Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Bestek Achterhoek Rivierenland augustus 2009
Pagina
1
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Inhoud A
Inleiding ...........................................................................................3 A.1 A.2 A.3 A.4 A.5
B
Opbouw bestek .............................................................................................. 3 Achtergrond van de aanbesteding ................................................................... 4 Het gewenste resultaat en de prioriteiten van de concessieverlener ................. 6 Concessieverlener .......................................................................................... 6 Scope van de concessie .................................................................................. 6
Aanbestedingsleidraad .....................................................................8 B.1 B.2 B.3 B.4 B.5 B.6
C
Aanbestedingsprocedure ................................................................................ 8 Beoordelingsprocedure Inschrijvingen.......................................................... 14 Eisen aan de Inschrijving ............................................................................. 16 Uitsluitingsgronden en geschiktheidcriteria .................................................. 20 Gunningprocedure ....................................................................................... 26 Financiën ..................................................................................................... 57
Programma van eisen.....................................................................64 C.0 C.1 C.2 C.3 C.4 C.5 C.6 C.7 C.8 C.9
Ontwikkelteams en Marketing...................................................................... 65 Vervoerplan ................................................................................................. 71 Materieel ..................................................................................................... 90 Personeel ................................................................................................... 103 Infrastructuur en haltes .............................................................................. 104 Distributie OV-chipkaart en tarieven .......................................................... 106 Reisinformatie ........................................................................................... 111 Sociale Veiligheid...................................................................................... 116 Implementatie ............................................................................................ 121 Specifieke eisen spoorlijn Arnhem - Winterswijk ....................................... 122
Pagina
2
Bestek Achterhoek Rivierenland
A
augustus 2009
Inleiding Voor u ligt het bestek voor de aanbesteding van het concessiegebied Achterhoek Rivierenland. Dit is een samenvoeging van vijf huidige concessies in de provincie, namelijk de bus in de Achterhoek, de trein in de Achterhoek, de bus in Rivierenland, de treindienst Tiel-Arnhem en de treindienst Zutphen-Apeldoorn De provincie kiest voor samenvoeging omdat hierdoor de samenhang van het openbaar vervoer in de hele regio verbeterd kan worden en efficiënter met de exploitatie kan worden omgegaan. In dit bestek wordt beschreven aan welke eisen het openbaar vervoer in het nieuwe concessiegebied moet voldoen en hoe de provincie en de nieuwe vervoerder tijdens de looptijd van de nieuwe concessie samen zullen werken aan de ontwikkeling van het vervoerproduct. Op basis hiervan is een aanbestedingsprocedure uitgewerkt voor de daadwerkelijke aanbesteding. In deel B wordt beschreven via welke procedure deze concessie gegund wordt. In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op: • • • • •
A.1
de opbouw van dit bestek de achtergrond van de aanbesteding het gewenste resultaat en de prioriteiten van de concessieverlener concessieverlener scope van de concessie
Opbouw bestek
Dit bestek is als volgt opgebouwd: A B B.6 C C.9
Inleiding, concessieverlener, scope van de concessie Aanbestedingsleidraad Financiën Programma van Eisen Spoorlijn Arnhem – Winterswijk
Bijlagen: D E
Formulieren en eisen m.b.t. aan te leveren informatie (Standaardformulieren) Informatie voor de Inschrijver (Bijlagen)
Pagina
3
Bestek Achterhoek Rivierenland
A.2
augustus 2009
Achtergrond van de aanbesteding
Het provinciaal beleid Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben in januari 2009 de uitgangspunten voor deze aanbesteding vastgesteld. Twee pijlers zijn hierbij van belang: reizigersgroei en het waarborgen van de sociale functie van het openbaar vervoer. De provincie Gelderland hecht veel waarde aan goede positionering en het goed functioneren van het openbaar vervoer. De afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in innovatie en nieuwe marketingcampagnes. Dit wordt de komende jaren voortgezet. De belangrijkste uitgangspunten voor de aanbesteding zijn: • • • •
• • •
bestaand beleid zoals geformuleerd in de netwerknota Openbaar Vervoer is leidraad de huidige dienstregeling is de basis van deze aanbesteding ketenmobiliteit, “Naar vanzelfsprekend openbaar vervoer” is van belang; inclusief afstemming en samenwerking met regiotaxi Gelderland voor de concessie wordt na gunning een ontwikkelteam gevormd, waarin vervoerder, provincie, regio’s en Stadsregio Arnhem Nijmegen zitting hebben; voor de spoorlijn Arnhem – Winterswijk wordt een apart ontwikkelteam gevormd tijdens de looptijd van de concessie wordt een CO2 -reductie van 30% nagestreefd het opbrengstrisico ligt bij de vervoerder . Dit betekent dat de reizigersopbrengsten naar de vervoerder toevloeien door Gedeputeerde Staten is een financieel plafond meegegeven aan de aanbesteding
Na vaststelling van deze uitgangspunten heeft een verdere uitwerking plaatsgevonden in een concept Programma van Eisen (PvE), dit concept is voor commentaar gezonden aan ROCOV, regio’s, gemeenten, aangrenzende concessieverleners en vervoerders. Daarna is het definitieve PvE op 21 april in Gedeputeerde Staten vastgesteld. Het is tot stand gekomen op basis van: • • • •
reacties op het ter commentaar verzonden concept Programma van Eisen expertsessies een marktconsultatie bespreking van het concept PvE met de Provinciale Staten
Dit heeft geleid tot aanscherpingen op het gebied van het basisvoozieningenniveau en de ambities met betrekking tot CO2-reductie. Basisvoorzieningenniveau Het basisvoorzieningenniveau bestaat uit eisen; er worden eisen gesteld aan HOV-lijnen, snelnetlijnen (inclusief spoorlijnen), buurtbussen, scholierenlijnen en regionetlijnen (inclusief bestaande stadslijnen) op maandag tot en met vrijdag van 6:00 tot 19:00 uur. Daarnaast wordt een vorm van bediening met openbaar vervoer geëist voor kernen van meer dan 1.500 inwoners voor de avonden na 19:00 op werkdagen, in het weekend en op feestdagen. De opdrachtgever daagt de Inschrijver uit in het vervoerplan met een vernieuwende en creatieve invulling van het aanbod te komen. Hierbij kan gedacht worden aan belbussen, inzet van kleiner materieel, het combineren van routes en het maken van afspraken met Regiotaxi. De Opdrachtgever gaat ervan uit dat Inschrijvers voor de genoemde standaard exploitatiebijdrage per jaar een Inschrijving kunnen uitbrengen die ten minste voldoet aan het geëiste basisvoorzieningenniveau. Indien echter een Inschrijver meent het basisvoorzieningenniveau niet te Pagina
4
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
kunnen uitvoeren voor de standaard exploitatiebijdrage, moet hij in zijn Inschrijving aan te geven hoeveel extra exploitatiebijdrage hij nodig heeft om het basisvoorzieningenniveau te kunnen uitvoeren. CO2 -reductie Ten aanzien van het uitgangspunt om de CO2-uitstoot in de loop van de concessie met 30% te reduceren ten opzichte van de huidige situatie, blijkt op basis van de meest recente uitkomsten van een extern lopend onderzoek dat een CO2-reductie van 20% - 30% haalbaar is. De Opdrachtgever heeft het voornemen is voornemens ter dekking van de geraamde, indicatieve meerkosten voor het concessiegebied Achterhoek Rivierenland €500.000,- per jaar beschikbaar te stellen. Onder voorbehoud van het beschikbaar komen van deze middelen wordt Inschrijvers gevraagd een realistische CO2 -uitstootreductie aan te bieden, die in de vorm van een Optie door de Opdrachtgever bij of na gunning kan worden gelicht. Samenwerking Overijssel De provincies Gelderland en Overijssel zijn in 2006 een samenwerkingsverband aangegaan op het gebied van aanbestedingen in het openbaar vervoer. Dit samenwerkingsverband heeft de naam PAGO: Projectgroep Aanbesteding Gelderland Overijssel. Doel is samen op te trekken waar dit een meerwaarde heeft en van elkaar te leren. Beide provincies staan voor de uitdaging om een aantal concessiegebieden aan te besteden en de exploitatie te starten in de tweede helft van 2010. Aangezien de beide provincies op hoofdlijnen hetzelfde beleid voeren ten aanzien van de rol van de opdrachtgever en de rol van de vervoerder, de concessiegebieden een vergelijkbare samenstelling hebben en de planning van de aanbestedingstrajecten parallel lopen, hebben de beide provincies besloten om in de voorbereidingen gezamenlijk het aanbestedingstraject in te gaan. Voor de concessiegebieden Midden-Overijssel, Achterhoek Rivierenland en Veluwe zijn 3 bestekken opgesteld, die een zoveel mogelijk gelijke inhoudsopgave hebben en die waar mogelijk hetzelfde zijn. De provincie Gelderland en de provincie Overijssel stellen zich ten doel de komende jaren toe te groeien naar een gezamenlijk opdrachtgeverschap voor delen van het openbaar vervoer. De bestekken volgen ieder een eigen aanbestedingsprocedure. Stadsregio Arnhem-Nijmegen In november 2008 is een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met de Stadsregio Arnhem Nijmgen. De samenwerking met de Stadsregio is intensief door het gezamenlijk beheer van de spoorlijnen TielArnhem en Arnhem-Doetinchem. Daarnaast richt de samenwerking richt zich vooral op marketinggebied. De gezamenlijke overheden willen toe “Naar vanzelfsprekend openbaar vervoer”. Samenwerking met vervoerder, regio’s en ROCOV De provincie Gelderland vindt de manier waarop de provincie en de vervoerder samenwerken van groot belang. Daarom kiest de Opdrachtgever ervoor om de ‘ontwikkelfunctie’ van het openbaar vervoer neer te leggen in een ontwikkelteam, waarin de provincie, de vervoerders, de regio’s en de Stadsregio Arnhem Pagina
5
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nijmegen samenwerken. Zo wordt vormgegeven aan gedeelde ambities gericht op reizigersgroei en het waarborgen van de sociale functie. De verwachting is dat hierdoor tijdens de concessie sneller innovaties en ontwikkelingen te realiseren zijn. In het ontwikkelteam hebben de gemeenten via de regio’s een structurele rol. De gemeenten zijn als wegbeheerders zelf verantwoordelijk voor de infrastructuur voor het openbaar vervoer. Dat betekent dat we van hen verwachten dat zij hierin willen investeren op een manier die past bij de ambities die we hebben in het openbaar vervoer. Goed openbaar vervoer past ook bij de zorgtaak die de gemeenten hebben voor hun inwoners. Naast de gemeenten is het consumentenplatform ROCOV (regionaal orgaan consumentenoverleg openbaar vervoer) een belangrijk adviesorgaan. Hierin is een aantal belangrijke reizigersgroepen vertegenwoordigd. Zij geven gevraagd en ongevraagd adviezen over beleidsplannen, uitvoeringsplannen en dienstregelingen.
A.3
Het gewenste resultaat en de prioriteiten van de concessieverlener
De provincie Gelderland wil met deze aanbesteding een zakelijk goede startsituatie creëren om samen met de vervoerder en regio’s het openbaar vervoer aanbod verder te ontwikkelen. Het eerder genoemde basisvoorzieningenniveau vormt hierbij het uitgangspunt. De Opdrachtgever vraagt Inschrijvers een bod te doen met een goede prijs-kwaliteitverhouding. Doel is om naast het basisvoorzieningenniveau een optimaal vervoerproduct in de overige uren te verkrijgen, dat, met gebruikmaking van de creatieve inbreng van de vervoerder, recht doet aan de sociale functie van het Openbaar Vervoer. Daarnaast vraagt de Opdrachtgever van de Inschrijvers om een kwaliteitsimpuls te geven aan het openbaar vervoer op het gebied van “Naar vanzelfsprekend openbaar vervoer”, sociale veiligheid en reductie CO2-uitstoot (de laatste in de vorm van een optie). Tot slot vraagt de Opdrachtgever aan de Inschrijvers om opties uit te werken op het gebied van ontsluiting bedrijventerreinen en stedelijke netwerken. De provincie kan bij gunning of op een later moment besluiten deze opties in te kopen.
A.4
Concessieverlener
De provincie Gelderland is verantwoordelijk voor het regionale treinvervoer en het openbaar vervoer per bus en auto (HOV-lijnen, snelnetlijnen, buurtbussen, scholierenlijnen en overige lijnen, inclusief bestaande stadslijnen) in het concessiegebied Achterhoek Rivierenland. Zij is opdrachtgever en concessieverlener bij de aanbesteding en zorgt voor openbaar verover van goede kwaliteit. Mede-opdrachtgever voor de trajecten van de treindiensten Zetten-Andelst – Arnhem en Arnhem – Zevenaar is de Stadsregio Arnhem Nijmegen. Aan de vervoerder aan wie de opdracht gegund wordt, zullen dan ook 2 concessies worden verleend.
A.5
Scope van de concessie
A.5.1
Vervoer en gebied
Het concessiegebied Achterhoek Rivierenland is een samenvoeging van (delen van) vijf huidige concessiegebieden: • • • • •
Achterhoek trein Arnhem-Winterswijk-Zutphen Achterhoek bus Treindienst Zutphen-Apeldoorn Treindienst Tiel-Arnhem Rivierenland bus Pagina
6
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Het voornemen is om het Gelderse gedeelte van de concessie Zutphen-Hengelo-Oldenzaal voor de bus per december 2013 in te voegen in de concessie Achterhoek Rivierenland. Het concessiegebied bestaat uit het grondgebied van de gemeenten Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Buren, Culemborg, Doetinchem, Druten, Geldermalsen, Lochem, Maasdriel, Neder-Betuwe, Neerijnen, Oost-Gelre, Oude IJsselstreek, Tiel, West Maas en Waal, Winterswijk, Zaltbommel en Zutphen exclusief De Hoven. Tot de concessie hoort het volgende vervoer: • • • • •
HOV-lijnen Snelnetlijnen (inclusief treindiensten Tiel-Arnhem, Arnhem-Winterswijk, WinterswijkZutphen, Zutphen-Apeldoorn) Buurtbuslijnen Scholierenlijnen Regionetlijnen (inclusief stadslijnen)
Een en ander staat verder beschreven in hoofdstuk C, het Programma van Eisen van dit bestek, inclusief het openbaar vervoer van en naar het concessiegebied, als bedoeld in artikel 25, lid 2 Wp2000 (zie bijlage E.5.2). De vervoerder moet gedogen dat buslijnen uit de omliggende concessiegebieden het concessiegebied bedienen. De huidige te gedogen lijnen zijn beschreven in bijlage E.5.3; hier kunnen wijzigingen in optreden gedurende de looptijd van de concessie. Ook moet hij treindiensten van andere concessiehouders gedogen. Regiotaxi maakt géén deel uit van de concessie. A.5.2
Concessieduur
De concessie Achterhoek Rivierenland kent 3 aanvangsmomenten. • • •
Het openbaar vervoer per bus en auto in de Achterhoek en Rivierenland begint op 12 december 2010, Het openbaar vervoer per trein begint op 9 december 2012, Het openbaar vervoer per bus en auto in wat nu het Gelderse gedeelte van de concessie Zutphen-Hengelo-Oldenzaal is, begint op 8 december 2013, mits het voornemen hiertoe bestuurlijk wordt bekrachtigd.
De concessie eindigt aan het eind van de dienstregeling 2020 doch uiterlijk op 31 december 2020. Indien de concessiehouder voldoet aan de criteria zoals deze in B.6 Financiën zijn aangegeven, wordt de concessie verlengd met 5 jaar en eindigt dan aan het eind van de dienstregeling 2025 doch uiterlijk op 31 december 2025. Mocht de wetswijziging, die voorzien is op 3 december 2009, die op grond van artikel 4 lid 4 PSO deze verlenging met de helft van de looptijd mogelijk maakt, niet doorgaan, dan vervalt de verlengingsmogelijkheid. Bij eindiging van de concessie op grond van het in deze paragraaf gestelde eindigt de Concessie van rechtswege, dus zonder dat opzegging en/of een besluit tot intrekking danwel wijziging is vereist, en zonder dat de Concessieverlener jegens de Concessiehouder dan gehouden is tot enige vorm van schadevergoeding, een en ander onverminderd het bepaalde in artikel 47 van de Wp2000. Pagina
7
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
B
Aanbestedingsleidraad
B.1
Aanbestedingsprocedure
B.1.1
Algemeen
De Opdrachtgever volgt bij deze aanbesteding, gelet op de aard en omvang van de concessie, en met inachtneming van de Wet personenvervoer 2000, een openbare Europese aanbestedingsprocedure als bedoeld in de EG-Richtlijn 2004/18/EG, welke is geïmplementeerd in Nederland door middel van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten (Bao) van 16 juli 2005, zoals laatstelijk gewijzigd op 15 september 2008. Er wordt gegund op grond van het gunningcriterium “de economisch meest voordelige Inschrijving”. B.1.2
Planning aanbesteding
In de onderstaande tabel staat de planning voor deze aanbesteding weergegeven: Fase
Datum
Publicatiedatum aanbestedingskalender
woensdag 5 augustus 2009
Prebidmeeting
dinsdag 1 september 2009
1 e Nota van Inlichtingen
dinsdag 8 september 2009
2 e Nota van Inlichtingen
dinsdag 6 oktober 2009
3 e Nota van Inlichtingen
vrijdag 30 oktober 2009
Inleverdatum Inschrijvingen
maandag 16 november 2009
Gunning
januari 2010
Start exploitatie
zondag 12 december 2010*
* De startdatum van de dienstverlening is 12 december 2010 voor de bus en 9 december 2012 voor de trein. De buslijnen van het Gelderse gedeelte van het concessiegebied Zutphen-Hengelo-Oldenzaal (hierna ZHO) worden per 8 december 2013 aan de concessie toegevoegd indien hiertoe wordt besloten. De Opdrachtgever behoudt zich het recht voor de aangegeven tijdsplanning te wijzigen (met inachtneming van wettelijk vastgestelde termijnen). Geïnteresseerden worden hierover op tijd geïnformeerd. B.1.3
Contactpersonen en correspondentie
De aankondiging van de aanbesteding is gepubliceerd op de aanbestedingskalender (www.aanbestedingskalender.nl). Het Bestek en alle bijbehorende bijlagen zijn geplaatst op het extranet van de provincie Gelderland. Hiervoor kan de geïnteresseerde een toegangscode aanvragen via het onderstaande contactmailadres. Het is uitsluitend de provinciale beheerder van het extranet toegestaan om bestanden aan extranet toe te voegen of van extranet te verwijderen, dan wel te wijzigen. De communicatie met betrekking tot deze aanbesteding moet altijd per email geschieden, onder vermelding van “Aanbesteding openbaar vervoer Achterhoek Rivierenland”.
Pagina
8
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Over informatie-uitwisseling geldt expliciet dat telefonische vragen niet in behandeling worden genomen. De aanbestedende dienst is Provincie Gelderland / afdeling Uitvoering Werken Contactpersoon Contactpersoon voor deze aanbesteding is de heer A.F.J. Jorna, afdeling Uitvoering Werken, team ABG Postadres Postbus 9090 NL-6800 GX ARNHEM Bezoekadres Gebouw Marktstate Eusebiusplein 1a NL-6811 HE ARNHEM Contactmailadres Gedurende de hele aanbestedingsprocedure is het emailadres:
[email protected] B.1.4
Vragen en Nota(’s) van Inlichtingen
Het is mogelijk om naar aanleiding van het Bestek vragen te stellen. Vragen over deze aanbesteding kunt u mailen naar
[email protected], onder vermelding van ‘Aanbesteding openbaar vervoer Achterhoek Rivierenland’ moeten bij het stellen van vragen duidelijk verwijzen naar de hoofdstuk-, paragraaf-, of bijlagennummers en vragen uitsluitend in digitale vorm door middel van het als standaardformulier D.0 bijgevoegde Excel-bestand aan te bieden. Alle vragen worden geanonimiseerd beantwoord en verwerkt in een Nota van Inlichtingen. Vragen die vóór woensdag 19 augustus 2009 voor 12.00 uur zijn ontvangen, worden beantwoord in een prebid-document, dat uiterlijk op maandag 31 augustus 2009 per e-mail zal worden verzonden aan alle Geïnteresseerden. De Opdrachtgever zal op dinsdag 1 september 2009 een zogenoemde prebidmeeting houden. Tijdens deze bijeenkomst wordt voor alle Geïnteresseerden een aanvullende toelichting gegeven op het aanbestedingstraject en mondeling antwoord gegeven op de vooraf per e-mail ingediende vragen van Geïnteresseerden. De prebidmeeting vindt plaats bij de provincie Gelderland, Markt 9, 6811 CG te Arnhem in het gebouw Rijnstate, zaal 3.1, aanvang 14.00 uur. Tijdens de prebidmeeting wordt tevens de gelegenheid geboden om aanvullende vragen te stellen. De antwoorden op alle tot en met 1 september 2009 gestelde vragen worden op of rond dinsdag 8 september 2009 door middel van een 1e Nota van Inlichtingen per e-mail aan alle Geïnteresseerden gezonden. Pagina
9
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Als u de prebidmeeting wilt bijwonen kunt u zich tot donderdag 27 augustus 2009 12.00 uur, onder vermelding van het aantal personen opgeven via het reeds eerder genoemde e-mailadres. Informatie uitwisseling na de prebidmeeting Vragen gesteld na of naar aanleiding van de prebidmeeting moeten uiterlijk woendag 23 september 2009 12.00 uur in bezit zijn van de Opdrachtgever op het eerdergenoemde emailadres. Deze vragen zullen vervolgens met bijbehorende antwoorden, in de vorm van een 2e Nota van Inlichtingen, op of rond dinsdag 6 oktober 2009 aan alle Geïnteresseerden worden toegestuurd. Vragen die na 23 september 2009, doch vóór vrijdag 23 oktober 2009 12.00 uur worden ingediend, zullen worden beantwoord in een 3e Nota van Inlichtingen die op of rond vrijdag 30 oktober 2009 aan alle Geïnteresseerden wordt toegestuurd. Aan mondelinge mededelingen en/of toezeggingen kunnen geen rechten worden ontleend. Telefonische vragen worden niet in behandeling genomen om duidelijkheid en transparantheid te waarborgen. De Nota’s van Inlichtingen die deel uit zullen gaan maken van het Bestek, worden electronisch bij de aanbestedingsdocumenten gevoegd via het extranet van de provincie Gelderland. B.1.5
Sluitingsdatum
De Inschrijving moet persoonlijk aan de Opdrachtgever overhandigd worden op maandag 16 november 2009 vóór 12.00 uur. De conctactpersoon van de aanbestedende dienst of diens vervanger zal namens de Opdrachtgever op die dag tussen 10.00 uur en 12.00 uur de Inschrijving(en) in ontvangst nemen in het provinciale gebouw Rijnstate, zaal 0.09, Markt 9, 6811 CG Arnhem. De Inschrijver krijgt een ontvangstbevestiging. Inschrijvingen die na de aangegeven sluitingsdatum en -tijdstip ontvangen worden, zullen NIET in behandeling genomen worden en de Inschrijving wordt aan de Inschrijver geretourneerd. Het risico van vertraging, op welke manier dan ook, berust bij de Inschrijver. Per telefax en per email ingediende Inschrijvingen worden NIET geaccepteerd. De doos of enveloppe waarin de Inschrijving wordt afgegeven wordt door de Opdrachtgever tot het tijdstip van opening ongeopend bewaard. B.1.6
Opening van de Inschrijvingen
De Inschrijvingen worden op maandag 16 november 2009 om 12.00 uur geopend door de aanbestedende dienst. Inschrijvers die bij de openingsprocedure aanwezig wensen te zijn, worden verzocht zich uiterlijk donderdag 12 november 2009 per email
[email protected] aan te melden. Bij de bijeenkomstzullen de Inschrijvingen alleen worden geopend en worden de namen van de Inschrijvers genoemd. Er wordt geen inhoudelijke informatie over de ingediende Inschrijvingen gegeven. Aan alle Inschrijvers zal een proces verbaal van opening worden toegestuurd. B.1.7
Intellectueel eigendom
Behalve uitzonderingen door de wet gesteld mag zonder schriftelijke toestemming van de Opdrachtgever niets uit dit Bestek worden verveelvoudigd (anders dan voor het doel van dit Bestek) door middel van Pagina
10
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
druk, fotokopie, microfilm, of anderszins. Dit is zowel van toepassing op het geheel als op delen van dit Bestek. B.1.8
Voorbehouden
De Opdrachtgever behoudt zich het recht voor om in gevallen waarin dit Bestek niet voorziet, een beslissing te nemen of een regeling te treffen. De Opdrachtgever behoudt zich het recht voor om gedurende de looptijd van de aanbestedingsprocedure de randvoorwaarden van de aanbesteding te wijzigen al naar gelang nieuwe inzichten of ontwikkelingen daartoe aanleiding geven. In dat geval zal Inschrijvers de mogelijkheid geboden worden om op basis van de nieuwe randvoorwaarden een Inschrijving te doen. Inschrijvers kunnen in voorkomend geval echter géén aanspraak maken op vergoeding van enigerlei kosten in het kader van deze aanbesteding. B.1.9
Onvolkomen- of tegenstrijdigheden
Dit Bestek met alle bijbehorende bijlagen is met zorg samengesteld. Mocht u desondanks tegenstrijdigheden en/of onvolkomenheden tegenkomen, dan moet u de Opdrachtgever hiervan zonder uitstel, en in elk geval vóór Inschrijving, schriftelijk op de hoogte stellen op het in dit hoofdstuk vermelde emailadres. Als naderhand blijkt dat dit Bestek tegenstrijdigheden en/of onvolkomenheden bevat en deze niet door Inschrijvers zijn opgemerkt, is de door de Opdrachtgever gegeven interpretatie van het Bestek doorslaggevend. De eventuele (nadelige) gevolgen hiervan komen voor risico van de Inschrijver. Overeenkomstig de rechtspraak terzake moeten (potentiële) Inschrijvers tijdens de aanbestedingsprocedure een proactieve houding hebben en moeten zij vooraf tegen eventuele onduidelijkheden en onvolkomenheden opkomen, zodat de aanbestedingsdocumenten zo nodig nog bijgesteld kunnen worden in de aanbestedingsfase. Als een (potentiële) Inschrijver eventuele bezwaren, onduidelijkheden of onvolkomenheden niet zonder uitstel na ontvangst van het betreffende aanbestedingsdocument - doch in ieder geval vóór het einde van de inschrijvingstermijn - aan de Opdrachtgever meldt, verspeelt de (potentiële) Inschrijver daarmee zijn belang om hiertegen in een later stadium bezwaar te maken. B.1.10 Van derden ontvangen gegevens De gegevens, waaronder vervoerkundige gegevens, zoals die in het Bestek, de Nota’s van Inlichtingen en eventuele andere aanbestedingsstukken zijn vermeld, zijn deels door derden aan de Opdrachtgever verstrekt. De Opdrachtgever kan niet instaan voor de juistheid van deze gegevens. De Opdrachtgever is ten aanzien van de inhoud van die gegevens niet aansprakelijk. Indien tijdens de exploitatie van de Concessie blijkt dat de inhoud van de verstrekte gegevens afwijkt van de realiteit en deze afwijking aantoonbaar is gelegen in de onjuistheid van de verstrekte gegevens, zal de Opdrachtgever in overleg met de Concessiehouder zoeken naar een oplossing voor de hierdoor ontstane problemen. B.1.11 Stopzetten van de aanbesteding / niet gunnen De Opdrachtgever is altijd vrij – zonder tot enige vorm van schadevergoeding of vergoeding van gemaakte kosten jegens Inschrijver(s) gehouden te zijn - de aanbesteding , tijdelijk of definitief, te stoppen of de Opdracht niet te gunnen, bijvoorbeeld:
Pagina
11
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
• wegens het niet beschikbaar hebben van voldoende financiële middelen • wegens het ontbreken van (formeel) positieve besluitvorming aangaande de gunning; • als door wijziging van regelgeving of overheidsbeleid de inhoud van de aanbesteding aangepast moet worden; • als een rechterlijk oordeel daartoe aanleiding geeft; • wegens het ontbreken van capaciteitstoekenning door ProRail aangaande de gevraagde treindiensten. Deze opsomming is niet limitatief. Voor bovenstaande risico’s kan de Opdrachtgever, zolang de Opdracht niet is verleend, geen verantwoordelijkheid dragen. B.1.12 Gunning Indien en nadat de gunningsbeslissing door Gedeputeerde Staten van Gelderland en het dagelijks bestuur van de Stadsregio Arnhem Nijmegen is genomen, wordt aan alle Inschrijvers schriftelijk bekend gemaakt aan welke Inschrijver de opdracht wordt gegund. Aan de winnende Inschrijver wordt de Concessie (zie bijlage E.10 voor de concept-concessiebeschikking) verleend. B.1.13 Bezwaar en beroep Tegen het gunningsbesluit, inhoudende het besluit tot concessieverlening,kan binnen 6 weken bezwaar worden gemaakt bij Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland. voor de onderdelen bus en trein waarvoor de provincie de concessieverlener is en bij het dagelijks bestuur van de Stadsregio Arnhem Nijmegen voor het onderdeel trein waarvoor de Stadsregio de concessieverlener is. De bezwaarmaker moet een kopie van zijn bezwaar naar de andere concessieverlener sturen. Vervolgens staat tegen een besluit op bezwaar van Gedeputeerde Staten of de Stadregio Arnhem Nijmegen beroep open bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). Indien een Inschrijver zich niet kan vinden in het bedoelde gunningsbesluit, dan moet hij daartegen tijdig bezwaar maken en –op straffe van niet-ontvankelijkheid- binnen zes weken na gunning bij het CBb om een voorlopige voorziening te hebben verzocht. Een Inschrijver moet immers naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid rekening houden met het gerechtvaardigde belang van de Opdrachtgever (en van de overige Inschrijvers) bij spoedige duidelijkheid en zekerheid omtrent de resultaten van de ter zake gehouden aanbestedingsprocedure alsmede het belang van continuïteit van het openbaar vervoer. B.1.14 Kader voor de dienstverlening van ProRail Verlenen van toegang tot het spoor behoort krachtens de Nederlandse wet- en regelgeving tot de verantwoordelijkheid van ProRail. Informatie over deze wet- en regelgeving, de toelating tot de Nederlandse Spoorweginfrastructuur en het gebruik daarvan, alsmede informatie over toegangsovereenkomst, dienstregeling e.d. kunnen ingewonnen worden bij ProRail. Voor nadere informatie betreffende de dienstverlening van ProRail kunnen geïnteresseerde partijen contact opnemen met: Prorail CM Relatiemanagement De heer P. van Waveren Postbus 2038 3500 GA Utrecht - Nederland Fax: 030 - 2355083 E-mail:
[email protected] Informatie moet schriftelijk, dat wil zeggen per email of per fax, ingewonnen worden bij ProRail. Pagina
12
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Generieke informatie over bijvoorbeeld netverklaringen, procedures etcetera wordt door ProRail via eerder genoemde contactpersoon ter beschikking gesteld aan alle Geïnteresseerden. Specifieke informatie blijft tussen Geïnteresseerde en ProRail. Geïnteresseerden wordt verzocht de adviesaanvraag bij ProRail in te dienen. Aan het advies van ProRail zijn kosten verbonden. Deze zijn voor rekening van de Inschrijver.
Pagina
13
Bestek Achterhoek Rivierenland
B.2
augustus 2009
Beoordelingsprocedure Inschrijvingen
De beoordeling van de Inschrijvingen wordt uitgevoerd door een beoordelingsteam. Dit beoordelingsteam is samengesteld uit diverse specialisten. Gedurende het proces van beoordeling kan het beoordelingsteam, via het mailadres
[email protected] aan elk van de Inschrijvers verduidelijking vragen over de inhoud van de Inschrijving. Allereerst wordt getoetst of de Inschrijvingen voldoen aan de eisen genoemd in hoofdstuk B.3 (Eisen aan de Inschrijving). Het betreft de formele/administratieve voorwaarden en de compleetheid van de Inschrijving. Tevens dient de Inschrijver een aantal gegevens met betrekking tot de eigen organisatie aan te leveren, zoals genoemd in paragraaf B.4.1 (Algemeen). Wanneer de Inschrijver een combinatie van dienstverleners is, of wanneer hij gebruik maakt van onderaannemers om aan de in paragraaf B.4.4 genoemde eisen (Geschiktheidscriteria) te voldoen, moeten de in paragraaf B.4.2 (Combinatievorming en onderaanneming) genoemde verklaringen worden overgelegd. Vervolgens worden de Inschrijvingen in 4 stappen beoordeeld. STAP 1: Beoordelen van de uitsluitingsgronden De Inschrijver wordt beoordeeld op de uitsluitingsgronden, zoals genoemd in paragraaf B 4.3 (Uitsluitingsgronden). Hiertoe dient de Inschrijver een drietal verklaringen in te vullen, rechtsgeldig te ondertekenen en met de gevraagde bewijsstukken bij de Inschrijving te voegen. De Inschrijver die niet kan voldoen aan één of meer van de uitsluitingsgronden, komt niet in aanmerking voor het vervolg van de beoordeling en zal daarom worden uitgesloten van de gunning. STAP 2: Beoordelen van de geschiktheidscriteria Op basis van geschiktheidscriteria, zoals genoemd in paragraaf B.4.4 (Geschiktheidscriteria), en aan de hand van de door de Inschrijver beschikbaar te stellen gegevens vindt toetsing plaats, om vast te stellen of de Inschrijver geschikt is om de in dit bestek gestelde opdracht uit te voeren: a. Volledigheid van de gevraagde gegevens. b. Inhoudelijk: • Beoordeling van de financiële en economische draagkracht van de Inschrijver; • Beoordeling van de technische en beroepsbekwaamheid van de Inschrijver. De Inschrijver dient de in paragraaf B.4.4 gevraagde gegevens/bescheiden aan te leveren. De Opdrachtgever behoudt zich het recht voor de gevraagde informatie op inhoudelijke juistheid te toetsten. De Inschrijver die niet kan voldoen aan één of meer van de hiervoor genoemde punten, komt niet in aanmerking voor het vervolg van de beoordeling en zal daarom worden uitgesloten van de gunning. STAP 3: Beoordelen van de gunningscriteria Alle Inschrijvingen die voldoen aan de stappen 1 en 2 worden beoordeeld op de gunningscriteria. De gunningscriteria, inclusief de bijbehorende wegingsfactoren zijn opgenomen in hoofdstuk B.5. Ook is in dit hoofdstuk aangegeven welke informatie de Inschrijver bij elk gunningcriterium dient aan te
Pagina
14
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
leveren en de manier waarop deze informatie dient te worden aangeleverd. In dit hoofdstuk wordt ook aangegeven op welke manier ieder gunningcriterium wordt beoordeeld. Het resultaat van de beoordeling in Stap 3 geeft een rangorde in de Inschrijvingen. STAP 4: Totaal beoordeling en gunning Gunning vindt plaats aan de Inschrijver met de economisch meest voordelige Inschrijving. Dit betekent dat aan die Inschrijver wiens Inschrijving als hoogste eindigt in de rangorde die wordt opgesteld naar aanleiding van de uitgevoerde beoordeling, door middel van bestuurlijke besluitvorming zal worden gegund, behoudens hetgeen is bepaald in paragraaf B.1.10 (Stopzetten van de aanbesteding / niet gunnen) en B.1.11 (Gunning).
Pagina
15
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
B.3
Eisen aan de Inschrijving
B.3.1
Vorm van de Inschrijving
Inschrijvingen moeten voldoen aan alle in dit hoofdstuk opgenomen voorschriften. Naast een aanbiedingsbrief, gericht aan Gedeputeerde Staten van Gelderland, dient de Inschrijving in zevenvoud (origineel en 6x kopie) aangeboden te worden door middel van een gesloten envelop of doos. Hierop dient duidelijk “Aanbesteding openbaar vervoer Achterhoek Rivierenland”, NIET OPENEN voor 16 november 2009, 12.00 uur” te worden vermeld. Noch op de aangeboden envelop of doos, noch op de eventuele andere verpakking mag de naam of het adres van de Inschrijver worden vermeld. De Inschrijving dient persoonlijk bij de contactpersoon in de in paragraaf B.1.4 genoemde zaal 0.09 in gebouw Rijnstate te worden ingediend. Per post, telefax en per e-mail ingediende Inschrijvingen worden niet geaccepteerd. De ingediende exemplaren van de Inschrijving worden eigendom van de Opdrachtgever. De Inschrijving moet aan de volgende voorwaarden voldoen: a. De Inschrijving wordt aangeleverd in een map van A4-formaat b. De voor- en rugzijde van de map moeten zijn voorzien van de naam van de Inschrijver, het zaaknummer 2009-013774 en de tekst “Aanbesteding openbaar vervoer Achterhoek Rivierenland” c. De bladzijdes in de map zijn van A4-formaat, met op elke pagina de naam van de Inschrijver en een paginanummering in het formaat "x van y" d. Eén exemplaar van de map is gemerkt met “Origineel” en is per bladzijde geparafeerd door daartoe geautoriseerde medewerker(s) van de Inschrijver. Hiervoor mag gebruik worden gemaakt van een stempel e. De overige 6 exemplaren van de mappen bevatten directe kopieën van de geparafeerde originele afdrukken f. Eén digitale versie van de aanbiedingsbrief en Inschrijving per CD-rom (standaardformulieren die in excelformaat aan de Inschrijvers worden aangeboden, worden ingevuld in excelformaat op de CD-rom opgeslagen); g. De doos of enveloppe waarmee de Inschrijving alsmede de digitale versie wordt afgegeven mag niet andere aan de Opdrachtgever te versturen documentatie bevatten. In geval van tegenstrijdigheid tussen de schriftelijke versie en de digitale versie van de Inschrijving geldt de schriftelijke versie. B.3.2
Opbouw van de Inschrijving
De Inschrijving dient de volgende opbouw te hebben:
Tabblad
Inhoud:
Zie ook:
-
Aanbiedingsbrief
-
1
Gegevens m.b.t. eigen organisatie
B.4.1
1
Verklaring inschrijvende combinatie/
B.4.2
Vormeisen
Ingevuld standaardformulier D.1
Verklaring onderaannemer(s) 2
Verklaring artikel 45 Bao inclusief gevraagde bewijsstukken Pagina
16
B.4.3.1
Ingevuld standaardformulier D.2
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Tabblad
Inhoud:
Zie ook:
Vormeisen
2
Conformiteitsverklaring
B.4.3.2
Ingevuld standaardformulier D.3
2
Verklaring artikel 48 en 109 Wp2000
B.4.3.3
Ingevuld standaardformulier D.4
3
Inschrijving in nationale beroeps-
B.4.4.1
/handelsregister 3
Bewijs van verzekering
B.4.4.2
4
Financiële en economische draagkracht:
B.4.4.3
• Omzetgegevens • Aansprakelijkheidsverklaring derde
Ingevuld standaardformulier D.5
4
Bereidverklaring bankgarantie
B.4.4.3
5
Technische bekwaamheid:
B.4.4.4
• Referenties
Ingevuld standaardformulier D.6
• CV’s 6
Vergunningen/eigenverklaring(en)
B.4.4.5
6
Toegangsovereenkomst en
B.4.4.6
veiligheidsattest/ eigenverklaring(en) 7
• T1, G2.2 Basisvoorzieningenniveau
B.5.5
(deel A, deel +)
Vervoerplan is integraal plan, met duidelijk onderscheiden onderdelen
• G1.1 Wens B
A, + en B. Kwantiteiten achter tabblad 9
8
T2 implementatieplan
B.5.5
9
G1.1 Wens B: Aanbod extra effectieve
B.5.6
DRU’s
Ingevuld standaardformulier D.7. Onderbouwing in Vervoerplan achter tabblad 7
9
G2.1: Kwaliteit marketing- en
B.5.7
communicatieplan 9
G2.2: Kwaliteit basisvoorzieningenniveau
B.5.7
(deel +)
Ingevuld standaardformulier D.7. Onderbouwing in Vervoerplan achter tabblad 7
10 10
G2.3 Kwaliteit sociaal veiligheidsplan
B.5.7
G2.4 Kwaliteit Samenwerking spoorlijn
B.5.7
Arnhem - Winterswijk 11
G3.1 Bediening Regionale
B.5.8
Bedrijventerreinen 11
G3.2 Lijnen stadslijnen
Ingevuld standaardformulier D.8 plus onderbouwing
B.5.8
Ingevuld standaardformulier D.8 plus onderbouwing
12
G4.1 Aanbod realistische CO2 -reductie
B.5.9
Ingevuld standaardformulier D.9 plus CO2 reductieplan
13
G5 Extra financiële bijdrage van de Opdrachtgever Pagina
17
B.5.10
Ingevuld standaardformulier D.10
Bestek Achterhoek Rivierenland
B.3.3
augustus 2009
Ondertekening
De Inschrijving inclusief bijlagen en alle overige bescheiden dient rechtsgeldig te zijn ondertekend. De tekeningsbevoegdheid dient te blijken uit de door de Inschrijver bijgevoegde Inschrijving van de onderneming in het nationaal beroeps-/ handelsregister (zie paragraaf B.4.4), danwel een machtiging afgegeven door de rechtsgeldig bevoegde persoon indien een ander dan de rechtsgeldig bevoegde persoon de Inschrijving ondertekent. B.3.4
Taal
Alle ingeleverde bescheiden dienen in de Nederlandse taal te zijn gesteld. B.3.5
Algemene voorwaarden
Leverings- , betalings- en andere algemene voorwaarden van de Inschrijver worden uitdrukkelijk van de hand gewezen. In de te verlenen Concessie zijn de voorwaarden waaronder de opdracht dient te worden uitgevoerd, opgenomen. De te verlenen Concessie is in conceptvorm in dit Bestek opgenomen in bijlage E.10. B.3.6
Inschrijving op een gedeelte van de opdracht
De Opdrachtgever wil de Concessie onderbrengen bij één vervoerder. De opdracht bestaat NIET uit percelen en daardoor is inschrijven op een gedeelte van de Opdracht NIET toegestaan. B.3.7
Varianten en alternatieven, één Inschrijving per Inschrijver
Varianten en alternatieven worden niet in aanmerking genomen. De Inschrijver mag één Inschrijving indienen. Ook kan de inschrijvende onderneming of organisatie als onderdeel van een combinatie en/of als onderaannemer aan een Inschrijving deelnemen. Zie hiervoor B4.2 voor hoofd- en onderaanneming. B.3.8
Kostenvergoeding
Inschrijvers hebben geen recht op vergoeding van enigerlei kosten in het kader van deze aanbesteding. B.3.9
Vertrouwelijkheid
De informatie met betrekking tot dit Bestek en de Inschrijvingen wordt vertrouwelijk behandeld en wordt uitsluitend getoond aan het beoordelingsteam en adviseurs die direct bij de aanbestedingsprocedure zijn betrokken, alsmede – desgewenst – het college van Gedeputeerde Staten. Bovendien kan het nodig zijn bepaalde informatie in een later stadium te verstrekken aan het ministerie van Verkeer en Waterstaat. In dat geval zal de Opdrachtgever de vertrouwelijkheid van de informatie richting het ministerie benadrukken. Na gunning kunnen delen uit de Inschrijving van de vervoerder aan wie de Opdracht is gegund openbaar worden gemaakt door de Opdrachtgever. B.3.10 Overname personeel Op grond van artikel 37 van de Wp2000 gaat door de overgang van een concessie het personeel van de huidige vervoerder(s) dat betrokken is bij de concessie van rechtswege over op de nieuwe vervoerder. De personeelsopgave, voorzien van een deskundigenverklaring zoals bedoeld in artikel 39 van de Wp2000, dient hierbij te worden aangehouden. De personeelsopgaven en de deskundigenverklaringen zijn opgenomen in bijlage E.4.
