in ruimtelijke plannen. De ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van een gebied kunnen worden versterkt door de cultuur te betrekken bij de planologie. De inbreng vanuit architectuur, vormgeving, cultuurhistorie en
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
32
kunsten kan ontwerpopgaven verrijken. Het is van belang om vanaf het begin de culturele waarden in Zuid-Holland in de ruimtelijke plannen mee te nemen: boerderijlinten, stads- en dorpsgezichten, molens, verkavelingspatronen, archeologische monumenten, forten, zandwallen enzovoorts. Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 6.1.1 waarin de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland reeds beschreven wordt. Regioprofielen Cultuurhistorie De provincie Zuid-Holland wil waardevolle cultuurhistorische elementen behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om dit richting te geven, zijn Regioprofielen Cultuurhistorie opgesteld. De zestien regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen. Ze zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen voor cultuurhistorie in ruimtelijke plannen zoals die staan in de provinciale Structuurvisie. Beleidsnota Archeologie Op 7 oktober 2010 is het gemeentelijk archeologiebeleid en de Erfgoedverordening 2010 gemeente Hardinxveld-Giessendam vastgesteld. In de "Beleidsnota archeologie" is gemeentelijk archeologiebeleid vastgelegd. Hierin zijn onder meer 21 beslispunten opgenomen met betrekking tot. het uit te voeren archeologiebeleid. Een onderdeel hiervan is de Archeologische Monumentenzorgcyclus. Een ander onderdeel van archeologiebeleid is de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Deze kaart laat terreinen zien waar archeologische waarden al bekend zijn en waar archeologische resten kunnen worden verwacht. Aan iedere categorie is een advies gevoegd hoe met deze resten moet worden omgegaan. 7.2
Onderzoek Op basis van de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidskaart kent het plangebied twee archeologische verwachtingen. In het zuidelijke deel een middelmatige verwachting voor late middeleeuwen en nieuwe tijd. Het hieraan gekoppelde beleidsadvies is bij ingrepen groter dan of gelijk aan 100 m2 en dieper dan 30 cm is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Het noordelijke deel kent een hoge verwachting tussen 1,5 een 5 meter beneden het maaiveld. Omdat dit bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt met een oppervlak groter dan 100m2, en die dieper reiken dan 30 cm, is archeologisch onderzoek uitgevoerd.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
33
Afbeelding: uitsnede archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemeente Hardinxveld-Giessendam
Archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek In het kader van onderhavig bestemmingsplan is ter plaatse van Buitendams 326 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd door middel van verkennend en karterend booronderzoek. Ruimtelijk advies op basis van archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek, februari 2012). Het plangebied ligt gedeeltelijk op een dijk (Buitendams) en is momenteel deels bebouwd met een woonhuis, schuur en bijgebouwen. Verder bevinden zich op het terrein een tuin met gras, bosschages en verharding. De oppervlakte van het plangebied is circa 0,34 ha en de oppervlakte van de nieuwe bebouwing is circa 0,11 ha. De verstoringsdiepten zijn nog niet bekend. In eerste instantie is voor het plangebied een bureauonderzoek uitgevoerd. Het doel was inzicht te krijgen in de bestaande bodemkundige, geo(morfo)logische, historisch-geografische en archeologische kenmerken van het plangebied. Op basis van de resultaten hiervan is een specifieke archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied opgesteld. Vervolgens is een verkennend en karterend booronderzoek uitgevoerd, dat tot doel had de specifieke archeologische verwachting te toetsen. Hiermee is bepaald of zich binnen het onderzoeksgebied behoudenswaardige archeologische resten (zouden kunnen) bevinden, die tegen de achtergrond van de bodemingrepen gevaar lopen. In de ondergrond van het plangebied zijn oeverafzettingen aanwezig van de voormalige Waal en Merwede voor zijn bedijking (v.a. de 11e eeuw). In theorie vormden de oeverwallen van de Waal/Merwede vanaf de Romeinse tijd een geschikte locatie voor bewoning. Hieronder bevinden zich komafzettingen bestaande uit veen en klei, die een relatief laaggelegen en voor bewoning ongunstige locatie vormde. Aan de zuidzijde van de Buitendams is een 11e-eeuwse dijk aanwezig. 7.3
Conclusie Gezien de aangetroffen bodemomstandigheden, verstoringen en het ontbreken van archeologische indicatoren van betekenis, kan worden gesteld dat de kans op het aantreffen van een (intacte) archeologische vindplaats in oeverwal en komafzettingen klein is. De
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
34
archeologische verwachting kan voor de oever- en komafzettingen daarom naar beneden worden bijgesteld tot laag. Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek is de archeologische verwachting voor het plangebied daarom bijgesteld naar ‘laag’ en zijn er geen vervolgstappen in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de Gemeente Hardinxveld-Giessendam (c.q. bij de archeologisch adviseur van de gemeente). Op basis van het huidige onderzoek blijft een middelhoge archeologische verwachting voor late middeleeuwen en nieuwe tijd gehandhaafd voor het dijklichaam. Op de dijk zal binnen de huidige bouwplannen het zogenaamde dijkhuis worden aangelegd, waarvoor de verstoringsdiepten echter nog niet bekend zijn. Bij verstoringen van het dijklichaam dieper dan de verstoringen voor de huidige bebouwing of 1,0 m onder maaiveld, wordt op basis van onderhavig onderzoek aanvullen archeologische onderzoek noodzakelijk geacht. Geadviseerd wordt dit te doen wanneer toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid, door middel van een Archeologische Begeleiding en een aanvullend historisch archiefonderzoek. Bij de begeleiding dient in ieder geval een profiel haaks op het dijklichaam gedocumenteerd te worden, waarbij het archiefonderzoek kan bijdragen aan de datering van de verschillende lagen/fases. Het vervolgtraject kan hierbij als volgt worden ingericht: het opstellen van een PvE (Programma van Eisen) en raming voor een Archeologische Begeleiding (protocol proefsleuven), dat eventueel kan worden uitgebreid tot een definitief onderzoek van de, door de bouwactiviteiten, te verstoren delen van het terrein; goedkeuring van dit PvE door de verantwoordelijke instanties in de gemeente Hardinxveld-Giessendam; aanbesteding van het uit te voeren onderzoek in concurrentie aan bij erkende uitvoeringsbedrijven, bevoegd tot het doen van opgravingen. Voor het dijklichaam met de hoge archeologische verwachting wordt in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ opgenomen.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
35
8
Milieu
8.1
Algemeen In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke (on)mogelijkheden inzichtelijk gemaakt. Waar nodig dient een vertaling plaats te vinden naar de juridische regeling. Het uitgangspunt hierbij is dat de juridische regeling zowel de ruimtelijke kwaliteit als de milieukwaliteit voldoende dient te borgen. Uitgevoerde onderzoeken In mei 2011 heeft KuiperCompagnons een haalbaarheidsnotitie opgesteld waarin een eerste analyse gemaakt is van de haalbaarheid van dit initiatief. In de notitie zijn de onderzoeksaspecten “Water, Flora en fauna, Akoestiek, Luchtkwaliteit, Verkeer, Externe veiligheid en Bedrijven en milieuzonering en geurhinder uitgewerkt. De notitie en de daarin beschreven onderzoeken zijn gebruikt voor het opstellen van hoofdstuk 5 t/m 8 van deze toelichting. De notitie is als bijlage bij deze toelichting bijgevoegd. De afzonderlijke onderzoeksrapporten vormen een separate bijlage. Voor de aspecten Flora en Fauna, Archeologie en Bodemkwaliteit zijn separate rapporten opgesteld. Waar in dit hoofdstuk verwezen wordt naar ‘Bijlage x’ wordt de betreffende bijlage bedoeld behorende bij de notitie ‘Onderzoeken Buitendams 326 Hardinxveld‐Giessendam’ d.d. augustus
2011 die als bijlage bij deze toelichting is opgenomen. 8.2
Bodemkwaliteit
8.2.1 Kader Wet bodembescherming De Wet bodembescherming (Wbb) voorziet in maatregelen indien sprake is van ernstige bodemverontreiniging. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (landof water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem. Op 1 januari 2006 is de Wbb ingrijpend aangepast omdat het beleid met betrekking tot bodemsaneringen veranderde. De Wbb kent nu een viertal regelingen die alle vier een ander onderdeel van bodembescherming voor hun rekening nemen: Een regeling voor de bescherming van de bodem waarin ook staat dat degene die de bodem verontreinigt, zelf verantwoordelijk is voor het verwijderen van de vervuiling. De overheid kan dwingen tot sanering als de verontreiniging na 1987 is ontstaan. Een bijzondere regeling voor de aanpak van nieuwe bodemverontreiniging die is ontstaan als gevolg van een ongewoon voorval (calamiteit). Een regeling voor de verontreiniging die is ontstaan voor de Wbb in werking trad in 1987 (historische bodemverontreiniging). Ook in die gevallen geldt dat de vervuiler zelf de
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
36
-
verontreiniging verwijdert. Als er geen vervuiler (meer) is, omdat het bedrijf niet meer bestaat en er geen rechtsopvolger is, zal de sanering door de overheid worden uitgevoerd. Een regeling voor de aanpak van verontreiniging in de waterbodem. Rijkswaterstaat heeft vooral met deze regeling te maken. De regeling geldt voor alle waterbodemverontreiniging, of de vervuiling nu voor of na 1987 is ontstaan.
Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd. Besluit bodemkwaliteit Het doel van het Besluit bodemkwaliteit (2008) is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren. Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Het besluit heeft alleen betrekking op steenachtige bouwstoffen. Andere materialen worden in de praktijk ook toegepast als bouwstof maar vallen niet onder dit besluit. Voor grond en baggerspecie in oppervlaktewater en op landbodems gelden aparte regels die ook in het Besluit bodemkwaliteit zijn opgenomen; in tegenstelling tot bouwstoffen kunnen ze weer definitief deel gaan uitmaken van de bodem. Tot slot zijn in het Besluit bodemkwaliteit de kwaliteitsregels voor, ondermeer, bodemonderzoek, bodemsanering en laboratoriumanalyses die worden uitgevoerd door adviesbureaus, laboratoria en aannemers (bodemintermediairs) vastgelegd. Deze regels zijn bekend onder de naam Kwalibo (kwaliteitsborging in het bodembeheer). Kwalibo bevat ook maatregelen om de kwaliteit van ambtenaren die bodembeleid maken of uitvoeren en het toezicht en de handhaving te verbeteren. Relatie Wabo, Wbb en Woningwet (Wonw) De inwerkingtreding van de Wabo (1 oktober 2010) heeft ook effect op de Wbb en de Woningwet (Ww): in de Wabo is aangegeven dat in de plaats van de aanhoudingsgrond (uit de Ww) een afstemmingsregeling wordt opgesteld waarbij de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning wordt afgestemd op de acties ten aanzien van de bodemverontreiniging. Deze afstemmingsregeling is opgenomen in artikel 6.2c van de Wabo. Voorts geldt ten aanzien van de bodem dat artikel 8, tweede lid, onderdeel c, van de Woningwet gemeenten verplicht in hun bouwverordening voorschriften omtrent het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem op te nemen. Die voorschriften dienen op grond van artikel 8, vierde lid, van de Woningwet in elk geval betrekking te hebben op het verrichten van onderzoek naar aard en mate van verontreiniging van de bodem, op de aard en omvang van dat onderzoek en op inrichting van het op te stellen onderzoeksrapport.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
37
8.2.2 Onderzoek Ter plaatse van Buitendams 326 te Hardinxveld-Giessendam is een verkennend bodemonderzoek (2011) conform NEN 5740 uitgevoerd. Voor de uitvoer van het bodemonderzoek is een vooronderzoek conform NEN 5725 uitgevoerd. Op basis van het vooronderzoek is de onderzoeksstrategie bepaald. De locatie heeft een oppervlakte van 3.200 m2 en is in gebruik voor woondoeleinden. Naar aanleiding van de geplande ontwikkelingen op de locatie is de locatie onderzocht. Het doel van het onderzoek is om aan te tonen dat op de locatie redelijkerwijs geen verontreinigende stoffen aanwezig zijn in de grond of het grondwater in gehaltes boven respectievelijk de achtergrondwaarden en de streefwaarden. Tijdens het verkennend bodemonderzoek is de volgende onderzoeksstrategie gehanteerd; Strategie voor een onverdachte locatie (ONV). 8.2.3 Conclusie Op basis van het uitgevoerde onderzoek en de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat in de grond verhogingen van metalen, PAK’s en OCB’s ten opzichte van de achtergrondwaarde worden aangetroffen en in het grondwater barium verhoogd ten opzichte van de streefwaarde wordt aangetroffen. De locatie kan daarom niet meer als onverdacht worden beschouwd, de resultaten van het bodemonderzoek geven echter geen aanleiding om een nieuw onderzoek met een gewijzigde onderzoeksstrategie uit te voeren. Op basis van de resultaten van dit bodemonderzoek zijn er geen bezwaren voor het huidige en/of toekomstige gebruik van de locatie.
8.3
Akoestische aspecten
8.3.1 Kader 8.3.1.1 Wegverkeer
Onderzoekszone Behalve langs 30 km/uur-wegen en woonerven bevindt zich overeenkomstig artikel 74 Wgh aan weerszijden van een weg een zone waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Voordat nieuwe zorgwoningen binnen deze zone kunnen worden geprojecteerd dient te worden onderzocht of aan de normen van de Wgh wordt voldaan. De zonebreedte is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de aard van de omgeving (stedelijk of buitenstedelijk gebied).
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
38
De definities van stedelijk en buitenstedelijk gebied zijn opgenomen in artikel 1 Wgh. Deze definities luiden: stedelijk gebied: het gebied binnen de bebouwde kom (bepaald door komgrensborden) met uitzondering van het gebied binnen de zone van een autoweg of autosnelweg; buitenstedelijk gebied: het gebied buiten de bebouwde kom en het gebied binnen de bebouwde kom dat is gelegen binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. Gelet op het voorgaande is er langs de Nijverheidsstraat een zone aanwezig van 200 m (2x1 rijstrook, stedelijk gebied). Deze zone wordt gemeten vanaf de buitenste begrenzing van de buitenste rijstrook. Omdat de wettelijke rijsnelheid op de Buitendams ter hoogte van het ontwikkeling 30 km/uur bedraagt, is de normstelling van de Wgh voor deze wegen niet van toepassing. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is deze weg meegenomen in dit onderzoek. Normstelling In het geval nieuwe zorgwoningen word gerealiseerd binnen een onderzoekszone van een weg, dan mag de geluidsbelasting niet meer bedragen dan de voorkeurswaarde. Indien de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde moeten er maatregelen worden getroffen om hieraan alsnog te kunnen voldoen. Blijkt dat niet mogelijk te zijn of op zwaarwegende bezwaren te stuiten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard dan is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hardinxveld-Giessendam (het college van Hardinxveld-Giessendam) bevoegd tot het vaststellen van hogere waarden. In onderstaande tabel is aangegeven wat de voorkeurswaarde en de maximale ontheffingswaarde is voor nieuwe zorgwoningen in stedelijk gebied door wegverkeerslawaai.
Tabel: Normenstelling wegverkeerslawaai
Bouwbesluit 2003 In het Bouwbesluit 2003 is aangegeven wat de karakteristieke geluidwering dient te zijn om een binnenwaarde, bij gesloten ramen, te garanderen voor verblijfsgebieden. Voor nieuwe zorgwoningen mag de geluidsbelasting in verblijfsgebieden niet hoger zijn 33 dB door wegverkeerslawaai. Reductie geluidsbelastingen wegverkeerslawaai Op grond van de verwachting dat de geluidsproductie van motorvoertuigen in de toekomst zal afnemen, mogen de berekende geluidsbelastingen op de gevels worden gereduceerd. Volgens artikel 110g Wgh alsmede artikel 3.6 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 (RMG 2006) is deze reductie 2 dB bij wegen met een rijsnelheid van 70 km/uur en hoger en 5 dB bij wegen met een rijsnelheid van lager dan 70 km/uur. Voor de Nijverheidsstraat geldt een reductie van 5 dB.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
39
Uit jurisprudentie blijkt dat deze reductie niet zondermeer mag worden toegepast voor wegen met een snelheidsregime van 30 km/uur. Om deze reden is voor de Buitendams geen rekening gehouden met een reductie. 8.3.1.2 Railverkeer Onderzoekszone Langs een aantal spoorwegen zijn zones aangewezen waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden verricht. Voor dit plan is het railverkeer op de Betuweroute (traject 671) van belang. De zone voor dit traject is bepaald op 1.000 m, gemeten uit de buitenste spoorstaaf. De onderzoekszone van de spoorlijn “Merwede-Lingelijn” bedraagt 100 m. Het plangebied is niet gelegen binnen deze zone. Daardoor is onderzoek naar deze spoorlijn niet nodig en derhalve niet meegenomen in dit onderzoek. Normstelling In het geval nieuwe zorgwoningen word gerealiseerd binnen een onderzoekszone van een spoorlijn, dan mag de geluidsbelasting niet meer bedragen dan de voorkeurswaarde. Indien de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde moeten er maatregelen worden getroffen om hieraan alsnog te kunnen voldoen. Blijkt dat niet mogelijk te zijn of op zwaarwegende bezwaren te stuiten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard dan is het college van Hardinxveld-Giessendam bevoegd tot het vaststellen van hogere waarden. In onderstaande tabel is aangegeven wat de voorkeurswaarde en de maximale ontheffingswaarde is voor nieuwe zorgwoningen door railverkeerslawaai.
Tabel: Normenstelling railverkeerslawaai. *Bgh staat voor Besluit geluidhinder
Bouwbesluit 2003 In het Bouwbesluit 2003 is aangegeven van welke aard de karakteristieke geluidwering dient te zijn om een binnenwaarde, bij gesloten ramen, te garanderen voor verblijfsgebieden. Voor nieuwe zorgwoningen mag de geluidsbelasting in verblijfsgebieden niet hoger zijn 33 dB door railverkeerslawaai. 8.3.2 Uitgangspunten geluidsberekeningen Hierna worden de uitgangspunten voor de weg- en railverkeersberekeningen beschreven. Het gaat om de gehanteerde weg- en railverkeersgegevens en de gebruikte berekeningsmethode. In dit onderzoek naar wegverkeerslawaai zijn de Nijverheidsstraat en de Buitendams betrokken. Er dient geen rekening te worden gehouden met een uitbreiding van de A15, omdat het tracébesluit hiervoor nog niet is genomen. Daarmee liggen de geluidsgevoelige objecten net buiten de onderzoekszone van 400 meter. 8.3.2.1 Wegverkeersgegevens In het kader van een akoestisch onderzoek voor het nabijgelegen plan ‘Blauwe Zoom’ zijn door de wegverkeersgegevens aangeleverd door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid. Daarin zijn ook de benodigde wegverkeersgegevens voor de Nijverheidsstraat en de Buitendams Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
40
opgenomen, welke representatief zijn voor dit onderzoek. De aangeleverde gegevens zijn gegevens voor een gemiddelde weekdag voor het prognosejaar 2021. In het onderzoek is het jaar 2022 van belang, 10 jaar na vaststelling van het bestemmingsplan. Voor de autonome groei van het wegverkeer is 2,0% per jaar aangehouden. De gehanteerde wegverkeersgegevens voor de onderzochte wegen zijn opgenomen in bijlage 1 ‘Overzicht wegverkeersgegevens’. 8.3.2.2 Railverkeersgegevens Het voornemen is om langs onder andere spoorlijnen emissieplafonds (geluidsproductieplafonds) voor geluid vast te stellen. De hoogte van deze plafonds worden voor spoorwegen waarschijnlijk gelijkgesteld aan het gemiddelde geluidsniveau als gevolg van het railverkeer van de peiljaren 2006, 2007 en 2008 plus 1,5 dB. Door ProRail is aangegeven dat trajecten die recent zijn aangelegd of gewijzigd (zoals de Betuweroute) zijn uitgezonderd voor het hanteren van geluidproductieplafonds (is heersende geluidsbelasting + 1,5 dB). Om deze reden is voor de Betuweroute uitgegaan van de railverkeersgegevens voor het prognosejaar 2010/15, zoals opgenomen in het akoestisch spoorboekje Aswin, versie 2007. De overige gegevens voor de Betuweroute zijn eveneens aangehouden uit het akoestisch spoorboekje Aswin 2007 en zijn gelijk aan de gegevens die zijn gebruikt in het kader van het Tracébesluit. Voor de Betuweroute zijn de gegevens van belang van km 13.000 tot km 18.000. Voor een uitgebreid overzicht van de railverkeersgegevens, zoals intensiteiten, stopfracties, rijsnelheid van de stoptreinen alsmede de doorgaande treinen en de bovenbouwconstructie wordt verwezen naar de tabellen in bijlage 2 ‘Overzicht railverkeersgegevens’, behorende bij het akoestisch onderzoek. 8.3.2.3 Berekeningsmethode Voor de bepaling van de geluidsbelastingen van het weg- en railverkeer zijn berekeningen uitgevoerd met Standaardrekenmethode II overeenkomstig het RMG 2006. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van het rekenprogramma Geomilieu, versie 1.90. In het rekenmodel zijn de volgende elementen ingevoerd: - bronnen (weg/rail); - bodemgebieden (akoestisch hard/zacht); - objecten (schermen, gebouwen enz.); - hoogtelijnen; - toetspunten. De ontwikkelde rekenmodellen voor weg- en railverkeer zijn opgenomen in de bijlage 3 ‘Overzicht rekenmodellen weg- en railverkeer’. In bijlage 5 ‘Item eigenschappen rekenmodellen weg- en railverkeer’ zijn de computeruitdraaien opgenomen van de ingevoerde item eigenschappen per rekenmodel.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
41
Berekeningswijze weg- en railverkeerslawaai Bij toetsing aan de grenswaarden van weg- en railverkeer wordt in de Wgh gewerkt met een gemiddelde etmaalwaarde van het geluidsniveau (Lden) over alle perioden, te weten de dagperiode (van 07.00 tot 19.00 uur), de avondperiode (van 19.00 tot 23.00 uur) en de nachtperiode (van 23.00 tot 07.00 uur) van een jaar. 8.3.3 Berekeningsresultaten In bijlage 4 ‘Berekeningsresultaten weg- en railverkeerslawaai’ zijn alle berekeningsresultaten voor zowel weg- als railverkeer per bron weergegeven. Hierna worden per aspect deze resultaten behandeld. Omdat in het dijkgebouw geen geluidsgevoelige functie wordt gerealiseerd, zijn in de berekeningen alleen de geluidsbelastingen berekend op het woongebouw. 8.3.3.1 Wegverkeerslawaai Nijverheidsstraat Het verkeer op de Nijverheidstraat veroorzaakt een maximale geluidsbelasting van 24 dB op ter plaatse van de zorgboerderij. Daardoor wordt de voorkeurswaarde van 48 dB niet overschreden en is het doorlopen van een hogere waardeprocedure niet nodig. Omdat deze weg de enige weg is die vanuit de Wgh relevant is, levert het aspect wegverkeerslawaai geen belemmeringen op voor deze ontwikkeling. Buitendams Voor wegen met een snelheidsregime van 30 km/uur is de Wgh niet van toepassing. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de geluidsbelastingen berekend door het verkeer op de Buitendams. De maximaal optredende geluidsbelasting ter plaatse van het woongebouw is 44 dB. Ondanks het feit dat de normstelling van de Wgh niet van toepassing is, zou de voorkeurswaarde niet worden overschreden. 8.3.3.2 Railverkeerslawaai Het railverkeer op de Betuweroute (traject 671) levert een maximale geluidsbelasting op van 49 dB. Dit betekent dat de voorkeurswaarde van 55 dB niet wordt overschreden. Het doorlopen van een hogere waardeprocedure is ook voor railverkeerslawaai niet nodig. 8.3.4 Conclusies In de zorgboerderij aan de Buitendams 326 worden zorgwoningen gerealiseerd. Deze ontwikkeling is gelegen in de zone van de Nijverheidsstraat en de Betuweroute (traject 671). Daarnaast is in het onderzoek de Buitendams (30 km/uur-weg) meegenomen. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeurswaarde voor zowel weg- als railverkeer niet wordt overschreden. Omdat de voorkeurswaarden niet worden overschreden, is het doorlopen van een hogere waardeprocedure niet nodig. Kortom, de aspecten weg- en railverkeerslawaai leveren geen belemmering op voor het realiseren van de zorgboerderij.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
42
Volgens het Bouwbesluit 2003 moet de karakteristieke geluidswering van de gevels van de zorgwoningen zodanig zijn, dat de geluidsbelasting in het verblijfsgebied (bij gesloten ramen en deuren) niet meer bedraagt dan 33 dB. 8.4
Luchtkwaliteit
8.4.1 Kader De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren. Daarnaast zijn daarin alle ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Het doel van de NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen. Voor wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) de belangrijkste stoffen. De in de Wet luchtkwaliteit gestelde norm voor NO2 en PM10 jaargemiddelde grenswaarde is voor beide stoffen 40 µg/m3. Daarnaast mag de PM10 24 uurgemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3 maximaal 35 keer per jaar worden overschreden. Met het van kracht worden van het NSL zijn de tijdstippen waarop moet worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 aangepast. Voor PM10 is dat 11 juni 2011 en 1 januari 2015 voor NO2. Naast de introductie van het NSL is het begrip ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als de NO2 en PM10 jaargemiddelde concentraties niet meer toenemen dan 1,2 µg/m3. In dat geval is de ontwikkeling als NIBM te beschouwen. Een ruimtelijke ontwikkeling vindt volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang als: - de ontwikkeling is opgenomen in het NSL; - de ontwikkeling aangemerkt wordt als een NIBM-ontwikkeling; - de gestelde grenswaarden in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden; - projectsaldering wordt toegepast. 8.4.2 Onderzoek In de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdrage (luchtkwaliteitseisen)’ (Regeling NIBM) zijn voor verschillende functiecategorieën cijfermatige kwantificaties opgenomen, waarbij een ontwikkeling als een NIBM-project kan worden beschouwd. Deze categorieën betreffen landbouwinrichtingen, spoorwegemplacementen, kantoorlocaties, woningbouwlocaties en een combinatielocatie van woningbouw en kantoren. De voorgenomen ontwikkeling past niet in één van de hiervoor genoemde functiecategorieën. Daardoor is een onderzoek nodig om aan te tonen of aan de normen van de Wet luchtkwaliteit wordt voldaan. Verkeersgeneratie voorgenomen ontwikkelingen Voor de wooneenheden in de zorgboerderij is ervan uitgegaan dat elke wooneenheid vijf verkeersbewegingen per etmaal genereerd. Voor de dagbesteding en stagegelegenheid voor
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
43
scholieren van het voortgezet speciaal onderwijs is ervan uitgegaan dat dit resulteert in 25 beweging per etmaal. De realisatie van de zorgboerderij levert in totaal 85 verkeersbewegingen per etmaal op. Daarbij is ervan uitgegaan dat deze ontwikkeling geen bewegingen genereerd van vrachtverkeer. Berekeningen NIBM-rekentool Voor kleine ontwikkelingen is een specifieke rekentool ontwikkeld waarmee op een eenvoudige en snelle manier kan worden bepaald of er sprake is van een NIBM bijdrage.
Afbeelding: Resultaten NIBM-rekentool.
Uit de berekeningen met de NIBM-rekentool blijkt, dat de jaargemiddelde concentratie NO2 maximaal 0,06 µg/m3 toeneemt en de jaargemiddelde concentratie PM10 maximaal 0,02 µg/m3. De beide toenamen zijn ruim lager dan de toegestane NIBM-norm van 1,2 µg/m3. Daardoor draagt de toename van het verkeer door de realisatie van de zorgboerderij NIBM bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet nodig. Goede ruimtelijke ordening Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is beoordeeld of ter plaatse van de Buitendams 326, mogelijk verhoogde concentraties luchtverontreinigende stoffen aanwezig zijn. Langs wegen zijn met name de stoffen NO2 en PM10 van belang. In het CarII-rekenmodel, webbased versie 10.0, zijn voor het gehele grondgebied van Nederland de achtergrondconcentraties ingevoerd (vaste parameters). De bepaling hiervan vindt plaats aan de hand van de x, y-coördinaten. Voor dit plan zijn x=115930 / y=426455 van belang. De bijbehorende jaargemiddelde achtergrondconcentratie NO2 en PM10 in het jaar 2012 bedraagt respectievelijk 25 µg/m3 en 21 µg/m3. Deze concentraties zijn ruim lager dan de gestelde grenswaarde. Bij de achtergrondconcentratie voor PM10 is rekening gehouden met de geldende correctie voor zeezout. Voor de gemeente Hardinxveld-Giessendam is deze correctie 4 µg/m3. De trend is dat de emissies en achtergrondconcentraties voor de beide stoffen in de toekomst afnemen. Gezien de lage achtergrondconcentraties worden dan ook geen overschrijdingen van de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 verwacht door de realisatie van de zorgboerderij op het adres Buitendams 326.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
44
8.4.3 Conclusie De realisatie van een zorgboerderij op de Buitendams in Hardinxveld-Giessendam past niet binnen een cijfermatige kwantificatie zoals genoemd in de Regeling NIBM. Uit een nader onderzoek blijkt dat deze ontwikkeling NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Daardoor is toetsing aan de normen van de Wet luchtkwaliteit niet nodig. Geconcludeerd kan worden dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen oplevert voor de realisatie van de zorgboerderij (artikel 5.16, lid 1 aanhef en onder c Wm). Daarnaast is in het kader van een goede ruimtelijke ordening ter plaatse van het plan de -jaargemiddelde achtergrondconcentraties NO2 en PM10 bepaald. Deze waarden zijn veel lager dan de gestelde normen uit bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit. Een overschrijding van de grenswaarden is dan ook niet te verwachten. 8.5
Milieuzonering
8.5.1 Kader Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken. 8.5.2 Onderzoek Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken. De aanvaardbaarheid van nabijgelegen bedrijven op het geprojecteerde wooncomplex is beoordeeld met behulp van de VNG-brochure. Concreet is toepassing gegeven aan het stappenplan uit paragraaf 4.2 van de VNG-brochure. Het stappenplan omvat de volgende aanpak: 1. bepaal m.b.v. de algemene richtafstandentabel de relevante bedrijventerreinen en bedrijfspercelen in de omgeving van de locatie; 2. bepaal op basis van het bestemmingsplan de toelaatbare milieucategorieën van deze bedrijven en teken de bijbehorende richtafstanden op een kaart; 3. indien de milieuzones de gewenste woningbouwlocatie overlappen: pas de woningbouwplannen aan of ga na wat de daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten zijn; 4. indien de daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten strijdig zijn met de gewenste woningbouw: pas de woningbouwplannen aan of doe desgewenst vervolgonderzoek naar de werkelijke milieubelasting van de bedrijven. Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
45
Stap 1 en 2: relevante bedrijvigheid en toelaatbare milieucategorieën In de omgeving van het plangebied zijn verschillende bedrijfsbestemmingen mogelijk. Het gaat om de volgende adressen en maximale toegestane milieucategorieën, zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan: - Buitendams 194, milieucategorie 2; - Buitendams 206, milieucategorie 2; - Buitendams 215, milieucategorie 2; - Buitendams 235, milieucategorie 3.2; - Buitendams 301, milieucategorie 2; - Buitendams 306 b, milieucategorie 3.2; - Buitendams 309, milieucategorie 3.2; - Buitendams 348, milieucategorie 2; - Buitendams 350, milieucategorie 2; - Buitendams 352, milieucategorie 2; - Langesteeg 3, milieucategorie 2.
