(Be)staan op eigen grond Landbouw en pastoraat
(Be)staan op eigen grond, landbouw en pastoraat is een uitgave van de Protestantse Kerk in Nederland in de serie Handreikingen voor het Pastoraat Protestants Landelijk Dienstencentrum Postbus 8504, 3503 RM Utrecht tel. (030) 880 1880 Meer informatie over de handreikingen op www.pkn.nl/pastoraat > handreikingen.
2
Inhoud Voorwoord – Ploni Robbers-van Berkel 1. Ricky Schut – Duurzaamheid in het geding
3 6
2. Ria Bouwhuis – Probleemgebieden en signalen
14
3. Anne Kooi – Pastoraat als samenspraak
22
4. Peter Geene – De driehoek pastoraat – diaconaat – liturgie
30
5. Peter Osendarp – Boer en Bijbel
39
bijlage Het Landelijk Bureau DISK
48
Voorwoord
In de handreiking voor het pastoraat ‘(Be)staan op eigen grond’ wordt ingegaan op de zorgen en problemen die mensen die bestaan van de landen tuinbouw ondervinden. Door een nationaal, Europees en wereldwijd beleid beweegt de sociaaleconomische positie van veel boeren en tuinders zich de laatste decennia in een neerwaartse spiraal. Recent onderzoek laat zien dat 44% van de boeren- en tuindersgezinnen een inkomen heeft onder het bestaansminimum. Deze verslechtering van de inkomenspositie heeft gevolgen voor de economische en sociale duurzaamheid. Een boer die langdurig van een laag inkomen moet leven, heeft nauwelijks mogelijkheden om aan duur-zame ontwikkelingen mee te werken. Boeren en tuinders voelen zich steeds vaker slachtoffer van overheidsbeleid dat zich steeds meer richt op grootschaligheid en specialisatie. Kleine en middelgrote bedrijven staan steeds meer onder druk. Naast deze ontwikkelingen zijn er ook nog zorgen over voedselveiligheid en besmettelijke dierziekten. Op het moment van persklaar maken van deze handreiking is met name dit laatste weer actueel: Nederland lijkt niet te kunnen ontsnappen aan de vogelgriep die elders in Europa al werd vastgesteld. Ook van deze ontwikkelingen dragen boeren de gevolgen: financieel én mentaal. Wie met mensen in de land- en tuinbouw in contact wil komen, doet er goed aan kennis te nemen van de ontwikkelingen die in de eerste hoofdstukken beschreven worden. Het is ook goed om te weten wat de cultuur in de wereld van de land- en tuinbouw is; mogelijk verschilt deze nog eens per regio. Hoe gaan mensen om met deze ontwikkelingen, hoe reageren zij. Uiten zij zich daarover wel? Zelf herkennen zij zich vaak niet in de typerin-gen die buitenstaanders van hen geven. Wie vanuit kerk en pastoraat vertrouwen wil opbouwen, en wie wil laten merken dat er aandacht voor en betrokkenheid bij hun situatie is, doet er goed aan met dit alles rekening te houden. Er is een sterke emotionele verbondenheid met de eigen boerderij, met de eigen
grond, met de voorouders en de komende generatie. De boerderij, de grond, is immers al generaties lang in de familie. Zal het bedrijf voortgezet kunnen worden, zodat ook een volgende generatie hier een bestaan kan opbouwen? Pastoraat aan mensen in deze situatie is pastoraat aan mensen die leven met een sterke loyaliteit aan de familie en aan de grond waarop men leeft en staat. Het komt er op aan nabij te zijn, wanneer niet meer kan worden voldaan aan ‘vanzelfsprekende’ verwachtingen en ontwikkelingen, en om een veilige ruimte voor gesprek te bieden over bewuste keuzes: vóór of tegen bepaalde aspecten in die vanzelfsprekendheden. De beschreven zorgen om de landbouw waren onderwerp van gesprek toen in november 2005 de Generale Synode van de Protestantse Kerk in Nederland de nota ‘Zorgen om de landbouw’ besprak, samen met de nota, ‘Accra’s appel’. Beide nota’s roepen op tot herbezinning ten aanzien van onze verantwoordelijkheid inzake het rentmeesterschap en de ecologische en sociale duurzaamheid. Besloten werd onder andere: ‘Kerkenraden, predikanten en kerkelijk werkers op te roepen om nadrukkelijk oog en oor te hebben voor de sociale problemen die boeren, tuinders en andere werkers in de agrarische sector kunnen ondervinden.’ En: ‘De leden van de kerk te wijzen op hun verantwoordelijkheid als consument en hen op te roepen tot een christelijke levensstijl, waarin de zorg voor de aarde en de ander richtinggevend is en kerkenraden, predikanten en kerkelijk werkers op te roepen om in prediking en toerusting aandacht te schenken aan deze problematiek.’ Deze handreiking wil bijdragen aan deze toerusting en bewustwording van wat mensen in de agrarische sector aan zorgen en problemen ondervinden. Wat staat hen in de weg om te kunnen meewerken aan economische en sociale duurzaamheid? Het is een bundeling van artikelen van verschillende auteurs. Zij leven in de wereld van de landbouw zelf, en zijn nauw betrokken
als hulpverlener of vanuit het pastoraat van de kerken. Zij zijn afkomstig uit de Protestantse Kerk in Nederland en uit de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland. Voor de laatste is het landelijk bureau DISK 1 mede-uitgever van deze handreiking. Informatie over wat deze kerk en het landelijk bureau DISK op dit terrein doen vindt u in de bijlagen. De Protestantse Kerk in Nederland hoopt dat deze handreiking zal bijdragen aan zichtbare betrokkenheid bij mensen in de land- en tuinbouw. Maart 2006 Ploni Robbers – van Berkel Geesje Werkman
1
Dienst in de Industriële Samenleving vanwege de Kerken.
Uitnodiging Je kunt opgesloten blijven in jezelf Je kunt denken alles alleen te moeten uitknobbelen Je kunt je binnendeur ook op een kier zetten Je kunt je Aan iemand toevertrouwen zonder jezelf uit te leveren Je kunt ingaan op de uitnodiging Maar niemand kan je dwingen; het blijft jouw keuze
Marinus van den Berg (ingekorte versie)
1. Duurzaamheid in het geding
door Ricky Schut Inleiding De toekomst van de land- en tuinbouw staat onder druk. Over een langere periode genomen krijgen boeren en tuinders steeds minder te besteden. De bedrijven hebben in 2004 opnieuw veel minder verdiend. In 2005 was er sprake van een vrij licht inkomensherstel. Het gezinsinkomen op het gemiddelde land- en tuinbouwbedrijf ligt al vijftien jaar lang op hetzelfde niveau. Boerengezinnen hebben een heel bescheiden inkomensniveau, met de realiteit van kostenverhoging gaat het inkomen er per saldo op achterUit.2 Door een nationaal, Europees en wereldwijd landbouwbeleid beweegt de economisch-sociale positie van veel boeren en tuinders zich de laatste decennia in een neerwaartse spiraal. De economische en sociale duurzaamheid van het boerenbestaan is daardoor in het geding. Voldoende inkomen voor boeren is nauw verbonden met behoud van milieu, natuur en cultuur op het platteland. Een boer die langdurig van een laag inkomen moet leven, heeft nauwelijks mogelijkheden om aan duurzame ontwikke-lingen mee te werken. Ontwikkelingen Al tientallen jaren hoeven we ons in Nederland en Europa niet echt zorgen te maken over de voedselvoorziening als eerste basisbehoefte. Boeren en tuinders produceren meer dan genoeg. Meer dan de helft van de nationale productie wordt geëxporteerd, waarvan het meeste in Europa blijft. Er zijn echter zorgen om voedselveiligheid en gezondheid. Dat heeft te maken met voedselschandalen en besmettelijke dierziektes. Ten onrechte worden boeren hierop aangesproken en zij dragen vaak de gevolgen. Ook de overproductie en dumping van voedsel in ontwikkelingslanden maken dat 2
LEI-rapport 1.05.03: Actuele ontwikkeling van bedrijfsresultaten en inkomens in 2005.
