Besparing(sintenties) gemeenten voor sport Situering Eind oktober 2013 ontvingen de lokale sportdiensten van Vlaanderen via e-mail een uitnodiging om de online enquête ‘besparing(sintenties) gemeenten voor sport’ in te vullen. In deze bevraging werd gepeild naar de financiële situatie op het vlak van sport in 2013 en naar de verwachtingen voor 2014. De twee strategieën om de financiën in balans te houden, namelijk minder uitgeven en meer inkomsten genereren, werden bevraagd. Medio december werd de gegevensverzameling afgerond en vulden 130 gemeenten de enquête in, wat een respons van 42% betekent. In elke provincie schommelde de respons rond 40%, behalve voor de provincie Antwerpen, waarvoor de respons 49% bedroeg. Wanneer de respons beschouwd wordt per gebiedsindeling valt een iets lagere respons van gemeenten uit het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel op (29%). Gemeenten uit grootstedelijk en kleinstedelijk gebied waren iets enthousiaster om de enquête in te vullen (52% en 49%). Qua inwonerscategorieën was de respons uit gemeenten met 30.001-50.000 inwoners wat hoger (59%) en uit gemeenten met < 10.000 en 50.001-200.000 inwoners wat lager (35% en 30%). Zes van de 13 centrumsteden vulden de enquête in. Bij het lezen van dit rapport is het belangrijk om in het achterhoofd te houden dat de resultaten voor 2014 een inschatting zijn van de verwachte evoluties op basis van de informatie waar de respondenten op dat moment over beschikten. Zo is het mogelijk dat het beleid na het invullen van de enquête nog (bijkomende) financiële beslissingen genomen heeft. Daarom zal ISB de bevraging in 2015 herhalen om na te gaan of de intenties in meer of mindere mate waarheid zijn geworden. Inschatting financiële toestand 43% van de respondenten schat de financiële toestand van zijn gemeente als ‘slecht tot zeer slecht’ in (29% slecht – 13% zeer slecht). Slechts 16% schat de financiële toestand als ‘goed’ in. 42% vulde ‘neutraal’ in. - In Vlaams-Brabant vallen de hogere percentages slecht (36%) en zeer slecht (24%) op. Ook in Limburg heeft de categorie ‘slecht’ een hoog aandeel (39%), maar daar staat tegenover dat geen enkele gemeente de situatie als ‘zeer slecht’ inschat en dat het aandeel dat ‘goed’ aanduidde het hoogste van alle provincies is (28%). - Van de 6 centrumsteden die de enquête invulden schat geen van hen de financiële situatie als goed in. - In de inwonersklassen <10.000, 10.000-15.000 en 20.001-30.000 inwoners schommelt het aandeel respondenten dat de situatie als slecht inschat rond 35%. In gemeenten uit de categorie 30.001-50.000 inwoners schat 32% de financiële situatie als zeer slecht in.
Persrapport maart 2014
1
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
zeer slecht slecht neutraal
goed
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
zeer slecht slecht neutraal
goed
Figuur 1 // Inschatting financiële toestand (2013) – volgens provincie, inwonersklasse, gebiedsindeling Budget sport In 17% van de gemeenten wordt het budget sport in de meerjarenplanning 2014-2019 beperkt tot de subsidies (incl. de bijhorende cofinanciering en subsidies via andere kanalen) in het kader van de vier Vlaamse beleidsprioriteiten sport. -
-
-
In Vlaams-Brabant bedraagt dit percentage zelfs 28%, wat op zich niet verwonderlijk is aangezien 60% van de Vlaams-Brabantse respondenten de financiële situatie in hun gemeente als slecht tot zeer slecht inschat. Maar ook in Oost-Vlaanderen is het budget sport in een vijfde (21%) van de gemeenten beperkt tot de subsidies. Beschouwd volgens gebiedsindeling zijn het vooral de gemeenten gelegen in buitengebied die het budget sport beperken tot de subsidies (23%). Het budget sport wordt in 22% van de gemeenten met 15.001-20.000 inwoners en in bijna een kwart (24%) van de gemeenten met 20.001-30.000 inwoners beperkt tot de subsidies. Een vraag die bij deze resultaten rijst is of het loon van de sportambtenaar, exploitatiekosten sportinfrastructuur, … mee in rekening gebracht zijn.
