Pagina
1 van 10
BESLUITENLIJST OPENBARE COMMISSIEVERGADERING Raadscommissie voor Algemeen bestuur en middelen
Datum
28 oktober 2008
Aanwezig Voorzitter Griffier
de heer ir. B.L. Jonker
de heer J. in 't Veld
Leden de dames mr. J.A. Koops-Scheele, drs. C.L. de Leur en L. Roos en de heren drs. H.J. van den Bergh, mr. J.G. Bulsing, mr. A.L. Cohen, H.W. Fokkink, Th.J.H. Houwink ten Cate, J.E. Levie, drs. A. Maarse, mr. C.J. Noomen, dr. A.H. Siegmann en W.B. Vervenne. Afwezig
de heren mr. J.J. van Bergen (voorzitter), R.K. Oord en drs. M.M. Rietdijk .
Mede aanwezig mevrouw J.E.M. Tabak en de heren drs. J.P.W. Groot , drs. F. Hellendall , R.E. Pols, drs. A.G.S.M. Veenboer (wethouders) en mr. J.H.C. van Zanen (burgemeester).
01.
Opening en mededelingen.
De voorzitter opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom. Bericht van verhindering is ontvangen van de heren Oord en Rietdijk, die vervangen worden door respectievelijk mevrouw Roos en de heer Vervenne. De heer Van Bergen (voorzitter) is wegens familieomstandigheden vanavond eveneens niet aanwezig en spreker neemt hem waar. De plaats van spreker in de commissie wordt ingenomen door de heer Siegmann. Er zijn verder geen mededelingen. 02. Bespreking onderzoek Bureau Integriteit Nederlandse Gemeenten (BING) over het handelen van de gemeente bij het uitzetten van deposito’s bij Landsbanki. De voorzitter geeft het woord aan de heer S.L. de Leeuw, die om spreekrecht heeft verzocht. Diens bijdrage in essentie is aan deze besluitenlijst gehecht. De heer Bulsing memoreert dat donderdag 9 oktober 2008 de fractievoorzitters door de voorzitter van de raad telefonisch op hoofdlijnen werden geïnformeerd over de situatie die was opgetreden en daarna werd de gemeenteraad geïnformeerd. Wanneer begon het land wakker te worden, verzucht spreker. De kredietcrisis was van de Verenigde Staten overgeslagen naar Europa. Op 13 oktober daarop werden de raadsleden schriftelijk geïnformeerd. Hijzelf reageerde geschokt en teleurgesteld en achtte het onbegrijpelijk hoe de situatie had kunnen ontstaan voor Amstelveen. Maar wie is nu eigenlijk verantwoordelijk. Primair het college. Het college heeft het uitzetten van gelden gemandateerd. Vervolgens kan de schuldvraag worden gesteld. Is er sprake geweest van verwijtbaar gedrag. Wat heeft het college verkeerd gedaan? Te constateren valt dat het college feitelijk niets verkeerd heeft gedaan, alleen de ambtenaren in kwestie hadden wakker moeten zijn. Moody’s had al op 20 mei 2008 een waarschuwing afgegeven. De professionals hadden een inschatting van de risico’s kunnen maken om deposito’s bij Landsbanki onder te brengen. Daarbij komt dat de IJslandse bank niet over een Nederlandse bankvergunning beschikte. Kortom: het is zorgelijk dat men met die bank op dat moment in zee is gegaan. Zelf heeft hij zich wel eens de vraag gesteld of betrokkenen privé ook hun spaargeld bij die bank hadden ondergebracht.