De richtafstanden van de inrichtingen aan de Buitendams 235 en 306b reiken tot het plangebied. Voor milieucategorie 3.2 geldt namelijk een richtafstand van 100 meter. Op basis van stap 3 wordt nagegaan wat de feitelijke bedrijfsactiviteiten zijn. Stap 3: analyse daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten Voor een overzicht van de feitelijke bedrijfsactiviteiten is informatie gevraagd aan de omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ). Een overzicht van de relevante bedrijvigheid wordt gegeven in onderstaande tabel. SBI-
Adres
Omschrijving
Code -
Buitendams 235
Milieucategorie 3.2
VNG
Richt-
Werkelijke Maat-
Categorie
afstand
afstand
gevende
(in m)
(in m)
aspect
3.2
100 (50)
+/- 20
-
3.2
100 (50)
+/- 20
Geluid
(Leegstaand) 464
Buitendams 306b
Groothandel in metalen en halffabricaten G.J. van de Graaf
Tabel: Overzicht van relevante bedrijvigheid
Gemengd gebied Het plangebied kan worden gezien als een ‘gemengd gebied’, op basis van de brochure van de VNG. Een ‘gemengd gebied’ is een gebied met een matige tot sterke functiemenging of een gebied dat gelegen is nabij hoofdinfrastructuur. Het plangebied is gelegen in een gebied met verscheidene functies, waaronder wonen en bedrijvigheid. Kenmerkend voor het omgevingstype ‘gemengd gebied’ is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied. Omdat er sprake is van het omgevingstype 'gemengd gebied' kan de richtafstand terug worden gebracht met één afstandsstap. De gereduceerde richtafstand staat aangegeven tussen haakjes “()”.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
46
Buitendams 235 Voor het perceel aan de Buitendams 235 geldt een bedrijfsbestemming waar maximaal een milieucategorie 3.2 inrichting zich kan vestigen. Voor een dergelijke inrichting geldt een richtafstand van 100 meter ten opzichte van een rustige woonwijk. Omdat sprake is van een gemengd gebied, kan de richtafstand verkleind worden naar 50 meter. Aan deze richtafstand kan niet voldaan worden. Het pand aan de Buitendams 235 is momenteel leegstaand. Daarmee zijn er momenteel geen bedrijfsactiviteiten maar het bestemmingsplan biedt wel de basis voor toekomstige bedrijfsactiviteiten. In de huidige situatie is al sprake van gevoelige functies nabij het bedrijf (op kortere afstand dan het plangebied) waardoor het bedrijf niet verder wordt beperkt. Bij een nieuwe vestiging van een bedrijf, zal een lichtere milieucategorie of beperking in de omgevingsvergunning een vereiste zijn om te kunnen blijven voldoen aan een goed woon- en leefklimaat van bestaande woningen. De dichtstbijzijnde woningen aan de Buitendams 221, 223, 237 en 241 zijn daarbij bepalend voor de milieuruimte die het bedrijf krijgt in de omgevingsvergunning. Indien het nieuwe bedrijf gerekend kan worden tot het Activiteitenbesluit, dan zullen ook de dichtstbijzijnde woningen leidend zijn voor de maximaal toegestane geluidsbelasting op de (dichtstbijzijnde) gevel. Daarmee staat vast dat het toekomstige bedrijf niet beperkt wordt en dat het woon- en leefklimaat zal voldoen aan de normen van het Activiteitenbesluit of de nader te stellen eisen uit de omgevingsvergunning (milieuvergunning). Buitendams 306b Aan de Buitendams 306b is een groothandel in metalen en halffabricaten gevestigd. De VNGcategorie voor een dergelijke activiteit is 3.2. De richtafstand bedraagt 100 meter ten opzichte van een rustige woonwijk, gemeten vanaf de grens van de inrichting tot de gevel van het wooncomplex. Voor een gemengd gebied geldt een richtafstand van 50 meter. De afstand tot de bestemmingsgrens “Bedrijf” en het wooncomplex bedraagt ruim 20 meter. De richtafstand van 50 meter zal het wooncomplex overlappen. Vandaar dat niet zonder verdere uitwerking kan worden gesteld dat sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat. Om te bepalen of sprake is van een voldoende goed woon- en leefklimaat is de milieuvergunning van het sloop- en handelsbedrijf van de Graaf opgevraagd. Op 8 november 1990 is een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting bestemd voor opslag van oude metalen. In de milieuvergunning zijn diverse voorwaarden opgenomen ten aanzien van het aspect geluid. Zo is opgenomen dat het equivalente geluidniveau veroorzaakt door het bedrijf ter plaatse van nabijgelegen woningen niet meer mag bedragen dan respectievelijk 35 dB(A), 40 dB(A) en 45 (dB(A) in de periode van 23:00 tot 07:00, 19:00 tot 23:00 en in de overige uren. Op 21 oktober 2004 is geconstateerd dat de verleende milieuvergunning niet paste bij de activiteiten. Een nieuwe milieuvergunning is daarom verleend. Uit correspondentie blijkt dat de inrichting op 29 juni 2010 onder het Activiteitenbesluit valt. De relevante voorwaarden ten aanzien van geluidshinder zijn opgenomen in tabel 2.17a van het Activiteitenbesluit. Op de gevel van gevoelige gebouwen geldt een maximale toegestane geluidsbelasting van 40 dB(A), 45 dB(A) en 50 (dB(A) in de periode van 23:00 tot 07:00, 19:00 tot 23:00 en in de overige uren.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
47
In de planologische situatie is de woning aan Buitendams 310 de dichtstbijzijnde woonfunctie, deze grenst namelijk direct aan de inrichtingsgrens. Omdat de bedrijfsactiviteiten zich echter voornamelijk achter op het perceel concentreren, moet het geprojecteerde woonzorgcomplex in principe aangemerkt worden als de meest nabij gelegen woonfunctie (+/- 20 meter). Akoestische onderzoek d.d. 28 maart 2013 Om te bepalen of ter plaatse sprake is van een goed woon- en leefklimaat en om te bepalen of de metaalhandel aan Buitendams 306b wordt beperkt in de bedrijfsvoering, is een aanvullend akoestisch onderzoek5 uitgevoerd (zie bijlage 7). Daarbij is getoetst aan de voorschriften uit het Activiteitenbesluit, aangezien de metaalhandel aan Buitendams 306b onder de werking van het Activiteitenbesluit valt. De resultaten van het akoestisch onderzoek wijzen uit dat de realisatie van het woonzorgcomplex mogelijk is, mits er maatwerkvoorschriften tot maximaal 75 dB(A) voor de LAmax geluidsbelasting worden opgelegd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de realisatie van een ‘dove gevel’ op de verdieping aan de oostzijde van het woonzorgcomplex. In het betreffende akoestische onderzoek is berekend dat een geluidsscherm met een minimale hoogte van 2,15 meter ten opzichte van het plaatselijke maaiveld gerealiseerd dient te worden. Na vaststelling van het bestemmingsplan is door Raad van State een tussenuitspraak gedaan, waarin is aangegeven dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de maximale planologische invulling op het perceel van de groothandel in ijzer en staalschroot. Tevens is het noordwestelijk deel van het terrein, dat ten tijden van de eerder vaststelling in juli 2014 onder het overgangsrecht viel niet onderzocht. Daarom is in aanvullend onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is verwoord in een aanvullende onderbouwing6. Uit dit onderzoek blijkt dat bij de maximale planologische invulling van het perceel van de groothandel in ijzer en staalschroot, een hoger en langer geluidscherm noodzakelijk is. In dit bestemmingsplan is het scherm daarom verplichte aanleg van het scherm gewijzigd van minimaal 2,15 m tot minimaal 2,3 m en is de ‘specifieke bouwaanduiding – geluidscherm’ verlengd tot aan de noordelijke perceelsgrens. De maatregelen zijn hiermee juridisch-planologisch verankerd in de regels van het voorliggende bestemmingsplan. 5 6
Akoestisch onderzoek inrichtingslawaai, KuiperCompagnons, 28 maart 2013 Aanvullende onderbouwing en onderzoek akoestische situatie Buitendams 326, KuiperCompagnons, 18 mei 2015, zie
bijlage 3
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
48
In aanvulling daarop heeft het bevoegd gezag – op grond van het bepaalde in artikel 8:42 van de Wet Milieubeheer en het bepaalde in het ‘Activiteitenbesluit Milieubeheer’ – voorgenoemde maatwerkvoorschriften opgelegd. De beschikking is op 12 december 2013 vastgesteld. Gelet op het voorgaande kan een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het woonzorgcomplex worden gegarandeerd. Bovendien wordt de bedrijfsvoering van het metaalbedrijf niet in onevenredige mate beperkt. Geurhinder Het bestemmingsplan maakt een geurhindergevoelig object mogelijk, in de zin van de Wet geurhinder en veehouderij. Er bevindt zich geen (intensieve) agrarische bedrijvigheid in de nabijheid van het plangebied. Daarom gelden er geen belemmeringen voor de haalbaarheid van het plan, vanuit het aspect geurhinder. Invloed ontwikkeling op omgeving Tot slot is getoetst in hoeverre het beoogde woonzorgcomplex dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt van invloed is op de bestaande woningen aan Buitendams en Koperwiek. Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk een gemeenschappelijke leefruimte of ruimte voor invulling van de dagbesteding te realiseren binnen het woonzorgcomplex. Op grond van de VNG-brochure “Bedrijven en Milieuzonering” kan dit aangemerkt worden als een ‘dagverblijf’, waarvoor een indicatieve richtafstand van 10 meter geldt. Omdat de omliggende woningen aan Buitendams en Koperwiek allen op meer dan 10 meter afstand zijn gesitueerd, is er geen belemmering aanwezig voor de haalbaarheid van het plan. 8.5.3 Conclusie Getoetst is of de richtafstanden van nabijgelegen bedrijvigheid reikt tot het plangebied. Het wooncomplex is gelegen binnen de richtafstanden van twee inrichtingen, gelegen aan de Buitendams 235 en 306b. De actuele bedrijfswerkzaamheden zijn in overleg met de OZHZ bepaald. Omdat verschillende woningen in de bestaande situatie al dichterbij zijn gelegen dan het wooncomplex, gelden er ten opzichte van Buitendams 235 geen belemmeringen. Ten behoeve van Buitendams 306b is een aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd, waaruit blijkt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat, mits er maatwerkvoorschriften aan het metaalbedrijf worden opgelegd en aanvullende geluidsreducerende maatregelen worden getroffen. Deze geluidreducerende maatregelen zijn juridisch-planologisch verankerd in de regels van het voorliggende bestemmingsplan. Daarnaast heeft het bevoegd gezag maatwerkvoorschriften tot maximaal 75 dB(A) voor de LAmax geluidsbelasting opgelegd. De beschikking is op 12 december 2013 vastgesteld. Gelet op het voorgaande wordt voldaan aan een goed woon- en leefklimaat en worden omliggende bedrijven niet onevenredig belemmerd in hun functioneren. Bovendien is geconstateerd dat het woonzorgcomplex, en dan met name de ruimte ten behoeve van dagbesteding, niet van invloed is op de bestaande woningen in de omgeving.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
49
8.6
Externe veiligheid
8.6.1 Kader In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden. Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet overschreden mag worden. Voor kwetsbare objecten wordt in zowel bestaande als nieuwe situaties het niveau van 10-6 per jaar als grenswaarde gehanteerd. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn alleen toegestaan onder een gewichtige motivering. Bestaande beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan binnen de PR 10-6 contour. Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van een calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal 10 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te worden verantwoord. Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoor De regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen over openbare wegen, water en spoorwegen is neergelegd in de circulaire ‘Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen’ (cRNVGS). Deze circulaire kan worden beschouwd als voorloper van een eventuele wettelijke verankering van de risiconormen en is gewijzigd per 31 juli 2012. In 2014 treedt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking. Hierin staan regels op het gebied van externe veiligheid voor de ruimtelijke inrichting rond wegen, waterwegen en spoorwegen met vervoer van gevaarlijke stoffen. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Btev zijn de Basisnetten Weg en Water als bijlage bij de cRNVGS opgenomen. Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarmee zijn nieuwe kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour niet toegestaan. Ook is vastgesteld dat wanneer binnen het invloedsgebied van een buisleiding een ruimtelijk besluit wordt genomen, de verantwoordingsplicht van toepassing is.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
50
Het Bevb gaat uit van een belemmerde strook van 4 of 5 m, afhankelijk van de werkdruk. Voor deze strook geldt een bouwverbod en een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden. Net als bij het Bevi worden de risicoafstanden en rekenmethodiek die volgen uit het Bevb opgenomen in een regeling, de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). 8.6.2 Onderzoek Het bestemmingsplan maakt een kwetsbare bestemming mogelijk. Hierin zijn onder andere personen, die niet zelfredzaam zijn, gehuisvest. In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich op basis van de risicokaart van de provincie Zuid-Holland geen risicobronnen. De Rijksweg A15 is gelegen op 430 meter. Daarmee is het plangebied gelegen buiten de PR 10-6 contour. Over de A15 worden de volgende stofgroepen getransporteerd. Stofcategorie
Beschrijving
LF 1 LF 2 LT 1 LT 2 GF 3 GT 3
Brandbare vloeistoffen Brandbare vloeistoffen Toxische vloeistoffen Toxische vloeistoffen Brandbare gassen Toxische gassen
Aantal vrachtwagens per jaar 12.225 22.018 853 821 13.059 336
De stofgroepen GT3 en LT2 hebben de grootste invloedsgebieden van respectievelijk 575 en 950 meter. Dit zijn de enige stofgroepen waarvan het invloedsgebied reikt tot het plangebied. Dit betekent dat het plangebied buiten het invloedsgebied van de meest bepalende stofgroep (GF3) ligt. Het plan resulteert daarmee niet in een toename van het groepsrisico. Vanuit de cRNVGS is een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk indien geen sprake is van een toename van het groepsrisico. De veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid heeft in een advies aangegeven dat het aanbeveling verdient om in het gebouw ventilatie aan te brengen, die centraal buitenwerking kan worden gezet. Hierdoor wordt een safe-haven gecreëerd in het geval van een toxisch incident. De gebruikers en andere betrokkenen dienen geïnformeerd te worden over de risico’s, de genomen maatregelen en de handelingsperspectieven om zich zo goed mogelijk voor te bereiden op een eventueel incident. Daarnaast wordt geadviseerd bij de ontwikkeling van het plangebied in overleg te treden met de lokale brandweer. 8.6.3 Conclusie Vanuit externe veiligheid gelden geen belemmeringen voor het bestemmingsplan. 8.7
Overige belemmeringen Buiten de hiervoor beschreven milieuaspecten zijn er geen andere belemmeringen in of nabij het plangebied aanwezig die van invloed kunnen zijn op de planvorming.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
51
9
Bezonning In het kader van onderhavig bestemmingsplan is een bezonningsstudie uitgevoerd, teneinde inzicht te verkrijgen in de mogelijke (toename van de) schaduwhinder in de omgeving van het plangebied.
9.1
Onderzoek Via deze bezonningsstudie wordt een beeld gegeven van de toekomstige situatie op basis van de planverbeelding zoals deze ten tijde de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan (23 april 2012) was voorzien. In de toekomstige situatie is uitgegaan van het meest optimale programma, waarmee rekening is gehouden met de meest nadelige situatie. In de bezonningsstudie (zie bijlage 6) vindt een beschrijving plaats van de mogelijke (toename van de) schaduwhinder in de omgeving van het plangebied, waarbij zowel de lente, zomer als winter aan bod komen. De herfst is buiten beschouwing gelaten omdat de schaduwhinder in dit jaargetijde te vergelijken is met de lente. Resultaten onderzoek Lente In de lente (en herfst) ondervindt de omgeving geen nadelige situaties van de ontwikkelingen in het plangebied. Er treedt pas hinder op vanaf ongeveer 18.00 u in de avond. Deze hinder vindt plaats op het belendende perceel ten oosten van de voorgenomen ontwikkeling. Op dit perceel bevindt zich onder andere een bedrijfswoning. Vanaf 18.00 uur vindt schaduwhinder plaats, daar waar vanaf 19.00 uur de duisternis intreedt en geen sprake meer is van schaduwhinder. Daarnaast bevinden zich aan de westzijde van de bedrijfswoning enkele grote(re) vuil en/of opslagcontainers die ook al voor schaduwhinder zorgen. Van schaduwhinder is sprake, maar in de bestaande situatie is dit ook al het geval. Zomer In de zomer is geen sprake van onevenredige schaduwhinder. Zowel om 9.00 uur, 13.00 uur en 18.00 uur is geen sprake van schaduwhinder. Dit heeft mede te maken met de hoge stand van de zon. Slechts één pand ondervindt hinder, het betreft de bedrijfswoning ten oosten van het plangebied. Van hinder is overigens pas sprake vanaf 20.00 uur ’s avonds. Winter De winter is vaak de meest nadelige situatie met betrekking tot schaduwhinder. Dit vanwege het feit dat de zon dan lager staat dan de rest van de jaargetijden. Twee panden in het noordwesten (Koperwiek 8 en 6) ondervinden in de ochtend enige schaduwhinder van de voorgenomen ontwikkeling. Koperwiek 8 Dit meest noordwestelijk gelegen pand ondervindt in de bestaande situatie om 9.00 uur in de ochtend al schaduwhinder van de woningen (Buitendams) op de dijk (zie bijlage). Wanneer voorgenomen ontwikkeling wordt gerealiseerd komt hier beperkte schaduwhinder bij. Deze schaduwhinder treedt met name op bij het bijgebouw en het oostelijk deel de achtertuin. Van een onevenredige schaduwhinder is dus geen sprake, vooral omdat het gehele perceel om 10.00 uur volledig door de zon wordt bedekt. In de
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
52
bestaande situatie is hier om 9.40 uur sprake van. Daarnaast zorgt bestaand opgaand groen ook al voor enige schaduwhinder. Koperwiek 6 Dit pand ondervindt nagenoeg geen hinder van voorgenomen ontwikkeling. Wel is sprake van een toename aan schaduwhinder in de tuin. Deze schaduwhinder heeft met name betrekking op het de achtertuin. In de bestaande situatie ligt deze tuin om 9.30 uur (bijna) volledig in de zon en in de nieuwe situatie om 10.45 uur. Echter is op dit perceel ook hier sprake van opgaand groen dat dient als erfafscheiding. Dit opgaand groen zorgt voor schaduwhinder, waardoor de tuin ook hier schaduwhinder van ondervindt. Een ander pand dat hinder ondervindt is gelegen ten noordoosten van de ontwikkeling. Hier vindt schaduwhinder plaats vanaf 15.30 uur. Echter, in de bestaande situatie vindt schaduwhinder plaats vanaf 15.40 uur door de woningen op de dijk. Deze extra hinder is hiermee bijna te verwaarlozen. Omdat dit de winter betreft zal minder hinder ondervonden van de schaduwhinder. Het is later licht en eerder donker, waarmee slechts een korte periode hinder ondervonden wordt. Daarnaast bevindt de voorgenomen ontwikkeling zich op een dusdanige afstand van de woning van de inspreker dat nog steeds sprake is van voldoende lichtinval. Geluidscherm In aanvulling op het voorgaande maakt het voorliggende bestemmingsplan een geluidscherm mogelijk met een maximale hoogte van 2,30 meter. Dit geluidscherm wordt op of nabij de oostelijke perceelsgrens gepositioneerd en zal dus mogelijk enige schaduwhinder veroorzaken op het belendende perceel Buitendams 306b. Omdat de slagschaduw van het geluidsscherm dermate beperkt is (in de lente na 18.00, in de zomer na 20.00 uur) en een dergelijke erfafscheiding op basis van het vigerende bestemmingsplan reeds gebouwd mag worden7, is het geluidscherm niet meegenomen in het bezonningsonderzoek. Geconcludeerd kan worden dat het geluidscherm niet leidt tot onevenredige schaduwhinder. 9.2
Conclusie In de toekomstige situatie is in vijf gevallen sprake van meer schaduwhinder dan de bestaande situatie. In alle gevallen is slechts een korte periode sprake van schaduwhinder omdat de zon net op is of al bijna onder gaat. Bovendien speelt mee dat opgaand groen – dat als erfafscheiding dient – al voor schaduwhinder zorgt. De voorgenomen ontwikkeling wordt ook op een dusdanige afstand gerealiseerd dat voldoende lichtinval in de bestaande woningen komt. Mede gezien het voorstaande vindt met voorgenomen ontwikkeling onevenredige schaduwhinder plaats.
7
Op basis van het vigerende bestemmingsplan ‘Giessendam West I en II’ zijn erfafscheidingen tot 2 meter toegestaan. Middels een vrijstellingsbepaling (artikel 20) kan deze worden vergroot tot 2,3 meter.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
53
10
Juridische opzet
10.1 Inleiding In deze paragraaf wordt toegelicht op welke wijze de hiervoor beschreven, gewenste ontwikkelingen juridisch zijn vertaald. Ingegaan wordt op de juridische opzet van het bestemmingsplan (het karakter van het plan, de geometrische plaatsbepaling (verbeelding) en de regels. Karakter van het plan Bij de opzet van het plan is gekozen voor een gedetailleerde wijze van bestemmen waarmee de beoogde situatie wordt vastgelegd en welke geschikt is voor de beheersituatie. In het plan is uitsluitend sprake van zogenaamde eindbestemmingen. Op basis van de bepalingen van een eindbestemming kunnen direct omgevingsvergunningen worden afgegeven. Voor de ontwikkeling van de tweede fase is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het onderhavige plan is opgesteld conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) die door het rijk is opgesteld in het kader van het project Digitale Uitwisseling van Ruimtelijke Plannen (DURP), zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008) die bindende afspraken en aanbevelingen bevat, en het coderingssysteem InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO 2008). Geometrische plaatsbepaling Door middel van een combinatie van begrenzingen, coderingen, arceringen en/of kleuren, is in de geometrische plaatsbepaling (verbeelding) de verdeling aangegeven van de diverse binnen het plangebied onderscheiden bestemmingen. Hiernaast bevat de geometrische plaatsbepaling aanduidingen die gelezen moeten worden in samenhang met de bebouwingsbepalingen, die voor de onderscheiden bestemmingen zijn gegeven. Regels De regels bevatten bepalingen omtrent het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier paragrafen, te weten: Inleidende regels (hoofdstuk I); Bestemmingsregels (hoofdstuk II); Algemene regels (hoofdstuk III); Overgangs- en slotregels (hoofdstuk IV).
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
54
10.2 Toelichting op de regels 10.2.1 Hoofdstuk I Inleidende regels In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard die gebruikt worden in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel “Wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden. Begrippen Geeft de definities van een aantal in de regels voorkomende begrippen. Hierdoor wordt de interpretatie daarvan vastgelegd, waardoor de duidelijkheid wordt vergroot. Met de begripsbepaling “Peil” aangegeven vanaf welk punt de aangegeven hoogte van bouwwerken gemeten dient te worden. Voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct grenst aan de weg geldt dat gemeten wordt vanaf de kruin van de weg (ter plaatse van de hoofdtoegang). Wijze van meten Dit artikel geeft aan hoe de in het plan voorkomende maten dienen te worden bepaald. 10.2.2 Hoofdstuk II Bestemmingsregels In deze paragraaf van de regels zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn, waar wenselijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Bij de opzet van de artikelen over de bestemmingen is een vaste indeling aangehouden teneinde het overzicht en daarmee de duidelijkheid te vergroten. De volgende onderdelen worden onderscheiden: Bestemmingsomschrijving In dit onderdeel worden de functies aangegeven waartoe de gronden zijn bestemd. Bouwregels In dit onderdeel zijn regels opgenomen ten aanzien van de toegelaten bebouwing. Het eerste lid bevat in ieder geval regels omtrent toegestane bouwwerken welke als "recht" kunnen worden opgericht. Bij de bouwregels wordt een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Afwijken van de bouwregels Indien van toepassing is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bouwregels. Specifieke gebruiksregels In dit lid worden indien van toepassing bestemmingsspecifieke gebruiksregels opgenomen. In ieder geval gelden de in Hoofdstuk 3 opgenomen Algemene gebruiksregels. In voorkomende
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
55
gevallen is de mogelijkheid opgenomen om (onder voorwaarden) af te wijken van de specifieke gebruiksregels. Wijzigingsbevoegdheid Bij enkele bestemmingen is een wijzigingsbevoegdheid gegeven aan burgemeester en wethouders voor het aanpassen van het gebruik van de gronden, hieraan zijn voorwaarden verbonden. In paragraaf 9.2.5 wordt verder ingegaan op de inhoud van de verschillende bestemmingen. 10.2.3 Hoofdstuk III Algemene regels
Antidubbeltelregel In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om bouwvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen. Algemene bouwregels In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders, maar ook beperking van bouwmogelijkheden als gevolg van milieuwetgeving, de geldende Keur van het Waterschap Rivierenland. Algemene gebruiksregels In dit artikel is in algemene zin aangegeven wanneer sprake is van strijdig gebruik met de regels uit het bestemmingsplan. Algemene aanduidingsregels Bijzonder gebied van welstand Ter bescherming van het karakteristieke / beeldbepalende lint van de noordzijde van de Rivierdijk is ter plaatse de gebiedsaanduiding “Bijzonder gebied van welstand” opgenomen. Ter plaatse is een hoogteregeling opgenomen die bepaalt dat in principe de bestaande goot- en bouwhoogten als maximum gelden. Zodoende wordt voorkomen dat niet alle bebouwing tot een vaste maximale hoogte wordt ‘uitgevuld’. Burgemeester en wethouders mogen hier van afwijken nadat zij advies hebben ingewonnen bij de gemeentelijke welstandscommissie en/of de monumentencommissie. In de aanduidingsregels is tevens bepaald dat ter plaatse een vergunning van burgemeester en wethouders is vereist voor het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen. Een dergelijke vergunning wordt slechts verleend indien het handhaven van de bestaande bebouwing redelijkerwijs niet kan worden gevergd of indien het slopen gericht is op het oprichten van een nieuw (hoofd)gebouw. In het laatste geval dient voor de nieuwbouw een positief advies van de welstands- en/of monumentencommissie te zijn verleend. Alvorens een vergunning wordt verleend voor het slopen wordt altijd een advies van de welstands- en/of monumentencommissie ingewonnen.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
56
Algemene afwijkingsregels Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen waarin nog een aantal algemene afwijkingen is opgenomen. Het betreft hier onder meer een standaardregeling die beperkte afwijkingen in de maatvoering bij de uitvoering van bouwplannen mogelijk maakt. Algemene wijzigingsregels Een wijzigingsbevoegdheid is onder voorwaarden opgenomen voor geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmeting van bestemmingsgrenzen tot maximaal 5 m. Hiernaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het aanpassen van de als bijlage bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten. Algemene procedureregels Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen indien toepassing wordt gegeven aan de in dit plan opgenomen afwijkings- of wijzigingsregels. 10.2.4 Hoofdstuk IV Overgangs- en slotregels In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald. 10.3
Bestemmingsgewijze toelichting
10.3.1 Algemeen
Bouwvlak De (hoofd)gebouwen dienen binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken te worden gebouwd. De bouwvlakken mogen geheel worden bebouwd. Bij de bestemming ‘Maatschappelijk’ mogen buiten het bouwvlak bijbehorende bouwwerken worden opgericht, zie verder onder bijbehorende bouwwerken. Bouw- en goothoogte In de bouwbepalingen van de bestemming Maatschappelijk en op de verbeelding is aangegeven wat de maximale bouwhoogte is. Veelal is tevens een maximale goothoogte bepaald. Bijbehorende bouwwerken Voor bijbehorende bouwwerken is een regeling opgenomen. Binnen de bestemming Maatschappelijk geldt dat het hoofdgebouw uitsluitend ter plaatse van de aangegeven aanduiding op de verbeelding mag worden opgericht. Binnen en buiten het bouwvlak maar uitsluitend binnen de bestemming mogen bijgebouwen, uit- of aanbouwen en overkappingen (de zogenaamde bijbehorende bouwwerken) worden opgericht waarbij een maximale maatvoering geldt en een maximaal te bebouwen percentage van het perceel.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
57
10.3.2 Bestemmingen
Maatschappelijk Buiten het aanwezige water hebben de gronden de bestemming “Maatschappelijk”. Deze gronden zijn, in afwijking van de standaardregeling, bestemd maatschappelijke voorzieningen in de vorm van zorg, met de daarbij behorende bouwwerken en erven. Binnen deze bestemming is het woonzorgcomplex toegestaan. Tevens is de nadere aanduiding ‘zorgwoning’ opgenomen, om te benadrukken dat het om een woonzorgcomplex gaat. Het maximum aantal zorgwoningen is vastgelegd op 12. Binnen de bestemming is alleen ondergeschikte horeca die direct verbonden is met de maatschappelijke functie toegestaan. Gebouwen mogen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken worden gerealiseerd. Naast de voorgenoemde bouwregels zijn twee specifieke bouwaanduidingen opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – geluiddove gevel’ dient een geluiddove gevel op de verdieping te worden gerealiseerd. Daarnaast dient ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – geluidscherm’ een geluidscherm met een minimale hoogte van 2,30 meter ten opzichte van het maaiveld gerealiseerd te worden. Aan voorgenoemde bouwregels is een voorwaardelijke verplichting gekoppeld. Dat betekent dat de gronden en gebouwen alleen gebruikt mogen worden voor bewoning indien een geluiddove gevel op de verdieping wordt gerealiseerd en gehandhaafd, alsmede een geluidscherm met een minimale hoogte van 2,30 meter ten opzichte van het maaiveld. Tuin De private gronden die grenzen aan het openbaar gebied en welke in principe onbebouwd dienen te blijven zijn bestemd als “Tuin”. Parkeren ten behoeve van de functies op het eigen perceel is onder voorwaarden mogelijk binnen de bestemming. Bijbehorende bouwwerken, zoals bijgebouwen, aan- en uitbouwen zijn op deze gronden niet mogelijk. Erkers zijn ten behoeve van de aangrenzende bebouwing tot een bepaalde maatvoering toegestaan. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals erfafscheidingen) geldt een maximale hoogte van 1 m. Vlaggenmasten mogen tot een hoogte van 6 m worden opgericht. Wonen Voor een smalle strook aan de westzijde van het plangebied is de bestemming “Wonen” opgenomen. Voor de bebouwingsmogelijkheden wordt een onderscheid gemaakt in het hoofdgebouw van de woning, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Hoofdgebouwen Het hoofdgebouw van de woning mag uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gerealiseerd worden. Voor het hoofdgebouw van de woningen is tevens algemene bouwhoogte van 10 m en een algemene goothoogte van 6 m opgenomen. In specifieke gevallen is hier van afgeweken door op de verbeelding andere hoogtes aan te geven. Bijbehorende bouwwerken Buiten het hoofdgebouw mogen op het perceel zowel binnen als buiten het bouwvlak bijbehorende bouwwerken worden opgericht dit betreft bijgebouwen, uit- of aanbouwen en overkappingen. Deze bouwwerken mogen, met uitzondering van erkers alleen op het achtererfgebied worden gerealiseerd. Dit betreft het “erf aan de achterkant en de niet naar de
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
58
openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw”. De maximale maatvoering voor bijbehorende bouwwerken is gelimiteerd: het oppervlak voor bijgebouwen, aan- en uitbouwen mag per perceel maximaal 80 m2 bedragen; hiernaast mag maximaal 30 m2 per perceel overkapt worden. Het maximum te bebouwen oppervlak voor bijbehorende bouwwerken geldt per perceel. Voor het berekenen hiervan moeten zowel de bijbehorende bouwwerken binnen als buiten het bouwvlak worden meegeteld. Tevens geldt dat het gedeelte van het perceel dat is gelegen buiten het bouwvlak voor maximaal 50% mag worden bebouwd of overdekt. Voor bijbehorende bouwwerken geldt een maximale bouwhoogte van 6 m en een maximale goothoogte van 3 m. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erfafscheidingen, is een maximale maatvoering opgenomen. Hierbij is bepaald dat erfafscheidingen in het achtererfgebied tot een hoogte van 2 m mogen worden opgericht. Voor zover het voorerfgebied niet is bestemd als “Tuin” maar is opgenomen binnen de bestemming “Wonen” geldt dat erfafscheidingen ter plaatse tot 1 m hoogte mogen worden opgericht. Water De bestemming “Water” is opgenomen voor de watergangen in het gebied. Aangesloten is op het vigerende bestemmingsplan. Daarnaast is de te realiseren een waterpartij bestemd, waarmee voldaan wordt aan de benodigde watercompensatie. Ten behoeve van de bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht zoals (keermuren, oeverbeschoeiing, duikers en bruggen).
