1. ------IND- 2013 0133 D-- NL- ------ 20130319 --- --- PROJET
Vijfde verordening tot wijziging van de Duitse verordening inzake dierenbescherming en het houden van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren1 van ...
Het bondsministerie van Voedselvoorziening, Landbouw en Consumentenbescherming verordent op grond van
-
§ 2a, lid 1, punten 1 tot en met 4 in combinatie met § 16b, lid 1, zin 2, van de wet op de dierenbescherming in de versie die is bekendgemaakt op 18 mei 2006 (PB I blz. 1206, 1313) na raadpleging van de commissie voor dierenbescherming en
-
van artikel 2 van de wet inzake de Europese overeenkomst van 10 maart 1976 ter bescherming van dieren in de agrarische veehouderij van 25 januari 1978 (BGBl. 1978 II blz. 113), laatstelijk gewijzigd bij artikel 544 van de verordening van 31 oktober 2006 (BGBl. I blz. 2407):
Artikel 1
De verordening inzake dierenbescherming bij het houden van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren in de versie die is bekendgemaakt op 22 augustus 2006 (BGBl. I blz. 2043), laatst gewijzigd door de verordening van 1 oktober 2009 (BGBl. I, blz. 3223), wordt als volgt gewijzigd:
1.
1
In de inhoudsopgave wordt de tekst bij hoofdstukken 6 en 7 vervangen door de volgende tekst:
Bekendgemaakt volgens Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 204 van 21.07.1998, blz. 37), laatstelijk gewijzigd bij artikel 26, lid 2, van de Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).
„Hoofdstuk 6 Eisen aan het houden van konijnen § 31 Toepassingsgebied § 32 Algemene eisen aan houderij-inrichtingen voor konijnen § 33 Bijzondere eisen aan houderij-inrichtingen voor mestkonijnen § 34 Bijzondere eisen aan houderij-inrichtingen voor fokkonijnen § 35 Algemene eisen aan het houden van konijnen § 36 Bijzondere eisen aan het houden van mestkonijnen § 37 Bijzondere eisen aan het houden van fokkonijnen
Hoofdstuk 7 Eisen aan het houden van pelsdieren § 38 Verbod op het houden van bepaalde dieren § 39 Toepassingsgebied § 40 Eisen aan houderij-inrichtingen voor pelsdieren § 41 Algemene eisen aan het houden van pelsdieren § 42 Bijzondere eisen aan het houden van nertsen, bunzingen, vossen en wasbeerhonden § 43 Bijzondere eisen aan het houden van beverratten en chinchilla’s
Hoofdstuk 8 Overtredingen en slotbepalingen § 44 Overtredingen § 45 Overgangsregelingen § 46 Inwerkingtreding, buitenwerkingtreding”
2.
§ 2 wordt veranderd als volgt:
a) Na punt 21 worden de volgende punten 22 tot en met 27 ingevoegd:
2
„22.
Konijnen: dieren van de soort Oryctolagus cuniculus forma domestica;
23.
Fokkonijnen: geslachtsrijpe konijnen die voor de kweek worden gehouden;
24.
Mestkonijnen: konijnen die dienen voor het winnen van levensmiddelen, van het spenen tot het slachten;
25.
Jonge dieren: konijnen vanaf hun geboorte tot het spenen;
26.
Moer: geslachtsrijp vrouwelijk konijn;
27.
Rammelaar: geslachtsrijp mannelijk konijn;”
b) Het huidige punt 22 wordt punt 28.
3.
In § 3, lid 1, en in § 1, lid 4, zin 1, wordt in het inleidende zinsdeel telkens de tekst „van hoofdstuk 2 tot en met 6” vervangen door „van hoofdstuk 2 tot en met 7”.
4.