Pagina
2 van 10
Op het moment dat de problemen waren ontstaan had hij van het college meer spierkracht verwacht, bijvoorbeeld door het verleende mandaat terug te nemen. Het BING maakt op pagina 7 van het rapport een kritische opmerking richting DNB. Hij deelt die kritiek niet, omdat daarmee het zoeklicht wordt afgewend van de eigenlijke actoren, namelijk het college en de betrokken uitvoerende ambtenaren. Op pagina 10 van het rapport is terug te vinden dat het eigenlijke eerste signaal dat er iets aan de hand zou kunnen zijn een e-mail van de wethouder was die hij op 7 oktober 2008 naar enkele ambtenaren heeft verzonden. Er dreigt een gat in de begroting te gaan ontstaan en spreker pleit er voor om de ruimte ter dekking van het tekort over de gehele begroting te gaan vinden en niet door het schrappen van enkele projecten. Vervolgens stelt spreker dat men bestuurlijk gezien in het tijdperk van het dualisme leeft. Dat betekent dat de gemeenteraad op hoofdlijnen dient te sturen. Hij constateert dat deze aangelegenheid het derde in rij is waarbij de gemeenteraad als het ware gedwongen wordt om tot een detailniveau af te dalen en hij stelt vervolgens dat het met het dualisme is afgelopen. De heer Houwink ten Cate ziet bij het lezen van het rapport drie vragen die bij hem naar boven komen, namelijk of het plaatsen van de deposito’s onverantwoord was, vanaf welk moment het gevaar bij de betrokkenen moest doordringen en waarom de raad op 7 oktober 2008 niet werd geïnformeerd. Alles overziende komt hij tot de conclusie dat op 19 september 2008 niet onverantwoord is gehandeld. Bij het bewust worden van het gevaar speelt wat anders. Het eerste risicosignaal dat intern wordt opgevangen is een e-mail van de wethouder d.d. 7 oktober 2008. Op 30 september 2008 blijkt de rating van de bank in kwestie in geding te zijn. Vanaf die datum hadden de berichten in de markt gevolgd moeten zijn en er had met de raad kunnen zijn gecommuniceerd. Natuurlijk omvat de informatieplicht ook een zekere onderzoeksplicht. Met betrekking tot de laatste vraag: de onderzoekers oordelen dat de wethouder niet onzorgvuldig is geweest om de informatie over Landsbanki niet met de raad te delen op 7 oktober 2008, omdat niet geconcludeerd kon worden dat de vordering geheel of gedeeltelijk als verloren moest worden beschouwd en dat de wethouder de situatie als geruststellend mocht beoordelen: nationalisatie net als Fortis, overheid garant, goed voor de crediteuren. Maar: dezelfde dag mailt de wethouder wel zijn ambtenaren en de vraag is of hij zich wel kon baseren op de twee in zijn mail aangegeven berichten en hij deze als geruststellend kon beschouwen. De titel van zijn mailbericht (“je krijgt er koude rillingen van”) duidt op het tegendeel. De twee berichten zouden in elk geval aanleiding zijn geweest voor nader onderzoek en op 6 en 7 oktober 2008 stonden de IJslandse banken onder grote druk. De vraag is ook wanneer de meldingsplicht aan de raad eigenlijk ontstaat en hoe de informatiestroom zich verhoudt tot ons eigen informatiestatuut. Over dat laatste is in het rapport van het BING niets terug te vinden. Het oordeel in het rapport over de wethouder legt zijn fractie daarom naast zich neer. Weliswaar heeft de wethouder zich ter voorbereiding op eventuele vragen in de vergadering van 7 oktober 2008 laten informeren over de deposito’s, maar toen die uitbleven heeft hij gezwegen. Terwijl de agendapunten die op die vergadering aan de orde kwamen ook in financiële zin bijzonder zwaar waren. De vraag is dan of dat recht doet aan het gestelde in het informatiestatuut. In elk geval kan men stellen dat de informatieplicht afhankelijk is geweest van de eigen inhoudelijke beoordeling door de wethouder zelf. Op 7 oktober 2008 was er duidelijk wat mis, dat staat vast. En dat had gemeld dienen te worden. De heer Maarse maakt uit het rapport op dat de treasurers kennelijk als amateurs kunnen worden bestempeld. Hij vraagt zich af, wanneer dit juist zou zijn, waarom het college dan niet heeft ingegrepen. Vanaf april dit jaar bleek al dat IJslandse
