Beste leraar, Welkom in het Theaterpakhuis! In het Theaterpakhuis ontdekken kinderen wat er allemaal komt kijken bij het maken van een voorstelling. Dwalend door het pakhuis komen ze in de kamers van een schrijver, een acteur, een vormgever en een regisseur. Ze schrijven onder meer zelf tekst, bekijken filmpjes, spelen een eigen rol en coachen elkaar met behulp van tips die in het Theaterpakhuis te vinden zijn. Het Theaterpakhuis is dus niet alleen een virtueel bezoek. De site is op tal van manieren te gebruiken. U kunt naar eigen inzicht opdrachten inzetten bij uw lessen en leerlingen er klassikaal of zelfstandig aan laten werken; per les of voorstelling kan het immers verschillen welke kamer het beste bezocht kan worden. In deze handleiding staan alle opdrachten van de site uitgeschreven. Zo hebt u een helder (print)overzicht van de verschillende onderdelen van de website. U kunt dan eenvoudig een keuze maken voor de kamers en opdrachten en de manier waarop u er mee wilt werken. Ik wens u en uw klas alle plezier bij het gebruik van het Theaterpakhuis. Vriendelijke groet, Noa Verhofstad Consulent Theater Kunstbalie
Inhoudsopgave 1. Acteur Film Oefen je rol en leef je in Maak je eigen dialoog Vaste tekst, andere houding
1 1 1 2 3
2. Regisseur Film Een gebeurtenis wordt bepaald, de regisseur vult in Kies een muziekje en open de deur
4 4 4 5
3. Schrijver Film Blijf schrijven, blijf verzinnen
6 6 6
4. Vormgever Film Er is een probleem, verzin jij de oplossing
8 8 8
1. Acteur Film
Actrice Charlotte de Moel legt uit wat haar vak inhoudt en geeft antwoord op de volgende vragen: - Wat is acteren? - Wat is belangrijk wanneer je gaat acteren? - Wat is er leuk aan acteren? - Welke tip zou je willen meegeven aan een beginnend acteur? - Wat is moeilijk aan acteren?
Oefen je rol en leef je in! Rolinleving 2 of meer spelers 1. 2. 3. 4.
Kies een hoedje van de kapstok. Van wie zou deze hoed kunnen zijn? Een oude dame, een nette meneer? Hoe beweegt het lichaam dat bij deze hoed hoort, hoe klinkt zijn stem? Loop door de ruimte en oefen de bewegingen en stem van jouw hoedje: je rol. Maak vervolgens een hoedenscène: twee hoedjes maken iets mee. Wat maken ze mee? Blijf bewegen en praten zoals jouw hoed dat zou doen. Kunnen je klasgenoten raden welke hoed je hebt uitgekozen?
Tip! Als acteur moet je je inleven in allerlei verschillende personages. Dat kan best lastig zijn, want soms speel je iemand die heel anders is dan jij (dat is natuurlijk ook weer heel leuk). Misschien helpt het om te bedenken van wie het hoedje zou kunnen zijn: je oma, een vriendin van je moeder, de buurman, iemand van tv. Tip! Wanneer je een rol speelt, moet je proberen steeds te blijven bewegen en praten als je rol. Je moet ‘in je rol’ blijven. Toch raak je soms tijdens het spelen uit je concentratie, misschien moet je lachen of weet je even niet meer wat je moet zeggen. Speel altijd door, doe gewoon net alsof de vergissing erbij hoort, dan valt het misschien helemaal niet op. 1
Maak je eigen dialoog!
Spelen met emotie in tekst 2 spelers 1. 2. 3. 4.
Klik op de vakjes en maak je eigen dialoog * Kies twee emoties uit, voor iedere speler een andere emotie: bang, boos, blij, bedroefd. Spreek af wie welke zin zegt (groen of rood) Speel de dialoog in de gekozen emotie. Probeer de emotie op te bouwen van klein naar groot. Speel de eerste zin een beetje bang (of blij, boos...) en speel de laatste zin heel erg bang (of blij, boos...)