Na § 30 wordt het volgende hoofdstuk 6 ingevoegd:
„Hoofdstuk 6 Eisen aan het houden van konijnen
§ 31 Toepassingsgebied Konijnen mogen, behoudens de eisen van §§ 3 en 4, uitsluitend worden gehouden met inachtneming van de bepalingen in dit hoofdstuk.
§ 32 Algemene eisen aan houderij-inrichtingen voor konijnen (1) Konijnen mogen uitsluitend in houderij-inrichtingen worden gehouden die aan de eisen van leden 2 tot en met 8 voldoen.
(2) Houderij-inrichtingen moeten zodanig zijn gemaakt dat de konijnen enkel in aanraking
3
komen met urine en uitwerpselen voor zover dit onvermijdelijk is en dat ze beschikken over droge ligplaatsen.
(3) De vloer van de houderij-inrichting dient 1. in de gehele verblijfsruimte van de konijnen slipvrij en stabiel te zijn; 2. wanneer een geperforeerde vloer wordt gebruikt, a) effen opstapvlak met een opstapbreedte en b) spleet- of openingsbreedten volgens de volgende tabel:
Gebruikswijze
minimale opstapbreedte in millimeter
maximale spleet- of openingsbreedte in millimeter
Mestkonijnen Fokkonijnen
8 10
11 14
(4) Houderij-inrichtingen moeten zo zijn gemaakt dat elk konijn naast het in § 33, lid 3, punten 1 en 2, alsook § 34, lid 2, punt 1, genoemde oppervlak toegang heeft tot een onbeperkt bruikbare verhoogde vloer, die 1. elk konijn minstens 300 cm2 ter beschikking stelt, 2. 3. 4.
een minimumoppervlak van 1 500 cm2 heeft, minimaal 30 centimeter breed en 50 centimeter lang is en telkens minstens 25 centimeter afstand van de vloer en tot de bovenrand van de houderijinrichting heeft.
(5) Houderij-inrichtingen moeten zo zijn uitgerust dat 1. hittestress wordt vermeden en overtollig vocht wordt afgevoerd, 2. bij een buitentemperatuur van meer dan 30° Celsius in de schaduw de binnentemperatuur niet permanent meer dan 3° Celsius boven de buitentemperatuur ligt 3.
en bij een buitentemperatuur van minder dan 10° Celsius de gemiddelde relatieve luchtvochtigheid in de konijnenstal gedurende 48 uur niet hoger dan 70 procent ligt.
(6) Het ammoniakgehalte van de lucht, gemeten op ooghoogte van de dieren, mag niet meer dan 10 cm3 per m3 lucht bedragen en mag 20 cm3 per m3 lucht niet langdurig overschrijden. (7) Het kooldioxidegehalte van de lucht, gemeten op ooghoogte van de dieren, mag niet
4
langdurig meer dan 3 000 cm3 per m3 lucht bedragen.
(8) Gebouwen waarin konijnen worden gehouden, moeten zijn voorzien van lichtopeningen waardoor natuurlijk licht kan invallen en waarvan het totale oppervlak gelijk is aan minstens vijf procent van het grondvlak van het gebouw en die zo zijn geplaatst dat een zo gelijkmatig mogelijke verdeling van het licht over het totale grondvlak van het gebouw is gegarandeerd. Zin 1 geldt niet voor bestaande gebouwen, die vóór [invoegen: datum van de dag van de inwerkingtreding van deze verordening volgens artikel 3] zijn goedgekeurd of in gebruik genomen en die over geen of onvoldoende lichtopeningen beschikken en waarbij het verlichten met natuurlijk licht van het strooisel- en voedergebied in de houderij-inrichting op grond van ontbrekende technische en overige mogelijkheden niet of slechts met onevenredig hoge kosten kan worden bereikt en de aanwezigheid van kunstlicht dat zoveel mogelijk overeenkomt met natuurlijk licht is gewaarborgd.