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
59
11
OVERLEG EN INSPRAAK
11.1 Overleg ex artikel 3.11 Bro Het voorontwerpbestemmingsplan “Buitendams 326” is conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar onder meer de volgende instanties: Provincie Zuid-Holland; Waterschap Rivierenland; Veiligheidsregio Zuid-Holland-Zuid; Regionale brandweer Gorinchem en Hardinxveld-Giessendam. Van de hierboven genoemde instanties zijn overlegreacties ontvangen van de Veiligheidsregio Zuid-Holland-Zuid en de Brandweer. 11.1.1 Overlegreacties Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid (VZHZ) De veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid heeft in een advies aangegeven dat het aanbeveling verdient om in het gebouw ventilatie aan te brengen, die centraal buitenwerking kan worden gezet. Hierdoor wordt een safe-haven gecreëerd in het geval van een toxisch incident. De gebruikers en andere betrokkenen dienen geïnformeerd te worden over de risico’s, de genomen maatregelen en de handelingsperspectieven om zich zo goed mogelijk voor te bereiden op een eventueel incident. Daarnaast wordt geadviseerd bij de ontwikkeling van het plangebied in overleg te treden met de lokale brandweer. Regionale brandweer Gorinchem en Hardinxeld-Giessendam In een reactie van de regionale brandweer worden diverse technische aanbevelingen gedaan met betrekking tot de bereikbaarheid van het plangebied en de bluswatervoorziening ter plaatse. Verzocht wordt het bouwplan hierop af te stemmen. 11.1.2 Beantwoording overlegreactie Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid (VZHZ) De aanbeveling met betrekking tot het toepassen van een ventilatiesysteem dat centraal buitenwerking kan worden gesteld wordt meegenomen. Het bouwplan wordt op dit punt aangepast. Daarnaast is het bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg tevens toegezonden aan de regionale brandweer. Zij hebben in een overlegreactie een aantal concrete aanbevelingen gedaan met betrekking tot de bereikbaarheid en bluswatervoorziening. Het bouwplan wordt hier op afgestemd. Naar aanleiding van de overlegreactie van de VZHZ is een korte passage opgenomen in paragraaf 8.7.2 van deze toelichting. Regionale brandweer Gorinchem en Hardinxveld-Giessendam Het bouwplan wordt getoetst aan de aandachtspunten van de regionale brandweer met betrekking tot de bereikbaarheid van het plangebied en de bluswatervoorziening. Waar nodig wordt het bouwplan aangepast, teneinde het bouwplan in overeenstemming te brengen met de
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
60
uitgebrachte aanbevelingen. Naar aanleiding van de overlegreactie van de VZHZ is een korte passage opgenomen in paragraaf 8.7.2 van deze toelichting. 11.2 Inspraak Het voorontwerpbestemmingsplan “Buitendams 326” heeft op grond van de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage gelegen. Tijdens de inspraakprocedure is één inspraakreacties ontvangen. Besloten is geen afzonderlijke Nota inspraak en overleg op te stellen, maar de samenvatting en beantwoording van de inspraakreactie integraal op te nemen in de toelichting van het bestemmingsplan. De inspraakreactie gaf aanleiding tot het bijstellen van het bestemmingsplan. In paragraaf 11.2.2 is aangegeven op welke wijze het bestemmingsplan is aangepast. 11.2.1 Inspraakreactie Tijdens de inspraakprocedure is één inspraakreacties ontvangen. De inspreker is van mening dat de voorgestane ontwikkeling negatieve gevolgen zal hebben voor de woonsituatie en de bruikbaarheid van zijn perceel. De inspreker vreest dat het toekomstige gebruik een bepaalde mate van (geluids)overlast zal veroorzaken op zijn woning en tuin. Te denken valt onder meer aan verkeersgeluid en menselijk stemgeluid. Daarnaast is de inspreker van mening dat zijn privacy als gevolg van de ontwikkeling aangetast wordt, omdat het voorontwerpbestemmingsplan woonbebouwing toestaat op zeer korte afstand van de tuin van de inspreker. Bovendien zal de bebouwing gevolgen hebben voor de bezonningssituatie van de tuin. De inspreker is van mening dat het voorontwerpbestemmingsplan geen enkel inzicht verschaft in de consequenties van de voorgestane ontwikkeling op het woon- en leefklimaat en de gebruiksmogelijk heden van het perceel van de inspreker. De inspreker acht de ontwikkeling niet aanvaardbaar, maar is zich derhalve bewust van de wenselijkheid van het woonzorgcomplex. Naar aanleiding van het bovenstaande stelt de inspreker in ieder geval voor het gebruik van de bebouwing te beperken tot uitsluitend een woonzorgcomplex. In het voorontwerp zijn maatschappelijke voorzieningen in algemene zin toegestaan, een dergelijke ruime bestemming acht de inspreker niet nodig. De inspreker verzoekt tevens het maximum aantal toegestane wooneenheden te bepalen, om te voorkomen dat de projectlocatie onaanvaardbaar intensief gebruikt wordt. Momenteel is in het voorontwerpbestemmingsplan is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om van de toegestane goot- en bouwhoogte af te wijken. De inspreker verzoekt deze afwijkingsbevoegdheid te verwijderen. De bezwaren van de inspreker kunnen als volgt worden samengevat: 1. het toekomstig gebruik veroorzaakt mogelijk (geluids)overlast; 2. de beoogde ontwikkeling leidt tot privacyhinder; 3. de beoogde bebouwing heeft gevolgen voor de bezonningssituatie van de tuin; 4. het gebruik dient beperkt te worden tot een woonzorgcomplex; 5. er dient een maximum aantal toegestane wooneenheden bepaald te worden;
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
61
6. de afwijkingsbevoegdheid voor een hogere toegestane goot- en bouwhoogte dient verwijderd te worden. 11.2.2 Beantwoording inspraakreactie Ad 1 De inspreker is van mening dat het toekomstig gebruik een bepaalde mate van (geluid)overlast zal veroorzaken. Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies, zoals een dagverblijf bij een woonzorgcomplex, en gevoelige functies zoals wonen. In de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Voor een dagverblijf geldt een richtafstand van 10 meter als gevolg van mogelijke geluidsoverlast. Aan deze richtafstand wordt ruimschoots voldaan, waardoor eventuele (geluids)overlast niet te verwachten is. Een korte passage met betrekking tot het voorgaande is opgenomen in paragraaf 8.5. Ad 2 De inspreker is van mening aan dat de ontwikkeling zou leiden tot privacyhinder. De inspraakreactie is begrijpelijk, maar niet gegrond. De afstand van het woonzorgcomplex tot de woning van de inspreker bedraagt ruim 50 meter. Tevens bevinden zich op het perceel van de inspreker voldoende bosschages, waardoor geen sprake is van directe inbreuk op de privacy. De inspraakreacties leidt niet tot een aanpassing van het bestemmingsplan. Ad 3 De inspreker is van mening dat de beoogde bebouwing gevolgen heeft voor de bezonningssituatie van de tuin. Om eventuele bezonningshinder te voorkomen is een bezonningsstudie uitgevoerd. Daarin vindt een beschrijving plaats van de mogelijke (toename van de) schaduwhinder in de omgeving van het plangebied. Ten aanzien van de woning van de inspreker wordt geconcludeerd dat deze nagenoeg geen hinder ondervindt van de voorgenomen ontwikkeling. Wel is er in de winterperiode sprake van een toename aan schaduwhinder in de tuin. Deze schaduwhinder heeft met name betrekking op het de achtertuin. In de bestaande situatie ligt deze tuin om 9.30 uur (bijna) volledig in de zon. In de nieuwe situatie zal dat pas om 10.45 uur zijn. Echter is op dit perceel ook hier sprake van opgaand groen dat dient als erfafscheiding. Dit opgaand groen zorgt voor schaduwhinder, waardoor de tuin ook hier schaduwhinder van ondervindt. Omdat dit de winter betreft zal minder hinder ondervonden van de schaduwhinder. Het is later licht en eerder donker, waarmee slechts een korte periode hinder ondervonden wordt. Daarnaast bevindt de voorgenomen ontwikkeling zich op een dusdanige afstand van de woning van de inspreker dat nog steeds sprake is van voldoende lichtinval. De inspraakreactie biedt aanleiding tot het aanpassen van het bestemmingsplan. In de toelichting is een paragraaf opgenomen waarin de resultaten van de bezonningsstudie aan bod komen. Tevens is het volledige bezonningsstudie als bijlage bij de toelichting gevoegd. Ad 4 De inspreker verzoekt het gebruik te beperken tot een woonzorgcomplex, omdat de huidige maatschappelijk bestemming ook andere maatschappelijk functies toestaat, hetgeen niet
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
62
wenselijk wordt geacht. De inspraakreactie is terecht. Op grond van de toegekende bestemming zijn tevens culturele, educatieve, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen toegestaan. De inspraakreactie biedt aanleiding tot het aanpassen van de regels. Het gebruik van de gronden is beperkt tot maatschappelijke voorzieningen in de vorm van zorg. Ad 5 De inspreker verzoekt een maximum aantal toegestane wooneenheden vast te leggen, om te voorkomen dat de projectlocatie onaanvaardbaar intensief gebruikt wordt. De inspraakreactie is begrijpelijk en leidt tot een aanpassing van het bestemmingsplan. In artikel 3.2 van de regels is een bepaling opgenomen dat ten hoogste 12 zorgwoningen zijn toegestaan. Ad 6 De inspreker verzoekt de afwijkingsbevoegdheid voor een hogere toegestane goot- en bouwhoogte te verwijderen, omdat het onvoldoende rechtszekerheid biedt. Uit de afwijkingsbevoegdheid wordt immers onvoldoende duidelijk in hoeverre afgeweken kan worden van de toegestane goot- en nokhoogten. De inspraakreactie is dan ook begrijpelijk en leidt tot aanpassing van de regels. Op verzoek van de inspreker wordt lid 3.3 sub a verwijderd uit de regels. Wel is het op grond van de algemene afwijkingsregels (artikel 12.1) toegestaan de in het plan genoemde goot- en bouwhoogte te overschrijden met maximaal 15%. Een dergelijk regeling is gebruikelijk en wordt dan ook gehandhaafd. 11.3 Ontwerpbestemmingsplan Na afronding van de inspraakprocedure en het vooroverleg is de formele bestemmingsplanprocedure gestart. De aanpassingen die volgden uit de inspraak- en overlegreacties zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Ook zijn er ambtshalve aanpassingen doorgevoerd. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is artikel 3.8 Wro (gelezen in samenhang met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) van toepassing. De kennisgeving van het ontwerpbesluit tot vaststelling van het bestemmingsplan moet in de Staatscourant worden geplaatst en dient - met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening - ook via elektronische weg te geschieden. Tevens dient de kennisgeving te worden toegezonden aan die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, aan het waterschap en aan belanghebbende gemeenten. Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 22 november 2012 tot en met 2 januari 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen. Ook zijn de stukken met de kennisgeving aan de eerder genoemde diensten en instanties toegezonden (artikel 3:13 Awb), en is aangegeven waar de (digitale) stukken te vinden zijn (elektronische kennisgeving). In totaal zijn er twee zienswijzen ontvangen. Deze zijn samengevat en beantwoord in de ‘Zienswijzennota’, welke als bijlage bij deze toelichting is opgenomen. De aanpassingen die hieruit volgden zijn verwerkt in het bestemmingsplan. Ook zijn er ambtshalve wijzigingen doorgevoerd.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
63
11.4 Vaststellingsfase Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging heeft de gemeenteraad een besluit genomen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. Het vastgestelde bestemmingsplan behoeft op grond van de Wro geen goedkeuring meer van Gedeputeerde Staten. Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking.
11.5 Beroep, tussenuitspraak en gewijzigde vaststelling Door de familie Van der Graaf is beroep in gesteld tegen het vastgestelde bestemmingsplan. Op 25 februari 2015 heeft de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een tussenuitspraak gedaan, waarin de gemeente Hardinxveld-Giessendam de gelegenheid wordt geboden om de geconstateerde gebreken te herstellen. Hierna is nader akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit de berekeningen blijkt dan, indien het verplichte geluidscherm van 2,15 m wordt verhoogd tot de reeds in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte hoogte van minimaal 2,3 m én het scherm wordt verlengd tot aan de noordelijke perceelsgrens, wordt voldaan aan de grenswaarden voor geluid. In een aanvullende onderbouwing8 zijn de planologische mogelijkheden, de akoestische situatie en de noodzakelijke maatregelen nader beschreven, De gemeenteraad van Hardinxveld-Giessendam kan met een gewijzigde vaststelling tegemoet komen aan de tussenuitspraak van de Raad van State. Ten opzichte van de vaststelling op 10 juli 2014 zijn de volgende aanpassingen gedaan: - de toelichting is gewijzigd in die zijn dat in paragraaf 1.1, 8,5 en 11,5 een toelichting is opgenomen over de aanleiding van deze gewijzigde vaststelling - de verbeelding is aangepast, waarbij de ‘specifieke bouwaanduiding – geluidscherm’ is verruimd waarbij de aanduiding is opgerekt tot over de gehele oostelijke perceelsgrens, tot aan de noordzijde van het perceel. - de hoogte van het geluidscherm in artikel 3.2.3. en 3.4.1 is gewijzigd van 2,15 m in 2,3 m. Met deze wijzigingen voldoet de akoestische situatie op de gevel van het zorgcomplex aan de grenswaarden én wordt het bedrijf van de groothandel in ijzer en staalschroot niet belemmerd in zijn maximale planologische mogelijkheden.
8
Aanvullende onderbouwing en onderzoek akoestische situatie Buitendams 326, KuiperCompagnons, 18 mei 2015, zie
bijlage 3
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
64
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
65
12
UITVOERBAARHEID
12.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid Dit bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een woonzorgcomplex. Hiertoe wordt de procedure doorlopen zoals aangegeven in de Wet ruimtelijke ordening. Conform de gemeentelijke inspraakverordening heeft het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. Tijdens de inspraakprocedure is één inspraakreacties ontvangen. Daarnaast zijn er twee zienswijzen ingediend naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan. Op basis van de inspraakreactie en zienswijzen is het plan op een aantal punten aangepast teneinde voldoende draagvlak te creëren. 12.2 Financiële uitvoerbaarheid Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld. De initiatiefnemer zal voor de ontwikkeling van het woonzorgcomplex een overeenkomst sluiten met de gemeente, waardoor het kostenverhaal voor de gemeente ‘anderszins’ is verzekerd. Een exploitatieplan is niet noodzakelijk. Conclusie Gezien het voorgaande wordt het plan financieel uitvoerbaar geacht. 12.3 Handhavingsaspecten Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor daadwerkelijke controle en handhaving ligt bij de gemeente. De gemeente heeft een handhavingsnota. De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik, aanwezige flora en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan. Onderdeel van dit mutatiesysteem is een goede registratie van verleende vergunningen. Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een grondige inventarisatie plaats gevonden van de feitelijke situatie.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
66
Handhaving kan plaats vinden via publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de bepalingen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. Daarnaast wordt onderscheiden de preventieve handhaving. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Hoewel het effect van dergelijke middelen niet goed meetbaar is, wordt aan deze middelen toch zeker betekenis toegekend. Daarnaast zijn in het plan instrumenten opgenomen waarmee kan worden getoetst. Genoemd wordt de mogelijkheid af te wijken van het bestemmingsplan en toepassing te geven aan de opgenomen wijzigingsbevoegdheden. Zodoende wordt een toetsing mogelijk gemaakt voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.
Bestemmingsplan Buitendams 326 Gewijzigd vastgesteld Toelichting
BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING
Bijlage 1: Zienswijzennota
Zienswijzennota Bestemmingsplan “Buitendams 326”
KuiperCompagnons Gemeente Hardinxveld-Giessendam Datum: 10 april 2014 207.010.03
Inhoud 1. Inleiding 1.1 Status zienswijzennota 1.2 Procedure bestemmingsplan 1.3 Ingekomen zienswijzen 2. Zienswijzen: ontvankelijkheid, samenvatting, reactie en conclusie 2.1 Inleiding 2.2 Reclamant Buitendams 306 2.3 Reclamant Koperwiek 6 3. Wijzigingen in het bestemmingsplan 3.1 Ambtshalve wijzigingen 3.2 Wijziging in verband met zienswijzen
-2-
1. Inleiding 1.1 Status zienswijzennota De zienswijzennota behoort bij het besluit over de vaststelling van het bestemmingsplan “Buitendams 326”. De nota bestaat uit drie hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat een overzicht van de ingekomen zienswijzen en de verdere procedure van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 aangegeven of de zienswijze ontvankelijk is. Daarna wordt een samenvatting van de zienswijze gegeven en van een gemeentelijke reactie voorzien. In de conclusie is opgenomen of de zienswijze aanleiding geeft tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Hoofdstuk 3 bevat een overzicht van de wijzigingen die bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden doorgevoerd. Naast wijzigingen door zienswijzen kunnen dit ook ambtshalve wijzigingen zijn. 1.2 Procedure bestemmingsplan Zienswijzenronde Het ontwerpbestemmingsplan heeft na publicatie in de gemeentelijke voorlichtingsrubriek in Het Kompas en de Staatscourant met ingang van donderdag 22 november 2012 tot en met woensdag 2 januari 2013 ter inzage gelegen. Tevens is het bestemmingsplan gedurende deze termijn onder het planid-nummer NL.IMRO.0523.BP2012BUITENDAM326-DO01 ook digitaal raadpleegbaar geweest via www.ruimtelijkeplannen.nl Dit is in overeenstemming met artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Gedurende de termijn van 6 weken kon iedereen schriftelijk of mondeling een zienswijze indienen bij de gemeenteraad. Vaststelling Na de zienswijzenronde beslist de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan. De raad weegt hierbij de ontvangen zienswijzen mee. De vaststelling wordt mede bekend gemaakt in de Staatscourant en de gemeentelijke voorlichtingsrubriek. De indieners van een zienswijze krijgen een brief met informatie over de vaststelling en de mogelijkheid tot indienen van beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. 1.3 Ingekomen zienswijzen Er zijn naar aanleiding van de publicatie over het ontwerpbestemmingsplan twee schriftelijke zienswijzen (beiden gedateerd 28 december 2012) ontvangen. Er is derhalve sprake van tijdig ingediende reacties.
2. Zienswijzen: ontvankelijkheid, samenvatting, reactie en conclusie 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk is de zienswijze samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. In de conclusie is aangegeven of, en zo ja, welke wijzigingen in het plan worden doorgevoerd naar aanleiding van de zienswijze. 2.2 Reclamant Buitendams 306b Ontvankelijkheid De zienswijze dateert van 28 december 2012 en is bij de gemeente ontvangen op 2 januari 2013. Er is derhalve sprake van een tijdige en dus ontvankelijke zienswijze. Samenvatting a. De reclamant geeft aan dat in de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan wordt gesteld dat de metaalhandel aan Buitendams 306b niet in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd omdat het geplande wooncomplex op grotere afstand wordt gerealiseerd dan de bestaande woonbebouwing. De reeds aanwezige woonbebouwing op het perceel aan Buitendams 306b is volgens het bestemmingsplan leidend voor het voldoen aan de normstelling uit het Activiteitenbesluit. Daarmee kan – zo meldt de toelichting - voorbij worden gegaan aan het feit dat niet wordt voldaan aan de milieuzonering. Volgens de reclamant is deze onderbouwing onjuist. De reclamant wijst op het feit dat de woonkeet op het perceel Buitendams 306b een tijdelijke woonbestemming heeft. In 1978 is door burgemeester en wethouders toestemming verleend voor het plaatsen van een woonkeet, op voorwaarde dat de woonkeet na beëindiging van de
-3-
bewoning door de huidige bewoners wordt verwijderd en ter plaatse niet voor verdere bewonings- of andere doeleinden wordt gebruikt of in gebruik wordt gegeven. De woonkeet is op grond van het vigerende bestemmingsplan “Giessendam I en II” daarom onder het overgangsrecht geplaatst. Daarnaast is de locatie van de woonkeet bestemd als “Wonen”, zonder bebouwingsvlak. Door de woonkeet onder het overgangsrecht te plaatsen geeft het gemeentebestuur aan dat zij verwacht dat de woonkeet binnen de planperiode van dat geldende bestemmingsplan zal verdwijnen, wat naar verwachting ook binnen enkele jaren zal gebeuren. Uit jurisprudentie blijkt dat in het kader van de milieuzonering in een bestemmingsplan dient te worden uitgegaan van de planologische situatie en niet van de feitelijke situatie. Gelet op de wijze waarop de woonkeet is bestemd, kan deze niet worden aangemerkt als een permanente woning. Daarmee geeft de reclamant aan dat de woonkeet niet bepalend is voor de mate waarin de metaalhandel hinder ten opzichte van de omgeving mag veroorzaken. Dat betekent dat wanneer het woonzorgcomplex gerealiseerd wordt, dit de meest nabij gelegen woning zal zijn. De reclamant geeft aan dat in de milieuvergunning van het metaalbedrijf normen ten aanzien van de geluidsbelasting op de gevels van gevoelige gebouwen zijn opgenomen. Momenteel zijn er geen aanwijzingen dat het bedrijf deze normen overschrijdt. Het is echter niet uit te sluiten dat bedrijfsvoering de komende jaren zal intensiveren. Gezien het feit dat het beoogde woonzorgcomplex leidend wordt voor eventuele geluidshinder, leidt dit er toe dat de reclamant mogelijk extra maatregelen moet treffen om te kunnen voldoen aan de milieueisen, hetgeen hoge kosten met zich meebrengt. De reclamant is van mening dat het nieuwe bestemmingsplan de bedrijfsvoering van het metaalbedrijf onevenredig beperkt en verzoekt het plan niet te laten vaststellen. b. De reclamant geeft aan dat het aanwezige metaalbedrijf volgens de VNG brochure is aangemerkt als een bedrijf in categorie 3.2, waarvoor een indicatieve richtafstand van 100 meter geldt ten opzichte van gevoelige functies. De afstand tot het beoogde woonzorgcomplex bedraagt beduidend minder. In het ontwerpbestemmingsplan wordt de omgeving van het woonzorgcomplex bovendien bestempeld als een gemengd gebied zoals bedoeld in de VNG brochure. Volgens de reclamant is het metaalbedrijf echter het enige bedrijf in de directe omgeving en dient het gebied niet aangemerkt worden als een gemengd gebied, maar als een rustige woonwijk. In dat geval dienen de reguliere richtafstanden (100 meter) te worden toegepast. Dat betekent dat in voorliggend bestemmingsplan niet aan de richtafstand kan worden voldaan en ter plaatse van het woonzorgcomplex geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. c. De reclamant is van mening dat door de ontwikkeling van het woonzorgcomplex het woongenot drastisch zal verminderen. Het nieuwe complex leidt tot aantasting van de privacy, geluidsoverlast en een vermindering van de bezonningssituatie. Aan de zijde van het plangebied dat grenst aan het perceel van de reclamant is een groot buitenterrein voorzien, waar diverse activiteiten zullen plaatsvinden. Tevens is op dit buitenterrein een parkeerterrein en terras voorzien. De beoogde inrichting van het buitenterrein zal volgens de reclamant hinder veroorzaken als gevolg van verkeersbewegingen en stemgeluiden. In het ontwerpbestemmingsplan wordt het woonzorgcomplex aangemerkt als een dagopvang, waarvoor een richtafstand van 10 meter geldt. Een woonzorgcomplex zoals beoogd is, wordt volgens de reclamant niet expliciet genoemd in de VNG brochure. De reclamant is van mening dat het woonzorgcomplex - waar dag en nacht personen verblijven - niet is aan te merken als een dagverblijf. Het complex is volgens de reclamant eerder gelijk te stellen met een verpleeghuis, waarvoor een richtafstand van 30 meter geldt. Bovendien dienen de richtafstanden gemeten te worden van de perceelgrens en niet vanaf het gebouw. Immers, het geluid vanaf de voorziening zal voor het overgrote delen van de buitenruimte komen. De woning van de reclamant bevindt zich op een afstand van 10 meter van de perceelsgrens, waarmee volgens de reclamant niet voldaan wordt aan de richtafstand van 30 meter. De reclamant geeft aan dat in het ontwerpbestemmingsplan onvoldoende is onderbouwd waarom het woon- en leefklimaat van zijn woning niet wordt aangetast.
-4-
d. De reclamant is van mening dat in de uitgevoerde bezonningsstudie op geen enkele manier acht is geslagen op de bedrijfswoning. Uit de resultaten van de bezonningsstudie blijkt dat met name in het voorjaar sprake is van grote schaduwwerking. Het gehele buitenterrein ligt dan in de schaduw van het wooncomplex, waardoor volgens de reclamant sprake is van een onevenredige schaduwhinder. e. De reclamant wijst op het feit dat de samenwerkingsovereenkomst met betrekking tot de definitieve ontsluiting van het plangebied niet met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd. Daarmee voelt de reclamant zich in zijn belangen geschaad. De betreffende samenwerkingsoverkomst is namelijk nodig voor de beoordeling van het ontwerpbestemmingsplan. Door het ontbreken van de overeenkomst is volgens de reclamant niet voldaan aan het bepaalde in artikel 3.11 Awb en kan de gemeenteraad om deze reden niet tot vaststelling van het bestemmingsplan overgaan. Momenteel bestaat er geen enkel zicht op de ontwikkeling van het woongebied ten noordwesten van het plan en de alternatieve ontsluiting van het plangebied. De reclamant merkt op dat het tracé van de alternatieve ontsluiting over particuliere gronden loopt en met de eigenaren nog geen overeenstemming is over de aanleg van een ontsluiting. Gelet op het voorgaande dient geconcludeerd te worden dat de wijzigingsbevoegdheid niet uitvoerbaar is. Er bestaat namelijk geen zicht op de realisatie van een ontsluiting via de westzijde van het plangebied. In aanvulling daarop stelt de plantoelichting dat een permanente ontsluiting van het plangebied op Buitendams niet wenselijk is vanwege het smalle en bochtige profiel. Omdat er geen concreet zicht is op een definitieve ontsluiting, kan er niet van worden uitgegaan dat de ontsluiting via Buitendams tijdelijk is. Deze ontsluiting moet volgens de reclamant worden beschouwd als een permanente ontsluiting. Gezien het feit dit niet wenselijk wordt geacht, is het niet mogelijk het plangebied op een verantwoorde wijze te ontsluiten. Derhalve is het plan volgens de reclamant vanuit verkeerskundig opzicht niet uitvoerbaar. f.
Volgens de reclamant blijkt uit de plantoelichting op geen enkele wijze of en op welke manier de noodzakelijke mitigerende en/of compenserende maatregelen worden getroffen om het verlies aan verblijfsplaatsen voor vleermuizen te compenseren. Gezien het voorgaande verzoekt de reclamant het bestemmingsplan ‘Buitendams 326’ niet vast te stellen.
Beantwoording a. De woonkeet aan Buitendams 306b is ten onrechte aangemerkt als een woonfunctie c.q. gevoelige bestemming. In de planologische situatie is de woning aan Buitendams 310 de dichtstbijzijnde woonfunctie, deze grenst namelijk direct aan de inrichtingsgrens. Omdat de bedrijfsactiviteiten zich echter voornamelijk achter op het perceel concentreren, moet het beoogde woonzorgcomplex in het kader van een goede ruimtelijke ordening aangemerkt worden als de meest nabij gelegen woonfunctie. Om te bepalen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat en om te bepalen of de metaalhandel aan Buitendams 306b wordt beperkt in de bedrijfsvoering, is een aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd. Daarbij is getoetst aan de voorschriften uit het Activiteitenbesluit, aangezien de metaalhandel aan Buitendams 306b onder de werking van het Activiteitenbesluit valt. De resultaten van het akoestisch onderzoek wijzen uit dat de realisatie van het woonzorgcomplex mogelijk is, mits er maatwerkvoorschriften tot maximaal 75 dB(A) voor de LAmax geluidsbelasting worden opgelegd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de realisatie van een ‘dove gevel’ op de verdieping aan de oostzijde van het woonzorgcomplex. Ook dient een geluidsscherm met een minimale hoogte van 2,15 meter ten opzichte van het plaatselijke maaiveld gerealiseerd te worden. Beide maatregelen zijn juridisch verankerd in het bestemmingsplan. In aanvulling daarop heeft het bevoegd gezag – op grond van het bepaalde in artikel 8:42 van de Wet Milieubeheer en het bepaalde in het ‘Activiteitenbesluit Milieubeheer’ – voorgenoemde maatwerkvoorschriften opgelegd. De beschikking is op 12 december 2013 vastgesteld. Gelet op het voorgaande kan een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het woonzorgcomplex worden gegarandeerd. Bovendien wordt de bedrijfsvoering van het metaalbedrijf niet in onevenredige mate beperkt. b. De reclamant is van mening dat de omgeving van het plangebied als ‘rustige woonwijk’ is aan te merken, omdat in de nabijheid van het plangebied slechts één bedrijf gevestigd is. Volgens de VNG brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ is een rustige woonwijk ingericht volgens het
-5-
principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor, zoals bedrijven of kantoren. Een gemengd gebied is daarentegen aan te merken als een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Dat betekent dat direct naast woningen ook andere functies voorkomen, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Het dijklint Buitendams kent van oorsprong een gemengde functiesamenstelling, waar (kleine) bedrijven, winkels en woningen elkaar afwisselen. Van sterke functiescheiding is derhalve geen sprake. Bovendien zijn op basis van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan ‘Giessendam West I en II’ diverse bedrijfsbestemmingen in de nabijheid van het plangebied aanwezig, waaronder aan Buitendams 215, 235, 301, 309-311 en 348-352. Gezien het voorgaande is de omgeving van het plangebied aan te merken als een ‘gemengd gebied’, waardoor de indicatieve richtafstand met één trap kan worden teruggebracht. c. De reclamant betoogd dat het beoogde woonzorgcomplex is aan te merken als een verpleeghuis, waarvoor op basis van de VNG brochure een indicatieve richtafstand van 30 meter geldt. Het beoogde woonzorgcomplex voorziet echter vooral in de behoefte van verstandelijk- en lichamelijk gehandicapten om zelfstandig te wonen met een zekere mate van beschutting en de garantie dat zorg, indien nodig, voorhanden is. Een verpleeghuis biedt daarentegen intensieve zorg gericht op herstel of revalidatie, of voor zware medische behandelingen. Derhalve zijn wij van mening dat in onderhavige situatie geen sprake is van een verpleeghuis, maar van zelfstandige woningen (woonfunctie) met ondersteunende zorggerelateerde voorzieningen. Het woonzorgcomplex sluit qua aard (beschermd wonen met dagbesteding) aan op de woonomgeving en is dan ook terecht aangemerkt als een dagopvang, waarvoor een richtafstand van 10 meter geldt ten opzichte van een rustige woonwijk. Voor een gemengd gebied geldt een richtafstand van 0 meter. Omdat de woning van de reclamant op een afstand van 10 meter van de perceelsgrens is gelegen, is een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd. Dat betekent dat van onevenredige geluidshinder geen sprake is. Voor wat betreft eventuele schaduwhinder wordt verwezen naar de beantwoording van punt d. d. De zienswijze is terecht. In de bezonningsstudie is ten onrechte geen aandacht besteed aan de bedrijfswoning van de reclamant. Een nadere analyse wijst echter uit dat van onevenredige schaduwwerking geen sprake is. Enkel in het voor- en najaar treedt na 18:00 uur schaduwhinder op. Aan de westzijde van de bedrijfswoning bevinden zich echter enkele vuil en/of opslagcontainers die reeds voor schaduwhinder zorgen. Van schaduwhinder is weliswaar sprake, maar in de bestaande situatie is dit ook al het geval. Bovendien treedt in het voor- en najaar de duisternis vrij vroeg in. Bezien het voorgaande is geen sprake is van een onevenredige afname van zonlicht. Een aanpassing van het bouwplan is derhalve niet aan de orde. De bezonningsstudie en de toelichting worden naar aanleiding van deze zienswijze aangevuld. e. In de toelichting op het ontwerpbestemmingsplan wordt aangegeven dat in de toekomst mogelijk sprake zal zijn van een ontsluitingsweg in westelijke richting, die aansluit op de bestaande woonwijk ten noorden van de locatie. Vooralsnog gaat het bestemmingsplan uit van een ontsluiting op het Buitendams. Deze ontsluiting leidt, nu en in de toekomst, niet tot problemen met de verkeersafwikkeling. In de toelichting is aangegeven dat in het prognosejaar 2022 de verkeersintensiteit op de Buitendams ruim lager ligt dan de capaciteit van de weg. Bovendien leidt het woonzorgcomplex niet tot een significante toename van het aantal verkeersbewegingen, waardoor een verkeersafwikkeling via Buitendams mogelijk is. Derhalve bestaat geen directe noodzaak tot aanleg van een ontsluiting in westelijke richting, aansluitend op de bestaande woonwijk ten noorden van de locatie. Met betrekking tot de uitvoerbaarheid van de in de regels opgenomen wijzigingsbevoegdheid kan overigens worden gesteld dat de deze bevoegdheid anticipeert op een mogelijke toekomstige ontwikkeling. Het feit dat sprake is van een bevoegdheid om het plan in die situatie te wijzigen, betekent niet dat sprake is van een verplichting. De uitvoerbaarheid van het plan staat hiermee niet ter discussie. f.
Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de uitvoerbaarheid van het plan wordt aangetoond. In dat kader is een onderzoek uitgevoerd naar de aanwezige natuurwaarden, waaronder de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen. In één van de te slopen gebouwen is een paarplaats aangetroffen. In het rapport dat is opgesteld door
-6-
het Natuurwetenschappelijk Centrum uit Dordrecht is aangegeven dat, wanneer mitigerende maatregelen worden getroffen, het aanvragen van een ontheffing van de Flora- en faunawet niet nodig is. Het treffen van mitigerende maatregelen wordt geborgd door middel van een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer. De uitvoerbaarheid van het plan is hiermee voldoende gewaarborgd. In het kader van de te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen en of slopen dient te worden getoetst of op dat moment getroffen maatregelen afdoende zijn. Aanpassingen De zienswijze leidt tot de volgende aanpassingen: a. Om te bepalen of de metaalhandel aan Buitendams 306b wordt beperkt in de bedrijfsvoering is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan worden verwerkt in de toelichting van het bestemmingsplan. Het rapport wordt als bijlage bij de toelichting opgenomen. b. De bezonningsstudie en toelichting van het bestemmingsplan wordt aangevuld met een beschrijving van de optredende schaduwhinder ter plaatse van de bedrijfswoning aan Buitendams 306b. c. Op de verbeelding wordt de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – geluiddove gevel’ opgenomen voor de oostgevel van het woonzorgcomplex. Aan artikel 3.2.1 van de regels wordt een bepaling toegevoegd dat ter plaatse van deze aanduiding een geluiddove gevel op de verdieping dient te worden gerealiseerd. d. Aan de regels wordt een voorwaardelijke verplichting toegevoegd, waarin is bepaald dat de gronden en gebouwen alleen gebruikt mogen worden voor bewoning indien een geluiddove gevel op de verdieping wordt gerealiseerd en gehandhaafd. e. Op de verbeelding wordt de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – geluidscherm’ opgenomen voor een deel van de oostelijke perceelsgrens. Aan de regels wordt een bepaling toegevoegd dat ter plaatse van deze aanduiding een geluidscherm met een minimale hoogte van 2,15 meter ten opzichte van het maaiveld gerealiseerd dient te worden. f. Aan artikel 3.2.3 wordt een bepaling toegevoegd dat de bouwhoogte van een geluidscherm niet meer mag bedragen dan 2,5 m. g. Aan de regels wordt een voorwaardelijke verplichting toegevoegd, waarin is bepaald dat de gronden en gebouwen alleen gebruikt mogen worden voor bewoning indien een geluidscherm met een minimale hoogte van 2,15 meter ten opzichte van het maaiveld gerealiseerd en gehandhaafd wordt. h. Aan de bezonningsstudie wordt een passage toegevoegd over de schaduwwerking op het perceel Buitendams 306b. i. In de toelichting wordt een passage opgenomen over de schaduwwerking op het perceel Buitendams 306b. 2.3 Reclamant Koperwiek 6 Ontvankelijkheid De zienswijze dateert van 28 december 2012 en is bij de gemeente ontvangen op 2 januari 2013. Er is derhalve sprake van een tijdige en dus ontvankelijke zienswijze. Procedure De reclamant heeft in een eerder stadium van de planprocedure reeds een inspraakreactie ingediend. Deze inspraakreactie bood echter geen aanleiding tot het aanpassen van het bestemmingsplan. In navolging daarvan geeft de reclamant aan teleurgesteld te zijn over het feit dat burgemeester en wethouders de reclamant niet persoonlijk op de hoogte hebben gesteld van het feit dat zij de planprocedure toch vervolgen en het ontwerpbestemmingsplan ter inzage hebben gelegd. De gemeente wijst de reclamant derhalve op het feit dat zij geen wettelijke verplichting heeft om de reclamant persoonlijk op de hoogte te stellen van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Het beleid van de gemeente is erop gericht de terinzagelegging bekend te maken via de Staatscourant, Kompas en de gemeentelijke website.