de boer zich schuldig voelt. De tragiek is dat de land- en tuinbouw in Nederland veel materiële welvaart heeft gebracht. Ons land is het derde exportland van landbouwproducten van de wereld. Maar het blijkt niet mogelijk om de eigen boerenbevolking toekomstperspectief te bieden op voldoende inkomen en behoud van de gezinslandbouw. Internationalisering Een achterliggende oorzaak van de slechte inkomenssituatie van een aantal boeren is de toegenomen internationalisering. Op de wereldmarkt woedt een harde prijzenslag. Nederlandse boeren houden zich moeilijk staande in deze concurrentieslag. Ten eerste vanwege de Nederlandse en Europese kwaliteitseisen aan hun producten. Ten tweede omdat een Nederlandse boer een hoger loon nodig heeft dan collega’s in ontwikkelingslanden. Het gevolg is wel dat bedrijven steeds meer onder druk van banken (wereldwijd door IMF en Wereldbank) en overheid gestimuleerd worden om zich te ontwikkelen, hun productie te intensiveren en vreemd kapitaal te lenen. Het landbouwbeleid heeft zodoende geleid tot schaalvergroting, specialisatie, economische groei en (over)productie. Dit leidt weer tot lage prijzen en zo is de cirkel weer rond. Europa Het EU-beleid staat eveneens onder druk van ontwikkelingen richting de vrije wereldmarkt en daardoor verlaging van prijzen. Tegelijkertijd werkt de strenge Europese wet- en regelgeving rondom voedselkwaliteit, dierenwelzijn en milieu kostprijsverhogend. De concurrentiepositie van Europese boeren is daardoor slecht. De voortgaande liberalisering en vermindering van de inkomensbescherming van de landbouw zal nog meer armoede brengen in de boerenstand. Vooral kleine- en middenbedrijven zijn de dupe. Belastingvoordelen worden vaak alleen toegekend aan grote bedrijven die winst maken. Nieuwe ingrijpende hervormingen in de landbouwpolitiek van
de Europese Unie ondersteunen dit beleid. De Europese landbouwministers hebben in de zomer 2003 gekozen voor de Fischler-hervormingen.3 Dat betekent in grote lijnen dat bedrijven in plaats van prijsondersteuning een inkomenstoeslag krijgen per bedrijf en daarnaast toeslagrechten. De toeslagen worden gekoppeld aan de jaren 2000, 2001 en 2002. Tevens komt er versterking van het plattelandsbeleid en worden strenge eisen gesteld aan productiemethoden en maatschappelijke aspecten die gericht zijn op mens, milieu, dier en plant. De vraag is of de inkomenstoeslagen de kostprijs zullen dekken. In het verleden bracht de Europese Unie nog zekerheid voor de boerenbedrijven. Tegenwoordig is het tegenovergestelde het geval. Meer spelregels en minder inkomensbescherming maken het, vooral de kleine boeren, erg moeilijk om het bedrijf op een goede manier voort te zetten. De toekomst zit bovendien vol onzekere factoren. Het Europese beleid is nog steeds in beweging en ook de toetreding van andere EU-landen zal invloed hebben. Lage-inkomensproblematiek in de land- en tuinbouw Recent onderzoek in 2005 van het Landbouw Economisch Instituut4 wijst uit dat 44% van de boeren- en tuindersgezinnen in Nederland een inkomen onder het bestaansminimum heeft. Met neveninkomsten of een baan buitenshuis heeft nog 29% een inkomen onder de armoedegrens. Een aantal tijdelijke oorzaken van de slechte ontwikkeling van de inkomens zijn te verklaren, zoals kostenverhoging, stijging opbrengst oogst, prijsschommelingen enz. Belangrijker is de werkelijke en structurele oorzaken van daling van inkomens op te sporen en aan te pakken. De Werkgroep Landbouw & Armoede heeft in haar reactie 5 op het LEIonderzoek benadrukt dat de daling van de inkomens een belangrijk signaal 3
Fischler was voorheen Europees landbouwcommissaris. LEI-Agrimonitor, juli 2005: Lage-inkomensproblematiek in de land- en tuinbouw. 5 Reactie WLA op Agri-monitor juli 2005: Visie en solidariteit in landbouwbeleid. noodzakelijk (www.landbouwenarmoede.nl) 4
is aan de overheid en samenleving en dat een beter landbouw- en plattelandsbeleid nodig is. Dat betekent dat de ontwikkeling van een aantal bedrijven naar grootschaligheid en specialisatie niet zonder meer als een economische wetmatigheid gezien kan worden Dat 44% van de agrarische bedrijven geen modaal gezinsinkomen kan opbrengen en niet kostendekkend kan werken, heeft enorm schadelijke gevolgen voor mens, bedrijf en platteland. Een deel van de agrarische bevolking kan ingedeeld worden bij de werkende armen. Zij werken vaak 40 uur of meer per week, maar verdienen een inkomen waarmee ze onder de armoedegrens belanden. De gezinnen van deze boeren komen in een gevaarlijke zone. Zij teren in op bedrijfsreserves en eigen vermogen, raken in onzekerheid en voelen zich sociaal uitgesloten. Gevolg is dat overnames van bedrijven stagneren, en vernieuwingen, aanpassingen, renovatie en onderhoud kunnen niet meer worden uitgevoerd. Veel jonge boeren en tuinders kunnen het bedrijf niet meer overnemen vanwege de slechte vooruitzichten, hoge grond- en quotumprijzen en schaalvergroting. Hierdoor komen verhoudingen tussen de oudere en jonge generatie onder druk te staan. Bedrijfsbeëindigingen volgen. Sociale zekerheid en andere financiële voorzieningen Veel gezinnen zijn genoodzaakt om bij tijdelijke financiële problemen ondersteuning aan te vragen bij de sociale dienst van de gemeente. Er zijn mogelijkheden om in aanmerking te komen voor Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz). Oudere of arbeidsongeschikte zelfstandigen kunnen gebruik maken van de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz). In 2004 is de Wet Arbeidsongeschiktheid Zelfstandigen afgeschaft en hiermee ook de Zwangerschaps- en bevallingsverlofregeling. Zij moeten zichzelf verzekeren tegen zeer hoge premies. Gevolg is dat veel boeren en boerinnen niet meer verzekerd zijn tegen deze risico’s. De Wet Werk en Inkomen (WWI) en de Wet Inkomen uit Arbeid (WIA) zal de
komende tijd voor zelfstandigen worden aangepast, hopelijk niet ten nadele van hun positie. Mogelijkheden bij financiering als borgstellingsfonds bij leningen en extra ondersteunende maatregelen voor jonge boeren blijven noodzakelijk. Een belemmering in deze is dat bij uitvoering van wet- en regelgeving en subsidies de kosten van begeleiding van voorlichting en administratie vaak erg hoog zijn. Steeds minder boeren De slechte inkomenspositie heeft gevolgen voor het voortbestaan van het boerenbedrijf in Nederland. Het aantal bedrijven is in 2004 gedaald met 2%. Per dag stopten er 4,6 agrarische bedrijven. Dat heeft te maken met de onverkoopbaarheid van bedrijven en moeilijke overname. Vanaf 1994-2002 was de afname van bedrijven in Nederland 3402 per jaar, dat betekent dat er per dag 9,3 bedrijven sluiten. In 1990 waren er 124.900 agrarische bedrijven, dit is sterk afgenomen tot 81.850 in 2005. Mede door de matige resultaten zet de daling zich in 2005 voort, met ongeveer 2,5%.6 Sociale duurzaamheid Boerengezinnen zitten gevangen tussen de krachten van de vrije wereldmarkt, de besluiten van de nationale overheid en politiek, de Europese eenwording en hervormingspolitiek, en hun eigen grond en werkplek waar ze wonen en leven en hun inkomen moeten verdienen. Boerengezinnen voelen zich het slachtoffer van het landbouwbeleid, ze zitten in een fuik gevangen en moeten mee zwemmen met de stroom: produceren voor lage dumpprijzen, met tegelijk sombere toekomstperspectieven. Door de lage inkomens is de fysieke en psychische werkdruk bovendien hoog. Er is de laatste decennia een enorme tegenbeweging ontstaan in Nederland. Deze wordt gevormd door vakbonden en progressieve boeren- en 6
www.cbs.nl
boerinnenorganisaties. Zij hebben zich verenigd in de werkgroep Landbouw & Armoede en het Platform Aarde Boer Consument. Het gedachtengoed wordt breed ondersteund door vrouwenorganisaties, milieubeweging, antiglobaliseringsbeweging, boeren en boerinnen, consumenten en kerkelijke organisaties. Het Manifest Aarde Boer Consument (2001) richt zich op het tegengaan van de enorme afname van het aantal gezinsbedrijven. De huidige golf van bedrijfsbeëindiging leidt tot aftakeling en ontworteling van de boerenstand en heeft niets van doen met duurzame ontwikkeling. Deze ontwikkeling dient te stoppen. Een hoog ontwikkelde maatschappij mag zijn agrarische economie niet verwaarlozen, maar dient met respect om te gaan met de boerenbevolking die met zorg voedsel produceert en het platteland leefbaar houdt. De politieke aandacht dient gericht te zijn op gezinsbedrijven die boeren op menselijke maat: deze omvatten een aantal functies als werkgelegenheid en economische levensvatbaarheid op het platteland, voedselvoorziening, bescherming van de bodem, natuur en milieu, waterbeheer, behoud van biodiversiteit en behoud van cultureel erfgoed. Een brede maatschappelijke en kerkelijke steun is hierbij noodzakelijk. Familie- en gezinsbedrijven spelen een belangrijke rol in de tot-standkoming van een leefbaar platteland. Voor de sociale duurzaamheid in landelijke gemeenschappen en het op peil blijven van het voorzieningenniveau zijn deze bedrijven essentieel. Maar ook hun bijdrage aan het behoud van het cultuurlandschap en aan het natuurbeheer zijn van groot belang. Uit onderzoek van het Landbouw Economisch Instituut (LEI) blijkt dat 23% van de gezinnen met een landbouwbedrijf op of onder de armoedegrens leeft.