§ 33 Bijzondere eisen aan houderij-inrichtingen voor mestkonijnen (1) Mestkonijnen mogen uitsluitend in houderij-inrichtingen worden gehouden die aan de eisen van leden 2 tot en met 5 voldoen.
(2) Houderij-inrichtingen moeten zodanig zijn gemaakt dat mestkonijnen die volgens § 36, lid 1, zin 2, apart worden gehouden visueel contact met andere konijnen kunnen hebben.
(3) Wie mestkonijnen houdt, dient ervoor te zorgen dat: 1. minimaal een onbeperkt bruikbaar vloeroppervlak volgens de volgende tabel beschikbaar is: Mestkonijnen eerste tot en met vierde dier vijfde tot en met tiende dier vanaf elfde dier 2.
Vloerruimte per dier in cm2 1 500 1 000 700
minimaal een oppervlak van 6 000 cm2 beschikbaar is dat aan één zijde minimaal 800 centimeter lang is, en
5
3.
de binnenwerkse hoogte van de houderij-inrichting over ten minste 70 procent van het vloeroppervlak ten minste 60 centimeter en op geen enkel punt minder dan 40 centimeter bedraagt.
(4) Bij in porties verdeelde voeding moet de eetplaats zo zijn ingericht dat alle mestkonijnen tegelijkertijd kunnen eten.
(5) Bij toepassing van drinkplaatsen met zelfbediening moet altijd voor maximaal vijf mestkonijnen een drinkplaats beschikbaar zijn.
§ 34 Bijzondere eisen aan houderij-inrichtingen voor fokkonijnen (1) Fokkonijnen mogen uitsluitend in houderij-inrichtingen worden gehouden die aan de eisen van leden 2 tot en met 5 voldoen.
(2) Wie fokkonijnen houdt, dient ervoor te zorgen dat: 1. voor elk dier minimaal een onbeperkt bruikbaar vloeroppervlak volgens de volgende tabel beschikbaar is: Gemiddeld gewicht in kilogram tot 5,5 meer dan 5,5
2.
Vloerruimte in cm2 6 000 6 800
en de binnenwerkse hoogte van een houderij-inrichting a) over minstens 70 procent van het vloeroppervlak minstens 80 centimeter en b) op geen enkele plaats minder dan 60 centimeter bedraagt.
(3) Elke moer moet naast het bruikbare vloeroppervlak van de houderij-inrichting minstens gedurende een periode van een week voor het vermoedelijke tijdstip van de worp tot het spenen van de jonge dieren over een nestkamer beschikken die 1. een oppervlak van minstens 1 000 cm2 heeft, 2. een hoogte van minstens 25 centimeter heeft, 3. een kijkdichte afscheiding van de houderij-inrichting heeft,
6
4. 5. 6.
een toegangsinrichting heeft die het mogelijk maakt om de ruimte te allen tijde op te zoeken en te verlaten, over een drempel van minstens zes centimeter hoogte aan de overgang naar de houderijinrichting beschikt en voldoende stro of een ander geschikt materiaal heeft dat tegemoetkomt aan het nestgedrag van de moer en de nestplaats afdekt.
(4) Bij in porties verdeelde voeding moet de eetplaats zo zijn ingericht dat alle fokkonijnen tegelijkertijd kunnen eten.
(5) Bij toepassing van drinkplaatsen met zelfbediening moet altijd voor elk fokkonijn een drinkplaats beschikbaar zijn.
§ 35 Algemene eisen aan het houden van konijnen (1) Wie konijnen houdt, dient ervoor te zorgen dat: 1. alle konijnen te allen tijde toegang hebben tot grof gestructureerd ruw voeder zoals stro of hooi alsook tot geschikt knaagmateriaal, 2. de vorming van nieuwe groepen zoveel mogelijk wordt voorkomen, 3.