Pagina
18
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Inschrijvers dienen hun Inschrijvingen te baseren op deze personeelsopgaven zonder enige voorbehouden ter zake te maken. De overgang van personeel is een zaak van de (oude en nieuwe) vervoerders. De Opdrachtgever is hierbij geen partij. B.3.11 Vorm beantwoording De Inschrijver dient de in dit Bestek gestelde vragen in de Inschrijving duidelijk en ondubbelzinnig te beantwoorden. De Inschrijver dient alle gevraagde informatie die vermeld is in dit bestek en de bijlagen van dit Bestek te verstrekken en gelijktijdig met de Inschrijving aan te leveren. Bij de beantwoording van de vragen dient de Inschrijver gebruik te maken van de bij dit Bestek opgenomen Standaardformulieren (standaardformulier D.1 tot en met D.10). B.3.12 Inschrijven conform Bestek De Inschrijver dient zijn Inschrijving te baseren op dit Bestek inclusief alle bijlagen behorende bij dit Bestek. De Opdrachtgever behoudt zich het recht voor de Inschrijving niet verder te beoordelen indien de Inschrijver gevraagde informatie niet, niet helemaal en/of niet juist heeft aangeleverd. Onder “niet juist” wordt ook verstaan het opzettelijk wijzigen van informatie die door de Opdrachtgever in de (digitale) bijlagen bij dit Bestek aan de Inschrijver is verschaft. B.3.13 Mogelijk ontbrekende informatie en controle Mocht blijken dan informatie ontbreekt, dan kan de Opdrachtgever besluiten om het gebrek aan overgelegde gegevens te laten herstellen, afhankelijk van de ernst van het gebrek. De Opdrachtgever is daartoe op geen enkele manier verplicht. De Opdrachtgever behoudt zich tevens het recht voor, om aanvulling of verduidelijking van een Inschrijving of andere informatie te vragen. Dit is ter uitsluitende beoordeling door de Opdrachtgever. De Opdrachtgever is daartoe op geen enkele manier verplicht. Alle informatie die door de Inschrijver ter beschikking wordt gesteld, kan door de Opdrachtgever op juistheid worden gecontroleerd. De Opdrachtgever behoudt zich bovendien het recht voor om alle gegevens die afkomstig zijn van derden op juistheid te controleren door deze derden te benaderen. B.3.14 Gestanddoeningstermijn De Inschrijving dient tot minimaal 12 maanden na de openingsdatum van de Inschrijvingen gestand te worden gedaan en onherroepelijk te zijn. De Inschrijving van de Inschrijver wordt aangemerkt als een onherroepelijk aanbod. De Opdrachtgever kan verzoeken de gestanddoeningstermijn te verlengen. Aan een dergelijk verzoek kan de Inschrijver geen aanspraak op gunning van de opdracht ontlenen. Voor de verschillende opties gelden afwijkende gestanddoeningstermijnen; zie hiervoor de omschrijving in B.5.
Pagina
19
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
B.4
Uitsluitingsgronden en geschiktheidcriteria
B.4.1
Algemeen
Nadat is gecontroleerd of de Inschrijvingen voldoen aan de formele/administratieve voorwaarden en de compleetheid van de Inschrijving, worden de Inschrijvingen beoordeeld op de uitsluitingsgronden en geschiktheidscriteria. Alle hier genoemde uitsluitingsgronden en geschiktheidscriteria hebben een "uitsluitend karakter". Het niet voldoen aan een uitsluitingsgrond of geschiktheidscriterium met een uitsluitend karakter betekent uitsluiting van verdere beoordeling. Alleen Inschrijvers met onder meer voldoende financiële en economische draagkracht en voldoende technische bekwaamheid kunnen een aanbieding doen. Als de onderneming, of consortium van ondernemingen tezamen, niet aan deze criteria kan voldoen heeft het geen zin om een aanbieding te doen. Aanbiedingen die niet aan deze geschiktheidscriteria voldoen, worden niet (verder) in behandeling genomen. Gegevens met betrekking tot de eigen organisatie Indien de Inschrijver een concern betreft, dan dient duidelijk te worden aangegeven of het concern inschrijft, of dat één van de onderliggende (werk)maatschappijen inschrijft. Er is sprake van een concern/holding wanneer een aantal ondernemingen als een economische eenheid onder een gemeenschappelijke leiding optreedt. De band tussen hen vindt gewoonlijk in kapitaaldeelneming uitdrukking. Indien een (dochter)onderneming zich beroept op gegevens van het concern/holding, dan dient dit te worden vermeld. Voor de invulling van bepaalde geschiktheidscriteria kan een Inschrijver een beroep doen op de draagkracht/bekwaamheid van een derde, ongeacht de juridische aard van zijn banden met die derde. Dit kan een holding of onderaannemer zijn, maar ook enige andere natuurlijke of rechtspersoon. Hieronder staat per criterium aangegeven of een beroep kan worden gedaan op een derde, en zo ja, welke bewijsmiddelen in dat verband moeten worden overgelegd. De Inschrijver dient achter tabblad 1 van de Inschrijving een aantal gegevens aan te leveren met betrekking tot de eigen organisatie, het bedrijfsprofiel en eventuele samenwerkende partijen. Deze gegevens staan vermeld in Standaardformulier D.1. De gegevens dienen in dit Standaardformulier te worden ingevuld. Het is toegestaan bijlagen aan het Standaardformulier toe te voegen. B.4.2
Combinatievorming en onderaanneming
Combinatievorming Combinaties van dienstverleners mogen inschrijven. Combinaties zullen op basis van de in dit hoofdstuk aan te leveren informatie worden beoordeeld als één Inschrijver. De Inschrijver dient duidelijk te vermelden welke activiteiten door welke van de leden van de combinatie worden uitgevoerd. Daarnaast is het van belang dat de Inschrijver aangeeft wie de leiding heeft en penvoerder is, en dus aanspreekpunt voor de Opdrachtgever zal zijn tijdens de aanbesteding en de eventuele uitvoering van de Opdracht. Indien een Inschrijving wordt ingediend door een combinatie, dient ieder lid van de combinatie een verklaring te ondertekenen en in te leveren ingevolge welke alle tot de combinatie behorende ondernemingen zich gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk stellen voor de uitvoering van de gehele Opdracht. De Inschrijver dient deze verklaring in te voegen achter tabblad 1. Tevens dient, indien de Inschrijver een combinatie van Inschrijvers is, ieder lid van de combinatie voor zich de in dit hoofdstuk gevraagde bescheiden te overleggen, tenzij dit anders aangegeven staat. Pagina
20
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Hoofd- en onderaanneming Wanneer de hoofdaannemer bij de uitvoering van de Opdracht gebruik maakt van onderaannemers of zich beroept op de technische bekwaamheid van zijn onderaannemers, dient de Inschrijver in zijn Inschrijving expliciet aan te geven voor welk deel de onderaannemer zal worden ingeschakeld. De Inschrijver dient een verklaring te overleggen voor welke delen van de in paragraaf B.4.4 (geschiktheidscriteria) genoemde geschiktheidscriteria hij gebruik maakt van onderaannemer(s) en deze in te voegen achter (eveneens) tabblad 1. De Inschrijver dient ten aanzien van iedere onderaannemer de in paragraaf B.4.3 (uitsluitingsgronden) gevraagde bescheiden met betrekking tot de uitsluitingsgronden te overleggen. Voorzover de Inschrijver zich in het kader van de geschiktheidscriteria beroept op de kennis en kunde van een onderaannemer, dient dit duidelijk in de Inschrijving te worden vermeld en dient de Inschrijver de in paragraaf B.4.4 (geschiktheidscriteria) gevraagde bescheiden ook ten aanzien van de desbetreffende onderaannemer te overleggen. In het geval de Inschrijver zich niet beroept op de technische bekwaamheid of vergunningen van een onderaannemer, dienen de in paragraaf B.4.3 (uitsluitingsgronden) en B.4.4 (geschiktheidscriteria) gevraagde bescheiden van deze onderaannemer uiterlijk bij de start van de exploitatie te worden overgelegd. De hoofdaannemer blijft te allen tijde verantwoordelijk voor de uitvoering van de Opdracht. Hij is aanspreekpunt voor de Opdrachtgever. B.4.3
Uitsluitingsgronden
Deze eisen gelden voor iedere Inschrijver, iedere combinant en iedere onderaannemer. B.4.3.1 Verklaring artikel 45 Bao. De als Standaardformulier D.2 opgenomen verklaring artikel 45 Bao dient door de Inschrijver rechtsgeldig te worden ondertekend en bij de Inschrijving te worden gevoegd achter tabblad 2. Door het ondertekenen van deze verklaring geeft de Inschrijver aan dat de omstandigheden zoals bedoeld in artikel 45 Bao, respectievelijk artikel 45 Richtlijn 2004/18/EG niet op de organisatie/onderneming van toepassing zijn. De Opdrachtgever behoudt zich het recht voor om na Inschrijving, ter verificatie van de eigen verklaring, de Inschrijver alsnog te verzoeken officiële bewijsstukken te overleggen. Deze bewijzen of kopieën van deze bewijzen dienen niet ouder te zijn dan zes maanden. Indien de inhoud van deze bewijsstukken niet overeenkomt met hetgeen in de verklaring is gesteld, wordt de Inschrijver uitgesloten van verdere deelneming aan de aanbestedingsprocedure. Indien de verklaring ten aanzien van een onderaannemer onjuist blijkt, kan de Inschrijver worden uitgesloten en mag in elk geval geen gebruik gemaakt worden van de bewuste onderaannemer. B.4.3.2 Verklaring van conformiteit Tevens dient de Inschrijver een verklaring van conformiteit (Standaardformulier D.3) rechtsgeldig te ondertekenen en bij de Inschrijving te voegen achter tabblad 2. Indien de verklaring van conformiteit ontbreekt of niet volledig is ingevuld leidt dit tot uitsluiting van de gunning. B.4.3.3 Verklaring conform de artikelen 48 en 109 van de Wet personenvervoer 2000 De Inschrijver dient bij zijn Inschrijving een verklaring conform de artikelen 48 en 109 van de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000) toe te voegen. De Inschrijver dient hiervoor gebruik te maken van Standaardformulier D.4. Door het ondertekenen van deze verklaring geeft de Inschrijver aan dat de omstandigheden zoals bedoeld in artikel 48 en 109 van de Wp2000 niet op de onderneming (alsmede Pagina
21
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
eventuele onderaannemers en/of combinanten) van toepassing zijn. De verklaring dient te worden ingevoegd achter tabblad 2 van de Inschrijving. B.4.4
Geschiktheidscriteria
De geschiktheidscriteria worden gebruikt om de geschiktheid van een Inschrijver te beoordelen. Per criterium is aangegeven welke betrokkenen daaraan moeten voldoen en of al dan niet een beroep kan worden gedaan op derden. B.4.4.1 Inschrijving nationale beroeps- of handelsregister De Inschrijver dient bij zijn Inschrijving conform artikel 47 Bao een bewijs van Inschrijving van de onderneming in het nationaal beroeps-/ handelsregister toe te voegen of een verklaring onder ede of een attest te verstrekken voor overheidsopdrachten voor diensten. De Inschrijver dient dit bewijs in zijn Inschrijving in te voegen achter tabblad 3. Ingeval van Inschrijving door een combinatie, dient van alle combinatieleden een bewijs van inschrijving te worden overgelegd. Indien de Inschrijver gebruik maakt van een onderaannemer en/of voor de invulling van de geschiktheidscriteria een beroep doet op de draagkracht/bekwaamheid van een derde, dient ook van de onderaannemer/derde een bewijs van inschrijving te worden overgelegd. B.4.4.2 Verzekering De Inschrijver dient bij zijn Inschrijving een bewijs van adequate verzekering voor bedrijfs- en beroepsaansprakelijkheid voor trein en bus toe te voegen. De verzekering dient voorzover deze betrekking heeft op spoorvervoer minimaal te voldoen aan de eisen die worden gesteld in het Besluit bedrijfsvergunning en veiligheidsattest hoofdspoorwegen en heeft een dekking minimaal 10 miljoen euro per gebeurtenis. De dekking voor overige gebeurtenissen bedraagt minimaal 2,5 miljoen euro per gebeurtenis met een minimale limiet van 10 miljoen euro per verzekeringsjaar. Hiertoe volstaat een kopie van de betreffende verzekeringspolis dan wel verzekeringscertificaat. De Inschrijver dient de kopie van deze polis in de Inschrijving in te voegen achter tabblad 3. Indien de Inschrijver nog niet over een adequate verzekering beschikt, volstaat een verklaring van een verzekeraar dat deze bereid is met de Inschrijver een adequate verzekering af te sluiten indien de Concessie aan de Inschrijver wordt gegund. De Inschrijver dient in dat geval vóór gunning de verzekering af te sluiten en deze moet uiterlijk op de dag van start van de exploitatie (dit is 12 december 2010 voor de bus (8 december 2013 voor bus-ZHO) en 9 december 2012 voor de trein) ingaan. Het bewijs van verzekering dient te worden overgelegd door iedere Inschrijver /combinant / onderaannemer die binnen de Concessie vervoer zal gaan uitvoeren. Voor de invulling van dit criterium kan geen beroep worden gedaan op de verzekering van een derde. B.4.4.3 Financiële en economische draagkracht De Inschrijver dient de financiële en economische draagkracht van zijn onderneming aan te tonen, conform artikel 48 Bao. a. Omzetgegevens Over de laatste drie boekjaren (2006, 2007, 2008) dient de Inschrijver te hebben gerealiseerd een gemiddelde jaarlijkse omzet van tenminste 8 miljoen euro per jaar met personenvervoer dat hij heeft verricht.
Pagina
22
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Om dit aan te tonen dient hij een accountantsverklaring over te leggen betreffende de omzet van Inschrijver behaald met personenvervoer over de jaren 2006, 2007 en 2008. De Inschrijvers dient de omzetgegevens te vermelden achter tabblad 4. Voor de invulling van dit criterium kan de Inschrijver een beroep doen op de draagkracht van een derde. In dat geval dient - naast de gevraagde accountantsverklaring betreffende de omzet van die derde – een aansprakelijkheidsverklaring bijgevoegd te worden, waaruit blijkt dat de derde partij zich bij een gunning volledig en onvoorwaardelijk garant stelt voor de nakoming van de verplichtingen die uit de te verlenen Concessie voortvloeien. De verklaring dient door een daartoe bevoegd persoon te zijn ondertekend. In Standaardformulier D.5 is een aansprakelijkheidsverklaring derde opgenomen. De Inschrijver dient, indien van toepassing, deze verklaring bij zijn Inschrijving te voegen achter tabblad 4. Voor een Inschrijver als hoofdaannemer met onderaannemers of als combinatie (al dan niet met onderaannemers) geldt dat de afzonderlijke omzetgegevens opgeteld kunnen worden. b. Bereidverklaring bankgarantie Tot zekerheidstelling in de nakoming van zijn verplichtingen per 12 december 2010 dient de Inschrijver bij zijn Inschrijving een bereidverklaring van een in één der Lidstaten van de EU gevestigde handelsbank te overleggen, waarin is aangegeven, dat deze bank in geval van gunning van de opdracht een bankgarantie zal afgeven met een omvang van van tenminste €500.000 , (vijfhonderdduizend euro) inclusief BTW, voor de periode vanaf gunning tot start exploitatie op 12 december 2010. De bereidverklaring dient bij de Inschrijving te worden ingevoegd achter tabblad 4. De bereidverklaring dient te zijn gericht aan de Opdrachtgever en dient te verwijzen naar de Inschrijver. Een beroep op derden is in dit verband niet aan de orde. B.4.4.4 Technische bekwaamheid De Inschrijver dient te beschikken over voldoende kennis, ervaring, capaciteit en organisatievermogen om de Opdracht op vakkundige wijze te kunnen uitvoeren. De Inschrijver dient daartoe te kunnen aantonen te beschikken over een toereikende organisatie en over voldoende personeel van diverse disciplines om de Opdracht op een goede en tijdige manier uit te voeren. Het in te zetten verantwoordelijk en leidinggevend personeel (directie en managementteam) dient over voldoende bekwaamheid (in ieder geval in organisatorische zin en op gebied van personenvervoer) te beschikken en de Nederlandse taal in woord en geschrift te beheersen. De Inschrijver maakt bij zijn Inschrijving aannemelijk dat hij voor het kunnen uitvoeren van de opdracht over voldoende kennis, ervaring, capaciteit en organisatievermogen beschikt door referenties en CV’s te overleggen. a. referenties De Inschrijver dient ten minste te overleggen: • één relevante referentie inzake een opdracht van dienstverlening op het gebied van openbaar vervoer per trein (lightrail en tram inbegrepen, uitgezonderd museumlijn(en)) én één relevante referentie op het gebied van openbaar vervoer per bus óf • één relevante referentie die betrekking heeft op gecombineerde dienstverlening van openbaar vervoer per trein en bus.
Pagina
23
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
De omzet van de referentieopdracht van dienstverlening op het gebied van openbaar vervoer per bus of gecombineerde dienstverlening van openbaar vervoer per bus en trein dient tenminste € 6 miljoen per jaar te bedragen. De omzet van de referentieopdracht van dienstverlening op het gebied van openbaar vervoer per trein bedraagt ten minste €1 miljoen per jaar. Indien de Inschrijver gebruik wenst te maken van de technische bekwaamheid van een derde, dient de Inschrijver aan te tonen dat hij bij de uitvoering van de opdracht daadwerkelijk kan beschikken over voor de uitvoering van de opdracht benodigde technische middelen (waaronder begrepen de kennis en ervaring) van deze derde De referentie dient betrekking te hebben op activiteiten die op het moment van uitbrengen van de Inschrijving niet langer dan drie (3) jaar geleden zijn uitgevoerd of nu in uitvoering zijn. De Inschrijver dient voor de referentie(s) het format zoals weergegeven in Standaardformulier D.6 te gebruiken. De referentie(s) dient/dienen in de Inschrijving te worden ingevoegd achter tabblad 5. De Opdrachtgever behoudt zich het recht voor om direct – zonder tussenkomst van de Inschrijver – bij de referent(en) informatie in te winnen. b. CV’s De Inschrijver dient tenminste één CV te overleggen van het voor de uitvoering van de opdracht verantwoordelijk en leidinggevend personeel, waaruit kennis en relevante ervaring in de zin van verantwoordelijkheid en leidinggeven met dienstverlening op het gebied van openbaar vervoer blijkt. De CV(’s) dient/dienen in de Inschrijving te worden ingevoegd achter tabblad 5. B.4.4.5 Vergunningen De Inschrijver dient een kopie van een bedrijfsvergunning (artikel 28 Spoorwegwet) toe te voegen aan de Inschrijving. De vergunning dient betrekking te hebben op de treindiensten waarvoor de Concessie wordt verleend. Bij Inschrijving door een combinatie of met gebruikmaking van onderaannemers, geldt dat de bedrijfsvergunning moet zijn verleend aan de onderaanneming die daadwerkelijk het treinvervoer zal gaan uitvoeren. De Inschrijver dient ook een kopie van de aan hem verstrekte vergunning voor collectief personenvervoer, zoals bedoeld in artikel 4 van de Wp2000 toe te voegen aan de Inschrijving. Bij Inschrijving door een combinatie of met gebruikmaking van onderaannemers, geldt dat de bedrijfsvergunning moet zijn verleend aan de onderneming die daadwerkelijk openbaar vervoer per bus (en auto) zal gaan uitvoeren. Indien de Inschrijver niet beschikt over de genoemde vergunningen, dan kan als alternatief een eigenverklaring overlegd worden waarin de Inschrijver aannemelijk maakt dat deze voor aanvang van de exploitatie zal beschikken over de genoemde vergunningen. De Inschrijver dient deze verklaring te voorzien van een argumentatie. In deze argumentatie geeft de Inschrijver aan op welke manier en volgens welk tijdpad de vergunningen verkregen gaat/gaan worden. De Inschrijver dient uiterlijk op de dag van start van de exploitatie (12 december 2010 voor de bus en 9 december 2012 voor de trein) te beschikken over de genoemde vergunningen. In de argumentatie dient de Inschrijver in ieder geval aan te tonen dat hij voldoet aan de wettelijk gestelde eisen ter verkrijging van de bedoelde vergunningen. Indien een Inschrijver een dergelijke eigenverklaring indient, kan de Opdrachtgever advies inwinnen bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en ProRail. Indien, na inwinnen van dit advies, getwijfeld wordt aan de argumentatie in de verklaring zal nogmaals om een toelichting van de Inschrijver worden gevraagd. Indien deze toelichting niet toereikend is, naar oordeel van de Opdrachtgever, zal de Inschrijver uitgesloten worden van deelneming aan de aanbestedingsprocedure. Pagina
24
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Voor de Inschrijver staat het Ministerie van Verkeer & Waterstaat ter beschikking als aanspreekpunt voor vergunningverlening. De kopie van de vergunning dan wel de eigenverklaring dient achter tabblad 6 te worden gevoegd. B.4.4.6 Toegangsovereenkomst Prorail en veiligheidsattest IVW DR Kader voor de dienstverlening van ProRail vormt de Spoorwegwet en daaraan gerelateerde wetgeving. Conform deze regelgeving is de dienstverlening van ProRail en de manier waarop deze dienstverlening verkregen kan worden, verwoord in de Netverklaring (http://www.prorail.nl/Vervoerders/Pages/Netverklaring.aspx). De Inschrijver dient jaarlijks, uiterlijk bij aanvang van de nieuwe dienstregeling in december van elk jaar, met ProRail afspraken te hebben gemaakt over de dienstverlening van ProRail. Dit gebeurt in de zogenaamde Toegangsovereenkomst. Daarnaast dient de Inschrijver eenmalig te beschikken over een veiligheidsattest voor het personenvervoer per trein op de desbetreffende b aanvakken. Het veiligheidsattest wordt afgegeven door de Inspectie Verkeer en Waterstaat Divisie Rail (IVW DR). De eisen waaraan voldaan moet worden voor het verkrijgen van een veiligheidsattest zijn beschreven in normbladen (http://www.ivw.nl/onderwerpen/rail/spoorwegen/wet_en_regelgeving/voertuigen/) De toelating is beschreven in de Toelateingsgids. Deze is te downloaden via http://www.ivw.nl/Images/Toelatingsgids%20versie@201_tcm247-227865.pdf Nadere informatie is bij ProRail op te vragen via de in paragraaf B.1.14 genoemde contactpersoon. De Inschrijver zal, uiterlijk bij aanvang van de exploitatie op 9 december 2012, moeten beschikken over een Toegangsovereenkomst, inclusief een veiligheidsattest voor het personenvervoer per trein op de desbetreffende baanvakken. Bij Inschrijving door een combinatie of met gebruikmaking van onderaannemers, geldt dat de Toegangsovereenkomst, inclusief het veiligheidsattest moet zijn dan wel worden verleend aan de onderneming die daadwerkelijk het treinvervoer zal gaan uitvoeren. Hiertoe dient de Inschrijver bij de Inschrijving een Toegangsovereenkomst, inclusief een veiligheidsattest voor het personenvervoer per trein op de betreffende baanvakken danwel een eigenverklaring te overleggen waarin de Inschrijver aannemelijk maakt dat deze voor tijdstip van start uitvoering van de opdracht zal voldoen aan de in de Toegangsovereenkomst met bijbehorende Voorwaarden genoemde vereisten, zoals het beschikken over het veiligheidsattest. De Inschrijver dient deze verklaring te voorzien van een argumentatie. In deze argumentatie geeft de Inschrijver aan op welke manier en volgens welk tijdpad de Toegangsovereenkomst en het veiligheidsattest verkregen gaan worden. Indien een Inschrijver een dergelijke eigenverklaring indient, kan de Opdrachtgever advies inwinnen bij ProRail en/of IVW DR. Indien, na inwinnen van dit advies, getwijfeld wordt aan de argumentatie in de verklaring zal nogmaals om een toelichting worden gevraagd. Indien deze toelichting niet toereikend is, naar oordeel van de Opdrachtgever, zal de Inschrijver uitgesloten worden van deelneming aan de aanbestedingsprocedure. De eigenverklaring dient betrekking te hebben op de treindiensten waarvoor de concessie wordt verleend. De Inschrijver dient de een kopie van de Toegangsovereenkomst en een kopie van het veiligheidsattest of de eigenverklaring(en) achter tabblad 6 toe te voegen.
Pagina
25
Bestek Achterhoek Rivierenland
B.5
Gunningprocedure
B.5.1
Algemeen
augustus 2009
In het Programma van Eisen heeft de Opdrachtgever het basisvoorzieningenniveau (deel A en deel +) omtrent het uit te voeren openbaar vervoer beschreven. Een Inschrijving moet hieraan voldoen. Daarnaast heeft de Opdrachtgever een aantal wensen en opties geformuleerd. Deze wensen en opties zijn opgenomen als Gunningcriteria in deze aanbesteding en worden later in dit hoofdstuk nader toegelicht. In dit hoofdstuk worden de Gunningcriteria, de door de Inschrijver aan te leveren informatie en de daarbij behorende beoordelingen nader uitgewerkt. Uitgangspunt voor het opstellen van de Gunningcriteria zijn de doelen van de Opdrachtgever zoals deze worden verwoord in paragraaf A.2. Naast de Gunningcriteria worden in dit hoofdstuk ook twee Toetsingscriteria nader uitgewerkt. B.5.2
Getrapte beoordelingssystematiek
Bij de beoordeling van de Inschrijvingen hanteert de Opdrachtgever het hieronder beschreven getrapte systeem. De Opdrachtgever gaat ervan uit dat Inschrijvers voor de genoemde standaard exploitatiesubsidie van 22,1 miljoen euro per jaar een Inschrijving kunnen uitbrengen die ten minste voldoet aan het geëiste basisvoorzieningenniveau (deel A en deel +). Indien echter een Inschrijver meent het basisvoorzieningenniveau (deel A en deel +) niet te kunnen uitvoeren voor de standaard exploitatiesubsidie, dient hij in zijn Inschrijving aan te geven hoeveel extra exploitatiesubsidie hij nodig heeft om zijn Inschrijving te kunnen uitvoeren en hier een onderbouwing bij te geven. Na ontvangst van de Inschrijvingen zal de Opdrachtgever allereerst de Inschrijvingen beoordelen waarin geen extra exploitatiesubsidie wordt gevraagd. Deze Inschrijvingen worden beoordeeld aan de hand van de in de paragraaf 5.2.2 beschreven 'Standaard Gunningcriteria'. Als de Opdrachtgever één of meer geldige Inschrijvingen ontvangt waarin geen extra exploitatiesubsidie wordt gevraagd, zullen Inschrijvingen die een extra exploitatiesubsidie vragen (boven het standaardbedrag), niet in behandeling worden genomen. Uitsluitend indien binnen de exploitatiesubsidie geen geldige Inschrijvingen zijn ingediend, zal een beoordeling plaatsvinden van de Inschrijvingen met een gevraagde extra financiële bijdrage. Deze Inschrijvingen zullen dan worden beoordeeld aan de hand van de in de paragraaf 5.2.3 beschreven 'Gunningcriteria extra bijdrage'. B.5.2.1 Toetsingcriteria Zowel bij de ‘Standaard Gunningcriteria’ als bij de ‘Gunningcriteria extra bijdrage’ worden onderstaande Toetsingscriteria gehanteerd.
T
Toetsingscriterium
T1
Vervoerplan Basisvoorzieningenniveau (deel A en deel +)
Voldoet wel/niet
T2
Implementatieplan
Voldoet wel/niet
Tabel 1. Toetsingcriteria
Pagina
26
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
B.5.2.2 Standaard Gunningcriteria In het geval één of meer Inschrijvingen worden ontvangen op grond van de standaard exploitatiesubsidie (i.e. waarin geen extra bijdrage wordt gevraagd), beoordeelt de Opdrachtgever die Inschrijvingen op grond van onderstaande Standaard Gunningcriteria.
G
Gunningcriterium
G1
Wens B: Effectieve kwantiteit
G1.1
Wens B: Aanbod extra effectieve DRU’s
Subgunningcriterium
Weging (%) A/R
G1.1.1 Aanbod extra DRU’s
30
30 G1.1.2 Kwaliteit extra DRU’s
G2
Kwaliteit
G2.1
Kwaliteit Marketing- en
50 20
Communicatieplan G2.2
Kwaliteit Basisvoorzieningenniveau (deel
20
+) G2.3
Kwaliteit Sociaal Veiligheidsplan
5
G2.4
Kwaliteit Samenwerkingsplan spoorlijn
5
Arnhem - Winterswijk G3
Opties inzake effectieve kwantiteit
G3.1
Bediening Regionale Bedrijventerreinen
5 G3.1.1 Financiële bijdrage
2,5
G3.1.2 Kwaliteit invulling Bedrijventerreinen G3.2
Lijnen Stadsdiensten
G3.2.1 Financiële bijdrage
2,5
G3.2.2 Kwaliteit invulling Stadsdiensten G4
Optie inzake kwaliteit
G4.1
Aanbod realistische extra CO2 -reductie
15 G4.1.1 Aanbod extra CO2 -
15
reductie G4.1.2 Realisme extra CO2reductie
Tabel 2. Standaard Gunningcriteria
B.5.2.3 Gunningcriteria extra bijdrage In het geval uitsluitend Inschrijvingen worden ontvangen waarin wordt gevraagd om een extra exploitatiesubsidie, worden deze Inschrijvingen beoordeeld op grond van onderstaande 'Gunningcriteria extra bijdrage'.
Pagina
27
Bestek Achterhoek Rivierenland
G
Gunningcriterium
G2
Kwaliteit
G2.1
Kwaliteit Marketing- en
G2.2
Kwaliteit
augustus 2009
Subgunningcriterium
Weging (%) A/R 40 15
Communicatieplan 15
Basisvoorzieningenniveau (deel +) G2.3
Kwaliteit Sociaal
5
Veiligheidsplan G2.4
Kwaliteit Samenwerkings
5
spoorlijn Arnhem – Winterswijk G3
Opties inzake effectieve kwantiteit
G3.1
Bediening Regionale
G3.1.1 Financiële bijdrage
Bedrijventerreinen
G3.1.2 Kwaliteit invulling nieuwe lijnen
G3.2
Lijnen Stadsdiensten
G3.2.1 Financiële bijdrage
G4
Optie inzake kwaliteit
G4.1
Aanbod realistische extra
G4.1.1 Aanbod extra CO2-reductie
CO2-reductie
G4.1.2 Realisme extra CO2 -reductie
G5
Extra financiële bijdrage van de Opdrachtgever
5 2,5 2,5
G3.2.2 Kwaliteit invulling nieuwe lijnen 10 10 45 100
Tabel 3. Gunningcriteria extra bijdrage B.5.2.4 Toelichting beoordelingssystematiek Het belangrijkste uitgangspunt van de standaard beoordelingssystematiek is dat zoveel mogelijk effectieve kwantiteit en kwaliteit wordt verkregen voor het beschikbare budget. Hiertoe wordt bij de Gunningcriteria onderscheid gemaakt naar de wensen voor extra effectieve busdiensten (G1) en eisen met betrekking de invulling van deel +. (G.2.2). G.2.2 wordt beoordeeld op kwaliteit. Dit betekent dat de Inschrijver aan wie de concessie wordt verleend de concessie gedurende de gehele looptijd dient uit te voeren conform minimaal het niveau waarop deze in de Inschrijving invulling heeft gegeven aan de wensen G1 en G2. Inschrijvers geven invulling aan de opties G3.1, G3.2 en G4.1. Wordt een ingevulde optie geaccepteerd door de Opdrachtgever, dan dient de Inschrijver aan wie de concessie is verleend de optie gedurende de gehele looptijd van de concessie uit te voeren conform de Inschrijving. Onder welke precieze omstandigheden een ingevulde optie al dan niet wordt geaccepteerd, wordt nader toegelicht in paragrafen B.5.8 en B.5.9. Met de ‘Standaard beoordelingssystematiek’ wordt het beloond als het maximale budget van de Opdrachtgever zo goed mogelijk wordt ingezet door de Inschrijver. In het geval uitsluitend Inschrijvingen worden ontvangen waarin wordt gevraagd om een extra exploitatiesubsidie, wordt daarnaast de gevraagde financiële bijdrage ook meegenomen in de beoordelingssystematiek.
Pagina
28
Bestek Achterhoek Rivierenland
B.5.3
augustus 2009
Beoordeling op Toetsingscriteria
Voor de Toetsingscriteria geldt dat de Inschrijving hieraan onvoorwaardelijk moet voldoen. Indien hier niet aan wordt voldaan, wordt de Inschrijving terzijde gelegd. Allereerst wordt beoordeeld of men zich als Inschrijver heeft geconformeerd aan het basisvoorzieningenniveau (deel A en deel +) voor het openbaar vervoer zoals beschreven in het Programma van Eisen en eventueel gewijzigd door middel van een Nota van Inlichtingen. Deze toets vindt mede plaats aan de hand van het door de Inschrijver in te dienen Vervoerplan onderdeel basisvoorzieningenniveau (deel A en deel +) voor T1. Als men zich niet onvoorwaardelijk conformeert aan het basisvoorzieningenniveau (deel A en deel +), of als uit de inhoud van de Inschrijving zelf blijkt dat de Inschrijver zich hier niet aan conformeert, is de Inschrijving ongeldig en wordt de Inschrijver uitgesloten van verdere deelname aan de aanbesteding. Naast het Vervoerplan onderdeel basisvoorzieningenniveau wordt het Implementatieplan als Toetsingscriterium gehanteerd (T2). In paragraaf B.5.5 is toegelicht wat er dient te worden aangeleverd voor de Toetsingscriteria en hoe hierop wordt getoetst. Als de Inschrijving niet aan voldoet aan de Toetsingscriteria of overigens ongeldig is, wordt de Inschrijver uitgesloten van verdere deelname aan de aanbesteding. B.5.4
Beoordeling op Gunningcriteria
Als een Inschrijving voldoet aan de Toetsingscriteria en overigens ook geldig is, wordt de Inschrijving beoordeeld op de Gunningcriteria. B.5.4.1 Beoordeling van kwalitatieve criteria Een deel van de Gunningcriteria heeft betrekking op kwalitatieve aspecten. Dit zijn G1.1.2, G2.1, G2.2, G2.3, G2.4, G3.1.2, G3.2.2 en G4.1.2. De beoordeling hiervan gebeurt als volgt. Beoordeling van de kwalitatieve aspecten van de Inschrijvingen vindt eerst individueel plaats door de leden van het beoordelingsteam. Het beoordelingsteam voor de beoordeling van kwalitatieve criteria bestaat uit een onafhankelijke voorzitter en minimaal vijf leden. Elk lid van de beoordelingscommissie vult individueel per Inschrijving een scoreformulier in. Na deze individuele beoordeling vindt een plenaire vergadering van de beoordelingscommissie plaats, onder begeleiding van de onafhankelijke voorzitter waar inhoudelijk over deze beoordeling wordt gediscussieerd. Daar waar een beoordeling van een lid van de beoordelingscommissie afwijkt van de overige beoordelingen, wordt hierover gediscussieerd. De individuele beoordelaars hebben daarbij de mogelijkheid om, op basis van de gevoerde discussies, zijn/haar beoordeling al dan niet bij te stellen. Hierna wordt voor elk Gunningcriterium de score uitgerekend door het gemiddelde van de afzonderlijke scores van de leden te nemen. Hierbij telt de beoordeling van elke beoordelaar even zwaar mee. In algemene zin geldt voor alle kwalitatieve aspecten dat deze aspecten beter worden beoordeeld naarmate Inschrijvingen beter aansluiten op de doelen en ambities van deze aanbesteding zoals geformuleerd in hoofdstuk A van het bestek. B.5.4.2 Beoordelen van kwantitatieve criteria De kwantitatieve criteria zijn G1.1.1, G3.1.1, G3.2.1, G4.1.1 en G5 (mits van toepassing). Deze kwantitatieve criteria worden beoordeeld met een systematiek die per Gunningcriterium apart is beschreven in de tekstkaders.
Pagina
29
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
B.5.4.3 Berekenen eindscores De (gemiddelde) score op elk Gunningcriterium wordt niet afgerond. Voor het berekenen van de totaalscore over alle Gunningcriteria wordt de Gewogen Factor methode gebruikt, wat inhoudt dat per Gunningcriterium het gewicht met de score wordt vermenigvuldigd. Alle gewogen scores worden vervolgens bij elkaar opgeteld. De Inschrijver die voor gunning in aanmerking komt is de Inschrijver met de hoogste gewogen totaalscore. Als na toekenning van punten op basis van de Gunningcriteria (i) twee of meer Inschrijvers een gelijke gewogen eindscore halen (met afronding op één decimaal) en (ii) dat tot gevolg heeft dat meer dan één Inschrijver voor gunning in aanmerking zou komen, dan wordt de concessie verleend aan de Inschrijver die de hoogste totaalscore heeft behaald op G5 (mits van toepassing). Als G5 niet van toepassing is 1 of op G5 door de betreffende Inschrijvers een gelijk aantal punten is behaald, wordt de concessie verleend aan de Inschrijver die de hoogste totaalscore heeft behaald op G1. Als ook op G1 door de betreffende Inschrijvers een gelijk aantal punten is behaald, wordt de concessie verleend aan de Inschrijver die de hoogste totaalscore heeft behaald op G2. Als ook op G2 door betreffende Inschrijvers een gelijk aantal punten is behaald, dan vindt gunning plaats door loting tussen de betreffende Inschrijvers bij een door de Opdrachtgever geselecteerde notaris. De betreffende Inschrijvers mogen bij de loting aanwezig zijn. B.5.5
Toetsing
T1 Vervoerplan basisvoorzieningenniveau (deel A en deel +) De Inschrijver wordt gevraagd een vervoerplan op te stellen voor de invulling van het basisvoorzieningenniveau (A+) zoals beschreven in het Programma van Eisen. De basiseisen voor het voorgeschreven basisvoorzieningenniveau (deel A en deel +) zijn verdeeld in een aantal categorieën: Deel A • • • • •
HOV-lijnen; Snelnetlijnen inclusief treindiensten; Regionetlijnen maandag tot en met vrijdag van 6:00u tot 19:00u; Buurtbussen; Scholierenlijnen;
Deel + • Bediening van de kernen groter dan 1500 inwoners, op werkdagen na 19:00 uur, in het weekend en op zon- en feestdagen. De Inschrijvers wordt gevraagd een vervoerplan op te stellen waarin wordt ingegaan op de uitvoering van de voorgeschreven HOV-lijnen, snelnetlijnen en regionetlijnen. De huidige dienstregeling is leidend voor wat betreft route, haltes, bedieningsperiode en reismogelijkheden. Het vervoerplan dient uitvoerbaar te zijn op basis van de bij de start van de concessie beschikbare infrastructuur.
1
Dit is het geval als één of meer Inschrijvingen worden ontvangen op grond van de standaard exploitatiebijdrage.
Pagina
30
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Voor alle duidelijkheid wordt benadrukt dat dit Toetsingscriterium los staat van G1.1. Het aanbieden van extra dienstregelinguren ten opzichte van de dienstregeling wordt niet getoetst bij T1. Bij T1 wordt getoetst of de Inschrijving voldoet aan de gestelde basiseisen voor het voorgeschreven basisvoorzieningenniveau (deel A en deel +). Inschrijvers mogen voorstellen doen voor verbeteringen van de rijtijden of van de aansluitingen. Het vervoerplan dient de Inschrijver toe te voegen achter tabblad 7 van zijn Inschrijving.
Beoordeling T1: Vervoerplan voor het basisvoorzieningenniveau (A+) Minimumeis: Het vervoerplan voldoet of voldoet niet. Dit wordt getoetst door het beoordelingsteam. Als het plan niet voldoet leidt dit tot uitsluiting van verdere beoordeling en deelname aan de aanbestedingsprocedure. Wijze van beoordelen: Een ingediend vervoerplanplan wordt als voldoende beoordeeld als: • Het vervoerplan voldoet aan de gestelde eisen • Bovenstaande voorgeschreven onderdelen worden behandeld en onderbouwd • De effectiviteit en het realiteitsgehalte van het vervoerplan naar beoordeling van het beoordelingsteam voldoende zijn
T2 Implementatieplan De Inschrijver dient een implementatieplan op te stellen en toe te voegen aan de Inschrijving. Het implementatieplan dient in de vorm van een draaiboek te beschrijven welke activiteiten gaan worden uitgevoerd op welk moment in de periode gelegen tussen de gunning en de aanvang van de concessie, opdat per 12 december 2010 kan worden gestart met de uitvoering van de concessie en het openbaar vervoer. In het implementatieplan dient de Inschrijver in ieder geval onderstaande onderwerpen te beschrijven in onderstaande volgorde. Als de Inschrijver nog andere onderwerpen wenst toe te voegen, moet hij dit doen onder 12 “Overige aspecten”. • Implementatieteam / projectorganisatie: o Samenstelling o Activiteiten en verantwoordelijkheden: Binnen implementatieteam Verwachte acties van de Opdrachtgever • Overlegstructuur met de Opdrachtgever, waarbij in ieder geval de volgende onderwerpen aan bod komen: o Voortgangsrapportages o Overleg tussen de Inschrijver en de provincie o Hoe te handelen in geval van dreigende ingrijpende afwijking van de planning. • Communicatie en voorlichting tijdens de implementatie: o Overleg en afstemming met aangrenzende concessiehouders, ProRail en openbaar vervoerbedrijven, waarmee afspraken over samenwerking moeten worden gemaakt
Pagina
31
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
In het bijzonder de samenhang tussen het spoorvervoer (Syntus, Regions) en het omliggende busvervoer. Voorbereiding uitvoering dienstregeling en communicatie hiervan naar de reiziger Overname huidig personeel en werving en selectie nieuw personeel Beschikbaarheid bestaand en nieuw materieel inclusief apparatuur ten behoeve van de OV-chipkaart en reizigersinformatie. Specifiek dient hier aandacht te worden besteed aan het benodigde treinmaterieel. Ook dienen al gemaakte afspraken met leveranciers te worden aangegeven. Speciale aandacht dient te worden gegeven aan noodscenario’s indien het materieel niet tijdig beschikbaar komt of dreigt te komen Beschikbaarheid noodzakelijke gebouwen en infrastructuur ten behoeve van de uitvoering van de concessie Organisatie informatiesystemen (DRIS) ten behoeve van de reizigers en de concessieverlener Risicoanalyse en bijbehorende beheersmaatregelen Invoering van de OV-chipkaart; waarbij specifiek aandacht moet worden gegeven aan de back office en aan de informatievoorziening aan reizigers Planning van de implementatie inclusief meetbare mijlpalen Overige aspecten (indien van toepassing). o
• • •
• • • • • •
De Opdrachtgever kan besluiten om de winnende Inschrijver gedurende de implementatieperiode een andere (mogelijk snellere) fasering op te leggen, dan de fasering die de Inschrijver in het implementatieplan heeft aangeleverd, zonder dat de winnende Inschrijver recht heeft op vergoeding van daaruit voortvloeiende kosten. Beoordeling T2: Implementatieplan Minimumeis: Het implementatieplan voldoet of voldoet niet. Dit wordt getoetst door het beoordelingsteam. Als het plan niet voldoet leidt dit tot uitsluiting van verdere beoordeling en deelname aan de aanbestedingsprocedure. Wijze van beoordelen: Een ingediend implementatieplan wordt als voldoende beoordeeld als: • het implementatieplan voldoet aan de gestelde eisen • Bovenstaande voorgeschreven onderdelen worden behandeld, onderbouwd met (de gevraagde) (bewijs)stukken • Naar de mening van het beoordelingsteam heeft de Inschrijver het aannemelijk gemaakt dat de concessie per 12 december 2010 voor busdiensten en op 9 december 2012 voor het OV per trein, overeenkomstig alle daaraan gestelde eisen in uitvoering zal zijn
B.5.6
Gunningcriterium G1: Wens B: Effectieve kwantiteit
Gunningcriterium G1.1 wordt beoordeeld op basis van de aangeboden extra effectieve DRU’s voor voor wens B. In Hoofdstuk C1 van het Programma van Eisen is beschreven wat er onder wens B kan worden aangeboden.