Het CDA wil dan ook een krachtig sociaal-economisch beleid met aandacht voor de werking van de WAZ, de IOAZ, een inkomensonafhankelijke zwangerschaps- en bevallingsuitkering, meer voorlichting als het gaat om hulpverlenende instanties (er heerst een taboesfeer in de landbouw over armoede) en een specifiek arbeidsmarkt- en scholingsbeleid voor agrariërs die hun bedrijf beëindigen. Bron: CDA – Naar een duurzame en vitale landbouwsector Commissie Veerman, blz. 14
2. Probleemgebieden en signalen
door Ria Bouwhuis Jan en Jet wonen met hun twee jonge kinderen in een bungalow bij een groot akkerbouw- en veebedrijf in een kleine plaats in Brabant. De ouders van Jan, beiden zestig jaar, wonen op de boerderij. Er is al een aantal jaren sprake van dat Jan en Jet het bedrijf zullen overnemen. Toch worden er geen concrete stappen ondernomen om dit financieel en juridisch te regelen. De emoties lopen in beide huizen hoog op. De onderlinge verhoudingen raken verstoord. In de buurt komen geruchten naar boven. Willen de ouders het bedrijf wel overdragen? Om zicht te krijgen op de problemen en signalen van boeren, tuinders en hun gezinnen, is inzicht nodig in de boerencultuur. Als je boer of boerin bent, tuinder of tuindersvrouw, dan is dat geen déél van je leven, het is héél je leven. Je kunt het niet apart zien. Het is werk, hobby, sociale contacten, gezin. Het is alles in één, met elkaar verbonden. Valt je werk weg, dan valt alles weg. Het hele levensideaal van een boeren- en tuindersgezin valt dan in duigen. Ze voelen zich mislukt, schamen zich ervoor. Bovendien gaat het vaak om bedrijven die generaties lang in de familie waren. Een norm is bijvoorbeeld dat je door hard te werken het wel zult redden als ondernemer. Als je dan niet in staat bent om aan de norm te voldoen, zal het wel aan jezelf liggen en heb je gefaald als ondernemer. Men is dan geneigd om de schuld bij zichzelf te zoeken. In het verleden werd dat soms ook bevestigd door uitspraken van bestuurders. Wie de schuld bij zichzelf zoekt, gaat niet zo snel de strijd aan met de maatschappij die de moeilijkheden veroorzaakt. Men trekt zich terug, komt in een isolement en zal zich niet zo gemakkelijk met lotgenoten verbinden. Maatschappelijke problemen worden zo geïndividualiseerd. Hulpverlening die zich richt op individuen kan daar onbedoeld aan meewerken. Het gevoel van falen kan een mechanisme vormen dat iemand weerhoudt
om actie te gaan ondernemen. Als boeren en tuinders voor elkaar de schijn ophouden dat men aan de normen beantwoordt of wanneer ze zich prima voelen met de heersende toestand, blijven ze zichzelf als een uitzondering beschouwen. Op bepaalde onderwerpen rust een taboe. Zo’n taboe is onder andere armoede. Bijna de helft van de boeren en tuinders wordt geconfronteerd met een inkomen onder het bestandsminimum. Het is vaak niet bespreekbaar. Daardoor is er veel onbegrip voor de betrokkenen en moet men steun missen. ‘Je hangt je vuile was niet buiten.’ In zo’n situatie ben je maar met één ding bezig: overleven! Toch wordt dit taboe de laatste jaren doorbroken met publicaties van de armoedeonderzoeken (LEI 1999 en WUR 2000). Er komt steeds meer aandacht voor de armoede in de land- en tuinbouw. Vandaag zijn we op bezoek bij een boerengezin waarvan de man het niet meer ziet zitten. Hij is depressief en daardoor niet meer gericht op het bedrijf. De boekhouding heeft een grote achterstand. Hij heeft ruzie met zijn buurman. Zijn vrouw en zoon van 20 voelen zich erg verantwoordelijk voor het bedrijf. De gemeente heeft laten weten dat de milieuvergunningen aangepast moeten worden. Er wordt echter te weinig verdiend om de aanpassingen te realiseren. De bank wil geen krediet meer verstrekken… De mensen in de agrarische wereld leven dicht bij de natuur. Vanuit dit gegeven voelen zij zich zeer afhankelijk van hogere machten. Ze zijn altijd afhankelijk van weersomstandigheden, ziekte en gezondheid van hun vee, gewassen en van hun eigen gezondheid. Van hieruit is vaak een sterke geloofsbeleving. Die geloofsbeleving heeft ook een ander gevolg. Men gaat uit van de gedachte dat machthebbers hun macht ontvangen hebben van een hogere macht, God. Hiertegen ga je niet in verzet. Je accepteert. Gaat het niet goed met je of met je bedrijf? Dan is dat je eigen fout of de wil
van… Dit wordt door de mensen in de agrarische wereld niet bewust beleden, maar is meer een geïnternaliseerd gegeven dat daardoor juist niet benoembaar is en waarvan men zich zelfs niet bewust is. Wel wordt hiernaar gehandeld. Bijvoorbeeld: gezagsgetrouw stemmen op de politieke partij die voor je belangen dient op te komen maar het niet doet! In de cultuur van de boeren en tuinders zit ook veel tegenstrijdigs. Trots zijn op je eigen bedrijf en je tegelijkertijd door de maatschappij in een laag aanzien geplaatst zien. De vooroordelen in het taalgebruik: ‘een domme boer’ en ‘wat de boer niet kent’… Het dialect wordt vaak niet gewaardeerd. Het leven in een schitterende landelijke omgeving is de droom van veel stedelingen. Met daarnaast de slechte financiële positie die niet naar buiten komt. Veel boerenzonen blijven ongewild alleen: 16,5 procent meer dan in andere bevolkingsgroepen. De oorzaak komt voort uit de geslotenheid van het agrarisch gezinsbedrijf. Er is een nieuwe weg gepland! De stad gaat uitbreiden! Wat betekent dat voor ons bedrijf? Dit zou een geweldige doorbraak zijn voor het boerenbedrijf van Riekie en Joop, allebei midden 50. Er is geen opvolger, maar er zijn wel heel veel schulden. Riekie was al jaren in de thuiszorg aan het werk. Het werk combineren met de werkzaamheden thuis viel haar zwaar. Jan moest noodgedwongen zijn melkquotum verkopen om de schulden weg te werken en ook de belasting eiste een deel van de opbrengst. Daarmee viel de zin van zijn bestaan weg. Hij raakte psychisch in de knoop. Er is gebrek aan vrije tijd. Bovendien zijn er stijlverschillen die het contact met de burgerbevolking bemoeilijken. De boerencultuur is geen praatcultuur. Er worden weinig worden gebruikt. Dat is een gevolg van het veel alleen moeten doen, zonder dit te verantwoorden.
‘Door alles heen is er wel degelijk aandacht voor elkaar, alleen erover praten, je emoties laten zien, woorden geven aan je gevoel is niet zo gewoon in de agrarische wereld.’ Voor de meeste mensen is werken met geld zonder geld een gegeven. Schulden maken hoort bij het ondernemen, wordt er gezegd. De één ligt wakker bij een schuld van vijftigduizend euro en de ander nog niet bij vijfhonderdduizend euro. Over het algemeen wordt rood staan bij de bank meer geaccepteerd dan vroeger. Ook hierin zijn er verschillen tussen de jongere en oudere generatie. Omdat men op het platteland in het verleden een vrij geïsoleerd bestaan leidde, was men op elkaar aangewezen voor hulp en steun. Het ‘buren’ zijn bracht een aantal rechten en verplichtingen met zich mee. Men stond elkaar bij in alle lief- en leedgebeurtenissen en ook bij oogstwerkzaamheden. Van dit ‘noaberschap’ zoals de burenhulp genoemd werd, is momenteel op het platteland weinig meer overgebleven. Door de vele bedrijfsbeëindigingen en de schaalvergroting in de land- en tuinbouw krijgen veel boerderijen een niet-agrarische bestemming en komen de bewoners niet meer of weinig in contact met de agrarische bedrijven. De overblijvende boeren ervaren het vertrek van collega-boeren vaak als een groot gemis. Inzicht in de boerencultuur in de verschillende regio’s is een noodzaak om boeren en tuinders en hun gezinnen te kunnen begrijpen in hun leefwereld en hun bestaan. Het is nodig om signalen op te pakken en te vertalen naar het bieden van hulp en steun. Toen zijn moeder overleed veranderde het leven van de vrijgezel Tom , altijd druk met de koeien en de paarden. Tijd om goed te eten en voldoende te slapen nam hij niet. Het huis verzorgen deed hij ook niet meer. De rekeningen werden niet langer op tijd betaald, de contacten met de familie en de buurt stonden op een laag pitje. Toen stond op een dag de deurwaarder op de stoep. Gas en water werden afgesloten. Tom kreeg het advies van de bank om zijn vee en paarden te verkopen. Dat wilde hij niet, dan was hij geen boer mee. En hij was nog geen 65.
Wie als maatschappelijk werker in de thuiszorg actief is, met als aandachtsveld de agrarische bevolking, hoort veel ervaringsverhalen en maakt van alles mee. De problemen hangen voor een gedeelte samen met maatschappelijke ontwikkelingen en politieke beslissingen. Voor een ander deel gaat het om problemen in de opvoeding, de familie, relaties, echtscheiding en eenzaamheid. Er is vaak een combinatie met financiële problemen. Wat kan er zoal aan de hand zijn? Problemen in de maatschap of het samenwerkingsverband man/vrouw of ouder/kind of met andere partners in het bedrijf. 2. De bedrijfsopvolging komt niet of moeilijk op gang of stagneert. 3. Het inleveren van autonomie van ouders bij bedrijfsopvolging. 4. Problemen in de families wanneer meerdere generaties onder één dak of op één erf wonen of dicht bij elkaar in de buurt. 5. Problemen met familie, broers/zussen die afstand deden van hun erfrecht of genoegen namen met een legitiem kindsdeel om de opvolging veilig te stellen. 6. De positie van de agrarische vrouw, al of niet meewerkend in het bedrijf of een baan buiten het bedrijf. 7. Bedrijfsbeëindiging, gedwongen door ziekte, financiële problemen of faillissement of door het ontbreken van een opvolger m/v. 8. Problemen door mismanagement in coöperaties en bedrijven waardoor boeren en tuinders financieel de dupe worden. 9. Problemen met de regelgeving van de overheid, zoals ecologische richtlijnen, landinrichting en ruilverkaveling, productierechten, toeslagrechten en de reconstructiewetgeving. 10. Dierziekten, zoals de psychosociale gevolgen van de varkenspest (1997), de MKZ (2001) en de vogelpest (2003). 11. Gezondheidsproblemen en de psychiatrische problematiek bij boer/ boerin, tuinder/ tuindersvrouw en hun kinderen. 1.