4. 5. 6.
delen van houderij-inrichtingen, uitrustingen of apparaten die met de konijnen in contact komen na elke volledige ontruiming van een afgescheiden deel van het gebouw worden gereinigd en gedesinfecteerd, tijdens de lichturen de verlichtingssterkte minstens 40 lux bedraagt, gemeten op ooghoogte van de dieren. directe zonnestraling wordt voorkomen en bij gebruik van kunstmatige verlichting de kunstmatige verlichting 's nachts gedurende minstens acht uur lang wordt teruggeschakeld, waarbij de verlichtingssterkte tijdens de donkere fase minder dan 0,5 lux bedraagt, voor zover de natuurlijke verlichting dit toelaat, en er voldoende dimfase is voorzien, waardoor de konijnen zich normaal kunnen gedragen.
(2) Wie konijnen houdt, dient ervoor te zorgen dat deze minstens twee keer per dag worden geïnspecteerd. Wanneer uit verwondingen of gezondheidsstoornissen kan worden afgeleid dat een dier lijdt, dient het gepast te worden behandeld of onmiddellijk te worden gedood. Wanneer de gezondheidstoestand van een dier dat vereist, dient een dierenarts te worden geraadpleegd.
7
(3) Alle konijnen moeten indien nodig tegen parasieten worden behandeld en op gepaste wijze worden beschermd tegen ziekten die bij deze diersoort gewoonlijk voorkomen en die voor de dieren tot pijn, lijden of letsel kunnen leiden. (4) De houder houdt voor elke houderij-inrichting van zijn bedrijf gegevens bij over 1. het aantal gestalde konijnen en de datum van de stalling, 2. elke controle volgens lid 2, het aantal dieren dat daarbij gecrepeerd werd aangetroffen met vermelding van de desbetreffende oorzaak van het creperen, indien bekend, 3. het aantal gedode dieren met vermelding van de desbetreffende reden van de doding en 4. de datum van de verwijdering van konijnen voor verkoop of slachting en hun aantal alsook eventueel het aantal konijnen dat in de konijnenstal overblijft. Deze gegevens zijn ontbeerlijk, wanneer er op grond van andere wettelijke bepalingen dienovereenkomstige gegevens dienen te worden bijgehouden.
(5) De geregistreerde gegevens volgens lid 4, zin 1, moeten vanaf het ogenblik van de desbetreffende registratie minstens drie jaar worden bewaard en op verzoek aan de bevoegde instantie worden overgelegd.
§ 36 Bijzondere eisen aan het houden van mestkonijnen (1) Mestkonijnen mogen niet apart worden gehouden. In afwijking van zin 1 is het apart houden toegelaten, wanneer dat nodig is omwille van de gezondheid of het gedrag van een konijn.
(2) De houder van het bestand mestkonijnen berekent het dagelijkse sterftecijfer van elke mestdag alsook het cumulatieve dagelijkse sterftecijfer. Het dagelijkse sterftecijfer is het aantal mestkonijnen dat op één dag in een bestand mestkonijnen is gecrepeerd alsook het aantal op één dag omwille van ziekten of andere redenen gedode mestkonijnen, gedeeld door het aantal mestkonijnen dat zich op die dag in het desbetreffende bestand mestkonijnen bevindt, vermenigvuldigd met 100. De met het oog op slachting gestalde mestkonijnen worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van het dagelijkse sterftecijfer. Het cumulatieve dagelijkse sterftecijfer is de som van de dagelijkse sterftecijfers gedurende een mestcyclus.
8
(3) Bereikt het cumulatieve dagelijkse sterftecijfer van een mestcyclus volgens lid 2 een waarde van meer dan tien procent, dan dient de dierenhouder 1. onmiddellijk de oorzaak te laten vaststellen door een dierenarts, 2. de mestkonijnen van het bestand door een dierenarts te laten onderzoeken en eventueel te laten behandelen en 3. maatregelen ter verbetering van de gezondheidstoestand van de mestkonijnen van het bestand uit te voeren.