-7-
Samenvatting a. De reclamant is van mening dat door de ontwikkeling van het woonzorgcomplex het woongenot drastisch zal verminderen. Het plangebied grenst direct aan het perceel van de reclamant. Het nieuwe complex leidt tot aantasting van de privacy en geluidsoverlast. Uit de bouwtekeningen van het te realiseren woonzorgcomplex blijkt dat het de bedoeling is om aan de westzijde van het complex zes woonruimten te realiseren, waarvan het terras direct grenst aan het perceel van de reclamant. De woonbebouwing wordt op slechts 3 meter afstand van de perceelsgrens geprojecteerd en de terrassen komen nagenoeg óp de perceelsgrens te liggen. Een dergelijke situering leidt volgens de reclamant tot een onaanvaardbare aantasting van de privacy en leidt bovendien tot een toename van geluidhinder. Bij het complex is een groot buitenterrein voorzien, waar diverse activiteiten zullen plaatsvinden. Op dit buitenterrein zijn daarnaast onder meer een parkeerterrein en terras voorzien. De beoogde inrichting van het buitenterrein zal volgens de reclamant hinder veroorzaken als gevolg van verkeersbewegingen en stemgeluiden. In het ontwerpbestemmingsplan wordt het woonzorgcomplex aangemerkt als een dagopvang, waarvoor een richtafstand van 10 meter geldt. Een woonzorgcomplex zoals beoogd is, wordt volgens de reclamant niet expliciet genoemd in de VNG brochure. De reclamant is van mening dat het woonzorgcomplex - waar dag en nacht personen verblijven - niet is aan te merken als een dagverblijf. Het complex is volgens de reclamant eerder gelijk te stellen met een verpleeghuis, waarvoor een richtafstand van 30 meter geldt. Bovendien dienen de richtafstanden gemeten te worden van de perceelgrens en niet vanaf het gebouw. Immers, het geluid vanaf de voorziening zal voor het overgrote deel van de buitenruimte komen. De woning van de reclamant bevindt zich binnen 30 meter van de perceelsgrens, waarmee volgens de reclamant niet voldaan wordt aan de indicatieve richtafstand. In het ontwerpbestemmingsplan wordt de omgeving van het woonzorgcomplex bovendien bestempeld als een gemengd gebied zoals bedoeld in de VNG brochure. Volgens de reclamant is dit onjuist, omdat in de omgeving slechts één bedrijf is gesitueerd. Daarnaast is aan de noordzijde van het plangebied zeker geen sprake van een gemengd gebied. Aan de Koperwiek en Blauwe Reiger bevinden zich enkel woningen. Van functiemenging is derhalve geen sprake. Om deze reden is volgens de reclamant het omgevingstype ‘rustige woonwijk’ van toepassing en dienen de reguliere richtafstanden te worden toegepast. Gelet op het voorgaande geeft de reclamant te kennen dat in het ontwerpbestemmingsplan onvoldoende is onderbouwd waarom het woon- en leefklimaat van zijn woning niet wordt aangetast. b. De reclamant wijst op het feit dat aan Buitendams 306b een metaalhandel is gevestigd. Dit bedrijf wordt als gevolg van de geplande ontwikkeling beperkt in zijn ontwikkeling. Bovendien kan door de aanwezigheid van dit bedrijf een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied niet worden gegarandeerd. De reclamant geeft aan dat het metaalbedrijf volgens de VNG brochure is aangemerkt als een bedrijf in categorie 3.2, waarvoor een indicatieve richtafstand van 100 meter geldt ten opzichte van gevoelige functies. De afstand tot het beoogde woonzorgcomplex bedraagt beduidend minder. Hierdoor kan ter plaatse van het woonzorgcomplex geen goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd. c. De reclamant wijst op het feit dat de woonkeet op het perceel Buitendams 306b een tijdelijke woonbestemming heeft, waardoor deze woning niet bepalend is voor de mate waarin de metaalhandel hinder mag veroorzaken op de omgeving. Door burgemeester en wethouders is toestemming verleend voor het plaatsen van een woonkeet, op voorwaarde dat de woonkeet na beëindiging van de bewoning door de huidige bewoners wordt verwijderd en ter plaatse niet voor verdere bewonings- of andere doeleinden wordt gebruikt of in gebruik wordt gegeven. De woonkeet is op grond van het vigerende bestemmingsplan “Giessendam I en II” daarom onder het overgangsrecht geplaatst. Uit jurisprudentie blijkt dat in het kader van de milieuzonering in een bestemmingsplan dient te worden uitgegaan van de planologische situatie en niet van de feitelijke situatie. Gelet op de wijze waarop de woonkeet is bestemd, kan deze niet worden aangemerkt als een permanente woning. Daarmee geeft de reclamant aan dat de woonkeet niet bepalend is voor de mate waarin de metaalhandel hinder ten opzichte van de omgeving mag veroorzaken. Dat betekent dat wanneer het woonzorgcomplex gerealiseerd wordt, dit de meest nabij gelegen woning zal zijn.
-8-
De reclamant geeft aan dat in de milieuvergunning van het metaalbedrijf normen ten aanzien van de geluidsbelasting op de gevels van gevoelige gebouwen zijn opgenomen. Momenteel zijn er geen aanwijzingen dat het bedrijf deze normen overschrijdt. Het is echter niet uit te sluiten dat bedrijfsvoering de komende jaren zal intensiveren. Gezien het feit dat het beoogde woonzorgcomplex leidend wordt voor eventuele geluidshinder, leidt dit er toe dat het metaalbedrijf mogelijk extra maatregelen moet treffen om te kunnen voldoen aan de milieueisen, hetgeen hoge kosten met zich meebrengt. De reclamant geeft dat het nieuwe bestemmingsplan de bedrijfsvoering van het metaalbedrijf onevenredig beperkt. d. De reclamant wijst op het feit dat de samenwerkingsovereenkomst met betrekking tot de definitieve ontsluiting van het plangebied niet met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd. Daarmee voelt de reclamant zich in zijn belangen geschaad. De betreffende samenwerkingsoverkomst is namelijk nodig voor de beoordeling van het ontwerpbestemmingsplan. Door het ontbreken van de overeenkomst is volgens de reclamant niet voldaan aan het bepaalde in artikel 3.11 Awb en kan de gemeenteraad om deze reden niet tot vaststelling van het bestemmingsplan overgaan. Momenteel bestaat er geen enkel zicht op de ontwikkeling van het woongebied ten noordwesten van het plan en de alternatieve ontsluiting van het plangebied. Het tracé van de alternatieve ontsluiting loopt bovendien over het perceel van de reclamant, welke op geen enkele wijze het voornemen heeft om tot verkoop van een deel van het perceel over te gaan. Gelet op het voorgaande dient geconcludeerd te worden dat de wijzigingsbevoegdheid niet uitvoerbaar is. Er bestaat namelijk geen zicht op de realisatie van een ontsluiting via de westzijde van het plangebied. In aanvulling daarop stelt de plantoelichting dat een permanente ontsluiting van het plangebied op Buitendams niet wenselijk is vanwege het smalle en bochtige profiel. Omdat er geen concreet zicht is op een definitieve ontsluiting, kan er niet van worden uitgegaan dat de ontsluiting via Buitendams tijdelijk is. Deze ontsluiting moet volgens de reclamant worden beschouwd als een permanente ontsluiting. Gezien het feit dit niet wenselijk wordt geacht, is het niet mogelijk het plangebied op een verantwoorde wijze te ontsluiten. Derhalve is het plan volgens de reclamant vanuit verkeerskundig opzicht niet uitvoerbaar. e. Volgens de reclamant blijkt uit de plantoelichting op geen enkele wijze of en op welke manier de noodzakelijke mitigerende en/of compenserende maatregelen worden getroffen om het verlies aan verblijfsplaatsen voor vleermuizen te compenseren. Gezien het voorgaande verzoekt de reclamant het bestemmingsplan ‘Buitendams 326’ niet vast te stellen. Beantwoording a. De reclamant geeft aan dat de woonbebouwing op slechts 3 meter afstand van de perceelsgrens is geprojecteerd en de terrassen nagenoeg óp de perceelsgrens komen te liggen. Dit is niet correct. De woonbebouwing is geprojecteerd op 6 meter afstand van de perceelsgrens, terwijl de terrassen tot maximaal 3 meter uit de erfgrens reiken. Voor de positionering van vensters of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken (zoals terrassen) houdt het Burgerlijk Wetboek1 een minimale afstand van 2 meter uit de erfgrens aan, voor zover deze op het aangrenzende erf uitzicht geven. Aan deze minimale afstand wordt ruimschoots voldaan, waardoor van onevenredige privacyhinder geen sprake is. Bovendien is het perceel van de reclamant ter hoogte van het woonzorgcomplex in gebruik als weiland. Voor wat betreft geluidhinder zijn de indicatieve richtafstanden uit de VNG brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ richtinggevend. De reclamant betoogt dat het beoogde woonzorgcomplex is aan te merken als een verpleeghuis, waarvoor op basis van de VNG brochure een indicatieve richtafstand van 30 meter geldt. Het beoogde woonzorgcomplex voorziet echter vooral in de behoefte van verstandelijk- en lichamelijk gehandicapten om zelfstandig te wonen met een zekere mate van beschutting en de garantie dat zorg, indien nodig, voorhanden is. Een verpleeghuis biedt intensieve zorg gericht op herstel of revalidatie, of voor zware medische behandelingen. Derhalve zijn wij van mening dat in onderhavige situatie geen sprake is van een verpleeghuis, maar van zelfstandige woningen (woonfunctie) met 1
Artikel 5:50 Bw: tenzij de eigenaar van het naburige erf daartoe toestemming heeft gegeven, is het niet geoorloofd binnen twee meter van de grenslijn van dit erf vensters of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken te hebben, voor zover deze op dit erf uitzicht geven.
-9-
ondersteunende zorggerelateerde voorzieningen. Het woonzorgcomplex is daarmee terecht aangemerkt als een dagopvang, waarvoor een richtafstand van 10 meter geldt ten opzichte van een ‘rustige woonwijk’ (0 meter ten opzichte van gemengd gebied). De woning van de reclamant is op ruim 20 meter afstand van de perceelsgrens gesitueerd. Bovendien bedraagt de afstand van de woning tot de plangrens van het voorliggende bestemmingsplan zelfs meer dan 35 meter. Een goed woon- en leefklimaat kan dan ook zonder meer gegarandeerd worden. Onevenredige geluidshinder is derhalve niet te verwachten. b. Voor het metaalbedrijf aan Buitendams 306b geldt een gereduceerde richtafstand van 50 meter, vanwege de karakterisering gemengd gebied. Aan deze gereduceerde richtafstand wordt niet voldaan. Om te bepalen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Daarbij is getoetst aan de voorschriften uit het Activiteitenbesluit, aangezien de metaalhandel aan Buitendams 306b onder de werking van het Activiteitenbesluit valt. De resultaten van het akoestisch onderzoek wijzen uit dat de realisatie van het woonzorgcomplex mogelijk is, mits er maatwerkvoorschriften tot maximaal 75 dB(A) voor de LAmax geluidsbelasting worden opgelegd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de realisatie van een ‘dove gevel’ op de verdieping aan de oostzijde van het woonzorgcomplex. Ook dient een geluidsscherm met een minimale hoogte van 2,15 meter ten opzichte van het plaatselijke maaiveld gerealiseerd te worden. Beide maatregelen zijn juridisch verankerd in het bestemmingsplan. In aanvulling daarop heeft het bevoegd gezag – op grond van het bepaalde in artikel 8:42 van de Wet Milieubeheer en het bepaalde in het ‘Activiteitenbesluit Milieubeheer’ – voorgenoemde maatwerkvoorschriften opgelegd. De beschikking is op 12 december 2013 vastgesteld. Gelet op het voorgaande kan een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het woonzorgcomplex worden gegarandeerd. c. Zie beantwoording onder 2.2.a d. Zie beantwoording onder 2.2.e e. Zie beantwoording onder 2.2.f Aanpassingen De zienswijze leidt tot de volgende aanpassingen: a. Om te bepalen of de metaalhandel aan Buitendams 306b wordt beperkt in de bedrijfsvoering is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan worden verwerkt in de toelichting van het bestemmingsplan. Het rapport wordt als bijlage bij de toelichting opgenomen. b. De bezonningsstudie en toelichting van het bestemmingsplan wordt aangevuld met een beschrijving van de optredende schaduwhinder ter plaatse van de bedrijfswoning aan Buitendams 306b. c. Op de verbeelding wordt de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – geluiddove gevel’ opgenomen voor de oostgevel van het woonzorgcomplex. Aan artikel 3.2.1 van de regels wordt een bepaling toegevoegd dat ter plaatse van deze aanduiding een geluiddove gevel op de verdieping dient te worden gerealiseerd. d. Aan de regels wordt een voorwaardelijke verplichting toegevoegd, waarin is bepaald dat de gronden en gebouwen alleen gebruikt mogen worden voor bewoning indien een geluiddove gevel op de verdieping wordt gerealiseerd en gehandhaafd. e. Op de verbeelding wordt de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – geluidscherm’ opgenomen voor een deel van de oostelijke perceelsgrens. Aan de regels wordt een bepaling toegevoegd dat ter plaatse van deze aanduiding een geluidscherm met een minimale hoogte van 2,15 meter ten opzichte van het maaiveld gerealiseerd dient te worden. f. Aan artikel 3.2.3 wordt een bepaling toegevoegd dat de bouwhoogte van een geluidscherm niet meer mag bedragen dan 2,5 m. g. Aan de regels wordt een voorwaardelijke verplichting toegevoegd, waarin is bepaald dat de gronden en gebouwen alleen gebruikt mogen worden voor bewoning indien een geluidscherm met een minimale hoogte van 2,15 meter ten opzichte van het maaiveld gerealiseerd en gehandhaafd wordt.
- 10 -
3. Wijzigingen in het bestemmingsplan In dit hoofdstuk is een overzicht opgenomen van de wijzigingen in het bestemmingsplan. Het betreft zowel de ambtshalve wijzigingen in de toelichting als de wijzigingen die het gevolg zijn van de beantwoording van de zienswijze. 3.1 Ambtshalve wijzigingen Verbeelding 1. Geconstateerd is dat het plangebied zoals aangegeven op de verbeelding groter is dan noodzakelijk. Dit houdt verband met de wijziging van grondposities. Bij opstelling van het plan is uitgegaan van een wijziging van het totale perceel Buitendams 326. Inmiddels is duidelijk dat het achterste (meest noordelijke) deel van het perceel niet aan de initiatiefnemer zal worden overgedragen. Dit stuk grond blijft in bezit van de huidige eigenaar en zal ook geen bestemmingswijziging ondergaan. De noordelijke grens van het plan verschuift daarmee zuidelijke richting, tot op ca. 3 meter afstand van de noordelijke bouwgevel van het woonzorgcomplex. Regels 1. Geen wijzigingen Toelichting 1. Ondergeschikte tekstuele wijzigingen. 2. De juridische toelichting is waar nodig aangevuld. 3. Vervangen afbeelding op pagina 2 in verband met de gewijzigde plangrens.
3.2 Wijzigingen in verband met zienswijzen Verbeelding 1. Op de verbeelding wordt de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – geluiddove gevel’ opgenomen voor de oostgevel van het woonzorgcomplex. 2. Op de verbeelding wordt de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – geluidscherm’ opgenomen voor een deel van de oostelijke perceelsgrens. Regels 1. Aan de regels wordt een bepaling toegevoegd dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – geluiddove gevel’ een geluiddove gevel op de verdieping dient te worden gerealiseerd. 2. Aan de regels wordt een voorwaardelijke verplichting toegevoegd, waarin is bepaald dat de gronden en gebouwen alleen gebruikt mogen worden voor bewoning indien een geluiddove gevel op de verdieping wordt gerealiseerd en gehandhaafd. 3. Aan de regels wordt een bepaling toegevoegd dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – geluidscherm’ een geluidscherm met een minimale hoogte van 2,15 meter ten opzichte van het maaiveld gerealiseerd dient te worden. 4. Aan artikel 3.2.3 wordt een bepaling toegevoegd dat de bouwhoogte van een geluidscherm niet meer mag bedragen dan 2,5 m. 5. Aan de regels wordt een voorwaardelijke verplichting toegevoegd, waarin is bepaald dat de gronden en gebouwen alleen gebruikt mogen worden voor bewoning indien een geluidscherm met een minimale hoogte van 2,15 meter ten opzichte van het maaiveld gerealiseerd en gehandhaafd wordt. Toelichting 1. Om te bepalen of de metaalhandel aan Buitendams 306b wordt beperkt in de bedrijfsvoering is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan worden verwerkt in de toelichting van het bestemmingsplan. 2. In de toelichting wordt een passage opgenomen over de schaduwwerking op het perceel Buitendams 306b.
- 11 -
Overig 1. Aan de bezonningsstudie wordt een passage toegevoegd over de schaduwwerking op het perceel Buitendams 306b.
- 12 -
Bijlage 2: Tussenuitspraak Raad van State d.d. 25 februari 2015
Uitspraak 201407319/1/R6 | Raad van State
pagina 1 van 6
Uitspraak 201407319/1/R6 Datum van uitspraak: woensdag 25 februari 2015 Tegen:
de raad van de gemeente Hardinxveld-Giessendam
Proceduresoort:
Eerste aanleg - meervoudig
Rechtsgebied:
Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Zuid-Holland
201407319/1/R6. Datum uitspraak: 25 februari 2015 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen: 1. [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B], handelend onder de naam [bedrijf] (hierna in enkelvoud: [appellant sub 1]), beiden wonend te Hardinxveld-Giessendam, 2. [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] (hierna in enkelvoud: [appellant sub 2]), beiden wonend te Hardinxveld-Giessendam, en de raad van de gemeente Hardinxveld-Giessendam, verweerder. Procesverloop Bij besluit van 10 juli 2014, kenmerk HG 3110, heeft de raad het bestemmingsplan "Buitendams 326" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend. [appellant sub 1] en de raad hebben nadere stukken ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 januari 2015, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2], beiden vertegenwoordigd door J. van den Berg, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Visser, R. Wegener, beiden werkzaam bij Kuiper Compagnons en drs. J. Duijm, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens is ter zitting gehoord de stichting Stichting Buitenhof, vertegenwoordigd door [voorzitter]. Overwegingen 1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. 2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft
http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=82741&print... 18-3-2015
Uitspraak 201407319/1/R6 | Raad van State
pagina 2 van 6
kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. 3. Het plan voorziet in een woonzorgcomplex van maximaal twaalf wooneenheden in HardinxveldGiessendam. 4. [appellant sub 2] en [appellant sub 1] vrezen geluidhinder en vermindering van privacy als gevolg van het woonzorgcomplex. Zij stellen dat de raad met betrekking tot geluidhinder ten onrechte aanneemt dat wordt voldaan aan de richtafstanden van de brochure "Bedrijven en Milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure). De ontwikkeling waarin het plan voorziet is volgens hen geen voorziening voor dagopvang, maar een verpleeghuis. Bovendien ligt het plangebied niet in een gemengd gebied, maar in een rustige woonwijk, aangezien in de omgeving slechts één bedrijf gevestigd is. Ter zitting hebben [appellant sub 2] en [appellant sub 1] in dit verband gesteld dat hierbij gekeken moeten worden naar de aangrenzende percelen. Aan de richtafstanden voor een verpleeghuis in een rustige woonwijk wordt volgens [appellant sub 2] en [appellant sub 1] niet voldaan. [appellant sub 1] voert voorts aan dat het plan voor hem leidt tot onevenredige schaduwhinder. Hij wijst erop dat in de bezonningsstudie die voor het plan is gemaakt niet uitdrukkelijk aandacht is besteed aan de gevolgen voor zijn bedrijfswoning. 4.1. De raad stelt dat het woonzorgcomplex voorziet in de behoefte van verstandelijk en lichamelijk gehandicapten om zelfstandig te wonen met een zekere mate van beschutting en de garantie dat zorg, indien nodig, aanwezig is. Daarentegen biedt een verpleeghuis volgens de raad intensieve zorg in de vorm van zware medische behandelingen of gericht op herstel of revalidatie. Daar is in het woonzorgcomplex geen sprake van. Volgens de raad dient het woonzorgcomplex op basis van de bestemming en het beoogde gebruik te worden aangemerkt als een dagverblijf als bedoeld in de VNG-brochure. De raad stelt verder dat het plangebied onderdeel is van een gebied met een mix van bedrijvigheid en woningen en een doorgaande weg en daarom als gemengd gebied moet worden aangemerkt. Gelet hierop is de toepasselijke richtafstand voor geluidhinder volgens de raad nul meter. Voor een onevenredige aantasting van de privacy hoeft volgens de raad niet te worden gevreesd, gelet op de afstanden tussen de voorziene bebouwing en de terrassen tot de erfgrenzen en de woningen van [appellant sub 2] en [appellant sub 1]. In dit verband wijst de raad op de voorschriften over het burenrecht in het Burgerlijk Wetboek. Tevens stelt de raad dat het perceel van [appellant sub 2] nabij de voorziene bebouwing in gebruik is als weiland. Voorts heeft de raad ter zitting gesteld dat uit de voor het plan gemaakte bezonningstudie volgt dat [appellant sub 1] geen onaanvaardbare schaduwhinder zal ondervinden. 4.2. Aan het plangebied is grotendeels de bestemming "Maatschappelijk" toegekend. Een gedeelte hiervan is aangeduid als "zorgwoning" met een maximale bouwhoogte van 6 onderscheidenlijk 7,5 m en een maximale goothoogte van 3 onderscheidenlijk 4 m. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van zorg; b. een zorgwoning ter plaatse van de aanduiding "zorgwoning"; (…). Ingevolge artikel 1 wordt onder "zorgwoning" verstaan een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een zekere zorgbehoefte. 4.3. In de VNG-brochure vallen "Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven" onder milieucategorie 1 met een richtafstand voor geluid van 10 m. Verpleeghuizen vallen onder milieucategorie 2 met een richtafstand voor geluid van 30 m. De richtafstanden gelden voor het omgevingstype rustige woonwijk. Voor het omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandstap worden verminderd. Volgens de VNGbrochure is een gemengd gebied een gebied met matige tot sterke functiemenging, waarbij direct naast woningen andere functies voorkomen, zoals kleine bedrijven.
http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=82741&print... 18-3-2015
Uitspraak 201407319/1/R6 | Raad van State
pagina 3 van 6
4.4. De afstand van de grens van het perceel waarop het woonzorgcomplex is voorzien tot de woning van [appellant sub 2] is volgens de verbeelding van het plan ongeveer 21 m. De afstand van de grens van het perceel tot de woning van [appellant sub 1] is ongeveer 10 m. 4.5. Het plan voorziet in de bouw van zorgwoningen van maximaal 7,5 m hoogte. Onder zorgwoning moet volgens de planregels worden verstaan een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een zekere zorgbehoefte. Gelet hierop heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat de ontwikkeling in het plangebied wat betreft de ruimtelijke gevolgen onder de categorie "Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven" van de VNG-brochure kan worden geschaard. Wat betreft het omgevingstype is van belang dat in de plantoelichting een lijst staat van elf adressen in de omgeving van het plangebied waar bedrijvigheid van milieucategorie 2 of hoger is toegestaan. Anders dan [appellant sub 2] en [appellant sub 1] stellen, heeft de raad het omgevingstype niet alleen op basis van de aangrenzende percelen hoeven te bepalen. De raad heeft de omgeving van het plangebied dan ook terecht aangemerkt als gemengd gebied als bedoeld in de VNG-brochure. Gelet hierop wordt wat betreft het aspect geluidhinder voldaan aan de richtafstanden die in de VNG-brochure voor een ontwikkeling als voorzien in het plangebied worden aanbevolen. 4.6. De gronden in het plangebied die grenzen aan de tuin van [appellant sub 2] mogen worden gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen in de vorm van zorg. De afstand van de woning van [appellant sub 2] tot de perceelsgrens is 21 m, de afstand van zijn woning tot de zorgwoningen is ongeveer 49 m. Gelet hierop kan het plan leiden tot enig verlies aan privacy van [appellant sub 2] in zowel zijn tuin als in zijn woning. Wat [appellant sub 1] betreft is van belang dat zijn perceel in het daarvoor geldende bestemmingsplan "Giessendam-West I en II" is bestemd voor bedrijfsdoeleinden en dat in zoverre geen sprake is van een tuin. De bedrijfswoning van [appellant sub 1] staat op ongeveer 31 m van de voorziene zorgwoningen. Het valt dan ook niet uit te sluiten dat het plan voor [appellant sub 1] in zijn woning leidt tot enig verlies aan privacy. De Afdeling ziet evenwel geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid een zwaarder gewicht heeft kunnen toekennen aan de belangen die zijn gemoeid met de ontwikkeling van het woonzorgcomplex dan aan het belang van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] gevrijwaard te blijven van verlies aan privacy. 4.7. In de bezonningsstudie is de bedrijfswoning van [appellant sub 1] weliswaar niet uitdrukkelijk genoemd, maar gelet op de figuren die in de bijlage zijn opgenomen is deze wel in beschouwing genomen. Gelet op de in de bezonningsstudie neergelegde resultaten, die door [appellant sub 1] niet zijn betwist, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan voor [appellant sub 1] niet leidt tot onaanvaardbare schaduwhinder. 5. [appellant sub 1] voert aan dat bij het woonzorgcomplex geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd vanwege de geluidhinder die zijn metaalhandel veroorzaakt. Hij vreest hierdoor in zijn bedrijfsvoering te worden beperkt. Het akoestisch onderzoek van Kuiper Compagnons van 28 maart 2013, waarop de raad zich heeft gebaseerd, is volgens [appellant sub 1] onvolledig. Daarin wordt namelijk ten onrechte geen rekening gehouden met de activiteiten, waaronder het rijden met een dieselheftruck, op het noordwestelijke deel van het bedrijfsperceel. Het bedrijfsmatige gebruik van dit perceelsgedeelte is toegestaan, omdat het valt onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan "Giessendam West I en II". Daarnaast stelt [appellant sub 1] dat een uitbreiding van zijn bedrijf in de richting van het woonzorgcomplex niet meer mogelijk zal zijn. Met dit belang heeft de raad volgens hem onvoldoende rekening gehouden. [appellant sub 1] betoogt verder dat onduidelijk is waarom de raad de berekende maximale geluidbelasting van het woonzorgcomplex van 75 dB(A) aanvaardbaar acht. Voorts wijst [appellant sub 1] erop dat het plan voorziet in een geluidscherm tussen zijn perceel en het woonzorgcomplex. Als gevolg hiervan zal hij uit zijn bedrijfswoning minder uitzicht hebben en meer geluidhinder ondervinden van de metaalhandel. 5.1. De raad stelt dat [appellant sub 1] geen toestemming heeft gegeven om geluidmetingen uit te voeren op zijn perceel en dat het akoestisch onderzoek om deze reden uitgaat van een representatieve bedrijfssituatie bij vergelijkbare bedrijven. De raad is van mening dat de gehanteerde geluidbronnen representatief en juist zijn. De raad stelt zich verder op het standpunt dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en dat de bedrijfsvoering van [appellant sub 1] niet onevenredig wordt beperkt. In dit verband wijst de raad erop dat het plan ertoe verplicht op de verdieping aan de oostzijde van het woonzorgcomplex een dove gevel te realiseren. Daarnaast moet een geluidscherm worden opgericht. Verder zijn aan het bedrijf van [appellant sub 1] maatwerkvoorschriften opgelegd. Wat betreft het woon- en leefklimaat van de bewoners
http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=82741&print... 18-3-2015
Uitspraak 201407319/1/R6 | Raad van State
pagina 4 van 6
van de zorgwoningen stelt de raad dat [appellant sub 1] zich in zoverre beroept op een norm die kennelijk niet strekt tot bescherming van zijn belangen, zodat het betoog in zoverre niet tot vernietiging van het plan kan leiden. De raad is ten slotte van mening dat het geluidscherm niet leidt tot een aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1]. 5.2. Ingevolge artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant. [appellant sub 1] beroept zich wat betreft de gevolgen voor het woon- en leefklimaat van het woonzorgcomplex vanwege de geluidhinder vanwege zijn bedrijf op de norm van een goede ruimtelijke ordening als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, die in deze situatie ertoe strekt zowel de belangen van de bewoners van het woonzorgcomplex als het belang van [appellant sub 1] bij een ongehinderde bedrijfsuitoefening te waarborgen (vergelijk onder meer de uitspraak van 12 december 2012 in zaak nr. 201206363/1/T1/R4). Daarom staat artikel 8:69a van de Awb in zoverre niet aan een mogelijke vernietiging van het plan in de weg. 5.3. Gelet op het verhandelde ter zitting is niet in geschil dat het noordwestelijke deel van het perceel van [appellant sub 1] op grond van het overgangsrecht van het bestemmingsplan "Giessendam West I en II" voor bedrijfsmatige activiteiten mag worden gebruikt. In het akoestisch onderzoek is hiermee geen rekening gehouden. Hier komt bij dat het akoestisch onderzoek voor de rest van het perceel van [appellant sub 1] uitgaat van de feitelijke situatie en de in 2007 verleende milieuvergunning en geen inzicht biedt in de gevolgen van het plan in verhouding tot de maximale mogelijkheden die het bestemmingsplan "Giessendam West I en II" voor het perceel van [appellant sub 1] biedt. In dit verband is van belang dat, gelet op het verhandelde ter zitting, niet in geschil is dat het bestemmingsplan "Giessendam West I en II" [appellant sub 1] de mogelijkheid biedt zijn bedrijfsvoering te intensiveren, hetgeen grotere geluidbelasting voor de omgeving met zich zou kunnen brengen. Voor zover de raad stelt dat [appellant sub 1] aan de onderzoekers geen toestemming heeft gegeven om ter plaatse de situatie te beoordelen, is dit - wat hiervan ook zij - geen rechtvaardiging voor het niet in beeld brengen van de maximale planologische mogelijkheden van het plan, nu de medewerking van [appellant sub 1] daarvoor niet is vereist. Onder deze omstandigheden heeft de raad bij de voorbereiding van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" niet de nodige kennis vergaard omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. Dit plandeel is daarom in strijd met artikel 3:2 van de Awb vastgesteld. Hetgeen [appellant sub 1] voor het overige in verband met de geluidhinder vanwege zijn bedrijf heeft aangevoerd, zal, voor zover nog van belang, in de einduitspraak worden besproken. 6. [appellant sub 2] en [appellant sub 1] voeren aan dat het plan niet voorziet in een goede ontsluiting van het woonzorgcomplex. Zij wijzen erop dat in de plantoelichting staat dat een permanente ontsluiting op de Buitendams ongewenst is vanwege het smalle en bochtige profiel, met veel geparkeerde voertuigen. Het enige alternatief is volgens [appellant sub 2] en [appellant sub 1] een ontsluiting via de gronden van [appellant sub 2], maar deze is niet tot verkoop van deze gronden bereid. Omdat geen zicht bestaat op de realisering van een andere ontsluiting zijn de wijzigingsbevoegdheden in artikel 12, lid 12.1, aanhef en onder b en c, van de planregels ook niet uitvoerbaar, aldus [appellant sub 2] en [appellant sub 1]. 6.1. De raad stelt dat de ontsluiting van het woonzorgcomplex op de Buitendams niet tot problemen leidt. De verwachte verkeersintensiteit op deze weg is in 2022 ruim lager dan de capaciteit van de weg. Bovendien leidt het woonzorgcomplex niet tot een significante toename van het aantal verkeersbewegingen. De raad ziet daarom geen directe noodzaak tot de aanleg van een ontsluiting in westelijke richting. De bestreden wijzigingsbevoegdheden anticiperen op een mogelijke toekomstige ontwikkeling, aldus de raad. 6.2. Aan een deel van het plangebied dat grenst aan de Buitendams is de aanduiding "wro-zone wijzigingsgebied" toegekend.
http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=82741&print... 18-3-2015
Uitspraak 201407319/1/R6 | Raad van State
pagina 5 van 6
Ingevolge artikel 12, lid 12.1, van de planregels kan het college van burgemeester en wethouders, mits een zorgvuldige inpassing in de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied en de directe omgeving daarvan gewaarborgd wordt, het plan wijzigen ten behoeve van: (…) b. het wijzigen van de bestemming van de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding "wro-zone wijzigingsgebied" in de bestemmingen "Wonen", "Tuin" en "Verkeer - Verblijf", ten behoeve van een woning en ontsluiting van het achterliggende woonzorgcomplex, met dien verstande dat: 1. het bebouwingspercentage ten hoogste 50 procent bedraagt; 2. de goothoogte ten hoogste 6 meter bedraagt; 3. de bouwhoogte ten hoogste 10 meter bedraagt; 4. de ontsluiting van het achterliggende woonzorgcomplex via de westzijde plaatsvindt, en de (tijdelijke) verkeersontsluiting via Buitendams wordt opgeheven; 5. voor het wijzigen in de bestemming "Verkeer - Verblijf" het bepaalde in bijlage 2 van de regels van toepassing is; c. het wijzigen van de bestemming van de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding "wro-zone wijzigingsgebied", met dien verstande dat: 1. de gronden de maatschappelijke bestemming behouden; 2. het bebouwingspercentage ten hoogste 50 procent bedraagt; 3. de goothoogte ten hoogste 6 meter bedraagt; 4. de bouwhoogte ten hoogste 10 meter bedraagt; 5. de ontsluiting van het achterliggende woonzorgcomplex via de westzijde plaatsvindt, en de (tijdelijke) verkeersontsluiting via Buitendams wordt opgeheven. 6.3. In de toelichting staat dat het plan per saldo zorgt voor een toename van circa 80 verkeersbewegingen per etmaal. Voor een 30 km/uur-weg als de Buitendams geldt in het algemeen een maximale capaciteit van 6.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal. In 2022 wordt voor de Buitendams een intensiteit van ruim 2.600 motorvoertuigen per etmaal verwacht. Daarmee is de intensiteit/capaciteit-verhouding lager dan 50 procent. Over het algemeen geldt dat wanneer deze verhouding lager is dan 80 procent zich geen noemenswaardige problemen voordoen. De toename van 80 verkeersbewegingen zal daarom niet leiden tot een capaciteitsprobleem op de Buitendams. Toch wordt een permanente ontsluiting op de Buitendams niet wenselijk geacht, gezien het smalle en bochtige profiel, met veel geparkeerde voertuigen. In de definitieve situatie wordt gestreefd naar een ontsluiting via de noordwestelijk gelegen woonwijk, aldus de plantoelichting. 6.4. [appellant sub 2] en [appellant sub 1] hebben niet gemotiveerd bestreden dat de Buitendams voldoende capaciteit heeft om de verkeerstoename als gevolg van de realisering van het woonzorgcomplex te verwerken. De raad heeft ter zitting toegelicht dat een andere ontsluiting op dit moment niet nodig is, maar wel wenselijk is indien de gewenste nieuwe woonwijk ten noordwesten van het plangebied wordt gerealiseerd. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan voorziet in een toereikende ontsluiting. Anders dan [appellant sub 2] en [appellant sub 1] veronderstellen, hoeft geen concreet zicht te bestaan op de ontwikkeling in verband waarmee de wijzigingsbevoegdheden in het plan zijn genomen. 7. [appellant sub 2] en [appellant sub 1] betogen voorts dat het plan had moeten waarborgen dat mitigerende en/of compenserende maatregelen die op grond van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) nodig zijn ook daadwerkelijk worden getroffen.