12. Problemen in de communicatie intern en/of extern. Tiny was heel gelukkig toen ze tien jaar geleden trouwde met haar grote liefde Frans. Ze kregen vrij snel daarna twee kinderen. Er was veel contact met de ouders van Frans die in het voorste gedeelte van de verbouwde boerderij woonden. Bijna elke dag dronken ze koffie bij elkaar. Het gesprek ging niet alleen over de bedrijfsvoering, maar ook over de opvoeding van de kinderen. Tiny werd er fijntjes op gewezen wat zij allemaal niet goed deed in de opvoeding van de kinderen. Zij ondervond in de gesprekken geen steun van Frans. Dit leidde later dan weer tot heftige ruzies. De spanningen liepen zo hoog op, dat het moment waarop ze weg wilde steeds dichterbij kwam. Gelukkig was er een luisterend oor. Ze kwam in contact met de dominee. Die kon haar na elke gesprek verwijzen naar het maatschappelijk werk. Na vele gesprekken met Frans en met de ouders werden er oplossingen gevonden hoe ze in de toekomst met elkaar zouden omgaan. Het privéleven van boeren en tuinders hangt sterk samen met het wel en wee van hun bedrijf. Tegenslagen hebben hun weerslag op het gezinsleven. Gaat het niet goed in het gezin, dan heeft dat directe gevolgen voor het bedrijf. Bij ziekte van boer of boerin moet toch het vee worden verzorgd. Over het algemeen kun je zeggen dat de agrarische bevolking laat en soms te laat aan de bel trekt bij de hulp- en dienstverlening. Boeren en tuinders vinden veelal dat ze zélf hun problemen moeten kunnen oplossen. Voor problemen in de bedrijfsvoering kennen ze de weg: ze raadplegen deskundigen om tot afgewogen keuzes te komen. Maar als het om psychosociale problemen gaat, blijkt het allemaal veel moeilijker te liggen. De hulpverlening is georganiseerd op basis van vrijwilligheid. Wanneer je daarvoor niet gemotiveerd bent of de hulpverlening geen toestemming geeft om contact op te nemen, dan vindt er geen hulpverlening plaats. Maar wanneer je getraumatiseerd bent en ook nog in een depressie raakt, ben je
niet meer in staat hulp te vragen. Je vervalt eerder in apathie dan dat je actie onderneemt. Een voorbeeld daarvan zijn de boeren na de MKZ-crisis.7 Als hulp- en dienstverlenende instantie zul je veel tijd en aandacht moeten investeren in het netwerk van boeren en tuinders en in de mensen zelf. Het opbouwen van vertrouwen en het laten merken dat je betrokken bent bij hun problematiek vraagt intensieve aandacht. Je kunt pas iets betekenen wanneer men merkt dat je er echt voor ze bent. Nadat de vrachtauto’s van het erf reden met zijn gedode koeien, brak er iets in Johan. Hij, de krachtige boer, kon zijn tranen niet meer inhouden. Zijn grootvader had de fokkerij met Rosa en Femke opgezet. Generaties fokkerij gingen nu verloren door de MKZ-crisis. Alles in één keer weg, de stallen leeg. De herinnering hoe het allemaal gegaan was bleef door zijn hoofd malen. Toen er ook nog bericht kwam over kortingen ging hij door het lint. Hij begon te drinken en werd daardoor agressief naar zijn omgeving. Zijn gezondheid werd er niet beter op. Hij kreeg psychische klachten. Dat leidde uiteindelijk tot een voortijdige bedrijfsbeëindiging. Ook al is het al weer vijf jaar geleden, hij heeft nog steeds heel veel moeite om over die tijd te praten.
7
Uit het onderzoek Veerkracht (2002) bleek 30 procent zwaar getraumatiseerd.
De presentiebenadering in het pastoraat is een benadering die veel beoefend wordt in het kerk- en buurtwerk of het pastoraat oude wijken maar kan ook in pastoraat in een andere context aan de orde komen. Deze benadering wordt gekenmerkt door er-zijn-voor-deander; alles draait om de goede en nabije relatie, om zorg, om de waardigheid van de ander, zodat de ander – hoe gek, hoe anders ook – voluit in tel is. Er zijn drie hoofdkenmerken in een dergelijke benadering. Beweging. De pastor werkt niet vanuit een bepaalde ruimte, maar gaat naar de ander toe. Ruimte. Er wordt zoveel mogelijk gewerkt met de zaken, verhalen en de sociale structuren zoals ze zich voordoen. Openheid. Doelen liggen niet tevoren vast; de presentiebeoefenaar heeft een open agenda die de ander mag invullen. Beweging: jouw basisbeweging is die naar de ander toe, waar hij/zij werkt en leeft; je bent gemakkelijk aanspreekbaar, ongehaast en je beweegt je vrijelijk in zijn/haar leefmilieu (al of niet meewerkend). Ruimte: je bent vanuit pastoraat en diaconaat aanwezig zonder voorwaarden vooraf; je geeft de ruimte. Openheid: je wilt delen in de leefwereld en dilemma’s van de betrokkene, maar de openheid moet van beide kanten komen; je sluit aan bij de levensfasen van de ander, luistert meevoelend en zoekt naar ingangen voor samenspraak om de ander verder te helpen. 8 8
Andries Baart, Een theorie van de presentie, Lemma, Utrecht, 2001.
3. Pastoraat als samenspraak
door ds. Anne Kooi Jezus zegt: ‘Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven.’ (Mat. 11:28). Een pastoraal gesprek vindt als het goed is plaats in het besef dat het onder de beschutting van deze belofte staat. Die beschutting geldt zowel voor de pastorant als voor degene die als pastor het gesprek aangaat.Het gesprek met elkaar biedt, opnieuw: als het goed is, de ruimte voor de pastorant om te praten over de moeiten en de lasten die hij of zij kent. De pastor draagt die lasten een klein stukje mee. Er zijn vaak genoeg moeiten en lasten om te bespreken met mensen die in en van de landbouw leven. De problemen in de bedrijfstak, het inkomen, de toekomst van het bedrijf zelf, het zijn allemaal dingen die mee kunnen spelen bij een pastoraal contact. Over die problemen heeft u elders in deze handreiking al meer kunnen lezen. Nu kijken we hoe dat allemaal een plaats kan krijgen in een pastorale setting. Pastoraat is altijd gericht op heel de mens. Het leven van iemand – van déze mens die als pastorant het gesprek in gaat – staat daarin centraal. De pastor helpt om het verhaal dat dit specifieke leven in al zijn aspecten recht doet, onder woorden te brengen. Daarbij wordt er tevens gezocht naar hoe deze mens zichzelf ziet in relatie tot het verhaal van God met de mensen. In het algemeen beperkt een pastoraal gesprek zich nogal eens tot zaken die het gezin en de familie betreffen. Maar juist in de landbouw speelt de sociaaleconomische context zo'n belangrijke rol dat er meestal niet los van elkaar over bedrijf en gezin gepraat kan worden. Wat ‘erachter' gebeurt speelt mee in wat er 'voor' leeft. Die verwevenheid maakt de positie van agra-
riërs als groep specifiek. De agrarische context karakteriseert de mensen vervolgens juist weer op een sterk individuele manier. Het is goed om je van meet af aan te realiseren dat er veel karakteriseringen van boeren zijn die niet voortkomen uit het beeld dat zij van zichzelf hebben. Stereotiepe beelden die agrariërs vanuit de niet-agrarische maatschappij opgelegd krijgen, waarin ze zichzelf uitdrukkelijk niet herkennen. Het is aan de ene kant terecht dat er bijzondere aandacht is voor de specifieke plek van agrariërs in het pastoraat, maar het is tegelijkertijd onzorgvuldig om in algemene termen over individuele boeren te spreken. Het nadenken over de bijzondere positie van agrariërs mag er niet toe leiden dat er over hen in sjablonen gepraat wordt! Ieder mens is uniek; en dat besef is de vooronderstelling van ieder pastoraal gesprek. Rol van de pastor Een pastorale houding krijgen, betekent in eerste instantie dat we veel achter ons laten. Als pastor kom je zonder enige agenda de leefwereld van iemand binnen. Het gaat erom dat de mogelijkheid geschapen wordt om gevoelens te uiten. Dat kan niet in een sfeer van vooropgezette doelen, maar dat kan ook niet zonder dat de pastor aangeeft open te staan voor alles wat er zoal ter sprake kan komen. Een pastor heeft leren luisteren, en dat is méér dan wat men over het algemeen denkt dat het is. Training daarin is belangrijk! Daarnaast kan het zo zijn dat het gesprek erom vraagt dat de pastorant bepaalde dingen verheldert, of dat de pastor elementen in een gesprek ordent om bijvoorbeeld keuzes duidelijk te krijgen. Soms vraagt de oprechte deelname van de pastor aan een gesprek om op een respectvolle manier met elkaar van gedachten te wisselen, en soms van gedachten te verschillen.9 Maar dat kan alleen wanneer dat het gesprek 9
Dit ontslaat een pastor niet van de taak om wanneer hij of zij evidente misstanden constateert, te kiezen voor de zwakste in de situatie. Maar dat valt buiten het kader van deze handreiking. In een dergelijke situatie is in overleg met de pastorant
zelf ondersteunt en het de pastorant helpt om – misschien op langere termijn – tot zelfstandige conclusies te komen. Familie Veel onderwerpen die in een pastoraal gesprek met agrariërs ter sprake komen zullen niet anders zijn dan in andere situaties; dan denk je inderdaad aan gezin en familie. Het gegeven dat veel boeren een gezins- of familiebedrijf hebben, zorgt ervoor dat een gesprek daarover al ingewikkelder wordt. Vaak is het bedrijf overgenomen van de ouders van de boer of de boerin. Niet zelden is er een intense verbondenheid met de boerderij, en voelen agrariërs een verantwoordelijkheid voor het bedrijf die meer te maken heeft met de plek die men in de lijn van de generaties inneemt dan met een objectieve bedrijfsvoering. Die verantwoordelijkheid is er vaak ook ten opzichte van broers en zusters die niet op de ouderlijke boerderij zijn gebleven, en naar een volgende generatie. De vraag of de kinderen wel of niet bedrijfsopvolger kunnen worden, is van belang in de gezinnen. Het is vervolgens alleen weer de vraag of de kinderen zich wel genoeg op hun eigen merites gewaardeerd voelen, wanneer die vraag hen zo nadrukkelijk boven het hoofd hangt. De in het pastoraat veel aangehaalde Hongaars-Amerikaanse psychiater Ivan Nagy10 heeft op een toegankelijke manier familieverbanden onderzocht. Zijn visie kan in een pastorale setting helpen om de (eventueel onuitgesproken) loyaliteiten van iemand met zijn (voor)ouders bespreekbaar te maken. Zo kunnen bijvoorbeeld de verwachtingen van de ouders van de pastorant, professionele hulp geboden. 10 Zijn volledige naam: Ivan Boszormenyi-Nagy, 1920 (spreek uit Nodzj). In Nederland is zijn gedachtengoed (o.a. via het aanbieden van trainingen) toegankelijk gemaakt door de Stichting Contextueel Pastoraat. De naam van dr. Hanneke Meulink-Korf is daarmee direct verbonden.