Persrapport maart 2014
2
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
nee ja
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
nee ja
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
nee ja
Figuur 2 // Verhouding aandeel gemeenten waar het budget sport wel (ja)/niet (nee) beperkt is tot subsidies – volgens provincie, inwonersklasse, gebiedsindeling Aandeel gemeenten dat op sport bespaart In 2013 waren in beleidsdomein sport. -
39%
van
de
gemeenten
structurele
besparingen
voor
het
Vooral de Vlaams-Brabantse gemeenten werden hiermee geconfronteerd (58%). In Antwerpen bleven ze wat gespaard van de besparingsgolf, daar waren ‘slechts’ in 30% van de gemeenten besparingen voor sport.
Voor 2014 ziet het plaatje er anders uit. 71% van de respondenten verwacht dat er voor beleidsdomein sport bespaard moet worden. -
In West-Vlaanderen ligt het percentage (80%) het hoogst, in Oost-Vlaanderen het laagst (61%).
Van de 49 gemeenten die in 2013 al bespaarden op sport zijn er 47 (96%) die verwachten dat dit ook in 2014 het geval zal zijn. -
Van de 4 gemeenten uit Vlaams stedelijk gebied rond Brussel in de steekproef, moesten er in 2013 3 besparen op sport. In 2014 verwacht ook de vierde dat hij zal moeten besparen. In de regionaalstedelijke gebieden lijkt het aandeel gemeenten dat op sport moest besparen (31%) wat lager te liggen. Dat verandert echter voor 2014, want dan zijn het de gemeenten uit kleinstedelijke en regionaalstedelijke gebieden die hogere percentages dan het gemiddelde scoren (resp. 86% en 77%). Van gemeenten in
Persrapport maart 2014
3
-
-
buitengebied verwacht het minst aantal gemeenten besparingen voor sport in 2014, al is 64% ook niet weinig. Bij de gemeenten uit de inwonerscategorie 30.001-50.000 moest 61% in 2013 besparen voor het beleidsdomein sport. Dit staat in contrast met de 19% gemeenten die op sport moesten besparen uit de categorie met 20.001-30.000 inwoners. Maar voor 2014 verwacht 82% van deze laatste categorie besparingen voor sport. De gemeenten met 30.001-50.000 inwoners zijn ook voor 2014 ‘koploper’, 85% verwacht besparingen voor sport. De vijf gemeenten in de steekproef met meer dan 50.000 inwoners verwachten allen in 2014 te moeten besparen op sport. In de centrumsteden waren er in 2013 bij de helft structurele besparingen voor het beleidsdomein sport. Voor 2014 verwachten alle respondenten van deze groep te moeten besparen op sport.
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
2013
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
2013
nee ja
nee ja
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
2013
nee ja
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
2014
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
2014
nee ja
nee ja
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
2014
nee ja
Figuur 3 // Aandeel gemeenten dat wel (ja) / niet (nee) op sport bespaart – volgens provincie, inwonersklasse, gebiedsindeling voor 2013 en 2014
Persrapport maart 2014
4
Grootorde van de besparingen 39 van de 49 gemeenten waar er in 2013 bespaard werd op sport, konden hier een percentage op plakken. Gemiddeld moest er 12% bespaard worden, met een minimum van 2% en een maximum van 50%. De mediaan ligt op 10%. De verwachtingen voor 2014 liggen in dezelfde lijn. 68 van de 92 respondenten die in 2014 besparingen voor sport verwachten, plakten hier een percentage op. Gemiddeld zal er 13% bespaard moeten worden, met een minimum van 1% en een maximum van 50%. De mediaan ligt eveneens op 10%. Ten opzichte van de andere beleidsdomeinen moe(s)t sport zowel in 2013 als in 2014 in 78% van de gemeenten evenveel besparen als de andere beleidsdomeinen. Bij 18% van de respondenten werd er in 2013 meer bespaard op sport dan op de andere beleidsdomeinen. Voor 2014 bedraagt dat cijfer 16%. Wijze van besparen Gemeenten die aangaven dat er in 2013 bespaard werd voor sport en/of gemeenten die in 2014 besparingen voor sport verwachten, kregen ook enkele vragen over de wijze van besparen. Hierbij werd zowel aandacht besteed aan de uitgaven- als aan de inkomstenzijde. Onderstaande tabel geeft weer op welke manier er bespaard werd of zal worden: Tabel 1 // Manier waarop gemeenten (zullen) besparen in 2013, 2014, 2013 en/of 2014 Waar er op bespaard wordt…