http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=82741&print... 18-3-2015
Uitspraak 201407319/1/R6 | Raad van State
pagina 6 van 6
7.1. Indien in verband met de uitvoering van het plan op grond van de Ffw mitigerende en/of compenserende maatregelen moeten worden getroffen, dan kunnen die in de eventueel te verlenen ontheffing verplicht worden gesteld. Daarom faalt het betoog. 8. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad opdragen om binnen 12 weken na de verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het plan te herstellen door met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 5.3 is overwogen: a. alsnog inzichtelijk te maken wat de gevolgen zijn van de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" voor [appellant sub 1], uitgaande van de maximale mogelijkheden die het bestemmingsplan "Giessendam West I en II" voor het perceel van [appellant sub 1] biedt, en b. op basis van de uitkomsten van het onder a. bedoelde onderzoek opnieuw de bij de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" betrokken belangen af te wegen en te beoordelen of dit plandeel strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Indien de raad naar aanleiding hiervan besluit het plan gewijzigd vast te stellen, dan hoeft niet opnieuw toepassing te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb. 9. Voor zover in deze uitspraak is geoordeeld dat een beroepsgrond faalt en niet uitdrukkelijk op de toepasselijkheid van artikel 8:69a van de Awb is ingegaan, heeft de Afdeling zich niet uitgesproken over de vraag of dat artikel van toepassing is. 10. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: - draagt de raad van de gemeente Hardinxveld-Giessendam op om binnen 12 weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 8 is overwogen het gebrek in het besluit van 10 juli 2014, kenmerk HG 3110, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitendams 326" te herstellen, - de Afdeling de uitkomst mede te delen en het eventuele nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen. Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.R. Jacobs, griffier. w.g. Van Diepenbeek w.g. Jacobs voorzitter griffier Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2015 717.
http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=82741&print... 18-3-2015
Bijlage 3: Aanvullende onderbouwing en onderzoek akoestische situatie Buitendams 326, KuiperCompagnons, 18 mei 2015
1
1. Inleiding 1.1. Aanleiding Op 25 februari heeft de Raad een tussenuitspraak gedaan met betrekkking tot bestemmingsplan “Buitendams 326”, vastgesteld door de gemeenteraad van Hardinxveld-Giessendam op 10 juli 2014. Het beroep in deze zaak is ingesteld door de advocaat van het naastgelegen metaalbedrijf Van de Graaf BV en richt zich onder meer op het akoestisch onderzoek en de mogelijke beperking van de bedrijfsactiviteiten van het metaalbedrijf, door de komst van het zorgcomplex op de locatie Buitendams 326. 1.2. Opgave In de tussenuitspraak stelt de Raad van State dat de maximale planologische mogelijkheden van het perceel van het naastgelegen bedrijf niet in beeld zijn gebracht. De Raad geeft opdracht om dat gebrek binnen 12 weken te herstellen. De gemeente Hardinxveld-Giessendam heeft per brief van 13 mei 2015 om uitstel van deze termijn gevraagd, zodat de gemeenteraad het bestemmingsplan in gewijzigde vorm opnieuw kan vaststellen. De twee relevante passages uit de tussenuitspraak staan hieronder weergegeven. 5.3. Gelet op het verhandelde ter zitting is niet in geschil dat het noordwestelijke deel van het perceel van [appellant sub 1] op grond van het overgangsrecht van het bestemmingsplan "Giessendam West I en II" voor bedrijfsmatige activiteiten mag worden gebruikt. In het akoestisch onderzoek is hiermee geen rekening gehouden. Hier komt bij dat het akoestisch onderzoek voor de rest van het perceel van [appellant sub 1] uitgaat van de feitelijke situatie en de in 2007 verleende milieuvergunning en geen inzicht biedt in de gevolgen van het plan in verhouding tot de maximale mogelijkheden die het bestemmingsplan "Giessendam West I en II" voor het perceel van [appellant sub 1] biedt. In dit verband is van belang dat, gelet op het verhandelde ter zitting, niet in geschil is dat het bestemmingsplan "Giessendam West I en II" [appellant sub 1] de mogelijkheid biedt zijn bedrijfsvoering te intensiveren, hetgeen grotere geluidbelasting voor de omgeving met zich zou kunnen brengen. Voor zover de raad stelt dat [appellant sub 1] aan de onderzoekers geen toestemming heeft gegeven om ter plaatse de situatie te beoordelen, is dit - wat hiervan ook zij - geen rechtvaardiging voor het niet in beeld brengen van de maximale planologische mogelijkheden van het plan, nu de medewerking van [appellant sub 1] daarvoor niet is vereist. Onder deze omstandigheden heeft de raad bij de voorbereiding van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" niet de nodige kennis vergaard omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. Dit plandeel is daarom in strijd met artikel 3:2 van de Awb vastgesteld. Hetgeen [appellant sub 1] voor het overige in verband met de geluidhinder vanwege zijn bedrijf heeft aangevoerd, zal, voor zover nog van belang, in de einduitspraak worden besproken.
En, 8. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad opdragen om binnen 12 weken na de verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het plan te herstellen door met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 5.3 is overwogen: a. alsnog inzichtelijk te maken wat de gevolgen zijn van de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" voor [appellant sub 1], uitgaande van de maximale mogelijkheden die het bestemmingsplan "Giessendam West I en II" voor het perceel van [appellant sub 1] biedt, en b. op basis van de uitkomsten van het onder a. bedoelde onderzoek opnieuw de bij de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" betrokken belangen af te wegen en te beoordelen of dit plandeel strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Indien de raad naar aanleiding hiervan besluit het plan gewijzigd vast te stellen, dan hoeft niet opnieuw toepassing te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: o
draagt de raad van de gemeente Hardinxveld-Giessendam op om binnen 12 weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 8 is overwogen het gebrek in het besluit van 10 juli 2014, kenmerk HG 3110, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitendams 326" te herstellen,
o
de Afdeling de uitkomst mede te delen en het eventuele nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aanvullende onderbouwing en onderzoek akoestische situatie Buitendams 326 KuiperCompagnons, 18 mei 2015
2
De opgave voorziet in het herstellen van het in de tussenuitspraak genoemde gebrek waarbij: 1. rekening moet worden gehouden met het noordwestelijk deel van het perceel dat ten tijde van vaststelling van bestemmingsplan “Buitendams 326” onder het overgangsrecht viel en, 2. in het akoestisch onderzoek uitgaan van de maximale mogelijkheden die het bestemmingsplan "Giessendam West I en II" (zoals dat gold ten tijden van vaststelling van bestemmingsplan Buitendams 326) voor het perceel van de metaalhandel biedt. Dit betekent de gemeente uiterlijk op 20 mei 2015 de uitkomst aan de Raad moet mede delen en het eventuele nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend moet hebben gemaakt.
2. Maximale planologische invulling In een inleidende paragraaf aangeven welke bestemmingsplannen (waarom) zijn betrokken bij het bepalen van de maximaal planologische invulling: - Giessendam 1e herziening 1987 (is dat de juiste benaming?) - Giessendam West I en II, vastgesteld 6 oktober 2005, goedgekeurd GS 16 mei 2006; - Giessendam West I en II, vastgesteld 18 december 2014, onherroepelijk 5 februari 2015. 2.1. Perceel Buitendams 306 Direct ten oosten van het perceel Buitendams 326, bevindt zich een bedrijfsperceel. Het perceel heeft in het bestemmingsplan “Giessendam West I en II” (dat ten tijden van vaststelling van het bestemmingsplan “Buitendams 326” vigeerde) een bestemming “Groothandel in ijzer en staalschroot – B(g) –“. Binnen deze bestemming zijn bedrijven in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan, alsmede een groothandel in ijzer- en staalschroot (maximaal categorie 3). De maximale planologische invulling van het perceel bestaat uit een groothandel in ijzer- en staalschroot. De VNG maakt in de brochure “Bedrijven en milieuzonering” onderscheid in kleine en grote bedrijven. De grens ligt bij een perceelsomvang van 1.000 m2. Afhankelijk van de grootte van het perceel valt een dergelijk bedrijf in milieucategorie 3.1 of 3.2. Omdat het betreffende perceel groter is dan 1.000 m2 is, kan de maximale invulling bestaan uit een groothandel is ijzer- en staalschroot met een milieucategorie 3.2. 2.2. Gebruik noordwestelijk perceel Het noordwestelijk deel van het bedrijfsperceel kende ten tijden van vaststelling van het bestemmingsplan “Buitendams 326” in juli 2014, een woonbestemming. In de tussenuitspraak van 25 februari 2015 is aangegeven dat het betreffende perceel ten tijden van het vaststellen van bestemmingsplan “Buitendams 326” onder het overgangsrecht viel. Daarmee zijn de relevante geluidproducerende activiteiten die in het akoestisch onderzoek dienen te worden meegenomen afhankelijk van hetgeen op basis van het voorgaande bestemmingsplan “Giessendam, 1e herziening” uit 1987 was toegestaan. In dat betreffende bestemmingsplan was het noordwestelijke perceel bestemd als ‘Agrarische doeleinden (A)’ met de aanduiding ‘zonder grote gebouwen’ (zgg). 2.3. Gebruiksbepalingen Het, ten oosten van het perceel Buitendams 326 gelegen metaalbedrijf op het perceel Buitendams 306, past binnen de bestemmingsregels van het bestemmingsplan “Giessendam West I en II” (dat ten tijden van vaststelling van het bestemmingsplan “Buitendams 326” vigeerde) . In het bestemmingsplan is echter de volgende gebruiksbepaling opgenomen (artikel 19, lid II): Vormen van verboden gebruik Een verboden gebruik als bedoeld in lid I, is in ieder geval het gebruik van
Aanvullende onderbouwing en onderzoek akoestische situatie Buitendams 326 KuiperCompagnons, 18 mei 2015
3
onbebouwde gronden: a.
als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband gebruik houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
b. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en produkten, tenzij dit gebruik verband gebruik houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
Ook in het voorgaande bestemmingsplan “Giessendam, 1e herziening” is een vergelijkbare gebruiksbepaling opgenomen. 2.4. Bestemmingsplan “West I en II” (vastgesteld 18-12-2014, inmiddels onherroepelijk) Na vaststelling van bestemmingsplan “Buitendams 326” is het bestemmingsplan “Giessendam West I en II” herzien. Het bestemmingsplan omvat het perceel Buitendams 306 waarvoor wederom een bestemming ‘Bedrijf’ met aanduiding ‘Groothandel in ijzer- en staalschroot’ is opgenomen. Tevens heeft het noordwestelijk perceel de bestemming ‘Bedrijf’ met deze aanduiding gekregen. Opslag is in artikel 3.1 van het bestemmingsplan ‘West I en II’ uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’. De bedrijfspercelen van Van der Graaf hebben die aanduiding niet. De specifieke gebruiksbepalingen in artikel 3.3.1 en 3.3.2 zijn dus niet van toepassing op de percelen. Bovendien is in
bestemmingsplan “West I en II” wederom een gebruiksbepaling opgenomen (Algemene gebruiksregels, artikel 24) waarin bepaald is wat onder strijdig gebruik wordt verstaan. 24.1 Strijdig gebruik Een gebruik in strijd met de in het plan gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken bepaalde, is in ieder geval: a.
het gebruik van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
b.
het gebruik van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
c.
het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
2.5. Conclusie De maximale planologische invulling van het bedrijfsperceel ten oosten van Buitendams 326 wordt, op basis van het bestemmingsplan “Giessendam West I en II” dat ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan Buitendams 326 vigeerde, gevormd door een groothandel in ijzer- en staalschroot met een milieucategorie 3.2. Daarbij wordt opgemerkt dat zowel op het perceel dat ten tijde van vaststelling van bestemmingsplan “Buitendams 326” een bedrijfsbestemming kende, als op het noordwestelijk perceel het opslaan, storten of bergen van al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten strijdig is met het bestemmingsplan. In het recent vastgestelde en thans vigerende bestemmingsplan “West I en II” is de bestemmingsregeling voor het perceel niet gewijzigd. Wél is de bedrijfsbestemming uitgebreid, waardoor thans ook de gronden van het noordwestelijk perceel een bedrijfsbestemming hebben.
Aanvullende onderbouwing en onderzoek akoestische situatie Buitendams 326 KuiperCompagnons, 18 mei 2015
4
3. VNG-richtafstanden en gebiedstype 3.1. Richtafstanden Binnen de maximale planologische invulling als beschreven in hoofdstuk 2 zijn verschillende bedrijfsprocessen mogelijk die verschillende geluidproducerende activiteiten kennen. Om de effecten van de maximale planologische invulling op de omgeving te bepalen wordt in eerste instantie gekeken naar de VNG brochure “Bedrijven en milieuzonering”. Deze brochure geeft richtafstanden met betrekking tot de milieueffecten van bedrijven op de woon- en leefomgeving. Voor een groothandel in ijzer- en staalschroot (categorie 3.2) geldt een richtafstand van 100m, indien sprake is van een gebiedstype rustige woonwijk. In het geval sprake is van een gebiedstype gemengd gebied kan deze afstand worden teruggebracht tot 50 m. In het bestemmingsplan is reeds onderbouwd dat aan Buitendams sprake is van een gemengd gebied. Ook uit de tussenuitspraak van de Raad van State van 25 februari 2015 blijkt dat uitgegaan kan worden van een gebiedstype gemengd gebied. Op afbeelding 1 is de milieucirkel van 50 m rondom het bedrijfsperceel (paars gekleurd) aangegeven. Zowel de geprojecteerde nieuwbouw van het zorgcomplex aan Buitendam 326, als enkele bestaande woningen aan de noord, oost en zuidzijde van het perceel vallen binnen de contour. Voor het noordwestelijk deel van het perceel (op afbeelding 1 groen gekleurd), moet worden uitgegaan van het overgangsrecht. De functies wonen en agrarische doeleinden met bijbehorende activiteiten komen niet voor in de VNG brochure en kennen geen richtafstand. 3.2. Recente ontwikkelingen Na vaststelling van bestemmingsplan “Buitendams 326”, is het bestemmingsplan “West I en II” vastgesteld. De groothandel in ijzer- en staalschroot is in dit bestemmingsplan meegenomen en bestemd met een bedrijfscategorie 1 en 2 én specifieke aanduiding ‘groothandel in ijzer- en staalschroot’. Ook het noordwestelijk perceel is in dat bestemmingsplan als bedrijf bestemd . Hoewel ten tijde van het vaststellen van “Buitendams 326” in het toen vigerende bestemmingsplan ” West I en II” géén bedrijfsfunctie aan het noordwestelijk deel was toegekend en het overgangsrecht het gebruik als bedrijf niet toestond, kan dat deel van het perceel binnen de reikwijdte van het huidige bestemmingsplan West I en II wél als bedrijf worden gebruikt. Om de toekomstige milieueffecten van de groothandel in ijzer- en staalschroot zo volledig mogelijk in beeld te brengen is in de aanvulling op het akoestisch onderzoek rekening gehouden met bedrijfsactiviteiten op het noordwestelijk deel van het perceel. 3.3. Conclusie Omdat de ontwikkeling van Buitendams 326 binnen richtafstand van 50 meter is geprojecteerd, is nader onderzoek uitgevoerd naar de te verwachten milieuhinder.
Aanvullende onderbouwing en onderzoek akoestische situatie Buitendams 326 KuiperCompagnons, 18 mei 2015
5
Afbeelding 1. Richtafstand van 50 meter ten opzichte van het bedrijf aan Buitendams 306 zoals te tijden van vaststelling van bestemmingsplan “Buitendams 326”
Aanvullende onderbouwing en onderzoek akoestische situatie Buitendams 326 KuiperCompagnons, 18 mei 2015
6
4. Wettelijk kader 4.1. Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Barim) De groothandel in ijzer- en staalschroot Van de Graaf is, gelet op de grootte van het bedrijf, planologisch aan te merken als een categorie 3.2. bedrijf. Het aspect geluidhinder is voor dergelijke bedrijven maatgevend. In het verleden beschikte de groothandel over een milieuvergunning. Na de inwerkingtreding van het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Barim) op 1 januari 2008 is de milieuvergunning van het bedrijf komen te vervallen en geldt voor het bedrijf een meldingsplicht. Wettelijk is bepaald dat dergelijke bedrijven 50 dB(A) op de dichtsbijgelegen woningen mogen produceren. Op basis van het overgangsrecht waren binnen de bestemming ‘Agrarische doeleinden (A)’ uit het bestemmingsplan “Giessendam, 1e herziening” eveneens activiteiten met een maximale geluidbelasting van 50 dB(A) op de dichtstbijzijnde woning mogelijk. Op basis van het in 2014 vastgestelde bestemmingplan “West I en II”, wat op dit moment vigeert ,zijn bedrijfsactiviteiten mogelijk. Ook hierbij geldt dat de geluidbelasting maximaal 50 dB(A) op de gevel van de bestaande woningen mag bedragen. 4.2. Bepalen van geluidbronnen bij maximale planologische invulling Om de maximale geluidbelasting als gevolg van de bedrijfsvoering, uitgaande van de maximale planologische invulling van het bedrijf, te bepalen is een geluidmodel gemaakt. In dit geluidmodel zijn geluidbronnen aangebracht die overeenkomen met de activiteiten die in de milieuvergunning zijn vermeld. Daarbij zijn twee bronnen maatgevend: verkeersbewegingen van personenauto’s en vrachtverkeer vanaf Buitendams en heftruckbewegingen op het terrein en op het terrein zelf. De volgende geluidsbronvermogens zijn gebruikt bij het berekenen van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus: - dieselheftruck = 101 dB(A); - vrachtwagen = 102 dB(A); - bestelauto = 99 dB(A); - personenauto = 88 dB(A). 4.3. Maximale planologische invulling t.o.v. akoestisch onderzoek 28 maart 2013 In het akoestisch onderzoek dat in het kader van het bestemmingsplan “Buitendams 326” is uitgevoerd, zijn aannames gedaan met betrekking tot de activiteiten op het terrein (bedrijfsbestemming). De meting van de geluidsituatie voor de werkelijke bedrijfsvoering is door de eigenaar van het terrein niet toegestaan en daarom niet in beeld gebracht. Daarom is in het onderzoek uitgegaan van kengetallen. In het onderzoeksmodel zijn vervolgens bronnen toegevoegd die leiden tot een maximale geluidbelasting. Dat wil niet zeggen dat deze geluidbelasting feitelijk aanwezig is. Het is goed mogelijk dat in de praktijk minder of meer geluid wordt geproduceerd. Indien minder geluid wordt geproduceerd kan het bedrijf zijn activiteiten intensiveren zonder de maximale normen te overschrijden. Naar aanleiding van de tussenuitspraak van de Raad van State is nader bekeken of het model inderdaad de maximale planologische invulling weergeeft. Op twee punten blijkt een intensivering van de geluidproducerende activiteiten mogelijk, zonder in de bestaande situatie tot een overschrijding van de geluidnormen op bestaande woningen te leiden. Aan de oostzijde van het perceel zijn daarom extra geluidbronnen (heftruck) ingevoerd, waardoor ook op woning 3, 4 en 5 een maximale gevelbelasting van 50 dB(A) optreedt. Daarnaast zijn twee bronnen toegevoegd op het noordwestelijk perceel, waar op basis van ófwel het overgangsrecht, ófwel het huidige vigerende plan, Aanvullende onderbouwing en onderzoek akoestische situatie Buitendams 326 KuiperCompagnons, 18 mei 2015
7
bedrijfsactiviteiten mogelijk zijn. Daarbij geldt eveneens de grenswaarde van 50 dB(A) uit het Barim. Deze optimalisatie levert een geluidbelasting op van 50 dB(A) ter plaatse van de bestaande woning nummer 7 (afbeelding 1). 4.4. Maximale geluidbelasting op bestaande woningen In het model zijn deze geluidbronnen zodanig gesitueerd dat bij een bepaalde mate van gebruik een geluidbelasting van 50 dB(A) op de gevels van de omliggende woningen optreedt. Daarbij zijn op het noordwestelijk perceel eveneens twee bronnen opgenomen. Hiermee bevat het geluidmodel de maximale geluidproductie die is toegestaan. Als het bedrijf meer geluid produceert overschrijdt het de gestelde grenswaarden voor geluid uit het Barim. Woningen 1 en 2 Op afbeelding 1 zijn met rode nummers de 7 onderzochte woningen aangegeven. In afbeelding 2 is de geluidbelasting op de gevels van deze woningen weergegeven. Voor de woningen 1 en 2 geldt dat de norm van 50 dB(A) bereikt wordt bij een aantal verkeerbewegingen zoals weergegeven in tabel 1. Meer verkeersbewegingen leiden tot een overschrijding van de grenswaarden en zijn niet mogelijk. Tabel 1: Verkeersbewegingen van en naar de Metaalhandel Van de Graaf. Dagperiode
Avondperiode
Nachtperiode
(7.00 - 19.00 uur)
(19.00 - 7.00 uur)
(23.00 - 7.00 uur)
Personenauto’s
8
2
0
Bestelauto’s
6
0
0
Vrachtauto’s
2
0
0
Woningen 3 tot en met 7 Ter plaatse van de bestaande woningen wordt de geluidbelasting bepaald door de verkeersbewegingen van personenauto’s en vrachtverkeer én de heftrukbewegingen op het terrein zelf. Omdat het maximaal aantal verkeersbewegingen van personenauto’s en vrachtverkeer worden beperkt door de geluidbelastingen ter plaatse van woningen 1 en 2 worden de geluidbelastingen ter plaatse van de woningen 3 tot en met 7 geoptimaliseerd door het toevoegen van heftrukbewegingen op het terrein. Door de intensivering van de heftruckbewegingen zijn geluidbelastingen berekend op de woningen 3, 4, 5 en 7 tot een maximum van 50 dB(A). Woning 6 ligt enigszins afgeschermd en op grotere afstand dan woning 5, waardoor de geluidbelasting hier niet tot 50 dB(A) komt. Als in het model méér heftruckbewegingen worden opgenomen zodat de geluidbelasting op de gevel van woning 6 op 50 dB(A) komt, ontstaat op andere bestaande woningen (waaronder woning 5) een geluidbelasting van meer dan 50 dB(A), waardoor de grenswaarde wordt overschreden. Op afbeelding 2 zijn de aangevulde heftruckbewegingen aangegeven met een blauwe cirkel. 4.5. Conclusie Afbeelding 2 toont de bronnen die zijn opgenomen in het rekenmodel, waardoor op de bestaande woningen de maximale geluidbelasting van 50 dB(A) optreedt. Het bedrijf kan binnen deze maximale planologische invulling niet meer geluid produceren zonder de gestelde grenswaarden uit het Barim te overschrijden. Onbekend is of dit in de werkelijke situatie reeds het geval is, of dat het bedrijf nog uitbreidingsruimte heeft. Als er uitbreidingsruimte aanwezig is, mag die door de komst van het zorgcomplex niet worden beperkt.
Aanvullende onderbouwing en onderzoek akoestische situatie Buitendams 326 KuiperCompagnons, 18 mei 2015
8
Afbeelding 2. Maximale geluidbelasting van 50 dB(A) ter plaatse van bestaande woningen
Aanvullende onderbouwing en onderzoek akoestische situatie Buitendams 326 KuiperCompagnons, 18 mei 2015
9
5. Situatie na realisatie Zorgcomplex Buitendams 326 5.1. Toekomstige situatie In het geluidmodel zoals beschreven in hoofdstuk 4 is de nieuwbouw van het zorgcomplex op perceel Buitendam 326 geprojecteerd. Op basis van de maximale planologische invulling die leidt tot 50 dB(A) op de gevels van de bestaande woningen, is vervolgens de geluidbelasting op het zorgcomplex berekend. Door uit te gaan van deze maximale geluidemissie, leidt de realisatie van het zorgcomplex niet tot beperking van de bedrijfsvoering. Wél dient te worden aangetoond dat er bij het zorgcompex sprake kan zijn van een goed akoestisch woon- en leefklimaat. Indien de maximaal berekende geluidbelastingen hoger zijn dat de grenswaarden, kan met maatregelen toch een goed akoestisch woon- en leefklimaat worden gegarandeerd. 5.2. Situatie (zonder maatregelen) De maximale geluidbelasting op de gevel van het zorgcomplex is weergegeven in onderstaande tabel 2 en gevisualiseerd op afbeelding 3. Tabel 2: Maximaal berekende geluidsbelastingen Grenswaarde
50 dB(A)
Noordzijde bouwvlak Begane grond
53 dB(A) *
Verdieping
54 dB(A) *
Oostzijde bouwvlak Begane grond
56 dB(A) *
Verdieping
57 dB(A) *
Zuidzijde bouwvlak Begane grond
48 dB(A)
Verdieping
50 dB(A)
*: Overschrijding toetswaarde Barim.
Geconcludeerd wordt dat de grenswaarde zonder maatregelen wordt overschreden op de oost- en noordgevel.
Aanvullende onderbouwing en onderzoek akoestische situatie Buitendams 326 KuiperCompagnons, 18 mei 2015
10
Afbeelding 3. Geluidbelastingen op de gevel van het geprojecteerde zorgcomplex
Aanvullende onderbouwing en onderzoek akoestische situatie Buitendams 326 KuiperCompagnons, 18 mei 2015
11
4.3.
Maatregelen
Dove gevel en geluidscherm Het bestemmingsplan “Buitendams 326” kent een verplichting tot het realiseren van een dove gevel op de 1e verdieping aan de oostzijde van het complex. Daarnaast is op de verbeelding van het plan een aanduiding opgenomen voor een geluidscherm met een minimale hoogte van 2,15 m. Tevens is bepaald dat het gebruik van het zorgcomplex pas is toegestaan indien het geluidscherm is opgericht. Dit is bepaald in de specifieke gebruiksregels bij de bestemming ‘Maatschappelijk’: 3.4 Specifieke gebruiksregels 3.4.1 Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 9, wordt in ieder geval gerekend: a.
het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning ingeval geen geluidscherm wordt gerealiseerd en gehandhaafd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidscherm', met dien verstande dat het geluidscherm een minimale hoogte heeft van 2,15 m ten opzichte van het maaiveld.
b.
het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning ingeval geen geluiddove gevel wordt gerealiseerd en gehandhaafd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluiddove gevel', met dien verstande dat de geluiddove gevel alleen op de verdieping gerealiseerd en gehandhaafd moet worden.
Op basis van het akoestisch onderzoek uit maart 2013, werd gesteld dat met een geluidscherm van 2,15 m en een dove gevel op de verdieping een goed akoestisch woon- en leefklimaat werd gewaarborgd. Naar aanleiding van de tussenuitspraak van de Raad van State (25 februari 2015) is het akoestische model geoptimaliseerd. Door het toevoegen van enkele heftruckbewegingen op (met name) het noordwestelijk perceel, is de geluidbelasting op de verdieping van de noordgevel van het zorgcomplex 51 dB(A). Hiermee wordt de grenswaarde overschreden. Het bestemmingsplan biedt echter de mogelijkheid om een hoger en langer scherm te realiseren. Uit onderzoek blijkt dat een scherm van 2,30 m over de gehele lengte van het perceel, leidt tot een maximale geluidbelasting van 50 dB(A) op de noordgevel. Hiermee is een goed akoestisch woon- en leefklimaat gegarandeerd.
Aanvullende onderbouwing en onderzoek akoestische situatie Buitendams 326 KuiperCompagnons, 18 mei 2015
12
Afbeelding 4. Geluidbelastingen op de gevel van het geprojecteerde zorgcomplex met een scherm van 2,15 m hoog ter plaatse van de blauwe lijn. Aanvullende onderbouwing en onderzoek akoestische situatie Buitendams 326 KuiperCompagnons, 18 mei 2015
13
Afbeelding 5. Geluidbelastingen op de gevel van het geprojecteerde zorgcomplex met een scherm van 2,30 m hoog over de gehele lengte van het perceel (zie blauwe lijn) Aanvullende onderbouwing en onderzoek akoestische situatie Buitendams 326 KuiperCompagnons, 18 mei 2015
14
Maatwerkvoorschrift i.v.m. piekbelastingen Uit het akoestisch onderzoek behorende bij bestemmingsplan “Buitendams 326” blijkt eveneens dat de grenswaarde voor piekbelastingen wordt overschreden. Voor deze piekbelastingen, is inmiddels een maatwerkvoorschrift tot maximaal opgelegd: MAATWERKVOORSCHRIFT 1. GELUID 1.1 In afwijking van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer mag het maximale geluidsniveau (LAmax) bij de zorgboerderij aan de Buitendams 326, in de dagperiode van 07:00 tot 19:00 uur ten hoogste 75 dB(A) bedragen op 1,5 meter hoogte.
Met dit maatwerkvoorschrift is een piekniveau tot 75 dB(A) toegestaan op de begane grond. Doordat het geluidscherm niet 2,15 m maar 2,30 m hoog moet zijn, zullen de piekbelastingen ter plaatse van het zorgcomplex in de toekomst lager van 75 dB(A) zijn.
6. Conclusie Naar aanleiding van de tussenuitspraak van de Raad van State d.d. 25 februari 2015, is nader onderzocht en onderbouwd welke gevolgen het vaststellen van bestemmingsplan “Buitendams 326” heeft voor de bedrijfsvoering van de naastgelegen groothandel in ijzer- en staalschroot. Uitgangspunt is dat het bedrijf, uitgaande van de maximaal planologische invulling van het perceel, niet in zijn bedrijfsvoering inclusief eventuele uitbreidingsmogelijkheden, beperkt wordt. In de regels is opgenomen dat een scherm met een minimale hoogte van 2,30 meter moet worden gerealiseerd. Indien het scherm niet opgericht wordt, zal de omgevingsvergunning worden geweigerd, omdat daardoor niet aan de grenswaarde uit het Barim wordt voldaan. Hiermee is voldoende gewaarborgd dat bij het maximale planologische gebruik van het bedrijfsperceel, een goed akoestisch woon- en leefklimaat wordt bereikt. Het bedrijf wordt door de realisatie van het zorgcomplex niet in zijn bedrijfsvoering beperkt. Het bestemmingsplan ‘Buitendams 326’ zal opnieuw, in gewijzigde vorm worden vastgesteld door de gemeenteraad van Hardinxveld-Giessendam, waarbij de verplichte aanleg van het geluidscherm, met een hoogte van 2,30 meter en over de gehele lengte van het perceel zal worden verplicht. Hiertoe wordt de ‘specifieke bouwaanduiding – geluidscherm’ naar het noorden toe uitgebreid en wordt in artikel 3.2.3. en 3.4.1 de hoogte van het scherm gewijzigd van 2,15 m in 2,3 m.