(4) Over de sterftecijfers volgens lid 2 alsook de oorzaken volgens lid 3, punt 1, en de maatregelen volgens lid 3, punt 3, houdt de houder voor elk bestand mestkonijnen gegevens bij. De geregistreerde gegevens volgens zin 1 moeten vanaf het ogenblik van de desbetreffende registratie minstens drie jaar worden bewaard en op verzoek aan de bevoegde instantie worden overgelegd.
§ 37 Bijzondere eisen aan het houden van fokkonijnen (1) De bevruchting of het dekken van de moer mag ten vroegste op de elfde dag na de geboorte van de jonge dieren van de vorige worp gebeuren.
(2) Jonge dieren mogen pas op een leeftijd van meer dan 28 dagen worden gespeend. In afwijking van zin 1 mogen jonge dieren eerder worden gespeend, wanneer dit ter bescherming van het moederdier of van het jonge dier tegen pijn, lijden of letsel noodzakelijk is.
(3) De houder van het bestand fokkonijnen berekent het dagelijkse sterftecijfer alsook het cumulatieve dagelijkse sterftecijfer. Artikel 36, lid 2, tweede en derde zin, geldt dienovereenkomstig. Het cumulatieve dagelijkse sterftecijfer is de som van de dagelijkse sterftecijfers gedurende een jaar.
(4) Artikel 36, leden 3 en 4, geldt dienovereenkomstig.
(5) De houder houdt voor elk bestand fokkonijnen bijkomende gegevens bij over het verloop van de kweek, met name over
9
1.
het aantal worpen per moer en het aantal jonge dieren per worp,
2. het aantal levend geboren jonge dieren en 3. het aantal levend gespeende jonge dieren. De gegevens volgens § 35, lid 4, zin 1, punt 1, worden gescheiden volgens moeren en rammelaars bijgehouden. § 35, lid 5, geldt dienovereenkomstig.”
5.
De huidige hoofdstukken 6 en 7 worden hoofdstukken 7 en 8.
6.
De tot nu toe geldende §§ 31 tot en met 39 worden de nieuwe §§ 38 tot en met 46.
7.
In de nieuwe § 38 wordt de tekst „§ 2, punt 22” vervangen door „§ 2, punt 28”.
8.
De nieuwe § 44, lid 1, wordt als volgt gewijzigd: a) Na punt 36 worden de volgende punten 37 tot en met 46 ingevoegd: „37.
in strijd met § 32, lid 1, in combinatie met lid 3, punt 1 of 2, of lid 4, of in strijd met § 33, lid 1, in combinatie met lid 2, 4 of 5 of in strijd met § 34, lid 1, in combinatie met lid 3, punt 1, 2, 3, 4 of 5 of lid 4 of 5 of in strijd met § 36, lid 1, zin 1, een konijn houdt,
38.
in strijd met § 33, lid 1, in combinatie met lid 3, punt 1, of in strijd met § 34, lid 1, in combinatie met lid 2, punt 1, niet garandeert dat het voorziene vloeroppervlak ter beschikking staat,
39.
in strijd met § 33, lid 1, in combinatie met lid 3, punt 2, niet waarborgt dat het voorziene minimumoppervlak beschikbaar is,
40.
in strijd met § 33, lid 1, in combinatie met lid 3, punt 3, of in strijd met § 34, lid 1, in combinatie met lid 2, punt 2, niet garandeert dat de houderij-inrichting de voorziene hoogte heeft,
41.
in strijd met § 35, lid 1, punt 1, niet waarborgt dat een konijn te allen tijde toegang heeft tot grof gestructureerd ruw voeder en tot knaagmateriaal,
42.
in strijd met § 35, lid 1, punt 6, niet waarborgt dat bij gebruik van kunstmatige verlichting de kunstmatige verlichting 's nachts gedurende minstens acht uur ononderbroken wordt teruggeschakeld,
43.