Er staat een paard in de gang.
Dat meen je niet.
Opa is dood.
Waarom?
Ik heb straf. Ik vertrek.
De w.c. zit verstopt.
Ik kon het Dat snap ik. zelf ook niet geloven.
Wat doen we nu?
Die dingen gebeuren. Wat een onzin! Het zat eraan te komen. Wat? Dit is moeilijk.
Ik wil het niet Ben je nu weten. boos? Weet je het Geloof je me zeker? niet? Ik wil het Ik kan er niks niet. aan doen.
En nu?
Ik geloof je niet.
We moeten het accepteren.
Voor mij is dit ook niet leuk.
Tekst: Ilse Schaminee * Je kunt allerlei combinaties maken (diagonaal, kriskras door elkaar). Zorg er alleen wel voor dat een rode en een groene zin elkaar afwisselen en lees de dialoog altijd van links naar rechts. Tip! Acteren is niet alleen het oplezen van een tekst. Je lichaamshouding, hoe je beweegt en de toon van je stem geven pas echt aan wat je probeert te vertellen. Het publiek moet geloven in wat je speelt. Wanneer je een dialoog speelt, moet in zowel je lijf als je stem de emotie zichtbaar worden. Kijk maar eens goed om je heen: vrolijke mensen lopen vaak rechtop, terwijl verdrietige mensen meestal hun schouders laten hangen. Een bange knecht praat anders dan een boze koning. Tip! Wanneer je gaat acteren is het belangrijk dat je leert spelen met emoties. Gevoelens moeten echt overkomen op toneel, want pas dan gelooft het publiek in wat je speelt. Soms kan het helpen om iets van jezelf te laten zien. Als je boos speelt, kun je denken aan een moment dat je zelf boos was. Dat betekent dat je je inleeft. Natuurlijk moet je nooit echt boos worden, je leent als het ware even een boos gevoel, en zodra de scène of het toneelstuk is afgelopen, geef je het weer terug. 2
Vaste tekst, andere houding!
Spelen met mise-en-scène in tekst 2 spelers, publiek 1. 2. 3. 4. 5.
6. 7.
Lees de dialoog een paar keer door, net zo lang tot je de tekst uit je hoofd kent. Spreek af wie A en wie B speelt. Kies een foto van de muur. Kijk goed naar de foto en neem de houding zo precies mogelijk over. Het publiek aan de kant kan kijken of het klopt. Pas waar nodig de houding nog iets aan. Als het publiek vindt dat jullie de houding precies hebben overgenomen, dan roept iemand aan de kant: ‘Start.’ Vanuit de houding waarin jullie nu staan begin je met het spelen van de tekst. Laat het publiek het volgende bedenken: - Waar gaat de tekst over? - Wie spelen de tekst? - Wat is er precies aan de hand? - Waar speelt de scène zich af? Speel de scène nogmaals, nu met de aanwijzingen van het publiek. Kies een andere foto uit en speel de scène opnieuw. Beantwoord de vragen nogmaals. Wat is het verschil met de vorige scène
A: Ik ben jarig! B: Wat zeg je? A: Luister je niet? B: Ik kan je niet zo goed verstaan. A: Dat is vervelend. B: Wil je het herhalen? A: Nee, laat maar. B: Is er iets? A: Ja, ik ben jarig. B: Waar zijn de ballonnen dan? A: Die zijn er niet. Tekst: Ilse Schaminee Tip! Wanneer je dezelfde tekst vanuit een andere houding speelt, zal de betekenis anders worden. De tekst krijgt een andere ‘lading’. Het maakt uit of je begint vanuit een innige omhelzing of vanuit een heftige vechtpartij. Als acteur moet je een tekst op verschillende manieren kunnen spelen. Dezelfde zin moet zowel in een omhelzing als tijdens een vechtpartij ‘waar’ overkomen. Het publiek moet geloven wat je speelt! Tip! Luister goed naar wat de ander zegt of doet. Als je helemaal in je rol zit, gaat dat vaak vanzelf. Acteren is een spel van actie en reactie. Je reageert op iets wat iemand anders zegt of doet. Soms is dat een snelle reactie: je springt op of loopt weg; maar soms moet je het eerst even verwerken: je draait je hoofd weg of staart naar de grond.