Pagina
32
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
G1.1 Wens B: Aanbod extra effectieve DRU’s voor de busdienst (regulier materieel) en auto / kleine bus Gunningcriterium G1.1 bestaat uit de volgende subcriteria: • G1.1.1: Aanbod extra DRU’s • G1.1.2: Kwaliteit extra DRU’s Voor het berekenen van een score voor het aanbod extra effectieve DRU’s wordt niet alleen gekeken naar het aanbod van extra DRU’s (G1.1.1), maar er wordt ook gekeken naar hoe effectief deze DRU’s worden ingezet (G1.1.2). Het aantal extra DRU’s wordt kwantitatief beoordeeld. De mate van effectiviteit van de aangeboden DRU’s wordt kwalitatief beoordeeld.
Beoordeling G1.1: Wens B: Aanbod extra effectieve DRU’s Het aanbod extra effectieve DRU’s wordt kwantitatief beoordeeld. Op basis van de score voor de hoeveelheid extra aangeboden DRU’s (G1.1.1) en de kwaliteit van deze DRU’s in procenten (G1.1.2) wordt de score voor G1.1 conform de volgende formule berekend: Score G1.1 = Score G1.1.1 * Score G1.1.2 De gehanteerde formule beloont het om extra DRU’s zo goed als mogelijk in te zetten. Rekenvoorbeelden G1.1 Aanbod extra effectieve DRU’s Als bijvoorbeeld een score van 7 wordt behaald voor het aantal extra DRU’s en de effectiviteit hiervan is 100%, dan is de totaalscore voor G1.1 een 7. Als de effectiviteit echter maar als gemiddeld 50% wordt beoordeeld, dan is de totaalscore voor G1.1 een 3,5.
G1.1.1 Aanbod extra DRU’s / wens B In aanvulling op het basisvoorzieningenniveau (deel A en deel +) wordt de Inschrijver gevraagd invulling te geven aan wens B. De Inschrijver dient het totale aantal extra DRU’s in te vullen in bijlage D.7. De Inschrijver dient het ingevulde standaardformulier op te nemen achter tabblad 9. Daarnaast dient de Inschrijver achter ditzelfde tabblad de berekening van de aangeboden DRU’s te onderbouwen door per aangeboden lijn het totale aantal DRU’s en de vermenigvuldigingsfactor aan te geven. De Inschrijver dient daarbij zowel de aangeboden DRU’s voor deel A, deel + als voor deel B te onderbouwen. De DRU’s geboden bij deel A en deel + tellen niet mee bij de extra DRU. De DRU’s geboden bij deel A en deel + gelden wel als referentie voor de bepaling van het percentage van de extra DRU’s. Bij de berekening van het aantal extra DRU’s dient de Inschrijver de volgende uitgangspunten te hanteren: • Een DRU voor vraagafhankelijk openbaar vervoer geldt als 0,2 DRU, onafhankelijk van het type voertuig • Een DRU gereden met een auto / kleine bus geldt als 0,6 DRU • Een DRU gereden met een bus of een gelede bus geldt als 1,0 DRU
Pagina
33
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Beoordeling G1.1.1: Aanbod extra DRU’s Het aanbod extra DRU’s wordt kwantitatief beoordeeld. Op basis van de hoeveelheid aangeboden extra DRU’s wordt het aantal toe te kennen punten als volgt bepaald: Extra aanbod
Score
20 %
10
18 %
9
16 %
8
14 %
7
12 %
6
10 %
5
8%
4
6%
3
4%
2
2%
1
0%
0
Een extra aanbod van 0% DRU’s houdt in dat de Inschrijver geen extra DRU’s aanbiedt ten opzichte van het aantal DRU’s dat deze Inschrijver nodig heeft om te kunnen voldoen aan het basisvoorzieningenniveau deel A en deel +. Er worden 10 DRU-punten toegekend bij een maximaal extra aantal DRU’s van 20% ten opzichte van het benodigde aantal DRU’s voor de invulling van het basisvoorzieningenniveau deel A en deel +. Tussen de punten in de tabel verloopt de score lineair. Ter indicatie geeft de Opdrachtgever aan dat het basisvoorzieningenniveau (deel A) zoals gesteld in het Programma van Eisen volgens de Opdrachtgever circa 239.900 DRU’s bedraagt. Voor het basisvoorzieningenniveau (deel +) kan de Opdrachtgever geen indicatief aantal DRU’s opgeven. De indicatie voor deel A van het basisvoorzieningenniveau dient ter informatie voor de Inschrijvers. Rekenvoorbeeld G1.1.1 Aanbod extra DRU’s Als een Inschrijver bijvoorbeeld 260.000 DRU’s nodig heeft om te kunnen voldoen aan het basisvoorzieningenniveau deel A en deel + en in totaal 312.000 DRU’s aanbiedt, dan worden er 52.000 extra DRU’s aangeboden. Als 52.000 extra DRU’s worden aangeboden ten opzichtte van 260.000, dan is dit een extra aanbod van 20%. De score voor G1.1.1 wordt dan een 10.
G1.1.2 Kwaliteit extra DRU’s Als de Inschrijver extra DRU’s inzet, dan dient deze aan te geven hoe deze extra DRU’s worden ingezet. Dit is onderdeel van het vervoerplan. Extra’s DRU’s zijn niet de DRU’s opgegeven voor deel A en deel +. De inzet van de extra DRU’s dient ten minste te voldoen aan de randvoorwaarden die zijn weergegeven in de basiseisen ten aanzien van het openbaar vervoer zoals opgenomen in het Programma van Eisen. Daarnaast daagt de Opdrachtgever de Inschrijver uit om met vernieuwende en creatieve invullingen van het aanbod te komen. De door de Inschrijver aangeboden extra DRU’s gelden voor de periode vanaf de startdatum van de concessie tot en met de einddatum van de concessie.
Pagina
34
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
De volgende onderwerpen dienen in ieder geval aan de orde te komen in het vervoerplan: • Een beschrijving: o van de ingevulde wensen o van het materieel: welke typen materieel worden ingezet voor de extra DRU’s • De afwegingen die zijn gemaakt om de extra’s boven het basisvoorzieningenniveau te verwerken in het gedane aanbod: waarom worden op bepaalde lijnen op bepaalde tijdstippen extra DRU’s aangeboden met een bepaald type materieel? • De relatie van het extra aanbod met de huidige en de te verwachten vervoersvraag: hoe sluiten de extra DRU’s aan bij de huidige en de te verwachten vervoersvraag? Daarbij dient deze en de vorige vraag onderbouwd te zijn met logische redeneringen, onderzoeken (naar bijvoorbeeld vraagontwikkelingen) en/of resultaten die met eerdere acties zijn bereikt • De rol van de spoor- en wegbeheerder(s): wat wordt er gevraagd van de betreffende beheerder(s)? • De afstemming met het marketing- en communicatieplan (G2.1): hoe sluit het marketing- en communicatieplan aan op de extra DRU’s? • Overige afwegingen die door de Inschrijver zijn gemaakt en van belang zijn om een juist inzicht te krijgen in de door Inschrijver gemaakte vervoerkundige afwegingen Bij de invulling van wens B wordt aandacht gevraagd voor de bediening van sterke regionetlijnen, kernen met minder dan 1500 inwoners, ziekenhuizen en van winkelcentra op koopavonden. Ook de bediening van de bestaande stedelijke lijnen op deze tijden wordt beschreven. De Inschrijver wordt extra beloond naarmate de kwaliteit beter is. De provincie wil het aantal lege bussen terugdringen. Uitgangspunt is de reizigersvraag naar openbaar vervoer. De Inschrijver dient in zijn visie op het netwerk aandacht te schenken aan doorontwikkeling van het netwerk en de mogelijkheid om in te spelen op veranderingen zonder dat de consistentie in het netwerk verloren gaat (naar het oordeel van de beoordelingscommissie). De Inschrijver streeft hierbij naar een consistent netwerk dat zonder ingrijpende wijzigingen kan inspelen op nieuwe ontwikkelingen (bijvoorbeeld het ontsluiten van nieuwe woonwijken en werkgelegenheidsgebieden). Het vervoerplan wordt beoordeeld door het beoordelingsteam waarbij zij wordt geadviseerd door een onafhankelijke externe expert. Het vervoerplan voor G1.1.2 dient de Inschrijver toe te voegen aan zijn Inschrijving achter tabblad 7.
Pagina
35
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Beoordeling G1.1.2: Effectiviteit extra DRU’s De creativiteit, effectiviteit en nuttigheid van de extra in te zetten DRU’s en de kwaliteit van het vervoerplan worden beoordeeld op de hierboven genoemde onderwerpen en het realiteitsgehalte onder meer rekening houdend met eventuele extra benodigde infrastructuur. Bij de beoordeling wordt bovendien gelet op de onderbouwing voor de inzet van extra in te zetten DRU’s. De bovengenoemde punten zijn onderdeel van de beoordeling.De beoordeling komt verder mede tot stand door de verschillende Inschrijvingen onderling met elkaar te vergelijken. Aan de motivatie van de extra aangeboden DRU’s kan door elk lid van het beoordelingsteam slechts een van de volgende waarderingen worden gegeven: Beoordeling
Score
Uitstekend
100%
Goed
80%
Voldoende
60%
Matig
40%
Minimaal
0%
Er wordt een uitstekende score toegekend aan een vervoerplan als naar verwachting van de provincie de extra DRU’s uitstekend invulling geven aan de aandachtspunten geformuleerd bij wens B. Daarnaast moet een uitstekend plan zijn afgestemd op de huidige vervoersvraag en/of op een uitstekende wijze nieuwe vervoersvraag genereren. Een uitstekend plan dient verder een bijdrage te leveren aan de bereikbaarheid van de regio, de concurrentiepositie van het openbaar vervoer ten opzichtte van de auto te verbeteren en/of een betere aansluiting op overig openbaar vervoer te creëren. Daarbij dient het plan onderbouwd te zijn met logische redeneringen, onderzoeken en/of resultaten die met eerdere acties zijn bereikt. Er wordt een minimale score toegekend als naar verwachting van de provincie een vervoerplan onvoldoende of niet is afgestemd de wensen en op de huidige vervoersvraag en onvoldoende of geen nieuwe vervoersvraag genereert. Vervoerplannen met een tussenliggende kwaliteit krijgen naar rato een beoordeling.
B.5.7
Gunningcriterium G2: Kwaliteit
Gunningcriterium G2 wordt beoordeeld op basis van vier subcriteria: • • • •
G2.1 Kwaliteit Marketing- en Communicatieplan; G2.2 Kwaliteit Basisvoorzieningenniveau (deel +) G2.3 Kwaliteit Sociaal Veiligheidsplan G2.4 Kwaliteit Samenwerking Spoorlijn Arnhem - Winterswijk
In de beoordeling van elk individueel plan zal worden meegenomen in welke mate een plan aansluit bij de overige onderdelen van de Inschrijving. G2.1 Kwaliteit Marketing- en Communicatieplan De Inschrijver dient een marketing- en communicatieplan op te stellen voor de eerste twee jaren van de concessie. De Inschrijver dient hierbij in ieder geval in te gaan op “Naar vanzelfsprekend openbaar Pagina
36
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
vervoer”, met als onderdeel daarvan OV-marktkansen en Ruimtelijke Ordening Ontwikkelingen (ROOntwikkelingen). Het behouden van reizigers en het aantrekken van nieuwe reizigers dient centraal te staan in het marketing- en communicatieplan van de Inschrijvers. In het algemeen geldt dat in het marketing- en communicatieplan alle marketingelementen beschreven in paragraaf C.0 van het Programma van Eisen (de 5 P’s) dienen te worden behandeld. Het plan dient onderbouwd te zijn met logische redeneringen, onderzoeken en/of resultaten die met eerdere acties zijn bereikt. Het marketing- en communicatieplan gaat in op de onderdelen: • Visie van de Inschrijver; • Acties: o Actiehouders; o Tijdspad. • Financiering.
1) Visie van de Inschrijver De Inschrijver beschrijft zijn visie op de volledige looptijd van de concessie op het gebied van “Naar vanzelfsprekend openbaar vervoer”. Deze visie dient te worden ondersteunt met elementen zoals begrijpelijk OV, eenvoudig OV en herkenbaar OV. De Inschrijver gaat hierbij specifiek in zijn visie op de sociale functie van het openbaar vervoer en verklaart hoe zijn visie bijdraagt aan een reizigersbehoud en reizigersgroei gedurende de concessieperiode. 2) Acties De Inschrijver formuleert concrete acties voor het behalen van zijn doelstellingen op het gebied van reizigersgroei en de sociale functie van het openbaar vervoer. Deze doelen en acties dienen SMART geformuleerd te zijn: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. a. Actiehouders Per actie wordt beschreven wat de rol- en taakverdeling is tussen de diverse stakeholders. Specifiek wordt ingegaan op de verdeling tussen het ontwikkelteam, de provincie, de Inschrijver zelf en eventuele overige betrokkenen. b. Tijdspad De Inschrijver dient een jaarkalender op te stellen waarop de acties voor de eerste twee kalenderjaren zijn opgenomen. De Inschrijver dient (I) de duur van de acties en (II) de verdeling in de tijd van de acties goed te onderbouwen. 3) Financiering De Inschrijver dient per jaar te beschrijven welke investeringen door hem worden gedaan ten behoeve van marketing en communicatie. Dit betekent dat de Inschrijver aan wie de concessie wordt verleend de marketing en communicatie dient uit te voeren conform de minimaal aangeboden investeringen. Het marketing- en communicatieplan dient de Inschrijver toe te voegen aan zijn Inschrijving achter tabblad 9.
Pagina
37
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Beoordeling G2.1: Kwaliteit Marketing- en Communicatieplan
Het marketing- en communicatieplan wordt in zijn geheel beoordeeld op de invulling van de hierboven beschreven onderwerpen, het realiteitsgehalte en het originaliteitgehalte. Specifiek wordt het marketing- en communicatieplan van de Inschrijver beoordeeld op de mate waarin het plan volgens de provincie bijdraagt aan het behouden en aantrekken van reizigers en de sociale functie van het openbaar vervoer. Hiertoe dient de Inschrijver een duidelijk visie op marketing en communicatie, aanpak en motivatie te geven. Ten slotte beoordeelt het beoordelingsteam het marketingen communicatieplan op de doelstellingen en de verwachte effect(en) van het plan voor de wens van de provincie om “Naar vanzelfsprekend openbaar vervoer” mogelijk te maken. De beoordeling komt verder mede tot stand door de verschillende Inschrijvingen onderling met elkaar te vergelijken.
Aan het marketing- en communicatieplan als geheel kan door elk lid van het beoordelingsteam slechts een van de volgende waarderingen worden gegeven:
Beoordeling
Score
Uitstekend
10
Goed
8
Voldoende
6
Matig
4
Minimaal
0
Er wordt een uitstekende score toegekend aan een marketing- en communicatieplan waaruit naar verwachting van de provincie de huidige reizigers worden behouden en er reizigersgroei wordt gegenereerd, waarbij Naar vanzelfsprekendheid openbaar vervoer en de sociale functie optimaal worden ingevuld. Daarbij dient het plan onderbouwd te zijn met logische redeneringen, (markt)onderzoeken en/of resultaten die met eerdere marketingacties zijn bereikt en dient de Inschrijver uit eigen middelen een passende financiële bijdrage beschikbaar te stellen voor de uitvoering van dit plan.Tot slot dient het plan samen te hangen met de overige plannen van de Inschrijver en dient het invulling te geven aan de overige wensen en onderwerpen zoals beschreven in de eerste alinea van dit tekstkader. Er wordt een minimale score toegekend als naar verwachting van de provincie de middelen en/of effecten van de plannen geen realiteitsgehalte en onderbouwing hebben. Dit komt er onder meer op neer dat een minimale score wordt toegekend als naar verwachting van de provincie: • • •
een vermindering van de vervoersvraag of reizigersgroei optreedt en/of de OV-marktkansen en RO-ontwikkelingen niet worden behandeld en/of geen marketingbudget wordt gereserveerd.
Marketing en communicatieplannen met een tussenliggende kwaliteit krijgen naar rato een beoordeling.
Pagina
38
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
G2.2 Kwaliteit Basisvoorzieningenniveau (deel +) Provinciale Staten hecht sterk aan de sociale functie van het openbaar verover. Met name goede bereikbaarheid van kernen met meer dan 1500 inwoners heeft de aandacht. De Inschrijvers wordt gevraagd in het vervoerplan een hoofdstuk op te nemen inzake de bediening van de kernen groter dan 1.500 inwoners, tijdens de avonduren na 19:00 uur, in het weekend en op feestdagen. De kernen die momenteel bediend worden door het Regionet dienen hierbij door enige vorm van OV bediend te blijven. De huidige situatie geldt als referentie, echter de Opdrachtgever daagt de Inschrijver uit met vernieuwende en creatieve invullingen van het aanbod te komen. De bediening van de kernen groter dan 1500 inwoners is een onderdeel (deel +) van het geëiste basisvoorzieningenniveau zoals gesteld in hoofdstuk C.1 van het Programma van Eisen. De Inschrijvers wordt gevraagd in het plan in te gaan op een goede dienstregeling, waarbij enerzijds de bediening goed wordt uitgevoerd, maar waarbij anderzijds ook rekening wordt gehouden met een efficiënte inzet van middelen. De Opdrachtgever vraagt om creativiteit. Hierbij kan gedacht worden aan belbussen, inzet van kleiner materieel, het combineren van routes, het aanpassen van frequenties of bedieningstijden en het maken van afspraken met Regiotaxi. Voor de stillere periodes kunnen alternatieve exploitatievormen worden voorgesteld of kan de vervoerder voorstellen doen om bestaande ritten niet meer op te nemen in het vervoerplan en dienstregeling. Als een kern al wordt bediend door een verbindende lijn hoeft geen alternatief te worden voorgesteld. Het plan voor deel + wordt kwalitatief beoordeeld. In de beoordeling wordt op de volgende punten gescoord: • • • •
frequentie per kern soort materieel creativiteit van de plannen onderbouwing van de plannen
Het aantal DRU’s moet worden opgegeven, maar wordt niet beoordeeld. Het aantal DRU’s telt mee in de basisvoorziening deel A en deel +. Het plan dient uitvoerbaar te zijn op basis van de bij de start van de concessie beschikbare infrastructuur. De Inschrijver dient in zijn visie op het netwerk aandacht te schenken aan doorontwikkeling van het netwerk en de mogelijkheid om in te spelen op veranderingen zonder dat de consistentie in het netwerk verloren gaat (naar het oordeel van de beoordelingscommissie). De Inschrijver streeft hierbij naar een consistent netwerk dat zonder ingrijpende wijzigingen kan inspelen op nieuwe ontwikkelingen (bijvoorbeeld het ontsluiten nieuwe woonwijken en werkgelegenheidsgebieden). Daarnaast geeft de Inschrijver aan welke aanvullende vervoerkundige zaken in de Inschrijving worden opgenomen. Het kwantitatieve aanbod voor G2.2 wordt door de Inschrijver ingevuld op het standaardformulier D.7 dat als bijlage bij dit bestek is gevoegd. De Inschrijver dient dit standaardformulier in te voegen achter tabblad 9. Bij de berekening van het aantal DRU’s dient de Inschrijver dezelfde uitgangspunten te hanteren als voor G1.1.1. Inschrijvers mogen voorstellen doen voor verbeteringen van de rijtijden of van de aansluitingen. Pagina
39
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Het vervoerplan wordt beoordeeld door het beoordelingsteam waarbij zij wordt geadviseerd door een onafhankelijke externe expert. Het plan dient de Inschrijver toe te voegen achter tabblad 7 van zijn Inschrijving.
Beoordeling: G2.2 Kwaliteit Basisvoorzieningenniveau (deel +) Er wordt voor G2.2 geen aparte score toegekend voor het aantal aangeboden DRU’s. De score voor dit Gunningcriterium wordt bepaald op basis van de kwaliteit van de geboden oplossing voor het basisvoorzieningenniveau (deel +). De creativiteit, effectiviteit en nuttigheid van het plan worden beoordeeld op de hierboven genoemde onderwerpen en het realiteitsgehalte. Bij de beoordeling wordt bovendien gelet op de onderbouwing voor voorgestelde plannen. De beoordeling komt verder mede tot stand door de verschillende Inschrijvingen onderling met elkaar te vergelijken. De leden van het beoordelingsteam beoordelen individueel de bovenstaande aspecten waarbij slechts een van de volgende waarderingen kan worden gegeven: Beoordeling
Score
Uitstekend
10
Goed
8
Voldoende
6
Matig
4
Minimaal
0
Er wordt een uitstekende score toegekend aan een plan als naar verwachting van de provincie de voorgestelde invulling leidt tot een goede invulling van de sociale functie van het openbaar vervoer en de wijzigingen tot een betere afstemming met de huidige vervoersvraag leiden en/of veel meer nieuwe vervoersvraag genereren. Daarbij dient het plan overtuigend onderbouwd te zijn. Er wordt een minimale score toegekend als naar verwachting van de provincie de voorgestelde invulling niet leidt tot een goede invulling van het openbaar vervoer. Plannen met een tussenliggende kwaliteit krijgen naar rato een beoordeling.
G2.3 Kwaliteit Sociaal Veiligheidsplan De concessiehouder is verantwoordelijk voor de sociale veiligheid van reizigers en personeel in het voertuig. De doelstellingen die de concessiehouder dient te volgen zijn: • •
Verbetering van de veiligheidsbeleving van reizigers en personeel; Verminderen van het aantal incidenten met reizigers en personeel.
Deze doelstellingen van de Opdrachtgever zijn vastgelegd in het Meerjarenoverzicht zoals beschreven staat in hoofdstuk C.7 van het Programma van Eisen. Op basis van de doelstellingen en uitgangspunten beschreven in het Meerjarenoverzicht van de Opdrachtgever dient de Inschrijver een sociaal veiligheidsplan op te stellen voor de eerste twee jaren van de concessie, ter ondersteuning van de doelstellingen van de provincie. In dit plan worden doelstellingen SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden) beschreven en worden concrete acties en planning uitgewerkt. In het plan wordt minimaal ingegaan op:
Pagina
40
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
• Doelstellingen: de te behalen streefcijfers van de ervaring van sociale veiligheid door reizigers en de reductie van het percentage van zwartrijders; • Verbetering en/of het behoud van sociale veiligheid en het behalen van de streefcijfers, waarbij aandacht wordt gegeven aan: o sociaal veilige inrichting van voertuigen: vandalisme bestendigheid, goede verlichting en een goed overzicht voor de chauffeur/machinist o cameratoezicht (beeld en geluid), menselijk toezicht en kaartcontrole o handhaving van sociale veiligheid o invulling toezichthouders en/of conducteurs op de trein o vandalisme o deelname aan het preventieprogramma ‘Lijn 109’ o voorlichting aan scholieren o samenwerking met andere veiligheidspartners, waaronder politie en justitie o draaiboek van de communicatie tussen voertuigen en CVL en de afhandeling van meldingen o opvang personeel en reizigers in crisissituaties o toets Arbodienst o afhandeling van klachten van reizigers en personeel over sociale veiligheid o overige aspecten. • De selectie, inzet en opleiding van het personeel om optimaal uitvoering te kunnen geven aan een sociaal veilige situatie in de trein en in de bus en op de halten, bus- en treinstations, ter voorkoming van incidenten of escalaties; • Een visie op de verantwoordelijkheid van de concessiehouder en dat van andere partijen op het gebied van sociale veiligheid; • De wijze van uitvoeren van deze visie, ofwel, hoe wordt de visie verwerkt in de plannen van de concessiehouder • personeelsplan • Overige aspecten (indien van toepassing). In het sociale veiligheidsplan dient de Inschrijver in ieder geval bovenstaande onderwerpen te beschrijven in bovenstaande volgorde. Indien de Inschrijver nog andere onderwerpen wenst toe te voegen, dient hij dit te doen onder “Overige aspecten”. Het sociaal veiligheidsplan dient de Inschrijver toe te voegen aan zijn Inschrijving achter tabblad 10.
Pagina
41
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Beoordeling: G2.3 Kwaliteit Sociaal Veiligheidsplan Het sociaal veiligheidsplan wordt beoordeeld op de invulling van de hierboven genoemde onderwerpen en het realiteitsgehalte. Bij de beoordeling wordt bovendien gelet op de doelstellingen en de verwachte effect(en) van het plan en de eigen inzet van personeel en middelen door de concessiehouder. De beoordeling komt verder mede tot stand door de verschillende Inschrijvingen onderling met elkaar te vergelijken. Aan het sociaal veiligheidsplan als geheel kan door elk lid van het beoordelingsteam slechts een van de volgende waarderingen worden gegeven: Beoordeling
Score
Uitstekend
10
Goed
8
Voldoende
6
Matig
4
Minimaal
0
Er wordt een uitstekende score toegekend aan een sociaal veiligheidsplan waaruit naar verwachting van de provincie blijkt dat het sociaal veiligheidsplan aansluit op het provinciaal en regionaal veiligheidsbeleid. Daarnaast dient naar verwachting van de provincie de sociale veiligheid vooruit te gaan vergeleken met de huidige situatie. Daarbij dient het plan onderbouwd te zijn met logische redeneringen, onderzoeken en/of resultaten die met eerdere acties zijn bereikt. Ook dient het plan gedetailleerd inzicht te geven in de aanpak van het handhaven en verbeteren van de sociale veiligheid. Er wordt een minimale score toegekend als naar verwachting van de provincie de sociale veiligheid minimaal wordt gehandhaafd en minimaal aandacht wordt gegeven aan relevante sociale veiligheidskwesties.
G2.4 Kwaliteit Samenwerkingsplan spoorlijn Arnhem - Winterswijk De Inschrijver dient achter tabblad 10 zijn visie te geven op de samenwerking op het spoor met de nog aan te wijzen concessiehouder van de Stadsregio Arnhem Nijmegen. In die visie geeft de Inschrijver, uitgaande van de in het Programma van Eisen opgenomen werkwijze en gestelde eisen, aan welke inzet hij zal leveren om de samenwerking op het spoor soepel te laten verlopen en welke inzet hij daartoe van de concessiehouder van de stadsregio wenst. De eigen inzet dient te worden uitgewerkt in termen van inhoudelijke, procesmatige en persoonlijke inzet. De verwachte inzet van de concessiehouder van de stadsregio wordt beschreven in de vorm van in het Bestek van de concessie van de stadsregio op te nemen wensen en eisen. De Inschrijver geeft zijn visie op de samenwerking en beschrijft daarin minimaal de volgende onderdelen: • De samenwerking in de ontwikkeling van het vervoer, waaronder ten minste wordt verstaan: o marketing naar bestaande en nieuwe reizigers; o de aanpassing van het aanbod op de (potentiële) vraag; o veranderingen in de vraag; o de samenhang tussen het spoorvervoer Winterswijk – Doetinchem – Arnhem en het omliggende busvervoer. • De samenwerking op het gebied van tarieven en dienstverlening, waaronder ten minste wordt verstaan: Pagina
42
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
o de ontwikkeling en toepassing van reguliere en actietarieven; o combinatie-tarieven (bijvoorbeeld theater + OV); o aanvullende diensten; o een voorstel voor de opbrengstverdeling tussen beide vervoerders. • De samenwerking op operationeel niveau, waaronder in ieder geval wordt verstaan: o de afwikkeling van verstoringen; o het bieden van (gegarandeerde) aansluitingen; o het onderling afstemmen van dienstregelingen; o het oplossen van (operationele) knelpunten o samenwerking inzake personeel en materieel. • Overige aspecten (indien van toepassing). Het samenwerkingsplan wordt beoordeeld door het beoordelingsteam waarbij zij wordt geadviseerd door een onafhankelijke externe expert.
Pagina
43
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Beoordeling G2.4: Kwaliteit Samenwerkingsplan spoorlijn Arnhem - Winterswijk Het samenwerkingsplan wordt beoordeeld op de invulling van de hierboven genoemde onderwerpen. Bij de beoordeling wordt bovendien gelet op de doelstellingen en de verwachte effect(en) van het plan. Hierbij wordt specifiek beoordeeld op: • De mate waarin wordt verwacht dat de door de Inschrijver toegezegde inzet zal leiden tot een goede samenwerking; • De invulling van de eigen inzet zoals gesteld in het Programma van Eisen en de mate waarin ten opzichte van de gestelde samenwerkingseisen extra inzet wordt gedaan; • De hoogte / omvang van de eisen die de Inschrijver in het Bestek voor de aanbesteding van de concessie Stadsregio Arnhem Nijmegen wil (laten) opnemen; • Het realisme van de visie van de Inschrijver. Hierbij wordt ook het realisme aan de gestelde eisen aan de toekomstige concessiehouder van de stadsregio beoordeeld. Het plan dient verder onderbouwd te zijn met logische redeneringen, onderzoeken en/of resultaten die met eerdere acties zijn bereikt. Ook dient het plan gedetailleerd inzicht te geven in de aanpak van de samenwerking door de Inschrijver. De beoordeling komt verder mede tot stand door de verschillende Inschrijvingen onderling met elkaar te vergelijken. Aan het samenwerkingsplan als geheel kan door elk lid van het beoordelingsteam slechts een van de volgende waarderingen worden gegeven: Beoordeling
Score
Uitstekend
10
Goed
8
Voldoende
6
Matig
4
Minimaal
0
Er wordt een uitstekende score toegekend aan een samenwerkingsplan waaruit naar de beoordeling van de provincie blijkt dat de Inschrijver uitstekend heeft nagedacht over een optimale samenwerking en dat de inzet van de vervoerder daadwerkelijk zal leiden tot een goede samenwerking met de toekomstige concessiehouder van de stadsregio. Er wordt een minimale score toegekend als naar beoordeling van de provincie voor de samenwerking tussen de twee vervoerders op het spoor minimale aandacht wordt gegeven aan relevante samenwerkingskwesties. Samenwerkingsplannen met een tussenliggende kwaliteit krijgen naar rato een beoordeling.
B.5.8
Gunningcriterium G3: Opties inzake effectieve kwantiteit
De Inschrijvers wordt gevraagd een voorstel te doen voor twee opties. Deze opties betreffen nieuwe lijnen voor de bediening van Regionale Bedrijventerreinen (G3.1) en de bediening van enkele stadskernen (G3.2). De startdata van de uitvoering van (delen van) de opties mag de Inschrijver zelf voorstellen. Voor beide opties geldt dat van de Inschrijver wordt gevraagd om in een exploitatieplan te onderbouwen hoeveel DRU’s er met het voorstel gemoeid zijn en waarom en op welke manier een (deel van een) optie Pagina
44
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
zinvol is. De Inschrijver dient daarnaast aan te geven welke financiële bijdrage hij nodig heeft voor de uitvoering van een (deel van een) optie. De opties worden beoordeeld op basis van de benodigde financiële bijdrage en de kwaliteit van de invulling van de opties. Als de aangeboden kwaliteit voor een optie gemiddeld als lager dan 4 wordt beoordeeld, dan worden er geen punten toegekend aan de Inschrijver voor de optie. Dit houdt in dat dan in totaal 0 punten worden toegekend voor de optie, omdat de optie bij een te lage kwaliteit niet wordt afgenomen door de Opdrachtgever. Eventuele punten voor de financiële bijdrage voor de optie vervallen dus in dat geval. Het daadwerkelijk afnemen van (delen van) de opties tijdens de concessieduur door de Opdrachtgever is afhankelijk van de geboden kwaliteit (deze moet in ieder geval gemiddeld 4 of groter zijn), het beschikbare budget van de Opdrachtgever en het politieke draagvlak voor (delen van) de opties. G3.1 Optie bediening Regionale Bedrijventerreinen De Inschrijver wordt gevraagd om voor G3.1 een voorstel te schrijven voor het bedienen van een aantal regionale bedrijventerreinen. Indien de Inschrijver deze optie (deels) wenst in te vullen, dient de Inschrijver de benodigde financiële bijdrage aan te geven en dient hij zijn voorstel te onderbouwen door middel van een exploitatieplan. Gunningcriterium G3.1 bestaat uit de volgende subcriteria: • G3.1.1: Financiële bijdrage bediening Bedrijventerreinen • G3.1.2: Kwaliteit invulling bediening Bedrijventerreinen G3.1.1 Financiële bijdrage bediening Regionale Bedrijventerreinen De Inschrijver dient voor het invullen van deze optie aan te geven wat de benodigde DRU-prijzen zijn voor de bediening van (een deel van de) bedrijventerreinen (zie ook G3.1.2). De Inschrijver dient de tabel in standaardformulier D.8 in te vullen en toe te voegen achter tabblad 11 van de Inschrijving. Het bedrag dient te worden uitgedrukt in Euro’s, prijspeil 2008, exclusief BTW.
Pagina
45
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Beoordeling: G3.1.1 Financiële bijdrage bediening Regionale Bedrijventerreinen De gevraagde gewogen DRU-prijs voor de bedieningen van de bedrijventerreinen wordt kwantitatief beoordeeld. Voor het berekenen van de gewogen DRU-prijs voor de optie wordt de Gewogen Factor methode gebruikt, wat inhoudt dat per aangeboden deel van de optie het aantal DRU’s (zie hiervoor G3.1.2 en standaardformulier D.7) met de DRU-prijs (zie hiervoor standaardformulier D.8) wordt vermenigvuldigd. Al deze waarden worden vervolgens bij elkaar opgeteld en gedeeld door het totaal aantal DRU’s voor de optie. Op basis van de financiële bijdrage wordt het aantal toe te kennen punten bepaald. Voor een gevraagde gewogen DRU-prijs tussen € 0 en € 70 worden de scores berekend conform de volgende formule: Score = 10 - (gevraagde gewogen DRU-prijs / 70) * 0,5 Voor een gevraagde gewogen DRU-prijs tussen € 70 en € 120 worden de scores berekend conform de volgende formule: Score = 9,5 - (((gevraagde gewogen DRU-prijs - 70) / 50 * 9,5)2) / 9,5 Het scoreverloop wordt grafisch als volgt weergegeven:
10
Score
8 6 4 2 0 €0
€ 20
€ 40
€ 60
€ 80
€ 100
€ 120
DRU-prijs
Het staat de Inschrijver vrij om een (gewogen) DRU-prijs te vragen boven de € 120. De Inschrijver scoort dan 0 punten voor G3.1.1. Bij de gehanteerde formules wordt er nog relatief veel waarde gehecht aan het aanbieden van een lagere gewogen DRU-prijs tussen de € 70 en € 120. Dit belang wordt minder naarmate de gewogen DRU-prijs lager wordt dan € 70. Het loont voor de Inschrijver dan relatief meer om te investeren in andere (kwaliteits)criteria. Rekenvoorbeeld Gewogen DRU-prijs Als voor een optie bijvoorbeeld voor deel a (1.000 DRU’s; DRU-prijs € 90) en voor deel c (2.000 DRU’s; DRU-prijs € 75) een aanbieding wordt gedaan door de Inschrijver, dan wordt de gewogen DRUprijs als volgt berekend: Gewogen DRU-prijs = (1.000 * 90 + 2.000 * 75) / (1.000 + 2.000) = € 80.
G3.1.2 Kwaliteit invulling bediening Regionale Bedrijventerreinen Alhoewel de Opdrachtgever zich realiseert dat in algemene zin de bediening van bedrijventerreinen lastig kan zijn, zou zij graag zien dat de Inschrijver op slimme wijze plannen indient voor een effectieve Pagina
46
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
bediening daar waar mogelijk. Uiteraard met inachtneming van de marktpotentie, maar het is bij uitstek de Inschrijver die wordt geacht hier een adequaat oordeel over te geven. Het kwantitatieve aanbod voor G3.1.2 wordt door de Inschrijver ingevuld op het standaardformulier in bijlage D.7. De Inschrijver dient dit standaardformulier in te voegen achter tabblad 11 Bij de berekening van het aantal DRU’s dient de Inschrijver dezelfde uitgangspunten te hanteren als voor G1.1.1. Als de Inschrijver de bediening van één of meer bedrijventerreinen wenst uit te voeren, dan dient een exploitatieplan betreffende de bediening van deze bedrijventerreinen te worden ingediend. In dit plan dient de Inschrijver de aangeboden DRU’s voor de bedrijventerreinen te onderbouwen. De kwaliteit van de aangeboden DRU’s voor de bediening van bedrijventerreinen wordt beoordeeld op basis van dit exploitatieplan. De inzet van de DRU’s voor de bediening van bedrijventerreinen dient ten minste te voldoen aan de randvoorwaarden die zijn weergegeven in de basiseisen ten aanzien van het openbaar vervoer zoals opgenomen in het Programma van Eisen. De door de Inschrijver aangeboden DRU’s gelden voor de periode vanaf dat deze worden aangeboden door de Inschrijver tot en met de einddatum van de concessie. Zoals beschreven in het Programma van Eisen onder artikel C.1.84 heeft de provincie een prioritering aangebracht in de te bedienen bedrijventerreinen. Deze prioritering is onderstaand weergegeven.
Voor de volgende bedrijventerreinen wordt als optie een exploitatieplan uitgevraagd Prioriteit 1:
Prioriteit 2:
a) RBT Culemborg
d) RBT Doetinchem-Wehl
b) RBT Geldermalsen - Zuid
e) RBT Winterswijk (Beatrixpark)
c) RBT Tiel-Medel
f) RBT Zutphen (de Mars)
De volgende onderwerpen dienen in ieder geval te worden beschreven in het exploitatieplan: • Welke regionale bedrijventerreinen worden bediend? De compleetheid van het pakket wordt in de beoordeling meegenomen • Welk type materieel wordt daarbij ingezet? • Hoe sluiten de aangeboden lijnen aan bij de huidige en de te verwachte vervoersvraag? Daarbij dient deze vraag onderbouwd te zijn met logische redeneringen, onderzoeken (naar bijvoorbeeld vraagontwikkelingen) en/of resultaten die met eerdere acties zijn bereikt • Welke infrastructurele aanpassingen dienen te worden gedaan voor de uitvoer van het voorstel voor de bediening van bedrijventerreinen? • Welke inspanning verwacht de Inschrijver van de provincie? • Welke inspanning verwacht de Inschrijver van derden? • Overige afwegingen die door de Inschrijver zijn gemaakt en van belang zijn om een juist inzicht te krijgen in de door Inschrijver gemaakte vervoerkundige afwegingen
Pagina
47
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Beoordeling G3.1.2: Kwaliteit invulling bediening Regionale Bedrijventerreinen Er wordt voor G3.1.2 geen aparte score toegekend voor het aantal aangeboden DRU’s. De score voor dit Gunningcriterium wordt bepaald op basis van de kwaliteit van de geboden oplossing in combinatie met de hoogte van de extra aangeboden dienstregelinguren. De effectiviteit en nuttigheid van de in te zetten DRU’s en de kwaliteit van het exploitatieplan worden beoordeeld op de hierboven genoemde onderwerpen en het realiteitsgehalte onder meer rekening houdend met eventuele extra benodigde infrastructuur. Bij de beoordeling wordt bovendien gelet op de onderbouwing voor de inzet van de in te zetten DRU’s op bedrijventerreinen. De beoordeling komt verder mede tot stand door de verschillende Inschrijvingen onderling met elkaar te vergelijken. Voor de kwaliteit van de invulling van de bediening van de bedrijventerreinen kan door elk lid van het beoordelingsteam slechts een van de volgende waarderingen worden gegeven:
Beoordeling
Score
Uitstekend
10
Goed
8
Voldoende
6
Matig
4
Minimaal
0
Er wordt een uitstekende score toegekend aan een exploitatieplan als naar verwachting van de provincie de DRU’s uitstekend zijn afgestemd op de huidige vervoersvraag en/of als het plan op een uitstekende wijze nieuwe vervoersvraag genereert. Een uitstekend plan dient verder een bijdrage te leveren aan de bereikbaarheid van de regionale bedrijventerreinen. Daarbij dient het plan onderbouwd te zijn met logische redeneringen, onderzoeken (naar bijvoorbeeld vraagontwikkelingen) en/of resultaten die met eerdere acties zijn bereikt. Verder geldt dat hoe meer effectieve dienstregelinguren voor de bediening van de bedrijventerreinen worden aangeboden, des te beter dit wordt beoordeeld. Er wordt een minimale score toegekend als naar verwachting van de provincie een exploitatieplan onvoldoende of niet is afgestemd op de huidige vervoersvraag en onvoldoende of geen nieuwe vervoersvraag genereert. Exploitatieplannen met een tussenliggende kwaliteit krijgen naar rato een beoordeling.
G3.2 Optie lijnen Stadslijnen Inschrijvers schrijven een voorstel voor het aanbieden van Stadslijnen. Deze voorstellen dienen in te gaan op een eventuele bediening van de kernen: • • •
Culemborg (in combinatie met een beschouwing van lijn 46 in Culemborg) Tiel, gezamenlijk met stadsdienst Geldermalsen en lijn 43 Zaltbommel
Per kern wordt er in het Programma van Eisen in paragraaf C1.94-C1.97 beschreven waar de Inschrijver rekening mee dient te houden in het voorstel. De Inschrijver dient de benodigde financiële bijdrage aan te geven en dient zijn voorstel te onderbouwen door middel van een exploitatieplan. Gunningcriterium G3.2 bestaat uit de volgende subcriteria: • G3.2.1: Financiële bijdrage bediening Stadslijnen • G3.2.2: Kwaliteit invulling bediening Stadslijnen Pagina
48
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
G3.2.1 Financiële bijdrage lijnen Stadslijnen De Inschrijver dient voor het invullen van deze optie aan te geven wat de benodigde DRU-prijzen zijn voor het aanbieden van (een deel van) de Stadsdiensten. De Inschrijver dient de tabel in standaardformulier D.8 in te vullen en toe te voegen achter tabblad 11 van de Inschrijving. Het bedrag dient te worden uitgedrukt in Euro’s, prijspeil 2008, exclusief BTW.
Pagina
49
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Beoordeling: G3.2.1 Financiële bijdrage lijnen Stadslijnen De gevraagde gewogen DRU-prijs voor de Stadsdiensten wordt kwantitatief beoordeeld. Voor het berekenen van de gewogen DRU-prijs voor de optie wordt de Gewogen Factor methode gebruikt, wat inhoudt dat per aangeboden deel van de optie het aantal DRU’s (zie hiervoor G3.2.2 en standaardformulier D.7) met de DRU-prijs (zie hiervoor standaardformulier D.8) wordt vermenigvuldigd. Al deze waarden worden vervolgens bij elkaar opgeteld en gedeeld door het totaal aantal DRU’s voor de optie. Op basis van de financiële bijdrage wordt het aantal toe te kennen punten bepaald. Voor een gevraagde gewogen DRU-prijs tussen € 0 en € 70 worden de scores berekend conform de volgende formule: Score = 10 - (gevraagde gewogen DRU-prijs / 70) * 0,5 Voor een gevraagde gewogen DRU-prijs tussen € 70 en € 120 worden de scores berekend conform de volgende formule: Score = 9,5 - (((gevraagde gewogen DRU-prijs - 70) / 50 * 9,5)2) / 9,5 Het scoreverloop wordt grafisch als volgt weergegeven: 10
Score
8 6 4 2 0 €0
€ 20
€ 40
€ 60
€ 80
€ 100
€ 120
DRU-prijs
Het staat de Inschrijver vrij om een (gewogen) DRU-prijs te vragen boven de € 120. De Inschrijver scoort dan 0 punten voor G3.2.1. Bij de gehanteerde formules wordt er nog relatief veel waarde gehecht aan het aanbieden van een lagere gewogen DRU-prijs tussen de € 70 en € 120. Dit belang wordt minder naarmate de gewogen DRU-prijs lager wordt dan € 70. Het loont voor de Inschrijver dan relatief meer om te investeren in andere (kwaliteits)criteria. Rekenvoorbeeld Gewogen DRU-prijs Als voor een optie bijvoorbeeld voor deel a (1.000 DRU’s; DRU-prijs € 90) en voor deel c (2.000 DRU’s; DRU-prijs € 75) een aanbieding wordt gedaan door de Inschrijver, dan wordt de gewogen DRUprijs als volgt berekend: Gewogen DRU-prijs = (1.000 * 90 + 2.000 * 75) / (1.000 + 2.000) = € 80. .