in strijd met § 35, lid 4, zin 1, § 36, lid 4, zin 1, ook in combinatie met § 37, lid 4, of § 37, lid 5, zin 1 of 2, gegevens niet, niet juist of niet volledig bijhoudt,
10
44.
in strijd met § 35, lid 5, ook in combinatie met § 37, lid 5, zin 3, of § 36, lid 4, zin 2, ook in combinatie met § 37, lid 4, gegevens niet, niet volledig of minder lang dan de voorgeschreven duur bewaart,
45.
in strijd met § 36, lid 3, punt 1, ook in combinatie met § 37, lid 4, een oorzaak niet of niet tijdig laat vaststellen,
46.
in strijd met § 37, lid 2, zin 1, een jong dier speent,”.
b) De tot nu toe geldende punten 37 tot en met 44 worden de nieuwe punten 47 tot en met 54 en worden als volgt gewijzigd: aa)
In het nieuwe punt 47 wordt de tekst „§ 33, lid 1” vervangen door „§ 40, lid 1”.
bb) In het nieuwe punt 48 wordt de tekst „§ 34, lid 1, punt 1” vervangen door „§ 41, lid 1, punt 1”. cc)
In het nieuwe punt 49 wordt de tekst „§ 34, lid 1, punt 3” vervangen door „§ 41, lid 1, punt 3”.
dd) In het nieuwe punt 50 wordt de tekst „§ 34, lid 1, punt 5” vervangen door „§ 41, lid 1, punt 5”. ee)
In het nieuwe punt 51 wordt de tekst „§ 34, lid 1, punt 6” vervangen door „§ 41, lid 1, punt 6”.
ff)
In het nieuwe punt 52 wordt de tekst „§ 34, lid 1, punt 7” vervangen door „§ 41, lid 1, punt 7”.
gg) In het nieuwe punt 53 wordt de tekst „§ 35, zin 1” vervangen door „§ 42, zin 1”. hh) In het nieuwe punt 54 wordt „§ 36” vervangen door „§ 43”.
9.
In de nieuwe § 45 worden leden 17 tot en met 19 vervangen door de volgende leden 17 tot en met 24:
„(17) In afwijking van § 32, lid 1, in combinatie met lid 3, punt 2, mogen konijnen in houderij-inrichtingen, waarvoor vóór ....... invoegen: datum van de dag van inwerkingtreding van deze verordening al een vergunning was verstrekt of die vóór die datum al in gebruik zijn genomen, nog tot … invoegen: vermelding van de dag en maand van de bekendmaking van deze verordening alsook het jaartal van de tiende kalenderdag na de bekendmaking worden gehouden, wanneer de konijnen beschikken over een oppervlak met een effen opstapvlak met een opstapbreedte volgens § 32, lid 3, punt 2, en spleten of
11
openingsbreedten volgens § 32, lid 3, punt 2, en minstens een derde van het onbeperkt bruikbare vloeroppervlak volgens § 33, lid 3, punt 1, of § 34, lid 2, punt 1, uitmaakt.