3
2. Regisseur Film
Regisseur Josee Hussaarts legt uit wat haar vak inhoudt en geeft antwoord op de volgende vragen: - Wat is regisseren? - Wat is leuk aan regisseren? - Wat is moeilijk aan regisseren? - Welke tips zou je mee willen geven aan een beginnende regisseur?
De gebeurtenis wordt bepaald, de regisseur vult in! Hoe een regisseur iets duidelijk maakt aan het publiek 1 regisseur, 2 of meer spelers, publiek 1. 2.
3.
Klik op de post-it. Er verschijnt een briefje met daarop een gebeurtenis. Maak deze gebeurtenis duidelijk zonder dat je deze letterlijk door je acteurs laat benoemen. Dit doe je door je acteurs heldere aanwijzingen te geven. - Vertel de acteurs hoe ze moeten gaan staan: armen over elkaar, rechtop, neus in de lucht, hand in hand, staan, zitten, liggen... - Vertel de acteurs hoe ze moeten kijken: boos, bang, blij verdrietig... - Vertel de acteurs wat ze tegen elkaar moeten zeggen: bedenk voor iedere acteur één zin die bij de gebeurtenis past. Gebeurtenissen: - bruiloft - begrafenis - verjaardag - bankoverval - file - storm - schoolreisje - boswandeling.
Tip! Een regisseur moet proberen de ideeën die in zijn hoofd zitten over te brengen aan zijn acteurs. Geef je acteurs daarom duidelijke aanwijzingen. Leg heel precies uit wat je bedoelt. Je kunt bijvoorbeeld op wel honderd manieren boos kijken. Al die manieren zeggen net even iets anders en jij weet vast welke manier het beste past bij jouw gebeurtenis. Soms kan het ook helpen om zelf voor te doen wat je precies bedoelt! Tip! Verklap de gebeurtenis niet aan je publiek. Zo weet je of je publiek echt kan zien om welke gebeurtenis het gaat. Komen ze er niet uit? Vertel je publiek de gebeurtenis en probeer samen te zoeken naar hoe je het wel duidelijk kunt maken.
4
Kies een muziekje en open de deur! Over de werking van muziek in theater 1 speler, 1 regisseur, publiek
Muziektheatergezelschap Het Filiaal maakte een filmpje over de werking van muziek in theater. Klik op het icoontje en bekijk het filmpje. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Je hebt net het filmpje bekeken. Nu ga je zelf ontdekken hoe muziek kan werken in theater. Kies een emotie uit: bang, boos, blij, bedroefd. Kies een muziekje dat bij de emotie past en een muziekje dat juist niet bij de emotie past. Kies een acteur uit en vraag hem binnen te komen in de emotie die je hebt gekozen. Oefen eerst zonder muziek. Geef duidelijke aanwijzingen. Vraag de acteur nog eens binnen te komen in deze emotie en zet het muziekje op dat bij de emotie past. Vraag de acteur nog eens binnen te komen in deze emotie, maar zet nu het muziekje op dat juist niet bij de emotie past. Vertel je publiek wat jouw antwoord is op de volgende vragen. Je mag het publiek daarbij gerust om hulp vragen! - Wat was het verschil tussen de eerste en tweede keer binnenkomen? - Wat deed de muziek met het spel van de acteur? - Heb je nu een idee hoe je als regisseur muziek kunt gebruiken?