Pagina
50
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
G3.2.2 Kwaliteit invulling lijnen Stadsdiensten De Opdrachtgever wil dat de Inschrijver op slimme wijze plannen indient voor een effectieve bediening van de benoemde stadslijnen daar waar mogelijk. Uiteraard met inachtneming van de marktpotentie, maar het is bij uitstek de Inschrijver die wordt geacht hier een adequaat oordeel over te geven. Het kwantitatieve aanbod voor G3.2.2 wordt door de Inschrijver ingevuld op het standaardformulier D.7 dat als bijlage bij dit bestek is gevoegd. De Inschrijver dient dit standaardformulier in te voegen achter tabblad 11. Bij de berekening van het aantal DRU’s dient de Inschrijver dezelfde uitgangspunten te hanteren als voor G1.1.1. Indien de Inschrijver de bediening van één of meer stadslijnen wenst uit te voeren, dan dient een exploitatieplan betreffende de bediening van deze stadsdiensten te worden ingediend. In dit plan dient de Inschrijver de aangeboden DRU’s voor de stadsdiensten te onderbouwen. De kwaliteit van de aangeboden DRU’s voor de bediening van de stadsdiensten wordt beoordeeld op basis van dit exploitatieplan. De inzet van de DRU’s voor de bediening van de stadslijnen dient ten minste te voldoen aan de randvoorwaarden die zijn weergegeven in de basiseisen ten aanzien van het openbaar vervoer zoals opgenomen in het Programma van Eisen. De door de Inschrijver aangeboden DRU’s gelden voor de periode vanaf dat deze worden aangeboden door de Inschrijver tot en met de einddatum van de concessie. De volgende onderwerpen dienen in ieder geval te worden beschreven in het exploitatieplan: • Welke stadslijnen worden geboden? De compleetheid van het pakket wordt in de beoordeling meegenomen • Welk type materieel wordt daarbij ingezet? • Hoe sluiten de aangeboden lijnen aan bij de huidige en de te verwachte vervoersvraag? Daarbij dient deze vraag onderbouwd te zijn met logische redeneringen, onderzoeken (naar bijvoorbeeld vraagontwikkelingen) en/of resultaten die met eerdere acties zijn bereikt; • Welke infrastructurele aanpassingen dienen te worden gedaan voor de uitvoer van het voorstel voor de bediening van stadsdiensten? • Welke inspanning verwacht de Inschrijver van de provincie? • Welke inspanning verwacht de Inschrijver van derden? • Overige afwegingen die door de Inschrijver zijn gemaakt en van belang zijn om een juist inzicht te krijgen in de door Inschrijver gemaakte vervoerkundige afwegingen.
Pagina
51
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Beoordeling G3.2.2: Kwaliteit invulling lijnen Stadslijnen Er wordt voor G3.2.2 geen aparte score toegekend voor het aantal aangeboden DRU’s. De score voor dit Gunningcriterium wordt bepaald op basis van de kwaliteit van de geboden oplossing in combinatie met de hoogte van de extra aangeboden dienstregelinguren. De effectiviteit en nuttigheid van de extra in te zetten DRU’s en de kwaliteit van het exploitatieplan worden beoordeeld op de hierboven genoemde onderwerpen en het realiteitsgehalte onder meer rekening houdend met eventuele extra benodigde infrastructuur. Bij de beoordeling wordt bovendien gelet op de onderbouwing voor de inzet van de in te zetten DRU’s op de stadslijnen. De beoordeling komt verder mede tot stand door de verschillende Inschrijvingen onderling met elkaar te vergelijken. Voor de kwaliteit van de invulling van de bediening van de stadslijnen kan door elk lid van het beoordelingsteam slechts een van de volgende waarderingen worden gegeven: Beoordeling
Score
Uitstekend
10
Goed
8
Voldoende
6
Matig
4
Minimaal
0
Er wordt een uitstekende score toegekend aan een exploitatieplan als naar verwachting van de provincie de DRU’s uitstekend zijn afgestemd op de huidige vervoersvraag en/of als het plan op een uitstekende wijze nieuwe vervoersvraag genereert. Een uitstekend plan dient verder een bijdrage te leveren aan de bereikbaarheid van de stedelijke kernen. Daarbij dient het plan onderbouwd te zijn met logische redeneringen, onderzoeken (naar bijvoorbeeld vraagontwikkelingen) en/of resultaten die met eerdere acties zijn bereikt. Verder geldt dat hoe meer effectieve dienstregelinguren voor de bediening van de stadsdiensten worden aangeboden, des te beter dit wordt beoordeeld. Er wordt een minimale score toegekend als naar verwachting van de provincie een exploitatieplan onvoldoende of niet is afgestemd op de huidige vervoersvraag en onvoldoende of geen nieuwe vervoersvraag genereert. Exploitatieplannen met een tussenliggende kwaliteit krijgen naar rato een beoordeling.
B.5.9
Gunningcriterium G4: Optie inzake kwaliteit
De Inschrijvers wordt gevraagd een voorstel te doen voor een optie over inzake kwaliteit. Deze optie betreft het aanbod van realistische extra CO2-reductie. G4.1 Aanbod realistische extra CO2-reductie Een realistische extra CO2-reductie van 15% tot 40% wordt als optie uitgevraagd aan de Inschrijvers. De Opdrachtgever verstrekt mogelijk een extra bijdrage voor de invulling van deze optie. Deze extra bijdrage zal € 500.000 per jaar zijn. Het is nog niet volledig zeker deze subsidie kan worden verstrekt. Wanneer er een subsidie wordt verstrekt, zal dit extra subsidiebedrag worden opgehoogd bij de exploitatiesubsidie. Inschrijvers wordt gevraagd een Business Case te schrijven waarin zij allereerst de verplichte CO2 reductie van 15% onderbouwen, Daarnaast dienen zij hun eventueel aangeboden CO2 -reductie van 15%
Pagina
52
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
tot 40% te onderbouwen. Om de Inschrijvingen te kunnen vergelijken dienen de Inschrijvers in hun Business Case te rekenen met een extra subsidie van € 500.000 per jaar. Als wordt voldaan aan de gestelde eisen in dit Bestek, dan wordt een door de winnende Inschrijver aangeboden CO 2-reductie alleen afgenomen en subsidie verstrekt als de gemiddelde totaalscore van het beoordelingsteam voor G4.1.2, gelijk of groter is dan 40%. Daarnaast hangt het afnemen van deze optie af van interne besluitvorming omtrent het beschikbaar stellen van de subsidie door Provinciale Staten. In artikel B.6.13 van het Programma van Eisen is de bonus-malus regeling weergegeven die betrekking heeft op de uitvoering van de aangeboden CO2 -reductie. Beoordeling G4.1: Aanbod realistische extra CO2-reductie Het aanbod realistische extra CO2 -reductie wordt kwantitatief beoordeeld. Op basis van de score voor de hoeveelheid extra aangeboden CO2-reductie (G4.1.1) en het Realisme van deze CO2-reductie in procenten (G4.1.2) wordt de score voor G4.1 conform de volgende formule berekend: Score G4.1 = Score G4.1.1 * Score G4.1.2 Rekenvoorbeelden G4.1 Aanbod realistische extra CO2-reductie Als bijvoorbeeld een score van 8 wordt behaald voor het percentage extra aangeboden CO2 -reductie en het Realisme van de aanbieding wordt beoordeeld op 100%, dan is de totaalscore voor G4.1 een 8. Als het Realisme echter maar als 50% wordt beoordeeld, dan is de totaalscore voor G4.1 een 4. Bovenstaande voorbeelden hebben geen relatie met de praktijk. De voorbeelden geven ook niet de voorkeur van de Opdrachtgever weer.
G4.1.1 Aanbod extra CO2-reductie Bij het aanbod voor extra CO2-reductie dient de Inschrijver zich te baseren op de uitstoot in het jaar 2008, zoals weergeven in hoofdstuk C.2 van het Programma van Eisen. De voorgestelde reductie dient volledig te worden behaald voor 31 december 2014, en dient daarna minimaal te worden behouden.
Pagina
53
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Beoordeling G4.1.1: Aanbod extra CO2-reductie Voor het omzetten van de aangeboden CO2-reductie naar een score geldt een scoreverloop zoals wordt getoond in het volgende figuur. Een besparing van meer dan 40% wordt daarbij niet reëel geacht. 10
Score
8 6 4 2 0 15%
20%
25%
30%
35%
40%
CO2 reductie
Het bovenstaande scoreverloop wordt ook in de onderstaande tabel weergegeven. Tussen de punten in de tabel verloopt de score lineair. Extra CO2-reductie
Score
40 %
10
35 %
9
30 %
8
25 %
6
20 %
3
15 %
0
De Inschrijver dient het totale aantal extra CO2-reductie in te vullen in standaardformulier D.9. De Inschrijver dient het ingevulde standaardformulier op te nemen achter tabblad 12. G4.1.2 Realisme extra CO2-reductie Het aanbod van extra CO2-reductie dient de Inschrijver te onderbouwen met een realisatieplan waarin logische redeneringen, onderzoeken en/ of resultaten uit eerdere activiteiten de te behalen reductie onderbouwen. Het realisatieplan dient in te gaan op de volgende onderwerpen: • De wijze waarop de minimaal te behalen CO2-reductie van 15% wordt behaald; • De wijze waarop de aangeboden extra CO2-reductie wordt behaald. Hierbij dient de Inschrijver in te gaan op het materieel en de technieken die worden ingezet om deze reductie te behalen; • Een overzicht van de investeringen die de Inschrijver zal doen, die nodig zijn voor het behalen van de voorgestelde CO2 -reductie; • De fasering van de CO2 -reductie. Het realisme van de extra CO2-reductie wordt beoordeeld door het beoordelingsteam waarbij zij wordt geadviseerd door een onafhankelijke externe expert.
Pagina
54
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Beoordeling G4.1.2: Realisme extra CO2 -reductie Het realiteitsgehalte van de aangeboden extra CO2 -reductie wordt beoordeeld op basis van het realisatieplan van de Inschrijver. Bij de beoordeling wordt bovendien gelet op de totstandkoming van de aangeboden extra CO2-reductie. De beoordeling komt verder mede tot stand door de verschillende Inschrijvingen onderling met elkaar te vergelijken. Aan het realisme van de extra CO2 -reductie kan door elk lid van het beoordelingsteam slechts een van de volgende waarderingen worden gegeven: Beoordeling
Score
Uitstekend
100%
Goed
80%
Voldoende
60%
Matig
40%
Minimaal
0%
Er wordt een uitstekende score toegekend als naar verwachting van de provincie de extra aangeboden CO2-reductie gedegen is onderbouwd en het beoordelingsteam overtuigd is dat de aangeboden extra CO2 reductie in ieder geval daadwerkelijk wordt behaald vanaf 2014. Er wordt een minimale score toegekend als naar verwachting van de provincie het onvoldoende zeker is dat de aangeboden CO2 -reductie daadwerkelijk wordt bereikt. Realisatieplannen van de aangeboden CO2 -reductie met een tussenliggende kwaliteit krijgen naar rato een beoordeling.
Ter informatie en indicatie is het rapport “CO2 plafond voor Gelderse OV- bussen” in bijlage E.7.4 bijgevoegd. In dit rapport zijn mogelijke maatregelen om tot CO 2 -reductie te komen en hun verwachte effecten weergegeven. Dit rapport dient ter informatie en indicatie voor de Inschrijvers, derhalve kunnen zij geen rechten ontlenen aan de in dit rapport beschreven effecten. B.5.10 Gunningcriterium G5: Extra financiële bijdrage van de Opdrachtgever (mits van toepassing) Indien een Inschrijver meent het basisvoorzieningenniveau (A+) niet te kunnen uitvoeren voor de standaard exploitatiesubsidie, dient hij in zijn Inschrijving aan te geven hoeveel extra jaarlijkse exploitatiesubsidie exclusief BTW hij nodig heeft om het basisvoorzieningenniveau te kunnen uitvoeren (prijspeil 2008) en hoeveel hij nodig heeft om de wensen en/of opties te kunnen uitvoeren (prijspeil 2008). De Inschrijver dient de tabel in standaardformulier D.10 in te vullen en toe te voegen achter tabblad 13 van de Inschrijving. De Inschrijver dient de benodigde extra exploitatiesubsidie te onderbouwen. Daarbij dient de Inschrijver aan te geven waarom hij meent het basisvoorzieningenniveau (A+) niet te kunnen uitvoeren voor de standaard exploitatiesubsidie. De Inschrijver dient zijn argumentatie toe te voegen achter tabblad 13 van de Inschrijving. Deze argumentatie wordt niet meegenomen in de beoordelingsystematiek.
Pagina
55
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Beoordeling G5: Extra financiële bijdrage van de Opdrachtgever (mits van toepassing) De eventueel benodigde extra financiële bijdrage van de Opdrachtgever wordt kwantitatief beoordeeld. Het scoreverloop wordt grafisch als volgt weergegeven: 10
Score
8 6 4 2 0 € 250
€ 500
€ 750
€ 1.000
€ 1.250
€ 1.500 € 1.750 € 2.000 Duizenden
Financiële bijdrage
Het bovenstaande scoreverloop wordt ook in de onderstaande tabel weergegeven. Tussen de punten in de tabel verloopt de score lineair. Financiële bijdrage
Score
€ 250.000
10
€ 1.000.000
5
€ 2.000.000
0
Voldoen aan het maximale extra budget (€ 2.000.000) leidt dus tot 0 punten. Het is de Inschrijver toegestaan om een financiële bijdrage te vragen boven de € 2.000.000 indien de Inschrijver geen extra DRU’s aanbiedt voor G1.1.1. Er worden dan 0 punten toegekend aan G5. Indien de Inschrijver extra DRU’s aanbiedt voor G1.1.1., is het de Inschrijver niet toegestaan om een financiële bijdrage te vragen boven de € 2.000.000. Er worden 10 punten toegekend bij een minimaal extra budget ten opzichte van de huidige situatie van € 250.000. Het is niet toegestaan een extra benodigd budget aan te vragen tussen de € 0 en € 250.000, omdat dit een te klein verschil betreft met de reeds beschikbaar gestelde budgetten. Rekenvoorbeeld extra financiële bijdrage van de Opdrachtgever Het reeds beschikbaar gestelde budget voor de concessie Achterhoek / Rivierenland is 22,1 miljoen euro per jaar (prijspeil 2008). Als er bijvoorbeeld €1.500.000 extra budget gevraagd is de score voor de extra financiële bijdrage een 2,5. Bovenstaande voorbeelden hebben geen relatie met de praktijk. De voorbeelden geven ook niet de voorkeur van de Opdrachtgever weer.
Pagina
56
Bestek Achterhoek Rivierenland
B.6
augustus 2009
Financiën
Nr
Omschrijving
B.6.1
prijspeil
zie ook
Tenzij anders vermeld zijn de prijspeilen 2008. Ook de offerte dient op prijspeil 2008 te zijn gebaseerd. B.6.2
exploitatiesubsidie en gebruiksvergoeding
B.6.8
De concessieverlener betaalt de concessiehouder jaarlijks een exploitatiesubsidie ten bedrage van €22,1 miljoen euro (prijspeil 2008) voor het exploiteren van de treindiensten en voor het verrichten van openbaar vervoer per bus en auto in het concessiegebied. De gebruiksvergoeding voor de trein wordt apart gefinancierd door de provincie (zie B.6.8). De eerste 2 jaar van de concessie wordt de treindienst uitgevoerd door de huidige concessiehouder Syntus. Gedurende deze periode bedraagt de subsidie € 10,8 mln. (prijspeil 2008). Als wordt besloten dat de Gelderse buslijnen van de concessie ZHO worden toegevoegd wordt de subsidie verhoogd met een bedrag van € 1,7 mln (prijspeil 2008). B.6.3
aanpassing hoogte De hoogte van de exploitatiesubsidie wordt gedurende de looptijd van de concessie uitsluitend aangepast indien: • de concessieverlener onvoldoende middelen beschikbaar heeft, dan wel door een andere politieke afweging minder middelen voor het openbaar vervoer beschikbaar stelt. • ProRail onvoldoende capaciteit op het spoor beschikbaar stelt om de dienstregeling uit de Inschrijving uit te voeren. • de concessieverlener de concessiehouder opdraagt meer- of minderwerk te verrichten.
B.6.4
Als de hoogte van de exploitatiesubsidie wordt aangepast dient de concessiehouder hiermee samenhangend voorstellen in te dienen om de dienstverlening aan te passen. Deze voorstellen worden volgens de geldende procedures door de concessieverlener goedgekeurd.
Pagina
57
B.6.10 en C.4.4
Bestek Achterhoek Rivierenland
Nr
Omschrijving
B.6.5
indexering
augustus 2009
zie ook B.6.11
De exploitatiesubsidie wordt jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van lonen en prijzen. Daarbij wordt de volgende methodiek gehanteerd: • Uitgangspunt voor de indexering zijn de kostenposten loon, brandstof en overige kosten. • Het aandeel van de kostenposten wordt vastgesteld op: loon: 45%, brandstof: 13% en overige kosten 42%. • De ontwikkeling van de kostenposten worden geïndexeerd met de volgende indexen: a.
Lonen: CAO loonindex van de sector openbaar vervoer en wegvervoer (sbi nummer 60)
b.
Brandstof: CBS index dieselprijs (nummer 7222)
c.
Overige kosten: IMOC index (Netto Materiële Overheidsconsumptie).
• Elk jaar wordt de algemene index vastgesteld op basis van de weging van de prijsontwikkeling voor de samenstellende indices in het voorafgaande jaar. • Elke drie jaar stelt de concessieverlener na overleg met de concessiehouder het aandeel van de kostenposten opnieuw vast gebaseerd op de werkelijke kostenverhoudingen in de sector. • De beschreven indexering gaat in vanaf het jaar 2011. Tot 2011 wordt de door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat vastgestelde indexering van de Brede Doeluitkering (BDU) gehanteerd. B.6.6
Als de concessieverleners op landelijk niveau de te hanteren indexen vaststellen gelden deze hierna ook voor deze concessie.
B.6.7
De concessieverlener compenseert de concessiehouder financieel dan wel via het opdragen van minderwerk als de te verstrekken exploitatiesubsidie is onderworpen aan BTW.
Gebruiksvergoeding Prorail Nr
Omschrijving
zie ook
B.6.8
De gebruiksvergoeding komt voor rekening van de concessieverlener. Het basisjaar
B.6.2 en
hiervoor is de dienstregeling tot december 2009. Uitbreidingen van de dienstregeling, en
bijlage
daarmee ook een hogere vergoeding van de provincie voor de gebruiksvergoeding, moeten
E.9.11
worden aangevraagd conform de procedure dienstregelingwijzigingen (zie bijlage). Het is de concessiehouder toegestaan om zonder aanvraag extra treinen te rijden, maar dan komt de gebruiksvergoeding voor hun rekening. B.6.9
De concessiehouder dient de concessieverlener door het beschikbaar stellen van kennis en menskracht met volle inzet te ondersteunen als er over de hoogte van de gebruiksvergoeding discussie bestaat met ProRail
Pagina
58
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Meer- en minderwerktarief Nr
Omschrijving
zie ook
B.6.10
Meer- en minderwerk ten opzichte van de in paragraaf C.1 voorgeschreven dan wel in de
B.6.3
Inschrijving aangeboden dienstregeling wordt in de exploitatiesubsidie verrekend indien:
C.4.4
• Het meer- en minderwerk conform bepaling B.6.3. in opdracht van de concessieverlener wordt uitgevoerd; • Het meer- en minderwerk voortvloeit uit wegomleidingen voor zover deze meer dan 100 dienstregelingsuren per project bedragen. • Het meer- en minderwerk voortvloeit uit aanpassing van de rijtijden voor zover deze daadwerkelijk tot extra kosten leiden en op jaarbasis meer dan 1000 dienstregelingsuren bedragen. • Het minderwerk voortvloeit uit een staking van het personeel van de concessiehouder • als het minderwerk voortvloeit uit een onherroepelijk geworden besluit van ProRail om niet alle aangevraagde capaciteit op het spoorwegnet beschikbaar te stellen. B.6.11
Voor de trein/busconcessie Achterhoek Rivierenland worden de volgende meer- en
B.6.5
minderwerktarieven gehanteerd: • Bus € 60 subsidie per DRU • Auto: € 30 subsidie per DRU • Trein: € 3,- per dienstregelingskm. Deze tarieven worden jaarlijks geïndexeerd conform artikel B.6.5. B.6.12
Van de beschreven berekeningswijze van de vergoeding per dienstregelingsuur wordt afgeweken wanneer deze aantoonbaar tot een aanzienlijke onjuiste uitkomst leidt. Onder aanzienlijk wordt hierbij verstaan een afwijking van meer dan meer dan 50%. In dat geval maken concessieverlener en –houder afspraken over de te hanteren vergoeding.
Bonus-, malus- en boeteregeling Met het verlenen van een concessie gaan de concessieverlener en –houder een langdurig samenwerkingsverband aan. Dat is op een vruchtbare manier alleen mogelijk als beide partijen dezelfde doelen nastreven en vertrouwen in elkaar hebben. De bonus malusregeling als hierna volgend is vooral bedoeld om elkaar te stimuleren de gezamenlijke doelen te bereiken. Het zoeken naar goed werkende bonus malusregelingen in het openbaar vervoer staat nog in de kinderschoenen. Bij vertrouwen hoort ook dat wanneer de beschreven regelingen niet het beoogde doel opleveren partijen overleggen over alternatieven. De bonus- en malusregeling heeft betrekking op de volgende onderdelen: • • • •
Reizigersgroei Klanttevredenheid Tevredenheid personeel Milieu
Deze onderdelen worden door de concessieverlener ook gebruikt bij de besluitvorming over de verlenging van de concessieduur. De bonus en malus wordt jaarlijks bepaald. Voor reizigersgroei geldt als referentie voor het eerste concessiejaar het basisjaar 2009.
Pagina
59
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
zie ook
B.6.13
Bonus en malusregeling
B.6.28
element
Indicator
Bonus
Malus
Reizigers
Groei aantal reizigers in de
€ 100.000,- per
Geen. De mindere
groei
spitsperioden (7-9 en 16 –
procent groei groter
inkomsten door
19u). Referentie is het aantal
dan 2% ten opzichte
de daling van het
reizigers in het eerste
van het
aantal reizigers is
volledige jaar waarin het
referentieniveau.
al een malus op
NVB is uitgeschakeld. Het
Maximum bonus €
zich.
referentieniveau wordt
200.000,- per jaar.
gecorrigeerd voor eventuele tariefacties. Basisgegevens (uitgezonderd 2009) zijn afkomstig uit de gegevens van de chipkaart. Klantte-
Algemeen klantenoordeel
€ 10.000,- per 0,1 punt
€ 10.000,- per 0,1
vreden-
voor de concessies buiten de
hoger oordeel dan het
punt lager oordeel
heid
Stadsregio’s uit de klanten-
gemiddelde oordeel
dan het
barometer van het KpVV
voor de concessies
gemiddelde
buiten de Stadsregio’s.
oordeel voor de
Maximum bonus €
concessies buiten
100.000,- per jaar.
de Stadsregio’s. Maximum malus € 100.000,- per jaar.
Tevreden
Algemene tevredenheid
€ 10.000,- per 0,1 punt
€ 10.000,- per 0,1
heid
personeel over het bedrijf in
hoger oordeel dan een
punt lager oordeel
personeel
jaarlijks te houden onderzoek,
8. Maximum bonus €
dan een 7.
in opdracht van
100.000,- per jaar
Maximum malus
concessieverlener, door
€ 100.000,- per
onafhankelijk bureau. Opzet
jaar
onderzoek wordt in overleg met concessiehouder bepaald tijdens de implementatie. Milieu-
Gerealiseerde CO2 reductie in
€ 300,- per ton
optie
het realisatiejaar 2014
minder reductie
basiseis
CO2 dan geëist
CO2 reductie Milieu-
Gerealiseerde aanvullende
€ 300,- per ton meer
€ 300,- per ton
optie
CO2 reductie vanaf 2011
reductie dan de
minder reductie
aanvullen
basiseis en in het
CO2 dan geëist
de CO2-
reductieplan
reductie
aangegeven. Bonus maximaal € 400.000,- per jaar
Pagina
60
Bestek Achterhoek Rivierenland
Nr
Omschrijving
B.6.14
verlengen concessie
augustus 2009
zie ook
Het verlengen van de concessie met 5 jaar is afhankelijk van de score van de concessiehouder op de elementen van de bonus en malusregeling. De volgorde van belangrijkheid van deze elementen is daarbij als volgt: 1.
Reizigersgroei
2.
Klanttevredenheid
3.
Tevredenheid personeel
4.
Milieu-optie aanvullende CO2-reductie
Jaarlijks geeft de concessieverlener een voorlopig oordeel over een mogelijke verlenging. Het oordeel in 2018 is bepalend voor de verlenging van de concessie met 5 jaar. Als dit oordeel negatief uitvalt start de concessieverlener een aanbestedingsprocedure. De uitkomst van de bonus en malusregeling per jaar speelt een belangrijke rol bij het bepalen van het oordeel. B.6.15
Boete De concessieverlener kan een boete opleggen in die gevallen waarin de concessiehouder zich niet aan de eisen uit het bestek of het aangebodene in de eigen inschrijving houdt. Hieraan voorafgaand wordt de concessiehouder in gebreke gesteld en kans geboden de tekortkoming te verhelpen binnen een door de concessieverlener te bepalen periode. De hoogte van de boete wordt per geval bepaald en is afhankelijk van de ernst van de tekortkoming en de tijdsduur daarvan. De totale boete bedraagt maximaal € 500.000,- per jaar.
B.6.16
De boete ontslaat de concessiehouder niet van de verplichting zich te houden aan de eisen uit het bestek of het aangebodene in de eigen inschrijving.
B.6.17
Het voorgaande laat onverlet dat de concessieverlener voor de overige op concessiehouder rustende verplichtingen kan besluiten tot de toepassing van handhavingsinstrumenten bedoeld in hoofdstuk 5 Awb.
Vervoeropbrengsten Voor de verdeling van de vervoeropbrengsten op de spoorlijn Arnhem – Winterswijk wordt verwezen naar paragraaf E.9. Nr
Omschrijving
B.6.18
Alle vervoeropbrengsten die direct of indirect worden verkregen, komen toe aan de concessiehouder. Onder de vervoeropbrengsten worden ook de opbrengsten uit boetes die zijn opgelegd aan zwart- en grijsrijders verstaan.
B.6.19
De vervoersopbrengsten van het systeem van Nationale Vervoerbewijzen (NVB) worden verdeeld op basis van de zogenaamde WROOV opbrengstverdeelsystematiek. In de zogenaamde duale fase (chipkaart en NVB van toepassing) worden de opbrengsten verdeeld op basis van de methodiek van de regionale bevriezing. De verdeling van de vervoersopbrengsten uit het NS tariefsysteem vindt plaats aan de hand van het zogenaamde Meten in de Trein onderzoek. Pagina
61
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
B.6.20
De verdeling van de chipkaartopbrengsten op het gezamenlijk met de Stadsregio bereden
zie ook
treintraject Doetinchem – Arnhem vindt plaats op basis van een door de Stadsregio Arnhem Nijmegen en de concessieverlener te organiseren aanvullend onderzoek. B.6.21
De verdeling van de opbrengsten van de Studenten Openbaar Vervoerskaart vindt plaats op basis van afspraken die de betrokken vervoerbedrijven hierover hebben gemaakt.
B.6.22
Als het aan het begin en aan het eind van de concessie nodig is dat er verrekeningen plaatsvinden tussen de vorige, de huidige en de toekomstige concessiehouder, dan maken deze partijen daar zelf met elkaar afspraken over. De concessieverlener is hiervoor niet verantwoordelijk.
B.6.23
risico reizigersopbrengsten De concessiehouder is opbrengstverantwoordelijk conform artikel B.6.18. Dit houdt in dat
Bijlage E.6.3
het risico voor hogere of lagere reizigersopbrengsten voor rekening komt van de concessiehouder. Hierop zijn twee uitzonderingen: • wanneer als gevolg van de invoering van de OV-chipkaart de reizigersopbrengsten meer dan 5% (zowel in positieve als negatieve zin) afwijken van de referentieopbrengst. In dat geval draagt de concessieverlener voor het meerdere het risico. • derving van reizigersopbrengsten als gevolg van tariefacties die zijn uitgevoerd in opdracht van de concessieverlener. In geval de reizigersopbrengsten bij de invoering van de OV-chipkaart buiten de 5% marge vallen wordt na overleg met de concessiehouder gebruik gemaakt van de volgende instrumenten: • aanpassen van het kilometertarief • aanpassen van de subsidie • uitvoeren van meer- of minderwerk De 5%-marges gelden in principe alleen voor de invoering van de OV-chipkaart. Omdat de invoering geleidelijk plaats zal vinden en de gewenning aan de ) OV-chipkaart en de eventuele aanpassingen tijd kost geldt de regeling voor een maximale periode van 3 jaar na invoerdatum van de OV-chipkaart. Als referentieopbrengst wordt de huidige vervoeropbrengst gehanteerd, die gecorrigeerd wordt voor de effecten van de sindsdien doorgevoerde tariefwijzigingen. De derving van de reizigersopbrengsten als gevolg van de tariefacties in opdracht van de concessieverlener worden berekend met de meest recente versie van de TariefTool van Hypercube. Het bedrijf Hypercube beschikt over de TariefTool Gelderland en zal andere vervoerders dan de huidige vervoerders faciliteren met de Tool. De huidige vervoerders beschikken over de TariefTool. B.6.24
Informatie over de huidige vervoeropbrengsten is opgenomen in bijlage E.6.3.
Bijlage E.6.3
Pagina
62
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Betaling exploitatiesubsidie Nr
Omschrijving
B.6.25
De exploitatiesubsidie wordt uitbetaald in 13 termijnen per kalenderjaar.
B.6.26
Betaling van de subsidie vindt plaats medio iedere maand.
B.6.27
Maandelijks wordt één termijn van de exploitatiesubsidie betaald. In de maand april wordt
zie ook
een dubbele termijn betaald. B.6.28
Als er sprake is van een malus of boete dient de concessiehouder binnen 30 dagen na
B.6.13
oplegging de te betalen bedragen aan de concessieverlener over te maken. De concessieverlener is bevoegd tot verrekening met de aan de concessiehouder te betalen bedragen.
Overige subsidies Nr
Omschrijving
B.6.29
overige De concessiehouder aan wie de opdracht is gegund, kan naast de exploitatiesubsidie ook
zie ook Bijlage E.3.2
aanvragen indienen voor andere subsidies. Deze zijn opgenomen in de Beleidsregel Subsidieverstrekking Mobiliteit of de rechtsopvolger hiervan. B.6.30
milieu De concessieverlener heeft het voornemen ter dekking van de geraamde, indicatieve meerkosten (op basis van het CO 2-reductieplan) voor het concessiegebied jaarlijks een subsidie van €500.000 beschikbaar te stellen.
B.6.31
sociale veiligheid
Bijlage
De provincie Gelderland kent een subsidieregeling voor de sociale veiligheid voor het
E.3.2 en
openbaar vervoer. De subsidie is geregeld in de subsidieregeling vitaal Gelderland en
E.3.4
Beleidsregel Subsidieverstrekking Mobiliteit of de rechtsopvolger hiervan. Deze regeling staat open voor extra eenmalige maatregelen. Het subsidiebudget bedraagt € 200.000,- per jaar voor alle vervoerders samen (op basis van volgorde van binnenkomst). B.6.32
b bedrijventerreinen De concessieverlener stelt voor het ontsluiten van regionale bedrijventerreinen een bedrag van € 250.000 beschikbaar per jaar
B.6.33
o ontwikkeling minibus
C.1.85 en verder tekst
In ieder geval in 2010 heeft de concessieverlener € 2 miljoen beschikbaar om meerkosten
onder
van ontwikkeling, aanschaf en inzet toegankelijke minibussen geheel of gedeeltelijk te
C.2.27
subsidiëren. Hierbij wordt uitgegaan van de meerkosten van een nieuwe toegankelijke minibus ten opzichte van de meerkosten van een nieuwe standaard minibus.
Pagina
63
Bestek Achterhoek Rivierenland
C
augustus 2009
Programma van eisen In dit deel zijn de eisen en wensen met betrekking tot de prestaties van de concessiehouder vermeld.
Pagina
64
Bestek Achterhoek Rivierenland
C.0
augustus 2009
Ontwikkelteams en Marketing
Dit hoofdstuk vormt de grondslag voor de ontwikkeling van het openbaar vervoer tijdens de concessieperiode en is daarmee de paraplu voor de volgende hoofdstukken van dit programma van eisen. Naar Vanzelfsprekend Openbaar Vervoer De Concessieverlener wil meer reizigers en meer tevreden reizigers in het openbaar vervoer door de kwaliteit van het openbaar vervoer continue te verbeteren. De marketingvisie van de Concessieverlener die uit deze doelen voortkomt, vatten we samen in de woorden “Naar Vanzelfsprekend Openbaar Vervoer”. In dit hoofdstuk schetsen we deze marketingvisie die het toetsingskader vormt voor de vrijheden in het bestek en voor de ontwikkeling van het openbaar vervoer tijdens de concessieperiode: het is de paraplu van het Programma van Eisen. Hieronder wordt Naar Vanzelfsprekend Openbaar Vervoer toegelicht (= wat) en wordt ingegaan op de consequenties en eisen voor deze aanbesteding (= hoe). Toelichting marketingvisie: Naar Vanzelfsprekend Openbaar Vervoer Marketing omvat de volgende elementen: • • • • •
Prijs (tarieven voor klanten) Produkt (vertrek- en aankomsttijden, aantal vertrekmogelijkheden, kwaliteit voertuigen, loopafstand van en naar haltes, rechtstreekse routes, enzovoorts) Promotie (campagnes, gemakkelijk toegankelijke reisinformatie) Plaats (gericht op klantgebied en marktgebied) Personeel (gastvrijheid, uitstraling, vaardigheden, kennis, inzet, enzovoorts)
Voor succesvolle maatregelen is het van belang om verbeteringen niet op één van deze aspecten te laten plaatsvinden, maar samenhangend met alle elementen. Marketingvoorstellen- en plannen moeten ingaan op alle elementen en hun onderlinge samenhang. We maken onderscheid in de volgende marketingniveaus: 1.
2.
Standaard marketingactiviteiten: het informeren van reizigers over het aanbod waar zij gebruik van kunnen maken (via internet, op de halte en in het voertuig). Dit omvat onder andere actuele reismogelijkheden, het netwerk, de dienstregeling, tarieven en kaartsoorten, speciale evenementen, etcetera. Deze activiteiten zijn voorgeschreven in hoofdstuk C.5. Deze eisen vormen de uitgangspositie bij aanvang van de concessie. Gedurende de concessie kunnen deze eisen worden aangepast via voorstellen vanuit het ontwikkelteam. Aanvullende marketingactiviteiten: het ontwikkelen van het OV-aanbod “Naar vanzelfsprekend openbaar vervoer” gericht op bestaande en nieuwe reizigers. Onder ontwikkelen verstaan we · Begrijpen van de klant: signaleren bedreigingen en kansen · Product ontwikkelen: ingaand op bedreigingen en kansen · Promotie: zo snel mogelijk en zo veel mogelijk het doel van het nieuwe of aangepaste product bereiken
Een belangrijk aandachtspunt voor het bereiken van onze doelen is het ‘vanzelfsprekend’ maken van het openbaar vervoer. Nog veel mensen ervaren het openbaar vervoer als ingewikkeld, of overwegen het gebruik er niet eens van. Bij het vanzelfsprekend maken van het openbaar vervoer werkt de Concessieverlener samen met de provincie Overijssel en de Stadsregio Arnhem - Nijmegen.
Pagina
65
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Onder “Naar vanzelfsprekend openbaar vervoer” wordt verstaan: •
•
Een lijnennet en dienstregeling dat zonder handleiding eenvoudig en begrijpelijk is voor een nietOV-gebruiker. Dit vraagt om een continu proces naar vereenvoudiging van het openbaar vervoer in alle facetten. We streven ernaar dat (ook) een niet-ervaren reiziger een mindmap van het openbaar vervoer in zijn hoofd heeft: de reiziger kan zonder te plannen vertrekken en wordt op die plekken ‘door de gastheren en voorzieningen van het OV-systeem’ geholpen op het moment en in de vorm die aansluit bij zijn of haar behoefte. Je reist zoals je met een eigen vervoermiddel reist, maar met het openbaar vervoer word je vervoerd. Informatie en promotie op de perceptie van de reiziger richten (in plaats van het OV-systeem), informatie die iedere reiziger door het OV-systeem leidt, zonder dat de reiziger zoekende is, is openbaar vervoer ingebed in de maatschappij: de provincie wil dat het openbaar vervoer niet alleen door de reiziger, maar door al haar burgers als een vanzelfsprekend onderdeel van de maatschappij en van hun activiteitenpatroon wordt gezien. Daarmee draagt openbaar vervoer bij aan een breder scala van vervoermogelijkheden, verplaatsingsmogelijkheden en met als resultaat een breder aanbod aan activiteiten die een mens kan doen. Ook Sociale Veiligheid in en rond het openbaar vervoer kan via deze weg continue worden verbeterd.
Ontwikkelteam Onder ontwikkelen verstaan we: verbetering van alle activiteiten die nodig zijn voor de vertaling van de marketingvisie ‘Naar vanzelfsprekend openbaar vervoer’ naar de praktijk, zoals tarieven, lijnvoering, kaders voor de dienstregeling en voertuigtype. Het ontwikkelen vindt onder andere plaats op basis van ‘business cases’, waarin de kosten en effecten van de maatregel worden getoetst. Operationele zaken zoals tijdelijke omleidingen vallen hier niet onder. Uiteraard vereisen deze ook voldoende aandacht, maar deze vallen binnen concessiebeheer. Concessiebeheer (het monitoren van de gemaakte afspraken en de concessiehouder hierop aanspreken) valt niet onder de taken van het ontwikkelteam. Er vindt echter wel een wisselwerking plaats tussen beiden. Tegelijkertijd vormen de resultaten van deze monitoring belangrijke input voor het ontwikkelteam. De Concessieverlener kiest ervoor om niet alleen bij de start van de concessie, maar vooral ook tijdens de looptijd het openbaar vervoerproduct op een hoger plan te tillen. De ontwikkeling van openbaar vervoer is een continue en dynamisch proces waarbij wordt ingespeeld op actuele ontwikkelingen gedurende de looptijd van de concessie. Het verder verbeteren van het openbaar vervoer gebeurt in een ‘ontwikkelteam’; een samenwerking van provincie, vervoerder en de regio’s. Ook zullen op ad hoc-basis andere relevante deelnemers aanschuiven, waaronder NS, Prorail en vervoerders van aangrenzende concessiegebieden. Voor de spoorlijnen die in gezamenlijk beheer zijn van de provincie Gelderland en de Stadsregio Arnhem – Nijmegen komt een apart ontwikkelteam, zie hoofdstuk C.9. Het team wordt direct na gunning opgericht.
Pagina
66
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
C.0.1
Het ontwikkelteam heeft de volgende taken:
zie ook
taken
•
·
anticiperen op ruimtelijke ordening-ontwikkelingen (wonen, werken, recreëren)
·
inventariseren van relevante regionale / stedelijke ontwikkelingen op korte en middellange termijn (bijv. grootschalige wegwerkzaamheden, evenementen)
·
inventariseren van kansrijke nieuwe ontwikkelingen in de openbaar vervoermarkt
·
zoeken naar kritische succesfactoren in het openbaar vervoer, bijv. de
·
actieve inbreng door alle teamleden van kansrijke ideeën
·
gezamenlijk uitwerken van idee in een plan (onder andere kosten / baten /
·
creeëren draagvlak en als nodig financiële dekking binnen eigen organisatie
·
jaarlijkse evaluatie van het marketing- en communicatieplan van de
klantvriendelijkheid van het personeel.
organisatie)
concessiehouder inclusief aanbevelingen concrete projecten
•
·
verder invulling geven aan “Naar Vanzelfsprekend openbaar vervoer”
·
uitvoering pilots sociale veiligheid
·
ontsluiting van regionale bedrijventerreinen (als optie gelicht)
toekomstige taken
•
·
politieke signaleringen / wensen
·
grote projecten uit de netwerkanalyses
Als er een provinciale bijdrage wordt verlangd voor voorstellen van het ontwikkelteam wordt dit door middel van een business case ter besluitvorming aangeboden aan GS. Uitvoering van ideeën kunnen leiden tot een aanvulling op de concessievoorschriften en separate financiële afspraken.
Nr
Omschrijving
C.0.2
Het voltallige ontwikkelteam vergadert maximaal 5 keer per jaar. In de tussenliggende
zie ook
periode worden voorstellen uitgewerkt en doorgerekend door leden van het ontwikkelteam of de adhoc-werkgroepen. De samenstelling van de werkgroepen is afhankelijk van het te behandelen ontwerp.
Ervaar het OV De campagne Ervaar het OV richt zich op een betere positionering van het openbaar vervoer. Het doel is enerzijds dat zoveel mogelijk inwoners bekend zijn met de mogelijkheden van het openbaar vervoer en anderzijds het realiseren van reizigersgroei en reizigersopbrengsten. Het is een gezamenlijk project van Concessieverlener, de stadsregio Arnhem Nijmegen en de huidige vervoerbedrijven RegioNS, Connexxion, Arriva, Veolia, Novio/Hermes en Syntus. De Concessieverlener treedt op als opdrachtgever. Met de deelname van nieuwe partners (de provincie Overijssel, provincie Flevoland, Regio Twente en de NS) ontstaat een platform waarmee het totale openbaar vervoer in het landsdeel Oost, nog beter onder de aandacht van de (potentiële) reiziger kan worden gebracht. De campagne wordt begeleid door een projectgroep Ervaar het OV bestaande uit medewerkers van alle betrokken vervoerbedrijven en overheden.
Pagina
67
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
C.0.3
De concessiehouder conformeert zich aan alle uitgangspunten van het project ‘Ervaar het OV’.
C.0.4
De concessiehouder stelt een persoon beschikbaar voor actieve deelname aan de projectgroep Ervaar het OV. Deze persoon is verantwoordelijk voor de marketing en communicatie van de concessie. Deze persoon neemt deel aan alle vergaderingen van de projectgroep Ervaar het OV en spant zich daarbuiten ook pro-actief in voor de marketing van het openbaar vervoer in het concessiegebied, bijvoorbeeld bij de uitwerking van business cases van de projecten.
C.0.5
Vervalt
C.0.6
De concessiehouder participeert pro-actief in het ontwikkelteam.
C.0.7
Fte De concessiehouder stelt twee personen beschikbaar die als aanspreekpunt fungeren voor de ontwikkeling van het openbaar vervoer in het gebied. De concessiehouder maakt een taakverdeling tussen de twee personen. Minimaal een van de twee neemt deel aan alle vergaderingen van het ontwikkelteam en beiden spannen zich daarbuiten ook pro-actief in voor de ontwikkeling van het openbaar vervoer in het concessiegebied, bijvoorbeeld bij de uitwerking van business cases voor concrete maatregelen. Daarnaast wordt van hen verwacht dat ze samen met de provinciemedewerkers als een team fungeren. Beide personen zijn samen voor 1 FTE per jaar beschikbaar voor ontwikkeling van het openbaar vervoer binnen dit concessiegebied. De personen moeten de volgende competenties hebben: • een relevante HBO- of WO-opleiding • ruime ervaring met de ontwikkeling en / of marketing van openbaar vervoer • visie op de ontwikkeling en marketing van openbaar vervoer • kennis van kosten- en opbrengststructuren in het openbaar vervoer • sterk in communicatie en teamwerk. Bovendien moeten deze personen over voldoende mandaat beschikken om te kunnen beslissen over wijzigingen in lijnennet en dienstregeling.
C.0.8
De concessiehouder stelt naast bovengenoemde inzet 0,6 FTE per jaar beschikbaar voor het uitwerken van business cases opgesteld door het ontwikkelteam.