of hun waarden en normen of hun conflicten, een beslissende rol spelen in zijn of haar leven van vandaag. Verschillende elementen van die 'nalatenschap', en de manier waarop de pastorant nu zijn of haar relaties met broers en zussen en kinderen aangaat kunnen opnieuw bekeken worden. Het kan bevrijdend zijn om de aanvankelijk 'vanzelfsprekende' keuzes die iemand maakt in navolging van een familietraditie, bewuste keuzes te laten zijn vóór of tegen bepaalde aspecten daarvan. In een gesprek dat recht doet aan de visie van Nagy gebeurt dat op een manier die verhalend en dialogisch van karakter is. Het gaat om het samen onder woorden brengen van een besef van continuïteit (die op het platteland in het bijzonder een rol speelt), in het vertrouwen dat er genoeg ruimte is om voor de mensen van nu de juiste bakens naar de toekomst te verzetten. De dialogische methode van een dergelijk gesprek vraagt iets van beide gesprekspartners! De samenspraak moet immers duidelijk krijgen waar de persoonlijke keuzes liggen voor de pastorant. Bedrijf Voor agrariërs is de verwevenheid van 'voor' (het woonhuis, het gezin) en 'achter' (de stallen en landerijen) zo vanzelfsprekend dat er vaak een sterke emotionele band is met het bedrijf. Daarover geven agrariërs vaak aan een gevoel van 'bestemming' te vinden die een grote existentiële lading heeft. Vanuit het arbeidspastoraat is er de laatste jaren veel gedaan voor mensen die in de buitengebieden wonen. Daarbij was er – naast andere thema's – bijzondere aandacht voor de bedrijfsmatige kant in de leefwereld van de agrarische gezinnen. Dat heeft een aantal bijzondere inzichten opgeleverd, die bruikbaar zijn bij het pastoraat aan agrariërs. Een belangrijke manier van werken in dit pastoraat is de presentiebenadering, beschreven door Andries
Baart11. ‘Presentie’ betekent niet meer of minder dan ‘er zijn’ voor een ander. De onvoorwaardelijke aandacht voor de ander en de pretentieloosheid van de pastor die deze benadering typeert, passen goed bij een pastorale houding die nodig is in moeilijke situaties. Voor deze handreiking is een aantal bevindingen van belang. Om te beginnen zijn mensen vaak blij verrast dat er de openheid is om over het bedrijf te spreken als een gegeven in het leven, als iets waar je samen als gelovigen een gesprek over kunt hebben. Dat economie, werk en inkomen in het algemeen tot het aandachtsgebied van de kerken behoort is misschien niet zo vreemd meer, maar dat die elementen wezenlijk onderdeel kunnen zijn van een pastoraal gesprek, is een relatief nieuw inzicht. Agrariërs – of ze nu wel of niet aangeven bij een kerk te horen – spreken wel over het gevoel een levensopdracht te vervullen door te werken op de boerderij. Die opdracht kan men ervaren als 'een roeping van hogerhand'. Bijbelse beelden over schepping, rentmeesterschap, het 'bewerken en bewaren' van het land en dat ongeschonden doorgeven aan een volgende generatie, de verantwoordelijkheid voor de voedselproductie: dat alles staat vaak in het besef mee te werken aan een groter geheel; een hoger goed. Dat grotere geheel overstijgt aan de ene kant de importantie van het individuele bedrijf. Maar de zorgen om het bedrijf kunnen soms de inbedding in dat 'iets grotere' verdringen en 'dat hogere' kan aan de andere kant ook ontnuchterd zijn tot een algemeen besef maatschappelijk zinvol bezig te zijn. En dan is er gewoon de verantwoordelijkheid die iemand voelt voor zijn gezin, zijn omgeving, of het product dat hij maakt. Hoe je deze dingen kunt
11
Prof. Andries Baart is hoogleraar Praktische theologie en sociale wetenschappen aan de Katholieke Theologische Universiteit Utrecht.
duiden is een zaak van de pastorant voor zover hij dat wil benoemen als iets tussen hem of haar en God, en de pastor. Voorop staat echter dat de pastor zonder enig (voor)oordeel de agrariër tot zijn recht laat komen. Werken met de presentiebenadering betekent veel dingen (daarover straks nog iets meer), maar het betekent vooral dat je je als pastor van je eigen maatschappelijke positie bewust wordt. In kleding, in lichaamstaal, in houding, communiceren we al van alles naar elkaar zonder dat er een woord gewisseld is. Het is al heel wat als er ondanks die barrières wezenlijke dingen besproken kunnen worden. Wanneer het bedrijf in relatie tot het persoonlijke leven ter sprake komt, of ook in relatie met het geloof van de pastorant, is het niet vreemd als dat dingen zijn die iemand nog nauwelijks aan een ander heeft verteld. Dan passen daarbij in eerste instantie respect en terughoudendheid. Je moet als pastor weten wanneer je je moet láten ontvangen in een de gedachtewereld van een ander. Zorgen In de laatste jaren is er zoveel aan de hand op het terrein van de landbouw dat mensen soms echt in de zorgen zitten. Er zijn veel klachten van depressieve aard. Mensen maken zich zorgen over het inkomen, over de verantwoordelijkheid die ze voelen voor de gezinsleden, voor de dieren die ze op het bedrijf hebben. De MKZ-crisis in 2001 is als een bijzonder zwaar dieptepunt ervaren en de effecten daarvan zijn nog lang niet uitgewoed. Stress, agressie en conflicten zijn het gevolg van spanningen. Mensen bezwijken soms onder de werkdruk wanneer het met het bedrijf niet zo goed gaat. Ze zijn onzeker over de toekomst. Een bedrijfsbeëindiging kan soms zo traumatiserend zijn dat psychische hulp nodig is. Er is achterdocht en woede, die zich voornamelijk richt op de overheid. Agressie kan echter ook tot suïcidaal gedrag leiden. Er doet zich in de geestelijke volksgezondheid onder de agrarische bevolking meer dan
genoeg voor, om daar in individuele contacten alert op te zijn. Alleen: als u in uw gesprek met psychische problemen geconfronteerd wordt, is het nodig om in overleg met de pastorant gespecialiseerde hulp in te roepen. Ook wanneer het nog niet zover is: het is altijd goed om alert te zijn op tekenen die wijzen op grote zorgen. Armoede komt geregeld voor. Mensen kunnen zich gaan isoleren. Veel mensen schamen zich daarvoor. Je komt er vaak pas achter als er een vertrouwensband is. Die ontstaat bijvoorbeeld door er zo nu en dan gewoon ‘te zijn’, met oprechte aandacht. Ethiek Jezus spreekt verder in Matteüs 11: ‘Neem mijn juk op je en leer van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Dan zullen jullie werkelijk rust vinden, want mijn juk is zacht en mijn last is licht.’ ( 29-30) In een gesprek dat de grond aanraakt waarop iemand staat – soms in de dubbele betekenis – is het niet goed om te 'pastoraliseren'. Dat is ook helemaal niet nodig. In de presentiebenadering12 gaat het erom dat je als gesprekspartner helpt om dingen die iemand al bij zich draagt – soms in de vorm van een ontkenning – helder te krijgen. En dat dan op een moment dat daar om vraagt. Als je je laat rondleiden door de overwegingen die iemand maakt, zie je dat mensen een complexe wereld gebouwd hebben. Er zijn rechtvaardigingsstructuren en afweermechanismen. Een aanval zou verzet oproepen: je ziet het verweer al klaar liggen. Agrariërs krijgen veel kritiek te verduren. Je hoeft er vaak niet eens over te beginnen, het verweer tegen die verwijten ligt vóór op de tong. Er zijn allerlei maatschappelijke en ethische ingewikkelde zaken: dierenwelzijn, milieu, 12
Zie de toelichting op blz. 19.
overproductie, verdringing van andere boeren van de wereldmarkt, noem maar op. Als er ergens in Nederland een groep is die daar echt wakker van ligt, dan zijn het de agrariërs zelf. Maar zij zijn ook het meest bedreven in de tegenargumenten: de argumenten die naar buiten geuit worden. Toch blijkt dat veel agrariërs in een gesprek dat niet onder druk staat, heel goed in staat zijn hun eigen positie genuanceerd te benoemen. Dat geldt zeker voor die agrariërs die zich als modern ondernemer profileren. Dat lijkt tegen-strijdig maar is het niet. De traditionele agrariër die – in zijn gehechtheid aan 'zijn' stukje land – blind was voor de maatschappelijke ontwikkelingen rondom het bedrijf bestaat nauwelijks meer. De problemen die tegenwoordig op zijn bordje worden neergelegd zijn zo indringend dat daar in de bedrijfsvoering rekening mee gehouden moet worden. Dat is een gegeven. Maar er is meer. Wanneer er over ethiek gesproken wordt, telt de eigen mening. Wie leert om iemand nietveroordelend tegemoet te treden, geeft ruimte om hem of haar zelf tot een oordeel te laten komen. Een eventuele verandering is alleen effectief wanneer die gebaseerd is op een besluit waar iemand zelf toe gekomen is. En ook wanneer iemand besluit om niet te veranderen heeft dat in een pastorale verhouding geen gevolg. Pastoraat gaat immers over wat anders. Namelijk over het bieden van de beschutting voor een gesprek waarin iemand zijn persoonlijke verhaal kan relateren aan Gods bedoeling met ons mensen. In de hoop dat deze mens geholpen kan zijn om de heilzame (on)rust die dat teweeg brengt uiteindelijk met zichzelf in overeenstemming te brengen.