Pagina
3 van 10
banken in het geding waren. De kredietcrisis speelde al veel langer. Het is het werk van de organisatie om dit soort zaken te volgen. Het rapport noemt op bladzijde 7 vijf niveaus. Zelf zegt spreker zich tussen niveau 4 en 5 in te plaatsen. Hij was zelf niet betrokken bij enige spaargeldbelegging noch wist hij dat de gemeente gelden op IJsland in deposito had. Echter, het is onverteerbaar dat de raad op 7 oktober 2008 niet geïnformeerd werd, terwijl de wethouder –zoals hij dat in een mail schrijft- de koude rillingen had. Had dát dan gemeld! Er werden die avond door de raad belangrijke beslissingen genomen met een grote financiële impact. En het college had al voor die tijd geïnformeerd kunnen zijn door de organisatie dat er iets aan de hand was. Normaal is treasury een uitvoeringstaak. De raad mag vertrouwen dat die taak goed wordt uitgevoerd en wordt geïnformeerd wanneer er iets aan de hand is. Spreker vraagt zich af of het belangrijke besluit ten aanzien van de N201 dat op 7 oktober 2008 genomen is, wel genomen zou zijn wanneer het IJsland-debacle toen bekend zou zijn geweest. Hij pleit er voor om dat besluit te heroverwegen. Ten slotte verzoekt spreker het rapport te agenderen voor bespreking in de gemeenteraad zodat een politiek oordeel over de gang van zaken kan worden uitgesproken. Mevrouw Roos maakt uit de geschiedenis op dat er in vergelijking met 2007, in 2008 minder deposito’s voor langere termijn zijn uitgezet en vraagt zich af of er sprake is geweest van een soort van beleidswijziging. Daarbij informeert spreekster naar de rente die voor korte periodes van toepassing is en wie de omvang bepaalt van de uit te zetten bedragen en termijnen. Werd er wellicht voor korte deposito’s gekozen omdat men de zaak niet vertrouwde en is het geld werkelijk terugontvangen of is er melding gemaakt dat het geld vrij viel? De vraag is wel waarom men zo’n groot risico heeft gelopen terwijl het verschil in rente hooguit een half procent is bij drie maanden. Een deposito van € 8 miljoen voor zes maanden levert een rentevoordeel met een in Nederland gevestigde bank op van € 12.000,00 en de vraag is of dit het risico rechtvaardigt. Vervolgens stelt spreekster de rol van de tussenpersoon (broker) ter discussie. De vraag is welke toegevoegde waarde zo’n bedrijf heeft. Bovendien kan men zich afvragen of een broker (omdat deze van twee kanten provisie ontvangt) onbevooroordeeld handelen kan. Hoe hoog is de provisie die een broker ontvangt? Het rapport rept over het feit dat de betrokken ambtenaren worden ingeschaald op niveau 5. Is dat niveau niet onder de maat en als dat zo is hoe is het dan mogelijk dat deze ambtenaren mandaat hebben gekregen? En wanneer het niveau niet onder de maat zou zijn zouden zij dan niet (gelet op hun langdurige gemiddelde ervaring) op niveau 3 of 4 zitten en wat is dan de conclusie? Zitten zij wel op de juiste plaats? De heer Houwink ten Cate is van mening dat die vraag bezwaarlijk aan de wethouder gesteld kan worden. Het is een verantwoordelijkheid van het college. Mevrouw Roos meldt vervolgens dat in bijlage 1 van het rapport een aardig overzicht wordt gegeven van de chronologie van de belangrijkste gebeurtenissen. Doch dit overzicht is naar de mening van spreekster beperkt. Berichtgeving over de AA-rating in februari 2008 wordt gemist, alsmede de verschillende uitingen in de media van ter zake deskundigen in mei 2008. De audit op de treasury strekt zich uit over de periode januari – september 2008. Waarom tot september en zijn er na die datum nog handelingen verricht op treasurygebied? En als dat zo is, waarom staan zij niet in het overzicht en zijn die handelingen dan volgens de geldende regels verricht?