Pagina
68
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
zie ook
C.0.9
marketing- en communicatieplan De Inschrijver maakt voor de aanbesteding een marketing- en communicatieplan voor tenminste de eerste twee concessiejaren voor de volgende onderwerpen: • “Naar vanzelfsprekend openbaar vervoer” • met daarin ook aandacht voor OV-marktkansen door ruimtelijke ordening-ontwikkelingen • gericht op het behoud van reizigers en het aantrekken van nieuwe reizigers Het marketing- en communicatie plan moet bestaan uit minimaal de volgende elementen: Visie
• Gekoppeld aan “Naar vanzelfsprekend openbaar vervoer”, met een toelichting hoe het plan bijdraagt aan reizigersgroei en de sociale functie van het OV
Acties
SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden), evenwichtige fasering en duur
Actiehouders
Evenwichtige rol- en taakverdeling stakeholders
Tijdspad
Jaarkalender
Financiering en begroting C.0.10
de concessiehouder actualiseert jaarlijks het marketing- en communicatieplan.
Werkwijze: initiëren, besluiten en communiceren Het ontwikkelteam initieert nieuwe ontwikkelingen en bereidt besluitvorming hierover voor. Uitwerking van de initiatieven vindt plaats in de vorm van ‘business cases’. Deze uitwerking vindt plaats in ad-hoc werkgroepen, waarin al naar gelang het onderwerp de provincie, de vervoerder, gemeenten en derden kunnen plaatsnemen. Ook kunnen klantenpanels worden geraadpleegd. Voor de maatregelen die in het ontwikkelteam naar voren komen geldt het volgende:
Pagina
69
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Wie initieert?
Initiatief kan komen vanuit de vervoerder, regio’s, het ROCOV en de provincie.
Wie besluit wat je wilt
De leden van het ontwikkelteam toetsen of een initiatief leidt tot een
gaan uitwerken?
Vanzelfsprekender OV. Als het daaraan voldoet wordt het idee uitgewerkt tot een businesscase.
Wie werkt uit?
De businesscase wordt uitgewerkt door de concessiehouder (penvoerder) en de provincie. Deze besluiten wie er aanvullend bij betrokken moeten worden om deze uitwerking te maken. In een businesscase is opgenomen: • wat het doel van de maatregel is • wat het beoogd effect is • wat er nodig is om het uit te kunnen voeren • wie het gaan uitvoeren • hoe het gefinancierd wordt Het ontwikkelteam stemt tussentijds regelmatig met het ROCOV af. Ook toetst het ROCOV de voorstellen.
Wie beslist?
De concessieverlener (Gedeputeerde Staten) neemt het besluit tot uitvoering van een businesscase als er sprake is van financiële consequenties voor de concessieverlener. Als het ontwikkelteam niet tot een sluitende businesscase komt, terwijl de provincie wil dat de businesscase uitgevoerd wordt, wordt leidinggevenden van de provincie en vervoerbedrijf in het kwartaaloverleg gevraagd om daarover om de tafel te zitten.
Wie betaalt?
In elke business case zal worden ingegaan op de financiering. Op basis van businesscases kan GS besluiten om budget te oormerken.
Nr
Omschrijving
C.0.11
De concessiehouder werkt proactief mee aan de uitvoering van alle maatregelen die het ontwikkelteam heeft ontwikkeld en (GS) heeft besloten.
C.0.12
Wanneer de concessieverlener en de concessiehouder verschillende inzichten hebben op de kosten of effecten van een wijziging, werkt concessiehouder actief mee aan toetsing hiervan door een onafhankelijke derde partij.
Pagina
70
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
C.1
augustus 2009
Vervoerplan
Beleidsuitgangspunten: uitwerking netwerknota openbaar vervoer: Het lijnennet van de provincie bestaat uit verbindende en ontsluitende lijnen. Verbindende lijnen (snelnet) De verbindende lijnen belichten de meer economische rol van het openbaar vervoer. De provincie heeft dit netwerk vastgelegd: voor HOV geldt dat de dienstregeling wordt voorgeschreven. Voor spoorlijnen en snelnetlijnen geldt dat de vervoerder een beperkte optimaliseringsvrijheid heeft. Zo blijft het aantal reismogelijkheden gelijk en veranderen de te bedienen haltes2 niet. Datzelfde geldt voor bedieningsperiode en de aan te bieden aansluitingen. Het staat de Inschrijver wel vrij om rijtijden aan te passen aan de dagelijkse praktijk en om door het slim verschuiven van tijden een optimalisatieslag door te voeren. Ontsluitende lijnen (regionet) Het regionet bestaat uit scholierenlijnen, buurtbussen, stadslijnen en overige lijnen. De regionet lijnen zijn meer gericht op specifieke doelgroepen en belichten de sociale functie van het openbaar vervoer. De provincie schrijft een deel van het regionet voor en geeft voor het resterende deel de vrijheid aan de vervoerder om met oplossingen te komen om de functie van het regionet te handhaven. Voor buurtbussen en scholierenlijnen geldt dat de routes en de te bedienen haltes vastliggen.Voor de overige regionetlijnen geldt van maandag tot en met vrijdag overdag dat de vervoerder een beperkte mate van optimaliseringsvrijheid heeft. Zo blijft het aantal reismogelijkheden gelijk, de routes en de te bedienen haltes veranderen niet. Datzelfde geldt voor bedieningsperiode en de aan te bieden aansluitingen. Het staat de Inschrijver wel vrij om rijtijden aan te passen aan de dagelijkse praktijk en om door het slim verschuiven van tijden een optimalisatieslag door te voeren. Regionetlijnen werkdagen na 19:00 uur, in het weekend en op feestdagen Op werkdagen na 19:00 uur, op zaterdagen en op zon- en feestdagen heeft de provincie geen regionetwerk vastgelegd. De Inschrijver is verplicht om voor kernen met meer dan 1500 inwoners, die in de dienstregeling 2009 bediend worden door het regionet, een openbaar vervoeraanbod te formuleren wat aansluit bij het aantal reizigers. Voor deze stillere periodes kunnen alternatieve exploitatievormen worden voorgesteld of kan de vervoerder voorstellen doen om bestaande ritten niet meer op te nemen in het vervoerplan en dienstregeling. Als een kern al wordt bediend door een verbindende lijn hoeft geen alternatief te worden voorgesteld. Als verdere invulling van de sociale functie heeft de provincie aandacht voor de bediening van ziekenhuizen, winkelcentra en de verbindingen tussen stadswijken in de avonduren, op zaterdagen en op zon- en feestdagen. Uitvraag aan de Inschrijvers De provincie geeft de vervoerder gedeeltelijk de ruimte om het aanbod af te stemmen op de vraag naar vervoer. Een deel wordt voorgeschreven en een deel wordt vrijgelaten. Dit staat hieronder uitgewerkt.
2
Voor de spoorlijn Arnhem – Winterswijk zijn wel nieuwe haltes voorzien, zie hoofdstuk C.9.
Pagina
71
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
De vervoerder beschrijft het complete vervoeraanbod in een vervoerplan. A en +: Basisvoorzieningenniveau Eis A: • • • • •
HOV-lijnen Snelnetlijnen (inclusief spoorlijnen) Buurtbussen Scholierenlijnen Overige lijnen (inclusief bestaande stadslijnen) op maandag tot en met vrijdag (06:00-19:00 uur)
Deel A: Deel A van het Basisvoorzieningenniveau bevat de voorgeschreven verbindingen. De Inschrijver geeft zonodig aan welke optimalisatieslag heeft plaatsgevonden. Bij de gunning wordt getoetst of deel A van het Vervoerplan voldoet aan de gestelde eisen. Eis +: Bediening van kernen meer dan 1500 inwoners op werkdagen na 19:00 uur, in het weekend en op feestdagen. Deel +: De Inschrijver geeft aan op welke manier de kernen met meer dan 1500 inwoners (zie bijlage E.2.1), die nu bediend worden door regionet, door middel van enige vorm van openbaar vervoer bediend blijven. Hierbij kan gedacht worden aan belbussen, inzet van kleiner materieel, het combineren van routes, het aanpassen van frequenties of de bedieningstijden en het maken van afspraken met Regiotaxi. Er wordt in elk geval ingegaan op reizigersstromen, de netwerkopbouw, de bedieningstijden, de aansluitingen en de exploitatievorm. Ook wordt per lijn een opsomming gegeven van de kwantiteiten (aantal gewogen DRU’s). Bij de gunning wordt enerzijds getoetst of deze kernen inderdaad bediend worden. Anderzijds wordt, mede op basis van de gevraagde argumentatie van de vervoerder, een beoordeling gegeven van de kwaliteit van de bediening van deze kernen. De Inschrijver wordt extra beloond naarmate de kwaliteit – invulling van de sociale functie - beter is. Aan deze eisen (A en + ) moet de Inschrijver in principe binnen het aangegeven financiële plafond voldoen. Wens B: Extra voorzieningenniveau bovenop het voorgeschreven netwerk van Eis A en Eis + Deel B: Voor dit vrije deel van het voorzieningenniveau wordt de Inschrijver gevraagd op een creatieve en innovatieve manier een aanbieding te doen in het Vervoerplan. In het Vervoerplan dient de Inschrijver in zijn visie op het netwerk aandacht te schenken aan de doorontwikkeling van het netwerk en de mogelijkheid om in te spelen op veranderingen zonder dat de consistentie in het netwerk verloren gaat. De Inschrijver streeft hierbij naar een consistent, vanzelfsprekend netwerk dat zonder ingrijpende ontwikkelingen kan inspelen op nieuwe ontwikkelingen (bijvoorbeeld het ontsluiten van nieuwe woonwijken en werkgelegenheidsgebieden). In de visie en de daaruit voortvloeiende aanvullingen op het basisvoorzieningenniveau dient de Inschrijver in ieder geval aandacht te besteden aan: • • • • • • • •
de groeimogelijkheden van het openbaar vervoer de rol van het openbaar vervoer in het bereikbaar houden van de belangrijke economische centra het openbaar vervoer als alternatief voor de auto de bediening van de sterke regionetlijnen de rol van de bestaande stedelijke lijnen de ontsluiting van de kernen met minder dan 1500 inwoners de ontsluiting van ziekenhuizen de ontsluiting van winkelcentra, ook op koopavonden. Pagina
72
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Ook in dit deel geeft de Inschrijver per lijn een opsomming van de kwantiteiten. Beoordeeld wordt hoe deze bediening plaatsvindt en op basis van de gevraagde argumentatie van de vervoerder, of de kwaliteit ervan toereikend is. De Inschrijver wordt extra beloond naarmate de kwaliteit beter is. De provincie wil het aantal lege bussen terugdringen. Uitgangspunt is de reizigersvraag naar openbaar vervoer. Opbouw vervoerplan door Inschrijver In het vervoerplan maakt de Inschrijver duidelijk onderscheid tussen de hierboven genoemde onderdelen: • A • + • B
In bijlagen E.2.1 tot en met E.2.5 staat informatie over het concessiegebied. In bijlagen E.3.1, E.3.2 en E.3.3 staan relevante beleidsnota’s. Opties: stadslijnen en bedrijventerreinen Naast A, + en B wordt de Inschrijver gevraagd twee opties uit te werken (zie artikel C.1.81 en verder). Deze opties maken geen onderdeel uit van het vervoerplan. Hiervoor wordt aan de Inschrijver per optie een apart plan gevraagd. Overzicht bestaande lijnennetwerk Het bestaande lijnennetwerk is op te delen in een aantal categorieën:
Pagina
73
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Categorie
Netwerk
Periode
Gevraagd / geëist
A
HOV-lijn
• werkdagen
• de dienstregeling wordt voorgeschreven
• Doetinchem –
• zaterdag
Enschede A
• zon- en feestdagen
Snelnetlijnen
• werkdagen
huidige dienstregeling gedurende de hele
• Snelnetbussen
• zaterdag
concessieperiode uitgangspunt voor wat betreft:
• Treindiensten:
• zon- en feestdagen
• Route en alle huidige haltes;
o
o
Winterswijk-
• Aantal reismogelijkheden per tijdsblok,
Arnhem (zie
• De bedieningsperiode (eerste en laatste ritten)
hoofdstuk C.9)
• Te bieden aansluitingen op knooppunten
WinterswijkZutphen
o
ZutphenApeldoorn
o
A
Tiel-Arnhem
Regionetlijn
• Werkdagen tussen 06:00 en 19:00 uur
huidige dienstregeling gedurende de hele concessieperiode uitgangspunt voor wat betreft: • Routes en haltes: infrastructuur en haltes waarin fysiek geïnvesteerd is • Aantal reismogelijkheden per tijdsblok • De bedieningsperiode (eerste en laatste ritten) • Te bieden aansluitingen op knooppunten
A
Buurtbus
• werkdagen
huidige dienstregeling
• zaterdag • zon- en feestdagen A
Scholierenlijnen
• werkdagen buiten vakanties
+
Regionetlijn (bediening kernen met meer dan 1500 inwoners)
• werkdagen na 19:00 uur,
huidige dienstregeling, afgestemd op de schooltijden van het schooljaar 2010-2011 De concessiehouder doet een voorstel voor de bediening en gaat daarbij in op:
• zaterdag
• Aantal reismogelijkheden per tijdsblok
• zon- en feestdagen
• De bedieningsperiode (eerste en laatste ritten) • Te bieden aansluitingen op knooppunten. • Materieelkeuze • Exploitatievorm
B
Regionetlijn
• werkdagen na 19:00 uur,
De concessiehouder doet een voorstel voor de bediening en gaat daarbij in op:
• zaterdag
• Aantal reismogelijkheden per tijdsblok,
• zon- en feestdagen
• De bedieningsperiode (eerste en laatste ritten) • Te bieden aansluitingen op knooppunten. • Materieelkeuze • Exploitatievorm
Voor een toelichting op de basiseisen per lijn wordt verwezen naar bijlage E.5.8. Voor een overzicht van de kernen zie bijlage E.2.1 Pagina
74
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
De Concessieverlener onderscheidt voor de exploitatie van het netwerk twee perioden: het eerste jaar van de exploitatie en de volgende jaren. Na de start van de concessie en mogelijk al tijdens de implementatieperiode is er ruimte om het netwerk en de dienstregeling verder te ontwikkelen in goede samenwerking tussen de provincie, de concessiehouder en de regio’s. In dit zogenoemde ontwikkelteam beogen concessieverlener en concessiehouder gezamenlijk een continue optimalisering van het netwerk. De eisen die aan de concessiehouder worden gesteld aangaande dit ontwikkelteam komen aan de orde onder punt C.0. Hieronder wordt ingegaan op de volgende aspecten: •
•
•
Eisen aan de exploitatie · Specifiek: Buurtbuslijnen · Specifiek: Scholierenlijnen · Specifiek: Evenementenlijnen · Specifiek: Grensoverschrijdend OV · Specifiek: in het concessiegebied te gedogen lijnen Uitvoeringskwaliteit · Onvoorwaardelijke dienstuitvoering · Punctualiteit · Rituitval · Overstaptijden en aansluitregime · Capaciteit · Compensatie en communicatie Uitbesteding van exploitatie
Eisen aan de exploitatie Met ingang van of tijdens de looptijd van de concessie kan op grond van gewijzigde toekomstperspectieven onder andere de treindienst Tiel-Arnhem wijzigen waarbij bijvoorbeeld sprake is van een knip in Elst. Een treindienst Tiel-Elst blijft dan over. De opdrachtgevers, i.c. het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland en het College van Bestuur van de Stadsregio Arnhem Nijmegen,treden over de vervoerkundige en financiële consequenties hiervan gezamenlijk in overleg met de vervoerder. Nr
Omschrijving
zie ook
C.1.1
De concessiehouder dient voor het snelnet (bus en trein), het HOV-net, de regionetlijnen
bijlage
(tussen 06:00 en 19:00 uur) en de buurtbuslijnen tenminste de dienstregeling 2008-2009 te
E.5.1
rijden, met inachtneming van de in paragraaf 1.1 tot en met 1.3 genoemde bepalingen. Onder de dienstregeling 2008-2009 wordt verstaan: • routes, lijnnummers en te bedienen haltes • aantal reismogelijkheden per halte per tijdsblok (te downloaden van internet) • te bieden aansluitingen (bus-bus- en bus-trein) op geselecteerde knooppunten • bedieningsperiode (eerste en laatste ritten) (zie dienstregeling, te downloaden van internet) C.1.2
Voor bus/bus en bus/trein overstappen is de overstaptijd van de dienstregeling 2008-2009 het maximum voor de nieuwe overstaptijd.
C.1.3
Niet geëiste lijnen Ten opzichte van dienstregeling 2008-2009 wordt de volgende lijn niet geëist: • lijn 164: Den Bosch-Druten (kwantiteiten toe te voegen aan lijn 165)
Pagina
75
Zie bijlage E.5.7
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
zie ook
C.1.4
te wijzigen lijnen
bijlage
Ten opzichte van dienstregeling 2008-2009 worden de volgende lijnen gewijzigd:
E.5.8
• lijn 165: Den Bosch-Druten • Zie bijlage E.5.8 voor de wijzigingen die de Concessiehouder op deze lijnen door moet voeren. C.1.5
vervalt
C.1.6
vervoerplan
B.5.5
De Inschrijver voegt bij zijn inschrijving een vervoerplan met daarin een beschrijving van het lijnennet, de dienstregeling en een aansluitschema voor het eerste jaar van exploitatie. De huidige dienstregeling is hierbij het uitgangspunt. C.1.7
aansluitingen op treinen Als door wijziging van de treindienstregeling van het kernnet bestaande aansluitingen op de grote treinstations (Arnhem, Zutphen, Deventer, Apeldoorn, Zwolle, Amersfoort en Den Bosch) niet meer kunnen worden geboden, dan mag de inschrijver –naar het oordeel van de concessieverlener deugdelijk- onderbouwd op deze stations een andere treinaansluiting als nieuwe aansluiting definiëren. De Inschrijver onderbouwt zijn keuzes in het vervoerplan (inschrijving).
C.1.8
rijtijden en rijtijdgroepen De Inschrijver moet uitgaan van reële rijtijden.
C.1.9
De volgende rijtijdgroepen worden onderscheiden: dal, spits en avond. De Concessiehouder mag deze rijtijdgroepen per 24 uur in een aantal blokken aanbieden: • op werkdagen maximaal 5 blokken • op zaterdag maximaal 3 blokken • op zondag 1 rijtijdgroep (op koopzondagen, geldt de zaterdagindeling) .
C.1.10
verbindingen niet knippen Het is niet toegestaan om rechtstreekse verbindingen van de dienstregeling 2008-2009 om te zetten naar een verbinding met een overstap.
Nr
Omschrijving
C.1.11
C.1.11 tot en met C.1.23 vervallen
zie ook
Specifiek: Buurtbuslijnen Nr
Omschrijving
C.1.24
Op de buurtbussen zijn de eisen van hoofdstuk C.1 van toepassing. De bepalingen
zie ook C.1
hieronder zijn ter aanvulling of ter vervanging van de eerder opgenomen basiseisen. C.1.25
In het concessiegebied rijdt een aantal buurtbuslijnen. Deze buurtbuslijnen maken onderdeel uit van de concessie.
C.1.26
bijlage E.5.4
De Concessieverlener kent een Beleidsregel Subsidieverstrekking Mobiliteit en een
Bijlagen
Uitvoeringsregeling Mobiliteit Gelderland 2006. De concessiehouder voldoet aan de hierin
E.3.2 en
opgenomen bepalingen voor zover deze voor hem van toepassing zijn.
Pagina
76
E.3.3
Bestek Achterhoek Rivierenland
Nr C.1.27
augustus 2009
Omschrijving
zie ook
Het vaststellen van de dienstregeling is een verantwoordelijkheid van de buurtbusvereniging.
C.1.28
aanvullen of omzetten naar reguliere ritten De concessiehouder moet reguliere streekbusritten aan buurtbuslijnen toevoegen bij structureel onvoldoende capaciteit van de buurtbus. Dit kan echter alleen na overleg met de buurtbusvereniging. De finale toestemming voor deze uitbreiding parallel aan buurtbuslijnen is echter aan de concessieverlener, door tussenkomst van het ontwikkelteam. De streekbusritten zijn voor rekening van de vervoerder.
C.1.29
faciliteren De taken van de concessiehouder bij het instandhouden van de buurtbusprojecten zijn van faciliterende aard: • De concessiehouder stelt voor elk van de buurtbusprojecten minimaal een 8-persoonsbus (een grotere capaciteit per buurtbus mag, rekeninghoudend met benodigde rijbewijzen etcetera) ter beschikking, waarbij de eisen als genoemd in de Uitvoeringsregeling van toepassing zijn • De concessiehouder draagt zorg voor het onderhoud en de brandstofvoorziening van het voertuig • De concessiehouder draagt zorg voor de inbouw van chipkaartapparatuur en het bedrijfsklaar houden van deze apparatuur inclusief instructies aan de buurtbusverenigingen • De concessiehouder draagt zorg voor keuring van de chauffeurs en ondersteunt verder de buurtbusvereniging waar nodig • De concessiehouder zorgt voor het op peil houden van rijvaardigheid en theoretische kennis van het personeel dat bij de exploitatie is betrokken
C.1.30
De concessiehouder beschikt ten aanzien van de buurtbusprojecten over één contactpersoon (coördinator) met voldoende mandaat om reguliere exploitatiezaken te regelen. Deze coördinator draagt zorg voor een ongestoord verloop van de uitvoering van de dienstregeling voor wat betreft het onderhoud en (tijdelijke) vervanging van het materieel bij storing/uitval. Ook draagt hij zorg voor de communicatie tussen concessiehouder en buurtbusvereniging inzake tariefactie’s, wegopbrekingen en andere zaken die voor de uitvoering van de dienstregeling noodzakelijk zijn.
C.1.31
De concessiehouder kan in overleg met de buurtbusvereniging wijzigingen of uitbreidingen van de buurtbuslijnen inbrengen in het ontwikkelteam. Deze wijzigingen moeten de reguliere procedure ten aanzien van dienstregelingwijzigingen doorlopen.
C.1.32
DRU’s buurtbus Bij de jaarlijkse vaststelling van het aantal dienstregelinguren en het voorzieningenniveau (zie informatieprofiel MIPOV) tellen de door buurtbussen te rijden dienstregelinguren niet mee.
C.1.33
Vervalt
Pagina
77
bijlage E.9.8
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Specifiek: Scholierenlijnen • nr
Omschrijving
zie ook
C.1.34
Net als in de dienstregeling 2008-2009 kent de concessie een aantal scholierenlijnen.
bijlage E.5.6
C.1.35
evaluatie Het gebruik van de scholierenlijnen wordt jaarlijks door de concessiehouder geëvalueerd. Als het gebruik dusdanig is dat de kostendekkingsgraad van een lijn onder de 50% komt stelt de concessiehouder samen met de school een marketingplan op ter verhoging van het gebruik. Als dit plan niet tot het gewenste resultaat leidt wordt de lijn opgeheven. De concessiehouder stelt de concessieverlener op de hoogte van de evaluatie en het marketingplan.
C.1.36
Scholierenritten moeten in de dienstregeling worden vermeld en gelden als openbaar vervoer.
C.1.37
Communicatie over wijzigingen in scholierenritten vindt buiten schoolvakanties plaats.
C.1.38
Materieel voor scholierenlijnen moet voldoen aan de eisen aan materieel zoals beschreven
C.2
in hoofdstuk C.2 C.1.39
De uitvoeringskwaliteit van de dienstregeling moet voldoen aan de eisen zoals beschreven
C.1
in C.1 C.1.40
Eventuele wijzigingen in scholierenritten (bijvoorbeeld aangaande routering en dienstregeling) kunnen worden aangebracht, nadat de concessiehouder hierover overleg heeft gevoerd met de betreffende school. Het resultaat van dit overleg wordt ingebracht in het ontwikkelteam, ter besluitvorming.
Specifiek: Evenementenlijnen Nr
Omschrijving
C.1.41
De concessiehouder treedt vroegtijdig met organisaties in contact teneinde ook bij evenementen het reguliere openbaar vervoer volgens de concessievoorschriften in exploitatie te houden. De eisen ten aanzien van vervoerplicht zijn onverkort van toepassing. Met vroegtijdig wordt bedoeld dat eventuele aanpassingen aan de dienstregeling nog op basis van reguliere wijzigingsprocessen geïmplementeerd kunnen worden en dat er tijd is om met alle betrokken partijen te overleggen over deze eventuele aanpassingen
C.1.42
De concessiehouder mag met organisaties van evenementen in aanvulling op de dienstregeling, evenementenvervoer verzorgen. De kosten die hiermee zijn gemoeid zijn niet voor rekening van de concessieverlener.
C.1.43
De concessiehouder moet eventueel door derden georganiseerd evenementenvervoer, niet zijnde regulier openbaar vervoer, te gedogen.
Specifiek: Grensoverschrijdend openbaar vervoer Grensoverschrijdende verbindingen zijn verbindingen die een begin- of eindpunt hebben in het concessiegebied en een begin- of eindpunt in en aangrenzend concessiegebied.
Pagina
78
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
zie ook
C.1.44
Eisen over de grens
Bijlage
De eisen in hoofdstuk C.1 voorafgaande aan deze bepaling zijn onverkort van toepassing.
E.5.2
Zie bijlage voor het overzicht en de beschrijving van de grensoverschrijdende lijnen. C.1.45
Voor het deeltraject buiten de provincie Gelderland gelden voor de concessiehouder de concessievoorschriften voor de concessie, met uitzondering van het format voor reisinformatie bij de halte. Als de concessievoorschriften dermate strijdig zijn met de concessievoorschriften van de aangrenzende concessie dat exploitatie op basis hiervan niet mogelijk is, dan treedt de concessiehouder in overleg met de concessieverlener.
C.1.46
Als de aangrenzende concessieverlener ten aanzien van het grensoverschrijdende deeltraject aanvullende eisen stelt aan de exploitatie (bijvoorbeeld met betrekking tot aansturing van walapparatuur, gebruiksvergunningen etcetera) dan moet de concessiehouder deze na te leven.
C.1.47
gezamenlijke exploitatie De concessiehouder van de concessie moet met de aangrenzende concessiehouder afspraken te maken over het gezamenlijk exploiteren van de betreffende buslijn op een zodanige wijze dat de buslijn niet fysiek wordt geknipt en reizigers niet hoeven over te stappen.
C.1.48
Over grensoverschrijdende verbindingen moeten in de implementatieperiode afspraken worden gemaakt zodat bij de start van de concessie de gezamenlijke exploitatie uitgevoerd kan worden. Als het de betrokken concessiehouders uiterlijk 3 maanden voor het ingaan van de concessie niet lukt om die afspraken te maken dan zal de Concessieverlener samen met de aangrenzende OV-autoriteit een aanwijzing geven hoe de lijn gezamenlijk wordt geëxploiteerd. De concessiehouder moet hieraan uitvoering geven. Daarbij zijn de eventuele financiële consequenties niet voor rekening van de opdrachtgever.
C.1.49
informatie Op halten in het aangrenzende concessiegebied maakt de concessiehouder gebruik van het informatie format (lay-out en dergelijke) dat door de aangrenzende concessieverlener is opgesteld, tenzij de concessiehouder hierover andere afspraken heeft gemaakt met de aangrenzende concessieverlener
C.1.50
dienstregelingswijzigingen Wijzigingen in de dienstregeling van grensoverschrijdende lijnen worden pas ingevoerd nadat hierover met de concessieverlener, de aangrenzende concessiehouder, de aangrenzende concessieverlener en de betrokken consumentenplatforms en het ontwikkelteam, eenduidige afspraken zijn gemaakt. Deze afspraken worden schriftelijk vastgelegd.
Specifiek: In het concessiegebied te gedogen lijnen In het concessiegebied rijdt een aantal buslijnen dat inbreuk maakt op het concessiegebied en niet behoren tot het concessiegebied.
Pagina
79
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
C.1.51
De concessiehouder moet met de aangrenzende concessiehouder (ook buitenlandse)
zie ook
instemming te bereiken aangaande de afstemming van de dienstregeling en het waarborgen van eventueel geboden en te bieden overstapmogelijkheden. Als er geen overstemming is bereikt, worden beide concesieverleners hierover geïnformeerd.
Zie bijlage E.5.1 voor het overzicht en de beschrijving van de lijnen. Uitvoeringskwaliteit De Concessieverlener eist van de concessiehouder betrouwbaar en punctueel openbaar vervoer. Tegelijkertijd realiseert de provincie dat de concessiehouder door overmacht last kan hebben van congestie, vooral in de spitsuren in en rondom de grotere kernen. De eisen met betrekking tot punctualiteit houden hier dan ook rekening mee. Tegelijk spant de provincie zich samen met de wegbeheerders in om de doorstroming op buslijnen te verbeteren. De provincie heeft bijzondere aandacht voor rituitval en aansluitingen. Het uitvallen van een rit of het missen van een aansluiting betekent voor de reiziger immers al snel een grote vertraging. Daarom worden hier hoge eisen aan gesteld. Voor aansluitingen wordt de concessiehouder gevraagd zich maximaal in te spannen om gemiste aansluitingen te voorkomen. En mocht dat onverhoopt toch gebeuren wordt de reiziger niet aan zijn lot overgelaten. Bij een uurdienst of de laatste rit van de dag moet de concessiehouder alternatief vervoer regelen. Bij overige aansluitingen ontvangt de reiziger compensatie. In alle gevallen is de concessiehouder verplicht de reiziger pro-actief te informeren. Gebeurtenissen worden achteraf gerapporteerd volgens de MIPOV-systematiek. Onvoorwaardelijke dienstuitvoering Nr
Omschrijving
C.1.52
De concessiehouder is verplicht om zijn dienstregeling onvoorwaardelijk en in alle
zie ook
gevallen uit te voeren. De concessieverlener zal onaangekondigd de naleving hiervan controleren.
Punctualiteit Nr
Omschrijving
C.1.53
Een bus of trein mag vanaf een halte of een station nooit eerder vertrekken dan de in de dienstregeling vermelde vertrektijd van de betreffende halte of het betreffende station
C.1.54
90% van de ritten mag niet later vertrekken dan 3 minuten na de in de dienstregeling vermelde vertrektijd op de beginpunten en knooppunten
C.1.55
90% van de ritten mag niet later aankomen dan 3 minuten na de in de dienstregeling vermelde vertrektijd op de beginpunten en knooppunten
C.1.56
Elke kern die door een buslijn wordt bediend kent in de dienstregeling minimaal één (1) tijdhalte die als zodanig herkenbaar in de dienstregeling wordt vermeld.
Pagina
80
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Rituitval Nr
Omschrijving
zie ook
C.1.57
Een busrit die geheel of gedeeltelijk een route niet heeft gereden wordt beschouwd als een
bijlage
uitgevallen rit (zie definitie van een lijndeel MIPOV2008 in bijlage). C.1.58
E.9.8
Niet uitgevoerde ritten als gevolg van een werkonderbreking, een staking of vanwege direct aan de concessiehouder te wijten oorzaken worden als uitgevallen ritten beschouwd.
C.1.59
De rituitval mag per kwartaal nooit hoger zijn dan 0,2% van het aantal ritten in dat kwartaal volgens de dienstregeling. Is de rituitval hoger dan 0,2% dan wordt het aantal niet geleverde DRU’s (bus) en treinkilometers achteraf in mindering gebracht op de definitieve vaststelling.
C.1.60
Als bij rituitval de volgende rit meer dan 59 minuten later vertrekt, moet de concessiehouder voor alternatief vervoer te zorgen. Dit vervoer moet binnen 60 minuten na de oorspronkelijke vertrektijd voor de reiziger beschikbaar zijn.
C.1.61
In het geval dat enig busmaterieel (door – bijvoorbeeld - een technisch mankement) gedurende de exploitatie (al dan niet tijdelijk) niet inzetbaar is, dan geldt dat de concessiehouder binnen één uur vervangend busmaterieel beschikbaar heeft.
C.1.62
In het geval dat enig door de concessiehouder ingezet treinmaterieel (bijvoorbeeld door een technisch mankement) gedurende de exploitatie (al dan niet tijdelijk) niet inzetbaar is, dan geldt dat de concessiehouder binnen twee uur vervangend treinmaterieel beschikbaar heeft.
C.1.63
In het geval dat enig door de concessiehouder ingezet treinmaterieel door een stremming op het baanvak gedurende de exploitatie (al dan niet tijdelijk) niet inzetbaar is, dan geldt dat de concessiehouder binnen één uur vervangende bussen inzet.
Overstaptijden en aansluitregime Nr
Omschrijving
C.1.64
De functie die buslijnen hebben in het ‘feederen’ van de spoorlijnen blijft gehandhaafd.
C.1.65
Als door wijziging van de treindienstregeling van het kernnet bestaande aansluitingen op de grote treinstations in en rond het concessiegebied (Arnhem, Zutphen, Deventer, Apeldoorn, Zwolle, Amersfoort en Den Bosch) niet meer kunnen worden geboden, dan mag de concessiehouder –naar het oordeel van de concessieverlener deugdelijk- onderbouwd op deze stations een andere treinaansluiting als nieuwe aansluiting definiëren. De concessiehouder onderbouwt zijn keuzes in het vervoerplan.
C.1.66
In het geval een aankomende bus een vertraging heeft van meer dan 3 minuten, dan mag de aansluitende rit vertrekken zonder de aansluiting te bieden, tenzij de chauffeur hierover met de verkeersleiding andere afspraken maakt.
C.1.67
De concessiehouder maakt afspraken met concessiehouders in aangrenzende concessiegebieden teneinde de kwaliteit van geboden aansluitingen ook bij wijzigingen in de dienstregelingen te handhaven. De concessiehouder brengt hierover verslag uit aan de concessieverlener.
Pagina
81
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
C.1.68
In afwijking van het bovenstaande garandeert de concessiehouder in alle gevallen dat de
zie ook
laatste aansluiting op een dag in elk geval wordt gerealiseerd, het zij door de wachttijd op de aansluitende bus te verlengen tot maximaal 10 minuten het zij door het aanbieden van vervangend vervoer.
Capaciteit Nr
Omschrijving
C.1.69
De concessiehouder is verplicht om iedereen die bij een halte staat en aangeeft mee te
zie ook
willen reizen met een dienstregelingrit, te vervoeren. C.1.70
Wanneer als gevolg van, voor de concessiehouder niet voorzienbare omstandigheden, sprake is van een vraag naar vervoer die groter is dan de beschikbare capaciteit, dan moet de concessiehouder zich in die situatie maximaal in te spannen om het vervoer volgens de in dit hoofdstuk gestelde regels te verrichten. In elk geval moet de niet vervoerde reiziger met de eerstvolgende rit vervoerd worden. In het geval het de laatste rit van een dag betreft, dan verzorgt de concessiehouder vervangend vervoer.
C.1.71
In de spitsperioden geldt op ritniveau dat maximaal 25% van de reizigers in de bus en trein
C.9
maximaal een kwartier mag staan (voor de treinen Arnhem – Winterswijk zie C.9). C.1.72
Staanplaatsen op trajecten die –gedeeltelijk- op snelwegen worden gereden zijn niet toegestaan, tenzij het op de snelweg af te leggen trajectdeel korter is dan 10 kilometer.
C.1.73
Voor alle lijnen (trein en bus) geldt dat in de daluren niemand hoeft te staan, met uitzondering van incidenten. De concessiehouder registreert incidenten en als incidenten een structureel karakter krijgen handelt de concessiehouder overeenkomstig (voor Arnhem – Winterswijk zie C.9).
C.1.74
extra voertuigen Wanneer de vraag naar vervoer incidenteel zodanig groot is dat hieraan met inzet van de bestaande capaciteit niet kan worden voldaan, dan moet de concessiehouder voor eigen rekening te voorzien in het aanbieden van voldoende extra capaciteit, om alsnog te kunnen voldoen aan de eisen op het gebied van vervoer- en zitplaatsgarantie. Het is de concessiehouder daarbij alleen in dit incidentele geval toegestaan in de extra capaciteit te voorzien door middel van bussen en/of treinen die niet volledig aan de toegankelijkheids- en leeftijdseisen voldoen. De concessiehouder is daarbij verplicht om reizigers die op de inzet van toegankelijk materieel zijn aangewezen, in toegankelijk materieel te vervoeren. De concessieverlener wordt door de concessiehouder op de hoogte gesteld als deze situatie zich voordoet.
C.1.75
Als de concessiehouder signaleert dat er sprake is van een zodanig omvangrijke structurele vervoergroei op een rit dat de vraag naar vervoer de capaciteit van het beschikbare materieelpark te boven gaat, dient de concessiehouder hierin op tijd te voorzien door uitbreiding van het materieelpark. De kosten die hiermee zijn gemoeid, zijn voor rekening van de concessiehouder. In de periode tussen bestelling en indienststelling van dit extra materieel is het de concessiehouder toegestaan de vervoergroei op te vangen door de tijdelijke inzet van bussen en/of treinen die niet volledig voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen, mits de concessiehouder tevoren daarvoor expliciet toestemming van de concessieverlener heeft.
Pagina
82
C.9
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Compensatie en communicatie Nr
Omschrijving
zie ook
C.1.76
Bij een uurdienst of de laatste rit van de dag moet de concessiehouder alternatief vervoer regelen. Bij overige aansluitingen ontvangt de reiziger compensatie. De Inschrijver geeft in zijn Vervoerplan aan hoe hij de reiziger gaat compenseren. Dit wordt beoordeeld vanuit onze visie op “Naar vanzelfsprekend openbaar vervoer”.
C.1.77
In alle gevallen is de concessiehouder verplicht de reiziger pro-actief te informeren. De Inschrijver geeft in zijn Vervoerplan aan hoe hij de reiziger gaat informeren. Dit wordt beoordeeld vanuit onze visie op “Naar een vanzelfsprekend Openbaar Vervoer”.
Uitbesteding van exploitatie Nr
Omschrijving
zie ook
C.1.78
De concessiehouder is vrij om bij het uitvoeren van de exploitatie gebruik te maken van derden. Voor deze partijen gelden echter voor de uitvoering van de dienstregeling (waaronder: personeel, materieel, informatievoorziening) dezelfde eisen als voor de concessiehouder.
C.1.79
Voor de concessieverlener is de concessiehouder in alle gevallen het directe aanspreekpunt. Andere partijen die in opdracht van de concessiehouder (delen van) de exploitatie uitvoeren, zijn nimmer formele gesprekspartner voor de concessieverlener.
C.1.80
Daarnaast geldt dat in alle gevallen de volledige verantwoordelijkheid van de exploitatie, voor zover deze valt binnen de concessie is gelegen bij de concessiehouder.
Opties Verbetering
Wijze van uitvragen
Optionele nieuwe lijnen:
Inschrijvers geven in hun inschrijving aan hoe ze deze verbinding
1.
Stadslijn voor de kernen:
exploitatief willen invullen, door middel van vervoerplan per stadslijn
Culemborg, Zaltbommel en Tiel
en dienstregeling inclusief mogelijke aansluitingen
2.
ontsluiting bedrijventerreinen, zie onder C.1.84
Pagina
83
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
1. Stadslijnen Nr
Omschrijving
C.1.81
Stadslijn Culemborg Culemborg wordt in de huidige situatie bediend door lijn 46 (regionet). Daarnaast is Culemborg aangesloten op het kernnet. Het station is wel centraal in de stad gelegen, maar is alleen via de noordzijde bereikbaar. Bussen die het station aandoen, moeten een lus rijden. Gevraagd wordt een visie, inclusief een vervoerplan, op te stellen voor een optimale bediening van de stad Culemborg, waarbij ook rekening gehouden wordt met de huidige functie van lijn 46. Lijn 46 is immers een redelijk snelle regionetlijn die een functie heeft voor het station (bediening vanuit Buren en Beusichem) en een functie heeft in de regionale bereikbaarheid (Tiel, Vianen en Nieuwegein). Aandachtspunten: • De woonwijken van Culemborg zijn momenteel niet optimaal verbonden met het centrum. Met name Parijsch en Terweijde, maar ook de andere woonwijken, zijn niet goed per openbaar vervoer ontsloten. • De scholengemeenschap ‘Lek en Linge’ heeft een streekfunctie. Lijn 46 rijdt in de huidige situatie langs de school. • Lijn 46 heeft nu een relatief snelle verbinding, wat de lijn aantrekkelijk maakt voor doorgaande reizigers. De route kan nog sneller als geheel over de provinciale weg wordt gereden, maar dan is bediening van het station, gegeven de beschikbare infrastructuur, uitgesloten. • Het bedrijventerrein ‘Pavijen’ heeft nu een randbediening. Het bedrijventerrein is echter behoorlijk uitgestrekt en loopafstanden zijn te groot om te spreken van een optimale bediening (Bijvoorbeeld het Centraal Boekhuis is gelegen aan de zuidzijde van het bedrijventerrein. • De nieuwe woonwijk ‘Parijsch ’is nog volop in ontwikkeling, maar is ongunstig gesitueerd voor de huidige busroute. De wegen in de wijk zijn niet of nauwelijks geschikt voor standaardmaterieel. • Primair is een bediening op werkdagen van belang. In volgorde van belangrijkheid kan vervolgens aandacht worden geschonken aan bediening op zaterdag, in de avonduren en op zondag. • Als gekozen wordt voor een aparte stadslijn, gecombineerd met een geoptimaliseerde lijn 46 dan moet extra aandacht gegeven te worden aan: bereikbaarheid van het centrum vanuit de verst weggelegen woonwijken, bereikbaarheid van het station en afstemming op lijn 46. • In het vervoerplan wordt ook aandacht gegeven aan de ontbrekende infrastructuur (halten). • De Concessiehouder geeft aan wat hij bij het lichten van de optie verwacht van de concessieverlener en van de wegbeheerder. • Het materieel dat wordt gebruikt voor de exploitatie van de stadslijn moet te worden afgestemd op de vraag. De Concessiehouder moet rekening houden met het feit dat in Culemborg zowel in het stadscentrum als in de nieuwe woonwijken veel wegen niet geschikt zijn voor het rijden met standaardmaterieel. Bij het kiezen van routes moet ook terdege rekening gehouden te worden met het ontsluiten van zorgcentra en andere belangrijke maatschappelijke voorzieningen.
Pagina
84
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
zie ook
C.1.82
Stadslijn Tiel (gezamenlijk met stadslijn Geldermalsen en lijn 43) • De woonwijken in Tiel (met het accent op Passewaaij) zijn niet optimaal met het centrum verbonden. Weliswaar heeft Passewaaij een eigen NS-station, maar dit is gelegen aan de noordzijde van de wijk. De inrichting van de wijk maakt het kiezen van een goede OVroute overigens niet eenvoudig. Veel wegen zijn niet geschikt voor het rijden met standaardmaterieel. • Bij het vaststellen van routes in Tiel moeten ook de bedrijventerreinen meegenomen worden. Mogelijk speelt hierbij ook de bediening van Medel een rol. Integratie met dit bedrijventerrein kan de kwaliteit van het totale stadsnetwerk verbeteren. Ook lijn 43 speelt bij deze optie een rol. Tussen Tiel en Geldermalsen rijdt lijn 43 (via Wadenoijen), maar de snelste verbinding gaat per trein. Het is denkbaar om lijn 43 te knippen en de vrijgekomen uren in te zetten in Tiel (met name de westzijde) en in Geldermalsen. In Geldermalsen leeft immers de wens op de bedrijventerreinen aan de oosten de zuidzijde beter per bus bereikbaar te maken. In het geval lijn 43 geknipt wordt, moet wel rekening gehouden te worden met de bediening van Wadenoijen.
C.1.83
Stadslijn Zaltbommel Zaltbommel wordt momenteel bediend door de lijn 47, 49, 248, 266, 267 en 268. Zowel de diverse bedrijventerreinen ( De Ooijk, Koxkampen en Wildeman, gezamenlijk meer dan 3000 arbeidsplaatsen) als de historische binnenstad van Zaltbommel hebben op dit moment geen busverbinding. Aan de Inschrijvers wordt gevraagd om aan te geven hoe Zaltbommel intern beter ontsloten kan worden. Hierbij moet ook aandacht geschonken te worden aan de bediening van de bedrijventerreinen en optimale aanslutiing op de treinen. Een integratie van bedrijventerreinen met het station en de woonwijken van Zaltbommel zal de kwaliteit van het gehele netweerk in en rond Zaltbommel verbeteren.