(18) In afwijking van § 32, lid 1, in combinatie met lid 4, mogen konijnen in houderijinrichtingen, waarvoor vóór ....... invoegen: datum van de dag van inwerkingtreding van deze verordening al een vergunning was verstrekt of die vóór die datum al in gebruik zijn genomen, nog tot … invoegen: vermelding van de dag en maand van de bekendmaking van deze verordening alsook het jaartal van het tiende kalenderjaar volgend op de bekendmaking worden gehouden, indien voor ieder konijn minimaal een onbeperkt bruikbaar vloeroppervlak conform de volgende tabel ter beschikking staat:
Gebruikswijze
Vloerruimte in cm2
Mesting
1 000
Kweek
4 000
(19) In afwijking van § 33, lid 1, in combinatie met lid 3, punt 1, mogen mestkonijnen in houderij-inrichtingen, waarvoor vóór ....... invoegen: datum van de dag van inwerkingtreding van deze verordening al een vergunning was verstrekt of die vóór die datum al in gebruik zijn genomen, nog tot … invoegen: vermelding van de dag en maand van de bekendmaking van deze verordening alsook het jaartal van het tiende kalenderjaar volgend op de bekendmaking worden gehouden, indien voor ieder mestkonijn minimaal een onbeperkt bruikbaar vloeroppervlak conform de volgende tabel ter beschikking staat:
Mestkonijnen
Vloerruimte in cm2
eerste tot tiende dier
1 000
vanaf elfde dier
700
(20) In afwijking van § 33, lid 1, in combinatie met lid 3, punt 2, mogen mestkonijnen in houderij-inrichtingen, waarvoor vóór ....... invoegen: datum van de dag van inwerkingtreding van deze verordening al een vergunning was verstrekt of die vóór die datum al in gebruik zijn genomen, nog tot … invoegen: vermelding van de dag en maand van de bekendmaking van deze verordening alsook het jaartal van het tiende kalenderjaar volgend op de bekendmaking worden gehouden, wanneer een minimumoppervlak van 4 000 cm2 ter beschikking staat.
12
(21) In afwijking van § 33, lid 1, in combinatie met lid 3, punt 3, mogen mestkonijnen in houderij-inrichtingen, waarvoor vóór ....... invoegen: datum van de dag van inwerkingtreding van deze verordening al een vergunning was verstrekt of die vóór die datum al in gebruik zijn genomen, nog tot … invoegen: vermelding van de dag en maand van de bekendmaking van deze verordening alsook het jaartal van het tiende kalenderjaar volgend op de bekendmaking worden gehouden, wanneer de binnenwerkse hoogte van de houderij-inrichting op geen enkele plaats minder dan 40 centimeter bedraagt.
(22) In afwijking van § 34, lid 1, in combinatie met lid 2, punt 1, mogen mestkonijnen in houderij-inrichtingen, waarvoor vóór ....... invoegen: datum van de dag van inwerkingtreding van deze verordening al een vergunning was verstrekt of die vóór die datum al in gebruik zijn genomen, nog tot … invoegen: vermelding van de dag en maand van de bekendmaking van deze verordening alsook het jaartal van het tiende kalenderjaar volgend op de bekendmaking worden gehouden, indien voor ieder fokkonijn minimaal een onbeperkt bruikbaar vloeroppervlak van 4 800 cm2 ter beschikking staat.
(23) In afwijking van § 34, lid 1, in combinatie met lid 2, punt 2, mogen mestkonijnen in houderij-inrichtingen, waarvoor vóór ....... invoegen: datum van de dag van inwerkingtreding van deze verordening al een vergunning was verstrekt of die vóór die datum al in gebruik zijn genomen, nog tot … invoegen: vermelding van de dag en maand van de bekendmaking van deze verordening alsook het jaartal van het tiende kalenderjaar volgend op de bekendmaking worden gehouden, wanneer de binnenwerkse hoogte van de houderij-inrichting op geen enkele plaats minder dan 60 centimeter bedraagt.
(24) In afwijking van § 39 in combinatie met § 40, leden 1, 6, 7 en 8, zin 1, punten 1 tot en met 3, mogen pelsdieren nog tot 11 december 2016 worden gehouden.”
13
Artikel 2
Het bondsministerie van Voedselvoorziening, Landbouw en Consumentenbescherming kan de tekst van de verordening inzake dierenbescherming en het houden van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren in de vanaf ... [invoegen: datum van de inwerkingtreding van deze verordening volgens artikel 3] geldende versie in het Duitse Staatsblad publiceren.
Artikel 3
Deze verordening treedt op de dag na haar bekendmaking in werking.
____________________________________ De Bondsraad heeft toestemming verleend.
Bonn, XX
De Bondsminister van Voedselvoorziening, Landbouw en Consumentenbescherming
14