Pagina
4 van 10
Tot slot stelt spreekster eveneens de vraag waarom de wethouder de raad niet op 7 oktober 2008 heeft geïnformeerd en aanvullend waarom de beleggingen niet staan vermeld in de begrotingen van 2008 en 2009. De heer Siegmann had als eerste reactie toen hij geïnformeerd werd over de ontstane situatie: hoe heeft men zo stom kunnen zijn. Het was een soort van onderbuikgevoel dat hem bekroop. En dat treedt op bij allerlei berichten die tot ons komen. De vraag is echter of de wethouder binnen de door de raad gestelde kaders is gebleven en het antwoord is: ja. Hij merkt daarbij op dat in het treasurystatuut geen bekwaamheidseisen zijn neergelegd. En spreker leest ook kranten waaruit blijkt dat in april de eerste berichtgevingen tot hem kwamen. Alleen was dat niet verontrustend op dat moment. De vraag is waarom raadsleden met de wijsheid van toen niet aan de bel hebben getrokken, hemzelf incluis. Mevrouw Roos wijst erop dat dit te maken heeft met de rol van de gemeenteraad in het duale stelsel. De heer Siegmann repliceert door te stellen dat het om de kaders gaat. Het zou fraai zijn geweest indien de wethouder op 7 oktober 2008 al een signaal richting de gemeenteraad had gegeven, alleen het spel kwam daarna op de wagen en het presidium kwam daarna pas bij elkaar, waarbij een persbericht aan de orde kwam om mee naar buiten te komen. Lessen die men uit de gebeurtenissen heeft getrokken: het is een goede zaak dat de gedupeerde overheden samen met elkaar optrekken. De uitvoering van de treasury is verscherpt en op langere termijn zou naar het eigen beleid ter zake gekeken moeten worden, waarbij ook het niveau van de uitvoerders moet worden bezien. Mevrouw De Leur deelt de conclusie van mevrouw Roos dat het rapport van het BING meer vragen oproept dan dat het antwoorden geeft. Zij beperkt zich tot twee hoofdzaken: het risico dat aan de uitzettingen verbonden was en de informatielicht. Ten aanzien van het eerste aspect: het rapport van het BING wijst naar de nalatigheid van de toezichthouder. Dat ontslaat je echter niet van de plicht om zelf als organisatie een eigen verantwoordelijkheid te nemen, en niet blind te varen op de gegevens van een tussenpersoon bijvoorbeeld. Op 19 september 2008 werden er nog gelden uitgezet bij Landsbanki, terwijl de markt in zwaar weer verkeerde. Het verschil in renteopbrengst was marginaal en de vraag is waarom men dan toch het deposito bij die bank heeft verlengd. Op 30 september 2008 wordt de A-rating van de bank verlaagd. Op dat moment had men moeten ingrijpen, andere gemeenten waren wel zo alert om dat te doen en de vraag is waarom de wethouder op dat moment niet heeft ingegrepen. Het tweede aspect is wellicht belangrijker: op de dag van de raadsvergadering van 7 oktober 2008 informeert de wethouder naar de deposito’s bij zijn medewerkers. Was dat trouwens de eerste keer dat hij zich deed informeren? In elk geval verstuurt hij een mailbericht om 18.30 uur waarbij de titel “je krijgt er koude rillingen van” voor zichzelf spreekt. Die avond is er geen contact gelegd met de betrokken medewerkers, terwijl er zeker een paar die avond bij de raadsvergadering aanwezig waren. Dat duidt erop dat de wethouder kennelijk door de berichtgeving in zijn mailbericht niet verontrust was. Echter: de titel van het mailbericht duidt op het tegengestelde. Waarom is dan die avond geen mededeling gedaan aan raad en college en welke acties heeft de wethouder ’s avonds nog ondernomen? De website van Icesave was die dag al op slot gegaan. Dat op 8 oktober 2008 het college laat in de middag wordt geïnformeerd komt als mosterd na de maaltijd. Ten slotte vraagt spreekster wat het college zelf vindt van het BING-rapport. Ook mevrouw Koops zegt niet tevreden te zijn. De bij de treasury betrokken medewerkers moeten professioneel zijn. De gemeente heeft in totaliteit ongeveer € 90 miljoen belegd en dan moet je wel professionele kennis hebben. Dan had men de markt moeten volgen en wanneer het professionele niveau bij de medewerkers ontbreekt had de wethouder moeten
Pagina
5 van 10