Aanvullende onderbouwing en onderzoek akoestische situatie Buitendams 326 KuiperCompagnons, 18 mei 2015
REGELS
Inhoudsopgave
HOOFDSTUK 1 Artikel 1 Artikel 2 HOOFDSTUK 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 HOOFDSTUK 3 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 HOOFDSTUK 4 Artikel 15 Artikel 16
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
3 12
Bestemmingsregels
15
Maatschappelijk Tuin Wonen Waarde - Archeologische verwachting 2
15 17 19 23
Algemene regels
27
Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene aanduidingsregels Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels Algemene procedureregels Strafbepaling
27 28 30 31 32 33 35 36
Overgangs- en slotregels
37
Overgangsrecht Slotregel
37 39
bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2
3
41 Staat van bedrijfsactiviteiten Wijzigingsbevoegdheid Verkeer-Verblijf
43 45
2
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
3
HOOFDSTUK 1
Artikel 1
Inleidende regels
Begrippen
plan: het bestemmingsplan 'Buitendams 326' van de gemeente Hardinxveld-Giessendam. bestemmingsplan: de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en bijlagen als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0523.BP2012BUITENDAM326-VG02. aanbouw een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; achtererfgebied erf aan de achterkant en de niet naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw; afhankelijke woonruimte woonruimte welke geen eigen toegang heeft en welke niet kan worden bewoond door een huishouden, zonder afhankelijkheid van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte; afwijking het afwijken van de planregels, als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening; andere geluidsgevoelige gebouwen gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder; archeologische verwachting de aan een gebied toegerekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
4
archeologische waarde de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten; archeologisch deskundige een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige met een aantoonbare specifieke deskundigheid op het gebied van de archeologische monumentenzorg; bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; bebouwingspercentage het percentage, dat de grootte van (een deel van) het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd; begane grondlaag de bouwlaag van een gebouw waarvan de vloer ter hoogte van het peil is gelegen; beperkt kwetsbaar object a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen en woonwagens per hectare en dienst- en bedrijfswoningen van derden; b. sporthallen, zwembaden en speeltuinen; c. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder d, vallen; d. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder e, vallen; e. objecten die met de onder a en c genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn; f. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval; bestaand a. bij bouwwerken: bebouwing aanwezig of legaal in aanbouw ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bebouwing die nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend; b. bij gebruik: het gebruik dat bestaat ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
5
bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak; bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; bijbehorende bouwwerken uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; bijgebouw een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; bouwgrens de grens van een bouwvlak; bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitsluiting van zolder en onder de begane grondlaag gelegen gebouwdelen; bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; bouwperceelgrens een grens van een bouwperceel; bouwvlak een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
6
brutovloeroppervlakte de buitenwerks gemeten totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke; detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de (niet-detailhandel) functie waaraan zij wordt toegevoegd (productie, ambachtelijke en/of groothandelactiviteit) qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft. dienstverlening het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen; erf het al dan niet bebouwde perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en binnen het bestemmingsvlak, maar buiten het bouwvlak ligt; erker een grondgebonden uitbouw van het hoofdgebouw van een woning gelegen in of vóór het verlengde van de voorste bouwgrens van het hoofdgebouw; gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; gebruik(-en) gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven; handel in en verkoop van goederen en diensten via internet bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder niet begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegen anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waar vrijwel uitsluitend een elektronische transactie tot stand komt, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; hogere grenswaarde een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder;
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
7
hoofdgebouw een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van een perceel en door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken; horecabedrijf een bedrijf dat of instelling die in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of op het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander al dan niet in combinatie . In deze regels worden onder horecabedrijf uitsluitend de volgende specifieke vormen daarvan begrepen: a. hotel: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is; b. restaurant: een bedrijf gericht op het voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren alsmede het verstrekken van alcoholische dranken; het accent ligt op het ter plaatse nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren; c. dagzaak: een bedrijf, dat qua openingstijden vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen, althans geen latere sluitingstijd dan 22.00 uur heeft, en dat is gericht op het ter plaatse rechtstreeks aan de verbruiker verstrekken van niet-alcoholische dranken alsmede de verkoop van al dan niet ter plaatse bereide, kleine etenswaren, waarbij het accent ligt op de verkoop van niet-alcoholische dranken, zoals een dagcafé, lunchroom, koffiehuis of theehuis en ijssalon; d. afhaalcentrum: een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren; het accent ligt op de verkoop van ter plaatse bereide etenswaren; e. cafetaria/snackbar: een bedrijf gericht op het verstrekken aan de verbruiker van en het al dan niet ter plaatse gebruiken van al dan niet ter plaatse bereide, kleine etenswaren; het accent ligt op de verkoop van al dan niet ter plaatse bereide, kleine etenswaren; f. cafés, bars, avond- en nachtgelegenheid: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waarvan het sluitingsuur later dan 22.00 uur ligt; g. discotheek: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en/of het gelegenheid bieden voor dansen en waarvan het sluitingsuur later dan 22.00 uur ligt. h. zalencentrum: een bedrijf gericht op het verhuren van zalen ten behoeve van congressen, seminars, bruiloften en partijen of daarmee gelijk te stellen activiteiten. kruin van de weg het hoogste punt in het dwarsprofiel van de weg ten tijde van de aanleg van de weg, dan wel na reconstructie van de weg; kwetsbaar object a. woningen, niet zijnde woningen, woonschepen en woonwagens, als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder artikel 1 beperkt kwetsbaar object; b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
8
1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; 2. scholen; 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen; c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals: 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object; 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen; maatschappelijke voorzieningen culturele, educatieve, medische (met uitzondering van een ziekenhuis), sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen. Onder maatschappelijke voorzieningen vallen in ieder geval: bibliotheken, peuterspeelzalen, kinderopvang, naschoolse opvang, zorginstellingen, scholen en verenigingsleven; maatvoeringsgrens de grens van een maatvoeringsvlak; maatvoeringsvlak een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt; nadere eis een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening; nevenactiviteit een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat; normaal onderhoud, gebruik en beheer een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt; omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder b van de Wet ruimtelijke ordening; omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening; Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
9
omgevingsvergunning om af te wijken van bij het plan aangegeven regels een vergunning als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder c. van de Wet ruimtelijke ordening; onderbouw een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen; onderkomen voor verblijf geschikt, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuig, ark, kampeermiddel en soortgelijk verblijfsmiddel, voor zover deze niet als bouwwerk is aan te merken. overkapping een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met ten hoogste aan één zijde een wand; peil a. voor een bouwwerk, dat direct aan de weg grenst of een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg; b. voor een bouwwerk in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein voor het bouwrijp maken van het terrein, ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw; c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het gemiddelde waterniveau ter plaatse van het bouwwerk; d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse voor het bouwrijp maken van het terrein. productiegebonden detailhandel detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie; prostitutie het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen; seksinrichting een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt ieder geval begrepen (al dan niet in combinatie met elkaar): a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon; b. een seksbioscoop of sekstheater; c. een seksautomatenhal; d. een sekswinkel; e. seksclub of parenclub;
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
10
slopen het geheel of gedeeltelijk afbreken van gebouwen en andere bouwwerken; speelvoorziening een voorziening in de woonomgeving, die er op gericht is speelrecreatiemogelijkheden buiten te bieden, gericht op de leeftijdscategorie tot 18 jaar;
en
speeltoestel een inrichting die bestemd is voor vermaak of ontspanning, waarbij uitsluitend van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt; stacaravan een kampeermiddel dat mede gelet op de afmetingen en constructie, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen te worden voortbewogen; standplaats een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten; straatmeubilair bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare voorzieningen, zoals: 1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken; 2. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame; 3. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een hoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen; 4. afvalinzamelsystemen. uitbouw een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; uitvoeren uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven; uitwerking een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
11
volumineuze goederen goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals auto's, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen; voorerfgebied erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied; voorgevel de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt; voorkeursgrenswaarde de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen; vrijstaande woning een woning waarvan het hoofdgebouw losstaat van andere hoofdgebouwen; Wet geluidhinder wet van 16 februari 1979, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder (Stb.1979, 99), gewijzigd bij wet van 19 december 2002, (Stb. 2003,23). wijziging een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening; woning een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor de huisvesting van één huishouden; zorgwoning een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een zekere zorgbehoefte.
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
12
Artikel 2
2.1
Wijze van meten
Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1.1
de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens;
2.1.2
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.1.3
de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein wordt gemeten buitenwerks en boven peil, met dien verstande, dat de grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken worden opgeteld;
2.1.4
de bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.1.5
de hoogte van een windturbine vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.1.6
de goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.1.7
de horizontale diepte van een gebouw de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
2.1.8
de inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
13
2.1.9
de oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.1.10
de oppervlakte van een overkapping tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
2.2 Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de (digitale) kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
14
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
15
HOOFDSTUK 2
Artikel 3
3.1
Bestemmingsregels
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van zorg; b. een zorgwoning ter plaatse van de aanduiding "Zorgwoning"; c. horeca die direct en ondergeschikt een verband heeft met de maatschappelijke voorzieningen; d. paden, wegen en parkeervoorzieningen; e. speelvoorzieningen; f. straatmeubilair; g. tuinen, erven en groenvoorzieningen; h. water, met een minimaal oppervlak van 525 m2, en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding; i. bij een en ander behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Gebouwen
3.2.2
Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de goothoogte en de bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” niet meer bedragen dan de waarde die in de aanduiding is opgenomen, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 10 “bijzonder gebied van welstand; c. het maximum aantal zorgwoningen mag ten hoogste 12 bedragen. d. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluiddove gevel' moet de gevel van het woonzorgcomplex als geluiddove gevel worden uitgevoerd en uitgevoerd blijven vanaf de eerste verdieping van het gebouw; Bijbehorende bouwwerken
3.2.3
Ten aanzien van de in artikel 3.1 bedoelde gronden gelden voor bijbehorende bouwwerken de volgende bouwregels: a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 80 m2 bedragen voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en 30 m2 voor de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen; b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3 m bedragen; c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 m bedragen. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Ten aanzien van de in artikel 3.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bouwregels:
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
16
a. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidscherm' zijn de gronden bestemd voor een geluidscherm met een minimale hoogte van 2,3 m ten opzichte van het maaiveld; b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal voor: 1. vlaggenmasten en lichtmasten: 6 m; 2. speelvoorzieningen: 5 m; 3. overige straatmeubilair: 3 m; 4. erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied: 1 m; 5. een geluidscherm: 2,3 m; 6. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 2 m.
3.3
Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van: a. lid 3.2.3 onder d. ten behoeve van erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van 2 m., welke bouwwerken mogen worden verhoogd in de vorm van een pergola tot niet meer dan 3 m; b. lid 3.2.3 onder e. ten behoeve van het verhogen van erf- en terreinafscheidingen in de vorm van een pergola tot niet meer dan 3 m; alle mits: 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad; 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
3.4
Specifieke gebruiksregels
3.4.1
Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 9, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning ingeval geen geluidscherm wordt gerealiseerd en gehandhaafd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidscherm', met dien verstande dat het geluidscherm een minimale hoogte heeft van 2,3 m ten opzichte van het maaiveld; b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning ingeval geen geluiddove gevel wordt gerealiseerd en gehandhaafd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluiddove gevel', met dien verstande dat de geluiddove gevel alleen op de verdieping gerealiseerd en gehandhaafd moet worden.
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
17
Artikel 4
4.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuinen; b. parkeren op eigen terrein; c. bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Gebouwen
4.2.2
Ten aanzien van de in artikel 4.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels: a. gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan; b. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a. zijn bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers en tochtportalen behorend bij op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen toegestaan, mits: 1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt; 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt; 3. voor zover een erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt; 4. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Ten aanzien van de in artikel 4.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bouwregels: a. vlaggenmasten met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m zijn toegestaan; b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m zijn toegestaan.
4.3
Afwijken van de bouwregels
4.3.1
Bijbehorende bouwwerken Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder a, voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in de vorm van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen behorend bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, mits: a. de totale oppervlakte aan aan- of uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen die op de aangrenzende gronden maximaal mag worden gebouwd, niet wordt overschreden; b. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt; c. de bouwhoogte maximaal 6 m bedraagt.
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
18
4.3.2
Bouwwerken, geen gebouw zijnde Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder b en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 m.
4.3.3
Voorwaarden afwijken Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 en 4.3.2 kan slechts worden verleend, mits: a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad; b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
4.4
Specifieke gebruiksregels
4.4.1
Toegestaan gebruik a. Parkeren op eigen terrein als bedoeld in artikel 4.1 onder b. is toegestaan, voor zover het betreft de zone gelegen tussen de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens van de aangrenzende bestemming en de openbare weg zelf, indien deze zone wordt gebruikt als oprit naar een overkapping of garage. b. Parkeren op eigen terrein als bedoeld in artikel 4.1 onder b. is tevens toegestaan in het gedeelte van het perceel tussen de zijgevel en de zijdelingse perceelgrens is toegestaan mits dit gedeelte minimaal 2,5 m. breed is.
4.5
Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4 voor het toestaan van parkeren op eigen terrein, in de voortuin en vóór de woning, mits: a. het parkeren niet kan worden gesitueerd op de gronden als bedoeld in 4.4; b. elders op het perceel geen alternatieven aanwezig zijn; c. in de directe omgeving niet voldoende openbare parkeerplaatsen aanwezig zijn.
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
19
Artikel 5
5.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, waaronder mede wordt verstaan de uitoefening van een aan huis verbonden beroep; b. parkeren op eigen terrein; c. paden; d. tuinen en erven; e. bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Hoofdgebouwen
5.2.2
Ten aanzien van de lid 5.1 bedoelde gronden gelden voor hoofdgebouwen de volgende bouwregels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. de goothoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste 6 m bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte (m)" of "maximale goot- en bouwhoogte (m)" anders is aangegeven; c. bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste 10 m bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" of "maximale goot- en bouwhoogte (m)" anders is aangegeven; d. het bebouwingspercentage mag ten hoogste zoveel bedragen als ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" is aangegeven, met dien verstande dat indien geen bebouwingspercentage 100% mag bedragen; e. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bij vrijstaande woningen dient ten minste 3 m te bedragen, dan wel de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelcgrens indien deze minder is dan 3 m. Bijbehorende bouwwerken Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden voor bijbehorende bouwwerken de volgende bouwregels: a. bijbehorende bouwwerken in de vorm van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd op het achtererfgebied, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers en tochtportalen op het voorerfgebied mogen worden gebouwd, mits: 1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt; 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt; 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt; 4. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
20
b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bouwperceel niet meer bedragen dan respectievelijk 80 m2 voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en 30 m2 voor de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen; c. het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel mag voor ten hoogste 50% worden bebouwd of overdekt; d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m; e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m; f. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding garage bedraagt ten hoogste 4 m; 5.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bouwregels: a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal voor: 1. erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied:1 m; 2. erf- en terreinafscheidingen in het achtererfgebied: 2 m; 3. vlaggenmasten: 6 m; 4. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 2 m.
5.3
Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: a. artikel 5.2.2 onder a. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in het voorerfgebied; b. artikel 5.2.2 onder f. indien: 1. is aangetoond dat aan de aldaar genoemde maximale goothoogte en / of bouwhoogte niet kan worden voldaan in verband met de eisen in het Bouwbesluit; 2. geen afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van het straatbeeld, waarbij geldt dat burgemeester en wethouders in ieder geval advies inwinnen bij de welstandscommissie of ingeval van een monument bij de Monumentencommissie c. artikel 5.2.3 onder a. punt 1 voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied tot ten hoogste 2 m, alle mits: 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad; 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
5.4
Specifieke gebruiksregels
5.4.1
Toegestaan gebruik
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
21
De gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken bedraagt, in voorkomend geval samen met de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf en hoogste 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m². 5.4.2
Niet toegestaan gebruik Niet toegestaan is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep ten behoeve van horeca of detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroepactiviteit;
5.5
Afwijking van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf en/of handel in en verkoop van goederen en diensten via internet, mits: a. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomende geval samen met de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, niet meer bedraagt dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m²; b. het bedrijfsactiviteiten betreft, die in de van deze regels deel uitmakende bijlage “'Staat van Bedrijfsactiviteiten” zijn aangeduid als milieucategorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving; c. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur; d. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend; e. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt; f. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de omgeving niet onevenredig schaden; g. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat: 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden; h. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, anders dan handel en verkoop van goederen en diensten via internet; i. er geen sprake is van winkel- of uitstallingsruimte van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteit; j. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad; k. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
22
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
23
Artikel 6
6.1
Waarde - Archeologische verwachting 2
Bestemmingsomschrijving
6.1.1 De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Bouwwerken Ingeval van een aanvraag voor het oprichten van een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden, over een oppervlakte van 100 m2 of meer en dieper dan 0,3 m gelden de volgende regels: a. in het belang van de archeologische monumentenzorg dient door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport te worden overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en b. in het belang van de bescherming van de archeologische waarde kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige; c. de in 6.2.1 onder a. genoemde verplichting geldt niet voor de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
6.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1
Omgevingsvergunningplicht In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische verwachtingswaarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 6.3.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 100 m2: a. graafwerkzaamheden en het roeren van gronden, dieper dan 0,3 m;
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
24
b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en het aanleggen van drainage, dieper dan 0,3 m; d. het aanbrengen ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmede verband houdende constructies, dieper dan 0,3 m; e. het graven, vergraven, vergroten van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m; f. het ophogen en egaliseren van gronden; g. het dempen van watergangen en waterpartijen; h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen; i. het verhogen of het verlagen van de grondwaterstand. 6.3.2
Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht Het in 6.3.1 gestelde verbod geldt niet voor werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden: a. in het kader van het normale onderhoud, gebruik en beheer; b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige; c. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn; d. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan: 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist; 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
6.3.3
Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 wordt slechts verleend, indien: a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de archeologische verwachtingswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en b. door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport is overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
6.3.4
Voorwaarden omgevingsvergunning Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.3.1 kunnen voorwaarden worden verbonden in het belang van de bescherming van de archeologische verwachtingswaarde. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
25
c.
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
26
6.4
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van een archeologisch deskundige, het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt verkleind of vergroot of in het voorkomende geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
27
HOOFDSTUK 3
Artikel 7
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
28
Artikel 8
8.1
Algemene bouwregels
Bestaande afmetingen In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
8.2
Bestaande afstand In die gevallen dat de bestaande afstand tot in het bestemmingsplan aangegeven grenzen van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
8.3
Bestaand bebouwingspercentage In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
8.4
Ondergeschikte bouwonderdelen Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
8.5
Ondergronds bouwen Daar waar in het plan geen specifieke regeling is opgenomen voor ondergronds bouwen zijn de regels van dit plan van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken.
8.6
Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen; d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
29
e. de ruimte tussen bouwwerken.
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
30
Artikel 9
9.1
Algemene gebruiksregels
Gebruiksverbod Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in het plan gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken bepaalde.
9.2
Strijdig gebruik Een strijdig gebruik als bedoeld in lid 9.1 is in ieder geval: a. het gebruik van onbebouwde gronden: 1. als stand- of ligplaats van onderkomens; 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten; een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden; b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
31
Artikel 10
Algemene aanduidingsregels
10.1
Bijzonder gebied van welstand
10.1.1
Bouwhoogte
10.1.2
a. ter plaatse van de aanduiding “bijzonder gebied van welstand” geldt in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen de bestaande goot- en bouwhoogte als maximum, waarbij het begrip “bestaand” ten aanzien van bouwwerken in afwijking van artikel 1 uitsluitend betrekking heeft bebouwing die aanwezig of legaal in aanbouw is ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan; b. burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1.1 onder a. indien: 1. is aangetoond dat aan de aldaar genoemde maximale goothoogte en / of bouwhoogte niet kan worden voldaan in verband met de eisen in het Bouwbesluit; 2. geen afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van het straatbeeld, waarbij geldt dat burgemeester en wethouders in ieder geval advies inwinnen bij de welstandscommissie en/of Monumentencommissie indien sprake is van het vergroten van de maximale goot- en / of bouwhoogte bij hoofdgebouwen die zijn gelegen binnen de gebiedsaanduiding “bijzonder gebied van welstand” en waarbij de ingreep van invloed is op het straatbeeld waaraan het hoofdgebouw ontsloten is. Slopen van een bouwwerk a. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding “bijzonder gebied van welstand' geheel of gedeeltelijk te slopen. b. Randvoorwaarden omgevingsvergunning 1. een vergunning als bedoeld in lid 9.1.3 kan slechts worden verleend indien handhaving van de bestaande bebouwing in redelijkheid niet kan worden gevergd of indien het geheel of gedeeltelijk slopen gericht is op het oprichten van een nieuw hoofdgebouw waarvoor een positief advies is verleend door de welstandscommissie en/of monumentencommissie; 2. alvorens een vergunning als bedoeld in lid 9.1.3 te verlenen wordt advies ingewonnen bij de welstandscommissie en/of monumentencommissie. c. Uitzondering omgevingsvergunningsplicht Het in lid 9.1.3 onder a. genoemde verbod is niet van toepassing op werkzaamheden: 1. in het kader van het normale onderhoud, gebruik en beheer; 2. ter uitvoering van een aanschrijving door burgemeester en wethouders; 3. waarmee op het moment van inwerkingtreding van het plan mag worden begonnen krachtens een verleende sloopvergunning of omgevingsvergunning.
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
32
Artikel 11
11.1
Algemene afwijkingsregels
Omgevingsvergunning om af te wijken van bij het plan aangegeven regels Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van: a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 15% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen; b. de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of – intensiteit daartoe aanleiding geven; c. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing; d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m; e. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m voor zover de bestemming niet in een afwijking voorziet.
11.2
Randvoorwaarden omgevingsvergunning Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.1 kan slechts worden verleend, mits: a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad; b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
33
Artikel 12
12.1
Algemene wijzigingsregels
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en Wethouders kunnen, mits een zorgvuldige inpassing in de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied en de directe omgeving daarvan gewaarborgd wordt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wro, het plan wijzigen ten behoeve van: a. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd; b. het wijzigen van de bestemming van de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied' in de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin' en 'Verkeer - Verblijf' , ten behoeve een woning en ontsluiting van het achterliggende woonzorgcomplex, met dien verstande dat: 1. het bebouwingspercentage ten hoogste 50 procent bedraagt; 2. de goothoogte ten hoogste 6 meter bedraagt; 3. de bouwhoogte ten hoogste 10 meter bedraagt; 4. de ontsluiting van het achterliggende woonzorgcomplex via de westzijde plaatsvindt, en de (tijdelijke) verkeersontsluiting via Buitendams wordt opgeheven; 5. voor het wijzigen in de bestemming 'Verkeer - Verblijf' het bepaalde in bijlage 2 van de regels van toepassing is; c.
12.2
het wijzigen van de bestemming van de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied', met dien verstande dat: 1. de gronden de maatschappelijke bestemming behouden; 2. het bebouwingspercentage ten hoogste 50 procent bedraagt; 3. de goothoogte ten hoogste 6 meter bedraagt; 4. de bouwhoogte ten hoogste 10 meter bedraagt; 5. de ontsluiting van het achterliggende woonzorgcomplex via de westzijde plaatsvindt, en de (tijdelijke) verkeersontsluiting via Buitendams wordt opgeheven.
Geringe verandering Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
34
b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad; c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
35
Artikel 13
Algemene procedureregels
Het voornemen tot het verlenen van een omgevingsvergunning om af te wijken van de regels, als bedoeld in dit bestemmingsplan wordt gedurende twee weken voor een ieder ter inzage gelegd.
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
36
Artikel 14
Strafbepaling
Overtreding van het verbod, gesteld in artikel 9, wordt hierbij aangemerkt als een strafbaar feit en daarmee als een economisch delict als bedoeld in artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
37
HOOFDSTUK 4
Artikel 15
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
15.1
Overgangsrecht bouwwerken
15.1.1
Algemeen Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.1.2
Eenmalige omgevingsvergunning om af te wijken van bij het plan aangegeven regels Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 15.1.1 met maximaal 10%.
15.1.3
Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken Artikel 15.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
15.2
Overgangsrecht gebruik
15.2.1
Algemeen Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
15.2.2
Strijdig gebruik Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 15.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
15.2.3
Verboden gebruik Indien het gebruik, bedoeld in artikel 15.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
15.2.4
Uitzondering op het overgangsrecht gebruik Artikel 15.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
38
15.3
Hardheidsclausule Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
39
Artikel 16
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Buitendams 326'. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van …………………….. De voorzitter,
De griffier,
Bestemmingsplan "Buitendams 326" Regels Vastgesteld
Bijlagen bij de regels
Bijlage 1: Staat van bedrijfsactiviteiten
De Staat van bedrijfsactiviteiten geeft slechts inzicht in milieuplanologische aspecten per bedrijfstype en een specifieke bedrijfssituatie. Voor de onderscheiden bedrijfstypen, gerangschikt volgens de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-lijst) van het CBS, zijn per bedrijfstype voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de richtafstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf, bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten (de milieubelastende activiteiten, opslagen en installaties) en een rustige woonwijk. Bij het aanhouden van de richtafstanden tussen de bedrijven/bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige objecten (woningen) kan hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen worden gehouden. Onder bedrijven worden in dit verband ook begrepen diverse productie- en handelsbedrijven en recreatiebedrijven en milieubelastende vormen van publieke dienstverlening en openbare instellingen. Onder milieugevoelige objecten vallen ook ziekenhuizen scholen en terreinen voor verblijfsrecreatie.
Een goede milieuhygiënische kwaliteit in gebieden kan worden gerealiseerd door een juiste afstemming van de situering van bedrijven en milieugevoelige functies (zoals woningen). Om dit te bereiken kunnen globaal bezien twee wegen worden bewandeld: beïnvloeding door middel van ruimtelijke ordening; het nemen van maatregelen op het milieuhygiënische vlak.
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de Staat van bedrijfsactiviteiten. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen
Bij de regeling in het bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van een "Staat van bedrijfsactiviteiten", gebaseerd op de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG, publicatie juni 2007; “het groene boekje”). Door het koppelen van soorten bedrijven aan richtafstanden met betrekking tot aan te houden afstanden tussen bedrijven en milieugevoelige objecten biedt de staat een (aanvullend) instrument voor ruimtelijk-ordeningsbeleid bij bestemmingsplannen.
1
In verband met de specifieke situatie van bedrijventerreinen is er, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, gekozen voor het in eerste instantie uitsluiten van een aantal bedrijven/bedrijfsactiviteiten (de negatieve lijst). Deze activiteiten zijn in bijgaande staat doorgehaald. Aan vestiging van de doorgehaalde bedrijven kan, na een door burgemeester en wethouders te verlenen omgevingsvergunning voor afwijken, en na een nadere belangenafweging, medewerking worden verleend. In de regels is aangegeven of en zo ja onder welke voorwaarden medewerking kan
Staat van bedrijfsactiviteiten
Inleiding
De ruimtelijke ordening fungeert daarbij als het beleidskader en vormt een "grove zeef", waarbij getracht wordt de juiste functie op de juiste plaats te situeren. Bij de ruimtelijke ordening zijn het aanhouden van afstand tussen bron en gevoelig object (zonering) en functietoedeling de belangrijkste middelen. Milieuhygiënische maatregelen zorgen er vervolgens voor dat, zonodig, voor de inrichting maatregelen worden getroffen ter voorkoming of beperking van hinder in het omliggende gebied.
naar de eerdergenoemde publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de VNG.
Toelichting op de Staat van bedrijfsactiviteiten
Richtafstandenlijst, Versie 101
Kolom met richtafstanden voor geluid In de kolom met richtafstanden voor geluid is, waar van toepassing, de letter “C” van continu opgenomen om aan te geven dat bij de betreffende activiteiten voor geluid meestal continu (dag en nacht) in bedrijf zijn. Voor bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken in de zin van de Wet geluidhinder art 4.2 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer is de letter “Z“ opgenomen.
De in lijst 1 en 2 vermelden richtafstanden voor de vier ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Bij het bepalen van de richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:: het betreft "gemiddelde" nieuwe bedrijven met voor nieuwe bedrijven gangbare voorzieningen binnen het gedefinieerde bedrijfstype; het referentiegebied betreft woningen in een “rustige woonwijk” en een “rustig buitengebied”; de opgenomen richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten;
Wijze van meten richtafstanden
De richtafstanden gelden enerzijds de grens van de bestemming of perceel die bedrijven/bedrijfsactiviteiten en/of andere milieubelastende functies toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van het milieugevoelig object zoals een woning of een andere milieugevoelige functie die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen (bijvoorbeeld voor een uitbreiding van de woning) mogelijk is. De gegeven afstanden zijn richtafstanden en geen harde afstandsnormen. Geringe afwijkingen kunnen in de lokale situatie (gemotiveerd) mogelijk zijn.
2
Doordat de bedrijfstypen zodanig gedefinieerd/geclusterd zijn dat voor wat betreft de milieubelastingen sprake is van een zekere uniformiteit kan, onder meer door verschillende installaties, processen, (grond)stoffen, producten, productieomvang, terreinindeling, voorzieningen en dergelijke, sprake zijn een zekere variatie. De in de lijst aangegeven afstanden zijn dan ook indicatief. In concrete situaties kan er sprake zijn van afwijkingen van de gehanteerde uitgangspunten voor lijst 1 en 2. Daarbij kan er in concrete situaties sprake zijn van een hogere dan wel een lagere milieubelasting
Voor wat betreft de milieucomponenten zijn "afstanden" bepaald ten aanzien van: geur; stof; geluid; gevaar. Richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
Bij de onderscheiden bedrijfstypen is bij de beoordeling van de milieu-planologische aspecten uitgegaan van: in Nederland aanvaarde normen voor wat betreft de emissies door milieubelastende activiteiten; in Nederland voorgeschreven of aanvaarde grens- en richtwaarden voor wat betreft de toelaatbare immissies bij woningen en andere milieugevoelige objecten; ervaringen/waarnemingen voor wat betreft de omvang en schadelijkheid van emissies door activiteiten.
worden verleend. Aan de omgevingsvergunning voor afwijken kunnen daarbij, zo nodig voorwaarden worden gesteld.
Richtafstandenlijst, Versie 101
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
Per bedrijfsactiviteit is voor elke milieucomponent een afstand aangegeven, die vanwege die milieucomponent tot een milieugevoelig object in beginsel moet worden aangehouden. De grootste daarvan vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Deze grootste afstand is daarom in de Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen in de kolom "afstand". De in deze kolom gegeven afstandsmaten bepalen tezamen met de indices de milieucategorie van een bedrijfsactiviteit; deze categorieën staan vermeld in de kolom "cat". Er zijn zes milieucategorieën; per milieucategorie gelden de volgende afstanden:
-
Grootste afstand en milieucategorie
3
Tevens zijn indices opgenomen voor verkeer, visueel, bodem en lucht, waarbij voor: index 1 sprake is van potentieel geen of geringe emissie of hinder; index 2 sprake is van aanzienlijke emissie of hinder; index 3 sprake is van potentieel ernstige emissie of hinder.
1 2 3.1 3.2 4.1 4.2 5.1 5.2 5.3 6
Aan te houden richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied 0 - 10 m 30 m 50 m 100 m 200 m 300 m 500 m 700 m 1.000 m 1.500 m
Bij de bepaling van de richtafstanden is uitgegaan van “gemiddelde moderne activiteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen. In deze kolom is de letter “D” opgenomen indien er sprake is van een grote variatie in productieprocessen, waardoor er sprake kan zijn van een grote variatie in milieubelasting. In die gevallen dient dat per casus te worden bekeken.
Het betreft hier over het algemeen alle gevaarsaspecten met inbegrip van brandgevaar en explosiegevaar. De letter “R” is opgenomen voor activiteiten die onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen of gaan vallen. Voor deze activiteiten die altijd te worden nagegaan of het Bevi van toepassing is en dient zonodig te worden getoetst aan de in het Bevi opgenomen vaste afstanden voor het plaatsgebonden risico. Daarnaast geldt ook nog de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico in het invloedsgebied rondom deze inrichtingen. Nieuwvestiging van een Bevi-inrichting is slechts mogelijk nadat een “afweging op maat” heeft plaatsgevonden, waarbij is bezien wat de gevolgen zijn voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden in de omgeving van de vestiging. De letter “V” is opgenomen voor activiteiten waarop het Vuurwerkbesluit van toepassing is. Milieucategorie
Kolom milieucategorie
Kolom met richtafstanden voor gevaar
Richtafstandenlijst, Versie 101
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
De uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht is niet te vertalen in een richtafstand die bij voorkeur tot milieugevoelige objecten in acht genomen zou moeten worden. Toch kan de uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht planologisch relevant zijn, zoals ingeval van
Luchtverontreiniging
De index voor bodem kan een hulpmiddel zijn bij de selectie van toelaatbare inrichtingen op gevoelige gebieden zoals bodembeschermingsgebieden. In de kolom is de letter “B” opgenomen indien een activiteit een verhoogde kans geeft op bodemverontreiniging bijvoorbeeld bij calamiteiten, incidenten of “sluimerende” lekkages.
Bodemverontreiniging
De index voor visuele hinder is een indicator voor de (visuele) inpasbaarheid van activiteiten. Hoe kolossale industriële bouwwerken hebben een index gelijk aan 3; een klein kantoorgebouw een index gelijk aan 1. De bepaling van de index is subjectief en niet eenduidig. Door aankleding of afscherming kunnen “lelijke” installaties worden gemaskeerd. De index heeft dan ook vooral een signaalfunctie.
Visuele hinder
In de kolom is onderscheid gemaakt tussen goederenvervoer (G) en personenvervoer (P). De index is van belang in relatie tot de gekozen verkeersontsluiting. Daar waar de verkeersontsluiting slecht is zijn activiteiten met een relatief grote verkeersaantrekkende werking niet gewenst.
Index voor verkeersaantrekkende werking
Richtafstandenlijst, Versie 101
4
Tabel 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten bevat de verschillende bedrijfstypen met de SBI-codes, alsmede de bij de bedrijfstypen behorende milieu-planologische kenmerken gerelateerd aan de richtafstand tot het omgevingstype "rustige woonwijk" en "rustig buitengebied"; deze gegevens zijn verwerkt in de hierna volgende Staat van bedrijfsactiviteiten. De in tabel 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG opgenomen "Opslagen en installaties" zijn niet afzonderlijk in de hierna volgende versie van de Staat vermeld, omdat deze doorgaans reeds tot een andere bedrijfsvoering gerekend worden.
De Staat van bedrijfsactiviteiten uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de VNG bevat twee tabellen.
Tabellen
geëmitteerde stoffen op gevoelige bodems, gewassen en flora, zoals ingeval van neerslag verzurende stoffen op natuurgebieden en de neerslag van ware metalen op groenten. Bij activiteiten waar dit mogelijk relevant is, is de letter “L“ van luchtverontreiniging opgenomen.