Tip! Geef de acteur aanwijzingen wanneer hij de eerste keer de deur opent. Je wilt zien in welke emotie hij de deur opent. Als iemand boos is, opent hij een deur anders dan wanneer hij verdrietig is. Als de acteur dit moeilijk vindt, kun je hem helpen door een reden te bedenken waarom hij boos binnenkomt. Tip! Laat de acteur de emotie overdreven groot spelen, dan kun je veel beter zien wat voor invloed de muziek heeft op het spel.
5
3. Schrijver Film
Schrijver Erik-Ward Geerlings legt uit wat zijn vak inhoudt en geeft antwoord op de volgende vragen: - Wat doet een toneelschrijver? - Wat is het verschil tussen het schrijven van een boek en het schrijven van een toneelstuk? - Wat is leuk aan toneelschrijven? - Wat is moeilijk aan toneelschrijven? - Welke tips zou je mee willen geven aan een beginnende toneelschrijver?
Blijf schrijven, blijf verzinnen! Associatief schrijven 1 schrijver, 2 spelers 1. 2. 3. 4.
Klik op de deur. Er verschijnen twee zinnen en een attribuut. Schrijf een dialoog: een gesprek tussen twee personen. De eerste zin is de beginzin, de tweede zin wordt de eindzin van de dialoog. Het attribuut moet ergens in je tekst worden genoemd; je mag zelf verzinnen hoe je dat doet. Je dialoog moet uit minimaal 10 zinnen bestaan. Als je wilt, mag je de dialoog natuurlijk ook langer maken! Kies twee acteurs uit en laat ze de tekst spelen. Luister goed: misschien wil je wat veranderen, waardoor de tekst nog beter wordt. Of kies een regisseur en een vormgever uit en maak er een complete scène van!
Tip! Tussen wie vindt het gesprek plaats: een moeder en kind, agent en burger, arts en patiënt... wat is er aan de hand: een ruzie, een bosbrand, een knallende verliefdheid... en waar speelt de scène zich af: in een bos, in de huiskamer, op het dak van een flatgebouw... Door wie, wat en waar te verzinnen kun je je beter voorstellen wat de situatie is en dat maakt het schrijven van een dialoog alleen maar makkelijker! Tip! Gebruik korte zinnen. Dat speelt prettiger!
6
BEGINZINNEN ‘WAAROM HEB JE NU ALTIJD ZO’N ONTZETTENDE HEKEL AAN GROENTE?’ ‘WAAR KAN IK ZO SNEL MOGELIJK EEN DOKTER VINDEN?’ ‘MIJN MOEDER ZEGT DAT IK KLEIN BEN VOOR MIJN LEEFTIJD.’
EINDZINNEN ‘KIES DAN MAAR ZELF.’
ATTRIBUUT TAART
‘DIERENBEUL!’
HOND
‘JE BENT MIJN GROTE VOORBEELD.’
LADDER
‘HOOR JE DAT?’
‘HOU DIE DEUR VOOR ALTIJD DICHT.’
BIJL
‘JONGENS ZIJN BEST AARDIG HOOR, DAAR NIET VAN, MAAR IK VIND ZE ALTIJD ZO BRUTAAL.’ ‘IK VOEL ME GEWOON NIET ZO LEKKER VANDAAG.’
‘DIE PLEISTER STAAT JE GOED!’
SCHAAR
‘IK VREES DAT WE AFSCHEID VAN HEM MOETEN NEMEN.’
ROOS
‘WAAROM HEB JE GEHUILD?’ ‘LAG ER INEENS EEN BRIEF OP DE DEURMAT, VOOR DE ALLERLIEFSTE...VAN DE WERELD, IK BEGREEP ER NIKS VAN.’ ‘ZE ZAG ER NIET UIT, HAAR DOOR DE WAR, 1 SCHOEN AAN HAAR VOETEN, TAND UIT HAAR MOND.’ ‘WAAR BLIJFT ZE?’