bewerkstelligen dat het niveau in de organisatie aanwezig kwam. Dan had men al vanaf 2007 de verslechterde situatie bij de banken en in het bijzonder de IJslandse economische situatie als niet-EMU land kunnen beoordelen en kunnen handelen. Bovendien zou niemand het verschil in opbrengst van twee basispunten aan rente hebben gemist. Het lijkt er op dat op 19 september 2008 teveel op de automatische piloot is gevaren door het deposito te verlengen. Dat is niet professioneel geweest. De conclusie is dat weliswaar de regels keurig en netjes zijn gevolgd maar dat er toch sprake is van verwijtbaar gedrag. Een wethouder moet vertrouwen hebben en altijd actief informeren. De heer Fokkink vraagt of de gemeente Amstelveen zich als bankier heeft gedragen en wat bankieren inhoudt, wat er met de successievelijke signalen uit de markt is gedaan en wie daar verantwoordelijkheid voor draagt. Dat de accountant zich blijkens het rapport niet met de zaak bemoeit is een constatering die hem nogal verbaast. Ook spreker informeert naar het deskundigheidsniveau van de personen die treasury tot taak hebben. En waarom er tijdens de raadsvergadering van 7 oktober 2008 geen woord over de situatie is gezegd, al was het maar na afloop van de vergadering? In een van de eerdere commissievergaderingen is gesproken om een kwartaalgewijze financiële verantwoording door het college en de vraag is of men zo ver moet gaan om dit op het gebied van treasury ook te verzoeken. Het gaat hem wel wat ver. Vervolgens stelt spreker zich de vraag of op 19 september 2008 niet al bekend was dat de bancaire wereld onder grote spanning leefde en er problemen in IJsland waren en of het gemis van € 15 miljoen gevolgen zal hebben voor het project N201 of voor andere in uitvoering verkerende projecten. Na een schorsing begint de heer Hellendall met een verklaring dat ook hij de situatie verschrikkelijk vindt. Men kan stellen dat in elk geval een deel van de € 15 miljoen verdwenen is. Hoeveel dat weet nog niemand. Hij zou wensen dat de klok kon worden teruggezet maar dat is een utopie. Het informatiestatuut wat wij kennen is ontleend aan een model van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), zij het dat het statuut dat wij hebben wat scherper is. Het model is ontstaan als gevolg van de CETECO-affaire waarbij de provincie Zuid-Holland verliezen leed bij aandelentransacties. Teneinde zulke problemen te voorkomen heeft het rijk een nieuwe wet FIDO vastgesteld waarin werd neergelegd dat overheden alleen bij solide debiteuren gelden mochten uitzetten. Daarbij gold minimaal een A-rating en de wetgever dacht dat daarmee risico’s waren uitgesloten. Het hebben van een A-rating is niet niks. Maar we doorleven thans een financiële crisis die eens of twee keer per eeuw optreedt. Daar kan men weinig tegen beginnen. De staatssecretaris wijst in zijn brief die bij de uitgereikte stukken zit dat hem niet van het feit gebleken is dat de getroffen overheden tegen de regelgeving in hebben gehandeld. De verantwoordelijkheden op treasurygebied zijn laag in de organisatie door het college gemandateerd. Dat kan ook, omdat bij een A-rating geen risico werd gelopen. Medio september kwamen er signalen. Alleen die signalen hebben de medewerkers niet bereikt en dat is verklaarbaar. Wij spreken over tien tot vijftien transacties per jaar, dat wil zeggen ongeveer één per maand. Vóór het aangaan van de transacties is de biedende partij of de broker verplicht om informatie te verschaffen over de gegoedheid van de biedende debiteur. De professionele partijen hadden in die tijd kennelijk de informatie ook niet. Denk aan de staat Oostenrijk die in die periode een bedrag van ongeveer € 3 miljard op IJsland had uitstaan. Op 30 september 2008 bestonden er ten aanzien van Landsbanki aarzelingen over de rating, maar officieel was die rating door de ratingbureaus niet verlaagd. De gemeente laat zich door de brokers over de rating informeren; om zelf een abonnement op de ratingagencies te nemen is vrij kostbaar. Over de gebeurtenissen van 7 oktober 2008 bestaat wat misverstand. Spreker vraagt naar de standen van de deposito’s ter voorbereiding op de raadsvergadering die avond. Het antwoord komt tegen half drie die middag via de mail en spreker opent deze mail tegen vijf uur. Naar aanleiding van die mail informeert hij wat of wie Landsbanki en
Pagina
6 van 10