4. De driehoek pastoraat – diaconaat – liturgie
Boeren als veroorzaker en als slachtoffer in het publieke debat door Peter Geene In het publieke debat rondom land- en tuinbouw en visserij in Nederland komt de spagaat-positie van boeren buitengewoon goed tot uiting. Ondernemers, onder de verzamelnaam ‘boeren’, zijn zowel veroorzaker van algemene problemen als ook slachtoffer. De beeldvorming over de groep is buitengewoon divers. De aandacht liep in de afgelopen jaren uiteen van overdreven medelijden tot even onbegrijpelijke afkeer. Daarmee is een vreemde driehoek ontstaan van producent – burger – consument. In deze bijdrage probeer ik een analyse en een poging tot oplossing te geven. Waarom al die aandacht voor deze specifieke groep? Deze vraag wordt niet alleen in de samenleving gesteld maar ook bij boerenorganisaties onderling. De textielindustrie in Twente verdween, de mijnen in Limburg gingen dicht en bij scheepswerf de Schelde in Zeeland verdwenen 3000 banen. De globalisering veroorzaakt enorme verschuivingen in de werkgelegenheid en de land- en tuinbouw moet in die stroomversnelling toch ook mee? Belangrijkste criterium voor deze stroomversnelling wordt gevormd door de landen met lage lonen: het marktwater zoekt naar het laagste punt bij eb en naar het hoogste bij vloed. De boer voelt zich ondertussen door de Nederlandse politiek verraden en verkocht. Het verwijt aan dit neo-kapitalistische systeem: het lijkt dat mensen niet als werkkapitaal worden gezien maar als kostenpost. Menswaardigheid is daarmee in het geding. Gelukkig zijn er tegenwoordig vele managementmogelijkheden om juist die menselijkheid erin te houden en boeren niet als pure loonslaven te behandelen.
Pastorale aandacht Wat is het voornaamste probleem van dit moment? De meeste boeren hadden in hun dorp of wijk in de voorgaande generaties een belangrijke positie. Bijvoorbeeld als lid van de kerkenraad, waterschappen en politieke partijen. Dat is nu anders. Ze komen terecht in een positie van volledig afhankelijke ondernemer (door henzelf vaak beleefd als loonslaaf), met alle papieren rompslomp erbij. Dat is geen geringe overstap! Dat proces levert veel dilemma’s in de bedrijfsvoering op, maar nog meer in de persoonlijke sfeer. Daarbij is pastorale aandacht aan de orde en van levensbelang. Ook aan de niet kerkelijk betrokkenen, al is het overgrote deel van de boeren in ons land dat wel. Het sluiten van grote bedrijven is altijd gepaard gegaan met dergelijke (arbeids)pastorale aandacht. Die aandacht is nu verschoven naar de plaatselijke gemeenten. Dat is wederzijds even wennen, maar de boer en boerin staan inmiddels volop in de aandacht van de kerken. Diaconale dialoog ‘De kerken, diaconieën/caritassen zijn toch nooit voldoende op de hoogte van deze ingewikkelde landbouwpolitiek?’, verzuchtte laatst een diaken bij DISK Zeeland.13 Misschien niet allemaal, maar de deskundige dient zich zelf aan: in het gesprek met de boer zelf hoor je als kerkelijk burger hoe de vork in zijn steel zit. Diaconie in dialoog wil zeggen dat je niet alleen financiële ingang zoekt voor (nood)hulp maar ook pastorale ingang. Net als de straathoekwerkers van een doelgroep zelf horen wat er speelt op straat en daar naar gaan handelen, kan de diaken of ouderling dat doen; en wordt zo ‘erfhoekwerker’… In de driehoek van pastoraat-diaconaat-liturgie is de diaken de werkvorm van het pastoraat! Hij/zij vormt de handen van pastorale naastenliefde: geduldig, begripvol en troostend. Zonder die pastorale dimensie sta je vaak nog met 13
Zie het artikel over DISK verderop in deze handleiding.
lege handen en simpel geld geven is pastoraal gezien te mager. Samen brengen beiden de gehoorde noden voor God en een liturgisch moment, hetzij op zondag, hetzij op maandag. Dialoogmethode De subjectieve beeldvorming over boeren door burgers houdt een vreemde en onterechte tweespalt in stand: boeren klagen altijd, want het weer is niet altijd een goede partner en de regels en de broekriem zijn de laatste jaren flink aangetrokken. Dit imago kan doorbroken worden door het gesprek en de ontmoeting: met respect luisteren en kijken naar de arbeidsomstandigheden van de boer(in). Via dialoog kan begrip en respect ontstaan bij buitenstaanders (burgers). Het uitgangspunt voor deze dialoog is dat er twee partijen zijn die open staan voor veranderingen. Twee partijen zonder ogenschijnlijke overeen-komsten die echter wel van elkaar willen leren hoe ze problemen en dilemma’s oplossen. Er is bijvoorbeeld ervaring opgedaan in de dialoog tussen kerken en Shell (1998). Dit leidde er o.a. toe dat de toenmalige topman van Shell de beroemde drie P’s bedacht, die het basisprogramma gingen vormen voor Duurzaamheid in de bedrijfsethiek: profit – people - planet, nu al aangevuld met de P van principles/normen. Vertaald naar de huidige ‘landbouwproblematiek’ ontstond in Zeeland (en elders) het zogenoemde Huiskamergesprek bij de boer(in) thuis. Later werd dit uitgebreid met de Boer-in-de-buurt, als optie voor kerkelijke gemeenten om ‘s zondags koffie te gaan drinken bij de boer en zijn verhaal te horen. Dit gesprek trekt burgers aan die open staan voor ontmoeting. Boeren kunnen uitleggen hoe hun situatie op dit moment is. Dat hun klagen geen gezeur om niks is, en dat je van investeringen in machines niet meteen broodbeleg kunt kopen. Gezamenlijk belang hierbij is het produceren van veilig en gezond voedsel, dat houdt producent en consument verbonden.
Gezamenlijke vraag hierbij is hoe je verder komt dan de huidige ‘patstelling’ waarin boeren niet anders kunnen dan te stoppen met het bedrijf in plaats van hun ideaal volgen, burgers niet anders kunnen dan de laagste prijs volgen in de supermarkt in plaats van hun idealen, en de politiek niet anders kan dan uitverkoop houden aan de wereldmarktspiraal van de globalisering. Als we daarentegen via de dialoog, het publieke debat en met wederzijds respect elkaar kunnen committeren aan hetzelfde ideaal van duurzame en verantwoorde voedselproductie, dan vraagt dat om het maken van dezelfde (regionale) keuzes bij productie en consumptie. Als we elkaar vinden in het gezamenlijke belang van ‘goed menselijk voer’ voor een betaalbare prijs, past dat prima in de genoemde P’s van het duurzaamheidsprogramma. Kans en bedreiging Het leven van sommige mensen is kapot. Ze zijn geïsoleerd, eenzaam of voelen zich verscheurd. Een boer wordt tegenwoordig al snel verscheurd door dilemma’s in de bedrijfsvoering. Zal ik dit of zal ik dat ...? Dan is advies gaarne gewenst en een luisterend oor prettig, ook al geef je dat niet direct toe. Als op dergelijke crisismomenten in het leven de kerk niet present is, heb je een kans gemist. Dát is pas zonde… Pastoraal gezien kun je pogen een dilemma te duiden als kans en bedreiging: beide kanten zijn in beeld. Elk crisismoment kan een nieuwe kans opleveren, een nieuwe gelegenheid om de dingen eens anders aan te pakken dan je altijd deed. Dat kan moeilijk zijn, maar van de lastigste situaties leer je meestal het meest in je leven. Een als bedreiging ervaren moment ‘omduiden’ als een kans vraagt tijd en aandacht, met respect en begrip voor de traagheid, als die ons aangrijpt. Naast de Huiskamergesprekken (in Zeeland) werden trainingen voor de werkgroepleden georganiseerd over het omgaan met de slachtofferrol, over
voorlichting geven en over het debat aangaan met andere partijen (supermarktketen; agri-industrie, wethouders, milieupartijen). Dat alles is weerbaarheidstraining. Als de ene mens de andere werkelijk ontmoet, is er groeikans voor respect. Respect voor elkaars overlevingsstrijd en delen we moeilijke tijden met elkaar. Pastoraal gezien staan mensen op zulke momenten dichterbij elkaar dan anders – en op liturgische momenten heb je een meerwaarde van religieuze intimiteit, van kijken in elkaars gevoelskeukentje. Dat kan met of zonder het kerkelijke instituut, dat kan ook in de keuken of de tuin. Kerkelijke presentie als eerste stap voor de dialoog Boeren hebben heel gevoelige antennes en soms ook tenen. Hun haarwortels zitten als kleine gevoelige draadjes in de grond onder mijn voeten. Het is lastig om niet vanuit achterdocht te reageren bij zovele erfbetreders. Toch moeten kerkelijke vertegenwoordigers van pastoraat en diaconaat zich niet laten afschrikken of afpoeieren. Ook niet elkaar ontmoedigen met wederzijds onbegrip maar juist bemoedigen: zo is de kerk aanwezig met een hoog christelijk ideaal. In een van de groepen kwam het volgende verhaal aan de orde. Boer Jose oogstte na de MKZ-crisis slechts een lege stal. Een deel van zijn arbeid ging dood op het beton van de stalvloer en het ivoor van de Brusselse toren. Dit oogstte geen vruchten, maar de ontmoeting met anderen zaaide wel de hoop die nieuw leven gaf. Een vijand ging uit en zaaide onkruid op Jose’s akker, lezen we in de tekst van de bijbelse parabel van de zaaier. ‘Ja, mijn vijand woont in Brussel, zegt Jose, maar ook in het volgzame Den Haag, die hadden ook mee kunnen doen met de golf van protest van onderop.’