Aan te houden richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied 0m 10 m 30 m 50 m 100 m 200 m 300 m 500 m 700 m 1.000 m
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
1 2 3.1 3.2 4.1 4.2 5.1 5.2 5.3 6
Milieucategorie
Richtafstandenlijst, Versie 101
5
niet van toepassing of niet relevant kleiner dan groter dan = gelijk aan cat. categorie e.d. en dergelijke kl. klasse n.e.g. niet elders genoemd o.c. opslagcapaciteit p.c. productiecapaciteit p.o. productieoppervlak v.c. verwerkingscapaciteit u uur d dag w week t ton j jaar B bodemverontreiniging C continu D divers L luchtverontreiniging Z zonering (op basis van de Wet geluidhinder) R risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing V vuurwerkbesluit van toepassing
< >
Lijst van afkortingen:
011, 012, 013 011, 012, 013, 016 011, 012, 013 011, 012, 013 011, 012, 013 0113 0113 0163 011 0141, 0142 0143, 0145 0143 0145 0146 0147 0147 0147 0147 0147 0149 0149 0149 0149 0149 0149 0149 0150
016 016 016 016 016 0162 02
0111, 0113 0112 0112 0112 0112 0112 0112 0112 0112 0121 0122 0122 0122 0123 0124 0124 0124 0124 0124 0125 0125 0125 0125 0125 0125 0125 0130
014 014 014 014 014 0142 02
-
0 1 2 3 4
0 1 2 3 4 0 1 2 3 4 5 6
0 1 2 30 30 50 30 30 30 0 0 0 10 30
200 200 200 100 200 100 30 100 10 30 100
10 10 10 10 10
30 30 30
50 50 200
30 30 30 30 30
10 10 10 10 10 10 10 30
10 10 10 30 100 30 30 100
GEUR
10
STOF
10 C C C C C C C C
C C C C C C C
C C C C
50 30 50 30 30 C
30 30 50 30 30 30 30
50 50 50 50
30 C 30 C 50 C
30 30 30 30 30 30 30 30
30 C
10 10 10 10 0
0 0 10 10 10 0 0
0 0 0 0
0 0 0
10 10 10 10 10 10 10 0
10
50 D 30 50 30 30
200 100 50 100 30 30 D 100
200 D 200 200 100 D
50 50 200 D
30 30 30 30 100 30 30 100
30
GROOTSTE AFSTAND
Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen) Tuinbouw: - bedrijfsgebouwen - kassen zonder verwarming - kassen met gasverwarming - champignonkwekerijen (algemeen) - champignonkwekerijen met mestfermentatie - bloembollendroog- en prepareerbedrijven - witlofkwekerijen (algemeen) Fokken en houden van rundvee Fokken en houden van overige graasdieren: - paardenfokkerijen - overige graasdieren Fokken en houden van varkens Fokken en houden van pluimvee: - legkippen - opfokkippen en mestkuikens - eenden en ganzen - overig pluimvee Fokken en houden van overige dieren: - nertsen en vossen - konijnen - huisdieren - maden, wormen e.d. - bijen - overige dieren Akker-en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren (niet intensief) Dienstverlening t.b.v. de landbouw: - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² KI-stations
AFSTANDEN IN METERS
3.1 2 3.1 2 2
4.1 3.2 3.1 3.2 2 2 3.2
4.1 4.1 4.1 3.2
3.1 3.1 4.1
2 2 2 2 3.2 2 2 3.2
2
6
G G G G G G G G
2 1 2 1 1
1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1
G G G G G
G G G G G G G
G G G G
1G 1G 1G
1 1 1 1 1 1 1 1
1G
1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1
1 1 1
1
1 1 1 1 1 1
1
indices VERKEER
0 1 2 3 4 5 6 7
- LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
OMSCHRIJVING
B B B B B B
B
BODEM
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
01
-
nummer
01
-
SBI-1993 SBI-2008
Richtafstandenlijst, Versie 101
L L L
L
LUCHT
VISUEEL
CATEGORIE
GEVAAR
GELUID
108
151
0 0 0
100 200 10 200
0 0 0 0 0 0 0
100 30 50
10 10 50 10
100 700 300 100 50 30 50
0
50
50
50
30 0
100 50
50
100 100 100 100 50 50 50
C C C C C
200 700 Z 100 C 500 C
200 C 500 C 700 C Z
100 C
50 C 50 C
100 C 50 C
GELUID
8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m²
0 0
100 50
50
10
50 R 30 50 R 50 R 30 10 10
10 10 30 50
200 R 200 R 200 R
10
0 0
50 R 10
0
GEVAAR
- VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN Zeevisserijbedrijven Binnenvisserijbedrijven 0 Vis- en schaaldierkwekerijen 1 - oester, mossel- en schelpenteelt bedrijven 2 - visteeltbedrijven - TURFWINNING Turfwinningbedrijven - AARDOLIE- EN AARDGASWINNING 0 Aardolie- en aardgaswinning: 1 - aardoliewinputten 2 - aardgaswinning incl. gasbeh.inst.: < 10.000.000 N m3/d 3 - aardgaswinning incl. gasbeh.inst.: >= 10.000.000 N m3/d - WINNING VAN ZAND, GRIND, KLEI, ZOUT, E.D. 0 Steen-, grit- en krijtmalerijen (open lucht): 1 - algemeen 2 - steenbrekerijen Zoutwinningbedrijven Mergel- en overige delfstoffenwinningbedrijven - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN 0 Slachterijen en overige vleesverwerking: 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 2 - vetsmelterijen 3 - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² 7 - loonslachterijen
10
50
100 D 700 300 100 50 50 50
200 D 700 100 500
200 500 700
100
100 50
100 50
50
3.1
3.2 5.2 4.2 3.2 3.1 3.1 3.1
4.1 5.2 3.2 5.1
4.1 5.1 5.2
3.2
3.2 3.1
3.2 3.1
3.1
7
G G G G G G G
G G G G
2G
2 2 2 2 1 1 1
2 2 2 3
1G 1G 1G
2G
1G 1G
2G 1G
1G
1
1 2 2 2 1 1 1
1 2 1 3
2 1 1
2
1 1
2 1
1
indices
B
B B B
BODEM
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
03 03 0311 0312 032 032 032 08 08 089 06 06 061, 062 061 062 062 08 08 0812 0812 0812 0893 0899 10, 11 10, 11 101, 102 101, 102 101 101 101 101 101 101, 102
nummer
05 05 0501.1 0501.2 0502 0502 0502 10 10 103 11 11 111 111 111 111 14 14 1421 1421 1421 144 145 15 15 151 151 151 151 151 151 151 151
GEUR
10
AFSTANDEN IN METERS
STOF
- BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. BOSBOUW Bosbouwbedrijven
OMSCHRIJVING GROOTSTE AFSTAND
02 021, 022, 024
VERKEER
02 020
-
SBI-1993 SBI-2008
Richtafstandenlijst, Versie 101
L
LUCHT
VISUEEL
CATEGORIE
nummer
30 10 10 10 10 10 10 30 50 10 10 10 10 100 30 0 0 50 0 0 100 50 100 50
300 50 50 50 100 300 300 200 300 200 300 100 200 200 200 50 100 50 50 10 200 100 50 200
C C C C
C C C C C
GELUID
C Z C Z C C Z C C
200 C
300 C Z 200 C 200 C
500 500 100 300 300 100 30
200 C 300 C Z
100 C 300 C Z
100 C 300 C Z
100 100 100 200 100
R R R R R R
30 R
100 R 50 R 50
50 50 50 50 50 50 0
30 R 50 R
100 R 200 R
30 R 50 R
10 10 10 30 10
50 R 50 R
30 30 0 30 30 10
GEVAAR
200 C 50
200 100 50 50 50 30
200
300 200 200 D
500 500 100 300 300 100 30
200 300
200 300
200 300
100 100 100 300 300
300 50
700 200 300 300 D 100 50
4.1
4.2 4.1 4.1
5.1 5.1 3.2 4.2 4.2 3.2 2
4.1 4.2
4.1 4.2
4.1 4.2
3.2 3.2 3.2 4.2 4.2
4.2 3.1
5.2 4.1 4.2 4.2 3.2 3.1
8
G G G G G G
G G G G G
G G G G G G G
1G
2G 2G 2G
3 3 2 3 3 2 1
3G 3G
3G 3G
3G 3G
1 2 2 2 2
2G 1G
2 2 1 2 1 1
2
2 2 2
2 2 1 2 2 2 1
2 3
2 3
2 3
1 2 2 2 2
2 1
2 2 2 2 1 1
indices
B
B B
B B
BODEM
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
100 0 0 10 10 10
700 200 300 300 100 50
GEUR
Visverwerkingsbedrijven: - drogen - conserveren - roken - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² Aardappelprodukten fabrieken: - vervaardiging van aardappelproducten - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² Groente- en fruitconservenfabrieken: - jam - groente algemeen - met koolsoorten - met drogerijen - met uienconservering (zoutinleggerij) Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: - p.c. < 250.000 t/j - p.c. >= 250.000 t/j Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: - p.c. < 250.000 t/j - p.c. >= 250.000 t/j Margarinefabrieken: - p.c. < 250.000 t/j - p.c. >= 250.000 t/j Zuivelprodukten fabrieken: - gedroogde produkten, p.c. >= 1,5 t/u - geconcentreerde produkten, verdamp. cap. >=20 t/u - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j - overige zuivelprodukten fabrieken Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² Meelfabrieken: - p.c. >= 500 t/u - p.c. < 500 t/u Grutterswarenfabrieken 0 Zetmeelfabrieken: 1 - p.c. < 10 t/u
AFSTANDEN IN METERS
STOF
0 1 2 3 4 5 6 0 1 2 0 1 2 3 4 5 0 1 2 0 1 2 0 1 2 0 1 2 3 4 5 1 2 0 1 2
OMSCHRIJVING GROOTSTE AFSTAND
102 102 102 102 102 102 102 1031 1031 1031 1032, 1039 1032, 1039 1032, 1039 1032, 1039 1032, 1039 1032, 1039 104101 104101 104101 104102 104102 104102 1042 1042 1042 1051 1051 1051 1051 1051 1051 1052 1052 1061 1061 1061 1061 1062 1062
VERKEER
152 152 152 152 152 152 152 1531 1531 1531 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1541 1541 1541 1542 1542 1542 1543 1543 1543 1551 1551 1551 1551 1551 1551 1552 1552 1561 1561 1561 1561 1562 1562
-
SBI-1993 SBI-2008
Richtafstandenlijst, Versie 101
LUCHT
VISUEEL
CATEGORIE
10821 10821 10821 1073 1083 1083 1083 108401 1089 1089 1089 1089 1089 1089 110101 110102 110102
1584 1584 1584 1585 1586 1586 1586 1587 1589 1589.1 1589.2 1589.2 1589.2 1589.2 1591 1592 1592
0 1
0 1 2
0 1 2
4 5 6
3
0 1 2 0 1 2 100 200 50 30
500 1000 500 100
30 30 10 30 30 10 30 30 50 10 50 50 30 30
300 100 30 50 500 100 200 200 200 100 300 200 300 200
10
10 30 10
30 100 100
30
30 100 100 200 50 100 100
C C C C Z C C Z C
200 C
50 50 50 200 C
200 C 30 50 50 50
50 50 30 10
30
100 50
300 C 700 C Z
30 C 100 C 100 C
200 100 200 300 200 300 200
300 C Z
30 R
10 50 R 30 30
10 10 10 30 50 R
30 R 30 R 10 10
10
50 R 30
100 R 200 R
10 30 30
50 30 R 30 50 30 50 R 30
50 R
200
100 300 200 300
500 D 100 200 200 D 200
300 100 30 50
30
500 100
500 1000
30 100 100
700 D 700 D 300 700 200 300 200
300
4.1
3.2 4.2 4.1 4.2
5.1 3.2 4.1 4.1 4.1
4.2 3.2 2 3.1
2
5.1 3.2
5.1 5.3
2 3.2 3.2
5.2 5.2 4.2 5.2 4.1 4.2 4.1
4.2
9
G G G G G G G
G G G G
G G G G G
G G G G
1G
2 2 2 2
2 2 2 2 2
2 2 1 2
1G
2G 2G
2G 3G
1G 2G 2G
3 3 2 3 3 3 2
2G
2
2 2 2 2
1 1 1 2 2
2 2 1 2
1
3 2
2 3
1 2 2
3 3 2 3 3 3 2
3
indices
B B
BODEM
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
10821
1584
nummer
700 700 300 700 200 300 200
GEUR
100
STOF
300
GELUID
0 1 2
- p.c. >= 10 t/u Veevoerfabrieken: - destructiebedrijven - beender-, veren-, vis-, en vleesmeelfabriek - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. >= 10 t/u water - mengvoeder, p.c. < 100 t/u - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u Vervaardiging van voer voor huisdieren Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens - v.c. >= 7500 kg meel/week Banket, biscuit- en koekfabrieken Suikerfabrieken: - v.c. < 2.500 t/j - v.c. >= 2.500 t/j Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: - Cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m² - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² - Suikerwerkfabrieken met suiker branden - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² Deegwarenfabrieken Koffiebranderijen en theepakkerijen: - koffiebranderijen - theepakkerijen Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden Vervaardiging van overige voedingsmiddelen Bakkerijgrondstoffenfabrieken Soep- en soeparomafabrieken: - zonder poederdrogen - met poederdrogen Bakmeel- en puddingpoederfabrieken Destilleerderijen en likeurstokerijen Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: - p.c. < 5.000 t/j
AFSTANDEN IN METERS
GEVAAR
2 0 1 2 3 4 5 6
OMSCHRIJVING GROOTSTE AFSTAND
1062 1091 1091 1091 1091 1091 1091 1091 1092 1071 1071 1071 1072 1081 1081 1081 10821 10821 10821
VERKEER
1562 1571 1571 1571 1571 1571 1571 1571 1572 1581 1581 1581 1582 1583 1583 1583 1584 1584 1584
-
SBI-1993 SBI-2008
Richtafstandenlijst, Versie 101
LUCHT
VISUEEL
CATEGORIE
1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
162
0
- VERWERKING VAN TABAK Tabakverwerkende industrie 200 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels 10 0 Weven van textiel: 1 - aantal weefgetouwen < 50 10 2 - aantal weefgetouwen >= 50 10 Textielveredelingsbedrijven 50 Vervaardiging van textielwaren 10 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 100 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 0 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging kleding van leer 30 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) Lederfabrieken 300 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 Schoenenfabrieken 50 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Houtzagerijen 0 0 Houtconserveringsbedrijven: 1 - met creosootolie 200 2 - met zoutoplossingen 10 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 0
300 300 10
30
50
50 50 100 100
100 30 50
30 10 10
30 30 30 30
50 30 10
0 10 10
100
100 300 50 50 200 50
10 30 0 0 30 10
50
100
50 C
30 50
100 C 100 C 100
30 50 0
300 C 30 C
Z
GELUID
16 16101 16102 16102 16102 1621 162
nummer
Bierbrouwerijen Mouterijen Mineraalwater- en frisdrankfabrieken
GEUR
1105 1106 1107 12 12 120 13 13 131 132 132 132 133 139 1393 139, 143 14 14 141 141 142, 151 19 15 151,152 151 152
STOF
50 0
0
10 10 10 0
50 R
10 10 10
0 10 10
0 50 10 10 10 10
30
30
50 R 30 50 R
50 R 0
GEVAAR
300 10
AFSTANDEN IN METERS
50
200 50 100 100
100
300 50 D 50
50 30 50
100 300 50 50 200 50
100
200
300 300 100
300 30
GROOTSTE AFSTAND
2 - p.c. >= 5.000 t/j Vervaardiging van wijn, cider e.d.
OMSCHRIJVING
3.1
4.1 3.1 3.2 3.2
3.2
4.2 3.1 3.1
3.1 2 3.1
3.2 4.2 3.1 3.1 4.1 3.1
3.2
4.1
4.2 4.2 3.2
4.2 2
G G G G G G
G G G G
10
1G
2 2 3 2
2G
2G 2G 2G
1G 2G 1G
2 3 2 1 2 1
2G
2G
2G 2G 3G
2G 1G
1
2 1 2 2
2
2 2 1
1 2 1
1 2 2 1 2 2
1
1
2 2 2
3 1
indices VERKEER
110102 1102 t/m 1104
-
B B B
B
B
B
B
B
BODEM
1592 1593 t/m 1595 1596 1597 1598 16 16 160 17 17 171 172 172 172 173 174, 175 1751 176, 177 18 18 181 182 183 19 19 191 192 193 20 20 2010.1 2010.2 2010.2 2010.2 202 203, 204, 205 203, 204, 205
-
SBI-1993 SBI-2008
Richtafstandenlijst, Versie 101
L
L
L
L
LUCHT
VISUEEL
CATEGORIE
GEUR
nummer
10 100 C 100 30 10 30 10 30 10
0 10 10 0 0 0 10 10 0
30 R 30 R
R R R R
0 0 0 0
700 500 500 200
C Z C C C
100 100 300 200
R R R R
700 1000 C Z 100 R 100 1500 C Z 1500 R 0 100 30 R 0 100 50 R 0 200 50 R 10 100 1500
0 0 0 0 0 0 0 0 0
100 C 200 C Z
30 50 100 30
50 R
700 500 500 200 D
1000 1500 100 300 300 D 1500 D
10 100 100 30 10 30 30 30 D 10
100 200
50 200 300 100
200
30
5.2 5.1 5.1 4.1
5.3 6 3.2 4.2 4.2 6
1 3.2 3.2 2 1 2 2 2 1
3.2 4.1
3.1 4.1 4.2 3.2
4.1
2
G G G G
11
3 3 3 3
2 3 2 2 2 1
1 3 3 1 1 2 2 2 1
G G G G
G G G G G G
P G G P G G G G G
2G 2G
1 2 3 2
3G
1G
3 3 3 3
3 3 2 2 2 2
1 2 2 1 1 1 1 1 1
2 2
2 2 2 2
2
1
indices
B
B B B B B B
B B
B B B
BODEM
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
50 200 300 100
30 50 100 30
GELUID
30 30
200 C
100
GEVAAR
C C Z C Z C
30
10
0
AFSTANDEN IN METERS
STOF
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN Vervaardiging van pulp 200 0 Papier- en kartonfabrieken: 1 - p.c. < 3 t/u 50 2 - p.c. 3 - 15 t/u 100 3 - p.c. >= 15 t/u 200 Papier- en kartonwarenfabrieken 30 0 Golfkartonfabrieken: 1 - p.c. < 3 t/u 30 2 - p.c. >= 3 t/u 50 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Uitgeverijen (kantoren) 0 Drukkerijen van dagbladen 30 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 30 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 A Grafische afwerking 0 B Binderijen 30 Grafische reproduktie en zetten 30 Overige grafische aktiviteiten 30 Reproduktiebedrijven opgenomen media 0 - AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN Cokesfabrieken 1000 Aardolieraffinaderijen 1500 A Smeeroliën- en vettenfabrieken 50 B Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 300 C Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. 300 Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven 10 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN 0 Vervaardiging van industriële gassen: 1 - luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 t/d lucht 10 2 - overige gassenfabrieken, niet explosief 100 3 - overige gassenfabrieken, explosief 100 Kleur- en verfstoffenfabrieken 200 0 Anorg. chemische grondstoffenfabrieken:
OMSCHRIJVING GROOTSTE AFSTAND
162902 17 17 1711 1712 1712 1712 1712 172 17212 17212 17212 58 58 581 1811 1812 18129 1814 1814 1813 1814 182 19 19 191 19201 19202 19202 19202 201, 212, 244 20 20 2011 2011 2011 2011 2012 2012
VERKEER
205 21 21 2111 2112 2112 2112 2112 212 2121.2 2121.2 2121.2 22 22 221 2221 2222 2222.6 2223 2223 2224 2225 223 23 23 231 2320.1 2320.2 2320.2 2320.2 233 24 24 2411 2411 2411 2411 2412 2413
-
SBI-1993 SBI-2008
Richtafstandenlijst, Versie 101
L L L
L L L L L
L
LUCHT
VISUEEL
CATEGORIE
nummer
- VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Rubberbandenfabrieken 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven: 1 - vloeropp. < 100 m2 2 - vloeropp. >= 100 m2
A B
0 1 2
0 0 0 0 300 30 50 10 30 10 10 10 10 100 30 10 10 30 10 10 30 30 50 10 50
100 200 300 500 500 700 300 100 300 200 300 50 10 300 300 30 100 500 50 50 200 300 300 50 200
C C Z C C
30 100
300 C
100 100 100 50 100 C 300 C
50 30 200 C 50 C 50
200 C 300 C
100 C 30 C 200 C
200 300 500 300
200 C 300 C Z
200 C 500 C
300 C 500 C
GELUID
0 1 2 0 1 2
10 30
300 1000
GEUR
30 50
STOF
100 300
R R R R
R R R R
R R V
R
30 50 R
100 R
50 50 50 50 200 200
50 10 100 50 1000
300 R 500 R
1000 R 500 R 300 R
100 200 500 500
100 R 200 R
300 R 700 R
300 R 700 R
GEVAAR
0 1 2
- niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" - vallend onder "post-Seveso-richtlijn" Organ. chemische grondstoffenfabrieken: - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" - vallend onder "post-Seveso-richtlijn" Methanolfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j - p.c. >= 100.000 t/j Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): - p.c. < 50.000 t/j - p.c. >= 50.000 t/j Kunstmeststoffenfabrieken Kunstharsenfabrieken e.d. Landbouwchemicaliënfabrieken: - fabricage - formulering en afvullen Verf, lak en vernisfabrieken Farmaceutische grondstoffenfabrieken: - p.c. < 1.000 t/j - p.c. >= 1.000 t/j Farmaceutische produktenfabrieken: - formulering en afvullen geneesmiddelen - verbandmiddelenfabrieken Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken Parfumerie- en cosmeticafabrieken Kruit-, vuurwerk-, en springstoffenfabrieken Lijm- en plakmiddelenfabrieken: - zonder dierlijke grondstoffen - met dierlijke grondstoffen Fotochemische produktenfabrieken Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken
300 D 700 D
50 200
300
100 500 100 50 200 D 300
50 30 300 300 1000
300 500
1000 500 D 300 D
300 500 500 700
200 300
300 D 1000 D
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
1 2 A0 A1 A2 B0 B1 B2 0 1 2
OMSCHRIJVING
3.1 4.1
4.2
3.2 5.1 3.2 3.1 4.1 4.2
3.1 2 4.2 4.2 5.3
4.2 5.1
5.3 5.1 4.2
4.2 5.1 5.1 5.2
4.1 4.2
4.2 5.3
4.2 5.2
G G G G
G G G G G G
G G G G G
12
1G 2G
2G
3 3 3 3 2 3
2 2 3 2 1
1G 2G
3G 2G 3G
2 3 3 3
2G 3G
2G 2G
2G 3G
1 2
2
2 2 2 2 2 3
1 1 2 2 2
2 2
3 2 2
2 3 3 3
2 3
3 2
3 3
indices VERKEER
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
2012 2012 20141 20141 20141 20141 20141 20141 20149 20149 20149 2015 2016 202 202 202 203 2110 2110 2110 2120 2120 2120 2041 2042 2051 2052 2052 2052 205902 205903 205903 2060 22 22 221101 221102 221102 221102
-
B
B
B B B B B B
B
B
B
B B
B B B
B B B B
B B
B B
B B
BODEM
2413 2413 2414.1 2414.1 2414.1 2414.1 2414.1 2414.1 2414.2 2414.2 2414.2 2415 2416 242 242 242 243 2441 2441 2441 2442 2442 2442 2451 2452 2461 2462 2462 2462 2464 2466 2466 247 25 25 2511 2512 2512 2512
-
SBI-1993 SBI-2008
Richtafstandenlijst, Versie 101
L L
L
L
L
L L
L
L
L L L L
L L
L L
LUCHT
VISUEEL
CATEGORIE
231 231 231 231 231 231 232, 234 232, 234 232, 234 233 233 2351 2351 2351 235201 235201 235201 235202 235202 235202 23611 23611 23611 23611 23612 23612 23612 2362 2363, 2364 2363, 2364
261 261 261 261 261 2615 262, 263 262, 263 262, 263 264 264 2651 2651 2651 2652 2652 2652 2653 2653 2653 2661.1 2661.1 2661.1 2661.1 2661.2 2661.2 2661.2 2662 2663, 2664 2663, 2664
0 1
0 1 2 A B 0 1 2 0 1 2 0 1 2 0 1 2 3 0 1 2
Glasfabrieken: - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j - glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 t/j Glasbewerkingsbedrijven Aardewerkfabrieken: - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW Baksteen en baksteenelementenfabrieken Dakpannenfabrieken Cementfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j - p.c. >= 100.000 t/j Kalkfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j - p.c. >= 100.000 t/j Gipsfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j - p.c. >= 100.000 t/j Betonwarenfabrieken: - zonder persen, triltafels en bekistingtrille - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 t/d Kalkzandsteenfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j - p.c. >= 100.000 t/j Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken Betonmortelcentrales: - p.c. < 100 t/u 300 500 C 500 1000 C Z 200 500 200 500 100 100 200 50 200 50 50
10 30 30 50 30 50 10 10 30 10 30 50 10
100
100 300 100
200 300 700
200 300
200 300
Z
Z
Z
Z
10 50 200 200
10 30 30 50
30 100 200 200
30 100 100 200 30
30 30 300 500 10
100 300 C Z 100 300 C Z 50
100 100 50
GELUID
0 1 2 3 4
- VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
50 50 30
200 300 50
50
10
30 30 30
30 30 30
30 R 50 R
30 R 50 R
30 R 50 R
10 30 30 100 R
30 50 R 30 50 R 10
100 R 200 R 30
50 R
100
100 300 100
200 300 700
200 500
200 500
500 1000
30 100 200 200
100 300 300 500 50
200 300 50
100 D
3.2
3.2 4.2 3.2
4.1 4.2 5.2
4.1 5.1
4.1 5.1
5.1 5.3
2 3.2 4.1 4.1
3.2 4.2 4.2 5.1 3.1
4.1 4.2 3.1
3.2
G G G G
G G G G G
13
3G
2G 3G 2G
2G 2G 3G
2G 3G
2G 3G
2G 3G
1 2 2 2
1 2 1 2 1
2G 2G 2G
1G
2
2 3 2
2 2 3
2 3
2 3
2 3
1 2 2 2
1 2 1 2 1
2 2 1
2
indices
B B B
B
B
B
BODEM
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
23 23
nummer
10
GEUR
100
STOF
26 26
Rubber-artikelenfabrieken Kunststofverwerkende bedrijven: - zonder fenolharsen - met fenolharsen - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen
AFSTANDEN IN METERS
GEVAAR
0 1 2 3
OMSCHRIJVING GROOTSTE AFSTAND
2219 222 222 222 222
VERKEER
2513 252 252 252 252
-
SBI-1993 SBI-2008
Richtafstandenlijst, Versie 101
L L L
L L L L
L
LUCHT
VISUEEL
CATEGORIE
nummer
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
200 100 50 50 100
100 200 50 100 200
50 500 100 1000 50 100
50 200 100 200
Z
Z
Z
Z
300 C 500 C Z
300 700
100 300
100 200
300 700
30 50
30 500 100 1000 30 50
30 50
Z
Z
300 C Z 100 C 100 200 300 Z
100 200
100 50 300 700 50
Z
Z
500 700 1000 1500 C Z
100 200
300 500
700 1500
30 30 100 200 30
10 10 10 30 10
100 300
300
30 R 50 R
50 R 100 R
30 R 50 R
30 50 R
30 50 R
200 R 300 R
30 50 50 30 50
30 50
0 0 10 10 10
50 R 200 R
10
GEVAAR
VERVAARDIGING VAN METALEN Ruwijzer- en staalfabrieken: - p.c. < 1.000 t/j - p.c. >= 1.000 t/j IJzeren- en stalenbuizenfabrieken: - p.o. < 2.000 m2 - p.o. >= 2.000 m2 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: - p.o. < 2.000 m2 - p.o. >= 2.000 m2 Non-ferro-metaalfabrieken: - p.c. < 1.000 t/j - p.c. >= 1.000 t/j Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.: - p.o. < 2.000 m2 - p.o. >= 2.000 m2 IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: - p.c. < 4.000 t/j - p.c. >= 4.000 t/j
50 200
10 30
GEUR
200
STOF
30
300 500
500 1000
300 700
300 700
500 1000
700 1500
300 200 100 D 200 300
300 500
100 D 50 300 700 50 D
100 300
300
4.2 5.1
5.1 5.3
4.2 5.2
4.2 5.2
5.1 5.3
5.2 6
4.2 4.1 3.2 4.1 4.2
4.2 5.1
3.2 3.1 4.2 5.2 3.1
3.2 4.2
4.2
G G G G G
G G G G G
14
1G 2G
2G 3G
1G 2G
2G 3G
2G 3G
2G 3G
2 2 2 3 3
3G 3G
1 1 1 2 1
2G 3G
3G
2 3
2 3
2 3
2 3
2 2
2 3
2 2 2 2 2
2 3
2 1 2 3 2
2 2
3
indices
B B
B B
B B
B
B B
B B
B B
B B
B
BODEM
A0 A1 A2 B0 B1 B2 C D0 D1 0 1 2 0 1 2 0 1 2 A0 A1 A2 B0 B1 B2 0 1 2
- p.c. >= 100 t/u Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: - p.c. < 100 t/d - p.c. >= 100 t/d Natuursteenbewerkingsbedrijven: - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j - met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 t/j Slijp- en polijstmiddelen fabrieken Bitumineuze materialenfabrieken: - p.c. < 100 t/u - p.c. >= 100 t/u Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j - overige isolatiematerialen Minerale produktenfabrieken n.e.g. Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur
AFSTANDEN IN METERS
GELUID
2 0 1 2 0 1 2 3 4
OMSCHRIJVING GROOTSTE AFSTAND
2363, 2364 2365, 2369 2365, 2369 2365, 2369 237 237 237 237 237 2391 2399 2399 2399 2399 2399 2399 2399 2399 2399 24 24 241 241 241 245 245 245 243 243 243 244 244 244 244 244 244 2451, 2452 2451, 2452 2451, 2452
VERKEER
2663, 2664 2665, 2666 2665, 2666 2665, 2666 267 267 267 267 267 2681 2682 2682 2682 2682 2682 2682 2682 2682 2682 27 27 271 271 271 272 272 272 273 273 273 274 274 274 274 274 274 2751, 2752 2751, 2752 2751, 2752
-
SBI-1993 SBI-2008
Richtafstandenlijst, Versie 101
L
L
L L
L L
LUCHT
VISUEEL
CATEGORIE
nummer
A B B1 0 1 10 11 12 2 3 4 5 6 7 8 9 1 2 A0 A1 A2 B B -
0 1 1a 2 3 0 1 2
Constructiewerkplaatsen - gesloten gebouw - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 Tank- en reservoirbouwbedrijven: - p.o. < 2.000 m2 - p.o. >= 2.000 m2 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: - algemeen - stralen - metaalharden - lakspuiten en moffelen - scoperen (opspuiten van zink) - thermisch verzinken - thermisch vertinnen - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) - anodiseren, eloxeren - chemische oppervlaktebehandeling - emailleren - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) Overige metaalbewerkende industrie Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: - p.o. < 2.000 m2 - p.o. >= 2.000 m2 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
251, 331 251, 331 251, 331 251, 331 251, 331 2529, 3311 2529, 3311 2529, 3311 2521, 2530, 3311 255, 331 255, 331 255, 331 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2562, 3311 2562, 3311 259, 331 259, 331 259, 331 259, 331 259, 331 27, 28, 33
GEUR
281 281 281 281 281 2821 2821 2821 2822, 2830 284 284 284 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2852 2852 287 287 287 287 287 29
STOF
50 100
30 30 50 200 50 100 30 30 30 30 50 200 50 30 50 50 50 50 10 10 50 30 30 30 50 100 30 30
30 30 30 50 30 50 30 10 50 30 50 30 30 100 50 100 100 30 50 50 100 30 10 10 30 50 30 30
200 500 100 50
100 200 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 50
300 500 200 200 100 50
100 50 200 300
Z
Z
Z
300 C 500 C Z
GELUID
100 200
30 30 30 10
50 30 50 50 R 30 R 50 50 30 30 30 50 R 50 30 10
30 R 50 R 30 30 30 10
30 10 30 30
30 R 50 R
GEVAAR
VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen: - p.c. < 4.000 t/j - p.c. >= 4.000 t/j
AFSTANDEN IN METERS
200 500 100 50
100 200 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 50
D D
D D D D
300 500 200 200 100 D 50 D
100 50 200 300
300 500
GROOTSTE AFSTAND
0 1 2 -
OMSCHRIJVING
4.1 5.1 3.2 3.1
3.2 4.1 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.1
4.2 5.1 4.1 4.1 3.2 3.1
3.2 3.1 4.1 4.2
4.2 5.1
15
2 3 2 1
2 2 1 2 2 2 2 2 2 2 1 2 1 1
2 3 2 1 2 1
2 1 2 3
G G G G
G G G G G G G G G G G G G G
G G G G G G
G G G G
1G 2G
2 3 2 2
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 1 2 2 2
2 3 2 2 2 2
2 1 2 3
2 3
indices VERKEER
2453, 2454 2453, 2454 2453, 2454 25 25, 31
-
B B B B
B B B B B B B B B B B B B B
B B B B B B
B B
B
B B
BODEM
2753, 2754 2753, 2754 2753, 2754 28 28
-
SBI-1993 SBI-2008
Richtafstandenlijst, Versie 101
L
L L L L
L L
L
LUCHT
VISUEEL
CATEGORIE
29 29 291 291 291 29201 29202 293 30 30
301, 3315 301, 3315 301, 3315
34 34 341 341 341 3420.1 3420.2 343 35 35
351 351 351
10
30
Z
0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: 1 - houten schepen 2 - kunststof schepen
30 100
Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. 30 reparatie VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven 1 - p.o. < 10.000 m2 100 2 - p.o. >= 10.000 m2 200 Carrosseriefabrieken 100 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 30 Auto-onderdelenfabrieken 30 - VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
- VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie 30
30 50
50 100
200 C 300 Z 200 200 100
30
0
10 30 10 10 10
50
50 10
0
VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie 200 30 30 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 200 10 30 Elektrische draad- en kabelfabrieken 100 10 200 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 30 100 Lampenfabrieken 200 30 30 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 10 30 Koolelektrodenfabrieken 1500 300 1000 C Z
30
100 200 300
R
R R R
10 50 R
30 50 30 30 30
0
30
30
50 50 100 R 50 300 R 10 200 R
10
30 30 30
GEVAAR
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
2612 26, 32, 33 26, 32, 33 26, 32, 33
nummer
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie
GEUR
30 30 30
STOF
30 50 50
GELUID
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie: - p.o. < 2.000 m2 - p.o. >= 2.000 m2 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW 30
100 D 200 D 300 D
50 100
200 D 300 200 200 100
30
50
50 D
200 200 200 D 100 300 30 1500
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
0 1 2 3 A -
OMSCHRIJVING
3.1 3.2
4.1 4.2 4.1 4.1 3.2
2
3.1
3.1
4.1 4.1 4.1 3.2 4.2 2 6
2
3.2 4.1 4.2
G G G G G G G