2013
2014
2013 of 2014
subsidies aan sportverenigingen
10,20%
28,26%
29,79%
bestaande sportinfrastructuur
46,94%
61,96%
62,77%
nieuwe sportinfrastructuur
67,35%
80,43%
82,98%
personeel (specifiek voor sport)
48,98%
53,26%
58,51%
afbouw dienstverlening
44,90%
53,26%
55,32%
clusteren van diensten
36,73%
46,74%
47,87%
andere
53,06%
53,26%
56,38%
2013: % ja-antwoorden t.o.v. N totaal =49 2014: % ja-antwoorden t.o.v. N totaal =92 2013 of 2014: % ja-antwoorden t.o.v. N totaal =94
-
-
-
-
Hieruit blijkt ondermeer dat de gemeenten de sportverenigingen proberen te sparen. In 2013 koos 10% voor dit besparingskanaal. Voor 2014 ligt de verwachting op net geen 30%, wat een toename is maar nog altijd het laagste aandeel is. Nieuwe sportinfrastructuur is zowel in 2013 als in 2014 het meest voorkomende item waarop bespaard wordt, respectievelijk 67% en 80%. Maar ook op bestaande sportinfrastructuur wordt er in 47% (2013) en 62% (2014) van de gemeenten bespaard. Het aandeel gemeenten dat bespaart op personeel is behoorlijk, maar lijkt vooralsnog relatief stabiel. In 2013 bespaart net niet de helft op personeel en in 2014 verwacht iets meer dan de helft dat te zullen doen. Het clusteren van diensten past in de visie van integraal beleid en betere dienstverlening, maar kan ook een manier zijn om efficiënter te werken en te
Persrapport maart 2014
5
-
besparen. De tendens tot clustering van diensten die al eerder ingezet werd (zie Cijferboek Sport 2008-2010 en 2011-2013), lijkt zich op basis van deze resultaten ook naar aanleiding van de besparingen verder door te zetten. In 2013 werden in 37% van de gemeenten diensten geclusterd om te besparen, in 2014 verwacht 47% van de gemeenten dat dit zal gebeuren. Uit de data blijkt ook dat er in 2014 iets meer ‘besparingskanalen’ ingezet worden. In 2013 werden gemiddeld 3,08 van de vermelde wijzen van besparen ingezet. Voor 2014 bedraagt dat gemiddelde 3,77. Het is echter vooral bij de gemeenten die zowel in 2013 als in 2014 bespaarden/besparen dat dit tot uiting komt. In deze 47 gemeenten werden in 2013 gemiddeld 3,11 besparingskanalen benut en in 2014 zal men gemiddeld 4,04 kanalen inzetten.
Jobverlies Bij 35% van de gemeenten waar er in 2013 bespaard werd, gingen er voltijdse equivalenten (VTE) voor de sector sport verloren. In deze 17 gemeenten verdwenen er in totaal 32,4 VTE sport, met een gemiddelde van 1,91 VTE (minimum 1 – maximum 5 – mediaan 2). Voor 2014 gaf 22% van de gemeenten die besparingen voor sport verwachten aan dat dit een verlies van VTE voor sport zal betekenen. 16% van de gemeenten die in 2014 sportbesparingen verwachten, gaven aan niet te weten of dit ook een invloed zou hebben op het aantal VTE. In 2014 zullen er in de 20-tal gemeenten die een vermindering van het aantal VTE verwachten, naar verwachting 39,3 VTE verdwijnen, met een gemiddelde van 2,07 VTE (minimum 0,5 – maximum 5,5 – mediaan 1,3). Op twee jaar tijd verdwijnen er voor de lokale sportsector minstens 71,7 VTE. -
-
Er werd ook gevraagd naar de functies waar de VTE’s verloren gingen. In 2013 werden toezichter/zaalwachter, sportpromotor, redder en onderhoud het vaakst vermeld. Voor 2014 worden toezichter/zaalwachter, administratie, onderhoud, sportpromotor en redder het meest vernoemd. Het kanaal waarlangs er in de meeste gemeenten een vermindering van het aantal VTE’s voor sport was, is geen vervanging na pensioen (2013: 53% - 2014: 70%). Ook het niet vervangen van langdurig afwezigen is een courant kanaal (2013: 53% 2014: 35%). Interne personeelmobiliteit werd in 2013 bij 36% van de gemeenten als ‘afvloeiingskanaal’ aangewend, voor 2014 verwacht men dit maar in 10% van de gemeenten. Tijdelijke contracten werden in 2013 in een kwart van de gemeenten (24%) niet verlengd, voor 2014 zullen 35% van de gemeenten tijdelijke contracten niet verlengen. Ontslag werd in 2013 maar door twee en voor 2014 door één gemeente(n) aangehaald.