Via de gedachte van zaaien en groeien, wanneer José vertelt over zijn enige overgebleven activiteit van het inzaaien van zijn graan en het opslaan van stro, benoem ik in het gesprek de gedachte van de bijbelse zaaier: uit de aardse werkelijkheid komt soms vanuit een onverwachte kans ook nieuwe hoop mee naar boven. ‘Je bent eigenlijk nu zelf een zaaier geworden’, zeg ik hem,’ want je zaait in je gespreksgroep het samen delen van menselijke ervaringen en je oogst begrip.’ Ik duid zijn werkelijkheid van de lege stal en de harde betonnen grond van de ontmoedigende politiek als niet de enige werkelijkheid. Presentiebenadering De boer roept vanuit zijn stal of ik er voor hem ben en zijn verhaal wil horen. Dit is meer dan een methodiek, het is een bepaalde manier van doen vanuit de basisfilosofie dat elk mens waardigheid heeft. Elk systeem dat deze waardigheid niet respecteert overdondert een medemens en sneeuwt die onder. Of het nu gaat om regels waaraan je als boer moet voldoen of om instanties die eisen stellen. Een kerk is niet een dergelijk systeem. De keten van pastoraat en diaconaat Het veld van de menselijke ontmoetingen kan vruchtbare grond zijn. Elke werkelijke menselijke ontmoeting heeft ten diepste pastorale en diaconale aspecten: troostend, bemoedigend, confronterend. Dat brengt een keten van reacties op gang. De bedreiging wordt omgezet in een nieuwe kans, isolement wordt omgezet in dialoog en ontmoeting, gezamenlijke onmacht komt in liturgische momenten naar boven en vraagt naar God, een kleine groep betrokkenen deelt ervaringen met de grotere gemeente die op haar beurt nieuwe handelingsperspectieven kan zien en (koop)gedrag kan veranderen. Kortom het hele systeem wijzigt zich of wankelt.
Zo worden boeren en boerinnen niet langer vastgepind op stereotiepe vooroordelen maar op de realiteit van dit moment in de internationale landbouwpolitiek. Samen kunnen oplossingen worden gezocht voor de verschuivingen in regionale productie van bijvoorbeeld suiker of tomaten, van varkens in flats of kleinschalige landbouwbedrijven, vanuit een perspectief van gezamenlijke verantwoordelijkheid en transparantie. Achter het hoopvol gezaaide initiatief van de huiskamer-erf-ontmoeting tussen producenten en consumenten kan tegelijk iets zichtbaar worden van de symboliek van God als de Grote Zaaier van begrip en respect die werkvormen van de liefde zijn. Een boer ontwikkelt al snel enige argwaan bij een eerste ontmoeting. Die argwaan moet van beide kanten overwonnen worden door van beide kanten te investeren in openheid. Er is als het ware een ritueel voor nodig om eerst duidelijk te stellen waar de grenzen liggen van de erfbetreder: nee, ik kom niet dit of dat, maar…; nee, ik kom niks aansmeren, maar… alleen present zijn, ik wil proberen te delen in het lief en leed van alledag op jouw bedrijf. Een rituele dans om de toegang op het erf. De boer is actief en ik ben reactief, present namens de oecumenische kerken in zijn situatie en omgeving. De boer vraagt of ik wel present ben en ik meld me op het erf. God roept vanuit ons binnenste: ben je aanwezig? God roept ook mijn naam: present? Hij is actief en ageert in alle levensvormen: ik reageer actief, zoals DNA in de keten van leven op zoek is naar een passende klik. Peter A. Geene is voorzitter van de Zeeuwse Werkgroep Landbouw & Levensbeschouwing
Takken met een eigen wil (stage fruittelersbedrijf Klein Rijnsburg,Oostkapelle najaar 1999)
in het begin leer ik dat ik de perentakken precies zo wil buigen als ik dat wil in de lengterichting van de rij staan ze fraai in het gelid tweeduizend nieuwe jonge bomen andre takken loodrecht daarop gespannen aan hennepdraden aan tweeduizend spijkers zo wil de perenboer dat graag horizontale takken dat plukt makkelijker later als de vruchten rijp zijn je streven is loffelijk zei boer Wim dat je die takken je wil op wilt leggen maar ’t gaat beter als je meebuigt met de structuur van de tak
als je de tak ombuigt in zijn natuurlijke groeirichting ook al wijkt dat iets af van wat je zelf wilt dan groeit die tak soepeler wat een aardige analogie van deze takken met de opvoedingsrichting van onze kinderen met hun eigen sterke wil
Klein Rijnsburg, 1999
* Peter A. Geene
6. Boer en Bijbel
door Peter Osendarp In een handreiking over agrarisch pastoraat mag de vraag naar de plaats en werking van bijbelse verhalen en bijbelse beeldspaak niet ontbreken. Daarbij is niet alleen te denken aan persoonlijk pastoraat met agrariërs, maar ook aan profetische prediking over situaties in de landbouw. Je kunt je afvragen welke bijbels geïnspireerde beelden worden meegegeven in het spreken met boeren en tuinders of in het spreken over landbouw. Hebben boeren en boerinnen daar baat bij of ervaren ze dat als hinderlijk? Anders gezegd: welke bijbelse beelden of verhalen spreken boeren en tuinders zelf aan en welke waarden gaan daarmee gepaard? Is er een vorm van bijbels spreken die hen juist blokkeert of frustreert? Is het bemoedigend en bevestigend of confronterend en uitdagend? Alvorens in te gaan op de plaats en werking van bijbelse trefwoorden of verhalen in verband met de situatie in de land- en tuinbouw is het goed ons te verdiepen in de vraag wat voor zelfbeeld en wat voor beroepsbeeld hebben agrariërs van zichzelf. Hoe worden ze al dan niet terecht gezien en beschouwd door het publiek en de overheid, wat voor beeldvorming ontwikkelen land – en tuinbouworganisaties? Aangenomen mag worden dat die zelfbeelden en die beeldvorming van invloed is op het gebruik van bijbelse beelden en verhalen in het pastoraat en de verkondiging. Agrarische zelfbeelden en beroepsbeelden Op basis van een onderzoek naar bedrijfsstijlen in de agrarische sector volgt nu een schets van vier agrarische beroepsbeelden die in de praktijk natuurlijk nooit zo zuiver voorkomen als hier beschreven. Maar vooral in het persoonlijk pastoraat kan het een hulpmiddel zijn deze beroepsbeelden te herkennen. Ze weerspiegelen een bepaald patroon van waarden en een mensbeeld waarmee men in het pastoraat rekening dient te houden. Het kan zijn dat bepaalde bijbelse beelden en verhalen daarbij passen en aansluiten,
maar het kan ook zijn dat ze ermee botsen of dat ze blokkeren. Vader en moeder van een gezinsbedrijf Er zijn boeren en tuinders, boerinnen en tuindersvrouwen die zich hoofdzakelijk beschouwen als vader en moeder van een agrarisch gezinsbedrijf. Met moeder de vrouw is de boer bedacht op saamhorigheid in het gezin, het overleveren en doorgeven van het agrarisch bedrijf en de grond. De instandhouding en voortzetting van gezin en familie, de sociale samenhang, maar ook de sociale duurzaamheid van generatie op generatie zijn daarbij wezenlijke waarden. Voor zulke agrariërs is het van essentieel belang om hun sociale en economische bestaan gestalte te geven via het gezin en de familie in ruimere zin. Zij zijn verweven in het sociale netwerk van agrari-sche families. Sociale cohesie in eigen omgeving is dus van betekenis voor hen. Hun favoriete thema’s zijn: de waarde van het gezinsbedrijf, de rol en positie van de (buitenhuis werkende) vrouw, de bedrijfsovername door zoon of dochter, de taakverdeling van de gezinsleden op het bedrijf en het omgaan met ‘vreemde’ arbeid, bijvoorbeeld van seizoenarbeiders. Bijbelse beelden en verhalen: kracht en waardigheid Het agrarisch waardepatroon en het mensbeeld dat hierin naar voren komt, zal in verband gebracht kunnen worden met het veelgebruikte bijbelse beeld van de huisvader en de huisvrouw die waken over het reilen en zeilen van het gezin dat hen is toevertrouwd. Denk bijvoorbeeld aan de sterke vrouw in het Spreuken 31:16: ‘Als zij haar zinnen op een akker zet, koopt ze hem; van wat ze heeft verdiend, plant zij een wijngaard.’ De kracht en waardigheid die uit die bijbeltekst spreken laat een herkenbaar en bevestigd beeld zien. Dat past bij de boer en boerin op het agrarisch gezinsbedrijf. Hoeder en hoedster van grond en levende have
Een ander type beschouwt zichzelf vooral als hoeder en hoedster van grond en levende have, vooral van planten en dieren die hen zijn toevertrouwd. In hun waardepatroon is het van essentieel belang om rekening te houden met het welzijn van dieren en de zorg voor de gewassen. Die grondhouding is richtinggevend voor de bedrijfsvoering, met name de voeding, de huisvesting en verzorging van de landbouwhuisdieren. Een dergelijke boer of boerin zorgt voor de dieren en planten op een behoedzame en respectvolle manier. Zo is ook de omgang met het natuurlijke landschap dat hen omgeeft. Hun favoriete thema’s zijn: dierenverzorging en dierenwelzijn, transport van dieren, kwaliteit van de stal, voer en mest. De gehechtheid aan de natuur, planten en dieren bepaalt hun waardenoriëntatie. Bijbelse beelden en verhalen: rentmeesterschap Hier zal het beeld van de rentmeester zoals dat vaak gebruikt wordt vooral opgevat worden als het rentmeesterschap ten aanzien van Gods schepping. Hoewel dit trefwoord niet in de Genesisverhalen over de schepping gebruikt wordt, is het wel gangbaar als verwijzing naar het bijbels spreken over de plaats van de mens, zoals in Psalm 8: alles is aan de mens toevertrouwd: schapen, het hoornvee en de dieren in het veld, de vogels van de hemel en de vissen in de zee. Akkerbouwers zullen zich herkennen in de tekst van 1 Koningen 21 waaruit de gehechtheid van Nabod aan zijn grond blijkt: hij staat zijn wijngaard niet af. Agrarische vakman/vakvrouw Dit type boer of boerin ziet zichzelf als geschoold en bekwaamd in het vakgebied van de landbouw of veeteelt, als deskundige op eigen gebied. De toeleg richt zich op de eigen specialisatie waarin ze hun vakbekwaamheid steeds verder ontwikkelen. Boeren is een beroep met eigen gespecialiseerde kennis en kunde. Middels vakgroepen werk je aan permanente scholing. Het waardepatroon dat daarbij past benadrukt het optimaliseren van productieve