Leaseplan zijn. Als antwoord komt: het zijn instellingen met een A-rating, conform het treasurystatuut. Op dat moment bestond er bij hem geen argwaan. Tegen half zeven ’s avonds blijkt uit berichtgeving dat de IJslandse banken zijn genationaliseerd. Dit doet spreker besluiten om op internet rond te zoeken en hij treft een artikel aan bij De Telegraaf waarin vier voor hem geruststellende zaken voorkomen. Achteraf blijken die mededelingen niet op waarheid te berusten maar dat wist spreker op dat moment nog niet. Men zal duidelijk geleerd hebben van de situatie die in 1929 bestond, schoot hem in gedachten. Regeringen bemoeien zich er thans mee, ook die van IJsland De internationale gemeenschap schiet te hulp. Maar wellicht dat het verstandig is om de deposito’s daar weg te halen. Vandaar de mail die hij aan de medewerkers opstelt en verstuurt. Tegen acht uur die avond keert spreker voor de raadsvergadering terug op het raadhuis. Hij heeft geen ruggespraak meer kunnen houden op dat moment. Bovendien kende hij alle details op dat tijdstip niet en heeft hij geen overleg met het college kunnen voeren zoals het informatiestatuut voorschrijft. Hij wijst er echter wél op dat Amstelveen een van de eerste van de getroffen overheden is geweest die vroegtijdig over de situatie naar buiten is getreden. Voorafgaande aan dat laatste werden de fractievoorzitters op donderdag geïnformeerd. Twee van de drie betrokken medewerkers hadden ’s avonds via de radio van de situatie op IJsland kennis genomen. De dag daarop, woensdag, was de dag dat alles in hevigheid losbrak. De medewerkers hebben terstond actie ondernomen. De tegoeden bleken bevroren. En het bleek ontzettend moeilijk om in overleg te treden teneinde de deposito’s terug te halen. Waarschijnlijk zou dat al op 19 september 2008 het geval zijn geweest doch dat terzijde. Over de deposito’s was overigens tevens in de jaarrekening over 2007 gerapporteerd. Van de broker is vernomen dat daar privé met Icesave in zee is gegaan. Een niveau hoger dus dan waarin de medewerkers door BING zijn ingeschat. En dat terwijl daar economen in dienst zijn die geacht worden zich goed te informeren en de markt te volgen zodat men een inschatting van risico’s kan maken. Ook zij hebben geen argwaan gekregen. Zo dat wel het geval zou zijn geweest dan had men niet de optie voor een IJslandse bank onder de aandacht gebracht, zo hoorde spreker gisteren. Hoe nu het risico te mijden. In elk geval door in de huidige tijd in zee te gaan met debiteuren met een AAA-status. Bovendien is besloten dat bij het uitzetten van gelden de portefeuillehouder financiën zal meetekenen. In hoeverre de situatie een effect op de begroting voor 2009 zal hebben dient de dynamische risicoanalyse uit te wijzen. Alles staat nog open. Daarna zullen keuzes gemaakt moeten worden. Over de professionaliteit van de betrokken medewerkers zegt spreker dat zij zich in het vierde niveau bevinden. Dat kan ook omdat zij zich doen adviseren door personen van een hoger niveau. Dat is ook duidelijk de bedoeling van de wetgever geweest. Zij moeten op de gegeven ratings kunnen vertrouwen. Inderdaad is het feit dat er ten opzichte van 2007 sprake is van kortere looptijden van deposito’s te verklaren uit een verhoogd risiconiveau. Er zijn wat dat aangaat contacten met de toezichthouder (provincie) geweest en er is doorgegeven om zo liquide mogelijk te blijven (€ 28 miljoen). Een overzicht van de rentestanden zoals door mevrouw Roos is verzocht komt beschikbaar. Wanneer de looptijd van een deposito is verstreken komen de middelen terug naar de gemeente. Zo ook op 26 september 2008 door Landsbanki werd gedaan. Of men daarna weer een deposito aangaat is afhankelijk van de liquiditeitsprognose, conform het treasurystatuut. En de betrokken medewerkers zijn gemachtigd om dan het deposito uit te
Pagina
7 van 10
zetten. Eertijds werd in de regelgeving ten aanzien van het uitzetten van gelden aangegeven dat dit bij de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) kon geschieden tot een bedrag van maximaal € 50 miljoen. Dit is verhoogd tot € 100 miljoen omdat men de limiet van € 50 miljoen destijds begon te naderen. Er bestaat bij BNG een contractueel voorkeursrecht ten opzichte van de gemeente. Wanneer men de middelen elders wil onderbrengen dient het verschil in rentevergoeding maximaal vijf basispunten te bedragen. Aan de andere kant is door sommige commissieleden ook aangedrongen op risicospreiding, dat is ook weer waar. Bijna alle overheden doen zaken met drie grote brokers. De