‘HET IS MIJN TAS.’ ‘GAAT JE NIKS AAN.’
ZAKDOEKJES RING
‘IK WEET HET EIGENLIJK NIET MEER.’
BILJET
‘ZIE JE WEL, JE BENT ECHT STOM.’ ‘GRAAG GEDAAN.’
FIETS
‘AGENT, MIJN TAS IS GESTOLEN.’ ‘WEET WEL WAAR JE AAN ‘IK GA MAAR SNEL.’ BEGINT, IK BEN HEEL STERK.’ ‘GEEF HIER, DAT IS NIET VAN ‘PRETTIGE DAG NOG JOU, DAT IS VAN MIJ, JE WEET VERDER.’ HET BEST, GEEF TERUG, GEEF TERUG, ZEG IK JE.’ ‘IK HEB NOG NOOIT ZO HARD ‘OMDAT IK NU EVEN EEN OM IEMAND MOETEN BOTERHAM AAN HET LACHEN.’ ETEN BEN.’ ‘BLOED, OVERAL BLOED, OP ‘IS DIT EEN GRAP?’ DE MUREN, DE RAMEN, ZELFS OP MIJN JAS, ALLES WAS ROOD.’
BRIL TOUW BAL
FOTOTOESTEL
ZAAG
7
4. Vormgever Film Vormgever Myriam van Gught legt uit wat haar vak inhoudt en geeft antwoord op de volgende vragen:
-‐ Wat doet een vormgever? - Wat is moeilijk aan het vak van vormgever? - Wat is leuk aan het vak van vormgever? - Welke tips zou je mee willen geven aan een beginnende vormgever?
Er is een probleem, verzin jij de oplossing? Theatraal denken 1 of meer vormgevers Theaterstukken worden meestal gespeeld in een theaterzaal. De vloer is zwart, de muren zijn zwart, het plafond is zwart en zelfs de gordijnen (ja, je raadt het al) zijn zwart. Waarom eigenlijk? Zo’n zwarte ruimte kan nog van alles worden: elke wereld of ruimte die jij bedenkt: een bos, een schoolplein, de hemel... Maar zolang ze zwart is, is ze nog niets en doet ze nergens aan denken (behalve aan de kleur zwart). Het is de taak van de vormgever om bedachte wereld(en) de theaterzaal binnen te halen. In sommige gevallen lijkt dat haast onmogelijk. Toch kan het wel. In deze opdracht verzin je zelf oplossingen voor onmogelijke scènes. Maar voordat je daarmee aan de slag gaat is het handig om een aantal voorbeelden te bekijken: hoe hebben de echte vormgevers dat gedaan? 1.
Bekijk onderstaande fragmenten.
- Van Engelenburg, ‘Achtste groepers huilen niet’ Probleem: de voorstelling gaat over groep 8. Er zijn helaas maar twee acteurs. Hoe heeft de vormgever dit opgelost?
- Het Paard dat Vliegt, ‘Ai lof joe’ Probleem: een acteur zit op een fiets. Het moet waaien. Helaas is er geen wind. Hoe heeft de vormgever dit opgelost?
2.
Kies een probleem uit en bedenk een oplossing. - Hoe laat je het regenen op toneel? - Hoe laat je iemand verdrinken? - Hoe laat je het stormen? - Hoe laat je zien dat er oorlog is?
Tip! Een decor is vaak veel leuker als het niet al te realistisch is. Een stoel kan een stoel zijn, maar in het theater kunnen vijf op elkaar gestapelde stoelen een flat worden. Laat het publiek de wereld zelf een beetje in hun hoofd afmaken, dat maakt het juist interessanter. Tip! Schrijf op een briefje allerlei woorden die in je opkomen bij het probleem dat je hebt gekozen: dat heet ‘brainstormen’. Door te brainstormen verruim je je kijk en doe je ideeën op. 8