Persrapport maart 2014
6
Tariefstijgingen Aan de inkomstenzijde werd er in de bevraging gepolst naar tariefstijgingen voor het gebruik van gemeentelijke sportinfrastructuur en voor deelname het sportaanbod van de gemeente. Tariefstijgingen gebruik sportinfrastructuur In 2013 werden de tarieven voor het gebruik van sportinfrastructuur in bijna een kwart (23%) van de gemeenten verhoogd. Bij een derde daarvan zullen de tarieven in 2014 eveneens verhoogd worden. Van de gemeenten waar er in 2013 geen tariefwijziging voor sportinfrastructuur was, zal er bij 52% hiervan in 2014 een tariefverhoging doorgevoerd worden. In totaal zullen in 2014 in bijna de helft van de Vlaamse gemeenten (48%) de tarieven voor het gebruik van sportinfrastructuur stijgen. -
-
Het zijn verhoudingsgewijs vooral Oost-Vlaamse (32%) en Vlaams-Brabantse (29%) gemeenten waar er in 2013 een tariefverhoging voor sportinfrastructuur was. Beschouwd volgens gebiedsindeling zijn de gemeenten uit groot- en kleinstedelijk gebied de koplopers. In respectievelijk 36% en 33% van deze gemeenten was er een prijsstijging. Volgens inwonerscategorie ingedeeld zijn het de gemeenten met 15.001-20.000 en 20.001-30.000 inwoners waar het aandeel gemeenten waar een tariefverhoging doorgevoerd werd, hoger ligt (beide 35%). In één van de zes responderende centrumsteden werden de tarieven voor sportinfrastructuur verhoogd. De tariefverhoging was in 72% van de gevallen groter dan de indexering. 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
2013
nee ja
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
2013
nee ja
2013
nee ja
Figuur 4 // Aandeel gemeenten dat in 2013 wel (ja) / geen (nee) tariefverhoging voor het gebruik van sportinfrastructuur doorvoerde – volgens provincie, inwonersklasse, gebiedsindeling Persrapport maart 2014
7
Tariefstijgingen deelname sportaanbod In 2013 werden de tarieven voor deelname aan activiteiten van de sportdienst in een derde van de gemeenten (34%) verhoogd. Bij een derde hiervan zal er in 2014 nog een prijsstijging van het sportaanbod volgen. Van de gemeenten waar er in 2013 geen tariefwijziging voor het sportaanbod was, zal er bij bijna de helft (48%) hiervan in 2014 een tariefverhoging doorgevoerd worden. In totaal zullen in 2014 in 43% van de Vlaamse gemeenten de tarieven voor deelname aan activiteiten van de sportdienst stijgen. -
-
Provinciegewijs is het aandeel Limburgse (44%) en Oost-Vlaamse (43%) gemeenten die de tarieven voor het sportaanbod verhoogden het grootst. Beschouwd volgens gebiedsindeling zijn het de gemeenten gelegen in grootstedelijke gebied (36%) en buitengebied (35%) die de kroon spannen. Wanneer de antwoorden volgens inwonerscategorie ingedeeld worden, verhoogden 46% van de gemeenten met 10.000-15.000 inwoners en 39% van de gemeenten met 15.001-20.000 inwoners in 2013 de tarieven voor het sportaanbod. De tariefverhoging was in 70% van de gevallen groter dan de indexering.