meeste gedupeerde overheden hebben hun deposito’s via deze brokers in IJsland ondergebracht. De toegevoegde waarde van een broker is dat zij vaak mogelijkheden zien die de grote banken niet kunnen bieden. Bij het uitzetten van gelden worden eerst de drie grote banken benaderd; vaak reageren zij niet omdat zij geen interesse hebben. Daarna wordt een broker benaderd. De medewerkers krijgen dan een aantal mogelijkheden aangeboden met bijbehorende rentepercentages en de ratings van de desbetreffende debiteuren. Bij degene die de hoogste rente biedt en wanneer wordt voldaan aan de vereiste rating wordt het deposito vervolgens ondergebracht. Het is overigens totaal niet in het belang van een broker om deposito’s bij een slechte debiteur onder te brengen. Hoeveel provisie de brokers van de geldnemer krijgen is niet bekend. Getracht zal worden om dit na te gaan. Ondanks alles blijft Amstelveen een goede financiële positie behouden. Er is een aantal buffers, zoals een verhoogde uitkering uit het gemeentefonds en het dividend van ENECO. Op 8 oktober 2008 is er actie ondernomen toen zaken zich duidelijker begonnen te ontwikkelen. Er is actie ondernomen ten aanzien van het bundelen van gedupeerde overheden en gezamenlijk bestuurlijk en juridisch optreden. Dat blijkt te zijn gelukt. De heer Houwink ten Cate vindt de gegeven antwoorden helder. Het is aan de fractie om te oordelen hoe met de informatieplicht van het college is omgegaan. Hij denkt zelf dat op dinsdag 7 oktober 2008 om half zeven ‘s avonds andere acties zouden hebben kunnen zijn ondernomen maar goed. De heer Maarse blijft problemen houden met het blindvaren op adviezen van derden. Het mag toch niet zo zijn dat het aanwezig zijn van een A-rating je zelf van enige verantwoordelijkheid ontslaat? Op 7 oktober 2008 was er van alles aan de hand. Kennelijk is er een inschattingsfout gemaakt van de situatie. Dat de deposito’s in de jaarrekening 2007 staan vermeld is op zich juist. Alleen ze staan in een bijlage, nogal verscholen en de vraag is hoe diep je moet graven om die elementen te zien. Bovendien bestonden er in 2007 geen directe problemen. Maar: wanneer er problemen aan de horizon opdoemen, wijs ons er dan op. Overigens wel een compliment: vanaf 8 oktober 2008 is er daadkrachtig gehandeld. Alleen gaat het nu om de periode daarvóór. Mevrouw Roos staat uitgebreid stil bij de rol van de broker en de informatieplicht die deze heeft richting de gemeente. Zij blijft een naar gevoel houden bij het feit dat niemand in de gaten heeft gehad dat het fout dreigde te gaan lopen. De broker wordt voor het signaleren van problemen door middel van diens provisie betaald. De heer Siegmann dacht dat men ook eens als raad naar zichzelf mag kijken. Nu zegt iedereen dat men de problemen zag aankomen terwijl van ons geen enkele actie is uitgegaan. Kennelijk is het in het land zo dat er iets aan de hand is zodra de sloomste econoom iets in de gaten krijgt. Terwijl de brokers kanjers in dienst hebben. Het gaat gewoonweg om vertrouwen.
Pagina
8 van 10
Mevrouw Roos is van oordeel dat de broker adequaat had moeten informeren. De heer Siegmann zegt dat pas in oktober 2008 de mensen wakker en geloofd werden. De heer Maarse zegt dat dit wellicht ten aanzien van één bank gold, doch dat er toch al een algemeen beeld was. Op dat moment had men de kaders van de treasury moeten aanpassen. De heer Siegmann zegt op zich mevrouw Roos wel te kunnen volgen, maar dat wij juist daarom ook in een crisis terecht zijn gekomen. Overigens acht hij het jammer dat op 7 oktober 2008 niet een signaal naar de raad is uitgegaan. Mevrouw De Leur vindt het antwoord van de wethouder onvoldoende. Zo blijft zij moeite houden met het feit dat de wethouder zich op de avond van 7 oktober 2008 niet heeft laten informeren. Alsof er geen telefoon bestaat. De onderwerpen die er die avond aan de orde kwamen hadden een enorme financiële impact en de vraag is inderdaad of de besluitvorming over de N201 niet moet worden heroverwogen. De voorzitter zegt dat dit laatste niet aan de orde is. Mevrouw Koops merkt op dat ratings achter kunnen lopen bij de feitelijke situatie. Dat is bekend. De vraag is dan of men op zo’n rating mag vertrouwen. Dat ontslaat je niet van de plicht om zelf op onderzoek uit te gaan waarbij je niet vertrouwt op de informatie die je van