C.1.84
Voor de optie Stadslijnen geldt dat van de Inschrijver gevraagd wordt om in een vervoerplan te onderbouwen waarom en op welke manier de stadslijnen zinvol zijn. Ook moet de Inschrijver aan te geven hoeveel DRU’s met het voorstel gemoeid zijn en wat de totale prijs en de DRU-prijs van het voorstel is.
Bediening bedrijventerreinen Nr
Omschrijving
zie ook Optie: Bedrijventerreinen
Voor een of meer van de volgende bedrijventerreinen wordt als optie een plan uitgevraagd (RBT = regionaal bedrijventerrein): Prioriteit 1:
Prioriteit 2:
Prioriteit 3:
RBT Culemborg
RBT Doetinchem-Wehl
nvt
RBT Geldermalsen - Zuid
RBT Winterswijk (Beatrixpark)
RBT Tiel-Medel
RBT Zutphen (de Mars)
Pagina
85
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
C.1.85
Bij het opstellen van het exploitatieplan voor bedrijventerreinen is het zinvol rekening te
zie ook
houden met de volgende aspecten: • De keus van het te bedienen bedrijventerrein • Inzet van het benodigde materieel • Bediening vanaf een knooppunt is beter dan bediening vanaf een halte van een lijn die in de buurt komt • De bediening is primair geconcentreerd op de spitsuren, waarbij secundair ook rekening gehouden moet worden met parttimers. • Als gekozen wordt voor bediening met bestaande lijnen, waarbij sprake is van een routewijziging, dan moet ook het belang van doorgaande reizigers (extra rijtijd) in de beschouwing worden meegenomen • Bij het exploitatieplan moet ook worden aangegeven welke infrastructurele aanpassingen uitgevoerd moeten worden (aanleg halten) • Bij het exploitatieplan moet ook worden aangegeven welke inspanningen de Inschrijvers verwacht van de concessieverlener c.q. de wegbeheerder. C.1.86
Voor de optie bediening bedrijventerreinen geldt dat van de Inschrijver gevraagd wordt om in een vervoerplan te onderbouwen waarom en op welke manier de bediening zinvol is, in relatie tot de verwachte vervoervraag. Ook moet de Inschrijver aan te geven hoeveel DRU’s met het voorstel gemoeid zijn en wat de totale prijs en de DRU-prijs van het voorstel is.
Concessiebeheer Voor de monitoring en het beheer van de concessie, werkt de concessieverlener met een concessiebeheerteam. 1. Taken concessiebeheer De Concessieverlener kent concessiebeheerders die in teamverband werkzaam zijn. Het beheren van een concessie bestaat uit 6 hoofdtaken: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Monitoring van de dienstuitvoering (verkrijgen van informatie) Overleg met betrokken partijen Bijsturen al dan niet ondersteund door een sanctie Het beoordelen van de dienstregeling inclusief wijzigingen Het informeren van betrokken partijen (intern en extern) over actuele zaken per concessie Het adviseren van het aanbestedingsteam in geval van een nieuw uit te geven concessie
Ten behoeve van het voorgaande is het ook een taak van de concessiebeheerder om op actieve wijze ontwikkelingen in het gebied en algemene ontwikkelingen (voortschrijdende technieken, aanbestedingszaken, etc) die van belang zijn voor het beheren van de concessie te volgen. Ad 1
Monitoring
Het monitoren van de dienstregeling heeft twee doelen: • •
Te monitoren of de concessiehouder voldoet aan de gestelde eisen Te beoordelen of de invulling van de concessie bijdraagt aan het bereiken van beoogde doelstellingen
Pagina
86
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Op basis van de belangrijkste zaken uit de concessie controleert de concessiehouder (of wordt in opdracht van de concessiehouder gecontroleerd) de manier van dienstuitvoering. De belangrijkste zaken in het monitoren en controleren van de concessie zijn: • • • • • • •
Productie volgens offerte Rituitval Stiptheid Materieel Communicatie naar reizigers Afspraken op gebied van marketing, sociale veiligheid et cetera Processen bij dienstregelingwijzigingen
De provincie wil de vinger aan de pols houden bij de uitvoering van de concessie. Daarom worden een groot aantal zaken rondom de uitvoering gemonitord. De monitoring bestaat uit de volgende elementen: •
• • • •
Informatie aan te leveren door de concessiehouder. Dit gebeurt op basis van het MIPOV-protocol. In bijlage E.9.8 staat omschreven om welke gegevens het gaat en hoe en wanneer deze moeten worden aangeleverd Informatie uit GOVI (Grenzeloze OV-informatie) De jaarlijkse Klantenbarometer, uitgevoerd door het Kennisplatform Verkeer en Vervoer (KpVV) Cijfers over OV-chipkaart-gebruik Eigen onderzoek door de provincie. Dit omvat: · Een halfjaarlijks onderzoek naar kwaliteitsbeleving door mystery guests en/of klantenpanel op een representatief aantal ritten · Eventueel additioneel onderzoek naar de uitvoering van de concessie op ad-hoc basis.
Al deze bronnen kunnen enerzijds input zijn voor de bonusregeling, de boeteregeling en het ontwikkelteam. Nr C.1.87
C.1.88
Omschrijving
Zie ook
De concessiehouder levert gegevens aan over de concessie volgens de in de bijlage
Bijlage
beschreven specificaties.
E.9.8
De concessiehouder werkt onverkort mee aan de uitvoering van al het door de provincie geïnitieerde onderzoek naar uitvoering van de concessie.
C.1.89
De concessieverlener heeft op elk willekeurig moment inzage in de data van het voertuigvolgsysteem van alle voertuigen die voor de exploitatie van de concessie worden gebruikt.
Pagina
87
Bestek Achterhoek Rivierenland
Ad 2
augustus 2009
Overleg
De concessiebeheerder is verantwoordelijk voor het voeren van overleg met alle betrokken partijen. Dit zijn: de concessiehouder (extern), aangrenzende concessieverleners (extern), ROCOV (extern) en de intern bij de concessie betrokken ambtenaren (regiocoördinator en afdeling infrastructuur). Voorzover relevant wordt in het interne afstemmingsoverleg teruggekoppeld wat in externe overleggen is besproken. In de begrippenlijst is gedetailleerder uitgewerkt welke vormen van overleg er zijn. Van belang is te weten dat van elke overleg met de concessiehouder een kort verslag wordt opgesteld en vastgesteld, opdat gemaakte afspraken later te traceren zijn. Ad 3
Bijsturen van de concessie
Als de concessiebeheerder constateert dat de concessiehouder zich niet aan gemaakte afspraken houdt, dan is het zijn (of haar) taak om de concessiehouder hierop te wijzen en gezamenlijk tot herstel van de gewenste of voorgeschreven situatie te komen. Lukt dit niet dan zal dit –na het uitspreken van het voornemen tot- leiden tot het opleggen van een sanctie c.q. boete. Ad 4: Het beoordelen van de dienstregeling inclusief wijzigingen: ontwikkelfunctie De concessiebeheerder is vanuit de concessieverlenende organisatie de eerste persoon die de dienstregelingwijzigingen beoordeelt (voor de procedure van de dienstregelingwijziging zie bijlage E.9.11). Toetsing vindt plaats op: • • •
het gevolgde proces (bijvoorbeeld het juist informeren van het ROCOV) de uitgangspunten van de concessie mogelijke financieringsvormen
Uit deze taak van concessiebeheer kan worden geconcludeerd dat een deel van de ontwikkelfunctie ook bij het concessiebeheer ligt. Voor het kunnen beoordelen van plannen van de concessiehouder is het daarmee van belang dat de concessiebeheerder vervoerkundig op de hoogte is van de ontwikkelingen in het gebied. 2
Overleg tussen concessiebeheer en concessiehouder
Kwartaaloverleg Het kwartaaloverleg is een formeel overleg tussen de concessiehouder en de concessieverlener. Het kwartaaloverleg vindt plaats bij de Concessieverlener. In het kwartaaloverleg worden de kwartaalrapportages besproken. De data voor het kwartaaloverleg worden tevoren in overleg vastgesteld. Van het kwartaaloverleg wordt door de concessieverlener een verslag opgesteld en toegestuurd naar de concessiehouder. Overig overleg Naast het kwartaaloverleg vindt er regelmatig (afhankelijk van de noodzaak en los van het ontwikkelteam) ook ander overleg plaats tussen de concessiebeheerder en de concessiehouder. Dit overleg kan diverse redenen hebben: financieel, exploitatief etcetera Van elk gesprek wordt een afsprakenlijst gemaakt, opgesteld door concessiebeheer.
Pagina
88
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
C.1.90
De vervoerder neemt actief deel aan het kwartaaloverleg op uitnodiging van concessiebeheer.
C.1.91
De vervoerder moet twee weken voorafgaand aan het kwartaaloverleg de benodigde gegevens (volledig en juist) aan te leveren.
Pagina
89
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
C.2
augustus 2009
Materieel
De Concessieverlener streeft naar degelijk, comfortabel en milieuvriendelijk materieel. Er is bewust voor gekozen de eisen zo te stellen dat bij de start van de concessie geen geheel nieuw materieelpark nodig is. Het uitvragen van een geheel nieuw materieelpark bij elke aanbesteding leidt immers tot snellere afschrijving van voertuigen en daarmee tot onnodige milieubelasting en kapitaalvernietiging. In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens de volgende onderwerpen aan de orde: • • • • • • • •
Algemene voorschriften Leeftijd en milieu Overname treinen Comfort en uitstraling Toegankelijkheid Aanvullende voorschriften treinmaterieel Aanvullende voorschriften busmaterieel Technische specificaties
In het hoofdstuk ‘reisinformatie’ (C.6) worden ook eisen gesteld aan de informatievoorziening in en op het materieel. Algemene voorschriften Nr
omschrijving
C.2.1
Wettelijke eisen Alle voertuigen die worden ingezet voor het verrichten van het openbaar vervoer volgens deze concessie, moeten voldoen aan alle hiervoor geldende wettelijke eisen. Het is de verantwoordelijkheid van de concessiehouder om te zorgen dat alle voertuigen ook gedurende de looptijd van de concessie aan de wettelijke eisen blijven voldoen.
C.2.2
Concessiehouder is verantwoordelijk voor materieel De concessiehouder is verantwoordelijk voor de inzet en het in goede staat onderhouden van voor de exploitatie van de concessie benodigde voertuigen (zowel trein- als busmaterieel) inclusief een voldoende technische reserve zodat de dienstregeling met de vereiste kwaliteit kan worden uitgevoerd.
C.2.3
Materieeltype bus • De concessiehouder is, met in achtneming van de eisen die zijn gesteld aan de zitplaatsgarantie, vrij te bepalen welke voertuiggrootte hij per rit en lijn inzet. 8persoonsbusjes zijn echter niet toegestaan op het snelnet • Voor de buurtbussen gelden wel specifieke eisen aan de capaciteit van het materieel.
C.2.4
Materieeltype trein In de Inschrijving wordt aangegeven welk materieel wordt ingezet voor de exploitatie van de treindienst (type, bouwjaar, aantal treinstellen, aantal zitplaatsen per trein).
Pagina
90
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Leeftijd en milieu De Concessieverlener stimuleren het gebruik van duurzame brandstoffen. Daarnaast wil zij de concessiehouder zoveel mogelijk vrijheid geven bij de invulling hiervan. Concreet betekent dit het volgende: • • •
het nieuw in te stromen materieel moet aan de dan geldende Europese normen te voldoen op het gebied van emissie (vanaf 2009 Euro V, vanaf 2014 Euro VI) en geluid; er wordt een CO2-reductie geëist van 15%. De concessiehouder mag een hoger percentage aanbieden; voor de trein wordt, gelet op het kleine aantal voertuigen, volstaan met het hanteren van de Europese uitstootnormen en worden geen aanvullende CO2 reductie eisen gesteld.
Nr
Omschrijving
zie ook
C.2.5
Het materieel dat de Concessiehouder inzet moet aan de volgende leeftijds- en milieueisen voldoen: maximum leeftijd tijdens
gemiddelde leeftijd
concessieperiode
tijdens concessieperiode
trein
30
12
bus (standaard)
12
7,5
buurtbus
6
-
8-persoons auto
8
-
personenauto
6
-
versterkingsmaterieel
12
-
scholierenmaterieel
12
-
C.2.6
Vervalt
C.2.7
Buurtbusmaterieel wordt vervangen na 6 jaar of 500.000 km.
C.2.8
Voor alle bussen en personenauto’s geldt dat bestaand materieel moet voldoen aan euro III+roetfilter.
C.2.9
Nieuw in te stromen materieel moet voldoen aan de wettelijke milieuvoorschriften die op het instroommoment gelden.
C.2.10
Als er tijdens de concessieperiode bestaand bus- en automaterieel instroomt moet dat tenminste voldoen aan dezelfde geluids- en emissie-eisen als het uitstromende materieel.
nr
Omschrijving
C.2.11
Uiterlijk in het jaar 2014 moet in de concessie een reductie van de CO2 uitstoot plaats vinden van minimaal 15%.
Pagina
91
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
nr
Omschrijving
C.2.12
De concessieverlener stelt als optie een bedrag van €500.000 per jaar beschikbaar voor
zie ook
maatregelen voor het verder reduceren van de CO2 uitstoot. De Inschrijver moet een CO2 reductieplan opstellen voor de verdere reductie van de CO2 uitstoot. Ook deze aanvullende reductie moet uiterlijk gerealiseerd zijn in het jaar 2014. C.2.13
De Inschrijver moet in het CO2 reductie plan in ieder geval aandacht besteden aan de
B.5.9
volgende onderwerpen: • De manier waarop de volgens artikel B.5.9 minimaal te behalen CO2 reductie plaats zal vinden • De in 2014 te behalen aanvullende CO2 reductie • Het materieel en de technieken waarvan de Inschrijver gebruik maakt om deze aanvullende reductie te realiseren • Een onderbouwing van het CO2 reducerend effect van de door de Inschrijver te hanteren technieken • Een overzicht van de investeringen die nodig zijn om de CO2 reductie plaats te laten vinden • De fasering waarin de CO2 reductie plaatsvindt. Het CO2 reductieplan wordt beoordeeld op het aanvullende effect op de CO2 uitstoot en op het realiteitsgehalte van de voorgestelde maatregelen. Zie G.4.1.1 voor de manier waarop de beoordeling plaatsvindt. De provincie kan voor de beoording van het reductie-plan een onafhankelijk expert raadplegen. De Inschrijver conformeert zich aan deze beoordelingswijze en verleent zijn medewerking. Ter informatie en indicatie is het rapport “CO2 plafond voor Gelderse OV- bussen” bijgevoegd als bijlage E.7.4. In dit rapport zijn mogelijke maatregelen om tot CO2 reductie te komen en hun verwachte effecten weergegeven. C.2.14
De CO2 uitstoot in het jaar 2008, die als bijlage E.7.4 is weergegeven dient als referentie voor zowel de geëiste als de aanvullende reductie. Deze uitstoot wordt gecorrigeerd voor: • Wijzigingen van de dienstregeling in het kader van dit Programma van Eisen, dan wel de offerte van de Inschrijver • Wijzigingen in het kader van in de loop van de concessie uitgevoerd meer- en minderwerk • De correctie vindt plaats op grond van de door de busproducent opgegeven relevante brandstofverbruikscijfers.
Pagina
92
Bijlage E.7.4
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
nr
Omschrijving
zie ook
C.2.15
De concessiehouder moet binnen 3 maanden na afloop van het kalenderjaar een opgave doen van het brandstofgebruik van dat jaar. Deze opgave moet voorzien zijn van een accountantsverklaring. Het brandstofgebruik wordt vergeleken met het gecorrigeerde brandstofgebruik van het referentiejaar. Voor de omrekening naar de CO2 uitstoot wordt gebruik gemaakt van de volgende waarden voor de verschillende brandstofsoorten: • Diesel:
2.690 gram/liter
• Aardgas
1.778 gram/Nm3 (Aardgas Slochteren, laagcalorisch)
• Aardgas
1.960 gram/Nm3 (hoogcalorisch)
• Biobrandstoffen:
0*
* Dit zover deze brandstoffen zijn geproduceerd volgens de eisen van de NTA 8080. C.2.16
Voor de CO2 reductie is een bonus- en malusregeling van toepassing, die in artikel B.6.13
B.6.13
is weergegeven. C.2.17
Voor het in te zetten treinmaterieel gelden de vigerende Europese emissienormen. Er worden geen aanvullende CO2 -reductie-eisen gesteld aan treinmaterieel. Wel moeten de dieseltreinen voorzien zijn van roetfilters. De concessiehouder moet zorgdragen voor het noodzakelijk onderhoud aan deze roetfilters, zodat deze continu naar behoren functioneren.
C.2.18
De concessiehouder moet per nader te bepalen datum (info volgt in prebid-fase) en vervolgens tijdens de resterende looptijd van de concessie in het bezit zijn van een geldig milieucertificaat, namelijk [naam certificaat, info volgt in prebid-fase].
nr
Omschrijving
C.2.19
Vervalt
C.2.20
Vervalt
Pagina
93
Zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Overname treinen nr
Omschrijving
C.2.21
Als de Concessiehouder hier ten minste 50 maanden voor het eind van de concessie om
zie ook
verzoekt, zal een overnameverplichting worden opgenomen in een volgende aanbesteding van de Concessie. Deze overnameverplichting is alleen van toepassing op materieel dat aan alle onderstaande voorwaarden voldoet: • het materieel heeft een bouwjaar van 2010 of is jonger • het materieel voldoet ten minste aan de milieu-eisen Stage IIIB, die per 1 januari 2012 van kracht worden • het materieel wordt in eigendom overgedragen aan een volgende concessiehouder en/of een door de volgende concessiehouder aan te wijzen leasebedrijf • de Concessiehouder heeft de Concessieverlener schriftelijk met een onderbouwing en een bijbehorende goedkeurende accountantsverklaring geïnformeerd over de aanschafwaarde van het materieel en de boekwaarde daarvan op zowel het moment van indiening van het verzoek als (de verwachte) boekwaarde op het moment van overdracht. De overdracht van het materieel vindt plaats tegen marktconforme prijzen, die worden bepaald door de boekwaarde van het materieel op het moment van overdracht en de onderhoudstoestand. De boekwaarde wordt bepaald door middel van afschrijving op basis van vervangingswaarde. De onderhoudstoestand wordt uitgedrukt als het bedrag dat aan onderhouds- en herstelwerkzaamheden nodig is om het materieel in een bij de betreffende leeftijd passende staat te brengen. Dit bedrag wordt bepaald door een onafhankelijke, door de Concessieverlener aan te wijzen expert. Als sprake is van achterstallig onderhoud en/of revisiebehoefte maken de Concessiehouder en de nieuwe concessiehouder gezamenlijk afspraken over de manier waarop dat wordt uitgevoerd. Wanneer een overnameverplichting wordt toegepast heeft de Concessieverlener het recht om in het Bestek voor de aanbesteding van de opvolgende concessie aanvullende eisen te stellen aan de inrichting en uitrusting van het materieel, bijvoorbeeld de vernieuwing van het interieur. C.2.22
De Concessiehouder stelt het door hem gebruikte Programma van Eisen voor de aanschaf van (nieuw) materieel en/of gegevens over de met de concessieverlener afgesproken optie beschikbaar aan de concessieverlener. De concessieverlener kan deze documentatie gebruiken als bijlage bij de aanbesteding van de volgende concessie; de Concessiehouder moet vooraf en gemotiveerd aangeven welke passages uit het Programma van Eisen en/of de overeenkomst waarin de optie is beschreven niet gebruikt mogen worden in de aanbesteding.
Comfort en uitstraling De provincie wil comfortabel materieel met een degelijke en nette uitstraling: al het materieel moet voorzien zijn van de reguliere gemakken, een herkenbare uitstraling hebben en voldoende schoon zijn.
Pagina
94
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
nr
Omschrijving
C.2.23
Al het op vaste en versterkingsritten in te zetten materieel is voorzien van:
zie ook
• een goed werkende luchtverversing • werkende binnenverlichting die reizigers in staat stelt op normale manier te lezen • een werkende omroepinstallatie (met uitzondering van achtpersoons bussen en personenauto’s) • werkende stopknoppen (met uitzondering van 8-persoonsbussen, personenauto’s en treinen) • prullenbakken • goede vering • comfortabele stoelen met voldoende beenruimte. C.2.24
De concessiehouder is verplicht het materieel aan de binnen- en buitenzijde zodanig schoon
Tekst
te houden dat tenminste 80% van de reizigers hier tevreden of zeer tevreden over is, dan
onder
wel het oordeel 7 (zeven) of hoger hierover geeft. Dit oordeel zal telkens worden gebaseerd
C.1.86
op de resultaten van de KpVV Klantenbarometer (zie ook concessiebeheer onder artikel C.1.86). Bij een slechte waardering neemt de concessiehouder per direct maatregelen om voertuigen beter schoon te houden om de klanttevredenheid op dit punt te laten toenemen. De concessiehouder rapporteert binnen een periode van een half jaar het resultaat aan de concessieverlener. C.2.25
Al het materieel (met uitzondering van versterkingsritten en scholierenritten) moet een
C.9.29
eenduidige, aantrekkelijke uitstraling kennen. Dit kan dus de eigen huisstijl van de concessiehouder zijn of een specifieke huisstijl voor het concessiegebied c.q. een stadslijn. C.2.26
vervalt
C.2.27
Reclame • Voor treinmaterieel tussen Arnhem en Winterswijk gelden afwijkende eisen (zie hoofdstuk C.9). • Het is de concessiehouder toegestaan om reclame te voeren, zowel aan de binnenzijde als de buitenzijde van de voertuigen • Deze reclame-uitingen mogen echter op geen enkele manier geplakt worden over de voorruit en de zijramen en de panelen met lijn en route-informatie • Bij het voeren van reclame-uitingen moeten algemeen geldende regels aangaande normen en waarden gerespecteerd worden. De concessieverlener controleert regelmatig of gevoerde reclame-uitingen hieraan voldoen. Als de concessieverlener meent dat gevoerde reclame-uitingen hiermee strijdig zijn, dan wordt de reclame op kosten van de concessiehouder direct verwijderd • Op alle buurtbussen worden reclame-uitingen toegestaan binnen de door de concessiehouder en concessieverlener vastgestelde kaders, de inkomsten hiervan zijn geheel voor de buurtbusvereniging.
Toegankelijkheid Openbaar vervoer moet toegankelijk zijn voor iedereen. Daarom worden bussen voorzien van een lage instap, zodat ook rolstoelgebruikers, ouderen en mensen met veel bagage gemakkelijk met de bus mee kunnen reizen. Alle voertuigen (bus en trein) zijn ook voorzien van een multifunctionele ruimte voor onder andere rolstoelen en kinderwagens en van specifieke zitplaatsen voor mindervaliden. Buurtbussen en 8-persoonsbussen kennen andere uitgangspunten. Pagina
95
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Ontwikkeling toegankelijkheid minibussen (buurtbussen en 8-persoonsbussen) De Concessieverlener wil bij de inzet van minibussen (maximaal 8 passagiers) in het openbaar vervoer de toegankelijkheid op hetzelfde niveau brengen als de toegankelijkheid bij inzet van het grote materieel (meer dan 8 passagiers). Het gaat hierbij om buurtbussen en overig klein materieel voor maximaal 8 personen. Dit betekent dat ook deze voertuigen op termijn over een lage vloer (gelijkvloerse instap) moeten beschikken. De provincie heeft daarom extra budget ter beschikking gesteld voor de ontwikkeling van toegankelijke minibussen en voor de aanschaf en inzet ervan. In het najaar van 2009 wordt aangegeven aan welke eisen de toegankelijke minibussen moeten voldoen. Deze eisen dienen vooralsnog als richtlijn. De verwachting is dat gedurende de concessieperiode - mede op basis van opgedane ervaringen - de eisen een voorschrijvend karakter krijgen voor voertuigen die op dat moment worden vervangen/aangeschaft. In ieder geval in 2010 heeft de provincie middelen om meerkosten van ontwikkeling, aanschaf en inzet toegankelijke minibussen geheel of gedeeltelijk te subsidiëren. Hierbij wordt uitgegaan van de meerkosten van een nieuwe toegankelijke minibus ten opzichte van de meerkosten van een nieuwe standaard minibus. Van de concessiehouder wordt actieve deelname aan de projecten gevraagd. Los van fysieke eisen aan het materieel is ook de houding van het personeel van groot belang bij het wegnemen van drempels. Hier wordt bij de paragraaf ‘personeel’ nader op ingegaan. Toegankelijkheid busmaterieel nr
Omschrijving
C.2.28
In het kader van deze aanbesteding wordt van de Concessiehouder geëist dat deze bereid is
zie ook
mee te werken aan de implementatie van toegankelijke minibussen. Het programma van eisen voor deze toegankelijke busjes is in de loop van het najaar beschikbaar. Met de concessiehouder zullen afspraken gemaakt wordt over de verdeling. Met de concessiehouder zullen afspraken gemaakt wordt over de verdeling van de extra kosten, die door middel van de in artikel B.6.33 genoemde subsidieregeling gefinancierd zullen worden. C.2.29
Vanaf de start van de concessie hebben alle bussen (exclusief materieel dat wordt ingezet voor versterkingsritten en scholierenritten) een vloerhoogte tussen de voorste en de tweede deurpartij van maximaal 23 centimeter boven straatniveau.
C.2.30
Alle bussen (exclusief materieel dat wordt ingezet voor versterkingsritten en scholierenritten) voldoen voor wat betreft hun inrichting en toegankelijkheid minimaal aan
Bijlage E.7.5
de eisen van CROW-publicatie 219c (zie bijlage E.7.5). Daarbij moet uit worden gegaan van ‘gewenste’ afmetingen en niet van de ‘minimale’ afmetingen. C.2.31
Alle bussen moeten voorzien zijn van een als zodanig herkenbare gehandicaptenzitplaats (met uitzondering van versterkingsritten en scholierenlijnen). In bijlage E.7.5. zijn voorbeelden van de inrichting van bussen gegeven.
C.2.32
De chauffeur moet als dat nodig is hulp verlenen bij het in- en uitstappen.
C.2.33
Alle bussen (exlusief materieel dat wordt ingezet voor versterkingsritten en scholierenritten) en een deel van het interieur moeten tussen de instap- en uitstapdeur toegankelijk zijn voor reizigers met een rollator.
Pagina
96
Bijlage E.7.5
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
nr
Omschrijving
C.2.34
De concessiehouder geeft in al zijn uitingsvormen van de dienstregeling aan:
zie ook
• welke halten toegankelijk zijn en welke voorzieningen aanwezig zijn. • welke ritten met toegankelijk materieel uitgevoerd worden
Toegankelijkheid buurtbussen en 8-persoonsbussen nr
Omschrijving
zie ook
C.2.35
Vervallen
C.2.28
Toegankelijkheid treinmaterieel Voor aanvullende voorschriften voor de spoorlijn Arnhem – Winterswijk zie hoofdstuk E.9. nr
Omschrijving
C.2.36
• Het in te zetten materieel is toegankelijk voor gehandicapten die in staat zijn om zonder assistentieverlening gebruik te maken van openbaar vervoer. Dit betekent dat de wagenvloer bij de instapdeuren (vrijwel) dezelfde hoogte heeft als het perron, zodat reizigers “gelijkvloers” kunnen in- en uitstappen. De verticale afstand tussen wagenbak en perron is zodanig dat gebruikers van scootmobielen en rolstoelgebruikers, die in staat zijn zelfstandig deel te nemen aan het verkeer, het voertuig zonder assistentieverlening kunnen betreden en verlaten, ook wanneer het perron in een boog ligt. Daarbij moet worden voldaan aan de in wenkenbladen vastgelegde toegankelijkheidsnormen voor het stads- en streekvervoer • Aanvullend op de bullet hierboven moet elk treinstel toegankelijk zijn voor zelfstandig reizende reizigers in een rolstoel. In het implementatieplan geeft de Inschrijver aan hoe hij met de toegankelijkheidseis van het treinmaterieel om gaat • De deur(en) die voor rolstoelers toegankelijk zijn, zijn aan de buitenzijde op ooghoogte duidelijk leesbaar en herkenbaar In het implementatieplan geeft de Inschrijver aan hoe hij met de toegankelijkheidseisen van het treinmaterieel om gaat.
C.2.37
Voldoen aan wettelijke eisen • Het in te zetten materieel voldoet aan de eisen die de Spoorwegwet aan het materieel stelt. • Het is de verantwoordelijkheid van de concessiehouder dat hij tijdens de looptijd van de concessie beschikt over alle overige wettelijke vereisten, verzekeringen en vergunningen om het materieel voor de exploitatie van de concessie te kunnen inzetten.
Pagina
97
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
nr
Omschrijving
zie ook
C.2.38
Voldoen aan aanvullende eisen
C.2.36,
De Concessiehouder draagt zorg voor het op tijd verwerven, toelaten en in dienst stellen
B.1.13
van de voor de uitvoering van de Concessie benodigde treinstellen. In aanvulling op
en
bepaling C.2.2 moet de Inschrijver in zijn aanbieding met argumenten en feiten:
bijlage
• onderbouwen dat het aan te schaffen materieel geschikt is om de treindienst volgens de in
E.9.13
de Concessie vermelde kwaliteitseisen uit te voeren • onderbouwen dat de aflevering, toelating, indienststelling en beproeving op tijd voor de start van de exploitatie zijn afgerond • aangeven welke risico’s bestaan rondom de implementatie van het spoorvervoer en welke maatregelen de Inschrijver neemt om deze risico’s te beheersen en/of op te vangen. Het in te zetten materieel is, zonder extra infrastructurele aanpassingen, geschikt voor het uitvoeren van de exploitatie van de treindiensten. In het bijzonder gaat het daarbij om de detectie van het materieel en om de perronhoogte zoals genoemd in C.2.36. Voor gedetailleerde informatie omtrent infrastructurele aspecten van baanvak en perrons wordt verwezen naar de website van ProRail (netverklaring). C.2.39
Voldoende beschikbaar materieel De concessiehouder is verantwoordelijk voor het verwerven van voldoende materieel, dat geschikt en goedgekeurd is voor de uitvoering van alle treindiensten.
C.2.40
Verantwoordelijkheid beheer en onderhoud De concessiehouder blijft altijd verantwoordelijk en aansprakelijk voor het beheer en onderhoud van het materieel en de toepassing en naleving van wettelijke voorschriften, ook in het geval het eigendom, het beheer of het onderhoud van het materieel bij derden ligt.
C.2.41
Doorzicht treinmaterieel (sociale veiligheid)
C.7
Het materieel is zodanig van inrichting en constructie dat een onbelemmerd zicht door elk treinstel bestaat vanuit de bestuurderscabine, uitgaande van de kleinst ingezette eenheid. Als dat niet (volledig) het geval is, zal de concessiehouder de sociale veiligheid op een andere manier waarborgen, bijvoorbeeld door het aanbrengen van camera’s (beeld en geluid) of een andere door de concessiehouder toe te lichten oplossing. C.2.42
Eerste en tweede klas zitplaatsen De Concessiehouder heeft de mogelijkheid in de treinen een eerste klasse aan te bieden. De eerste klasse moet zich in kwalitatief opzicht en in uitstraling voldoende onderscheiden van de tweede klasse. Dit moet door de Inschrijver in zijn Aanbieding worden onderbouwd.
C.2.43
Toiletten in het treinmaterieel • De Concessiehouder is vrij om het materieel te voorzien van een toilet. Wanneer een toilet wordt ingebouwd, moet dit toilet ook toegankelijk zijn voor mensen met een functie-beperking. • Het nieuw door de Concessiehouder aangeschafte materieel is tenminste voorbereid op de latere inbouw van een toilet.
Pagina
98
C.9.19
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
nr
Omschrijving
C.2.44
Technische specificaties treinmaterieel
zie ook
• Het materieel heeft een zodanige aanzetversnelling, maximum snelheid, aantal deuren en deurbediening etcetera dat, zonder verhoging van de huidige baanvaksnelheden of andere infrastructuuraanpassingen, de bediening van alle bestaande en eventueel nieuwe haltes binnen de bestaande omlooptijden en met voldoende buffertijd voor een betrouwbare dienstuitvoering gerealiseerd kan worden De treinen moeten mechanisch koppelbaar zijn met ander materieel, dit in verband met calamiteiten (wegslepen). Daarnaast is het wenselijk dat de treinstellen in treinschakeling kunnen rijden. C.2.45
Antiklem-beveiliging De deuren van het treinmaterieel moeten voorzien zijn van een antiklem-beveiliging.
C.2.46
Informatievoorzieningen in en op het treinmaterieel
C.6
• In het treinmaterieel zijn displays / beeldschermen aangebracht zodat de hierop getoonde dynamische reisinformatie leesbaar is vanaf (vrijwel) iedere zitplaats • Het voor de exploitatie in te zetten materieel is daarnaast voorzien van een halteafroep, waarmee zowel de eerstvolgende halte als de belangrijkste trein- en busaansluitingen worden omgeroepen • Iedere trein heeft aan elke voorkant en zijkant ten minste één display per treinstel of per bak waarop de eindbestemming van de trein wordt getoond. Deze buitendisplays zijn in het donker zodanig verlicht dat deze duidelijk zichtbaar en leesbaar zijn De concessiehouder draagt er zorg voor dat de informatievoorziening altijd adequaat functioneert en wordt benut. C.2.47
In de tweede klasse mogen in de breedte gezien maximaal vier (bijvoorbeeld 2+2) zitplaatsen worden aangeboden.
Toegankelijkheid stations In het ‘implementatieplan Toegankelijkheid’ (downloadbaar op www.prorail.nl)geeft ProRail aan welke maatregelen zij de komende jaren neemt ten aanzien van toegankelijkheid van stations. In dit stappenplan zijn de stations Tiel, Elst en Arnhem opgenomen. Voor de overige stations zijn eventuele aanpassingen aan de perronhoogte voor rekening van de ProRail. Nu al toegankelijk zijn de volgende stations: Gaanderen, Doetinchem De Huet, Aalten Aanvullende voorschriften busmaterieel nr
Omschrijving
C.2.48
Aanwezigheid omroepinstallatie Bussen (> 8 persoons) beschikken over een omroepinstallatie. Haltes waar overstapmogelijkheden op andere buslijnen en treinen bestaan, worden op tijd en duidelijk verstaanbaar omgeroepen. Op verzoek van de reiziger worden ook andere halten omgeroepen.
Pagina
99
zie ook C.6
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
nr
Omschrijving
zie ook
C.2.49
Communicatie met walapparatuur
bijlage
• De concessiehouder draagt er zorg voor dat het materieel dat wordt ingezet voor de
E.9.1
exploitatie (met uitzondering van buurtbussen) is uitgerust met een functionerend Vetag, Vecom en KAR-systeem. • In de bijlage zijn de voorschriften opgenomen voor de concessiehouders met betrekking tot dynamische reisformatie. Ook zijn teksten toegevoegd die dienen als achtergrondinformatie over welke (organisatorische) verantwoordelijkheden de partijen wederzijds hebben voor een succesvol operationeel DRIS. • De concessiehouder ziet erop toe dat de communicatie tussen voertuig en VRI’s blijvend in orde is. Wanneer dit niet het geval is zoekt de concessiehouder direct contact met de wegbeheerder. C.2.50
Herkenbaarheid scholierenritten en versterkingsritten Voertuigen die gebruikt worden voor scholierenritten en versterkingsritten moeten als lijndienst herkenbaar zijn door het aanbrengen van een goed leesbaar en van afstand herkenbare bestemmingsaanduiding en lijnnummer tenminste aan de voorzijde van het voertuig.
C.2.51
Herkenbaarheid buurtbussen De buurtbussen moeten als openbaar vervoer herkenbaar zijn. Om dit te bereiken moet de concessiehouder de buurtbussen voorzien van: • Aanduiding buurtbus en buurtbuslogo op voorzijde en zijkanten • Lijnnummer en bestemmingsaanduiding op tenminste de voorzijde dmv een matrixverlichting en Barclaykap met daarop buurtbus
C.2.52
Aanvullende eisen buurtbussen • Per 10 bussen moet een reservebus ingezet kunnen worden van gelijkwaardige kwaliteit ter vervanging bij reparatie of andere uitval • Het buurtbusmaterieel is voorzien van een automatische versnellingsbak • Achter de chauffeur is een separatieruit geplaatst • De buurtbus beschikt over een goed geveerde stoel met armleuning • De elektrisch bedienbare deur gaat naar achteren open • Het buurtbusmaterieel heeft een goed werkend klimaatbeheersingssysteem.
Technische specificaties: communicatie nr
Omschrijving
C.2.53
Dynamische Reisinformatie in het voertuig In alle voertuigen (bus en trein) die voor de exploitatie worden ingezet (exclusief het materieel dat voor de buurtbusexploitatie wordt ingezet en voor versterkingsritten en scholierenlijnen) is dynamische reisinformatie aanwezig. De ingezette voertuigen hebben in het voertuig één of meerdere displays / beeldschermen om mededelingen over de dienstregeling en dienstregelingwijzigingen te publiceren.
C.2.54
Voertuigcommunicatiesystemen met verkeersleiding Alle voertuigen (bus en trein, met uitzondering van versterkingsritten en scholierenlijnen) die voor de exploitatie worden ingezet beschikken over een communicatiesysteem waarmee tijdens het uitvoeren van de dienst altijd contact kan worden gelegd met de door concessiehouder gebruikte verkeersleiding. Aansluiting mag worden gezocht bij bestaande verkeersleidingen. Pagina
100
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
nr
Omschrijving
C.2.55
Voertuigcommunicatie onderling
zie ook
De voertuigen (bus en trein, met uitzondering van versterkingsritten en scholierenlijnen) zijn dusdanig uitgerust dat de chauffeur, machinist of conducteur in staat is om gedurende de uitvoering van de dienst te communiceren met voertuigen waarop op een volgend knooppunt een aansluiting geboden wordt om die aansluiting tot stand te brengen. De ingezette voertuigen zijn voorzien van werkende communicatie-apparatuur waarmee chauffeurs, conducteurs of machinisten gedurende de uitvoering van de dienst zorg dragen voor het realiseren van een aansluiting voor reizigers. De communicatie vindt rechtstreeks tussen het personeel van de betreffende voertuigen plaats. De apparatuur hoeft niet te worden aangebracht in materieel voor een versterkingsrit of scholierenlijn. Voor het realiseren van aansluitingen op een vervoerdienst die buiten de concessie valt kan worden volstaan met communicatie via de betreffende verkeersleidingen.
Technische specificaties: OV-chipkaart De provincie Gelderland heeft op 23 augustus 2005 en 31 oktober 2006 de bestuurs- en wijzigingsovereenkomst getekend met de Minister van Verkeer & Waterstaat over de implementatie van de OV-chipkaart in de provincie Gelderland. De OV-chipkaart zal vanaf eind 2009 fasegewijs ingevoerd worden in de provincie Gelderland. Als de OV-chipkaart volledig is ingevoerd en naar behoren functioneert, zal de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat de Nationale Vervoerbewijzen (gefaseerd) uitschakelen en zal de OV-chipkaart vanaf dat moment als enig geldend betaalsysteem gaan gelden voor het openbaar vervoer. OV-chipkaart bij start van de concessie nr
Omschrijving
C.2.56
De concessiehouder moet bij de start van de concessie (voor de bus op 12 december 2010,
zie ook
voor de regionale trein op 9 december 2012) beschikken over een functionerend OVchipkaartsysteem dat is aangesloten op het landelijke TLS-systeem en dat alle reizigers de mogelijkheid biedt te reizen met de OV-chipkaart. De concessiehouder voorziet de buurtbussen binnen 2 jaar nadat de chipkaart op het overige busmaterieel in de concessie is ingevoerd van functionerende chipkaartapparatuur.
Kosten systeem OV-chipkaart nr
Omschrijving
zie ook
C.2.57
De kosten van het systeem van de OV-chipkaart komen volledig voor rekening van de
B.6.23
concessiehouder, evenals de risico’s en consequenties die aan dit systeem, inclusief het daaraan gekoppelde tariefsysteem, verbonden zijn. Voor de risico’s over de reizigersopbrengsten zie B.6.23
Pagina
101
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Uitschakelen NVB nr
Omschrijving
C.2.58
De provincie volgt de landelijke afspraken inzake de invoering van de chipkaart.
zie ook
Als het OV-chipkaart systeem bij de start van de concessie danwel op enig moment tijdens de looptijd van de concessie technisch niet operationeel is, en de duale fase in het concessiegebied beëindigd is, is de concessiehouder verplicht reizigers gratis te vervoeren.
Plaats van de ontwaardingsapparatuur (CiCo) nr
Omschrijving
C.2.59
Op alle bussen die de concessiehouder voor de concessie inzet (inclusief bussen van onderaannemers, doch exclusief buurtbussen, exclusief personenauto’s en exclusief bussen die worden ingezet voor versterkingsritten) moet de reiziger met de OV-chipkaart kunnen in- en uitchecken, Reizigers op het regionale spoor moeten kunnen in- en uitchecken op het perron. In bussen die ingezet worden voor versterkingsritten moet de mini-validator worden gebruikt als CiCo-apparatuur.
Pagina
102
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
C.3
augustus 2009
Personeel
Het openbaar vervoer is een onderdeel van de dienstverlenende sector. In deze sector ademt alles klantvriendelijkheid, service, dienstverlening en veiligheidsbeleving (onder andere sociale veiligheid). Dat geldt niet alleen voor het rijdend personeel en al het personeel dat in contact komt met de reiziger maar voor de hele bedrijfskolom. Het zal duidelijk zijn dat een chauffeur slechts dienstverlenend kan zijn in een dienstverlenende bedrijfscultuur. In een dienstverlenende bedrijfscultuur wordt het personeel jaarlijks getraind, is opvang van personeel in crisissituaties geen vraag maar gemeengoed, spreekt men uiteraard Nederlands en zullen de meeste personeelsleden die met reizigers te maken hebben een tweede taal beheersen. Het personeelsplan wordt beoordeeld als onderdeel van het marketing- en communicatieplan en het sociaal veiligheidsplan. nr
Omschrijving
C.3.1
personeelsplan In het personeelsplan staan de volgende zaken staan beschreven: • Kernwaarden • Training, scholing en begeleiding in een dienstverlenende bedrijfscultuur • Jaarlijkse opleiding rijdend personeel en hun ondersteuners (omgang met incidenten:herkenning, erkenning, meldingsbereidheid en registratietrouw en ondersteuning bij het doen van aangifte) • Opvang personeel bij calamiteiten • Overname personeel • Selectie nieuw personeel • Informeren van overgenomen personeel over de bedrijfscultuur
C.3.2
kennis van zaken Het personeel moet bekend zijn met de dienstregeling, het vervoergebied en de directe omgeving daarvan, de mogelijke aansluitingen, het tariefsysteem en de werking van de OVchipkaart.
C.3.3
De werknemers en vertegenwoordigers die in contact staan met reizigers of met de concessieverlener spreken en schrijven goed Nederlands.
In bijlage E.4.1 tot en met E.4.4 staan de personeelsopgaven van de huidige vervoerders.