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
2013
nee ja
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
2013
nee ja
2013
nee ja
Figuur 5 // Aandeel gemeenten dat in 2013 wel (ja) / geen (nee) tariefverhoging voor deelname aan het sportaanbod doorvoerde – volgens provincie, inwonersklasse, gebiedsindeling
Persrapport maart 2014
8
Conclusies De lokale sportsector ontsnapt niet aan de algemene financiële crisis die in de gemeentes woedt.1 In een vijfde van de gemeenten waar er in 2013 bespaard werd, was het besparingspercentage voor het beleidsdomein sport hoger dan voor de andere beleidsdomeinen. Enerzijds proberen gemeenten te besparen door de uitgaven te verminderen (besparingen op nieuwe en bestaande sportinfrastructuur, vermindering personeel voor sport, afbouw dienstverlening) en anderzijds door de inkomsten te verhogen (tariefstijging deelname sportaanbod en gebruik sportinfrastructuur). De stijgende tarieven treffen niet enkel de individuele sporters, maar ook de sportclubs. Daartegenover staat echter dat de tarieven nog altijd heel democratisch zijn en dat de erkende sportclubs vaak genieten van de laagste tarieven. Verder blijkt dat in verhouding tot de andere besparingskanalen de optie ‘besparen op subsidies aan sportverenigingen’ het minst gebruikt wordt en de gemeentebesturen de sportclubs proberen te sparen. De besparingen voor bestaande sportinfrastructuur houden het gevaar in dat de staat waar de gemeentelijke sportinfrastructuur zich bevindt de komende jaren zienderogen achteruit zal gaan. Dit komt het comfort en de veiligheid van de sporters niet ten goede en zal op lange termijn uiteindelijk leiden tot hogere kosten. Om de lokale besturen wat financiële ademruimte te geven, zijn een uitbreiding van het verlaagde btw-tarief van 6% voor renovatie (eventueel specifiek met het oog op duurzaamheid) en elektriciteit twee mogelijke pistes. Dat de lokale sportsector het met minder personeel moet stellen, blijkt zowel uit de gegevens die ISB verzamelde als uit de resultaten van een enquête van VVSG 2. De burgers verwachten echter wel nog steeds een degelijke dienstverlening. In een aantal gevallen zal er inderdaad wel ruimte zijn voor efficiëntieverbetering, maar het is de vraag in welke mate men dezelfde kwaliteit kan handhaven met minder personeel.
1
Zie o.a. VVSG. (2013) Burger zal besparingen lokale besturen goed voelen, ook al saneren gemeenten en OCMW’s eerst in eigen huis. Persbericht 5 november 2013. 2 … Sectoren die het met minder personeel zullen moeten doen zijn voor de gemeenten de technische en groendiensten en alles wat met vrije tijd (cultuur, sport, jeugd, bibliotheek) te maken heeft... in VVSG. (2013) Burger zal besparingen lokale besturen goed voelen, ook al saneren gemeenten en OCMW’s eerst in eigen huis. Persbericht 5 november 2013. Persrapport maart 2014
9
Enkele citaten die het beeld in de sector schetsen: “De situatie is zo dat de belastingen omhoog gaan, een nieuw voetbaldossier voor 5 jaar on hold geplaatst wordt, het zwembad met een jaarlijks exploitatieverlies van € 300.000 een paar jaar geleden gesloten werd en we met minder personeel op de sportdienst werken.” “Toelichting besparingen: - in 2013 40 % besparingen t.o.v. 2012 - in 2014 daarbovenop 10 % besparingen - in 2015 daarbovenop 5 % besparingen - in 2016 daarbovenop 5 % besparingen” “We beschikken over oude sportinfrastructuur waarbij renovatie nodig is. Deze renovaties worden echter steeds verschoven naar later. Maar de ouderdom van de infrastructuur zorgt voor hogere werkingskosten. En op die kosten moeten we besparen? Moeilijke oefening!” “Als het organigram goedgekeurd wordt, kan het zijn dat sportfunctionaris afdelingshoofd wordt en dat er op de sportdienst nog eens (buiten de 0,5 VTE sportpromotor) 1 VTE weg gaat op de dienst. De dienst gaat van 3,3 VTE naar 1,8 VTE.”
COLOFON Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB) August De Boeckstraat 1 bus 3 9100 Sint-Niklaas Tel: 03/780.91.00 - Fax: 03/780.91.09
[email protected] www.isbvzw.be - www.isbkennisbank.be Projectcoördinatie / auteur Marjolein van Poppel stafmedewerker Tel: 03/780.91.06
[email protected] © februari 2014 Persrapport maart 2014
10