een hoger niveau krijgt. Al met al zijn zij moeilijk aansprakelijk te stellen voor de situatie waarin Amstelveen zich bevindt. Dat andere overheden ook het schip zijn ingegaan acht zij niet zoveel zeggen. Het is immers niet bekend of de betrokken overheden lange of korte termijn deposito’s hebben geplaatst. De heer Fokkink gaat in op een bijeenkomst die gisteravond heeft plaatsgevonden. Daar werd duidelijk een ander signaal gehoord, namelijk dat men nog niet zo pessimistisch hoeft te zijn en dat er nog mogelijkheden bestaan om de deposito’s geheel of deels terug te krijgen. De heer Maarse zegt dat niet te hebben gehoord. Wel dat de advocaten er jaren werk aan zullen hebben. De heer Bulsing zegt dat het beter zou zijn geweest wanneer op 7 oktober 2008 aan de raad een signaal zou zijn afgegeven. Hij kan er evenwel mee leven na de uiteenzetting die de wethouder heeft gegeven. De heer Hellendall zegt dat hij oprecht is geweest over hetgeen hij over zijn inschatting van de gebeurtenissen op 7 oktober 2008. De informatie op te kunnen informeren was mager en hij kon niet in overleg met medewerkers en college treden. Hoewel hij het met de kennis die hij nu heeft anders zou hebben gedaan. Vier Nederlandse overheden zagen kennelijk de bui hangen. Dat waren dan ook de enige. In het buitenland, waar men voor vele miljarden het schip is ingegaan, bestond ook geen argwaan. Voor het overige reageert spreker op de opmerkingen in tweede termijn zoals hij dat al in eerste termijn heeft gedaan. Mevrouw De Leur vraagt hoe het dan kwam dat de wethouder de koude rillingen had gekregen. De heer Hellendall zegt dat koude rillingen in relatie met IJsland voor de hand liggen. Wel vond hij dat de zaken nader onderzoek verdienden. Er waren reddingsberichten en hij schatte in dat die berichten voldoende geruststelling boden. Overigens is ook nu de situatie in IJsland bijzonder moeilijk in te schatten. Er is moeilijk aan informatie te komen. Bijvoorbeeld hoe groot het valutarisico is geweest (hoewel dat dan ook in de rating van de banken tot uitdrukking moet komen) en waar de gelden naar toe zijn gegaan die in IJsland zijn ondergebracht. Hopelijk dat er nog in 2008 wat bekend
Pagina
9 van 10
over zal worden. Dan zal met de accountant worden overlegd of en zo ja in hoeverre er een voorziening voor dubieuze debiteuren moet worden getroffen. Ten aanzien van het BING-rapport zegt spreker dat het college het gehanteerde onderscheid in 5 niveaus goed vindt. Plus dat de medewerkers in niveau 4 worden ingeschat, omdat de verplichting tot het doen van zaken met debiteuren met tenminste een A-rating een garantie biedt op risicomijding. De kosten die aan een abonnement bij een van de ratingagencies zijn verbonden zullen worden nagegaan. De vraag is overigens in hoeverre andere overheden er langer in zaten dan Amstelveen. Wat wel bekend is: in drie weken tijd is van alle overheden de helft van de IJslandse deposito’s vervallen. Dat duidt er op dat er sprake is van kortlopende deposito’s en als dat niet zo is dan zou het erg toevallig zijn. Hij zal een en ander trachten na te gaan. De ontstane situatie heeft er overigens wel toe geleid dat het rijk en de VNG in overleg zijn over een nieuwe wet FIDO. Ten slotte: dat banken niet reageren op het aanbod van de gemeente om gelden in deposito te nemen heeft te maken met hun eigen liquiditeitspositie. Dan leidt dat niet tot een bieding. Voor gelden die voor langere tijd dan één jaar worden uitgezet dienen de medewerkers op basis van het statuut minimaal drie banken te benaderen met de daarbij geldende rating. Feitelijk wordt dat eveneens gedaan bij het uitzetten van gelden voor minder dan één jaar. Na inventarisatie door de voorzitter concludeert deze dat hij aan het voorzittersoverleg zal voorstellen om aan de raadsagenda voor 5 november aanstaande een punt toe te voegen met het doel om op het rapport een politieke beschouwing te kunnen geven. Niets meer aan de orde zijnde, sluit de voorzitter vervolgens om 23.00 uur de vergadering. Aldus vastgesteld in de openbare commissievergadering van 4 december 2008. De griffier,
Pagina
10 van 10
Aandachtspuntenlijst Vergadering
Onderwerp
Planning
Notitie gescheiden inzameling kunststof verpakkingen
in loop 2008
03-04-08
Nota Evenementenbeleid
4e kwartaal 2008
28-08-08
Hotelvisie
4e kwartaal 2008