Pagina
103
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
C.4
augustus 2009
Infrastructuur en haltes
De Concessieverlener spant zich samen met de concessiehouder en gemeenten in om te zorgen voor goede bushaltes en het oplossen van knelpunten in de infrastructuur. Infrastructuur De Concessieverlener streeft naar snel en betrouwbaar openbaar vervoer. Daarom worden in samenwerking met de gemeenten en Prorail de belangrijkste knelpunten in het OV-netwerk aangepakt. Dit draagt niet alleen bij aan het terugdringen van de verstoringen in de regelmaat, maar maakt het ook mogelijk om de gehele dag bussen en treinen ieder uur op dezelfde tijd te laten vertrekken. Dat maakt de dienstregeling inzichtelijker voor de reiziger en maakt het mogelijk om bus en trein beter op elkaar aan te sluiten. Een goede bushalte Een goede bushalte is het visitekaartje van het openbaar vervoer. De uitstraling en het comfort van openbaar vervoer worden niet alleen door de voertuigen, maar vooral ook door de kwaliteit van haltes bepaald. Een goede halte biedt niet alleen wachtcomfort, maar ook vanzelfsprekende reisinformatie en ketenvoorzieningen. Een goede halte is bovendien herkenbaar in de openbare ruimte aanwezig, zodat het ook voor de niet-dagelijkse gebruiker een ‘vanzelfsprekende’ plaats in stad of dorp wordt om naartoe te gaan. Daarom werkt de concessieverlener samen met gemeenten aan het upgraden van haltes. Niet voor alle haltes wordt hetzelfde kwaliteitsniveau nagestreefd: het aantal in- en uitstappers speelt hierbij een rol. De drukke haltes worden voorzien van onder andere fietsenrekken, zitgelegenheid, ruime abri’s en actuele reisinformatie (zie ook: paragraaf C.6). In bijlage E.8.2 is een overzicht geleverd van de voor gehandicapten toegankelijke haltes (verhoogde perrons, obstakelvrij). Rolverdeling De eindverantwoordelijkheid voor infrastructuur en haltes ligt bij de concessieverlener en de overige wegbeheerders. Van de concessiehouder wordt wel verwacht dat deze knelpunten signaleert en in het ontwikkelteam meedenkt over oplossingen (zie ook paragraaf C.0). Daarnaast is de concessiehouder verantwoordelijk voor reisinformatie op de haltes. Eisen hieraan worden in C.6 gesteld. Nr C.4.1
Omschrijving De concessiehouder signaleert problemen met infrastructuur, doorstroming, haltes en busstations en geeft deze door aan de concessieverlener. Structurele problemen hiermee worden door de concessiehouder ingebracht in het ontwikkelteam.
Pagina
104
zie ook C.0
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Wegwerkzaamheden De Concessieverlener zal, voor zover hij ook wegbeheerder is en voor zover hij over informatie terzake beschikt, de Concessiehouder op tijd informeren en wanneer dat mogelijk is raadplegen ten aanzien van noodzakelijke omleidingen als gevolg van wegwerkzaamheden en/ of evenementen die gevolgen hebben voor de exploitatie van het Openbaar Vervoer per bus en per auto volgens de Dienstregeling. De Concessieverlener zal ook de Concessiehouder op tijd informeren over plannen en/ of afspraken aangaande het Flankerend beleid. De Concessiehouder stelt voor dit doel een contactpersoon ter beschikking en informeert ook alle gemeenten in het concessiegebied hierover.
Nr
Omschrijving
C.4.2
Wanneer het handhaven van de gebruikelijke route bij het openbaar vervoer per bus en per
zie ook
auto niet mogelijk is, kan de Concessiehouder afwijken van de vigerende dienstregeling voor zolang de werkzaamheden op de in de dienstregeling voorziene trajecten dit noodzakelijk maken. C.4.3
De concessiehouder neemt het initiatief om op tijd met een alternatieve route te komen of een andere oplossing waardoor de reizigers zo min mogelijk overlast ondervinden en bestaande aansluitingen zoveel mogelijk in stand blijven. De Concessiehouder moet de Concessieverlener terzake vooraf informeren.
C.4.4
De uit omleidingen als gevolg van wegwerkzaamheden en evenementen voortvloeiende extra exploitatiekosten komen - tot een maximum van 100 DRU’s per project - voor rekening van de concessiehouder, tenzij hier tevoren andere afspraken over zijn gemaakt die door de concessieverlener zijn geaccordeerd.
Pagina
105
B.6.10
Bestek Achterhoek Rivierenland
C.5
augustus 2009
Distributie OV-chipkaart en tarieven
De OV-chipkaart is naar verwachting ingevoerd bij de start van de concessie. Er wordt nog gewerkt aan de uitwerking van een aantal aspecten over de invoering. Deze zaken zullen in een later stadium worden ingevuld. Het streven is om de chipkaart te introduceren op 1 november 2009. Nr
Omschrijving
C.5.1
distributie De concessiehouder is verantwoordelijk voor de distributie van OV-chipkaarten en draagt alle kosten. Ook zorgt de concessiehouder in samenwerking met TransLinkSystems (TLS) voor de distributie van die kaarten.
C.5.2
kosten voor reizigers De concessiehouder hanteert voor wat betreft de kosten voor de reiziger voor de aanschaf van een anonieme of persoonlijke OV-chipkaart, de landelijke afspraken. Zolang landelijke afspraken op dit punt er niet zijn, worden de tarieven gehanteerd van de zittende concessiehouder. Een verhoging van de kosten voor de reiziger voor de aanschaf van een OV-chipkaart vindt plaats na goedkeuring door de Concessieverlener.
C.5.3
verkrijgbaarheid en opladen De concessiehouder draagt er zorg voor dat een reiziger voor alle vormen van dienstverlening met betrekking tot OV-Chipkaarten (waaronder in elk geval begrepen de verkrijgbaarheid en het opladen ervan), zowel met betrekking tot kaarten in anonieme als in persoonlijke vorm, zich kan blijven wenden tot: • Het netwerk van bemande en onbemande distributie- en informatiepunten. De kaartverkoopautomaten aan de regionale spoorlijnen maken hier onderdeel van uit. • de klantenservice van de concessiehouder (internet/telefoon) waarbij de reiziger een aanvraagformulier thuisgestuurd kan krijgen om een OV-Chipkaart aan te vragen die hem vervolgens wordt thuisgestuurd. De concessiehouder kan daarvoor gebruik maken van de contracten met het nog te selecteren Distributiebedrijf Dienstverlening en het Distributiebedrijf Back-office,die, tot het eind van de vorige concessieperiode, door de concessieverlener zijn ingeschakeld. Specifiek voor de exploitatie van de kaartverkoopautomaten bij regionale treinverbindingen is een aanvullend subsidiebedrag van €600.000 per jaar beschikbaar.
C.5.4
afhaalapparatuur in de bussen • In alle bussen met vaste validatie-apparatuur (behalve buurtbussen) moet een Af-HaalAutomaat (AHM) aanwezig zijn, waar de reiziger de op het internet bestelde OVchipkaart producten c.q. saldo kan ophalen • De huidige AHM’s, eigendom van Concessieverlener en stand-alones van het merk Prodata Systems, worden overgenomen van de concessieverlener tegen € 0,- en zonder restwaarde • Voor de concessiehouder Achterhoek Rivierenland zijn 119 AHM’s beschikbaar. De huidige concessiehouders faciliteren de overdracht en verlenen alle medewerking. Binnen 4 weken na de start van de concessie moeten alle AHM’s functioneren • De kosten voor het plaatsen van de AHM’s in de bussen zijn voor rekening van de concessiehouder Achterhoek Rivierenland. Indien meer AHM’s gewenst zijn dan worden gefaciliteerd door de concessieverlener, zijn de kosten voor rekening van de (nieuwe)concessiehouder. De overgedragen AHM’s worden eigendom van de concessiehouder Pagina
106
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
Nr
Omschrijving
C.5.5
distributienetwerk
augustus 2009
zie ook
Het staat de concessiehouder vrij om voor eigen rekening het aantal distributiepunten en de hoeveelheid AVM´s/Aanvulmachines , AHM´s/Afhaalmachines en TVM´s / Ticket Vending Machines te vergroten, mits de presentatie en de uitstraling van de toevoegingen plaatsvinden volgens de landelijke lijn van de OV/chipkaartcampagne. Als hij dit van plan is meldt hij dit schriftelijk aan de concessieverlener. C.5.6
Het is de concessiehouder niet toegestaan het distributienetwerk te verkleinen. Omdat het onzeker is hoe het daadwerkelijk gebruik van de verschillende distributiekanalen in de praktijk zal zijn zal het in artikel C.5.4 genoemde netwerk 2 jaar na de start van de concessie worden geëvalueerd. Op basis van deze gezamenlijk door de concessiehouder en –verlener uitgevoerde evaluatie kan het netwerk aangepast worden.
C.5.7
In aanvulling op bepalingen C.5.5 en C.5.6 moet de Concessiehouder zorgdragen voor het plaatsen van kaartverkoopautomaten op alle perrons van stations die niet onder de concessie Kernnet vallen. In deze kaartverkoopautomaten moet zowel het regionale tarievenassortiment worden aangeboden als de mogelijkheid om in één handeling een vervoerbewijs voor een treinreis naar ieder station in Nederland op de OV-chipkaart te laden dan wel een (chip)kaart hiervoor aan te schaffen.
C.5.8
In het spoorvervoer wordt bij invoering van de OV-chipkaart uitgegaan van in- en uitchecken op de perrons of de toegang tot de perrons. De reiziger moet de kaartleesapparatuur kunnen gebruiken voor beide treindiensten. De Concessiehouder draagt in overleg met ProRail zorg voor de plaatsing van voldoende kaartleesapparatuur om een vlot in- en uitstappen mogelijk te maken.
C.5.9
Alle kosten die gemoeid zijn met deze automaten komen voor rekening van de Concessiehouder voor zover het stations betreft die alleen door de Concessiehouder worden bediend. De kosten van de automaten die op stations worden geplaatst die zowel door de Concessiehouder als door de concessiehouder Stadsregio worden bediend worden – ongeacht de afspraken tussen de vervoerders en de concessiehouders– door beide concessiehouders in gelijke mate gedragen.
Tarieven Geldigheid NVB op bus en regionale trein De concessiehouder moet rekening houden met de mogelijkheid dat de staatssecretaris het NVB (Nationaal Vervoersbewijs) nog niet buiten gebruik heeft gesteld bij de start van de concessie (voor de bus op 12 december 2010, voor de regionale trein op 9 december 2012). Tot het moment waarop de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat de Nationale Vervoerbewijzen uitschakelt, blijft het stelsel van nationale vervoerbewijzen van kracht, al dan niet naast het tarievenkader dat geldt voor de OVchipkaart (genoemd de duale fase). De concessieverlener werkt op het gebied van de regionale tarieven nauw samen met de partijen in Oost, te weten de provincies Overijssel en Flevoland en de regio’s Twente en Stadsregio Arnhem-Nijmegen.
Pagina
107
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
C.5.10
Bij de start van de concessie kan de reiziger minimaal op saldo reizen op bus en regionale
zie ook
trein en functioneren de doelgroepkorting, de regionale dalkortingpropositie en de landelijke proposities uit het Landelijke Tarievenkader. Bij de start van de concessie tot het moment van uitschakelen van het NVB, exploiteert de concessiehouder het openbaar vervoer minimaal met toepassing van de tarieven, vervoerbewijzen en voorwaarden, zoals opgenomen in de Regeling nationale vervoerbewijzen openbaar vervoer van 12 december 2000 (Stcrt. 245) en de geldende door de Concessieverlener vastgestelde lokale en regionale tarieven en vervoerbewijzen voor het openbaar vervoer in het concessiegebied. C.5.11
De kosten als gevolg van de duale periode, de periode waarin de reiziger kan reizen met het NVB en met de OV-chipkaart, zijn voor rekening van de concessiehouder.
Landelijk en regionaal tariefkader Nr
Omschrijving
C.5.12
Bij de start van de concessie moet de concessiehouder zich houden aan de door de opdrachtgever vastgestelde kaders voor tarieven en proposities OV-chipkaart. Hiervoor
zie ook Bijlage E.9.5
moet de concessiehouder het Landelijk Tarievenkader van de decentrale overheden hanteren evenals het Regionale TarievenKader zoals dat door de Concessieverlener is opgesteld. Voor de inhoud van het convenant LTK en het regionaal tarievenkader Gelderland wordt verwezen naar de Tarievennotitie Gelderland die GS van Gelderland in september 2009 vaststellen (hier wordt in de prebid-fase op teruggekomen)
Regionale vervoerbewijzen en kosten De concessiehouder doet in zijn offerte een voorstel voor de regionale vervoerbewijzen die de concessiehouder bij de start van de concessie wil hanteren op de OV-chipkaart. Een voorstel voor papieren regionaal vervoerbewijzen kan in principe niet goedgekeurd worden, niet bij de start en niet gedurende de looptijd van de concessie. De concessiehouder moet in het voorstel de in landsdeel Oost afgesproken regionale dalkortingpropositie opnemen. De reiziger betaalt voor de dalkorting in Oost € 7,50 per jaar tot en met 2012 en krijgt daarvoor een persoonlijke kaart met kortingen bij bus (20%) en trein (40%). Na 2012 stelt de concessieverlener het nieuwe jaartarief voor de dalkortingpropositie vast. Het voorstel van de concessiehouder wordt door GS van de provincie Gelderland afzonderlijk van het gunningsbesluit beoordeeld en goedgekeurd, en bestuurlijk vastgesteld. De regionale vervoerbewijzen van de zittende concessiehouder(s), zoals vastgesteld door de Concessieverlener, komen te vervallen bij het einde van de concessie van de zittende concessiehouder(s), ongeacht of het NVB op dat moment is uitgeschakeld. De concessiehouder kan gedurende de concessie via het ontwikkelteam aan GS van de concessieverlener een voorstel doen voor het invoeren of wijzigen (waaronder intrekken) van regionale vervoerbewijzen op de OV-chipkaart.
Pagina
108
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
C.5.13
In het hierboven beschreven voorstel moet de concessiehouder aangeven
zie ook
• dat het regionale product op de OV-chipkaart gefaciliteerd kan worden • voor welke gebied of corridor het regionale product gaat gelden • hoe de distributie van het regionale product plaatsvindt • wat de prijs is • op welke manier het voorstel past in de campagne “ervaar het OV” • en wat de productvoorwaarden zijn. C.5.14
De kosten voor de regionale producten zijn in principe voor rekening van de concessiehouder.
Wagenverkoop Nr
Omschrijving
C.5.15
Na de duale fase moeten reizigers op alle bussen een (papieren) vervoerbewijs kunnen
zie ook
aanschaffen. C.5.16
De prijs van het (papieren) vervoerbewijs bedraagt € x euro per rit (nader te bepalen), zonder overstaprecht (prijspeil 2011). Het tarief moet reizigers stimuleren in de voorverkoop een OV-chipkaart aan te schaffen, zodat wagenverkoop op de bus (met het oog de sociale veiligheid van chauffeur en reizigers) tot een minimum beperkt blijft. Gedurende de eerste vijf jaar van de concessie, wordt het tarief van het (papieren) vervoerbewijs niet geïndexeerd. Daarna vindt indexering door de Concessieverlener plaats om een nieuw tarief voor de wagenverkoop op de bus vast te stellen. Wagenverkoop op de regionale trein is niet verplicht In de Prebid wordt hierop teruggekomen.
C.5.17 C.5.18
Leeftijdskorting is niet van toepassing op de wagenverkoop op de bus. Tot uitschakeling van het NVB blijft het huidige systeem van grijze strippenkaarten uit het NVB van toepassing.
Kilometertarief bus/trein Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben het voornemen in september 2009 voor de bus een kilometertarief vast te stellen van €0,12 (prijspeil 2009).
Nr
Omschrijving
C.5.19
De kans is aanwezig dat de strippenkaart op de trein vervalt en dat nieuwe vervoeder alleen het NS-assortiment gaat aanbieden. Dan vervalt dit artikel. Hierop wordt in de prebidbijeenkomst nader ingegaan. Voor de regionale trein is op dit moment door GS van de provincie Gelderland nog geen kilometertarief vastgesteld per december 2013. Om de offertes vergelijkbaar te maken, moet bij het opstellen van de offerte voor de regionale trein een kilometertarief van € 0,16 (prijspeil 2009) worden gehanteerd.
Pagina
109
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
C.5.20
De kans is aanwezig dat de strippenkaart op de trein vervalt en dat nieuwe vervoeder alleen
zie ook
het NS-assortiment gaat aanbieden. Dan vervalt dit artikel. Hierop wordt in de prebidbijeenkomst nader ingegaan. De concessiehouder gaat er in zijn offerte voor regionale vervoerbewijzen vanuit dat : • de reiziger geen dubbele vaste voet hoeft te betalen als die reiziger binnen 35 minuten overstapt van bus op regionale trein vice versa • de vaste voet voor de regionale trein gelijk is aan dat van de bus • de reiziger met een persoonlijke kaart (Pkaart) voor € 7,50 een regionale dalkorting kan aanschaffen en daarmee 20% korting ontvangt voor de bus en 40% voor de trein • de dalkorting geldig is op werkdagen na 09.00 uur en in de weekenden. C.5.21
De concessiehouder Achterhoek Rivierenland moet er voor zorgen dat de doorgaande reiziger op het spoor, desgewenst een NS-kaartje kan aanschaffen, zonder meerkosten voor de klant. De kosten van het beheer en onderhoud van de daarvoor benodigde 28 TicketVendingMachines (TVM) op regionale stations, komen vanaf 2013 voor rekening van de vervoerder.
C.5.22
In de avond, op zaterdag en op zon- en feestdagen geldt hetzelfde kilometertarief en dezelfde tarieven als overdag .
C.5.23
In onderling overleg tussen de Concessieverlener, de aangrenzende overheid en de concessiehouder en eerst nadat daartoe overeenstemming is bereikt met de vervoerder, kan gedurende de concessie door de Concessieverlener een afwijkend kilometertarief voor de bus en/of trein worden vastgesteld
C.5.24
Elk jaar bij ingang van de nieuwe dienstregeling, voor het eerst op 11 december 2011, vindt indexatie plaats van het kilometertarief van bus en trein met dezelfde index die geldt nadat landelijk tussen betrokken partijen afspraken zijn gemaakt over te hanteren indexen.
C.5.25
De vaste voet wordt landelijk vastgesteld en is voor 2009 gesteld op €0,75. Op dit moment is nog niet bekend welke indexering wordt toegepast voor de vaste voet voor 2010 en 2011.
Pagina
110
B.6.5
Bestek Achterhoek Rivierenland
C.6
augustus 2009
Reisinformatie
Algemeen In dit hoofdstuk wordt reisinformatie beschreven. Reisinformatie stijgt uit boven de concessie; wij vinden het belangrijk dat reizigers informatie krijgen over hun totale openbaar vervoeraanbod – dit gaat verder dan alleen de informatie van de concessiehouder. Nr
Omschrijving
C.6.1
De concessiehouder stemt zijn reisinformatieaanbod, statisch en dynamisch, af met alle
zie ook
vervoerders die de halteplaatsen in het concessiegebied aandoen. Het aanbod van de concessiehouder is daarin leidend. De inhoud van de reisinformatie van de vervoerders die haltes van het concessiegebied van de concessiehouder aandoen, moet volledig worden opgenomen in het (reis-)informatieaanbod van de concessiehouder.
Internet en mobiele telefoon Het belang van gedrukte informatie en digitale informatie is in de afgelopen tijd verschoven. Computertoepassingen, de opmars van de mobiele telefoon en beter inzicht in de actuele prestatie maken het mogelijk om klanten actuele en op maat gesneden informatie aan te bieden. Naast de dienstregelinginformatie die wordt gepresenteerd via 9292ov.nl gaan we er van uit dat de concessiehouder een eigen internetsite heeft, waarop heldere reisinformatie staat. Daarnaast biedt de concessiehouder een mobiele website aan, speciaal voor gebruik van mobiele applicaties. Op beide websites wordt zowel statische als actuele reisinformatie aangeboden.
Nr
Omschrijving
C.6.2
internet De concessiehouder zorgt voor een heldere internetsite met reisinformatie voor door haar geëxploiteerde verbindingen in het concessiegebied. Deze site bevat minimaal: • dienstregelinggegevens per lijn (ook te downloaden als PDF), ook het concessiegrensoverschrijdende deel van een lijn, ook van de te gedogen lijnen in het concessiegebied en van de spoorlijnen • haltevertrekstaten (ook te downloaden als PDF) • actuele vertrektijden van alle haltes en alle lijnen tot één uur vooruit; • routeplattegrond: één voor het hele concessiegebied (inclusief de te gedogen lijnen), daarnaast een losse plattegrond voor de stadsdienst Apeldoorn (ook te downloaden als PDF) • informatie over wijzigingen op de dienstregeling en te verwachten omleidingen/belemmeringen doorgegeven. • informatie over tarieven, verkooppunten van de OV-chipkaart in het concessiegebied • informatie over actietarieven • informatie over de voor gehandicapten toegankelijke halten • doorklikbare links naar de websites van de andere vervoerders in het gebied • een doorklikbare link naar de website 9292ov.nl
C.6.3
Klanten moeten via de website op een makkelijke manier een opmerking, suggestie of klacht kunnen indienen.
Pagina
111
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
C.6.4
De internetsite is toegankelijk voor iedereen, inclusief mensen met een functiebeperking en
zie ook
ouderen. Hiertoe moet de internetsite het keurmerk van Drempelvrij.nl hebben. C.6.5
De informatie moet bij wijzigingen minimaal een maand voor de wijzigingdatum op deze website gepubliceerd worden.
C.6.6
mobiele telefoon De concessiehouder zorgt voor een heldere en eenvoudige internetsite speciaal bedoeld voor mobiele applicaties (telefoons / PDA). Via deze website kunnen actuele haltevertrektijden worden opgevraagd van alle bussen en treinen binnen het concessiegebied, tot één uur vooruit.
C.6.7
De actuele vertrektijden van iedere halte zijn toegankelijk via een eenvoudig internetadres. Hiertoe geeft de concessiehouder elke halte een unieke code. Bijvoorbeeld: http://mobiel.dommeinnaam.nl/haltecode
Gedrukte informatie Hoewel het gebruik van elektronische informatie snel toeneemt, blijft ook gedrukte informatie een belangrijke rol spelen. De concessiehouder is verantwoordelijk voor het produceren en verspreiden van gedrukte reisinformatie. Nr
Omschrijving
C.6.8
• De concessiehouder moet zorgen dat een gedrukte dienstregeling beschikbaar is voor het grote publiek. De dienstregeling moet inzichtelijk opgezet en duidelijk leesbaar zijn en is algemeen verkrijgbaar. In de dienstregeling staan tenminste de lijnen die tot de concessie horen, de grensoverschrijdende lijnen, de te gedogen lijnen en de aansluitende treindiensten • Het is de concessiehouder vrij de gedrukte informatie op lijn-, corridor-, regionaal en/of concessieniveau te publiceren. De informatie is gratis voor lijnfolders en informatie op corridorniveau en gratis of tegen een redelijke prijs (maximaal € 5) op regionaal of concessieniveau • In deze dienstregeling moet ook informatie opgenomen worden over de bereikbaarheid van de klantenservice en de de manier waarop klachten en suggesties kenbaar gemaakt kunnen worden • In deze dienstregeling wordt ook informatie opgenomen over de voor gehandicapten toegankelijke haltes
C.6.9
De gedrukte reisinformatie moet minimaal 2 weken voor ingang van de betreffende dienstregeling voor het publiek beschikbaar zijn.
C.6.10
De concessiehouder moet eventuele wijzigingen van de dienstregeling en/of tarieven bekendmaken in advertenties in de regionale dan wel lokale (voor stadslijnen) bladen en in de voertuigen.
Pagina
112
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Informatie in en op het voertuig Nr
Omschrijving
C.6.11
• De concessiehouder toont het lijnnummer op de voor-, zij- en achterkant van het voertuig
zie ook
(= bus + auto). Deze informatie is altijd goed leesbaar. Als het buiten donker is, is deze informatie verlicht • De bestemming van het voertuig wordt aan de voor- en zijkant getoond. Deze informatie is altijd goed leesbaar. Als het buiten donker is, is deze informatie verlicht • In geval de rit wordt uitgevoerd met een voertuig met minder dan 9 zitplaatsen hoeft de gevraagde informatie niet op de zij- en achterkant te worden getoond C.6.12
De concessiehouder maakt wijzigingen van de dienstregeling of tarieven en informatie over stremmingen in het voertuig bekend.
Statische informatie op haltes en stations Nr
Omschrijving
zie ook
C.6.13
• De concessiehouder draagt binnen het concessiegebied zorg voor
Bijlage
dienstregelinginformatie op de stations en op haltes
E.9.2
• In ieder geval moet op de stations en op iedere halte de juiste informatie (stationsnaam, haltenaam, zonenummer, haltevertrekstaat, telefoonnummer vervoerbedrijf, tarieveninformatie) aangegeven zijn • De concessieverlener heeft de vormgeving van de reisinformatie voorgeschreven. In de bijlage zijn de specificaties weergegeven. De concessiehouder kan voor de lijnennetkaart gebruik maken van het speciaal door de concessieverlener ontwikkelde schematische kaartmateriaal. • De voorgeschreven informatie moet worden aangebracht in: •
eventueel aanwezige algemene informatiepanelen op belangrijke instappunten
•
informatiepanelen in de abri’s (magnetisch)
•
de aanwezige haltepalen volgens Gelders ontwerp.
Dynamische informatie op haltes en stations Nr
Omschrijving
C.6.14
Dynamische informatie op treinstations • Als op initiatief van de concessiehouder dynamische reizigersinformatie op treinstations wordt toegepast, dan zullen eventuele aanpassingen in overleg met ProRail, doch op kosten van de concessiehouder kunnen worden gerealiseerd. • Wanneer ProRail hier geen bezwaar tegen heeft is het de Concessiehouder toegestaan om op eigen kosten eigen vormen van dynamische reisinformatie op perrons te realiseren, bijvoorbeeld op basis van GOVI.
Pagina
113
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
Nr
Omschrijving
C.6.15
Omroepinstallatie op stations
augustus 2009
zie ook
De concessiehouder is verantwoordelijk voor het doen van dienstmededelingen op stations. ProRail verzorgt de omroep op stations via een omroepinstallatie. In de Netverklaring staat deze dienst van ProRail omschreven.
Overige bepalingen met betrekking tot informatie Nr
Omschrijving
C.6.16
REISinformatiegroep
zie ook
De concessiehouder moet overeenkomstig artikel 14 van de Wp2000 plannings en actuele gegevens over de dienstregeling en dienstuitvoering in geschikt dataformaat ter beschikking stellen aan informatiediensten zoals de REISinformatiegroep en NS Reizigers (voor zover het de treindienst betreft) of diens opvolgers. De concessiehouder mag hiervoor geen afzonderlijke kosten in rekening brengen. Een modelcontract dat door de concessiehouder moet worden ingevuld is te vinden in bijlage 29. C.6.17
NDOV Artikel 10 van het Besluit personenvervoer 2000 wordt volgend jaar zo aangepast dat vervoerders voortaan ook actuele gegevens (vertragingen, stremmingen, omleidingen) moeten leveren aan de nieuwe NDOV. Het platform BISON (Beheervereniging Informatie Standaarden Openbaar vervoer Nederland) wordt beheerder van de standaard voor actuele gegevens. De concessiehouder moet actuele gegevens over de dienstregeling en dienstuitvoering in geschikt dataformaat ter beschikking stellen. De concessiehouder mag hiervoor geen afzonderlijke kosten in rekening brengen.
Klantenservice De concessiehouder moet een klantenservice hebben. Klachten worden serieus genomen en snel beantwoord. Nr
Omschrijving
C.6.18
De concessiehouder moet een klantenservice hebben waar reizigers terechtkunnen met vragen, opmerkingen, wensen en klachten
C.6.19
De klantenservice moet zeven dagen per week telefonisch bereikbaar zijn vanaf de eerste vertrektijd die dag tot een half uur na de laatste aankomsttijd die dag. Ook moet de klantenservice schriftelijk en per e-mail bereikbaar zijn.
C.6.20
HHet telefoonnummer van de klantenservice is een gratis nummer, het postadres is een antwoordnummer.
C.6.21
Reizigers die de klantenservice tijdens de openingstijden bellen, moeten binnen 1 minuut nadat de telefoon begint met overgaan in contact zijn met en geholpen worden door een medewerker van de klantenservice.
Pagina
114
Zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
C.6.22
Klachten worden binnen 10 werkdagen behandeld en beantwoord. Als door overmacht klachtafhandeling langer duurt dan deze 10 werkdagen wordt de klant in ieder geval binnen 10 werkdagen geïnformeerd over de voortgang.
C.6.23
De concessiehouder zorgt voor een deugdelijke registratie van klachten, zo dat inzichtelijk gemaakt wordt waar de grootste knelpunten liggen. Deze rapportage wordt minimaal elk kwartaal gemaakt en ingebracht bij concessiebeheer. Ook het ROCOV ontvangt deze rapportage.
Pagina
115
Zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
C.7
augustus 2009
Sociale Veiligheid
Rol en verantwoordelijkheid concessiehouder Concessiehouder is verantwoordelijk voor de sociale veiligheid van reizigers en personeel in het voertuig. Daarnaast vervult de concessiehouder een belangrijke signaleringsfunctie als het gaat om de sociale veiligheid op halteplaatsen, perrons en (stations)omgeving. Let wel: de verantwoordelijkheid voor de sociale veiligheid op de perrons en halteplaatsen ligt niet bij de concessiehouder maar bij de eigenaren van de opstallen zoals gemeenten, NS Poort, ProRail en provincie.
Nr
Omschrijving
C.7.1
De concessiehouder is volgens de Arbo-wet en WP2000 verantwoordelijk voor de sociale
zie ook
veiligheid van reizigers en personeel in de voertuigen die worden ingezet voor exploitatie. C.7.2
De concessiehouder geeft onregelmatigheden op de halteplaatsen en treinstations door aan de concessieverlener. De concessieverlener heeft een terugmeldingsplicht.
Algemene doelstellingen De concessiehouder volgt de doelstellingen concessieverlener ten aanzien van sociale veiligheid zoals vastgelegd in het Meerjarenoverzicht van de concessieverlener. Het betreft zowel de algemene als de specifieke doelstellingen. De doelstellingen hebben betrekking op: • •
verbeteren van de veiligheidsbeleving van reizigers en personeel; verminderen van het aantal incidenten van reizigers en personeel.
Het Meerjarenoverzicht is een levend document en kan op basis van voortschrijdend inzicht en maatschappelijke ontwikkelingen worden aangepast. Dit gebeurt altijd in overleg met de concessiehouder. De provincie is van mening dat het gevoel van onveiligheid een belangrijke beperkende voorwaarde is om van het openbaar vervoerssysteem gebruik te maken. Het verminderen en zo mogelijk wegnemen van dit gevoel van onveiligheid moet nagestreefd worden, ook al is het aantal incidenten in werkelijkheid beperkt. Naast het verminderen van het gevoel van onveiligheid wil de provincie het aantal incidenten in en om de voertuigen verminderen. De provincie is verder van mening dat een integrale aanpak van de problematiek van de sociale onveiligheid noodzakelijk is. De provincie speelt daarin een faciliterende rol met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van betrokken partijen zijnde de vervoerder, gemeenten, wegbeheerders, politie, justitie, jeugd- en welzijnswerk.
Nr
Omschrijving
zie ook
C.7.3
De concessiehouder is gehouden aan de uitgangspunten en doelstellingen zoals vastgelegd
Bijlage
in het Meerjarenoverzicht Sociale Veiligheid van de provincie Gelderland.
Pagina
116
E.9.4
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Streefcijfers concessieverlener De concessieverlener stelt jaarlijks streefcijfers op voor de sociale veiligheid in de concessiegebieden en geeft deze door aan het ministerie van Verkeer en Waterstaat. De streefcijfers zijn bindend voor de concessiehouder. De cijfers hebben betrekking op: • • •
gemiddelde rapportcijfer van de reiziger voor sociale veiligheid in het voertuig. Deze worden gemeten in de landelijke OV Klantenbarometer het percentage reizigers dat een 8 of hoger geeft voor sociale veiligheid in het voertuig. Deze percentages kunnen worden ontleend aan de landelijke OV Klantenbarometer percentage zwartrijden. Dit wordt gemeten in de landelijke Monitor Zwartrijden
Aanvullende streefcijfers zijn mogelijk en kunnen betrekking hebben op de beoordeling van de reiziger voor de reinheid van het voertuig, schade door vandalisme etcetera. Als sprake is van aanvullende streefcijfers staan deze beschreven in het Meerjarenoverzicht Sociale Veiligheid.
Nr
Omschrijving
C.7.4
De concessiehouder is gehouden aan de streefwaarden die jaarlijks - uiterlijk op 1 april -
zie ook
worden vastgesteld ten aanzien van de beoordeling van de reiziger van de sociale veiligheid in het voertuig: het percentage reizigers dat een 8 of hoger geeft voor de sociale veiligheid in het voertuig en het percentage zwartrijden. Op basis van voortschrijdend inzicht zijn aanvullende streefwaarden met betrekking tot sociale veiligheid mogelijk. Deze worden in overleg tussen concessieverlener en concessiehouder vastgesteld.
Jaarplan sociale veiligheid Dit Jaarplan sociale veiligheid moet aansluiten bij doelstellingen en uitgangspunten van de concessieverlener zoals vastgelegd in het Meerjarenoverzicht. Dit jaarplan kan de toets van de Arbodienst doorstaan waar het gaat om de veiligheid van het personeel. De concessieverlener is momenteel bezig met de ontwikkeling van een preventieprogramma ‘Lijn 109’ (voorlopige titel) gericht op scholieren en OV personeel. Van de vervoersbedrijven wordt verwacht dat zij hieraan meewerken en deelnemen in een klankbordgroep die de ontwikkeling van het programma begeleidt, direct na de gunning. Aanvullende specifieke onderwerpen zijn mogelijk afhankelijk van de lokale problematiek en op basis van voortschrijdend inzicht en maatschappelijke ontwikkelingen.
Nr
Omschrijving
C.7.5
Dit Jaarplan sociale veiligheid moet aansluiten bij doelstellingen en uitgangspunten van de concessieverlener zoals vastgelegd in het Meerjarenoverzicht.
C.7.6
De concessiehouder stelt uiterlijk 1 november van elk jaar een sociaal veiligheidsplan op voor het daaropvolgende jaar. Bij de inschrijving moet het plan de eerste twee concessiejaren omvatten.
Pagina
117
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
C.7.7
De Inschrijver maakt voor de aanbesteding een sociaal veiligheidsplan. Het eerste sociale veiligheidsplan maakt onderdeel uit van de inschrijving en beschrijft tenminste de eerste twee concessiejaren. De concessiehouder geeft in zijn sociale veiligheidsplan aan hoe hij de streefwaarden voor sociale veiligheid wil realiseren. Het plan beschrijft (SMART) doelstellingen, concrete acties en planning. In het jaarplan komen de kernwaarden van het bedrijf duidelijk tot uiting. De verplichte maatregelen hebben minstens betrekking op: • Goed beheer en sociaal veilige inrichting van het voertuig • cameratoezicht (beeld en geluid) en menselijk toezicht • kaartcontrole • handhaving • selectie, inzet en opleiding personeel, zodanig dat dit beleid aansluit bij de kernwaarden van het bedrijf en ter voorkoming van incidenten of escalatie daarvan • deelname aan het preventieprogramma ‘Lijn 109’ • voorlichting aan scholieren • samenwerking met andere veiligheidspartners • draaiboek van de communicatie tussen voertuigen en CVL en de afhandeling van de melding • opvang personeel en reizigers in crisissituaties • toets Arbodienst • afhandeling van klachten van reizigers en personeel over sociale veiligheid • vandalisme bestendigheid, goed licht en een goed overzicht voor de chauffeur/machinist bij aanschaf van nieuw materieel. Het sociaal veiligheidsplan geldt voor de gehele concessie en geldt dus ook voor tijdelijk personeel en onderaannemers. De concessiehouder geeft aan hoe en wanneer hij de maatregelen gaat uitvoeren.
C.7.8
Minimaal een keer per jaar wordt het Sociale Veiligheidsplan besproken en beoordeeld. Dit vindt plaats in het reguliere overleg met de concessiehouder aan de hand van de volgende aandachtspunten: • de aansluiting van de Sociale Veiligheidsplannen, maatregelen, acties bij het Meerjarenoverzicht van de provincie Gelderland • alle onderwerpen, inclusief de uitvoering ervan, zoals genoemd onder C.7.7 komen aan bod • de gehanteerde streefwaarden door de concessiehouder en de overeenkomst met die van de Concessieverlener • de manier van monitoring van de streefwaarden. De uitkomsten moeten betrouwbaar en relevant zijn • de ambitie, realiteit en realiseerbaarheid van het sociaal veiligheidsplan. De voortgang van het Sociaal Veiligheidsplan komt ieder kwartaal aan de orde in het concessieoverleg. Aanpassingen zijn mogelijk, passend bij maatschappelijke ontwikkelingen en voortschrijdend inzicht.
Pagina
118
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Verslaglegging/rapportage • •
Na afloop van ieder jaar rapporteert concessiehouder over de resultaten jaarplan/maatregelenpakket sociale veiligheid. Tussendoor is sociale veiligheid ieder kwartaal een vast agendapunt tijdens het kwartaaloverleg tussen concessiehouder en concessieverlener.
Nr
Omschrijving
zie ook
C.7.9
• De concessiehouder implementeert het sociale veiligheidsplan en rapporteert ieder
C.7.8 en
kwartaal in het reguliere concessieoverleg over de voortgang. • Een keer per jaar - zijnde uiterlijk in het tweede kwartaal - vindt een schriftelijke rapportage plaats over de stand van zaken in het voorgaande jaar met betrekking tot de
tekst onder C.1.86
sociale veiligheid (inspanningen, bereikte resultaten en gemaakte kosten) en de uitvoering van het sociale veiligheidsplan. Deze rapportage is input voor de bespreking zoals beschreven in C.7.8. • Mochten zich probleemsituaties (probleemritten, crisissituaties) voordoen dan meldt de concessiehouder deze per direct aan de concessieverlener. • In geval van probleemsituaties treedt concessiehouder in overleg met onder andere gemeenten en politie om te komen tot een gezamenlijke aanpak dan wel verbetervoorstellen voor de toekomst. C.7.10
De concessiehouder levert per kwartaal een overzicht aan van het aantal incidenten (aan de hand van de door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat opgestelde ABC-indeling). Naast melding van incidenten wordt in een overzicht vermeld welke kosten en ziekteverzuim dit met zich meebrengt.
C.7.11
Verder werkt concessiehouder mee aan de landelijke OV Klantenbarometer en de Personeelsmonitor. De Personeelsmonitor wordt zodanig on der het personeel uitgezet dat uitspraken mogelijk zijn per concessiegebied. De uitkomsten worden teruggekoppeld aam het personeel.
C.7.12
Als blijkt dat de scores van de OV Klantenbarometer en Personeelsmonitor ten aanzien van de sociale veiligheid in het concessiegebied slechter zijn dan die van het landelijke gemiddelde, voert de concessiehouder onderzoek uit naar de oorzaken. Vervolgens doet de concessiehouder concrete voorstellen om te komen tot verbeteringen en legt deze voorstellen ter goedkeuring voor aan de concessieverlener.
C.7.13
Verder doet de concessiehouder in het eerste jaar van de concessie mee aan de Monitor Zwartrijden. Als blijkt dat het percentage zwartrijders hoger is dan 1% werkt de concessiehouder ook in de daarop volgende jaren mee aan de monitor Zwartrijden.
Veiligheidsarrangementen / samenwerking Het beleid van de Concessieverlener is gericht op het realiseren van veiligheidsarrangementen daar waar de situatie daarvoor aanleiding geeft. Als er al sprake is van een veiligheidsarrangement, moet de concessiehouder zich aan de afspraken in dit arrangement committeren.
Pagina
119
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Als er nog geen sprake is van een veiligheidsarrangement, moet de concessiehouder meewerken aan de totstandkoming van een veiligheidsarrangement of andere formele vormen van samenwerking met politie en gemeenten. Daar waar nog geen sprake is van een veiligheidsarrangement eist de concessieverlener dat de concessiehouder zoveel mogelijk samenwerking zoekt met veiligheidspartners.
Nr
Omschrijving
zie ook
C.7.14
De concessiehouder werkt – ter bevordering van de sociale veiligheid – samen met de
bijlage
andere veiligheidspartners in het concessiegebied, onder andere zijnde politie en
E.9.4
gemeenten. Ook committeert de concessiehouder zich aan de bestaande lokale en regionale veiligheidsarrangementen en werkt mee aan de totstandkoming van toekomstige veiligheidsarrangementen. Zie bijlage voor de bestaande veiligheidsarrangementen.
Financiën De Concessieverlener kent een subsidieregeling voor de sociale veiligheid voor het openbaar vervoer. De subsidie is geregeld in de subsidieregeling vitaal Gelderland (zie bijlage E.3.4) en de uitvoeringsregeling mobiliteit. Deze regeling staat open voor extra eenmalige maatregelen. Het subsidiebudget bedraagt € 200.000,- per jaar voor alle vervoerders samen. De concessiehouder kan voor de uitvoering van aanvullende maatregelen ter bevordering van de sociale veiligheid een beroep doen op de subsidieregeling sociale veiligheid van de concessieverlener (zie bijlage E.3.2). De concessiehouder dient hiervoor een aanvraag in. De aanvraag is voorzien van een activiteitenplan, de te verwachten effecten hiervan en de verwachte kosten evenals van een evaluatie van eerder door de concessiehouder uitgevoerde activiteiten op het gebied van sociale veiligheid. Maatregelen die de Concessiehouder al in zijn inschrijving heeft opgenomen komen niet meer in aanmerking voor een bijdrage vanuit de subsidieregeling Sociale Veiligheid.
Pagina
120
Bestek Achterhoek Rivierenland
C.8
augustus 2009
Implementatie
De Concessieverlener streeft naar effectieve implementatie van de nieuwe concessie door de vervoerder. Daarom hechten we veel belang aan het implementatieplan dat inschrijvende vervoerders bij hun bieding moeten leveren. Hierin moeten zij expliciet en concreet weergeven welke stappen zij wanneer gaan maken om tot een tijdige implementatie te komen. Nr
Omschrijving
zie ook
C.8.1
Inschrijver levert bij haar aanbieding een concreet implementatieplan in de vorm van een draaiboek.
C.8.2
Het implementatieplan gaat minimaal in op: • Planning (onder andere planning verwerving materieel) • Afstemming met partijen (advies Prorail over dienstregeling en toelating materieel bijvoegen) • Overlegstructuur met opdrachtgever • Beschikbaarheid materieel (afspraken met leveranciers bijvoegen) • Overgang personeel • Implementatie OV-Chipkaart • Implementatie DRIS • Voorbereiding uitvoering dienstregeling (communicatie naar reizigers)
C.8.3
Direct na gunning stelt de concessiehouder een definitief implementatieplan op en legt dit binnen een maand ter goedkeuring voor aan de concessieverlener.
C.8.4
Direct na gunning wijst de concessiehouder één persoon (m/v) aan als aanspreekpunt voor de provincie als het gaat om implementatie-gerelateerde zaken.
C.8.5
In de periode tussen de gunning en de ingang van de concessie dient de concessiehouder na
C.8.2
afloop van iedere maand een korte en bondige voortgangsrapportage in die ingaat op de stand van zaken ten opzichte van de in het implementatieplan opgenomen onderwerpen volgend C.8.2. C.8.6
De concessiehouder treedt binnen een maand na gunning van de concessie in overleg met personeelsorganisaties zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet Personenvervoer 2000.
C.8.7
In beginsel vindt maandelijks implementatieoverleg plaats tussen concessiehouder en concessieverlener op basis van de in C.8.5 genoemde voortgangsrapportage.
C.8.8
Specifiek voor het spoorvervoer moeten, in aanvulling op het gestelde in bepaling C.8.2, de onderstaande onderwerpen in het Implementatieplan aan de orde komen: •
De aanschaf van nieuw en/of de verwerving en aanpassing van gebruikt materieel. Hierbij dient de Inschrijver te onderbouwen dat: o
het aan te schaffen materieel geschikt is om de treindienst volgens de in
o
de bestelling, levering, toelating en indienststelling op tijd voor de start
de Concessie vermelde kwaliteitseisen uit te voeren; van de exploitatie zijn afgerond; o
voldoende opties zijn genomen om op tijd invulling te kunnen geven aan de in C.2.44 en verder beschreven eisen
•
De Inschrijver maakt een inventarisatie van de risico’s die bestaan in relatie tot de bestelling, levering, toelating en indienststelling van het materieel en beschrijft voor de belangrijkste risico’s de te nemen maatregelen.