resultaten per dier of per plant. Je bent niet zomaar boer, maar varkensboer, akkerbouwer, melkveehouder of volle grond tuinder. Geliefde thema’s zijn management, bedrijfshygiëne en arbeidsomstandig-heden. Vitale kwesties zijn: verbreden of verder specialiseren. Bijbelse beelden en verhalen: vakmanschap Het beeld van heer en meester over de natuur komt hier naar voren: het vakmanschap beoogt meesterschap over de materie. Het doet denken aan het scheppingsverhaal in Genesis 2 waarin de tuin van Eden aan de mens wordt toevertrouwd om te bewerken en te bewaken. De mens geeft namen aan de levende have. Het mensbeeld doet denken aan het deuterocanonieke boek Sirach waar staat (38:25-27) ‘Hoe wordt iemand wijs die de ploeg bestuurt, vol trots de ossenprik hanteert, de ossen drijft, ermee werkt en het steeds maar over jonge stieren heeft? Met hart en ziel trekt hij voren, hij offert zijn slaap om de kalveren te voeren. Zo vergaat het iedere handwerker, iedere vakman, die dag en nacht werkt.’ Agrarisch ondernemer (m/v ) Het laatste beroepsbeeld betreft de boer of boerin als agrarisch ondernemer die zakelijk en commercieel is ingesteld. Winst maken en markt- gericht ondernemen, schaalvergroting en technologische vernieuwing, meedoen op de vrije markt met alle wedijver die daar gaande is. Het waardenpatroon van de agrarisch ondernemer wordt wezenlijk bepaald door aanwijzingen en maatstaven van de vrije en wereldwijde markteconomie. Geliefde thema’s zijn: prijs en kwaliteit, leveranciers en afnemers, shareholders en stakeholders, toekomst gericht en marktconform werken. Bijbelse beelden en verhalen: ondernemerschap Het ondernemende karakter van de boer en boerin werd al herkend bij de sterke vrouw in het boek Spreuken 31. ‘Behalve dat zij een akker koopt en een wijngaard plant: zij is als een koopmansschip dat naar verre streken
vaart en van verre haalt zij wat ze nodig heeft…handel drijven gaat haar heel goed af.’ Op een andere manier doet de agrarische ondernemer denken aan de rentmeester in Lukas 16 die niet op het land kon werken, maar wel werd geprezen: omdat hij slim had gehandeld: slim als een kind van deze wereld: door vrienden te maken met behulp van de valse mammon. Botsende beelden en waardenpatronen De kritieke situatie in de agrarische sector is niet alleen in sociaaleconomische en politieke begrippen te duiden, maar ook te verstaan in culturele en ethische termen. Globaal gesproken heeft zich in de laatste tientallen jaren een omslag voltrokken waarin het beroepsbeeld van de Nederlandse boer en boerin is verschoven van vader en moeder van een gezinsbedrijf en hoeder van grond en levende have naar agrarisch vakman en ondernemer. In de laatste beleidsnota van CDA-minister Veerman Kiezen voor Landbouw‘ (2005) worden boeren en tuinders vrijwel exclusief omschreven en aangesproken als agrarische ondernemers met het daarbij behorende patroon aan waarden en normen. Daar waar agrariërs zichzelf ‘in hun hart’ (nog wel) vooral verstaan als vaders en moeders, hoeders en hoedsters, moeten zij in het openbare leven wel in botsing komen met de logica van de markteconomie en de wetmatigheden van de vrije ondernemingsgewijze voedselproductie. Dat kan tot morele en levensbeschouwelijke onzekerheden en twijfels leiden. Toen de MKZ-crisis uitbrak waren er dan ook protestantse gemeenten die brieven rondstuurden, ook naar de overheid, met de godsdienstige hartenkreet ‘dienen wij God of de Mammon?’ Andersom komt ook voor dat boeren en tuinders die helemaal leven en werken met een zelfbeeld van de agrarische vakman en ondernemer niet uit de voeten kunnen met een agrarisch beroepsbeeld dat zij ervaren als een romantisch, geïdealiseerd agrarisch verleden. Als zulke voor hen gedateerde beroepsbeelden (vader, hoeder) gebruikt worden in kerkdiensten of pastorale gesprekken, voelt men zich niet echt begrepen.
De hierboven aangereikte typologie van agrarische beroepsbeelden wil een instrument zijn om in pastorale gesprekken met boeren en tuinders een goede verstaander te zijn. Tot het pastorale optreden behoort immers het vermogen om de levensbeschouwelijke en ethische dimensies in ervaringsverhalen te verstaan en te duiden. Dat heet: ‘het hermeneutische moment in het pastorale gesprek.’ Daarbij kunnen bijbelse beelden en verhalen een bevestigende of bemoedigende werking hebben, zoals in het voorgaande is geprobeerd. Het kan ook dat bijbelse beeldspraak een confronterende of uitdagende werking heeft. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren in een liturgische prediking, waarin voortdurende schaalvergroting in de landbouw en het agrarisch grootgrondbezit aan de kaak gesteld wordt met een verwijzing naar de gevaren van verrijking in Lukas 12: de dwaasheid van steeds grotere schuren met een rijkdom aan koren. In pastorale gesprekken zal de botsing van actuele en dominante beroepsbeelden met bijbelse mensbeelden over bijvoorbeeld het bijbels rentmeesterschap doorklinken. Valt er – bijbels gesproken – te boeren onder de tucht van de wereldmarkt met eerbied voor heel de schepping? Heel kort gezegd: de mens krijgt in het scheppingsverhaal het koninklijk mandaat om te heersen over de schepping. Dat wordt soms verstaan wordt als rechtvaardiging van grootschalige high tech landbouw volgens de markteconomie. Bijbels gesproken kan het niet gaan om een heersen op de wijze van Farao of Caesar. Het gaat wel om navolging van Jezus Messias, dat wil zeggen. als dienaar door barmhartigheid bewogen en als getuige van gerechtigheid: weerwoord en weerstand biedend aan heilloze machten. Bijbelse verhalen wekken barmhartigheid, openen de ogen voor kwetsbaarheid van mensen in de knel. Geloofsverhalen wekken tevens op tot gerechtigheid en tot weerbaarheid tegen onrecht. In het pastorale gesprek kan troost en veerkracht geboden worden. Ook in pastoraat met boeren en
boerinnen zal dit gebeuren. Bijbelse verhalen: geen nostalgische terugblik, gevaarlijke herinnering Het gebruik van bijbelse beeldspraak over het beloofde land, over rentmeesterschap of parabels ontleend aan een antieke agrarische samenleving is niet bedoeld om een ‘Ot en Sien’-nostalgie om de landbouw van vroeger godsdienstig te rechtvaardigen. Agrarische verhalen en beelden in de Bijbel zijn eerder te verstaan als een ‘gevaarlijke herinnering‘ aan fundamentele waarden als gerechtigheid, duurzaamheid, menswaardigheid, saamhorigheid, zorgzaamheid, behoedzaamheid, wijsheid en eerbied in het omgaan met mens en natuur. Bijbelse beelden en verhalen onderbreken en verstoren de vanzelfsprekendheid van de heilig verklaarde markteconomie in de landbouw. De bijbelse vraag naar God of Mammon blijft van kracht, juist in de land- en tuinbouw waar inzet voor een leefbare aarde op het spel staat. Lees ook Prediker 11:1-6 of Matteüs 6 vanaf vers 24
Letterlijk van de andere kant bekeken in de middag bezig met uitmeten van nieuw land voor duizend nieuwe jonge perenboompjes sta ik midden in de akkers naast de tarwe aan de rand van de bieten en over de sloot de weilanden van de buurman van hieruit zie je de weg als een smalle strook asfalt te midden van boerenland waarover zich burgers bewegen en soms toeristen aan de rand van je land buiten de akkers van hieruit sta je middenin je land je eigen grond je bent aan het werk in je bedrijf van daaruit vanaf de weg bezien zie je soms een boer op z’n land aan het werk je beleeft de weg als centraal voor vervoer van a naar b
en die boer bevindt zich aan de rand aan de zijlijn van het belangrijke verkeer over die smalle asfaltstroken door de wijdse landerijen vanaf de weg bekeken of vanaf het land bezien maakt letterlijk het verschil uit in perspectief tussen boer en burger Praktijkervaring Oostkapelle, 2000 *
Peter A. Geene
bijlage
Landelijk bureau DISK
Het landelijk bureau DISK, Dienst in de Industriële Samenleving vanwege de Kerken, coördineert en ondersteunt het arbeidspastoraat in de roomskatholieke en protestantse kerken. Tevens ontwikkelt het bureau materiaal voor bezinning, vorming en liturgie voor parochies en gemeenten. De thema's liggen op het terrein van geloof en economie, arbeid, zorg en inkomen, verarming en verrijking. Jaarlijks verschijnt een brochure ter gelegenheid van de biddag voor gewas en arbeid (medio maart), de zondag van de arbeid (te vieren op of rond 1 mei) en de dankdag voor gewas en arbeid (begin november). Het kwartaaltijdschrift Ondersteboven brengt de wereld en het werk van arbeidspastoraat DISK in beeld. Voor informatie over andere uitgaven van DISK kunt u onze publicatielijst opvragen. Onze website bevat naast de actuele informatie ook een steeds rijker archief van artikelen. Voor bestellingen, informatie en adressen van plaatselijk arbeidspastoraat DISK.
Landelijk bureau DISK Luijbenstraat 17 5211 BR Den Bosch tel. (073) 612 82 01 e-mail:
[email protected] homepage: www.disk-arbeidspastoraat.nl