G G G G G
16
2G 2G
3 3 2 2 2
1G
1G
2G
1 1 2 2 2 1 2
1G
2G 3G 3G
1 1
2 2 2 2 2
1
2
1
2 2 2 2 2 1 3
1
1 2 2
indices VERKEER
27, 28, 33 27, 28, 33 27, 28, 33 27, 28, 33 28, 33 26, 28, 33 26, 28, 33 26, 28, 33 26, 27, 33 26, 27, 33 271, 331 271, 273 273 272 274 293 2790 26, 33 26, 33 261, 263, 264, 331
-
B B
B B B B
B
B
L
L
B
B B
L L L L L
B B
B B B
BODEM
29 29 29 29 29 30 30 30 31 31 311 312 313 314 315 316 3162 32 32 321 t/m 323 3210 33 33 33
-
SBI-1993 SBI-2008
Richtafstandenlijst, Versie 101
LUCHT
VISUEEL
CATEGORIE
301, 3315 301, 3315 3831 302, 317 302, 317 302, 317 303, 3316 303, 3316 303, 3316 309 3099 31 31 310 9524 321 322 323 324 32991 32999 38 38 383201 383202 383202 383202 383202 383202 35 35 35 35 35 35 35 35 35
351 351 3511 352 352 352 353 353 353 354 355 36 36 361 361 362 363 364 365 3663.1 3663.2 37 37 371 372 372 372 372 372 40 40 40 40 40 40 40 40 40
STOF
GEUR
nummer
100 300
500 300 700 100 300 C
700 500 500 500 500
100 100 200 50 200
700 100 100 10 30
C C C C C
100 10 10 30 50 50 30 50
50 10 10 10 10 10 30 10
30 200 30 1000 10 100 30 100
30 30
GELUID
10 10 50 R 50
30
30 0 10 10 30 30 0 30
30 100 R 30 R 30
30 30 R
30 50 100 R
200 100 100 R 1500 Z 100 R
Z Z Z
Z
Z
Z
200 500 C Z 700
GEVAAR
100 100 200 100 300
200 500 700
GROOTSTE AFSTAND
700 500 500 1500 D 500
300 700 300 300
500
100 D 10 30 30 50 50 30 50 D
200 1000 100 100 D
AFSTANDEN IN METERS
5.2 5.1 5.1 6 5.1
4.2 5.2 4.2 4.2
5.1
3.2 1 2 2 3.1 3.1 2 3.1
4.1 5.3 3.2 3.2
3.2 4.2
4.1 5.1 5.2
G P G G G G P G
G G G G
17
2 2 1 1 1
2 3 2 3
G G G P G
G G G G
2G
2 1 1 2 2 2 1 2
2 2 2 2
2G 2G
2G 2G 2G
3 3 3 3 2
2 3 2 2
3
2 1 1 2 2 2 1 2
2 2 2 2
2 2
2 3 3
indices VERKEER
3 - metalen schepen < 25 m 50 4 - metalen schepen >= 25m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW 100 Scheepssloperijen 100 0 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: 1 - algemeen 50 2 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 50 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: 1 - zonder proefdraaien motoren 50 2 - met proefdraaien motoren 100 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 30 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 30 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. 1 Meubelfabrieken 50 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 0 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 Muziekinstrumentenfabrieken 30 Sportartikelenfabrieken 30 Speelgoedartikelenfabrieken 30 Sociale werkvoorziening 0 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 - VOORBEREIDING TOT RECYCLING Metaal- en autoschredders 30 A0 Puinbrekerijen en -malerijen: A1 - v.c. < 100.000 t/j 30 A2 - v.c. >= 100.000 t/j 30 B Rubberregeneratiebedrijven 300 C Afvalscheidingsinstallaties 200 - PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER A0 Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe) A1 - kolengestookt (incl. meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth 100 A2 - oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth 100 A3 - gasgestookt (incl. bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth,in 100 A4 - kerncentrales met koeltorens 10 A5 - warmte-kracht-installaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth 30 B0 bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe:
OMSCHRIJVING
B B
B
B
B
B
B B B B
B B
B B B
BODEM
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
-
-
SBI-1993 SBI-2008
Richtafstandenlijst, Versie 101
L L
LUCHT
VISUEEL
CATEGORIE
nummer
30 C 100 C 300 C
0 0 0
100 50 50 30
50 C 50 C
0 0
30 30 30 10
100 C 200 C 300 C
C C C C C
0 0 0
300 500 10 30 50
0 0 0 0 0
C C C C Z C Z
100 C 30 C
30 50 100 300 500
0 0 0 0 0
GELUID
10 0
100
50
10 10 10 10
10 10 10
1000 R 30
30 50 50
50 10
100 200 R 10 10 50 R
10 30 50 50 50
30 R
30 R
100 50 50 30
30 100 300
1000 D 50
100 200 300
100 30
300 500 10 30 50
30 50 100 300 500
100
100
3.2 3.1 3.1 2
2 3.2 4.2
5.3 3.1
3.2 4.1 4.2
3.2 2
4.2 5.1 1 2 3.1
2 3.1 3.2 4.2 5.1
3.2
3.2
P P P P P
P P P P P
18
2 2 2 1
G G G G
1P 1P 1P
1G 1G
1P 1P 1P
1P 1P
1 1 1 1 1
1 1 1 1 1
2G
2G
2 1 1 1
1 1 2
2 2
2 2 3
2 1
1 2 1 1 1
1 1 2 2 2
1
1
indices
B B B B
B B B B B
BODEM
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 36 36 36 36 36 36 36 36 36 41, 42, 43 41, 42, 43 41, 42, 43 41, 42, 43 41, 42, 43 41, 42, 43 45, 47 45, 47
GEUR
40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 41 41 41 41 41 41 41 41 41 45 45 45 45 45 45 50 50
STOF
50
100
AFSTANDEN IN METERS
GEVAAR
B1 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen 100 voedingsindustrie B2 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 50 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: C1 - < 10 MVA 0 C2 - 10 - 100 MVA 0 C3 - 100 - 200 MVA 0 C4 - 200 - 1000 MVA 0 C5 - >= 1000 MVA 0 D0 Gasdistributiebedrijven: D1 - gascompressorstations vermogen < 100 MW 0 D2 - gascompressorstations vermogen >= 100 MW 0 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A 0 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C 0 D5 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 0 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: E1 - stadsverwarming 30 E2 - blokverwarming 10 F0 windmolens: F1 - wiekdiameter 20 m 0 F2 - wiekdiameter 30 m 0 F3 - wiekdiameter 50 m 0 - WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER A0 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: A1 - met chloorgas 50 A2 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 10 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: B1 - < 1 MW 0 B2 - 1 - 15 MW 0 B3 - >= 15 MW 0 - BOUWNIJVERHEID 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 10 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 10 2 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 10 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 0 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
OMSCHRIJVING GROOTSTE AFSTAND
35
VERKEER
40
-
SBI-1993 SBI-2008
Richtafstandenlijst, Versie 101
L
L
L
LUCHT
VISUEEL
CATEGORIE
46499 46499 46711 46711 46711 46712
5148.7 5148.7 5151.1 5151.1 5151.1 5151.2
0 0 50 500
10 0 10 50
0 0 0
10 10 10
0 30 100
0 30 100 10 10 0 10 0 0 0 10 10 10 10
0 0 0
30 30 30
10 50 50 30 10 0 10 10 30 10 10
10 30 0 30 0 0
50 500
30 30
30 30 30
30 100 C 30 30 30 30 30 30 30 30 30
10 50 300
30 30 30
100 100 10 30 30 30
Z
Z
GELUID
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
4622 4623 4624 46217, 4631 4632, 4633 4634 4635 4636 4637 4638, 4639 464, 46733 46499 46499 46499 46499
5122 5123 5124 5125, 5131 5132, 5133 5134 5135 5136 5137 5138, 5139 514 5148.7 5148.7 5148.7 5148.7
nummer
10 10 0 50 10 0
30
30 100
1000 V 30
10 V 50 V 500 V
0 0 0 50 R 50 R 0 0 0 0 10 10
0 30 R 50 R
200 R 50 R 10
10 10 10 30 R 0 10
10
GEVAAR
Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) A Autoplaatwerkerijen B Autobeklederijen C Autospuitinrichtingen Autowasserijen Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 0 Benzineservisestations: 1 - met LPG > 1000 m3/jr 2 - met LPG < 1000 m3/jr 3 - zonder LPG - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Handelsbemiddeling (kantoren) 0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 1 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer Grth in bloemen en planten Grth in levende dieren Grth in huiden, vellen en leder Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën Grth in dranken Grth in tabaksprodukten Grth in suiker, chocolade en suikerwerk Grth in koffie, thee, cacao en specerijen Grth in overige voedings- en genotmiddelen Grth in overige consumentenartikelen 0 Grth in vuurwerk en munitie: 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 3 - professioneel vuurwerk, netto expl. massa per bewaarplaats < 750 kg (en > 25 kg theatervuurwerk) 4 - professioneel vuurwerk, netto expl. massa per bewaarplaats 750 kg tot 6 ton 5 - munitie 0 Grth in vaste brandstoffen: 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 2 - kolenterminal, opslag opp. >= 2.000 m2 0 Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:
GEUR
0
STOF
10
30 50 500
30 100 50 50 50 30 30 30 30 30 30
10 50 300
200 50 30
100 100 10 50 30 30
30
50 500
1000 30
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
451 45204 45204 45204 45205 453 473 473 473 473 46 46 461 4621 4621
Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
OMSCHRIJVING
3.1 5.1
5.3 2
2 3.1 5.1
2 3.2 3.1 3.1 3.1 2 2 2 2 2 2
1 3.1 4.2
4.1 3.1 2
3.2 3.2 1 3.1 2 2
2
G G G G P P
G G G G G G G G G G G
19
2P 3G
2G 2G
2G 2G 2G
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
1P 2G 2G
3P 3P 3P
2 1 1 1 3 1
2P
2 3
1 1
1 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 2 2
1 1 1
1 1 1 1 1 1
1
indices VERKEER
451, 452, 454
-
B
B B B
B
B
BODEM
501, 502, 504 501 5020.4 5020.4 5020.4 5020.5 503, 504 505 505 505 505 51 51 511 5121 5121
-
SBI-1993 SBI-2008
Richtafstandenlijst, Versie 101
L
LUCHT
VISUEEL
CATEGORIE
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel Apotheken en drogisterijen Bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt Postorderbedrijven
0 0 10 30 10 30 10 30 10 10 10 0 0 0
0 0 50 30 10 10 10 10 10 0 0 0 0 0
0 10 0 0 0 0
30 10
0 0
10 10 0 0 0 0
10 10
0 0
10 10 C 0 30 10 50
10 10
100 50 30
50 30 30 30 30 100 50 100 50
100 30
50 30
300 700 100 Z
GELUID
4722, 4723 4724 4773, 4774 4752 4778 4791
nummer
300 500 10
GEUR
30 50 0
STOF
0 0 0 0
10 10 10 10 10 V 0
0 10
10 0 0
10 0 100 R 30 R 10 30 10 10 10
0 0
10 10
10 10 10
200 R 500 R 300 R 50
GEVAAR
50 100 50 100
50 50 50 30
AFSTANDEN IN METERS
10 10 10 30 10 50
10 10
100 50 30
50 30 100 D 30 30 100 50 100 D 50
100 30
50 30
300 700 100
200 D 500 D 300 D 100
GROOTSTE AFSTAND
1 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 2 - vloeistoffen, o.c. >= 100.000 m3 3 - tot vloeistof verdichte gassen Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 0 Grth in metaalertsen: 1 - opslag opp. < 2.000 m2 2 - opslag opp. >= 2.000 m2 Grth in metalen en -halffabrikaten 0 Grth in hout en bouwmaterialen: 1 - algemeen: b.o. > 2000 m² 2 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 4 zand en grind: 5 - algemeen: b.o. > 200 m² 6 - algemeen: b.o. <= 200 m² 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² Grth in chemische produkten Grth in kunstmeststoffen Grth in overige intermediaire goederen 0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m² 1 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² 0 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² 1 - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² 0 Grth in machines en apparaten: 1 - machines voor de bouwnijverheid 2 - overige Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. - DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN A Detailhandel voor zover n.e.g. Supermarkten, warenhuizen
OMSCHRIJVING
1 1 1 2 1 3.1
1 1
3.2 3.1 2
3.1 2 3.2 2 2 3.2 3.1 3.2 3.1
3.2 2
3.1 2
4.2 5.2 3.2
4.1 5.1 4.2 3.2
G G G G
G G G G G G G G G
20
1 1 1 3 1 2
P P P P P G
1P 2P
2G 2G 2G
2 1 2 1 2 2 2 2 2
2G 1G
2G 1G
3G 3G 2G
2 2 2 2
1 1 1 1 1 1
1 1
2 1 1
2 1 2 1 2 2 2 2 2
2 1
2 1
3 3 2
2 2 2 2
indices VERKEER
46712 46712 46712 46713 46721 46721 46721 46722, 46723 4673 4673 4673 46735 46735 46735 4674 4674 4674 46751 46752 4676 4677 4677 4677 4677 466 466 466 466, 469 47 47 47 471
-
B B B B
B
B B
B
B B
BODEM
5151.2 5151.2 5151.2 5151.3 5152.1 5152.1 5152.1 5152.2 /.3 5153 5153 5153 5153.4 5153.4 5153.4 5154 5154 5154 5155.1 5155.2 5156 5157 5157 5157.2/3 5157.2/3 518 518 518 519 52 52 52 5211/2,524 6/9 5222, 5223 5224 5231, 5232 5246/9 5249 5261
-
SBI-1993 SBI-2008
Richtafstandenlijst, Versie 101
L L
LUCHT
VISUEEL
CATEGORIE
49 49 491, 492 491, 492 491, 492 493 493 493 494 494 495 50, 51 50, 51 50, 51 52 52 52241 52241 52241 52241 52241 52241 52241 52241 52242 52242 52242
60 60 601 601 601 6021.1 6022 6023 6024 6024 603 61, 62 61, 62 61, 62 63 63 6311.1 6311.1 6311.1 6311.1 6311.1 6311.1 6311.1 6311.1 6311.2 6311.2 6311.2
VERVOER OVER LAND Spoorwegen: - stations - rangeerterreinen, overslagstations (zonder rangeerheuvel) Bus-, tram- en metrostations en -remises Taxibedrijven Touringcarbedrijven 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² Pomp- en compressorstations van pijpleidingen - VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT A Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen: 1 - containers 2 - stukgoederen 3 - ertsen, mineralen e.d., opslagopp. >= 2.000 m2 4 - granen of meelsoorten, v.c. >= 500 t/u 5 - steenkool, opslagopp. >= 2.000 m2 6 - olie, LPG, e.d. 7 - tankercleaning 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: 1 - containers 10 - tankercleaning 0 300
10
C C C C C C C C
C C C C
0
50 R 300 R 0 0 0 30 30 10
10 10 10 10
10 30 10
10 10
300 100
50 R 200 R
10 500 C 100 R 30 300 C 100 R 700 1000 C Z 50 500 500 C Z 100 R 700 700 C Z 100 0 100 C 1000 R 10 100 C 200 R
0
0
100 300 100 30 100 100 50 30
10 30 10 30
GELUID
0 0 50 100 50 300 300
0 30 10 0 0 0 0 0
0 30 0 0 10 0 0 0
0 0 0 0
10 50 C 10 C
GEVAAR
0 1 2
0 0 10 10
0 0 0
10 30 10
10
D
D D D
300 300
500 300 D 1000 500 700 1000 300
10
100 300 100 30 100 100 50 30
10 30 D 10 D 30
10 50 10
10
4.2 4.2
5.1 4.2 5.3 5.1 5.2 5.3 4.2
1
3.2 4.2 3.2 2 3.2 3.2 3.1 2
1 2 1 2
1 3.1 1
1
P G P P G G G P
P P P G / P
G G G G G G G
21
2G 1G
3 3 3 3 3 2 1
2P
3 3 2 2 2 3 2 1
2 2 1 1
2P 2P 2P
1P
2 2
3 3 3 3 3 3 2
1
2 2 2 1 1 1 1 1
1 1 1 1
1 1 1
1
indices
B
B B B
B B
B
BODEM
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
563 563 5629 562
554 554 5551 5552
nummer
0
GEUR
0
10
AFSTANDEN IN METERS
STOF
Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) - LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra Kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken) Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. 1 Café's, bars 2 Discotheken, muziekcafé's Kantines Cateringbedrijven
OMSCHRIJVING GROOTSTE AFSTAND
952 55 55 5510 553, 552 561
VERKEER
527 55 55 5511, 5512 552 553
-
SBI-1993 SBI-2008
Richtafstandenlijst, Versie 101
L
LUCHT
VISUEEL
CATEGORIE
GEUR
nummer
-
Personenautoverhuurbedrijven Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
7711 7712, 7739 773 772 62
STOF
711 712 713 714 72
GELUID
10 10 10 10
0 0 0 10
30 50 50 30
10 10
0 0
D
D
D
D
30 50 D 50 D 30 D
100 10 10
100 10 10
10 10 10 10
30 10
100 300 700 300 500 300 500 700 50 30 30 100 10 1500 500 10 10 0 0
R
R R
R R
R
GEVAAR
- stukgoederen 0 10 100 - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² 30 200 300 - ersten, mineralen, e.d., opslagopp. >= 2.000 m² 50 500 700 Z - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u 50 300 200 - granen of meelsoorten, v.c. >= 500 t/u 100 500 300 Z - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 50 300 300 - steenkool, opslagopp. >= 2.000 m2 50 500 500 Z - olie, LPG, e.d. 100 0 50 Distributiecentra, pak- en koelhuizen 30 10 50 C Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0 0 30 C Autoparkeerterreinen, parkeergarages 10 0 30 C Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 10 0 100 C Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 0 0 10 A Luchthavens 200 50 1500 C B Helikopterlandplaatsen 0 50 500 Reisorganisaties 0 0 10 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 0 0 10 - POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten 0 0 30 C A Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 C B0 zendinstallaties: B1 - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) 0 0 0 C B2 - FM en TV 0 0 0 C B3 - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig) 0 0 0 C - FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN A Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen 0 0 10 C - VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED A Verhuur van en handel in onroerend goed 0 0 10 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
50 30 50 50 100 50 100 700 50 10 0 30 0 500 50 0 0
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
2 3 4 5 6 7 8 9 A B 1 2
OMSCHRIJVING
2 3.1 3.1 2
1
1
3.2 1 1
2 1
3.2 4.2 5.2 4.2 5.1 4.2 5.1 5.2 3.1 2 2 3.2 1 6 5.1 1 1
G G G G G G G G G G P G P P P P P
22
2 2 2 2
P G G G
1P
1P
1P 1P 1P
2P 1P
2 2 3 2 3 2 3 2 2 2 3 2 2 3 1 1 1
1 1 1 2
1
1
2 2 2
1 1
2 2 3 2 3 2 3 3 2 1 1 1 1 3 2 1 1
indices VERKEER
52242 52242 52242 52242 52242 52242 52242 52242 52102, 52109 52109 5221 5221 5222 5223 5223 791 5229 64 53 531, 532 61 61 61 61 61 64, 65, 66 64, 65, 66 64, 65, 66 41, 68 41, 68 41, 68 77 77
-
B
B
B B B
B B B
BODEM
6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6312 6312 6321 6321 6322, 6323 6323 6323 633 634 64 64 641 642 642 642 642 642 65, 66, 67 65, 66, 67 65, 66, 67 70 70 70 71 71
-
SBI-1993 SBI-2008
Richtafstandenlijst, Versie 101
L
L
L
LUCHT
VISUEEL
CATEGORIE
nummer
30 C 10 10 30 C 30
0 0 0 0 0
C C Z C Z C
30 30
0 0
100 200 300 10
10 200 C 50 C
0 30 0
10 10 10 0
30 30 C 200 C 10
10
30 10
10 0 30 0
0
10 0
10 30 C
GELUID
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
- OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN A Openbaar bestuur (kantoren e.d.) 0 Defensie-inrichtingen 30 Brandweerkazernes 0 - ONDERWIJS Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs 0 Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs 10 - GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG Ziekenhuizen 10 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven 0 Consultatiebureaus 0 1 Verpleeghuizen 10 2 Kinderopvang 0 - MILIEUDIENSTVERLENING A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: A1 - < 100.000 i.e. 200 A2 - 100.000 - 300.000 i.e. 300 A3 - >= 300.000 i.e. 500 B rioolgemalen 30
50 10 50 0
0
30 0
0 0
10 10 10 0
10 0 0 0 0
0 10
0 100 0
30 10 50 R 0
0
30 R 0
0 0
200 300 500 30
30 10 10 30 30
30 30 D
10 200 D 50
50 D 30 200 10
10 D
30 10
10 30
4.1 4.2 5.1 2
2 1 1 2 2
2 2
1 4.1 3.1
3.1 2 4.1 1
1
2 1
1 2
P G G P
23
2 2 3 1
3 2 1 1 2
G G G P
P P P P P
1P 2P
2P 3G 1G
1 2 3 2
2P
1P 1P
1P 1P
1 1 2 1
2 1 1 1 1
1 1
1 1 1
1 1 2 1
1
1 1
1 1
indices
B
B B
BODEM
Reinigingsbedrijven voor gebouwen Foto- en filmontwikkelcentrales Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten Veilingen voor huisraad, kunst e.d.
A Overige zakelijke dienstverlening: kantoren
- OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
-
GEUR
0 0
GEVAAR
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. Datacentra
AFSTANDEN IN METERS
STOF
A B -
OMSCHRIJVING GROOTSTE AFSTAND
62 62 58, 63 72 72 721 722 63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 74 63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 74 63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 747 812 7481.3 74203 7484.3 82991 7484.4 82992 75 84 75 84 75 84 7522 8422 7525 8425 80 85 80 85 801, 802 852, 8531 803, 804 8532, 854, 855 85 86 85 86 8511 8610 8512, 8513 8621, 8622, 8623 8514, 8515 8691, 8692 853 871 853 8891 90 37, 38, 39 90 37, 38, 39 9001 3700 9001 3700 9001 3700 9001 3700 9001 3700
VERKEER
72 72 72 73 73 731 732 74
-
SBI-1993 SBI-2008
Richtafstandenlijst, Versie 101
LUCHT
VISUEEL
CATEGORIE
381 381 381 382 382 382 382 382 382 382 382 382 382 382 382 382 382 382 94 94 941, 942 9491 94991 94991 59 59 591, 592, 601, 602 5914 9004 9321 8552 85521 9101, 9102 91041 91041 931 931 931 931
9002.1 9002.1 9002.1 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 91 91 9111 9131 9133.1 9133.1 92 92 921, 922 9213 9232 9233 9234 9234.1 9251, 9252 9253.1 9253.1 926 926 926 926
nummer
0 0 0 0 0 0 0 10 0 0 0 10 10 0 0 0
0 0 0 30 0 0 0 100 30 10 30 0
100 300 100 200 50
300 700 100 200 200
10 30 R 30
C C
C
C C C
50 C 200 50 C
30 30 30 300 30 30 10 50 30
10 30 30 C 50
50 100 100 100 100
10 10 0
10 0 0 10 0 0 0 0 0
0 0 0 0
10 30 10 30 100 R
100 C 10 30 10 200 C 1500 30 10 10 30 R 300 C Z 50 30 30 R 300 10
50 50 300
GELUID
0 0 0 0
10 50 10 10 0 200 10 200
GEUR
500 100 0 50 100 300 10 300
STOF
30 30 200
GEVAAR
50 30 200
50 200 50
30 30 30 300 D 30 30 10 100 30
10 30 30 D 50
300 700 100 200 200
500 100 1500 50 100 D 300 D 30 300
50 50 300
GROOTSTE AFSTAND
DIVERSE ORGANISATIES Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) Kerkgebouwen e.d. A Buurt- en clubhuizen B Hondendressuurterreinen - CULTUUR, SPORT EN RECREATIE Studio's (film, TV, radio, geluid) Bioscopen Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen Recreatiecentra, vaste kermis e.d. Muziek- en balletscholen Dansscholen Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. Dierentuinen Kinderboerderijen 0 Zwembaden: 1 - overdekt 2 - niet overdekt A Sporthallen
Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. Gemeentewerven (afval-inzameldepots) Vuiloverslagstations Afvalverwerkingsbedrijven: - mestverwerking/korrelfabrieken - kabelbranderijen - verwerking radio-actief afval - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) - oplosmiddelterugwinning - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW - verwerking fotochemisch en galvano-afval Vuilstortplaatsen Composteerbedrijven: - niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jr - niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jr - belucht v.c. < 20.000 ton/jr - belucht v.c. > 20.000 ton/jr - GFT in gesloten gebouw
AFSTANDEN IN METERS
3.1 4.1 3.1
2 2 2 4.2 2 2 1 3.2 2
1 2 2 3.1
4.2 5.2 3.2 4.1 4.1
5.1 3.2 6 3.1 3.2 4.2 2 4.2
3.1 3.1 4.2
G P P P P P P P P
P P P P
G G G G G
G G G G G G G G
24
3P 3P 2P
2 3 3 3 2 2 2 3 1
1 2 2 1
2 2 2 3 3
3 1 1 1 1 3 1 3
2G 2G 3G
1 1 1
1 1 1 3 1 1 1 1 1
1 1 1 1
2 2 2 2 1
3 1 1 2 2 3 1 3
1 1 3
indices VERKEER
A B C A0 A1 A2 A3 A4 A5 A6 A7 B C0 C1 C2 C3 C4 C5 -
OMSCHRIJVING
B B B B B
B B B B
B
B B
BODEM
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
-
-
SBI-1993 SBI-2008
Richtafstandenlijst, Versie 101
L
L L L L
L
LUCHT
VISUEEL
CATEGORIE
nummer
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 30 50 50 100 0 10 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 10 0 0 0 0 10 10 0 10 10 10 50 50 100 100 0 10 10 0 10 30 30 30 0 0 0
GEUR
0 0 0 30 0 0 0 0
STOF
0 0 0 50 0 0 0 0
0 50 R 50 R 0 0 0 0 50 R
50 C 50 30 30 10 10
30 30 30 R 0 0 0
10 200 30 C 10 300 1500 1500 1500 200 500 1500 10 30 Z 30 50 Z 50 C 0 C 30 C 0 C 0 100
C
C
C C
C C C
GELUID
200 1000 30 10 200 500 1500 1500 10 300 1000 50 500 1000 700 1500 30 50 30 30 300
30 100 300 30 50 50 10 30
GEVAAR
- OVERIGE DIENSTVERLENING A Wasserijen en strijkinrichtingen B Tapijtreinigingsbedrijven Chemische wasserijen en ververijen A Wasverzendinrichtingen B Wasserettes, wassalons Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 0 Begrafenisondernemingen:
Bowlingcentra Overdekte kunstijsbanen Stadions en open-lucht-ijsbanen Maneges Tennisbanen (met verlichting) Veldsportcomplex (met verlichting) Golfbanen Kunstskibanen Schietinrichtingen: - binnenbanen: geweer- en pistoolbanen - buitenbanen met voorzieningen: pistoolbanen - buitenbanen met voorzieningen: boogbanen - binnenbanen: boogbanen - vrije buitenbanen: kleiduiven - vrije buitenbanen: schietbomen - vrije buitenbanen: geweerbanen - vrije buitenbanen: pistoolbanen - vrije buitenbanen: boogbanen - buitenbanen met voorzieningen: schietbomen - buitenbanen met voorzieningen: geweerbanen Skelter- en kartbanen, in een hal Skelter- en kartbanen, open lucht, < 8 uur/week in gebruik Skelter- en kartbanen, open lucht, >=8 uur/week in gebruik Autocircuits, motorcrossterreinen e.d., < 8 uur/week in gebruik Autocircuits, motorcrossterreinen e.d., >=8 uur/week in gebruik Sportscholen, gymnastiekzalen Jachthavens met diverse voorzieningen Casino's Amusementshallen Modelvliegtuig-velden
30 100 300 50 50 50 10 50
50 50 30 30 10 10
200 1000 30 10 300 1500 1500 1500 200 500 1500 50 500 1000 700 1500 30 50 30 30 300
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
B C D E F G H I 0 1 10 11 2 3 4 5 6 7 8 9 A B C D E F G
OMSCHRIJVING
3.1 3.1 2 2 1 1
4.1 5.3 2 1 4.2 6 6 6 4.1 5.1 6 3.1 5.1 5.3 5.2 6 2 3.1 2 2 4.2
2 3.2 4.2 3.1 3.1 3.1 1 3.1
25
2 2 2 1 1 1
2 1 1 1 2 1 2 2 1 2 2 2 2 2 3 3 2 3 3 2 1
2 2 3 2 2 2 2 2
G G G G P P
P P P P P P P P P P P P P P P P P P P P P
P P P P P P P P
1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 2 1 2 2 1 2
indices
B
B
B B B B
BODEM
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
931 931 931 931 931 931 931 931 931 931 931 931 931 931 931 931 931 931 931 931 931 931 931 931 931 931 932 9200 92009 93299 93 96 96011 96011 96012 96013 96013 9602 9603
VERKEER
926 926 926 926 926 926 926 926 926 926 926 926 926 926 926 926 926 926 926 926 926 926 926 926 926 926 926 9271 9272.1 9272.4 93 93 9301.1 9301.1 9301.2 9301.3 9301.3 9302 9303
-
SBI-1993 SBI-2008
Richtafstandenlijst, Versie 101
L L
L
LUCHT
VISUEEL
CATEGORIE
nummer
Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Bestemmingsplan ‘Buitendams 326’
GEUR
0 0 100 10 30 0
0 0 10 0 0 0
10 10 30 30 C 100 C 10 C
0 0 10 0 0 0
AFSTANDEN IN METERS
STOF
1 - uitvaartcentra 2 - begraafplaatsen 3 - crematoria Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden A Dierenasiels en -pensions B Persoonlijke dienstverlening n.e.g.
OMSCHRIJVING
10 10 100 30 100 10 D
GROOTSTE AFSTAND
9603 96031 96032 9313, 9604 9609 9609
-
1 1 3.2 2 3.2 1
26
2 2 2 1 1 1
P P P P P P
1 1 2 1 1 1
indices VERKEER
9303 9303 9303 9304 9305 9305
-
SBI-1993 SBI-2008
Richtafstandenlijst, Versie 101
L
LUCHT
BODEM
VISUEEL
CATEGORIE
GEVAAR
GELUID
Bijlage 2: Wijzigingsbevoegdheid Verkeer-Verblijf
Artikel X X.1
Verkeer - Verblijf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g. h. i.
erftoegangswegen; fiets- en voetpaden; geluidwerende voorzieningen; voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer; parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en speeltoestellen; ambulante detailhandel; straatmeubilair; waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en watergangen; bij een en ander behorende bouwwerken.
X.2
Bouwregels
X.2.1
Gebouwen
Ten aanzien van de in lid X.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels: a. gebouwen, met uitzondering van gebouwen die vallen onder de definitie straatmeubilair, zijn niet toegestaan; b. de bouwhoogte van de onder X.2.1 onder a bedoelde gebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen; X.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal bedragen voor: a. geluidsschermen en andere geluidwerende voorzieningen: 10 m; b. straatmeubilair, anders dan lichtmasten en voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer: 3 m; c. lichtmasten en voorzieningen voor wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer: 15 m; d. vlaggenmasten: 6 m; e. speeltoestellen: 5 m; f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een speelvoorziening: 5 m; g. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 1 m. X.3
Specifieke gebruiksregels
X.3.1
Toegestaan gebruik:
Toegestaan is het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van standplaatsen, weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift een vergunning, ontheffing of vrijstelling is vereist en deze is verleend. X.4
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen nadere eisen stellen aan de situering en de omvang van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
VERBEELDING
Plangebied Buitendams 326
Enkelbestemmingen M
Maatschappelijk
T
Tuin
W
Wonen
Gebiedsaanduidingen bijzonder gebied van welstand wro-zone - wijzigingsgebied
Functieaanduidingen (zw)
zorgwoning
Bouwvlakken bouwvlak *
Bouwaanduidingen [sba-gdg] [sba-gs]
.
specifieke bouwaanduiding - geluidscherm
[sba-gs]
4 7,5
M
3 6
specifieke bouwaanduiding - geluiddove gevel
(zw)
[sba-gdg]
Maatvoeringen maximale goot- en bouwhoogte (m)
4 7,5
W T
VASTGESTELD OVERLEG 24/05/2012 t/m 20/06/2012 TERINZAGELEGGING ONTWERP
Bestemmingsplan
22/11/2012 t/m 02/01/2013 VASTSTELLING
Buitendams 326
10 juli 2014
IDN
GEWIJZIGD
NL.IMRO.0523.BP2012BUITENDAM326-VG02
WERKNR. SCHAAL DATUM
207.010.03
N
1:1000 20 mei 2015
GETEKEND
whvluik / ak
Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Architectuur, Landschap BV City & Regional Planning, Urban Design, Architecture, Landscape
DATUM PLOT USER
20-5-2015 AKeur
Postadres: Postbus 13060 3004 HB Rotterdam Bezoekadres: Van Nelleweg 6060 3044 BC Rotterdam Telefoon: 010 433 00 99 Fax: 010 404 56 69 E-mail:
[email protected] Internet: www.kuiper.nl
FORMAAT
A2
PROJECTMAP J:\207\010\03\3 Projectresultaat\Verbeelding\dwg
BESTAND RO-BP-20701003-VB-VST2.dwg
BLAD
--
e-mail:
[email protected] www.kuiper.nl Van Nelle Ontwerpfabriek Gebouw Thee 0 Van Nelleweg 3042 3044 BC Rotterdam T 010 433 00 99 F 010 404 56 69