Pagina
121
C.8.5
Bestek Achterhoek Rivierenland
C.9
augustus 2009
Specifieke eisen spoorlijn Arnhem - Winterswijk
In afstemming met de Stadsregio Arnhem Nijmegen is voor de treindiensten Arnhem – Doetinchem (– Winterswijk) een parallelle concessie-indeling gekozen. Dit betekent dat de doorgaande treindiensten Arnhem – Doetinchem – Winterswijk door de provincie worden aanbesteed; de nu bestaande korttrajectdiensten Arnhem – Doetinchem worden (op enkele uitzonderingen na) onderdeel van de concessie Stadsregio. Hiermee krijgt de Stadsregio de mogelijkheid om op termijn de frequentie op het traject Arnhem – Zevenaar – Doetinchem te verhogen naar zes treinen per uur en richting. In die situatie is het denkbaar dat de “doorgaande” en onder deze concessie vallende treindienst Arnhem – Doetinchem – Winterswijk tussen Arnhem en Doetinchem als sneltrein gaat rijden. Dit kan reizigers uit de Achterhoek extra voordelen brengen. De betekenis van en de omgangswijze met deze specifieke concessie-indeling zijn uitgebreid onderzocht, waarbij dankbaar gebruik is gemaakt van de door de (Nederlandse) vervoerders verstrekte inzichten. Dit heeft geresulteerd in een aantal specifieke bepalingen die alleen van toepassing zijn op de treindienst Arnhem – Doetinchem – Winterswijk. De overige in dit Bestek opgenomen bepalingen blijven ook op de treindienst Arnhem – Doetinchem – Winterswijk van toepassing, tenzij de onder C9 opgenomen bepalingen hier van afwijken. Scope van de concessie Nr
Omschrijving
C.9.1
De in paragraaf C.9 beschreven eisen en bepalingen hebben uitsluitend betrekking op de
zie ook
treindienst Winterswijk – Doetinchem – Arnhem; deze treindienst maakt een integraal onderdeel uit van de Concessie Achterhoek Rivierenland. De overige in het Bestek geformuleerde eisen en bepalingen zijn ook op deze treindienst van toepassing, tenzij in C.9 anders is bepaald. C.9.2
De aanbesteding heeft betrekking op twee concessies voor het verrichten van openbaar vervoer per trein, te weten: • Concessie openbaar vervoer per trein op het traject Arnhem – Didam voor de dienstregeling zoals omschreven in deze Concessie. De bevoegdheid tot het verlenen van een concessie ligt bij de Stadsregio Arnhem Nijmegen; de provincie Gelderland treedt hier op als penvoerder; • Concessie openbaar vervoer per trein op het traject Didam – Doetinchem – Winterswijk zoals omschreven in deze Concessie. De bevoegdheid tot het verlenen van een concessie ligt bij de provincie Gelderland. Beide concessies worden als één ondeelbaar geheel aanbesteed en vormen (samen met het openbaar vervoer per spoor op de trajecten Winterswijk – Zutphen, Zutphen – Apeldoorn en Tiel – Elst – Arnhem, alsmede het openbaar vervoer anders dan per trein in de regio’s Achterhoek en Rivierenland) de Concessie Achterhoek/Rivierenland.
C.9.3
De Concessie omvat op het traject Arnhem – Doetinchem uitsluitend de uitvoering van de
Bijlage
treindiensten Arnhem – Doetinchem – Winterswijk, met bediening van alle huidige en
E.9.12
toekomstige tussengelegen stations. De in dat patroon liggende treindiensten tussen Arnhem en Doetinchem zoals die in de dienstregeling 2009 werden aangeboden behoren eveneens tot de Concessie. Het aantal onder de Concessie vallende treindiensten dat tussen Arnhem en Doetinchem wordt aangeboden door de Concessiehouder bedraagt ten hoogste twee per uur en richting. In de bijlage zijn deze treindiensten weergegeven.
Pagina
122
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
C.9.4
De Concessiehouder dient het onder de concessie Stadsregio vallend openbaar vervoer per
zie ook
trein tussen Arnhem en Doetinchem te gedogen. C.9.5
De concessie Stadsregio omvat in eerste instantie 2 ritten per uur en richting tussen Doetinchem en Arnhem met bediening van alle bestaande en toekomstige tussenstations. Het streefbeeld is dit aantal ritten op termijn uit te breiden naar maximaal 4 ritten per uur en richting. Wanneer deze uitbreiding wordt gerealiseerd, is het mogelijk dat de onder deze Concessie vallende treindienst op het traject Doetinchem – Arnhem wordt aangepast tot een zone-trein, die (een deel van) de tussen Doetinchem en Arnhem gelegen stations niet bedient op de tijdstippen dat de concessiehouder Stadsregio een kwartierdienst aanbiedt. In dat geval wordt de bedieningsverplichting voor de betreffende stations en tijdstippen omgezet in een bedieningsverbod. Het Ontwikkelteam zal te zijner tijd de mogelijkheden nader uitwerken, waarbij onder meer de eventuele financiële consequenties en de gevolgen voor de kwaliteit, punctualiteit en reistijd van (de klanten van) beide treindiensten worden onderzocht. De conclusies en aanbevelingen van het Ontwikkelteam worden betrokken in de besluitvorming.
Ontwikkelteams en marketing Voor de treindiensten Arnhem – Doetinchem (– Winterswijk) wordt een apart ontwikkelteam ingericht. Reden hiervoor is dat de ontwikkeling en afstemming niet alleen tussen Concessiehouder en Concessieverlener moeten worden afgestemd, maar ook tussen de concessiehouder Stadsregio en de Stadsregio Arnhem Nijmegen. Tevens zal tussen beide concessiehouders een intensieve afstemming en samenwerking noodzakelijk zijn.
Pagina
123
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
zie ook
C.9.6
De eisen C0.2 tot en met C0.7, C0.10 en C0.11 zijn van overeenkomstige toepassing op de ontwikkeltaken voor de treindiensten Arnhem – Doetinchem. De ontwikkel-activiteiten vinden in dit Ontwikkelteam plaats. Ten opzichte van de in C0.2 bedoelde taken omvatten de taken voor de treindiensten Arnhem – Doetinchem ook: • de afstemming van bedrijfsprocessen tussen beide concessiehouders • het uitwerken van voorstellen voor de invoering van verbeteringen in de dienstregeling en de uitbreiding van frequenties volgens het geschetste streefbeeld • het voorbereiden van de jaarlijkse capaciteitsaanvraag, het analyseren van eventuele afwijzingen van aangevraagde treinpaden en het formuleren van een gezamenlijke reactie daarop (zie C.9.47) • het uitwerken van alternatieve dienstregelingen in situaties waarin o
de capaciteitsaanvraag (gedeeltelijk) wordt afgewezen
o
het uitwerken van een nieuwe verdeling van het basis-uurpatroon wanneer de dienstregeling van het Hoofdrailnet zodanig verandert dat een herziening van de dienstregeling noodzakelijk is om relevante aansluitingen te behouden
o
het uitwerken van modellen voor het realiseren van het ambitieniveau van een frequentieverhoging in de concessie Stadsregio.
• de voorbereiding en implementatie van de bediening van nieuw te openen stations en haltes • het uitwerken van de eventuele financiële consequenties van wijzigingen van (de opzet van) de dienstregeling, waaronder plannen voor het accommoderen van vervoergroei en het opvangen van capaciteitsknelpunten, afspraken voor het realiseren en garanderen van aansluitingen • het formuleren van voorstellen voor afwikkelscenario’s voor het opstarten van de treindienst na verstoringen, in het bijzonder voor de periode na realisatie van de nagestreefde frequentieverhoging van de onder de concessie Stadsregio vallende treindienst • het ontwikkelen van voorstellen voor de structuur en hoogte van vervoertarieven, alsmede over te hanteren kortingsregelingen • het nader invullen en afstemmen van de opbrengstverdeling en het organiseren en begeleiden van het daarbij behorende onderzoek. C.9.7
Van de onder de in C.0.7 en C.0.8 bedoelde personen die als aanspreekpunt voor de ontwikkeling van openbaar vervoer in het gebied treedt één persoon tevens op als
C.0.7 en C.0.8
aanspreekpunt voor de ontwikkeling van de treindiensten Arnhem – Doetinchem – Winterswijk. In zijn Aanbieding onderbouwt de Inschrijver op welke manier hij de voor de in C.0.7 genoemde taken benodigde inzet realiseert. In aanvulling op de in C.0.7 genoemde competenties dient de persoon die als aanspreekpunt fungeert voor de treindienst Arnhem – Doetinchem – Winterswijk kennis van (regionaal) spoorvervoer te hebben C.9.8
De in bepaling C.0.8 bedoelde capaciteit voor het opstellen van business cases, open calculaties en samenvattingen daarvan ten behoeve van de besluitvorming en andere taken van de ontwikkelteams is van overeenkomstige toepassing op het ontwikkelteam voor de treindiensten Arnhem – Doetinchem. De inzet kan naar verwachting worden gedekt uit de in C.0.7 en C.0.8 beschreven capaciteit.
Pagina
124
C.0.8
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
C.9.9
Een belangrijke taak van het Ontwikkelteam omvat (het bijdragen aan) de voorbereiding
zie ook
van besluitvorming bij Concessieverlener en Stadsregio. De besluitvorming over adviezen vindt plaats bij meerderheid. Als een partij overwegende bezwaren heeft tegen een advies kan hij zijn van een onderbouwing voorziene visie aan het advies toevoegen. C.9.10
Wanneer in het Ontwikkelteam voorstellen worden ontwikkeld over veranderingen die betrekking hebben op de treindienst Winterswijk – Doetinchem – Arnhem en de consequenties van die voorstellen zich uitstrekken over het einde van de looptijd van de Concessie, neemt de Concessieverlener in de besluitvorming de taken van de Concessiehouder over. Wanneer, al dan niet na een aanbesteding, de Concessie aan een volgende concessiehouder is gegund, krijgt deze vanaf het moment dat de gunning definitief is de rechten en plichten die behoren bij deelname aan het Ontwikkelteam voor alle onderwerpen waarvan de consequenties (mede) optreden na beëindiging van deze Concessie.
Materieel-eisen Nr
Omschrijving
C.9.11
De Concessiehouder draagt zorg voor het op tijd verwerven, toelaten en in dienst stellen van de voor de uitvoering van de Concessie benodigde treinstellen. In aanvulling op bepaling C2.2 dient de Inschrijver in zijn Aanbieding met argumenten en feiten: • te onderbouwen dat het aan te schaffen materieel geschikt is om de treindienst volgens de in de Concessie vermelde kwaliteitseisen uit te voeren • te onderbouwen dat de bestelling, levering, toelating en indienststelling op tijd voor de start van de exploitatie zijn afgerond • aan te geven welke risico’s bestaan rondom de implementatie van het spoorvervoer en welke maatregelen de Inschrijver neemt om deze risico’s te beheersen en/of op te vangen.
Pagina
125
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
C.9.12
Het materieel dat de Concessiehouder voor de uitvoering van de treindienst Winterswijk – Doetinchem – Arnhem aanschaft dient aan een aantal specifieke eisen te voldoen, welke zijn opgenomen in de bepalingen C.9.11 tot en met C.9.30. De concessiehouder dient daarbij twee opties te nemen. • De Concessiehouder dient een optie te nemen op levering van extra materieel om (on)verwachte vervoergroei op te vangen. Deze optie kan zowel bestaan uit de mogelijkheden om bestaande treinstellen te verlengen door toevoeging van een extra bak als uit de levering van extra treinstellen. Combinaties daarvan zijn uiteraard ook toegestaan • De Concessiehouder verplicht zich tot het nemen van een optie voor de Stadsregio voor de levering van materieel ten behoeve van de toekomstige concessiehouder Stadsregio. Het precieze aantal te bestellen treinstellen zal op een later moment door de Stadsregio aan de Concessiehouder worden gemeld. De Stadsregio garandeert jegens de Concessiehouder dat in de aanbestedingsdocumentatie ten behoeve van de aanbesteding die door de Stadsregio wordt georganiseerd de verplichting voor de Concessiehouder Stadsregio is opgenomen dit materieel in te zetten voor het verzorgen van openbaar vervoer. Over de manier waarop de inzet van het materieel door de Concessiehouder Stadsregio (juridisch) zal worden vormgegeven, worden nadere afspraken gemaakt. De Inschrijver geeft in zijn offerte aan welke opties genomen (zullen) worden en op welk moment de Stadsregio uiterlijk bekend moet maken welk aantal treinstellen besteld moet worden.
C.9.13
Wanneer de Concessiehouder voor de treindienst Arnhem – Doetinchem – Winterswijk gebruikt materieel wil inzetten dient hij: • het in- en exterieur van het materieel van het materieel zodanig te vernieuwen en op een hedendaagse standaard te brengen, dat voldaan wordt aan de eisen uit het Bestek. Wanneer het in- en exterieur niet ouder zijn dan twee jaar kan hiervoor ontheffing worden gevraagd bij de Concessieverlener • het bepaalde in C.9.11 tweede bullet en in C.9.12 op overeenkomstige wijze toe te passen op het proces van aanpassing / verbouwing van het materieel • in zijn Aanbieding aan te geven welke mogelijkheden hij zal verwezenlijken om de milieuprestaties van het gebruikte materieel te verbeteren. Deze verbeteringen worden meegerekend in de bonus/malus-regeling die op dit aspect van toepassing is. Gebruikt materieel is in deze concessie gedefinieerd als materieel met een bouwjaar tussen 2000 en 2009.
C.9.14
In bijzondere, niet door de Concessiehouder te voorziene en te beïnvloeden situaties is de inzet van afwijkend spoorwegmaterieel gedurende een beperkte tijd toegestaan wanneer het belang van de reizigers daarmee gediend is. De Concessiehouder dient hiervoor vooraf toestemming te verkrijgen van de Concessieverlener. Wanneer het afwijkende materieel niet toegankelijk is, dient de Concessiehouder zorg te dragen voor adequaat alternatief vervoer voor mensen die op grond van hun functiebeperking niet in staat zijn gebruik te maken van het afwijkende materieel. Deze eis heeft geen betrekking op mensen die niet in staat zijn gebruik te maken van het regulier door de Concessiehouder ingezette materieel. Deze plicht is ook van toepassing op de inzet van afwijkend materieel ter gelegenheid van evenementen.
Pagina
126
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
C.9.15
Als de Concessiehouder hier ten minste 50 maanden voor het eind van de concessie om verzoekt, zal een overnameverplichting worden opgenomen in een volgende aanbesteding van de Concessie. Deze overnameverplichting is alleen van toepassing op materieel dat aan alle onderstaande voorwaarden voldoet: • het materieel heeft een bouwjaar van 2010 of is jonger • het materieel voldoet ten minste aan de milieu-eisen Stage IIIB, die per 1 januari 2012 van kracht worden • het materieel wordt in eigendom overgedragen aan een volgende concessiehouder en/of een door de volgende concessiehouder aan te wijzen leasebedrijf • de Concessiehouder heeft de Concessieverlener schriftelijk met een onderbouwing en een bijbehorende goedkeurende accountantsverklaring geïnformeerd over de aanschafwaarde van het materieel en de boekwaarde daarvan op zowel het moment van indiening van het verzoek als (de verwachte) boekwaarde op het moment van overdracht. De overdracht van het materieel vindt plaats tegen marktconforme prijzen, die worden bepaald door de boekwaarde van het materieel op het moment van overdracht en de onderhoudstoestand. De boekwaarde wordt bepaald door middel van afschrijving op basis van vervangingswaarde. De onderhoudstoestand wordt uitgedrukt als het bedrag dat aan onderhouds- en herstelwerkzaamheden nodig is om het materieel in een bij de betreffende leeftijd passende staat te brengen. Dit bedrag wordt bepaald door een onafhankelijke, door de Concessieverlener aan te wijzen expert. Als sprake is van achterstallig onderhoud en/of revisiebehoefte maken de Concessiehouder en de nieuwe concessiehouder gezamenlijk afspraken over de manier waarop dat wordt uitgevoerd. Wanneer een overnameverplichting wordt toegepast heeft de Concessieverlener het recht om in het Bestek voor de aanbesteding van de opvolgende concessie aanvullende eisen te stellen aan de inrichting en uitrusting van het materieel, bijvoorbeeld de vernieuwing van het interieur.
C.9.16
De Concessiehouder stelt het door hem gebruikte Programma van Eisen voor de aanschaf van (nieuw) materieel en/of gegevens over de met de Stadsregio afgesproken optie beschikbaar aan de Stadsregio. De Stadsregio kan deze documentatie gebruiken als bijlage bij de aanbesteding van de OV-concessie Stadsregio; de Concessiehouder dient vooraf en gemotiveerd aan te geven welke passages uit het Programma van Eisen en/of de overeenkomst waarin de optie is beschreven niet gebruikt mogen worden in de aanbesteding van de Stadsregio.
Pagina
127
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Technische eisen en voorzieningen Nr
Omschrijving
zie ook
C.9.17
• Het in te zetten materieel is toegankelijk voor gehandicapten die in staat zijn om zonder
C.2.36
assistentieverlening gebruik te maken van openbaar vervoer. Dit betekent dat de wagenvloer bij de instapdeuren (vrijwel) dezelfde hoogte heeft als het perron, zodat reizigers “gelijkvloers” kunnen in- en uitstappen. De verticale afstand tussen wagenbak en perron is zodanig dat gebruikers van scootmobielen en rolstoelgebruikers, die in staat zijn zelfstandig deel te nemen aan het verkeer, het voertuig zonder assistentieverlening kunnen betreden en verlaten, ook wanneer het perron in een boog is gelegen. Daarbij dient aan de in wenkenbladen vastgelegde toegankelijkheidsnormen voor het stads- en streekvervoer te worden voldaan. • Aanvullend hierop dient elk treinstel toegankelijk te zijn voor zelfstandig reizende reizigers in een rolstoel. In het implementatieplan geeft de Inschrijver aan hoe hij met de toegankelijkheidseis van het treinmaterieel om gaat. C.9.18
Het door de Concessiehouder in te zetten materieel beschikt per treinstel over ten minste één multifunctionele ruimte ten behoeve van het vervoer van rolstoelgebruikers, scootmobielen, kinderwagens, fietsen en/of omvangrijke bagage. Deze ruimte is zodanig van indeling en grootte dat ten minste twee rolstoelgebruikers of zes fietsen gelijktijdig vervoerd kunnen worden; tevens beschikt de ruimte over mogelijkheden om fietsen en rolstoelen vast te zetten. Het totaal van de per trein aangeboden ruimte voor het vervoer van rolstoelgebruikers, fietsen en kinderwagens is voldoende groot om gedurende de gehele concessieduur te voldoen aan de vraag naar vervoer vanuit deze doelgroepen.
C.9.19
In het materieel dient in de directe nabijheid van de multifunctionele ruimte plaats te
C.2.43
worden gereserveerd voor de inbouw van een toilet. Wanneer de Concessieverlener hierom verzoekt dient de Concessiehouder zorg te dragen voor de inbouw van een toilet en met de infrabeheerder afspraken te maken over het aanbrengen en laten functioneren van de hiervoor benodigde voorzieningen. De kosten worden op basis van een door de Concessiehouder te verstrekken open calculatie gedragen door de Concessieverlener. C.9.20
Al het door de Concessiehouder ingezette materieel beschikt over een systeem van
Bijlage
dynamische reisinformatie dat zowel een automatische omroep als visuele reisinformatie
E.9.12
omvat. De hierbij behorende monitoren zijn vanaf elke zitplaats zichtbaar. Aan de buitenzijde van de trein bevinden zicht aan weerszijden van elke bak ten minste twee displays waarop de eindbestemming en de treinsoort getoond worden; eenzelfde display is eveneens aan de voor- en achterzijde van de trein aangebracht. De buitendisplays moeten ook in het donker goed leesbaar zijn. De in de bijlage opgenomen technische specificaties voor reizigersinformatiesystemen zijn van overeenkomstige toepassing. C.9.21
De in de treinen verstrekte dynamische reisinformatie omvat in ieder geval: • eindbestemming en –indien van toepassing– treintype (stoptrein / sneltrein of vergelijkbaar) in de displays aan de buitenzijde • alternerend de onder het eerste bullet benoemde informatie, aanduiding volgende halte en –indien van toepassing– aanduiding dienstregelingaanpassingen / storingen op de monitoren aan de binnenzijde • aanduiding volgende halte en overstapmogelijkheden voor bus en trein via de automatische halte-afroep.
Pagina
128
C.6
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
C.9.22
Zowel het door de Concessiehouder als door de concessiehouder Stadsregio in te zetten
zie ook
materieel dient onderling mechanisch koppelbaar te zijn, teneinde een treinstel in geval van storingen snel te kunnen wegslepen. Bij voorkeur is het materieel van beide concessiehouders ook in staat om in treinschakeling te rijden. C.9.23
• Het in te zetten materieel dient zodanig ontworpen te zijn dat zonder aanpassingen aan de infrastructuur en de toegepaste beveiliging de thans geldende rijtijd Doetinchem – Arnhem vice versa ook gehaald word in geval van vervoergroei en het toevoegen van twee extra halte(s) aan de treindienst, specifiek Arnhem-Pley, Westervoort en ZevenaarOost • In opdracht van de Concessieverlener onderzoekt ProRail of de onder a. geformuleerde eis in de praktijk haalbaar kan zijn. Wanneer dit niet het geval is, zal de eis overeenkomstig het advies van ProRail worden aangepast • Inschrijvers onderbouwen in hun Aanbieding op welke manier zij invulling geven aan deze eis. Voorbeelden van mogelijkheden zijn onder meer, maar niet uitsluitend verkorting van de halteringstijd, verhoging van het acceleratie- en remvermogen of de verhoging van de maximum snelheid van het materieel tot de baanvaksnelheid.
Overige eisen aan inrichting en uitstraling materieel Nr
Omschrijving
C.9.24
De zitplaatsen zijn zodanig gedimensioneerd dat bij een vis-à-vis-opstelling de steek
zie ook
minimaal 1.750mm bedraagt; bij een coach-opstelling bedraagt de steek minimaal 900mm. Het aantal zitplaatsen in de breedte bedraagt maximaal 4. C.9.25
Het aantal zitplaatsen per trein is zodanig dat buiten de brede spitsuren 100% van de
C.1.71
reizigers die langer dan 8 minuten meereizen en 90% van de reizigers die korter dan 10 minuten meereizen een zitplaats vinden. In de brede spits geldt dit voor 100% van de reizigers die langer dan 15 minuten meereizen en 80% van de reizigers die korter dan 15 minuten mee reizen. De brede spits is gedefinieerd als de periode van aanvang dienst tot 9:30 uur en van 15:00 tot 19:00 uur op werkdagen. C.9.26
In incidentele, voor de vervoerder niet te voorziene of te beïnvloeden situaties kan van de zitplaatsnormen worden afgeweken. Dit betreft maximaal vijf ritten per dag en tien ritten per week. Wanneer bij eenzelfde rit gedurende een periode van tien werkdagen per maand de zitplaatsnorm overschreden wordt stelt de Concessiehouder een plan op om de capaciteit uit te breiden en/of de vervoervraag te spreiden.
C.9.27
Het door de Concessiehouder in te zetten materieel dient voorts betrouwbaar te functioneren bij buitentemperaturen tussen -25° C en + 40°C en te beschikken over volledige airconditioning in zowel de passagiersruimte als de machinistencabines.
C.9.28
De Concessiehouder is verplicht in de treinen een eerste klasse aan te bieden die zich in kwalitatief opzicht en in uitstraling voldoende onderscheidt van de tweede klasse. Dit dient door de Inschrijver in zijn Aanbieding te worden onderbouwd.
C.9.29
De uitstraling van het materieel en het materiaalgebruik in het interieur zijn zodanig dat de samenhang met zowel het door de Concessiehouder verzorgde bus- en spoorvervoer als het door de concessiehouder Stadsregio verrichte spoorvervoer benadrukt wordt. De te hanteren huisstijl wordt in samenwerking met de Concessiehouder nader uitgewerkt in het Ontwikkelteam. Pagina
129
C.2.25
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
zie ook
C.9.30
Het voeren van reclame op en in het materieel is verboden, tenzij de Concessieverlener
C.2.27
vooraf toestemming heeft verleend. In principe zal toestemming worden verleend voor aan de buitenzijde aangebrachte reclame waarmee het gebruik van openbaar vervoer wordt gestimuleerd. Deze reclame mag niet over de ramen worden aangebracht; aan de binnenzijde aangebrachte reclame waarmee het gebruik van openbaar vervoer wordt gestimuleerd alsmede reclame voor (culturele en maatschappelijke instellingen in) de regio Arnhem – Nijmegen en de provincie Gelderland.
Tarieven Nr
Omschrijving
C.9.31
In aanvulling op bepaling C5.8 dient de Concessiehouder zowel het NVB-tarief als het NS-
zie ook C.5
tarief te accepteren als de OV-chipkaart op het moment dat de exploitatie van de treindienst Arnhem –Doetinchem – Winterswijk start nog niet is ingevoerd. C.9.32
Na invoering van de OV-chipkaart wordt een tweetal maximum-tarieven van kracht, te weten: • het door de Stadsregio vast te stellen maximum-tarief per kilometer dat van toepassing is op het traject Arnhem - Didam • het door de Concessieverlener vast te stellen maximum-tarief per kilometer dat van toepassing is op het traject Didam – Doetinchem – Winterswijk. Omdat de Concessieverlener en de Stadsregio nog geen tarieven hebben vastgesteld moeten Inschrijvers bij het opstellen van hun offertes uitgaan van een maximum kilometertarief in het spoor-/HOV-vervoer van € 0,16 (prijspeil 2011, zie C5.15).
C.9.33
Elk jaar bij ingang van de nieuwe dienstregeling, voor het eerst op 11 december 2011, vindt indexatie plaats van het kilometertarief van bus en trein (zie opmerking C5.19 en C5.20) met dezelfde index die geldt nadat landelijk tussen betrokken partijen afspraken zijn gemaakt over te hanteren indexen B.6.5). De Stadsregio overweegt een soortgelijke index te hanteren.
C.9.34
De bepalingen C5.10 en C5.11 zijn van overeenkomstige toepassing op de treindienst(en) Arnhem – Doetinchem, met dien verstande dat de ontwikkeling van regionale tarieven plaats vindt binnen het Ontwikkelteam Doetinchem – Arnhem.
C.9.35
De ontwikkeling van tarieven en proposities vindt plaats in het Ontwikkelteam. Deze tarieven worden ter vaststelling aan de Concessieverlener en aan de Stadsregio voorgelegd. De voorgestelde tarieven moeten in ieder geval aan de onderstaande eisen voldoen: • ieder tarief dat van toepassing is op (een deel van) de treindienst Arnhem – Doetinchem is zowel geldig op de door de Concessiehouder geëxploiteerde treindienst als op de treindienst die door de concessiehouder Stadsregio wordt geëxploiteerd • ieder tarief moet verenigbaar zijn met de tariefkaders die de Concessiehouder en de Stadsregio hanteren Tarieven die met slechts één van beide tariefkaders verenigbaar zijn worden met een inhoudelijke argumentatie voorgelegd aan het Ontwikkelteam.
Pagina
130
C.5.19, C.5.20 en B.6.5
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Opbrengstverantwoordelijkheid en -verdeling Nr
Omschrijving
C.9.36
De opbrengstverantwoordelijkheid ligt volledig bij de Concessiehouder.
C.9.37
De opbrengstverdeling vindt plaats in twee stappen. De eerste stap betreft de toedeling van
zie ook
vervoeropbrengsten aan de gehele treindienst Arnhem – Doetinchem, bestaande uit de treindiensten van zowel de Concessiehouder als de concessiehouder Stadsregio. De tweede stap betreft de verdeling van opbrengsten tussen beide concessiehouders. C.9.38
Voor invoering van de OV-chipkaart wordt de eerste stap uitgevoerd door NS (voor NSvervoerbewijzen) en VBN (voor NVB-vervoerbewijzen), volgens de hiervoor geldende procedures en afspraken. Na invoering van de OV-chipkaart wordt de eerste stap uitgevoerd op basis van de hiervoor geldende methodiek die is vastgelegd bij invoering van de OV-chipkaart.
C.9.39
De uitvoering van de tweede stap is voor en na invoering van de OV-chipkaart gelijk en vindt plaats in opdracht en voor rekening van de overheden. De te hanteren methodiek wordt in samenwerking met de concessiehouders ontwikkeld. In hoofdlijnen gaat de te hanteren methodiek uit van de in WROOV gehanteerde principes, waarbij de totale opbrengsten per kaart- of tariefgroep tussen beide vervoerders worden verdeeld met behulp van eigen verdeelsleutels per kaart- of tariefgroep. Deze verdeelsleutels worden vastgesteld op basis van onafhankelijk onderzoek.
C.9.40
De onderzoeken die voor het vaststellen van de verdeling van vervoeropbrengsten over beide concessiehouders noodzakelijk zijn worden ten minste iedere twee jaar uitgevoerd. Binnen vier maanden na start van een nieuwe concessie wordt in ieder geval een onderzoek uitgevoerd; de resultaten daarvan worden gebruikt om met terugwerkende kracht tot de start van de betreffende concessie de vervoeropbrengsten te verdelen over beide concessiehouders. Een nieuw onderzoek wordt eveneens gehouden binnen vier maanden na de implementatie van majeure wijzigingen in de treindienst, zoals de geambieerde frequentieverhoging van de door de concessiehouder Stadsregio uitgevoerde treindienst. De onderzoeken worden steeds in de perioden maart/april of oktober/november gehouden.
C.9.41
De concessiehouders hebben de mogelijkheid om zelf afspraken te maken over de onderlinge verdeling van de vervoeropbrengsten. Deze afspraken moeten ook door beide concessieverleners worden goedgekeurd. Wanneer dergelijke afspraken ertoe leiden dat een onderzoek niet noodzakelijk is, worden de naar verwachting voor het onderzoek en de opbrengstverdeling benodigde middelen van jaarlijks € 100.000,- gelijkelijk verdeeld over beide concessiehouders. Dit betekent voor de Concessiehouder dan de Concessieverlener hem jaarlijks een kostenvergoeding van € 50.000,- verstrekt.
Sociale veiligheid Nr
Omschrijving
C.9.42
De Concessiehouder draagt zorg voor een zodanige kaartcontrole dat het percentage zwarten grijsrijders acceptabel blijft en een bijdrage wordt geleverd aan de sociale veiligheid. De Concessiehouder stemt de controles af met de concessiehouder Stadsregio.
C.9.43
De door de Concessiehouder en de concessiehouder Stadsregio ingezette controleurs moeten de bevoegdheid krijgen om in elkaars treinen kaartcontrole uit te voeren. In het Ontwikkelteam worden hierover nadere afspraken gemaakt. Pagina
131
zie ook C.7
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
C.9.44
De eisen C.7.1 tot en met C.7.14 zijn van overeenkomstige toepassing op de treindienst
zie ook
Arnhem – Doetinchem (- Winterswijk), met dien verstande dat de Concessiehouder alle activiteiten die uit deze paragrafen voortvloeien in samenwerking en afstemming met de concessiehouder Stadsregio uit dient te voeren. De afstemming vindt plaats in het Ontwikkelteam.
Relatie met ProRail Nr
Omschrijving
C.9.45
De Concessieverlener en de Stadsregio sluiten ten behoeve van de treindiensten Arnhem – Doetinchem en Arnhem – Doetinchem – Winterswijk een meerjarige Kaderovereenkomst met ProRail. In deze kaderovereenkomst worden in ieder geval de onderstaande onderwerpen opgenomen: • de toedeling capaciteit aan beide treindiensten in de vorm van een gelijke verdeling van twee treinpaden per uur per richting voor elke treindienst met bediening van alle tussenstations • de beschikbaarheid van treinpaden als gevolg van geplande incidentele en structurele onderhoudswerkzaamheden, waarbij gestreefd wordt naar een significante verbetering ten opzichte van de huidige beschikbaarheid • het aantal treindienst aantastende onregelmatigheden dat direct of indirect door de infrabeheerder wordt veroorzaakt en de maximale herstelperiode na opgetreden verstoringen zijn ten hoogste gelijk aan de gemiddelde waarden zoals die voor beide grootheden op het gehele Nederlandse spoorwegnet gelden • de te volgen strategie bij verstoringen en het opstarten van de treindienst na verstoringen, waarbij in geval van keuzes vooralsnog prioriteit wordt gegeven aan het herstel van de treindienst Arnhem – Winterswijk. Deze keuze kan bij implementatie van de frequentieverhoging op de niet tot deze Concessie behorende treindienst Arnhem – Doetinchem worden heroverwogen • de toedeling van de capaciteit van het emplacement Doetinchem ten behoeve van het opstellen van materieel, waarbij wordt uitgegaan van een gelijke verdeling over beide treindiensten • het door de infrabeheerder aanleveren van informatie aan de Concessiehouder en de Concessieverlener over de uitvoering van de treindienst, waarbij in ieder geval gegevens worden verstrekt over punctualiteit, veiligheidsincidenten, aantal, duur en oorzaak van verstoringen en hersteltijd van verstoringen • de vertegenwoordiging van Concessiehouder en Concessieverlener bij het oplossen van conflicten in de toedeling van capaciteit (de zogeheten Tafel der Verdeling of opvolgers daarvan) • prestatie-afspraken in de vorm van een daadwerkelijk functionerende bonus/malusregeling die recht doet aan de veroorzaakte resp. ondervonden nadelen. De bonus/malusafspraken kunnen zowel in materiële (bijvoorbeeld boetes) als immateriële zin (organiseren vervangend vervoer) termen worden gesteld.
C.9.46
De Concessiehouder dient de in de Kaderovereenkomst opgenomen afspraken uit te werken in een met ProRail te sluiten Toegangsovereenkomst. Voorts legt de Concessiehouder in deze Toegangsovereenkomst alle relevante afspraken vast voor de toegang tot en het gebruik van de infrastructuur, zoals verwoord in de Netverklaring van ProRail.
Pagina
132
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
C.9.47
De Concessiehouder dient in samenwerking met de concessiehouder Stadsregio en op basis
zie ook
van de in de Kaderovereenkomst vastgelegde afspraken jaarlijks een capaciteitsaanvraag in bij ProRail. Wanneer deze capaciteitsaanvraag niet of niet volledig gehonoreerd wordt zal in het Ontwikkelteam een besluit worden genomen over de te volgen stappen. Daarbij komen in ieder geval de Tafel der Verdeling, bezwaar- en beroepsmogelijkheden aan de orde. C.9.48
Wanneer besloten wordt geen bezwaar of beroep aan te tekenen tegen de
Bijlage
capaciteitstoedeling en/of een dergelijk bezwaar of beroep wordt afgewezen zal in het
E.9.12
Ontwikkelteam een besluit worden genomen over een alternatieve invulling van de treindiensten. Deze alternatieve invulling sluit zo nauw mogelijk aan bij de oorspronkelijke opzet, zoals geschetst in de bijlage. De eventuele financiële consequenties hiervan worden betrokken bij de besluitvorming. De concessiehouders verstrekken daartoe een open calculatie van de gevolgen aan de eigen concessieverleners; in de besluitvorming wordt alleen met de resultaten van die calculatie gewerkt.
Vervoerdienst Nr
Omschrijving
zie ook
C.9.49
De door de Concessiehouder te bieden treindienst bestaat uit een halfuurdienst Arnhem –
Bijlage
Doetinchem volgens het in de kaderovereenkomst op te nemen basis-uurpatroon; dit
E.9.12
patroon is gebaseerd op de in bijlage beschreven huidige en toekomstige dienstregelingen. De tussen Arnhem en Doetinchem rijdende treindienst rijdt volgens de in de bijlage beschreven dienstregeling altijd door naar of van Winterswijk, met uitzondering van de onderstaande perioden, waarin een uurdienst geboden mag worden: • op maandag tot en met donderdag na ’s avonds 20.30 uur (vertrek Doetinchem) resp. na 19.00 uur (vertrek Winterswijk) • op vrijdag ’s avonds na 22.30 uur (vertrek Doetinchem) resp. na 22.00 uur (vertrek Winterswijk) • op zaterdag ’s morgens tot 12.00 uur (vertrek Winterswijk en Doetinchem) alsmede ’s avonds na 18.30 uur (vertrek Doetinchem) resp. na 18.00 uur (vertrek Winterswijk); • op zon- en feestdagen de gehele dag. C.9.50
De Concessiehouder is verplicht alle bestaande en nieuw aangelegde tussenliggende stations te bedienen. Het moment waarop nieuwe stations in de dienstregeling worden opgenomen wordt in onderling overleg bepaald; het uiterste moment van opname in de dienstregeling ligt nooit meer dan een maand na de oplevering van een nieuw station. De afstemming vindt plaats in het Ontwikkelteam.
C.9.51
Het is de Concessiehouder niet toegestaan de frequentie van de door hem uitgevoerde
Bijlage
treindienst op het traject Arnhem – Doetinchem verder uit te breiden dan een halfuurdienst
E.9.12
overeenkomstig het basis-uurpatroon dat is beschreven in de bijlage, tenzij de concessiehouder Stadsregio aangeeft hier mee in te stemmen. C.9.52
Bij wijzigingen in de dienstregeling van het Hoofdrailnet zal in het Ontwikkelteam worden bezien of, en zo ja, in welke mate en op welke manier de dienstregeling moet worden aangepast om voor de reizigers op beide treindiensten relevante aansluitingen te behouden.
C.9.53
In het Ontwikkelteam ontwikkelt de Concessiehouder voorstellen voor een verdere verbetering van de kwaliteit en de omvang van het aanbod van beide treindiensten. Pagina
133
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
C.9.54
Het is de Concessiehouder toegestaan de concessiehouder Stadsregio als onderaannemer in
zie ook
te zetten en/of zelf op te treden als onderaannemer voor de concessiehouder Stadsregio. De verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor de uitvoering van de Concessie blijft onder alle omstandigheden bij de Concessiehouder berusten.
Uitvoeringskwaliteit en vervoercapaciteit Nr
Omschrijving
C.9.55
De in de dienstregeling 2009 bestaande aansluitingen tussen bus- en treindiensten in de huidige concessie Achterhoek moeten worden gehandhaafd. De Concessiehouder biedt de reizigers daarbij een aansluitgarantie die uitgaat van de onderstaande basis-regels: • treinen van tot de Concessie behorende diensten wachten maximaal drie minuten op vertraagde bussen behorende zowel tot deze Concessie als de concessie Stadsregio, tenzij de Verkeersleiding van ProRail anders beslist en/of dit om technische redenen onmogelijk is. In dit laatste geval dient de Concessiehouder een onderbouwing te geven; op basis daarvan kunnen in het Ontwikkelteam afspraken worden gemaakt om stappen te ondernemen om een dergelijke wachttijdregeling mogelijk te maken • bussen van de tot deze Concessie en de concessie Stadsregio behorende lijnen wachten maximaal drie minuten op de aankomst van vertraagde treinen, tenzij in overleg met de Verkeersleiding van ProRail een andere oplossing wordt gekozen • voor de aansluiting met en tussen treinen die tot de concessie Stadsregio behoren en de zowel tot deze Concessie als de concessie Stadsregio behorende busdiensten worden overeenkomstige afspraken opgenomen in de betreffende concessie. In het Ontwikkelteam worden nadere afspraken gemaakt om de wachttijdregelingen te concretiseren en toe te passen.
C.9.56
De Concessiehouder dient voorts zorg te dragen voor goede aansluitingen in Arnhem op de tot het Kernnet behorende Intercity-treinen. Bij keuzes inzake het realiseren van aansluitingen ligt de prioriteit bij het belang van de grootste groep reizigers.
C.9.57
De Inschrijver dient in zijn Aanbieding te beschrijven op welke manier de garantie c.q. plicht op het bieden van aansluitingen c.q. een aansluitgarantie wordt ingevuld en op welke manier het daadwerkelijk functioneren van de aansluitgarantie wordt geborgd.
C.9.58
De Concessiehouder dient de door hem per rit aangeboden vervoercapaciteit af te stemmen op de door hem verwachte en de te verwachten vraag naar vervoer, alsmede de op grond van de quick scan regionaal spoorvervoer verwachte autonome groei van 3% per jaar. Daarbij dient hij invulling te geven aan de hieromtrent geformuleerde eisen. Wanneer sprake is van een structureel capaciteitsknelpunt op één of meerdere ritten stelt de Concessiehouder in overleg met het Ontwikkelteam voorstellen op om dit knelpunt op te lossen en voorziet deze van een deugdelijke onderbouwing van eventuele financiële gevolgen. In het Ontwikkelteam zal op basis van de prijs/kwaliteit-verhouding een voorkeursvariant worden gekozen, welke voor besluitvorming wordt voorgedragen aan de besturen van beide Concessieverleners.
Pagina
134
zie ook
Bestek Achterhoek Rivierenland
augustus 2009
Nr
Omschrijving
zie ook
C.9.59
De Concessiehouder dient zich maximaal in te spannen om tot een punctuele uitvoering van
Bijlage
zowel de eigen dienstregeling als de dienstregeling van andere vervoerders, in het bijzonder
E.9.12
de Concessiehouder Stadsregio, te komen. In zijn Aanbieding onderbouwt de Inschrijver: • de manier waarop de Concessiehouder zorg draagt voor het beperken van het aantal door hem veroorzaakte vertragingen en verstoringen van de gehele treindienst, rekening houdend met de eisen die ten aanzien van de aansluitgarantie gelden • het percentage door de Concessiehouder geëxploiteerde treinen dat ten gevolge van aan de Concessiehouder te wijten oorzaken niet op tijd rijdt (punctualiteit) respectievelijk uitvalt • het percentage door de concessiehouder Stadsregio dat ten gevolge van aan de Concessiehouder te wijten oorzaken niet op tijd rijdt (punctualiteit) respectievelijk uitvalt, uitgaande van de in de bijlage beschreven huidige dienstregeling; een trein is punctueel wanneer de trein binnen een periode van 0 tot 180 seconden na het officiële vertrekmoment daadwerkelijk het station verlaat. C.9.60
In geval van verstoring van de dienstuitvoering dient de Concessiehouder binnen 30 minuten na aanvang van de storing vervangend vervoer te organiseren. Dit vervangend vervoer is uiterlijk 60 minuten na aanvang van de storing operationeel. Wanneer binnen 30 minuten na aanvang van de storing voldoende zekerheid bestaat dat de treindienst binnen 60 minuten na aanvang van de storing hervat kan worden hoeft geen alternatief vervoer te worden geregeld.
C.9.61
De kosten van het in C.9.60 bedoelde vervangend vervoer worden gedragen door de Concessiehouder. De kosten van vervangend vervoer dat (op delen van) het traject Arnhem – Doetinchem wordt ingezet worden naar rato van het in de dienstregeling voorziene aantal ritten verdeeld tussen de Concessiehouder en de concessiehouder Stadsregio.
C.9.62
De Concessiehouder moet de Concessieverlener zonder restricties de mogelijkheid te geven de uitvoering van de treindienst in real-time te volgen, bijvoorbeeld via een internetverbinding met een exploitatie beheer-systeem.
Stationsexploitatie Nr
Omschrijving
C.9.63
De evaluatie van de Spoorwegwet kan tot gevolg hebben dat de Minister de Spoorwegwet, de onderliggende regelgeving en/of de privaatrechterlijke afspraken tussen Rijk en NS Poort wijzigt. Deze wijzigingen kunnen tot gevolg hebben dat de rechten en plichten van concessieverleners en –houders veranderen. Wanneer deze situatie optreedt worden in het Ontwikkelteam nadere voorstellen ontwikkeld over de manier waarop met die veranderingen wordt omgegaan; kader voor de voorstellen is de geest van de samenwerking tussen concessiehouders en –verleners zoals die in deze Concessie en de concessie Stadsregio verwoord is. De eventuele baten en lasten van de stationsexploitatie worden tussen beide concessiehouders verdeeld naar rato van het aantal halteringen door elk van de treindiensten, tenzij beide concessiehouders anders overeen komen.
C.9.64
Wanneer één van beide concessies opnieuw wordt aanbesteed wordt het overeenkomstige belang in de stationsexploitatie onderdeel van de aanbestede concessie. Tussen de Concessiehouder en de concessiehouder Stadsregio gemaakte afspraken over de verdeling van baten en lasten vervallen dan ten gunste van de bovengenoemde afspraken.
Pagina
135
zie ook